14 april 2010
E-learning modules binnen handbereik J. Oomes1 , M.Th. Pospiech-Greijn 2, M.A.M. Verdaasdonk 3, P.C.M. Bartels1 Laboratorium voor KCHI, Medisch Centrum Alkmaar 1 Lectoraat Kwaliteit & Innovatie in de Zorg, Hogeschool INHolland, Alkmaar 2 Bureau NVML, 3Onderwijscommissie NVML 1
Na een korte introductie periode (vanaf 1999) die kan worden gekenschetst als van hype naar desillusie, is E-learning nu weer populair geworden. E-learning biedt een breed scala aan nieuwe uitdagende opleidingsmogelijkheden. De basis voor applicaties is beschikbaar en er is ruimte voor uitbreiding, verbetering en inbreng van creatieve ideeën. E-learning biedt een aanvulling op de huidige leermethoden. Voor begeleiders van leerprocessen biedt e-learning de mogelijkheid om individueel gerichter te kunnen coachen en leerstof duidelijker en interessanter aan te bieden. Ziekenhuizen zijn na oriëntatie inmiddels aangeland in een actief stadium van implementatie. Laboratoria blijven voorlopig even achter. Dit heeft te maken met de onbekendheid van de mogelijkheden en de hoge kosten van het ontwikkelen van e-learning modules t.o.v. de schaal van toepassing. E-learning is meer dan het op het internet/intranet plaatsen van een module gedigitaliseerde lesstof. Het aantal modules in ontwikkeling groeit snel. Het in eigen beheer ontwikkelen is tijdrovend en de benodigde expertise in techniek, didactiek en cultuur is een kritische succesfactor. Het extern laten ontwikkelen is een prijzige aangelegenheid met bedragen die lopen in de tienduizenden euro’s. Op dit moment zijn er veel pilots, de stap van een succesvolle pilot naar een volledig geïntegreerde implementatie is echter problematisch. Een succesvolle implementatie procedure van een e-learningmodule wordt gekenmerkt door een aanpak waarbij het leerproces zelf het startpunt vormt, en niet de aanschaf van een elektronische leeromgeving (=ELO). Een ELO maakt het technisch mogelijk om zelfstandig en op afstand kennis op te doen, oefeningen en toetsen te maken, waarbij de scores kunnen worden geregistreerd. Daarmee wordt de procedure voor het leren gefaciliteerd, maar het proces zelf wordt niet beïnvloed. Aanzienlijke besparingen kunnen worden gerealiseerd met behulp van e-learning applicaties die klassikale cursussen vervangen, waarbij medewerkers beschikbaar blijven tijdens het volgen van een cursus. Het creëren van modules met hoogwaardige didactische kwaliteit is van essentieel belang om e-learning te stimuleren. Education permanente vraagt om een actualisering van opleidingen die synchroon loopt met de opkomst van innovatieve trends in de beroepspraktijk. Er is behoefte aan onderlinge uitwisselbaarheid van modules tussen opleidingsorganisaties. Innovatieve ontwikkelingen vragen om een moderne opzet van leermaterialen. De synthese van kennen en kunnen bij competentie gericht opleiden vormt een nieuwe uitdaging. Het kennisgedeelte bestaat uit heldere bronteksten met diverse hulpmiddelen om de leercontent op een gestructureerde manier te behandelen. De praktijkaspecten worden concreet vertaald in toetsing en casuïstiek. Bij voorkeur worden applicaties zodanig ingericht dat een cursist in de praktijk situatie aanvullende expertise verwerft. Er bestaat geen standaardpatroon voor inrichting van een e-learning applicatie. Thema’s betreffen organisatorische aspecten (zoals mate van flexibiliteit, communicatiemogelijkheden, budget enz.), de doelgroep, het te ontsluiten thema en didactische mogelijkheden (interactie, maatwerk enz.). Het inrichten van een didactisch verantwoorde e-learning module is een creatief proces. Leercontent bestaat uit: tekst, illustraties en ander visueel materiaal (video / animatie) en geluid. Het is raadzaam om met een aantal randvoorwaarden rekening te houden:
• • • • • • •
Formuleren van een leerdoelstelling, waarin de toegevoegde waarde wordt beschreven t.o.v. het huidige leersysteem; Passend maken voor de doelgroep qua niveau, taalgebruik; Beheer in eigen hand, onafhankelijk van derden; Onderscheid in kennisniveau voorkennis, rode draad kennis en verdiepende informatie; Feedback; Koppelbaarheid met andere systemen vb. modules volgens bepaalde criteria (SCORM); Hanteren van het principe “Less is More”.
Modules voldoen bij voorkeur aan de SCORM standaarden (= Sharable Content Object Reference Model). De context is herbruikbaar, duurzaam en interoperabel. Een module kan vanwege een uniforme format functioneren in meerdere hardware / software configuraties. Bij de ontwikkeling van modules is multidisciplinaire samenwerking onontbeerlijk. Samenwerking impliceert uitwisseling van ideeën met specialisten op specifieke deelterreinen, onderwijskundigen en IT-specialisten. Organisaties laten zich vaak leiden door technologische mogelijkheden en vergeten dat de cursist met e-learning anders leert. Vaak ontbreekt de samenhang, daarom wordt bij voorkeur gebruik gemaakt van een template (structuur). De structuur vormt de ruggengraat van een module. Structuur: o Inleiding: Leerdoelen, alsmede een korte uitleg over de opzet van een applicatie, vb. hoe de module is opgebouwd. o Inhoud: Korte tekstfragmenten met afbeeldingen, grafieken en schema’s. Toevoeging van interactieve elementen maakt een module speels en luchtig. Eventueel kunnen stellingen / vragen toegevoegd worden. Gelaagdheid in de leerinhoud omvat voorkennis, rode draad kennis en verdiepende informatie. o Conclusie: De conclusie bevat de belangrijkste onderwerpen inclusief achtergrond literatuur. o Toetsing: Starttoetsen (wat is het huidige niveau?), tussentoetsen (beheert men de stof tot nu toe) en eindtoetsen (beheerst men de stof voldoende?) bieden inzicht in de vorderingen op het terrein van de individuele kennisbeheersing. Men gebruikt verscheidene vraagvormen, zoals een-uit-meervraag (multiple choice), meer-uit-meervraag, match vraag, hotspot vraag, juistonjuistvragen, invulvragen. o Systemen voor toevoegingen en verwijzingen: Toevoegingen bestaan uit hyperlinks, bibliotheek, woordenboek. o Onderhoud: Een tekstuele verandering heeft grote gevolgen voor de module met betrekking tot opdrachten, vragen, toetsen en feedback. Bepaal hiervoor de gevoeligheid van de leerinhoud. De set van evaluatie criteria om de uitdaging aan te gaan valt onder de hoofdrubriek die efficiënter en effectiever toepasbaar maken van de kennisinfrastructuur betreft. Verhoogde effectiviteit van opleiden impliceert het verbeteren van de vertaalslagen en het gefundeerd kiezen voor diepgang in de evaluatie. In de onderstaande figuur is het proces grafisch weergegeven.
Figuur 1: Strategisch model voor e-learning
Het strategisch model illustreert de manier waarop beleidsdoelstellingen worden vertaald naar een opleidingsproduct (1, 2 en 3) en het model indiceert vervolgens de wijze van evaluatie van de opleidingsmodule (4, 5 en 6). Vaak wordt er onvoldoende gelet op de bedrijfsmatige doelstellingen en uitgangspunten. Op deze wijze kan men bij de afronding van een project niet adequaat leren van eigen fouten. In stap 1 wordt een vertaling gemaakt van een bedrijfsmatige vraag naar een opleidingsdoel. Als praktijkvoorbeeld kan een actuele projectopdracht van de NVML fungeren. Het NVML bestuur heeft recentelijk een initiatief ontplooid om met behulp van een kennis en innovatie centrum een betere marktpositie te creëren door tegemoet komen aan de wensen van de leden. De NVML kiest i.s.m. het lectoraat Kwaliteit & Innovatie in de Zorg een strategische aanpak voor bevordering van e-learning. In stap 2 wordt een vertaalslag gemaakt van het opleidingsdoel naar een opleidingsprogramma. Elearning wordt beschouwd als een nieuw thema voor de NVML. Het thema creëert de mogelijkheid voor meer afwisseling en maatwerk in het opleidingenaanbod door afstemming op individuele leerstijlen. Daarbij wordt rekening gehouden met verschillen in startkennis van de cursisten, individuele leerstijlen en didactische ontwerpprincipes. In stap 3 worden e-learning modules ingericht. Complicerende factoren kunnen een rol spelen, bijvoorbeeld de motivatie van cursisten en prioriteitstellingvan andere activiteiten. De leidinggevenden hebben hierbij een belangrijke invloed. In stap 4 wordt geëvalueerd in welke mate een opleidingsprogramma met succes is uitgevoerd. In stap 5 wordt geëvalueerd of het programma past bij de opleidingsdoelen. Tenslotte wordt in stap 6 de bijdrage aan de geformuleerde doelstellingen geëvalueerd. Het verbeteren van efficiency bij opleiden impliceert het leveren van maatwerk aan cursisten. Het betreft ten eerste de inhoud, niet teveel, maar ook niet te weinig lesstof. Iedereen heeft een persoonlijke voorkeur voor de manier van leren, zoals leren door na te denken, door te doen, door te praten, door te lezen, door te luisteren enz.. De timing en dosering van de opleiding in relatie tot het werk speelt een grote rol. “Opleidingscultuur” is een kritische succesfactor voor leren en ontwikkelen. Er zijn uiteenlopende visies op leren in de context van de organisatie. In sommige organisaties staat leren alleen in het teken van werken: wat moeten medewerkers kennen en kunnen om de werkzaamheden nu en in de (nabije) toekomst te kunnen uitvoeren? In andere organisaties ligt het accent op ontwikkeling en zelfontplooiing: men volgt opleidingstrajecten die niet direct met het huidige werk in verband worden gebracht. De visie omtrent opleidingscultuur is onder meer van invloed op: De keuzevrijheid van medewerkers om opleidingen te volgen; Het opleidingsbudget per medewerker; De aandacht voor resultaten: toetsen en certificeren; De aandacht voor transfer van opleidingsresultaten: al dan niet coachen na de opleiding en een relatie tussen opleiden en functioneren en beoordelen; De verdeling tussen leren in werktijd en leren in eigen tijd. Kritische factoren voor het succes van e-learning zijn: 1. Ontwikkeling van modules: • Bottum-up denken, medewerkers betrekken bij ontwikkeling t.b.v. acceptatie en gebruik te stimuleren; • Beginnen met kleine modules qua inhoud (ca. 20 minuten); • Uitwisseling van ervaringen met externen;
Betrokkenheid creëren bij stakeholders en eindgebruikers; Gebruik maken van schaalvoordelen; Modaliteiten van e-learning gebruiken om complexe vraagstukken te visualiseren; • Keuze van een bepaalde didactische aanpak, onderzoekend leren, probleem gestuurd leren of instructie gericht leren; • Leren om samen aan een opdracht werken (CSCL= computer supported collaborative learning); • Kwaliteit en beschikbaarheid van faciliteiten, soms falende technologie, afwezigheid van afstemming tussen lerende en ontwikkelaars; • Gebrek aan kennis en vaardigheden. 2. Implementatie van de leervorm: • Formuleer de behoefte vanuit de organisatie, de visie is gericht op het leren. Bij bepaalde visies zou ICT-gebruik zinvol zijn en bij andere niet; • Infrastructuur organiseren, om cursisten ruimte te bieden voor e-learning (werktijd en plaats); • Transparant systeem, vorderingen medewerkers actief monitoren door de leiding; • De toegevoegde waarde van e-learning demonstreren c.q. communiceren; • De gebruikers de nieuwe vorm van leren aanleren door zelfstandig gebruik te maken van op Internet en in databases aanwezige informatie en online cursussen; • Flexibiliteit/ toegankelijkheid, men kan onafhankelijk van tijd en plaats leren en over een toegang beschikken van een leeromgeving. • • •
De kracht van e-learning impliceert onder andere dat verschillende leervormen, formeel en informeel, geïntegreerd worden ingezet. Met een gefragmenteerde aanpak van e-learning worden de hooggespannen verwachtingen niet gehaald. Het gaat niet zozeer om e-learning, maar veel meer om het organiseren van het integrale proces van leren, kennisoverdracht en kennisuitwisseling binnen de totale organisatie. De NVML neemt bij de introductie van een innovatieve opleidingsmethode het voortouw om een assortiment aan e-learning modules te ontwikkelen en resultaten van opleidingsactiviteiten te beheren. E-learning modules komen hiermee onder handbereik. Naar onze mening zal de opmars van e-learning modules zich in een snel tempo voltrekken. Literatuurreferenties Oomes J, Bartels PCM Implementatie van e-learning Analyse 2009: 188-189 Oomes J, Bartels PCM E-learning in laboratoria, hype of reëel toekomstperspectief? Analyse 2009: 2010-2011 Erik Huisman Corporate e-Learning Gids voor managers van leren (ISBN 90 5352 680 3)