Dysartrie bij volwassenen
Inleiding U bent door uw huisarts of specialist doorverwezen naar de logopedist voor de behandeling van uw spraakstoornis ‘dysartrie’. In deze folder wordt u uitgelegd wat dysartrie is. Vervolgens wordt beschreven wat de logopedist voor u kan betekenen. Tot slot vindt u in deze folder adviezen voor uzelf en uw naasten.
Wat is dysartrie? Dysartrie is een spraakstoornis. Dat betekent dat u problemen heeft met het spreken. De spraakstoornis is ontstaan door een beschadiging van het zenuwstelsel. Die beschadiging heeft tot gevolg dat sommige spieren niet goed werken. Spieren die u nodig heeft voor het eten en drinken, de ademhaling, de stemgeving en de uitspraak. Dysartrie kan het gevolg zijn van: •
een beroerte (CVA)
•
een ongeval (trauma)
•
een hersentumor
•
een spierziekte (zoals ALS of MS)
•
andere neurologische aandoeningen (zoals Parkinson)
•
een infectie die een aangezichtsverlamming veroorzaakt.
2
Wat zijn de gevolgen van dysartrie? Door de spraakstoornis is het mogelijk dat anderen u moeilijk verstaan. Het kan bijvoorbeeld zijn dat u woorden onduidelijk uitspreekt (articuleert), of dat uw stem zacht of hees is. Het is ook mogelijk dat u eentonig spreekt of ‘door de neus’ praat (nasaal). Bij veel patiënten met dysartrie zijn aan één kant van het gezicht spieren verlamd. Daardoor is het moeilijk om te kauwen en slikken. Dit geeft de nodige problemen bij eten en drinken. Er kan bijvoorbeeld voedsel achterblijven in uw wangzak. Ook kan er speeksel uit de mond weglopen.
Wat doet de logopedist? Allereerst onderzoekt de logopedist bij u de bewegingen van de mond (mondmotoriek). Daarnaast onderzoekt de logopedist de gevoeligheid in en rondom de mond (sensibiliteit). Als laatste bekijkt en beluistert de logopedist de uitspraak, ademhaling en stemgeving. Zonodig wordt ook het slikken beoordeeld. Vervolgens start de logopedist een behandeling. Het doel van de behandeling is het verbeteren van de verstaanbaarheid. U leert zo goed mogelijk gebruik te maken van uw eigen mogelijkheden. De logopedist kan de behandeling richten op; •
uw lichaamshouding;
•
de mondmotoriek (van belang bij eten, drinken en spreken);
•
de uitspraak;
•
de ademhaling;
•
de stemgeving;
3
Naast het verstrekken van advies aan uzelf, worden ook uw naasten begeleid tijdens de behandeling.
Tips voor uzelf Het is belangrijk dat uw omgeving u zo goed mogelijk verstaat. Richt dus altijd uw volle aandacht op het spreken wanneer u iets wilt zeggen. De volgende tips kunnen u daarbij helpen: •
spreek langzaam;
•
spreek in korte zinnen of steekwoorden;
•
probeer woorden zo nauwkeurig mogelijk en zo duidelijk mogelijk uit te spreken. Dit kunt u doen door het spreken voor uw gevoel te overdrijven;
•
zorg voor voldoende pauzes in een zin;
•
maak goed oogcontact met de persoon tegen wie u spreekt;
•
ga dicht bij de luisteraar staan of zitten;
•
verander niet te snel van onderwerp;
•
ondersteun het spreken eventueel met gebaren;
•
indien mogelijk kunt u de boodschap opschrijven als u heel slecht verstaan wordt.
Tips voor mensen in uw naaste omgeving •
zorg voor een rustige, geluidsarme omgeving. Zet de radio of televisie tijdens het spreken uit;
•
wees eerlijk: vraag hem/haar te herhalen wanneer u de boodschap niet heeft verstaan;
•
bevestig: zeg hem/haar wat u denkt te hebben verstaan (bijvoorbeeld ‘Ik denk dat je bedoelt’);
•
geef hem/haar genoeg tijd om te antwoorden op uw vraag;
•
onderbreek hem/haar niet;
4
•
ga niet luider of op een kinderlijke manier spreken, hij/zij kan u goed verstaan;
•
zorg voor oogcontact maar kijk ook naar de bewegingen van de mond, dit helpt u te begrijpen wat hij/zij zegt;
•
als er veel bezoek is, zorg dan dat hij/zij bij het gesprek betrokken wordt, praat niet over zijn/haar hoofd heen.
5
6
7
Heeft u nog vragen? Deze folder is niet bedoeld als vervanging van de mondelinge informatie, maar als aanvulling hierop. Hierdoor is het mogelijk om thuis alles nog eens rustig na te lezen. Heeft u vragen, neem dan contact op met: Afdeling logopedie Tel.nr.: 040-286 4837 E-mail:
[email protected] www.st-anna.nl