Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland Bachelorscriptie Communicatie- en Informatiewetenschappen
Anne Appels 717065
Begeleider: A.P.C. Swanenberg Studierichting: Interculturele Communicatie Faculteit: Geesteswetenschappen Instelling: Tilburg University Voorjaarssemester 2011
Voorwoord De Nederlandse bevolking is al lang niet meer zo Nederlands als een eeuw geleden. Nieuwe groepen migranten vestigen zich in Nederland waardoor de samenleving steeds multicultureler wordt. Dankzij mijn studierichting Interculturele Communicatie werd mijn interesse in de verschillende groepen mensen in de maatschappij gewekt, waardoor het scriptie-onderwerp „dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland‟ mij direct aansprak. Dit onderzoek was niet tot stand gekomen zonder de hulp van instelling „Palet, adviseurs diversiteit‟, waar met name Eefje Vonken altijd bereid was om haar kennis en advies met mij te delen. Daarnaast gaat mijn dank uit naar de leerlingen en docenten van de Poolse school in Den Haag, die vrijwillig meewerkten aan het verspreiden en invullen van de enquêtes. Speciale dank gaat uit naar docente en contactpersoon Grazyna Gramza voor haar enthousiasme, kennis en positieve instelling. Tevens wil ik de informanten van de Poolse scholen in Tilburg en in Eindhoven bedanken voor hun medewerking in de vorm van leerzame gesprekken. Mijn scriptie was niet tot een goed einde gekomen zonder de inzet en hulp van mijn begeleider Jos Swanenberg. Zijn kennis en betrokkenheid hebben er mede voor gezorgd dat het onderzoek en schrijfproces soepel zijn verlopen. Ten slotte wil ik mijn scriptiegenoot Geiske Tjeerdsma bedanken voor een geweldige samenwerking gedurende het opstellen en afnemen van de enquêtes!
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
2
Samenvatting Sinds de toetreding van Polen tot de Europese Unie in 2004, is het aantal Poolse migranten dat naar Nederland vertrekt enorm toegenomen. Steeds vaker nemen zij hun kinderen mee of stichten een gezin in Nederland. De vraag die op dit moment door velen wordt gesteld, is of deze migranten hier tijdelijk verblijven, of dat zij zich permanent in Nederland willen gaan vestigen. In deze studie wordt onderzocht hoe het leerlingen van Poolse onderwijsinstellingen in de leeftijdscategorie 10 tot en met 19 jaar vergaat in Nederland. Middels het afnemen van enquêtes op de Poolse school in Den Haag wordt onderzoek gedaan naar de attitudes, gedachten en gevoelens van de leerlingen met betrekking tot taal, cultuur en identiteit. Uit de resultaten blijkt dat de respondenten zich vooralsnog meer Pools dan Nederlands voelen. Zij voelen zich sterker verbonden met de Poolse taal en cultuur en keren nog vaak terug naar Polen. Anderzijds zijn er signalen die erop duiden dat er mogelijk sprake is van integratie: zo wordt een goede beheersing van het Nederlands als belangrijk beschouwd en is er veel contact met Nederlandse vriendjes. Tevens weten de respondenten nog niet of ze later willen remigreren naar Polen en voelen zij zich welkom in Nederland. Kort samengevat kan gesteld worden dat Poolse leerlingen gemengde gevoelens hebben met betrekking tot hun identiteit. Er moet uitgebreider onderzoek verricht worden onder een grotere respondentengroep om een betrouwbaarder beeld van de Poolse migrantenpopulatie in Nederland te krijgen.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
3
Inhoudsopgave Voorwoord Samenvatting
1. Inleiding
6
2. Theoretisch kader
7
2.1
De migratiegeschiedenis van Poolse migranten in Nederland
7
2.2
De huidige situatie van Polen in Nederland
8
2.3
Poolse kinderen in Nederland
13
2.3.1
Poolse kinderen op school
14
2.3.2
Pools aanvullend onderwijs in Nederland
15
2.4
Vergelijkbaar onderzoek
17
2.4.1 Patterns of language use: Polish migrants from the 1980s
17
and their children in Melbourne 2.4.2 Berry‟s Acculturation Model
18
2.4.3 The crucible within: Ethnic identity, self-esteem,
20
and segmented assimilation among children of immigrants 3. Onderzoeksopzet
21
3.1
Vraagstelling
21
3.2
Doelstelling
21
3.3
Onderzoeksmethode
22
3.4
Instrumentatie
23
3.4.1
23
Een paar algemene vraagjes
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
4
3.4.2
Wat vind jij van de Nederlandse en Poolse taal?
23
3.4.3
I ♥ Polen, I ♥ Nederland
24
3.4.4
Vrije tijd en toekomstplannen
24
3.4.5
De Poolse school
25
3.5
Het afnemen van de enquête
25
3.6
Respondenten
26
4. Resultaten
28
4.1
Wat vind jij van de Nederlandse en Poolse taal?
28
4.2
I ♥ Polen, I ♥ Nederland
34
4.3
Vrije tijd en toekomstplannen
35
4.4
De Poolse school
38
4.5
Een beknopte beschrijving van de Poolse scholen in Tilburg
40
en Eindhoven 4.5.1
De Poolse school in Tilburg
40
4.5.2
De Poolse school in Eindhoven
41
4.5.3
De verschillen en overeenkomsten tussen de drie Poolse scholen
42
5. Discussie
43
6. Conclusie
46
Literatuurlijst
47
Bijlage: enquête
49
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
5
1.
Inleiding
„Veel Poolse seizoenarbeiders willen niet meer terug‟, kopt een artikel in het Algemeen Dagblad (Algemeen Dagblad, 2010) en integratie wethouder Marnix Norder noemt het zelfs een „tsunami van Oost-Europeanen‟ (van der Kloor, 2010). Nederland heeft sinds enige tijd te maken met een relatief nieuwe bevolkingsgroep: de Polen. Sinds de toetreding van Polen tot de Europese Unie in 2004 is er geen verblijfsvergunning meer nodig om enige tijd in Nederland te wonen. Hierdoor is het aantal migranten dat naar Nederland vertrekt aanzienlijk toegenomen. In 2005 werkten 70 duizend tijdelijke Poolse arbeidsmigranten in Nederland wat een verdrievoudiging is ten opzichte van 2000 (Corpeleijn, 2007). Vanaf 2007 is tevens een werkvergunning om hier te mogen werken niet meer verplicht. Dit heeft gezorgd voor een nog grotere instroom van Poolse migranten; volgens het CBS woonden er op 1 januari 2011 87.323 Polen in Nederland. Dit aantal is niet het werkelijke aantal migranten, omdat niet iedereen officieel geregistreerd staat (Korf, 2009). Over het algemeen zijn het de relatief jonge Polen in de leeftijd van 20 tot en met 30 jaar die voor enige tijd in Nederland verblijven (Corpeleijn, 2009). Cijfers laten echter zien dat steeds meer Poolse migranten hun partner en kinderen meenemen of in Nederland een gezin stichten. In 2008 waren er 11.000 officieel geregistreerde gezinnen met één of meer thuiswonende kinderen (Korf, 2009). Vanaf de leeftijd van vijf jaar zijn ook zij in Nederland leerplichtig en moeten ze naar school, ongeacht of ze hier blijven wonen of teruggaan naar Polen. Diverse onderwijsinstellingen in Nederland richten zich op aanvullend onderwijs voor deze kinderen. Deze zogenaamde „Poolse scholen‟ bieden Poolse kinderen die in Nederland naar school gaan informatie over de Poolse cultuur en taal. Op deze manier leren zij meer over hun achtergrond en zijn ze voorbereid op een mogelijke terugkeer naar Polen. In deze scriptie wordt er onderzocht hoe het de leerlingen van Poolse onderwijsinstellingen vergaat in Nederland, een onderwerp waarover nog weinig bekend is in de literatuur. Allereerst worden de demografische gegevens van de kinderen in kaart gebracht om erachter te komen wat de achtergrond is van de gemiddelde Poolse leerling. Daarnaast geeft het onderzoek een beeld van de houding van leerlingen tegenover zowel de Nederlandse als de Poolse taal en cultuur en beschrijft het de gevoelens met betrekking tot hun eigen identiteit. Er wordt getracht antwoord te geven op vragen als hoe trots zij zijn op hun Poolse dan wel
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
6
Nederlandse identiteit, hoe ze denken over een mogelijke terugkeer naar Polen en of zij zich geaccepteerd en gewenst voelen door autochtone Nederlanders. Ten slotte wordt er een beknopte beschrijving gegeven van de verschillende soorten Pools onderwijs in Nederland en wat het belang van deze scholen is in de ogen van de leerlingen zelf. 2.
Theoretisch kader
2.1
De migratiegeschiedenis van Poolse migranten in Nederland
Poolse migratie naar de westelijke delen in de wereld is geen onbekend verschijnsel. Zo zijn er sinds 1800 miljoenen Poolse burgers uit Polen vertrokken om hun geluk elders te beproeven. Een groot aantal van hen is in de tweede helft van de 19e eeuw naar Amerika geëmigreerd vanwege economische of politieke redenen (Schothorst, 2009). Dit betrof voornamelijk jonge arbeiders en boeren van het platteland die de armoede in Polen probeerden te ontvluchten (Zaretski, geciteerd in Korf, 2009). Naast deze zogenaamde „permanente‟ migratie vond er in deze periode tevens seizoensmigratie plaats naar West-Duitsland (Brassé & Van Schelven, 1980). Ook migratie vanuit Polen naar Nederland is niet nieuw. Het jaar 1919 is het eerste jaar waarin de Polen als een afzonderlijke groep in de Nederlandse statistieken wordt vermeld. Zij waren toen voornamelijk werkzaam als mijnwerkers in Zuid-Limburg, samen met de Italianen en Slovenen (Brassé & Van Schelven, 1980). Na de Tweede Wereldoorlog vestigde een groep Poolse soldaten zich in Nederland. Vele van hen waren betrokken bij de bevrijding van WestEuropa vanuit Groot-Britannië en onder andere Breda werd onder leiding van de Poolse generaal Maczek in 1944 bevrijd. Na afloop van de oorlog konden deze soldaten niet terugkeren naar Polen omdat hun Poolse identiteit was afgenomen door de communisten. Een deel van hen bleef daarom in Nederland en kreeg kinderen die nu vrijwel volledig geïntegreerd zijn in de Nederlandse maatschappij. Een herinnering aan deze tijd is de Poolse mis, die sinds 1944 nog steeds twee keer per maand in Breda wordt gevierd (Strouken, 2006). In 1982 kwam er na het uitroepen van de noodtoestand in Polen voor de tweede keer een wat grotere groep Poolse migranten naar Nederland. Aan deze circa 250 Polen werd asiel verleend (Ten Doesschate, geciteerd in Corpeleijn, 2006). Vanaf toen kwam de migratiestroom vanuit Polen langzaam op gang en deze zette zich voort na de val van de Berlijnse muur in 1989. Een explosieve toename van migranten ontstond echter pas na de toetreding van Polen tot de EU in 2004. Aanvankelijk trokken Poolse arbeidsmigranten naar Groot-Brittannië, Ierland en Zweden; landen die op 1 mei Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
7
2004 als eerste hun grenzen voor hen openstelden. In 2006 volgden Spanje, Italië en Griekenland en op 1 mei 2007 sloot ook Nederland zich aan bij de landen die hun arbeidsmarkt openstelden voor Polen (Korf, 2009). Sinds Polen lid is van de EU is het aantal migranten dat naar Nederland komt enorm gestegen: begin 2000 werden er jaarlijks gemiddeld anderhalfduizend Polen ingeschreven in de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA), tegenover vijfduizend in 2004 en veertienduizend in 2009 (Nicolaas, 2011). Alleen migranten die van plan zijn om vier maanden of langer in Nederland te verblijven zijn verplicht zich in te schrijven in de GBA (Corpeleijn, 2006). Veel tijdelijke arbeidsmigranten (seizoensmedewerkers e.d.) zijn in bovengenoemde aantallen dus niet meegenomen waardoor de werkelijke hoeveelheid Polen in Nederland nog groter zal zijn. Niet alleen het migratieverloop, maar ook het migratiemotief van de Polen is veranderd. Waren het in jaren negentig grotendeels Poolse vrouwen die in het kader van huwelijksmigratie naar Nederland vertrokken (Pool, 2003), tegenwoordig zijn het voornamelijk mannen die, al dan niet tijdelijk, hier komen om te werken (Nicolaas, 2011). 2.2
De huidige situatie van Polen in Nederland
Zoals al eerder genoemd, wonen er sinds het begin van 2011 87.323 Polen in Nederland, waarvan 10.011 mannen en 15.114 vrouwen (CBS, 2011). Circa drie kwart van de Polen in Nederland bestaat uit nieuwkomers van de eerste generatie die in Polen geboren zijn. Het overige deel behoort tot de tweede generatie. Bij deze tweede generatie Polen gaat het in 75 procent van de gevallen om kinderen van een Poolse en een Nederlandse ouder en in 25 procent van de gevallen om kinderen van twee Poolse ouders. Het percentage kinderen met twee ouders afkomstig uit Polen is daarmee gegroeid vergeleken met eerdere jaren: in 1996 was dat nog 13 procent tegenover 14 procent in 2004 (CBS, 2011).
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
8
Aantal Polen naar generatie in Nederland (2011) 100000 80000
Totaal aantal Polen
60000
Eerste generatie Polen
40000
Tweede generatie Polen
20000
Eén ouder in Polen geboren
0
Beide ouders in Polen geboren 2011
Figuur 1: het aantal geregistreerde Polen naar generatie in Nederland in 2011 (CBS, 2011).
Ook uit andere onderzoeken blijkt dat er steeds meer Poolse migranten met hun partner naar Nederland komen of een gezin stichten in Nederland (Korf, 2009). Zo was er alleen al in Den Haag een toename van 50 procent van het aantal Poolse kinderen dat ingeschreven stond bij een Nederlandse school (Stroes, z.d.). De leeftijdspreiding van de geregistreerde Polen in Nederland is groot, van 0 tot en met 90 jaar en ouder (CBS, 2011). Er ligt echter een opvallende piek bij de twintig- tot dertigjarigen (zie figuur 2) die in 1996 nog bij de veertigers lag (Korf, 2009). In dat jaar was er ook al een groep Poolse kinderen in Nederland maar die was niet groot genoeg om de hoge piek van nu bij de twintigers te verklaren. Mogelijkerwijs hangt deze verschuiving samen met het eerdergenoemde veranderende migratiemotief; van huwelijksmigratie naar arbeidsmigratie. Deze verschuiving wordt tevens gevonden in het onderzoek dat is uitgevoerd in opdracht van Populsku, de in Nederland op de Poolse gemeenschap gerichte krant en website (Schothorst, 2009). Uit een enquête onder 418 Polen bleek dat sinds 2000 ruim drie kwart van de Polen naar Nederland is gekomen in het kader van werk. Relatievorming was met 10 procent het tweede migratiemotief. Het onderzoek van FORUM, het Instituut voor Multiculturele Vraagstukken, laat vergelijkbare resultaten zien: 72 procent vertrekt naar Nederland voor economische redenen, 11 procent gaat hier op vakantie en 8 procent van de Polen brengt een bezoek aan familie of vrienden in Nederland (Korf, 2009).
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
9
Leeftijd geregistreerde Polen (2011) 25000 20000 15000 10000 5000
2011
0
Figuur 2: het aantal geregistreerde Polen naar leeftijd in 2011 (CBS, 2011).
Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat Poolse migranten afkomstig zijn uit één specifiek deel van Polen (Korf, 2009). Wel is het zo dat de meesten van het platteland of uit de mijnbouwgebieden in het zuiden en westen van Polen komen. Eenmaal in Nederland aanbeland vestigen zij zich vaak in het Westland, de Bollenstreek, Noord-Limburg, of Noord-Brabant: daar waar gemakkelijk aan werk te komen is (Stroes, z.d.). Bij het vinden van een woning in Nederland zijn migranten uit Midden- en OostEuropese landen (MOE-landen), waaronder de Polen, vaak afhankelijk van hun werkgever (Weltevrede, Boom, Rezai, Zuijderwijk, & Engbersen, 2009). Wanneer zij voor korte tijd in Nederland verblijven wordt er vaak samengeleefd met anderen. Op het moment dat het verblijf permanent wordt betrekt het merendeel een zelfstandige woonruimte in de vorm van eengezinswoningen en flats in de wat goedkopere buurten (Schothorst, 2009). Gebrek aan woonruimte blijft een urgent probleem dat steeds terugkeert in zowel de media als politiek. Volgens gemeenten zijn malafide uitzendbureaus één van de oorzaken van dit huisvestingstekort omdat zij geen of hele slechte voorzieningen treffen (De Boom e.a., geciteerd in Korf, 2009). Tot nu toe wordt dit probleem vaak opgelost door de bouw van zogenaamde „Polenhotels‟, waarin tientallen tot honderden Polen samenleven in twee- of driepersoonskamers. Hoewel de kwaliteit van de woningen vaak ter discussie staat blijkt uit verschillende enquêtes dat de Polen zelf er in Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
10
het algemeen redelijk tevreden over zijn (Korf, 2009). Uit analyse van gegevens over in Nederland geregistreerde Polen blijkt dat het opleidingsniveau van Poolse migranten overeenkomstig is met dat van autochtone Nederlanders (Korf, 2009). De resultaten van het onderzoek van Populsku sluiten hier bij aan; het gemiddelde niveau van de respondenten was middelbaar of hoger opgeleid (Schothorst, 2009). Diezelfde resultaten lieten zien dat het merendeel van de Polen te hoog is opgeleid voor het werk wat zij in Nederland verrichten en dat vooral de tijdelijke migranten vaak een ongeschoolde baan hebben. Sectoren waar de meeste Polen aan het werk zijn, zijn land- en tuinbouw, industrie en de bouw (Weltevrede e.a., 2009). Daarnaast waren er op 1 januari 2007 meer dan zevenduizend Polen ingeschreven als ZZP‟er bij de Kamer van Koophandel, waarvan circa 60 procent in de bouwsector (Korf, 2009). Werkgevers zijn vaak enthousiast over Poolse arbeidsmigranten omdat ze hard werken en veel uren maken voor weinig loon. Hoewel de gemiddelde Pool meer verdient dan in het thuisland en redelijk tevreden is over de arbeidsomstandigheden, vindt bijna 40 procent van de respondenten van het Populsku onderzoek het inkomen te laag om van te leven (Schothorst, 2009). Over de vraag of Poolse migranten uiteindelijk weer terugkeren naar Polen of in Nederland blijven wordt veel gediscussieerd. Volgens cijfers van het CBS is er vooralsnog geen sprake van een vergelijkbare situatie met die van de Turken en Marokkanen in de jaren zestig. De immigratie van Turkse en Marokkaanse kinderen begon in die periode sterk toe te nemen terwijl het aantal Poolse immigrantenkinderen het afgelopen decennium enigszins daalde. Tevens steeg in de vorige eeuw het aantal vrouwen in de Turkse en Marokkaanse immigratie en vindt er op dit moment onder de Poolse vrouwen juist het tegenovergestelde plaats; dat aantal neemt af. Uit deze gegevens kan afgeleid worden dat er van gezinshereniging onder de Polen voorlopig nog geen sprake is. Bovendien zijn er verschillende factoren die de kans dat de Polen terugkeren naar hun moederland vergroten. Allereerst is de huidige economische situatie in Polen beter dan die van Turkije en Marokko destijds en zijn de vooruitzichten voor de toekomst gunstig. Daarnaast is Polen lid van de EU waar de wet van vrije vestiging van EU-onderdanen binnen de Europese Unie geldt. Dat betekent dat Poolse migranten hun recht op vestiging in Nederland niet verspelen wanneer zij vanuit Polen opnieuw teruggaan naar Nederland. De eerste cijfers wijzen er inderdaad op dat Poolse migranten hier tijdelijk verblijven; bijna 60 procent van Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
11
de Polen die in de periode 2000-2009 naar Nederland kwam zal binnen tien jaar na aankomst weer vertrekken. Het gaat hier om de Polen die ingeschreven staan in de GBA (Nicolaas, 2011). Uitkomsten van het Populsku onderzoek bevestigen deze gegevens. Tweederde van deze respondenten beschouwen hun verblijf in Nederland als tijdelijk (Schothorst, 2009). Ook de deelnemers aan het FORUM onderzoek schatten de kans dat zij in Nederland blijven relatief laag in, ongeveer 30 procent ziet zichzelf hier permanent wonen. Dit zijn voornamelijk degenen die aangeven (zeer) tevreden te zijn met hun huidige leefsituatie (Korf, 2009). Harde resultaten bestaan echter nog niet en de toekomst zal moeten uitwijzen of de Poolse migranten terugkeren naar Polen of voorgoed in Nederland blijven wonen. Polen is één van de meest religieuze landen in Europa: drie kwart van de bevolking is praktiserend rooms-katholiek. Bij migratie nemen de Polen het geloof dan ook gewoon mee; zo ook naar Nederland. Op dit moment worden er verdeeld over het hele land ongeveer veertig Poolse missen gehouden, verzorgd door Poolse priesters. In sommige parochies gebeurt dit wekelijks, in andere wat minder vaak. Opvallend is dat niet alleen ouderen, maar ook gezinnen met kinderen frequente kerkgangers zijn. Tieners zijn er weinig, maar twintigers en dertigers brengen wel regelmatig een bezoek aan de kerk (Korf, 2009). Naast een religieuze functie heeft de kerk voor Polen in Nederland ook nog een sociale betekenis: een groot deel gaat vooral om in contact te komen met andere Polen (De Boom e.a., geciteerd in Korf, 2009). Op deze manier blijven zij verbonden met hun culturele en etnische identiteit (Korf, 2009). In Nederland bestaat geen Poolse overkoepelende organisatie. Het aantal Poolse verenigingen met een lokale of regionale functie groeit wel maar uit enquêtes van het FORUM onderzoek blijkt dat maar weinig Polen in Nederland lid zijn van een Poolse vereniging (Korf, 2009). De Poolse organisaties die wel bestaan zijn vaak gerelateerd aan het katholicisme. Hieruit blijkt opnieuw de grote waarde die Polen aan het katholieke geloof hechten. Polen hebben vaak sociale relaties met andere Polen. Met name de nieuwkomers brengen veel vrije tijd met elkaar door omdat ze veel met Poolse collega‟s werken of dicht bij elkaar wonen en regelmatig op en neer gaan naar Polen (Korf, 2009). Hierdoor is de band met de Nederlandse omgeving dikwijls niet zo sterk. Tevens is de Nederlandse taal een obstakel wat de communicatie met autochtone Nederlanders in de weg kan staan. Weinig tijdelijke migranten hebben een goede beheersing van het Nederlands omdat ze de taal bijna nooit nodig hebben en Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
12
het daardoor nauwelijks leren spreken. Dit blijkt uit het onderzoek van Risbo waar ruim 48 procent van de ondervraagden geen Nederlands spreekt en slechts 1 procent zeer goed. Een groot aantal van de migranten zou echter wel graag Nederlands willen leren maar ziet geen mogelijkheden om een cursus te volgen wegens het gebrek aan tijd, veroorzaakt door de lange werkdagen (Weltevrede e.a., 2009). Daarnaast wordt de Nederlandse taal niet vaak gebruikt door Poolse arbeidsmigranten omdat ze zich hier prima redden met het Engels en het Duits. Voor de groep die permanent in Nederland blijft is Nederlands wel vaak de meest gebruikte taal (Schothorst, 2009). Een groot deel van de Polen uit het FORUM onderzoek is (redelijk tot zeer) tevreden over het leven in Nederland. Tolerantie, mooie natuur en vriendelijke mensen zijn een aantal aspecten die positief gewaardeerd worden. De mentaliteit van Nederlanders („ze zijn koud en onvriendelijk‟), het eten en het weer worden als minder prettig ervaren. Opvallend is dat deze resultaten enigszins tegenstrijdig zijn: de mentaliteit van de mensen in Nederland wordt zowel positief als negatief gewaardeerd. Dit geldt ook voor het onderdeel „vrijheid en tolerantie‟: het is goed dat er zoveel vrijheid en tolerantie is maar Nederland slaat hier soms te veel in door volgens de Poolse respondenten (Korf, 2009). De respondenten uit het Populsku onderzoek geven het leven in Nederland gemiddeld een 6.5. Ze hebben het gevoel dat autochtone Nederlanders vaker negatief dan positief over hen denken. Omgekeerd hebben zijzelf meer positieve dan negatieve gedachten over Nederlanders (Schothorst, 2009). 2.3
Poolse kinderen in Nederland
Er is nog weinig bekend over Poolse kinderen in Nederland. Volgens officiële cijfers van het CBS woonden er op 13 april 2011 18.435 Poolse kinderen in de leeftijd van nul tot achttien jaar in Nederland, waarvan 11.060 leerplichtige kinderen die verplicht onderwijs moeten volgen (CBS, 2011). Het aantal jongens en meisjes is nagenoeg gelijk (zie figuur 3). Zoals al eerder genoemd groeit een groot deel van deze kinderen op in een multicultureel gezin; vaak is één van de ouders Pools terwijl de andere ouder een Nederlandse of andere niet-Poolse etniciteit heeft.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
13
Aantal Poolse kinderen in Nederland naar leeftijd Aantal Poolse kinderen
4000 3500 3000 2500 2000
Aantal meisjes
1500
Aantal jongens
1000
Totaal aantal kinderen
500 0 0
1
2
3
4
5
6
7
8
9 10 11 12 13 14 15 16 17
Leeftijd in jaren
Figuur 3: het aantal geregistreerde Poolse kinderen in Nederland naar leeftijd in 2011 (CBS, 2011). 2.3.1 Poolse kinderen op school In de afgelopen jaren is er in de media veel gespeculeerd over het snel groeiende aantal Poolse immigrantenkinderen. Wanneer zij voor langere tijd in Nederland wonen zijn ook zij immers vanaf hun vijfde jaar verplicht om naar school te gaan. De meest bekende voorbeelden zijn de kleine basisscholen in Maasdriel, die in de problemen kwamen door een plotselinge grote toestroom van Poolse kinderen. Omdat Internationale Schakel Klassen (ISK) vanwege het te lage aantal leerlingen in deze gemeenten niet bestaan, namen de basisscholen het heft zelf in handen en pleitten voor meer financiële steun voor de opvang van buitenlandse leerlingen. In 2008 werd er aan deze oproep gehoor gegeven door toenmalig staatssecretaris Dijksma, die meer geld uittrok voor Poolse en andere buitenlandse kinderen (de Graaf, 2008). Het ministerie voorziet in een financiële tegemoetkoming als er op een basischool binnen één jaar vier of meer kinderen worden aangemeld die korter dan één jaar in Nederland zijn en een niet-Nederlandse nationaliteit hebben. Met dit geld kan er een intensief taalprogramma worden opgesteld met als doel de achterstand zo snel mogelijk in te halen. Ook scholen in het voortgezet onderwijs kunnen een aanvraag doen voor extra onderwijsgeld voor nieuwkomers, namelijk wanneer de nieuwkomers korter dan twee jaar in Nederland verblijven en geen Nederlandse nationaliteit Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
14
hebben (Rijksoverheid, z.d.). Gegevens over hoe goed Poolse kinderen op school presteren bestaan nauwlijks. Eén van de meest grootschalige onderzoeken is gehouden door FORUM in 2008. 98 respondenten van basisscholen in Nederland die te maken hebben met nieuwkomers uit Midden- en Oost-Europa zijn middels een enquête ondervraagd over de situatie van deze leerlingen. Uit de gegevens blijkt dat nieuwkomers bij binnenkomst moeilijk aanspreekbaar zijn in het Nederlands, maar dat er weinig problemen worden verwacht voor in de toekomst: de kans op succes wordt geschat op goed tot zeer goed. Daarnaast zijn MOE-leerlingen over het algemeen goed geïntegreerd op de Nederlandse scholen en worden leerprestaties redelijk of goed beoordeeld. Het is wel een kansarme categorie in de samenleving maar niet erger dan andere minderheidsgroepen. Tevens is het gemiddelde opleidingsniveau van de ouders hoger dan dat van dominante allochtone groepen in Nederland. Bij deze resultaten moet wel vermeld worden dat de representativiteit van de leerlingen die door de respondenten zijn beoordeeld niet valt te controleren (Jungbluth, 2008). 2.3.2 Pools aanvullend onderwijs in Nederland In Nederland bestaan op dit moment vijftien Poolse scholen verspreid over heel Nederland. Leerlingen volgen hier op vrijwillige basis Poolse lessen. In figuur 4 worden de locaties van deze scholen weergeven. Dertien van deze scholen (met uitzondering van twee scholen in Den Haag en Amsterdam) zijn aangesloten bij het Forum Poolse Scholen Nederland (FPSN). FPSN is opgericht op 1 juni 1996 door de Poolse Ambassade te Den Haag. Het doel van deze organisatie is volgens de folder “het koesteren en verspreiden van de Poolse taal, cultuur en tradities, met name door het didactisch en organisatorisch steunen van Poolse scholen in Nederland”. Zo onderhoudt het FPSN contacten met onderwijsspecialisten uit Polen en organiseert het cursussen voor docenten die de Poolse taal onderwijzen. Daarnaast probeert de vereniging Poolse kinderen in Nederland in contact te laten komen met de Poolse cultuur en tradities. Een laatste belangrijke taak van het FPSN is het bevorderen van de kennismaking en het creëren van wederzijds begrip tussen Nederlanders en Polen.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
15
Figuur 4: de locaties van de vijftien Poolse scholen in Nederland (Google Maps). Al het werk binnen FPSN wordt op vrijwillige basis verricht. Middels sponsoring, subsidies en giften van Nederlandse en Poolse instellingen proberen zij financieel het hoofd boven water te houden. Wanneer er financiële middelen beschikbaar zijn worden deze verdeeld onder de Poolse scholen in Nederland. Zij zijn vrij om hiermee te doen wat zij willen. De verschillende Poolse scholen hebben contact met elkaar door middel van vergaderingen maar zijn verder onafhankelijk. Iedere school bedenkt zelf een eigen lesprogramma en moet ook zelf voor extra financiële ondersteuning zorgen. Een voorbeeld van „inkomsten‟ van Poolse scholen, is de jaarlijkse contributie die ouders voor het onderwijs betalen. Hiervan worden meestal de huur van het schoolgebouw en het lesmateriaal betaald. In hoofdstuk 4 wordt een meer uitgebreide beschrijving gegeven van het Poolse onderwijs in Nederland. Dit wordt gedaan aan de hand van gesprekken met twee informanten die betrokken zijn bij de Poolse school in Tilburg en in Eindhoven.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
16
2.4
Vergelijkbaar onderzoek
2.4.1 Patterns of language use: Polish migrants from the 1980s and their children in Melbourne In Melbourne, Australië is er onderzoek gedaan onder 180 eerste- en tweede generatie Poolse migranten naar het behoud van de Poolse taal en cultuur. Er wordt onderscheid gemaakt tussen „endogamous marriages‟ (twee ouders met de Poolse nationaliteit) en „exogamous marriages‟ (één van de ouders heeft de Poolse nationaliteit). De eerste generatie Polen verblijft sinds 1980 in Melbourne en heeft kinderen in de leeftijd van 15 tot en met 24 jaar. Er zijn 180 enquêtes en 15 diepte-interviews afgenomen (Leuner, 2010). Uit de resultaten blijkt dat de Poolse taal een „core value‟ is voor de Poolse migranten (Smolicz, geciteerd in Leuner, 2010). Volgens Smolicz‟s „core value‟ theorie is iets een „core value‟ wanneer het een fundamenteel element is van de cultuur van een groep. Zo fungeert de Poolse taal voor Polen niet alleen als communicatiemiddel, maar is het tevens onderdeel van de identiteit. Dit houdt in dat bij migratie naar een ander land de kans groot is dat Polen Pools blijven spreken. Het meest belangrijke domein waar Pools wordt gesproken is thuis in het gezin en in de communicatie met familieleden. Het onderzoek laat een verschil tussen de generaties zien wat betreft het aantal domeinen waarin Pools wordt gesproken: zo spreken eerste generatie respondenten nog binnen de hele gemeenschap Pools terwijl de tweede generatie dat alleen met hun ouders en soms met vrienden en grootouders doet. Opvallend is dat broertjes en zusjes onderling meestal geen Pools, maar Engels spreken. Daarnaast is er nog een verschil tussen „endogamous marriages‟ en „exogamous marriages‟: kinderen met twee Poolse ouders behouden en onderhouden de Poolse taal beter dan kinderen met één Poolse ouder. Tevens houden zij vaker Poolse tradities in stand zoals het Poolse kerstfeest en Pasen. Dit is voornamelijk het geval wanneer de vader Pools is. Ook wat betreft sociale netwerken en Poolse acitiviteiten verschillen eerste- en tweede generatie Polen in Australië. De eerste generatie heeft hoofdzakelijk Poolse vrienden (98.2%) terwijl de tweede generatie vooral niet-Poolse vrienden heeft (95.3%). Bijna 90 procent gaat minstens één keer per jaar terug naar Polen, met als belangrijkste reden familie en vrienden. Dit geldt voor beide generaties. Ruim een derde van de jongeren kijkt wel eens Poolse televisie tegenover bijna 70 procent van de ouders. De cijfers met betrekking tot kerkbezoek liggen Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
17
dichter bij elkaar: 59 procent van de eerste generatie tegenover ruim 49 procent van de tweede generatie. Meer dan 60 procent van de tweede generatie respondenten heeft gemengde gevoelens bij hun identiteit; ze voelen zich zowel Pools als Australisch. Een klein aantal (allemaal kinderen met één Poolse ouder) noemt zichzelf volledig Australisch. Een veel groter deel van de eerste generatie (bijna de helft) identificeert zichzelf als volledig Pools. Dit hoge percentage kan verklaard worden aan de hand van de sterke nationalistische gevoelens die heersen onder de Polen als gevolg van gebeurtenissen in de geschiedenis. Pools onderwijs blijkt een belangrijk onderdeel te zijn in het leven van de tweede generatie Polen: bijna driekwart (72.3%) volgt Poolse lessen aan de Victoria Language Schools (VSL‟s) en ruim een derde gaat naar de etnische Zaterdagschool (35.4%). Wel blijkt dat na het afleggen van het examen het niveau van het Pools van de jongeren omlaag gaat vanwege tijdgebrek en andere interesses. Kort samengevat kan gesteld worden dat op dit moment (ondanks een lichte afname in de tweede generatie) sprake is van behoud van de Poolse taal en cultuur in Australië. De vraag is of dit in de toekomst ook het geval zal zijn; weinig Polen migreren nog naar Australië en zij die dit wel doen hebben een goede beheersing van het Engels. Bovendien vinden er steeds meer „exogamous marriages‟ plaats die het behoud van de Poolse cultuur en taal in de weg kunnen staan (Leuner, 2010). 2.4.2 Berry’s Acculturation Model Wanneer verschillende etnische groepen langdurig met elkaar in contact komen ontstaat er een proces van beïnvloeding met betrekking tot culturele oriëntatie (Berry, geciteerd in Arends-Tóth & van de Vijver, 2001.). Dit proces wordt acculturatie genoemd. Acculturatie kan in zowel één als twee groepen plaatsvinden, maar brengt vaak de meeste veranderingen teweeg in de minderheidsgroep (Berry, geciteerd in Berry, 1997). Deze groep wordt geconfronteerd met twee vragen: (1) in welke mate is er de wens om de eigen cultuur behouden? (cultuurbehoud) en (2) in welke mate is er de wens om de cultuur van de meerderheidsgroep over te nemen? (aanpassing). Deze vragen staan los van elkaar omdat cultuurbehoud en aanpassing twee factoren zijn die elkaar niet hoeven uit te sluiten. Het meest beroemde acculturatiemodel is het model van Berry
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
18
(zie figuur 5) waarin de factoren cultuurbehoud en aanpassing gecombineerd worden tot vier strategieën. Er is sprake van integratie wanneer er verlangd wordt naar zowel cultuurbehoud als aanpassing aan de meerderheid. Deze strategie wordt als de meest wenselijke beschouwd. Assimilatie vindt plaats bij volledige aanpassing. Separatie ontstaat wanneer aanpassing wordt vermeden en men volledig de eigen cultuur wil behouden. Marginalisatie is desinteresse in zowel cultuurbehoud als aanpassing. Deze laatste strategie komt bijna nooit voor (Arends-Tóth & van de Vijver, 2001). Aanpassing
Cultuurbehoud
Ja
Ja
Nee
Integratie
Assimilatie
Nee Separatie
Marginalisatie
Figuur 5: het „Acculturation Model‟ van Berry (Berry, 1997). De keuze voor een acculturatiestrategie is niet altijd vrijwillig, deze hangt onder andere af van de houding van de „host country‟ ten opzichte van de minderheidsgroep (Berry, 2007). Uit onderzoek is gebleken dat autochtonen vaak willen dat allochtonen assimileren en niet integreren. Zij maken geen onderscheid in strategieën per levensdomein (publiek versus privé). Allochtonen daarentegen blijken het vaak niet erg te vinden om te assimileren in het publieke domein (werk, politiek) maar prefereren cultuurbehoud in privé domeinen (thuis, familie) (Arends-Tóth & van de Vijver, geciteerd in Arends-Tóth & van de Vijver, 2001). Diverse factoren beïnvloeden het proces van acculturatie. Een voorbeeld is het begrip „adaptation‟ wat is onderverdeeld in „psychological adaptation‟ (voorspeld door persoonlijke eigenschappen, mijlpalen en sociale ondersteuning) en „social adaptation‟ (voorspeld door culturele kennis, de mate van contact met anderen en „intergroup attitudes). Succesvolle adaptation van beide aspecten leidt over het algemeen tot integratie. Onderwijs is tevens van invloed op adaptation; een hoger opleidingsniveau leidt tot minder stress en een betere adaptation. Tot slot hebben discriminatie en vooroordelen een negatief effect op het welzijn van minderheden in het acculturatieproces (Berry, 1997).
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
19
Uit onderzoek is gebleken dat wanneer acculturatie op jonge leeftijd start, het proces relatief gemakkelijk verloopt. Waarom dit zo is is niet precies duidelijk, mogelijk spelen de flexibiliteit en het grote aanpassingsvermogen van jonge kinderen hierin een rol. Oudere kinderen daarentegen hebben vaak wel problemen hiermee, vermoedelijk omdat de gebruikelijke dilemma‟s in de puberteit („wie ben ik, wat wil ik?‟) verergerd worden door twijfels over de etnische identiteit (Berry, 1997).
2.4.3 The crucible within: Ethnic identity, self-esteem, and segmented assimilation among children of immigrants In de Verenigde Staten is een enquête afgenomen onder vijfduizend immigrantenkinderen afkomstig uit Azië, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. De onderzoeksvraag luidde: ‘welke etnische identiteit kennen deze kinderen zichzelf toe en welke factoren (geslacht, generatie et cetera) zijn daarop van invloed?’. De respondenten werden verdeeld in generaties: de helft van de groep was in Amerika geboren (tweede generatie), de andere helft in het buitenland (anderhalve generatie). De groep in het buitenland was nog onderverdeeld in verblijfsduur: tien jaar of langer woonachtig in de VS versus negen jaar of minder. Vier types „ethnic self-identities‟ werden onderscheiden: (1) de oorspronkelijke, nationale identiteit (vb. Jamaicaans); (2) een samenvoeging van twee identiteiten (vb. Vietnamees-Amerikaans); (3) de Amerikaanse nationaliteit; (4) „panethic identity (een label voor een bepaalde groep, vaak bedacht door mensen buiten die groep; vb. Latino). Uit de resultaten bleek dat tweederde van de respondenten zich met de afkomst van hun ouders identificeerde (1+2) en een derde zichzelf als Amerikaan zag (3+4). Deze uitkomsten hingen samen met de verschillende generaties: de tweede generatie voelde zich over het algemeen vaker Amerikaans dan de in het buitenland geboren respondenten. Respondenten met één Amerikaanse ouder en één in het buitenland geboren ouder kozen vaak de middenweg en noemden een samengestelde identiteit. Tevens was er een verschil tussen jongens en meisjes. Jongens identificeerden zich meestal met één term; ze waren of Amerikaan, of namen de identiteit van hun ouders over. Meisjes daarentegen gebruikten dikwijls een samenvoeging van twee identiteiten. Net zoals in het artikel van Leumer blijkt ook uit dit onderzoek dat taal een belangrijk Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
20
onderdeel van de identiteit is. Respondenten die de voorkeur gaven aan het spreken van alleen Engels met hun naasten voelden zich Amerikaans. Dit waren grotendeels tweede generatie immigranten. Omgekeerd gebeurde hetzelfde; respondenten die nauwelijks Engels spraken maar wel vloeiend de moedertaal van hun ouders, voelden zich meer verbonden met hun oorspronkelijke afkomst. De meerderheid van deze groep was in het buitenland geboren. Tweetaligen bevonden zich wederom in het midden en kozen voor een samensmelting van identiteiten (Rumbaut, 1994). Mogelijk is hier de vraag van het kip en het ei aan de orde. Spreken de respondenten hun taal omdat ze hun identiteit willen behouden of is het zo dat door het regelmatig spreken van de taal zij zich verbonden blijven voelen met hun wortels? 3.
Onderzoeksopzet
3.1
Vraagstelling In deze scriptie wordt getracht de volgende onderzoeksvraag te beantwoorden:
1.
Hoe vergaat het leerlingen van Poolse onderwijsinstellingen in Nederland in de leeftijdscategorie 10 tot en met 19 jaar?
Deze vraag is onderverdeeld in de volgende subvragen: 1a.
Wat is de attitude van leerlingen met betrekking tot taal, cultuur en identiteit; voelen zij zich Pools, Nederlands of is er sprake van een ‘mixed identity’? Welke taal spreken zij het meest, het liefst en met wie?
1b.
Bestaat er de gedachte van remigratie naar Polen of willen leerlingen in Nederland blijven? Voelen zij zich geaccepteerd in Nederland?
3.2
Doelstelling
Sinds de toetreding van Polen tot de EU neemt het aantal Poolse migranten dat in Nederland komt wonen toe. Steeds vaker nemen zij hun kinderen mee naar Nederland of stichten hier een gezin. Over deze Poolse kinderen is vooralsnog weinig bekend. Dit onderzoek heeft als doel meer inzicht te krijgen in de gedachten en gevoelens van Poolse jongeren in Nederland met betrekking tot de eigen identiteit. De resultaten zouden een beeld kunnen geven van de toekomstplannen van de jongeren, waarin met name de vraag „blijven ze, of blijven ze niet?‟ van belang is. De heersende gedachte is dat de meerderheid na een aantal jaar weer terugkeert naar Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
21
Polen. Echter, deze ideeën bestonden in de jaren zestig ook over de Turkse en Marokkaanse gastarbeiders. Het hedendaagse straatbeeld laat zien dat een groot deel in tegenstelling tot de verwachtingen zich toch permanent hier heeft gevestigd en kinderen krijgt. Omdat Nederland niet bedacht was op deze situatie doen zich nu allerlei vragen voor over hoe om te gaan met deze relatief nieuwe groep Nederlanders. Het in kaart brengen van de gedachten van Poolse jongeren zou een voorzichtige poging kunnen zijn om ervoor te zorgen dat met de Poolse migrantengroep niet dezelfde fout wordt gemaakt. Tevens zouden de resultaten als uitgangspunt kunnen dienen voor mogelijk vervolgonderzoek. 3.3
Onderzoeksmethode
Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Palet, adviseurs diversiteit in samenwerking met de Universiteit van Tilburg en de Poolse Ambassadeschool in Den Haag. Om antwoord te kunnen geven op bovenstaande vragen is gebruik gemaakt van kwantitatief onderzoek in de vorm van enquêtes aangevuld met kwalitatieve gesprekken met betrokken informanten. De enquêtes zijn afgenomen op de Poolse school in Den Haag en de gesprekken zijn gehouden op de Poolse school in Eindhoven en Tilburg. De enquêtes zijn opgesteld en afgenomen in samenwerking met masterstudente Geiske Tjeerdsma die haar master thesis in een meer uitgebreide vorm over hetzelfde onderwerp schrijft. Aanvankelijk was het de bedoeling dat er van alle drie de scholen kwantitatieve gegevens zouden worden verzameld om zo een vergelijking te maken tussen de Brabantse scholen en de Haagse school. Echter, wegens een te kleine hoeveelheid respondenten in de juiste leeftijdscategorie op de Brabantse scholen was dit statistisch gezien onmogelijk. Hierdoor zijn er alleen in Den Haag kwantitatieve data verzameld door middel van het afnemen van enquêtes. De enquêtes zijn ingevuld door leerlingen in de leeftijdscategorie tien tot en met negentien jaar. Middels deze grote leeftijdsspreiding bevat de onderzoekspopulatie respondenten met zowel een lange als een korte verblijfsduur in Nederland. Er wordt verwacht dat de verschillen in verblijfsduur mogelijk van invloed zijn op de resultaten. Leerlingen onder de tien jaar zijn buiten beschouwing gelaten omdat zij nog te jong zijn om hun eigen gedrag goed te kunnen reflecteren en hun gevoelens en gedachten te benoemen. De data is verwerkt met behulp van het statistische computerprogramma SPSS. Omdat informatie afkomstig van de Brabantse Poolse scholen wel relevant is voor het Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
22
onderzoek, zijn er informele gesprekken gehouden met een docent van de school in Tilburg en met bestuursleden van het Forum Poolse Scholen Nederland (FPSN). Deze gesprekken duurden ongeveer anderhalf uur en zijn niet opgenomen. Met behulp van deze gegevens wordt er een globale beschrijving gegeven van de Poolse scholen in Noord-Brabant. Deze beschrijving wordt verder uitgewerkt in het volgende hoofdstuk. 3.4
Instrumentatie
De vragenlijst is opgebouwd uit vijf onderdelen, voorafgegaan door een korte introductie. Hierin wordt aan de respondenten uitgelegd dat er geen foute of juiste antwoorden zijn, maar dat het van belang is dat de vragen eerlijk beantwoord worden. De inhoudelijke opbouw is als volgt: (I) Een paar algemene vraagjes; (II) Wat vind jij van de Nederlandse en Poolse taal?; (III) I ♥ Polen, I ♥ Nederland; (IV) Vrije tijd en toekomstplannen; (V) De Poolse School. 3.4.1 Een paar algemene vraagjes In het eerste onderdeel wordt er naar de demografische gegevens van de respondent gevraagd zoals leeftijd, geslacht, geboorteland en huidige woonplaats. Tevens wordt de vraag gesteld hoe oud de respondent was op het moment van aankomst in Nederland. Wanneer van de huidige leeftijd de leeftijd bij aankomst wordt afgetrokken, kan de verblijfsduur in Nederland worden uitgerekend. Vervolgens wordt het geboorteland alsmede het beroep van beide ouders gevraagd. Bij „beroep‟ heeft de respondent de volgende antwoordmogelijkheden: „mijn vader/moeder is..., mijn vader/moeder werkt niet, weet ik niet’. Bij vraag 10 kruisen de respondenten aan met wie zij samenwonen (vader, moeder, broertjes/zusjes, opa, oma, anders). Vraag 11 betreft de school waar de respondenten naartoe gaan met de opties „basisschool, middelbare school in het ... jaar (vmbo, havo, vwo), Internationale School, ISK)’. Ten slotte wordt de respondenten gevraagd van welke Poolse school zij lid zijn. Deze vraag bleek na afloop van het onderzoek irrelevant te zijn omdat alle respondenten lid zijn van de Poolse school in Den Haag. 3.4.2 Wat vind jij van de Nederlandse en Poolse taal? In het tweede deel van de enquête staat het onderwerp taal en identiteit centraal, met de nadruk op de Poolse en Nederlandse taal. Met vraag 13 wordt het taalgebruik van de respondenten bevraagd; welke taal spreken zij met hun ouders, broertjes en zusjes, familieleden en vriendjes? Er wordt gebruik gemaak van een vijfpuntsschaal bestaande uit de componenten ‘altijd Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
23
Nederlands, meestal Nederlands, Nederlands en Pools evenveel, meestal Pools, altijd Pools’. Tevens is er de zesde optie ‘anders’. Er mag slechts één antwoord aangekruist worden. Vraag 14 en 15 zijn open vragen waarin wordt gevraagd of de respondenten het belangrijk vinden om Pools dan wel Nederlands te spreken en waarom. Vervolgens wordt gevraagd wat voor cijfer de respondenten op school hebben voor het vak Nederlands en welk cijfer zij zichzelf zouden toekennen. Vraag 18 onderzoekt welke van de twee talen (Pools of Nederlands) het meest gesproken wordt en waarom. Vraag 19 test met behulp van vijf stellingen de taalattitude van respondenten met betrekking tot beide talen. Een voorbeeld van een stelling is „het is een gezellige taal‟. Opnieuw wordt er een vijfpuntsschaal gebruikt, variërend van ‘dat vind ik alleen van het Nederlands’ tot ‘dat vind ik alleen van het Pools‟. Het onderdeel wordt afgesloten met de vraag welke taal de respondenten het liefst spreken en waarom. 3.4.3 I ♥ Polen, I ♥ Nederland Het derde onderdeel bestaat uit twee vragen met als centrale thema‟s cultuur en identiteit. Vraag 21 meet met behulp van zeven stellingen hoe Pools en/of hoe Nederlands de respondenten zich voelen. Voorbeelden van dergelijke stellingen zijn ‘ik voel me Pools’ en ‘ik vind het fijn om in Nederland te wonen‟. Met behulp van een vijfpuntsschaal variërend van ‘helemaal mee oneens’ tot ‘helemaal mee eens’ wordt aangegeven in hoeverre de respondenten het eens zijn met de stelling. De tweede vraag onderzoekt in welke mate de respondenten zich verbonden voelen met de Poolse en/of Nederlandse cultuur. Wederom wordt gebruik gemaakt van stellingen (elf in totaal) en de bovengenoemde vijfpuntsschaal. Voorbeelden van stellingen zijn ‘ik kijk graag naar de Poolse televisie’en ‘ik eet het liefst Nederlands eten’. 3.4.4 Vrije tijd en toekomstplannen In deel vier van de enquête wordt allereerst onderzocht met wie de respondenten omgaan in hun vrije tijd: Nederlandse en/of Poolse familie en vrienden. Verschillende antwoorden mogen hier aangekruist worden. Vervolgens wordt gevraagd of zij lid zijn van Poolse/Nederlandse verenigingen en zo ja welke. Vraag 20 onderzoekt hoe vaak de respondenten terugkeren naar Polen. Antwoordmogelijkheden variëren van ‘nooit’ tot ‘meer dan drie keer per jaar’. Bij vraag 21 en 22 worden de (verwachte) toekomstplannen bevraagd; denken de respondenten dat hun ouders Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
24
terugkeren naar Polen en wat vinden zij daarvan? En wat willen ze zelf later? Onderdeel vier wordt afgesloten met de open vraag „voel je welkom in Nederland, waarom wel/niet?’. 3.4.5 De Poolse school Het vijfde en laatste aspect van de enquête onderzoekt de mening van de respondenten met betrekking tot het Pools aanvullend onderwijs in Den Haag. Bij nummer 30 wordt middels een open vraag gevraagd of zij het naar hun zin hebben op de Poolse school en waarom wel of waarom niet. Bij vragen 31 en 32 wordt gemeten hoe leerzaam en hoe zwaar het Poolse onderwijs is in de ogen van de respondenten. Deze meting wordt verricht met de volgende schaal: helemaal niet leerzaam/zwaar
heel erg leerzaam/zwaar
De enquête wordt afgesloten met twee open vragen: ‘wat zou jij willen verbeteren aan de Poolse school?’en ‘waarom denk jij dat Pools aanvullend onderwijs belangrijk is?’ De volledige enquête is terug te vinden in de bijlage. 3.5
Het afnemen van de enquête
Voorafgaand aan het onderzoek is de keuze gemaakt om zelf aanwezig te zijn bij het afnemen van de enquêtes. Hierdoor konden eventuele vragen beantwoord worden en werd er gecontroleerd of de vragenlijsten volledig werden ingevuld. Echter, wegens afwezigheid van diverse leerlingen zijn een aantal enquêtes later afgenomen en opgestuurd. Een docent hield toezicht bij het invullen van deze vragenlijsten. De algemene afname vond plaats onder schooltijd en duurde ongeveer twintig minuten per leeftijdsgroep. Voordat de vragenlijsten werden uitgedeeld werd er door de docent een korte introductie gegeven in het Pools over de inhoud van de vragenlijst. De intentie was om iedere respondent afzonderlijk de enquête te laten invullen, maar in de praktijk is dit niet volledig gelukt. Een aantal respondenten was nog maar kort in Nederland en sprak voornamelijk Pools. Tevens waren er leerlingen van de Internationale School die niet of nauwelijks Nederlands spraken, maar wel Engels. Omdat de enquête in het Nederlands was opgesteld zijn deze respondenten geholpen bij het invullen door mede-leerlingen of de docent. Na het inleveren van de vragenlijsten werd er zover mogelijk gecontroleerd of de vragenlijsten juist waren ingevuld en indien nodig werd dit alsnog gedaan door de betreffende leerling.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
25
3.6
Respondenten
In deze paragraaf wordt de achtergrond van de respondenten beschreven, gebaseerd op de demografische gegevens uit de enquêtes. De percentages in deze paragraaf zijn afgerond op hele getallen. Hierdoor kan het totale percentage een enkele keer groter zijn dan 100 procent. In totaal hebben 72 respondenten deelgenomen aan het onderzoek; 35 jongens en 37 meisjes. De gemiddelde leeftijd bedraagt 15.4 jaar. 65 leerlingen zijn afkomstig uit Polen, 4 uit Nederland, 2 uit een ander land en van één persoon ontbreken de gegevens. Bijna twee derde (62%) woont in Den Haag, tegenover ruim een derde in overige steden in Zuid-Holland (33%) en een klein percentage in de provincie Utrecht (4%). 9 respondenten hebben hun woonplaats niet ingevuld. Meer dan de helft van de respondenten die niet in Nederland is geboren (53%) woont drie jaar of korter in Nederland. Het overige deel (47%) verblijft hier al vier jaar of langer. 4 respondenten zijn in Nederland geboren. Van 1 respondent ontbreekt de leeftijd bij aankomst in Nederland en een ander heeft zowel de leeftijd bij aankomst als het geboorteland niet ingevuld. De meerderheid van de ouders van de respondenten is afkomstig uit Polen, dit geldt zowel voor de vaders (88%) als de moeders (99%). Het resterende percentage is geboren in Nederland (vaders: 8%, moeders: 1%), of een ander land (vaders: 3%). Eén respondent heeft het geboorteland van zijn vader niet ingevuld. In figuur 6 en 7 worden de beroepen van de ouders van respondenten weergeven, gecategoriseerd per sector. Er ontbreken vijf beroepen van de vaders en vier van de moeders. Uit de gegevens blijkt dat vaders voornamelijk in de bouw werken en moeders in de sector hotel/toerisme/facilitair. Tevens werkt bijna een derde van de moeders niet (28%). Een opvallend gegeven is dat veel respondenten niet weten welk beroep hun ouders uitoefenen (vaders: 22% moeders: 24%). Bijna 80 procent (79%) van de respondenten woont met beide ouders; soms samen met een broertje (25%) of zusje (25%). Een enkele keer wordt er ook samengeleefd met oma (4%) , opa (3%) of iemand anders (7%). 29 procent van de ondervraagden zit op de basisschool. Ruim 40 procent (42%) gaat naar de middelbare school, waarvan 18 procent naar het vmbo, 7 procent naar de havo en 15 procent naar het vwo. 28 procent van de ondervraagden is lid van de Internationale School en ruim 1 Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
26
procent volgt les in een Internationale Schakel Klas (ISK). Alle respondenten gaan naar de Poolse school in Den Haag.
Beroep vader respondent werkt niet weet ik niet fabriekswerk ict gezondheidszorg bouw krijgsmacht/politie onderwijs/wetenschappen hotel/toerisme/facilitair logistiek/transport/luchtvaart/zeevaart techniek rechtspraak/administratie/overheid economie/handel/management agrarisch/milieu
2 22 3 5 2 27 2 2 2 9 12 6 2 8
Figuur 6: beroep vader respondent in afgeronde percentages, gecategoriseerd per sector.
Beroep moeder respondent werkt niet
28
weet ik niet fabriek
24 2
gezondheidszorg
7
onderwijs/wetenschappen
3
hotel/toerisme/facilitair
16
logistiek/transport/luchtvaart/zeevaart
3
textiel/mode
2
grafisch/vormgeving/kunst
2
techniek/ambacht
3
rechtspraak/administratie/overheid
3
agrarisch/milieu
9
Figuur 7: beroep moeder respondent in afgeronde percentages, gecategoriseerd per sector.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
27
4.
Resultaten
In dit hoofdstuk worden de resultaten van elk onderdeel van de enquête besproken. Niet iedere vraag is statistisch gemeten; vraag 33 (‘wat zou jij willen verbeteren aan de Poolse school?’) en vraag 34 (‘waarom denk jij dat het Pools aanvullend onderwijs belangrijk is?’) zijn buiten beschouwing gelaten. Tevens zijn vragen waarin uitleg van het antwoord wordt verlangd (‘heb je het naar je zin op de Poolse school?’, ‘ja/nee want...’) niet opgenomen in de statistische analyse. Het percentage ja/nee-antwoorden op deze vragen is wel berekend. Er zijn twee redenen waarom deze antwoorden niet statistisch zijn gemeten (1) een groot deel van deze vragen is niet ingevuld en (2) de antwoorden die wel zijn gegeven bestaan vaak uit „daarom‟ of „weet ik niet‟. Bij schijnbaar opvallende verschillen tussen gemiddelde scores van gesplitste groepen is er gebruik gemaakt van een t-toets voor toetsing van verschil tussen twee onafhankelijke metingen. De respondenten zijn hierbij opgesplitst naar (1) sekse; (2) verblijfsduur (kort: 0 tot en met 3 jaar, versus lang:4 jaar of langer); (3) leeftijd (jong: 10 tot en met 14 jaar, versus oud:15 tot en met 19 jaar). Met de t-toets wordt berekend of de gemiddeldes van de groepen daadwerkelijk significant van elkaar verschillen. Wanneer de toets een significant resultaat tot gevolg heeft, wordt dit vermeld met het bijbehorende percentage verklaarde variantie. Dit percentage laat zien hoeveel de onafhankelijke variabele verklaart van de verschillen in de scores op de afhankelijke variabele. Een voorbeeldvraag die gesteld kan worden is „welk percentage van het verschil in score op een bepaalde vijfpuntsschaal kan verklaard worden door het verschil in sekse?‟. Dit percentage wordt berekend met behulp van de volgende formule: percentage verklaarde variantie = (t²-1)/(t2+N1+N2-1)*100 4.1
Wat vind jij van de Nederlandse en Poolse taal?
In dit onderdeel van de enquête is de attitude van de respondenten met betrekking tot de Nederlandse en Poolse taal gemeten. Allereerst is er gemeten welke taal er door de respondenten met wie wordt gesproken. De resultaten worden weergeven in tabel 1. Respondenten konden tevens aangeven wanneer zij een andere taal dan het Pools of het Nederlands spraken. Omdat dit slechts bij één respondent aan de orde was, is dit antwoord niet meegenomen in de berekening en zijn de gemiddelden berekend op basis van een vijfpuntsschaal.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
28
Tabel 1: de gemiddelde scores met betrekking tot welke taal er met wie wordt gesproken.1= altijd Nederlands, 2= meestal Nederlands, 3= Nederlands en Pools evenveel, 4= meestal Pools, 5= altijd Pools; standaardafwijking staat tussen haakjes. Welke taal spreek je met de volgende personen?
Aantal respondenten (N) Met mijn vader 71 Met mijn moeder 72 Met mijn broertjes/zusjes 47 Met andere familieleden 64 Met Poolse vriendjes/vriendinnetjes buiten de Poolse 69 school Met Poolse vriendjes/vriendinnetjes binnen de 71 Poolse school
Gemiddelde scores 4.39 (1.15) 4.70 (.45) 4.17 (1.11) 4.80 (.65) 4.04 (.99) 4.68 (.71)
De resultaten laten zien dat alle scores hoger zijn dan vier: er wordt meestal Pools gesproken met zowel ouders, overige familieleden als vrienden. Opvallend is dat de spreiding tussen de verschillende antwoorden bij de gesproken taal met vader en broertjes/zusjes beduidend groter is dan bij de overige personen. Er is een relatief groot verschil tussen de gemiddelde scores van jongens en meisjes wat betreft het taalgebruik met Poolse vriendjes/vriendinnetjes buiten de Poolse school (zie tabel 2). Jongens gaven aan vaker Pools te praten met Poolse vriendjes/vriendinnetjes buiten de Poolse school dan meisjes. De t-toets laat zien dat het verschil bij tweezijdige toetsing wel statistisch betrouwbaar is: (t(66) = 2.02, p<.05). Percentage verklaarde variantie = ((2.02²)1)/((2.02²)+32+36-1)*100 = 4.33 procent. 4.33 procent van de verschillen in het taalgebruik met Poolse vriendjes/vriendinnetjes kan verklaard worden door het verschil in sekse. Dit is een zwak effect (waarde >.01). Tabel 2: taalgebruik respondenten met Poolse vriendjes/vriendinnetjes buiten de Poolse school in relatie met sekse (score is minimaal 1, maximaal 5; standaardafwijking staat tussen haakjes).
Taalgebruik respondenten met Poolse vriendjes/vriendinnetjes buiten de Poolse school
Jongen 4.28 (.85)
Meisje 3.81 (1.06)
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
29
Tevens lieten de resultaten zien dat respondenten met een korte verblijfsduur vaker Pools met hun vader spreken dan respondenten met een lange verblijfsduur (zie tabel 3). Het verschil tussen de twee gemiddelde scores is bij tweezijdige toetsing wel betrouwbaar: (t(63) = 2.60, p<.025). Percentage verklaarde variantie = ((2.60²)-1)/((2.60²)+34+31-1)*100 = 8.1 procent. 8.1 procent van de verschillen in het taalgebruik van respondenten met hun vader kan verklaard worden door het verschil in verblijfsduur. Dit is een matig effect (waarde >.05). Tabel 3: taalgebruik respondenten met vader in relatie met verblijfsduur (score is minimaal 1, maximaal 5; standaardafwijking staat tussen haakjes). Verblijfsduur kort 4.79 (.54)
Taalgebruik respondenten met vader
Verblijfsduur lang 4.23 (1.15)
In figuur 8 worden de verschillen gepresenteerd tussen de Nederlandse en Poolse taal als het gaat om hoe (on)belangrijk de respondenten het vinden om deze talen goed te kunnen spreken.
Ja 69
Nee 62
3 Vind je het belangrijk om goed Pools te kunnen spreken?
10 Vind je het belangrijk om goed Nederlands te kunnen spreken?
Figuur 8: het aantal respondenten dat het (on)belangrijk vindt om de Nederlandse/Poolse taal goed te kunnen spreken. De overgrote meerderheid vindt het belangrijk om zowel goed Pools (N=69) als Nederlands (N=62) te kunnen spreken. Van de tien respondenten die het onbelangrijk vinden om goed Nederlands te kunnen spreken zijn er zes afkomstig van de Internationale School. Zeven van hen vielen in de oudere leeftijdscategorie (15 tot en met 19 jaar) en twee in de jongere categorie (10 tot en met 14 jaar).
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
30
De gemiddelde rapportcijfers voor het vak Nederlands en de cijfers die respondenten zichzelf toekennen worden weergeven in tabel 4. Bij de verwerking van de gegevens zijn de leerlingen van de Internationale School buiten beschouwing gelaten omdat zij het vak Nederlands niet onderwezen krijgen en vaak niet of nauwelijks Nederlands spreken. Het gemiddelde rapportcijfer voor het overige deel van de groep is 7.83. Wanneer er een onderverdeling wordt gemaakt naar opleidingsniveau blijkt dat de respondent uit de ISK het hoogste scoort (8.50) gevolgd door leerlingen van de basisschool (8.25). Tussen leerlingen van de middelbare school bestaat er weinig verschil: vwo scoort het hoogst (7.82) op de voet gevolgd door de havo-leerlingen (7.50) en de respondenten van het vmbo (7.38). Het cijfer wat de leerlingen aan zichzelf zouden geven voor Nederlands (7.68) ligt lager dan het rapportcijfer (7.83). De respondent uit de ISK zakt een heel punt (7.50) en ook basisschoolleerlingen (8.03) en vmbo-leerlingen schatten zichzelf lager in (7.25). Alleen het vwo beoordeelt zichzelf hoger (8.05). Opvallend zijn de respondenten van de havo die zichzelf zeven tiende punt lager geven dan het rapportcijfer wat ze krijgen (6.80 versus 7.50). Tabel 4: de gemiddelde rapportcijfers op school voor Nederlands en de cijfers die de respondenten zichzelf toekennen, gesplitst naar opleidingsniveau (exclusief internationale respondenten; standaardafwijking staat tussen haakjes). Totaal
Basis-
Vmbo
Havo
Vwo
ISK
(N=44)
school
(N=12)
(N=5)
(N=10)
(N=1)
8.50
(N=16) Wat voor rapportcijfer heb je
7.83
8.25
7.38
7.50
7.82
op school voor Nederlands?
(.94)
(.95)
(1.03)
(.71)
(.75)
Totaal
Basis-
Vmbo
Havo
Vwo
ISK
(N=45)
school
(N=12)
(N=5)
(N=10)
(N=1)
7.50
(N=17) Wat voor cijfer zou je jezelf
7.68
8.03
7.25
6.80
8.05
geven voor Nederlands?
(1.22)
(1.26)
(1.18)
(1.10)
(1.09)
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
31
Uit de gegevens in tabel 5 blijkt dat respondenten in de jonge leeftijdscategorie een hoger cijfer voor Nederlands op het rapport hebben dan oudere respondenten (dit komt overeen met de hoge cijfers van de basisschoolleerlingen in tabel 4). Het verschil is bij tweezijdige toetsing statistisch betrouwbaar: (t(42) = 3.38, p<.005). Percentage verklaarde variantie = ((3.38²)1)/((3.38²)+29+15-1)*100 = 8.6 procent. 8.6 procent van de verschillen in de rapportcijfers kan verklaard worden door het verschil in leeftijd. Dit is een matig effect (waarde >.05). Tabel 5: het gemiddelde rapportcijfer voor Nederlands in relatie met leeftijd (exclusief internationale respondenten; standaardafwijking staat tussen haakjes).
Het gemiddelde rapportcijfer voor Nederlands
Leeftijd jong 8.14 (.86)
Leeftijd oud 7.23 (.82)
Jongere leerlingen beoordelen zichzelf tevens hoger voor het vak Nederlands dan oudere respondenten (zie tabel 6). Het verschil is bij tweezijdige toetsing statistisch betrouwbaar: (t(43) = 4.58, p<.001). Percentage verklaarde variantie = ((4.58²)-1)/((4.58²)+30+15-1)*100 = 30.7 procent. 30.7 procent van de verschillen in de eigen beoordeling kan verklaard worden door het verschil in leeftijd. Dit is een sterk effect (waarde >.20). Tabel 6: de eigen beoordeling voor Nederlands in relatie met leeftijd (exclusief internationale respondenten; standaardafwijking staat tussen haakjes).
De eigen beoordeling voor Nederlands
Leeftijd jong 8.17 (1.12)
Leeftijd oud 6.70 (.75)
Respondenten spreken nagenoeg even vaak en even graag Pools als Nederlands (zie figuur 9). Ook bij deze vraag zijn de internationale leerlingen niet in de berekening opgenomen wegens bovengenoemde reden. 61 procent van de leerlingen met een korte verblijfsduur (0 tot en met 3 jaar) spreekt vaker Pools dan Nederlands, in vergelijking met 47 procent van de leerlingen die hier 4 jaar of langer verblijft. Hetzelfde geldt voor de oudere leerlingen waarvan 60 procent frequenter gebruik maakt van het Pools vergeleken met 48 procent van de jongere kinderen. Een laatste verschil is er wat betreft de leeftijdscategorie: 73 procent van de ouderen prefeert de Poolse taal in vergelijking met 41 procent van de jongeren. Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
32
Welke taal spreek je het vaakst/liefst? 24
Pools 22
Welke taal spreek je het vaakst?
Nederlands 23
21
Welke taal spreek je het liefst?
Figuur 9: het aantal respondenten dat het Pools, dan wel het Nederlands, het vaakst/liefst spreekt.
Tabel 7 weergeeft de attitude van respondenten met betrekking tot de Nederlandse en Poolse taal. De scores laten zien dat het Pools meer dan het Nederlands wordt beschouwd als een mooie, vertrouwde, gezellige en beleefde taal. De score op de stelling het is een officiële taal (3.19) gaat voor beide de talen op. Tabel 7: de attitude van respondenten ten aanzien van de Poolse/Nederlandse taal.1= dat vind ik alleen van het Nederlands, 2= dat vind ik meer van het Nederlands dan van het Pools, 3= dat vind ik voor allebei de talen hetzelfde, 4= dat vind ik meer van het Pools dan van het Nederlands, 5= dat vind ik alleen van het Pools (standaardafwijking staat tussen haakjes). Wat vind jij van de Poolse/Nederlandse taal? Het is een mooie taal Het klinkt vertrouwd Het is een gezellige taal Het klinkt beleefd Het is een officiële taal
Aantal respondenten (N) 71 71 71 71 69
Gemiddelde scores 3.62 (.99) 3.69 (1.06) 3.58 (1.06) 3.58 (.98) 3.19 (1.06)
Respondenten uit de oudere leeftijdscategorie scoorden hoger dan jongere respondenten op de stelling dat Pools een mooiere taal is dan het Nederlands (zie tabel 8). Het verschil is bij tweezijdige toetsing wel betrouwbaar (t(68) = 2.55, p<.025). Percentage verklaarde variantie = ((2.55²)-1)/((2.55²)+30+40-1)*100 = 7.3 procent. 7.3 procent van de verschillen in de scores op de bovenstaande stelling kan verklaard worden door het verschil in leeftijd. Dit is een matig effect (waarde >.05). Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
33
Tabel 8: gemiddelde score op de stelling „Pools/Nederlands is een mooie taal‟ in relatie met leeftijd (score is minimaal 1, maximaal 5; standaardafwijking staat tussen haakjes). Leeftijd jong 3.35 (.83)
Pools/Nederlands is een mooie taal
4.2
Leeftijd oud 3.93 (1.08)
I ♥ Polen, I ♥ Nederland
In deze tweede paragraaf worden de resultaten met betrekking tot de identiteit van de respondenten besproken. De antwoorden op de stellingen van vraag 20 (Hoe Pools/Nederlands voel je je?) zijn verdeeld en vervolgens samengevoegd in twee categorieën: (1) Poolse identiteit; (2) Nederlandse identiteit (zie tabel 9). Hierna zijn de gemiddelde scores per identiteit berekend. De respondenten scoren op de Poolse identiteit gemiddeld 3.94. Dat betekent dat het merendeel van deze stellingen is beantwoord met mee eens. De score op de Nederlandse identiteit ligt ruim één punt lager, namelijk 2.84. Respondenten zijn het vaak niet eens, maar ook niet oneens met deze stellingen. De vier leerlingen die in Nederland zijn geboren scoren wat lager op de Poolse identiteit (3.73 (.89)) en wat hoger op de Nederlandse identiteit (3.50 (1.35) maar er is geen significant verschil.
Tabel 9: de gemiddelde scores op de Poolse/Nederlandse identiteit. 1 = helemaal mee oneens, 2= mee oneens, 3= niet mee eens, maar ook niet mee oneens, 4= mee eens, 5= helemaal mee eens (standaardafwijking staat tussen haakjes). Hoe Pools/Nederlands voel je je? Poolse identiteit
Aantal respondenten (N) 72
Gemiddelde score
72
2.83 (1.06)
3.94 (1.02)
Ik vind het leuk om naar Polen te gaan Ik bel/skype/msn vaak met familie en vrienden in Polen Ik voel me Pools Ik ben er trots op dat ik Pools ben
Nederlandse identiteit Ik vind het fijn om in Nederland te wonen Ik voel me Nederlands Ik ben er trots op dat ik Nederlands ben
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
34
Tabel 10 presenteert de gemiddelde scores op het onderdeel cultuur, religie en identiteit. Ook hier zijn de stellingen verdeeld en samengevoegd, nu in drie categorieën: (1) Poolse cultuur; (2) Nederlandse cultuur; (3) Religie. De respondenten scoren het hoogst op Poolse cultuur (3.75), gevolgd door Religie (2.76) en Nederlandse cultuur (2.70). De vier leerlingen die in Nederland zijn geboren scoorden hoger op alledrie de categorieën: Poolse cultuur (3.81 (.69)); Nederlandse cultuur (2.81 (1.01)); Religie (3.67 (1.56)). Er is echter geen significant verschil met de in Polen geboren respondenten.
Tabel 10: de gemiddelde scores op het onderdeel cultuur en identiteit. 1 = helemaal mee oneens, 2= mee oneens, 3= niet mee eens, maar ook niet mee oneens, 4= mee eens, 5= helemaal mee eens (standaardafwijking staat tussen haakjes). Poolse/Nederlandse cultuur Poolse cultuur
Aantal respondenten (N) 72
Gemiddelde score
72
2.70 (.98)
72
2.76 (1.03)
3.75 (.94)
Ik eet het liefst Pools eten Ik kijk graag naar de Poolse televisie Ik luister graag naar Poolse muziek Thuis doen we vaak aan Poolse tradities
Nederlandse cultuur Ik eet het liefst Nederlands eten De tv-programma‟s waarnaar ik kijk zijn Nederlands gesproken Ik vind Nederlandse muziek leuk Met Koninginnedag, of tijdens het WK, ga ik graag in oranje gekleed
Religie Ik ga vaak naar de kerk Het geloof is belangrijk voor mij Ik ga graag naar de kerk
4.3
Vrije tijd en toekomstplannen
In dit onderdeel worden de resultaten besproken op het gebied van vrije tijd en toekomstplannen van de respondenten. In hun vrije tijd gaan de meeste leerlingen om met Nederlandse (65%) en Poolse (61%) vrienden en vriendinnen (zie tabel 11). Ruim de helft trekt op met Poolse familieleden (57%) en een klein deel ziet ook Nederlandse familie in hun vrije tijd (7%).
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
35
Tabel 11: vrijetijdsbesteding met Poolse/Nederlandse familie en vrienden. In mijn vrije tijd ga ik om met: (N=72) Nederlandse familie
Gemiddelde score Ja: 5 (7%) Nee: 67 (93%) Ja: 41 (57%) Nee: 31 (43%) Ja: 47 (65%) Nee: 25 (35%) Ja: 44 (61%) Nee: 28 (39%)
Poolse familie Nederlandse vrienden/vriendinnen Poolse vrienden/vriendinnen
32 respondenten (44%) zijn lid van een Nederlandse vereniging, tegenover 12 (18%) die een lidmaatschap hebben bij een Poolse vereniging (zie figuur 10). Meer leerlingen zijn dus lid van een Nederlandse dan van een Poolse vereniging.
Aantal respondenten dat wel/niet lid is van een vereniging Ja
Nee 56
32
40 12
Ben je lid van een Nederlandse vereniging?
Ben je lid van een Poolse vereniging?
Figuur 10: lidmaatschap respondenten van een Nederlandse/Poolse vereniging. Tabel 12 laat zien hoe regelmatig de respondenten terugkeren naar Polen. Iedereen gaat minstens één keer per jaar terug en ruim een derde (35%) zelfs vaker dan drie keer per jaar. Met name internationale respondenten (46%) keren meer dan drie keer per jaar terug naar Polen.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
36
Tabel 12: terugkeer van respondenten naar Polen. Hoe vaak ga je terug naar Polen?(N=71) Nooit 1 keer per jaar 2 keer per jaar 3 keer per jaar Meer dan 3 keer per jaar
Gemiddelde score 0 (0%) 17 (24%) 15 (21%) 14 (20%) 25 (35%)
Bijna de helft (49%) van de respondenten verwacht dat hun ouders later terugkeren naar Polen (zie tabel 13). Bijna een derde (32%) denkt van niet en 18 procent weet het niet. Vooral de internationale respondenten (14 van de 19) denken dat hun ouders terugkeren. Opvallend is dat leerlingen met een lange verblijfsduur in Nederland (4 jaar of langer) vaker verwachten dat hun ouders remigreren (20 van de 31) dan dat leerlingen met een korte verblijfsduur doen (13 van de 34). Tabel 13: verwachtingen van respondenten over terugkeer van ouders naar Polen. Denk je dat je ouders van plan zijn om later terug te keren naar Polen? (N=71) Ja Nee Weet ik niet
Gemiddelde score 35 (49%) 23 (32%) 13 (18%)
Op de vraag of zij zelf later in Polen willen gaan wonen antwoordt ruim 30 procent van de respondenten nee (31%, zie tabel 14). 23 procent zegt van wel en bijna de helft (47%) weet het niet. Een relatief groot verschil bestaat er in de leeftijdscategorie: 33 procent van de oudere kinderen wil in vergelijking met 15 procent van de jonge kinderen terugkeren naar Polen. De verblijfsduur is nauwelijks van invloed op de resultaten (zie figuur 11). Een algemeen gegeven is dat een groot deel van de respondenten niet weet wat ze in de toekomst van plan zijn, ongeacht hun leeftijd, sekse, verblijfsduur et cetera.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
37
Tabel 14: verwachtingen van respondenten over eigen terugkeer naar Polen. Wil je later in Polen gaan wonen? (N=71) Ja Nee Weet ik niet
Gemiddelde score 16 (23%) 22 (31%) 33 (47%)
Wil je later in Polen gaan wonen? Ja
Nee
Weet ik niet
22 6
12
leeftijd: 10 t/m 14 jaar
10
9
11
leeftijd: 15 t/m 19 jaar
7
11
16 8
verblijfsduur: 0 t/m 3 jaar
9
14
verblijfsduur: 4 jaar of langer
Figuur 11: verwachtingen van respondenten over eigen terugkeer naar Polen. Op de vraag of de respondenten zich thuisvoelen in Nederland antwoordt ruim drie kwart van de leerlingen ‘ja’ (76%, zie tabel 15) en bijna een kwart ‘nee’ (24%). Het aantal missing values bij deze vraag is relatief groot (18), omdat meerdere respondenten gemixte antwoorden gaven (‘soms wel, soms niet’) en deze niet in de statistische verwerking opgenomen konden worden. Tabel 15: het aantal respondenten dat zich wel/niet welkom voelt in Nederland. Voel je je welkom in Nederland? (N=54) Ja Nee
4.4
Gemiddelde score 41 (76%) 13 (24%)
De Poolse school
De resultaten in deze paragraaf laten zien in hoeverre de respondenten het naar hun zin hebben op de Poolse school en hoe leerzaam en zwaar zij dit aanvullend onderwijs vinden. Een ruime meerderheid (69%) heeft het naar de zin op de Poolse school (zie tabel 16). Van de 21 leerlingen die niet met plezier naar de Poolse lessen gaan is 70 procent van het
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
38
vrouwelijke geslacht (14 van de 21 respondenten). 70 procent van de respondenten uit de ‘nee’groep valt in de jonge leeftijdscategorie (10 t/m 14 jaar). Tabel 16: het aantal respondenten dat het wel/niet naar de zin heeft op de Poolse school. Heb je het naar je zin op de Poolse school? (N=67) Ja Nee
Gemiddelde score 46 (69%) 21 (31%)
Respondenten scoren gemiddeld 3.76 op de stelling ‘hoe leerzaam vind jij het onderwijs op de Poolse school?’ (zie tabel 17). De score op de vraag hoe zwaar zij het onderwijs vinden is enigszins neutraler, namelijk 3.25. Tabel 17: de mate waarin respondenten het Poolse onderwijs leerzaam/zwaar vinden. 1= helemaal niet leerzaam/zwaar, 2= niet leerzaam/zwaar, 3= neutraal, 4= leerzaam/zwaar, 5= heel erg leerzaam/zwaar (standaardafwijking staat tussen haakjes).
Hoe leerzaam vind jij het onderwijs op de Poolse school? Hoe zwaar vind je het onderwijs op de Poolse school?
Aantal respondenten (N) 72
Gemiddelde score 3.76 (.90)
71
3.25 (1.30)
Respondenten uit de oudere leeftijdscategorie gaven aan dat zij het Poolse onderwijs leerzamer vinden dan jongere respondenten (zie tabel 18). Het verschil is bij tweezijdige toetsing wel betrouwbaar (t(69) = 2.48, p<.025). Percentage verklaarde variantie = ((2.48²)1)/((2.48²)+31+40-1)*100 = 6.8 procent. 6.8 procent van de verschillen in de scores op de stelling ‘Hoe leerzaam vind jij het onderwijs op de Poolse school?’ kan verklaard worden door het verschil in leeftijd. Dit is een matig effect (waarde >.05). Tabel 18: gemiddelde score op de stelling „Het onderwijs op de Poolse school is wel/niet leerzaam‟ in relatie met leeftijd (score is minimaal 1, maximaal 5; standaardafwijking staat tussen haakjes).
Het onderwijs op de Poolse school is wel/niet leerzaam
Leeftijd jong 3.55 (.81)
Leeftijd oud 4.06 (.93)
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
39
4.5
Een beknopte beschrijving van de Poolse scholen in Tilburg en Eindhoven
In deze paragraaf wordt een een globaal beeld geschetst van de Poolse scholen in Tilburg en in Eindhoven. Deze beschrijving is gebaseerd op informele gesprekken met betrokken informanten. 4.5.1 De Poolse school in Tilburg Het gesprek is gevoerd met een lerares van de Poolse school in Tilburg. Ze werkt al elf jaar op deze school en is tevens de contactpersoon. De school in Tilburg bestaat zestien jaar. Op dit moment zijn er achttien kinderen ingeschreven in de leeftijd vier tot en met twaalf jaar. De groep is opgesplitst in twee klassen: kinderen van vier tot en met zeven jaar zitten in de eerste klas en leerlingen van acht tot en met twaalf jaar in de tweede klas. Het doel voor volgend jaar is het maken van drie klassen, omdat nu het niveau-verschil tussen de leerlingen te groot is. Er zijn gemiddeld twintig Poolse lessen per jaar. Deze lessen worden op vrijwillige basis verzorgd door twee leraressen met een pedagogische achtergrond. Bij een lerarentekort komt het echter wel eens voor dat „docenten‟ geen onderwijsachtergrond hebben. De lessen vinden plaats op zaterdag, van tien uur tot half één. Van half één tot één uur is er godsdienstles, verzorgd door een Poolse priester. Ongeveer 80 procent van de les is klassikaal, de overige 20 procent werken de leerlingen individueel, in verband met de niveau-verschillen. De docent maakt zelf het lesprogramma, gebaseerd op de Poolse onderwijsmethode. Lesmateriaal en boeken worden uit Polen overgebracht. De inhoud van de lessen varieëert: er is veel aandacht voor de gesproken Poolse taal (de lessen zijn volledig in het Pools) en de geschiedenis van het land. Daarnaast staan Poolse tradities en culturele gewoonten centraal; met de jongere kinderen worden vaak Poolse liedjes gezongen en de kerstviering is van groot belang. Oudere kinderen oefenen regelmatig de Poolse grammatica. Aan het einde van het schooljaar krijgen de leerlingen een officieus eindcertificaat als bewijs van deelname. Het doel van het Poolse onderwijs in Tilburg is volgens de informant om de kinderen in contact te brengen en te houden met hun Poolse wortels. De meerderheid van de kinderen heeft één Nederlandse en één Poolse ouder en vaak willen de ouders dat hun kind met beide culturen en tweetalig wordt opgevoed. In de praktijk blijkt dit echter niet zo eenvoudig te zijn omdat op diverse Nederlandse basisscholen een tweetalige opvoeding niet wordt aangemoedigd. Het zou de ontwikkeling van het kind in de weg staan en een achterstand in de Nederlandse taal met zich Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
40
mee brengen. Als gevolg van deze weerstand stoppen veel leerlingen vroegtijdig met het Poolse onderwijs. Daarnaast krijgen oudere kinderen andere interesses en hebben zij geen zin meer om naast het reguliere onderwijs lessen te volgen in het weekend. Dit zorgt voor een afname van het aantal leerlingen op de Poolse school. Opvallend is dat ondanks de nieuwe Poolse migrantengolf in Nederland het aantal aanmeldingen voor Pools onderwijs niet stijgt. De informant noemt als mogelijke reden het tijdgebrek van de ouders. Zij werken veel en vaak ook in het weekend en zien geen kans om hun kinderen weg te brengen en op te halen. Tevens zijn veel Polen niet op de hoogte van de mogelijkheden op het gebied van Pools onderwijs. Met behulp van advertenties wordt getracht zoveel mogelijk naamsbekendheid aan de Poolse scholen te geven, maar vooralsnog heeft dit geen effect op het aantal aanmeldingen. De Poolse school ontvangt één keer per jaar een donatie van het FPSN en vraagt een klein bedrag aan contributie aan de ouders van leerlingen. Voor overige financiële ondersteuning zijn zij afhankelijk van giften, subsidies et cetera. 4.5.2 De Poolse school in Eindhoven Het gesprek is gevoerd met twee leden van het bestuur van het FPSN. Uit dit gesprek bleek dat de school in Eindhoven te vergelijken is met de Poolse school in Tilburg. De school in Eindhoven is opgericht in 1988. Het leerlingenaantal bedraagt plusminus 25, in de leeftijd vier tot en met twaalf jaar. Twee keer in de maand wordt er op zaterdag lesgegeven van tien tot één uur. De leerlingen zijn ook hier in twee groepen opgesplitst; er is een klas met jongere kinderen en een klas met oudere kinderen. De lessen worden (vrijwillig) verzorgd door twee leraressen die allebei een lerarenopleiding hebben gevolgd. Ook op deze school zijn de kinderen voornamelijk afkomstig uit gemengde huwelijken en is het lidmaatschap bedoeld om spelenderwijs verbonden te blijven met de Poolse cultuur. De drie kernwoorden voor de school zijn volgens de informanten dan ook „taal, cultuur en traditie‟, en dat zijn tevens de onderwerpen die centraal staan in het lesprogramma. De school is financieel afhankelijk van giften en subsidies en ontvangt van de ouders een halfjaarlijkse contributie van 35 euro per jaar.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
41
4.5.3 De verschillen en overeenkomsten tussen de drie Poolse scholen Aan de hand van de resultaten kan gesteld worden dat de twee Brabantse Poolse scholen erg op elkaar lijken: het aantal leerlingen is beperkt, het gaat voornamelijk om jonge kinderen geboren in Nederland en afkomstig uit gemengde huwelijken en de nadruk ligt op het spelenderwijs overbrengen van de Poolse taal, cultuur en tradities. Aan het einde van het schooljaar wordt een officieus certificaat verstrekt als bewijs van deelname, maar dat heeft verder geen enkele waarde. Bij de Poolse school in Den Haag daarentegen staat het onderwijs centraal; na het volgen van het officiële Poolse lesprogramma en een succescol afstuderen ontvangen de leerlingen een officieel erkend diploma waarmee zij in Polen aan de slag kunnen. Het onderwijs is gericht op een mogelijke terugkeer naar Polen en het gaat hier dan ook voornamelijk om leerlingen met twee Poolse ouders. Daarnaast is het aantal leerlingen op deze school vele malen hoger dan op de scholen in Brabant, zo rond de 85 leerlingen. Tevens is de leeftijdsspreiding groter; de leeftijd van de kinderen variëert van vier tot en met negentien jaar. Het aantal uitvallers is op de Haagse school ook minder dan op scholen in Noord-Brabant en het aantal jaarlijkse aanmeldingen is relatief constant. Er bestaat dus één groot verschil tussen de Brabantse scholen en de Haagse school: de scholen in Tilburg en Eindhoven willen leerlingen in contact brengen en houden met de Poolse cultuur opdat zij naast de Nederlandse cultuur hun Poolse wortels niet vergeten. De Haagse school bereidt de leerlingen voor op een mogelijke terugkeer naar Polen, door toe te werken naar een diploma wat bruikbaar is in Polen.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
42
5.
Discussie
Dit onderzoek is gestart met de vraag „Hoe vergaat het leerlingen van Poolse onderwijsinstellingen in Nederland in de leeftijdscategorie 10 tot en met 19 jaar?’. Aan de hand van een interpretatie van de resultaten die volgden uit de afgenomen enquêtes wordt getracht een antwoord te geven op deze hoofdvraag. Respondenten hebben een positieve attitude ten opzichte van zowel de Poolse als de Nederlandse taal. Hoewel zij weliswaar met hun ouders, familieleden en vrienden meestal Pools spreken, vindt de meerderheid het van belang om beide talen goed te kunnen spreken. De rapportcijfers sluiten aan bij de wens van de leerlingen om goed Nederlands te kunnen spreken: het gemiddelde ligt bij alle opleidingsniveaus (de Internationale School buiten beschouwing gelaten) ruim boven de 7 en bij jongere kinderen zelfs boven de 8. Overeenkomstig is de mening van de respondenten zelf, namelijk dat zij het Nederlands ruim voldoende beheersen. Zowel het Pools als het Nederlands wordt nagenoeg even vaak en even graag gesproken door de leerlingen. Wel wordt het Pools meer dan het Nederlands beschouwd als een mooie, vertrouwde, gezellige en beleefde taal. De respondenten voelen zich meer Pools dan Nederlands en zijn trots op hun Poolse afkomst. Tevens gaan ze graag op vakantie naar Polen en houden ze regelmatig contact met familie en vrienden. Wat de Nederlandse identiteit betreft is het oordeel wat twijfelachtig; de leerlingen beschouwen zichzelf niet als volkomen Nederlands, maar voelen zich wel voor een deel verbonden met het land en de inwoners. Poolse gebruiken en tradities worden meer gewaardeerd dan de Nederlandse gewoonten en de houding ten op zichte van kerk en religie is relatief neutraal. In hun vrije tijd gaan leerlingen hoofdzakelijk om met Poolse en Nederlandse vrienden en in mindere mate met Poolse familie. Minstens één keer per jaar wordt Polen bezocht en met name respondenten van de Internationale School keren meer dan drie keer per jaar terug naar hun moederland. Van de ouders wordt door de helft van de respondenten verwacht dat zij later terug zullen keren naar Polen, maar vaak hebben leerlingen geen idee van hun toekomstplannen. Ook over de eigen toekomst bestaat veel onduidelijkheid; een derde wil later niet in Polen wonen, een kwart ziet zichzelf wel remigreren en bijna de helft weet het nog niet. Een ruime meerderheid van de leerlingen voelt zich in ieder geval wel welkom in Nederland. Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
43
Het Pools aanvullend onderwijs wordt over het algemeen als leerzaam en enigszins zwaar ervaren. In het bijzonder de oudere kinderen beschouwen de Poolse lessen als nuttig. De meeste leerlingen hebben het dan ook naar hun zin op school, alleen jongere leerlingen gaan nog wel eens met tegenzin naar de les. Uit het onderzoek van Leumer in 2010 (zie paragraaf 2.4.1) bleek dat voor de Poolse migranten in Melbourne Pools een „core value‟ is, oftewel een fundamenteel element van de cultuur. Vergelijkbare resultaten volgden uit deze studie. De leerlingen beschouwen het Pools als een mooie en vertrouwde taal waar zij trots op zijn, en die meer dan het Nederlands gebruikt wordt in gesprekken met familie en vrienden. In een vervolgstudie zou de vraag naar het taalgebruik uitgebreid kunnen worden door het toevoegen van extra domeinen: welke taal wordt er bijvoorbeeld in openbare ruimtes gesproken? En hoe verloopt het contact met Nederlandse vriendjes en vriendinnetjes? Mogelijk spreken zij in deze situaties Nederlands maar welke taal wordt ingezet wanneer de kinderen nog geen goede beheersing van het Nederlands hebben; Engels, Duits, misschien een mengvorm van talen? Dit zijn interessante verdiepingsvragen waar extra onderzoek voor nodig is. Bij diverse vragen die betrekking hadden op de Nederlandse taal zijn de Internationale respondenten buiten beschouwing gelaten. Zij spraken meestal nauwelijks Nederlands maar wel Engels en Pools. Velen van hen hadden dan ook moeite met het invullen van de enquête en werden hierbij geholpen door een docent of medeleerling. Deze hulp kan van invloed zijn geweest op de resultaten. In een volgend onderzoek wordt daarom aangeraden om een Poolse vertaling van de enquête beschikbaar te stellen. De reden waarom deze leerlingen wel in de respondentengroep zijn opgenomen, is dat er nog weinig gegevens bestaan over Poolse jongeren in Nederland. Alle informatie over deze groep is dus van groot belang. De leerlingen van de Haagse school voelden zich over het algemeen meer Pools dan Nederlands. Bij de tweede generatie respondenten was er meer sprake van een gemixte identiteit: hun scores op beide identiteiten lagen dichter bij elkaar dan de scores van de in Polen geboren leerlingen. Deze uitkomsten kwamen overeen met die van het onderzoek van Leumer (2010); ook hier hadden tweede generatie respondenten gemengde gevoelens bij hun identiteit. De resultaten van de studie van Rumbaut (1994) lieten zien dat tweede generatie respondenten zich over het algemeen meer Amerikaans voelden dan de in het buitenland geboren respondenten. Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
44
Ook deze uitkomsten sluiten aan bij de resultaten van dit onderzoek. Er moet wel opgemerkt worden dat slechts vier tweede generatie respondenten deelnamen aan dit onderzoek. Om een betrouwbare vergelijking te kunnen maken zou deze groep in een vervolgonderzoek vele malen groter moeten zijn. Een opvallend gegeven is dat de in Nederland geboren leerlingen in vergelijking met de uit Polen afkomstige respondenten niet alleen hoger scoren op Nederlandse cultuur, maar ook op de Poolse cultuur. Het verschil is echter niet signicant en ook hier zorgt het kleine aantal respondenten ervoor dat er geen betrouwbare conclusie kan worden getrokken. De Poolse leerlingen keren minimaal één keer per jaar terug naar Polen. Dit geldt ook voor de respondenten uit het onderzoek van Leumer (2010), waar bijna 90 procent minstens één ker per jaar terugkeert naar Polen. De helft van de Haagse respondenten veronderstelt dat hun ouders zullen remigreren, wat overeen komt met de cijfers uit het artikel van Nicolaas (2011). In een vervolgonderzoek kunnen de ouders van de respondenten middels interviews of enquêtes betrokken worden bij het onderzoek. Op deze manier worden ook hun gedachten en ideeën aangaande het al dan niet tijdelijke verblijf in Nederland onderzocht en ontstaat er een breder beeld van de Poolse migrant in Nederland. De respondenten zelf hebben veel twijfels over een mogelijke terugkeer naar Polen. Dit heeft waarschijnlijk voor een groot deel te maken met de leeftijd van de leerlingen; velen zijn nog te jong om al duidelijke toekomstplannen te hebben. Wanneer dit onderzoek over vijf of tien jaar opnieuw wordt uitgevoerd, kan er nagegaan worden of de huidige verwachtingen van de respondenten waar zijn gebleken. Een ruime meerderheid van de leerlingen voelt zich welkom in Nederland. Wanneer we dit gegeven in verband brengen met bovenstaande resultaten, is dit volgens Berry‟s Acculturation Model een mogelijke aanwijzing voor integratie van Poolse leerlingen in Nederland. Er is namelijk sprake van zowel cultuurbehoud als aanpassing (Berry, 1997): de respondenten vinden het belangrijk om zowel Pools als Nederlands goed te kunnen spreken, er is contact met Poolse én Nederlandse vriendjes en het grootste deel van de leerlingen volgt zowel het reguliere Nederlandse onderwijs als het Poolse onderwijs op de school in Den Haag. Respondenten behouden dus kenmerken van hun eigen cultuur maar nemen ook eigenschappen van de Nederlandse cultuur over. Dit onderzoek heeft veel informatie opgeleverd maar bevat beperkende eigenschappen Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
45
waarvan een aantal al zijn genoemd. Naast bovengenoemde beperkingen is bijvoorbeeld de onderzoekspopulatie erg klein, waardoor het onbetrouwbaar is om de resultaten te generaliseren. Daarnaast bevatten de onderzoeken van Leumer en Rumbaut verschillende generaties respondenten afkomstig uit zowel „endogamous‟ als „exogamous‟ huwelijken. In dit onderzoek daarentegen was er sprake van voornamelijk eerste generatie respondenten met twee Poolse ouders („endogamous‟). Hierdoor was het moeilijk om een vergelijking te maken met de bestaande literatuur. Ten derde zouden de ouders en de Poolse en Nederlandse docenten van de leerlingen betrokken moeten worden in het onderzoek. Hierdoor wordt de situatie van de Poolse leerlingen uit meerdere perspectieven bekeken. Ten slotte wordt er aangeraden om behalve enquêtes ook interviews af te nemen met leerlingen, wat tot verdieping van de resultaten leidt. 6.
Conclusie
Vooralsnog voelen de respondenten van de Poolse school in Den Haag zich meer Pools dan Nederlands. Ze spreken vaker Pools dan Nederlands, voelen zich sterker verbonden met de Poolse identiteit en cultuur en keren nog regelmatig terug naar Polen. Anderzijds bestaat er geen expliciete weerstand tegenover het verblijf in Nederland en zijn er tekenen van mogelijke integratie: een goede beheersing van het Nederlands wordt als belangrijk beschouwd, er bestaat onduidelijkheid over een remigratie naar Polen, er is contact met Nederlandse vrienden en de meerderheid voelt zich welkom in Nederland. Het huidige Pools aanvullend onderwijs in Den Haag is van belang voor de leerlingen: niet alleen blijven zij in contact met de Poolse taal en cultuur, het volgen van zowel Nederlands als Pools onderwijs zorgt er tevens voor dat zij in beide landen aan de slag kunnen. Dit is een belangrijk gegeven omdat de meerderheid van de leerlingen aangaf dat zij niet wist waar ze later wilde gaan wonen; in Polen of in Nederland. Echter, wanneer de Polen zich permanent gaan vestigen in Nederland zal de belangstelling voor het Pools onderwijs waarschijnlijk per generatie afnemen. Weinig jongeren zullen dan nog behoefte hebben aan Pools aanvullend onderwijs in het weekend, omdat zij opgroeien in de Nederlandse cultuur en er veel minder kans is op een remigratie naar Polen.
Kort
samengevat kan gesteld worden dat Poolse leerlingen gemengde gevoelens hebben met betrekking tot hun identiteit. De toekomst zal uitwijzen of deze nieuwe groep Polen zich, net als de Turken en Marokkanen in de jaren zestig, permanent gaat vestigen in Nederland, of toch kiest voor een terugkeer naar Polen. Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
46
Literatuurlijst Arends-Tóth, J.V., & Van de Vijver, F.J.R. (2001). Het belang van acculturatie voor organisaties. Gedrag en Organisatie, 14(2), 55-65. Berry, J.W. (1997, January). Immigration, Acculturation and Adaptation. Applied Psychology, 46(1), 5-34. Boom, J., Engbersen, G., Rezai, S., Weltevrede, A.M., & Zuijderwijk, L. (2009). Arbeidsmigranten uit Midden- en Oost-Europa. Een profielschets van recente arbeidsmigranten uit de MOE-landen. Verkregen van http://www.risbo.nl/_publicaties/ Arbeidsmigranten %20uit% 20Midden-%20en%20Oost-Europa%2006-10-2009.pdf Brassé, P., & Van Schelven, W. (1980). Assimilatie van vooroorlogse immigranten: drie generaties Polen, Slovenen, Italianen in Heerlen. ‟s-Gravenhage, Nederland: Staatsuitgeverij. Corpeleijn, A. (2006). Migranten en werknemers uit de Oost-Europese lidstaten van de Europese Unie. Verkregen van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/9A2A1E76-B5D4-4386-B392D6760D1FB23F/0/2006k3b15pub.pdf Corpeleijn, A. (2007). Meer werknemers uit Polen. Verkregen van http://www.cbs.nl/nlNL/menu/themas/dossiers/allochtonen/publicaties/artikelen/archief/2007/2007-2300wm.htm Corpeleijn, A. (2009). Werknemers uit Oost-Europa: recente ontwikkelingen. Verkregen van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/321B3C72-39D6-48A9-B3EC-975C5B79F56B/ 0/2009k1v4p19art.pdf De Graaf, P. (2008, 27 november). Een taalbad voor Poolse leerlingen. Volkskrant. Verkregen van http://www.volkskrant.nl/vk/nl/2686/Binnenland/article/detail/917319/2008/11/27/ Een-taalbad-voor-Poolse-leerlingen.dhtml Financiering leerachterstand in het primair onderwijs (z.d.). Verkregen van http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/leerachterstand/leerachterstand-basisonderwijs/ financiering-leerachterstand-in-het-primair-onderwijs#anker-extra-onderwijsgeld-voornieuwkomers Jungbluth, P. (2008). Nieuwkomers uit Midden- en Oost-Europa op Nederlandse basisscholen: een verkenning. Verkregen van http://www.forum.nl/Portals/0/Publicaties/NieuwkomersDynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
47
MOE-landen-basisscholen.pdf Korf, D.J. (2009). Polen in Nederland. Verkregen van http://www.polenforum.nl/pdf/ Inside_Polen.pdf Leuner, B. (2010). Patterns of language use: Polish migrants from the 1980s and their children in Melbourne. Verkregen van http://www.thefreelibrary.com/_/print/PrintArticle.aspx?id =227884971 Nicolaas, H. (2011). Ruim helft Poolse migranten vertrekt weer. Verkregen van http://www.cbs.nl/NR/rdonlyres/73622BD4-DFD7-447A-BC2B-82B8F1210050 /0/2011k1b15p32art.pdf Pool, C (2003). Hedendaagse migratie van Polen naar Nederland. Justitiële verkenningen: documentatieblad van het Ministerie van Justitie, 29(4), 63-80. Rumbaut, R.G. (1994, Winter). The Crucible within: Ethnic Identity, Self-Esteem and Segmented Assimilation among Children of Immigrants. International Migration Review, 28(4), 748-794. Schothorst, Y. (2009). Poolse nieuwkomers in Nederland: een onderzoek uitgevoerd voor Popolsku Benelux BV (Projectnummer p5202). Verkregen van TNS Nipo http://www.wiertz.com/files/onderzoek_polen_in_nederland.pdf Stroes, E.J. (z.d.). De wereld van Polen en Poolse jongeren en kinderen in Nederland. Verkregen van http://www.lowan.nl/documenten_vo/jan%202011%20b2%20Poolse%20kinderen %20in%20ISK.pdf Strouken, I. (2006). Werken, werken, werken. Migratie en lokale geschiedenis. Utrecht, Nederland: NCV Van der Kloor, R. (2010, 1 november). Haagse PvdA-wethouder: Tsunami van OostEuropeanen. Elsevier. Verkregen van http://www.elsevier.nl/web/Nieuws/EuropeseUnie/280018/Haagse-PvdAwethouder-Tsunami-van-OostEuropeanen.htm Veel Poolse seizoensarbeiders willen niet meer terug. (2010, 13 november). Algemeen Dagblad. Verkregen van http://www.ad.nl/ad/nl/5597/Economie/article/detail/1917973/2010/11/13/ Veel-Poolse-seizoenarbeiders-willen-niet-meer-terug.dhtml?redirected
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
48
Bijlage: enquête
I ♥ Polen, I ♥ Nederland
A.M. Appels en G. Tjeerdsma Tilburg University Interculturele Communicatie Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
49
Voor onze studie houden wij (Anne en Geiske) een onderzoek onder de leerlingen van de Poolse school in Den Haag. En hierbij hebben wij jullie hulp nodig! Het zou heel fijn zijn als jij mee wilt werken aan ons onderzoek door middel van het invullen van de vragenlijst die hier voor jou ligt. Er zijn geen foute of goede antwoorden, jouw mening is voor ons het belangrijkste. Daarom is het belangrijk dat je de vragenlijst alleen invult, en niet wordt beïnvloed door de antwoorden van jouw buurman of buurvrouw. Jouw antwoorden blijven uiteraard anoniem. Veel succes met het invullen van de vragenlijst!
I. Een paar algemene vraagjes…. 1) Ik ben … jaar oud 2) Ik ben een □
Jongen
□
Meisje
3) Ik ben geboren in □
Nederland
□
Polen
□
Ander land, namelijk ………………………..
4) Mijn huidige woonplaats is ………………………….. 5) Hoe oud was je toen je in Nederland kwam wonen? □
Ik was … jaar oud
□
Ik ben in Nederland geboren
6) Mijn vader is geboren in □
Nederland
□
Polen
□
Ander land, namelijk ………………………..
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
50
7) Mijn moeder is geboren in □
Nederland
□
Polen
□
Ander land, namelijk ………………………..
8) Wat is het beroep van jouw vader? □
Mijn vader is ……………
□
Mijn vader werkt niet
□
Weet ik niet
9) Wat is het beroep van jouw moeder? □
Mijn moeder is ………….
□
Mijn moeder werkt niet
□
Weet ik niet
10) Ik woon met mijn (meerdere opties mogelijk) □
Vader
□
Opa
□
Broertje(s)
□
Moeder
□
Oma
□
Zusje(s)
□
Iemand anders, namelijk …………………………….
11) Op welke school zit je? □
Ik zit op de basisschool in groep …
□
Ik zit op de middelbare school in het ……….. jaar
□
□
vmbo
□
havo
□
vwo/gymnasium
Ik zit op de Internationale School
12) Zit je op een Poolse school? □
Ja, ik zit op de Poolse school in het Hofstad Lyceum
□
Ja, ik zit op een andere Poolse school, namelijk ……………………….
□
Nee
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
51
II. Wat vind jij van de Nederlandse en de Poolse taal? 13) Welke taal spreek je met de volgende personen? altijd Nederlands
meestal Nederlands
Nederlands en Pools evenveel
meestal Pools
altijd Pools
Anders, namelijk...
Met mijn vader Met mijn moeder Met mijn broertje(s)/zusje(s) Met andere familieleden (opa/oma/oom/tante etc.) Met Poolse vriendjes/vriendinnetjes buiten de Poolse school Met Poolse vriendjes/vriendinnetjes binnen de Poolse school
14) Vind je het belangrijk om goed Pools te kunnen spreken? (één antwoord invullen en toelichten) □
Ja, want
……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… □
Nee, want
……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 15) Vind je het belangrijk om goed Nederlands te kunnen spreken? (één antwoord invullen en toelichten) □
Ja, want
……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… □
Nee, want
……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
52
16) Wat voor rapportcijfer/beoordeling heb je op school voor Nederlands? ……… 17) Wat voor rapportcijfer/beoordeling zou je jezelf geven voor Nederlands? ……… 18) Welke taal spreek je het vaakst? □
Nederlands
□
Pools
Waarom? .……………………………………………………………………………………………………… .……………………………………………………………………………………………………… 19) Wat vind jij van de Poolse/Nederlandse taal? dat vind ik alleen van het Nederlands
dat vind ik meer van het Nederlands dan van het Pools
dat vind ik voor allebei de talen hetzelfde
dat vind ik meer van het Pools dan van het Nederlands
dat vind ik alleen van het Pools
Het is een mooie taal Het klinkt vertrouwd Het is een gezellige taal Het klinkt beleefd Het is een officiële taal
20) Welke taal spreek je het liefst? □
Nederlands
□
Pools
Waarom? ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
53
III. I ♥Polen, I ♥ Nederland 21) Deze vraag gaat over hoe Pools, of juist hoe Nederlands jij je voelt. In de tabel staan een aantal uitspraken. Bij elke uitspraak mag je aangeven in hoeverre je het eens of oneens bent met die uitspraak. Dit doe je door het hokje aan te kruisen dat jouw mening het beste weergeeft. helemaal mee oneens
mee oneens
niet mee eens, maar ook niet mee oneens
mee eens
helemaal mee eens
Ik vind het leuk om naar Polen te gaan Ik vind het fijn om in Nederland te wonen Ik bel/skype/msn vaak met familie en vrienden in Polen Ik voel me Pools Ik ben er trots op dat ik Pools ben Ik voel me Nederlands Ik ben er trots op dat ik Nederlands ben
22) De volgende vraag gaat over de Poolse en de Nederlandse cultuur. Ook hier mag je weer aankruisen in hoeverre je het met de uitspraak eens bent. helemaal mee oneens
mee oneens
niet mee eens, maar ook niet mee oneens
mee eens
helemaal mee eens
Ik ga vaak naar de kerk Het geloof is belangrijk voor mij Ik ga graag naar de kerk Ik eet het liefst Pools eten Ik eet het liefst Nederlands eten Ik kijk graag naar de Poolse televisie De tv-programma’s waarnaar ik kijk zijn Nederlands gesproken Ik luister graag naar Poolse muziek Ik vind Nederlandse muziek leuk Met Koninginnedag, of tijdens het WK, ga ik graag in het oranje gekleed Thuis doen we vaak aan Poolse tradities
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
54
IV. Vrije tijd en toekomstplannen 23) In mijn vrije tijd ga ik om met (meerdere opties mogelijk) □
Nederlandse familie
□
Poolse familie
□
Nederlandse vrienden/vriendinnen
□
Poolse vrienden/vriendinnen
24) Van welke Nederlandse vereniging(en) ben jij lid? (bijvoorbeeld sport of kerk) ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… □
Ik ben niet lid van een Nederlandse vereniging
25) Van welke Poolse vereniging(en) ben jij lid? (bijvoorbeeld sport of kerk) ……………………………………………………………………………………………………… …………………………………………………………………………………………………… □
Ik ben niet lid van een Poolse vereniging
26) Hoe vaak ga je terug naar Polen? □
Nooit
□
1 keer per jaar
□
2 keer per jaar
□
3 keer per jaar
□
Meer dan 3 keer per jaar
27) Denk je dat jouw ouders van plan zijn om later terug te gaan naar Polen? □
Ja
□
Nee
Wat vind je daarvan? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… □
Weet ik niet
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
55
28) Wil je later in Polen gaan wonen? □
Ja, want
……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… □
Nee, want
……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… □
Weet ik niet
29) Voel je je welkom in Nederland? Waarom wel/niet? ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
Tot slot hebben we nog een paar vraagjes over de Poolse school, daarna ben je klaar met de enquête.
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
56
V. De Poolse School 1) Heb je het naar je zin op de Poolse school? □ Ja, want ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… □ Nee, want ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
2) Hoe leerzaam vind jij het onderwijs op de Poolse school? Helemaal niet leerzaam
Heel erg leerzaam
3) Vind je het zwaar om naast je gewone schoolweek ook nog naar de Poolse school te gaan? Helemaal niet zwaar
Heel erg zwaar
4) Wat zou jij willen verbeteren aan de Poolse school? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… 5) Waarom denk jij dat het Pools aanvullend onderwijs belangrijk is? ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………
Bedankt voor je medewerking!
Dynamiek in taal, identiteit en cultuur bij leerlingen van Poolse scholen in Nederland
57