Document 9 / 2005
Dvd-video als onderwijsmedium Handleiding voor educatieve toepassing van dvd-video
Bert Hoogveld Wim Westera Wim van der Vegt
Heerlen, augustus 2005 Onderwijstechnologisch expertisecentrum
OUN
Inhoudsopgave 1
Introductie 5
2 2.1 2.2 2.3 2.4
Beschrijving van dvd-video 7 Functionele kenmerken 7 De dvd-standaard 9 Didactisch gebruik van dvd-video 13 dvd-video versus andere onderwijstechnologieën 17
3 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5 3.6 3.7
Het dvd-video-traject 19 De ADDIE-cyclus als leidraad 19 Het ontwikkelteam 19 De analysefase 20 De ontwerpfase 21 De developmentfase 26 Implementatie 31 Evaluatie 31
4
Kosten van dvd-video 33
Referenties 39
1
Introductie
Digital Versatile Disc (dvd) is de benaming van een nieuwe drager voor de opslag van digitale informatie. De dvd ziet er uit als een gewone cd en is daarvan met het blote oog moeilijk te onderscheiden. Hij gebruikt dezelfde optische opslagtechniek: met een laser zijn kleine putjes in het oppervlak gebrand; een putje staat voor een één, het ontbreken van een putje staat voor een nul. Alleen zijn de putjes op dvd veel kleiner dan op een cd-rom en zitten ze dichter bij elkaar. Bij de dvd is een dual layer-techniek mogelijk, waardoor via verschillende laserkleuren twee lagen op elkaar beschikbaar zijn. De dvd kan bovendien double-sided (aan twee kanten beschreven) zijn wat nog meer capaciteitswinst oplevert. Daardoor kan op een dvd tot circa17 GB aan gegevens worden opgeslagen, ongeveer 20 keer zo veel als op een cd-rom. De meeste dvd’s hebben een capaciteit van 4,7 GB. Deze grote opslagcapaciteit maakt dvd zeer geschikt voor de distributie van speelfilms: maximaal 4 uur speelfilm in hoge videoresolutie. Strikt genomen wordt dit formaat aangeduid met dvd-video. Om het afspelen van speelfilms op televisie mogelijk te maken (niet iedereen heeft een pc, of wil via zijn pc naar een speelfilm kijken) is een dvd-speler nodig die ervoor zorgt dat alle data (video, geluid, ondertitels) op de juiste wijze worden gecombineerd en gepresenteerd. De markt van dvd-spelers is de laatste jaren explosief gegroeid, niet in de laatste plaats vanwege de lage prijs. Eind 2004 beschikte circa 45% van de Nederlandse huishoudens over een dvd-speler. Maar een dvdspeler doet meer dan het afspelen van audiovisuele programma's. Gebruikers kunnen met de afstandsbediening menu's doorlopen waarmee zij zelf scènes of afbeeldingen kunnen selecteren en deze eventueel kunnen voorzien van ondertiteling of van gesproken teksten, bijvoorbeeld in een andere taal. In deze technische mogelijkheid van menugestuurde selectie van teksten, geluiden en beelden, in feite interactieve programmatuur, liggen nieuwe mogelijkheden besloten voor educatief gebruik. De dvd-video-standaard schrijft voor hoe alle gegevens op de dvd moeten worden gezet en hoe deze met elkaar samenhangen. Op een dvd-video staan dus niet zo maar wat losse bestanden met plaatjes, video en teksten, maar worden de bestanden volgens strikte voorschriften (de dvd-video-standaard) vastgelegd, zodat ze op eenduidige wijze geïnterpreteerd en verwerkt kunnen worden door een dvd-speler. Een voorbeeld van een educatieve dvd-video-toepassing is de dvd Sociale psychologie (Hoogveld & Bos, 2002). Deze dvd bestaat uit twee onderdelen. Het eerste programma ‘Het laboratoriumexperiment in de sociale psychologie’ is een min of meer klassieke documentaire over het uitvoeren van een sociaalpsychologisch experiment. De student krijgt eerst een experiment te zien vanuit het perspectief van een proefpersoon, daarna hetzelfde experiment vanuit het perspectief van de onderzoeker, die ingaat op de opzet, de uitkomsten en valkuilen van het onderzoek. Het tweede programma ‘Attitude- en gedragsverandering’ is een interactief programma, waarmee de student een campagne Veilig vrijen voor middelbare scholieren van de Stichting SOA-bestrijding kan analyseren. Hiervoor wordt gebruikgemaakt van de stappen van een zogeheten ‘interventiecyclus’. De student kan daarbij naar behoefte de opeenvolgende stappen van de cyclus volgen of, desgewenst, zelf een route kiezen door het aanwezige materiaal. Wat voorheen werd aangeboden op videoband (de documentaire) en als computerprogramma op diskette of cd-rom (het interactieve programma) kan op dvd-video worden samengebracht en bestudeerd via een tv-toestel. In het digitaal werkboek van de cursus treft de student de bijbehorende studietaken aan. Na het bekijken van de documentaire over het laboratoriumexperiment moet de student antwoord kunnen geven op de vragen die in de studietaak zijn opgenomen. De studietaak over de soa-campagne houdt in dat de student het interactieve deel van de dvd gebruikt om met behulp van multimediale bronnen een aantal vragen te
5
beantwoorden. De dvd-video fungeert dus enerzijds als drager van audiovisuele bronmateriaal en anderzijds als interactief multimediaprogramma, waarmee de student op verschillende wijzen door het audiovisuele bronmateriaal kan doorlopen. Een bijkomend voordeel van de dvd-video is dat de weergave van videobeelden van hoge kwaliteit is, wat van belang kan zijn bij observatieoefeningen zoals in deze toepassing. Deze handleiding brengt de functies, de techniek en de educatieve mogelijkheden van dvd-video in kaart en beschrijft hoe men die kan gebruiken om tot een ontwerp van een educatieve dvd-toepassing te komen. Ook komt aan de orde hoe het ontwerp tot realisatie moet worden gebracht. Tot slot wordt kort ingegaan op de kosten die bij de productie en exploitatie van een dvd-video een rol spelen.
Figuur 1: Menu in de dvd-video: Sociale psychologie 'Attitude- en gedragsverandering'
Figuur 2: Voorbeeldmenu in interactief practicum ‘Het selectieproces’ op de dvd Toolbox Personnel Assessment
6
2
Beschrijving van dvd-video
2.1
Functionele kenmerken
Tegen de achtergrond van toenemend gebruik van ICT, webgebaseerd onderwijs, centrale leermanagementsystemen, samenwerkend leren via de computer, breedbandinternet en streaming media kan dvd-video in het onderwijs als een tegendraadse ontwikkeling worden gezien. Van netwerkcommunicatie of samenwerking met anderen is daarbij immers geen sprake: dvd-video is een typisch stand-alone-medium in de traditie van het boek, videoprogramma’s op VHS-cassette en computercourseware op diskette of cd-rom. Ondanks deze beperkingen is dvd-video sterk in opkomst, zoals moge blijken uit de enorme groei van het aantal dvd-spelers en dvd-titels. In het kort worden hier de functionele kenmerken van dvd-video beschreven. Grote hoeveelheid gegevens dvd-video is in de eerste plaats geschikt voor de opslag en distributie van grote hoeveelheden gegevens, zoals bij gebruik van geluid, afbeeldingen en bewegend beeld. Anno 2005 is het distribueren van streaming video (het via het internet distribueren van bewegend beeld met geluid) weliswaar goed mogelijk bij een breedbandinternetaansluiting, maar daarover beschikt nog slechts een minderheid van de huishoudens. Een dvd-schijf kan 4,7 GB bevatten, ofwel 120 minuten video in MPEG2-kwaliteit. Hoge kwaliteit geluid en bewegend beeld De dvd-video gebruikt het MPEG2-formaat als standaard, een digitaal videoformaat van zeer hoge kwaliteit (zie de onderstaande tabel). Ook de geluidskwaliteit is zeer hoog en omvat onder meer dolby surround sound. Daarnaast maakt dvd-video een samenhangende presentatie van teksten, afbeeldingen, geluid en bewegend beeld mogelijk. standaard
kwaliteitsomschrijving
gegevensdoorvoersnelheid
beeldgrootte in pixels
MPEG1
vhs-videokwaliteit
200 kbit/s
352x288
MPEG2
dvd-kwaliteit
1500 - 9000kbit/s
720x576
De gebruikelijke gegevensdoorvoersnelheid(bitrate) voor een dvd-video film is 6 Mb/sec. De beeldkwaliteit neemt ten opzichte van VHS-video zo toe omdat er per tijdseenheid 7 tot 40 keer meer pixels op een computerscherm (of evenredig veel meer beeldlijnen op een tv-scherm) weergegeven kunnen worden. Menustructuur Dvd-video kan worden voorzien van een menustructuur waarmee de gebruiker de voor haar of hem relevante onderdelen kan selecteren. Via een slim gebruik van deze mogelijkheden zijn door de instructieontwerpers interactieve leerscenario’s te definiëren, waarin opdrachten worden verstrekt, bijbehorende bronmaterialen worden aangeboden, feedback of ondersteuning beschikbaar komt of waarmee de student uit verschillende leerroutes kan kiezen. Het kiezen in de menu’s vindt plaats via de afstandsbediening die bij de dvd-speler wordt geleverd. Op eenvoudige wijze kan men terugspringen naar een vorig niveau. Menu’s kunnen eenvoudige afspeellijsten zijn of ingewikkelde geneste boomstructuren waarmee een hoge graad van interactie kan worden bereikt. Vooral de geneste menu’s openen vele
7
interessante mogelijkheden voor educatief gebruik. Ook bieden menu’s de student direct toegang tot relevante fragmenten of scènes en kunnen zij worden gebruikt voor het naar keuze herhalen of juist het overslaan van gedeelten. Er is een maximum aantal (99) menu-items dat geadresseerd kan worden. Dit is bovendien niet vrij programmeerbaar: het aantal gebruikte features en de maximum bitrate beperken het aantal menu's verder. Een voorbeeld: het gebruik van zeer veel geneste menu's en zeer veel ondertiteltalen zal elkaar dus beperken.
Figuur 3: Terugkoppeling na foute menukeuze in interactieve training ‘Gedragsgericht Interviewen’: Toolbox Personnel Assessment Ondertiteling van het beeld Gebruikers en ontwikkelaars kunnen naar behoefte gebruik maken van de 32 verschillende ondertitelsporen. Deze kunnen worden gebruikt voor verschillende talenversies of ondertiteling voor slechthorenden. Maar ook ontstaat hiermee de educatieve mogelijkheid om tijdens de videobeelden verschillende niveaus van tekstuele toelichting of aanwijzingen zichtbaar te maken, eventueel afgestemd om verschillende doelgroepen, bijvoorbeeld een kijkaanwijzing tijdens een observatie (“Let hier vooral op de manier waarop…”). Audiokanalen Via de menustructuur kan een gebruiker in beginsel ook de geluidscondities instellen, bijvoorbeeld een observatieoefening eerst zonder toelichting, daarna met gesproken toelichting. Daarnaast kan gebruik worden gemaakt van de taalniveaus die instelbaar zijn. Tot acht verschillende synchronisatie- en ondertiteltalen zijn mogelijk op één en dezelfde dvd. Afhankelijk van de beschikbare hardware kan de gebruiker instellingen maken voor gewoon stereo, 5 of 7 kanaals surround sound in een zogeheten home cinema-opstelling. Afspeelstandaarden Het materiaal op een dvd-video wordt in beginsel met behulp van een dvd-speler en een televisietoestel bekeken. Personal computersystemen bevatten tegenwoordig ook standaard een dvd-rom-speler of schrijver in plaats van een cd-rom-speler. Met de juiste software kan een dvd-video ook op de computer worden bekeken. Wel levert het full-screen afspelen van een dvd-video op de computer een lagere beeldkwaliteit, omdat het beeld geschaald moet worden.
8
2.2
De dvd-standaard
Digital Versatile Discs of dvd’s kunnen op verschillende manieren worden ingedeeld. Bijvoorbeeld naar de manier waarop de informatie fysiek wordt opgeslagen, naar het aantal keren dat een schijf kan worden beschreven of naar het type informatie dat erop kan worden opgeslagen. Fysieke kenmerken Een dvd-schijf kan aan één of twee beide zijden zijn beschreven. Bovendien kan een dvd aan elke zijde een of twee lagen bevatten. Zo is er sprake van verschillende typen dvd: DVD5 (single sided, single layer), DVD9 (single sided, dual layer) en DVD10 (dual sided, dual layer). De getallen komen ongeveer overeen met de capaciteit van het type schijfje in Gigabyte. Als men een dual layer-schijf afspeelt, moet de leeskop soms van laag wisselen en op een andere manier gaan uitlezen. Dat is soms te zien tijdens het afspelen van een film: op een bepaald moment in de film staat het beeld even stil. Dual-sided discs komen weinig voor, omdat men bij deze techniek geen labels kan drukken op de dvd-schijf. Omdat de meeste dvd-spelers bovendien nog single sided zijn, moet de schijf ook halverwege worden omgedraaid, hetgeen producenten er voorlopig van weerhoudt dual-sided-technologie te gebruiken. Behalve zijden en lagen, verschillen dvd-schijfjes ook qua materiaalsamenstelling. Sommige materialen laten het de gebruiker toe om zelf informatie op te slaan op de dvd. Deze typen dvd, die meestal de toevoeging R (recordable) of RW (rewritable) hebben, zijn niet zilverkleurig zoals de meeste gewone dvd’s en bevatten bij aanschaf nog geen informatie zoals bij geperste commerciële dvd’s. De zelfbeschrijfbare dvd kan éénmalig (R) of meerdere malen (RW) beschreven worden, tot een maximum van 4,37 GB per laag. Omdat fabrikanten het over de manier waarop dvd’s beschreven moeten worden niet eens werden, zijn er twee standaarden: het DVD Forum en de DVD+RW alliantie. Dat resulteert in twee standaarden voor schrijfbare dvd’s, aangeduid met – of +: enerzijds DVD-R en DVD-RW versus anderzijds DVD+R en DVD+RW. Onlangs zijn deze standaarden uitgebreid met dual layer discs, die daarom naast de eerder genoemde R-kenmerken nog een kenmerk DL in de benaming erbij kregen. Dubbelzijdig beschrijfbare schijven bestaan ook, maar komen niet veel voor. Het DVD Forum ontwikkelde bovendien nog een derde type beschrijfbare disc: de dvd-ram, die bijvoorbeeld in stand-alone videorecorders gebruikt wordt om video op te nemen en die enkele miljoenen keren herschreven kan worden, tegenover de duizend keren van een RW-schijf. Toepassingen Op een dvd-schijfje kan een hele range aan toepassingen geschreven of geperst worden. De meest gebruikte formaten zijn hier: de dvd-rom, die men zich als een grote cd-rom kan voorstellen en die tot 4,37 GB computerdata kan bevatten. En het tweede formaat: de populaire dvd-video-standaard, die zowel door dvd-spelers als door computers gelezen kan worden. Voor dit laatste is software nodig die op de computer een stand-alone dvd-speler emuleert (Deze software is niet gratis, aangezien over de MPEG2codec licentiekosten verschuldigd zijn). De meeste commerciële dvd-video-schijfjes zijn single-sided dual layer met een capaciteit van 9 GB. Minder bekende dvd-formaten zijn dvd-audio en dvd-ram. De eerste is een vervanging voor de al zeer oude cd-audio-standaard en de laatste is bedoeld als vervanging van de VHS-videotape en voor backupdoeleinden. Omdat al deze formaten standaard zijn, kunnen meerdere formaten op één schijf worden gecombineerd. In de dvd-speler gestoken, wordt de film getoond en in de computer gestoken, start er een computerprogramma of komen bestanden beschikbaar. Dit betreft, zoals eerder al aangegeven, een hybride dvd.
9
Features van een dvd-video-toepassing Stilstaande en bewegende menu’s Een menu is een plaatje, stilstaand of bewegend, waarin buttons zijn aangebracht met tekst of iconen. De gebruiker kan een keuze maken uit de stukjes video door met de cursor op de afstandsbediening fragmenten of scènes te selecteren die geactiveerd worden door de bevestigingsknop in te drukken Het maximum is 36 buttons per menuscherm. Alle menu’s dus ook de stilstaande worden in videoformaat geëncodeerd. Menu’s bestaan uit een achtergrond (stilstaand of bewegend videobeeld) met vier overlays die te maken hebben met het highlighten van de menu-opties in het menu. Bewegende menu’s worden na beëindiging opnieuw afgespeeld. Geluidssporen Er zijn tot acht audiosporen (tracks of streams) mogelijk. Audio kan gebruikt worden om een dvd van meerdere talen te voorzien maar ook om dezelfde taal in meerdere kwaliteitsformaten beschikbaar te maken. Er zijn verschillende audioformaten mogelijk op een dvd. De standaardformaten zijn: - PCM of ‘Pulse Code Modulation’ kan tot acht kanalen bevatten en is dus niet beperkt tot mono (1 kanaal) en stereo (2 kanalen) geluid - Dolby Digital is een meerkanaals geluid dat AC-3 compressie toepast. De mogelijkheden variëren van mono tot 5.1 surround audio. AC-3 compressie is in tegenstelling tot PCM niet verliesvrij. - MPEG Audio, kan audio bevatten in mono, stereo tot 7.1 formaat. NTSC dvd-spelers hoeven dit audioformaat niet te ondersteunen aangezien het voor NTSC geen onderdeel is van de dvd-standaard. - DTS of ‘Digital Theatre System’ is een surroundsound-formaat dat gebruik maakt van het verliesloze PCMformaat. - THX is in tegenstelling wat vaak gedacht wordt geen audioformaat maar een kwaliteitscertificaat en certificering voor audioproductie en -apparatuur waarmee wordt gewaarborgd dat men de audio zo kan ervaren zoals bedoeld door de producent. Ondertiteling Er zijn op een dvd-video 32 ondertitel(subpicture)kanalen mogelijk. Subpictures of ondertiteling worden meestal gebruikt voor de weergave van ondertiteling van de audio op de dvd. Een gebruiker kan een subpicture kanaal selecteren. In tegenstelling tot wat vaak gedacht wordt, zijn ondertitelingsporen niet tekstueel maar bestaan ze uit plaatjes die over het videobeeld worden geprojecteerd door de dvd-speler. Dit biedt interessante mogelijkheden, maar met de beperking dat men niet zeker weet waar de ondertiteling op het scherm komt als Pan & Scan of Letterbox gebruikt wordt.
10
Figuur 4: Voorbeeld van Nederlandstalige ondertiteling ‘uit’ en ‘aan’ in dvd Sociale psychologie ‘Het laboratoriumexperiment’ Beeldperspectiefinstellingen Er zijn negen angles of videoperspectieven mogelijk op een dvd-video. De angles zijn bedoeld om een zelfde videofragment vanuit meerdere gezichtspunten beschikbaar te maken voor een kijker. Deze gezichtspunten moeten van te voren opgenomen zijn. Video stills Hiermee kunnen sequenties van foto’s worden weergegeven als diashows. Aangezien de overgangen nogal hard zijn kan er tijdens het auteursproces ook voor gekozen worden om de foto’s om te zetten in een videofragment. Zo kan men de overgangen tussen de foto’s volledig bepalen. Autoplay Een dvd heeft standaard de mogelijkheid om een fragment zonder onderbreking te laten afspelen nadat de dvd in de speler is gestopt. Deze feature wordt meestal gebruikt voor het tonen van de copyright-info. Link met de afstandsbediening: menu of topmenu: ga naar begin Tijdens het programmeren van de dvd kan men deze links selectief al of niet toestaan. Beeldverhoudingen Er zijn twee beeldverhoudingen mogelijk op een dvd namelijk normaal (4:3) en breedbeeld (16:9) met een aspectratio van 1.33 respectievelijk 1.78. Bioscoopfilms hebben een andere aspectratio namelijk 1.66, 1.85 (flat) of 2.40 (scope). Om deze bioscoopformaten om te zetten, wordt de video óf voorzien van zwarte balken onder en boven de video (Letterbox) óf er wordt links en rechts een stuk van het beeld afgeknipt (Pan & Scan). Als men tijdens het afspelen van breedbeeldopnames zwarte balken ziet dan zijn deze tijdens de codering van de film al toegevoegd met formaatconversie als doel.
11
Figuur 5: Displayformaten bron: DVD-Duplicator.nl Een dvd kan breedbeeldvideo ook opslaan in het zogenaamde anamorf-formaat. Dit houdt in dat het wordt samengeperst in een 4:3-verhouding en tijdens het afspelen weer geëxpandeerd wordt. Bij het afspelen van breedbeeldopnames op een normale tv worden er ook óf zwarte balken onder en boven de video toegevoegd óf er worden links en rechts stukken afgeknipt. afspeelmode
video op de dvd
video op monitor
full frame
4:3 video
4:3
auto letterbox
16:9 anamorf video
4:3
auto pan & scan
16:9 anamorf video
4:3
widescreen
16:9 anamorf video
16:9
Figuur 6: Beeldverhoudingen en afspeelmodi bron: DVD demystified Maximum bitrate Alhoewel dvd’s vele mogelijkheden hebben, is er toch een belangrijke beperking, namelijk de totale bandbreedte. Alle kanalen (audio en perspectieven) waartussen men tijdens het afspelen kan wisselen worden tegelijk uitgelezen en mogen samen de maximale bandbreedte van 9.2 MB/s niet overschrijden. Overschrijden van deze maximale bitrate resulteert mogelijk in een stotterend afspelen bij sommige dvd’s. Kopieerbeveiliging Filmdistributeurs willen niet dat op dvd uitgebrachte content gekopieerd wordt. Ze passen daarom verschillende typen kopieerbeveiliging toe. - Capaciteit Deze vorm van beveiliging maakt gebruik van het feit dat rewritable disks, die nodig zijn voor het maken van een kopie, altijd een iets kleinere capaciteit hebben dan geperste dvd’s. Deze vorm van beveiliging is erg zwak zeker sinds de opkomst van dual layered-dvd’s. - CSS (Content Scrambling System) CSS is een digitale beveiligingsvorm waarbij de MPEG-bestanden op een dvd versleuteld worden. Omdat echter de sleutel voor de ontsleuteling op de dvd aanwezig is en de algoritmes ervoor in elke speler ingebouwd zijn, was het een kwestie van tijd totdat deze beveiliging gekraakt werd. - Regiocodes Regiocodebeveiliging zorgt ervoor dat een dvd niet buiten een bepaald geografisch gebied afgespeeld kan worden. Zowel de speler als een dvd hebben een regiocode die overeen moet komen, wil de speler de dvd
12
kunnen afspelen. De voornaamste reden voor deze beveiliging ligt in het feit dat de filmmaatschappijen films gefaseerd willen kunnen uitbrengen in diverse delen van de wereld. In het verleden was het vaak zo dat er in Amerika al dvd’s beschikbaar waren voordat de film in Nederland in de bioscoop was geweest. De gedefinieerde regiocodes zijn: - regio 0 (geen codering) - regio 1 (USA, Canada) - regio 2 (Europa, Midden-Oosten, Zuid-Afrika, Japan) - regio 3 (Zuid-Oost-Azië, Taiwan) - regio 4 (Centraal-, Zuid-Amerika, Mexico, Australië, Nieuw-Zeeland) - regio 5 (Rusland, Afrika, India, Pakistan) - regio 6 (China) - regio 7 (gereserveerd) - regio 8 (vliegtuigen, schepen). - RCE (Region Code Enhancement) RCE is een uitbreiding op de regiocodebeveiliging waarbij alle regiocodes aangezet worden. Een dvd met deze beveiliging checkt zelf op de regiocode van de speler. Omdat alle regiocodes van de dvd zelf gezet zijn, weet een speler zonder een vaste regiocode niet welke te kiezen en weigert dan af te spelen. De beveiliging is speciaal bedoeld om afspelen in spelers zonder een vaste regiocode te voorkomen. Een nadeel van deze beveiliging is dat er nogal wat dvd-spelers zodanig gestoord worden door RCE dat ze niet afspelen terwijl het zou moeten kunnen. - APS (Macrovision Analogue Protection System) Macrovision-protectie voegt een stoorsignaal toe in het videosignaal waardoor apparaten met automatische opnamenivellering zoals videorecorders in de war raken en daardoor incorrecte opnames maken. Weergaveapparatuur zoals de tv’s heeft er meestal geen last van. Deze beveiliging wordt ook veel toegepast op videobanden om het maken van kopieën te bemoeilijken. Voor onderwijstoepassingen op dvd-video is regiocode niet praktisch. Bovendien zijn alle vormen van versleuteling en beveiliging gekraakt en omzeilbaar. Het kopiëren is door de auteurswet geregeld, als er een copyright-mededeling en gegevens over de makers op de dvd staan. De producties in de voorbeelden in deze handleiding zijn dan ook in het geheel niet tegen kopiëren beveiligd en hebben als regiocode '0', waardoor bij het afspelen eerst een titel en copyright-mededeling getoond kan worden.
2.3
Didactisch gebruik van dvd-video
Bij de beslissing om een educatieve dvd te ontwikkelen spelen tal van overwegingen een rol. De belangrijkste overweging is onderwijskundig van aard. Afhankelijk van de onderwijsdoelen en de kenmerken en omstandigheden van de doelgroepen moet worden bezien of een dvd een oplossing kan bieden voor het desbetreffende instructieprobleem. Daarbij moet rekening worden gehouden met de kosten: het ontwerpen en implementeren van de menustructuur, het verwerven of produceren van de bronmaterialen, het schrijven en redigeren van teksten, het grafisch ontwerp en de kosten voor digitalisering, conversie, premastering, testing, mastering, duplicering en distributie. Hoe deze mediumkeuze tot stand moet komen is moeilijk in algemene termen te vervatten.
13
Duidelijk is evenwel dat naast contextvariabelen (doelgroepkenmerken, situationele omstandigheden, plaats en rol in het leertraject) ook de intrinsieke kenmerken van dvd-video in de afweging moeten worden betrokken: - de behoefte aan een grote hoeveelheid audiovisueel materiaal - de behoefte aan kwalitatief hoogwaardig beeld- en geluidsmateriaal - de behoefte aan flexibel gebruik van geluidsmateriaal - de behoefte aan flexibel gebruik van ondertitels - de behoefte aan herhaalbaarheid van sequenties - een hoge mate van bedrijfszekerheid (nodig bij hoge studentenaantallen) - de mogelijkheid van menugestuurde selectie van teksten, geluiden en beelden - de mogelijkheid om hiermee verschillende leerpaden te construeren. Met name de laatste punten hebben een grote educatieve potentie: het construeren van verschillende leerroutes, die de student na een bepaalde keuze naar passende vervolgmenu’s leiden, ondersteunt didactische sequentiëring en het opbouwen van oefeningen van eenvoudig naar complex. Ook verplaatst het de sturing van het leerproces in belangrijke mate naar de student. Via de menukeuzen kunnen ook aanwijzingen, hints of andere vormen van ondersteuning beschikbaar komen, bijvoorbeeld in de vorm van ondertiteling. Verder kunnen menukeuzen toegang geven tot commentaar op zojuist bekeken videofragmenten. Eenvoudige vormen van (zelf)toetsing zijn ook mogelijk, want een multiplechoicevraag onderscheidt zich in technische zin niet van een keuzemenu. Aangezien op de dvd-video op eenvoudige wijze complexe (geneste) menustructuren zijn aan te brengen, kan met beperkte inspanningen een hoge graad van functionele interactie worden bereikt. Een groot verschil met een computerprogramma is echter dat de student geen toetsenbord heeft om tekstuele input te leveren (er is slechts een eenvoudige afstandsbediening). Ook kan de dvd-speler geen statusgegevens bewaren of deze gegevens ergens anders vandaan halen (stand-alone immers). Daardoor is uiteraard een technische koppeling met een leermanagementsysteem, de studentenadministratie, conferencingsystemen of met een persoonlijk portfolio niet mogelijk, als dit al wenselijk zou zijn. Ter illustratie van verschillende vormen van didactisch dvd-gebruik volgt hieronder een aantal voorbeelden, in opklimmende graad van complexiteit. De voorbeelden zijn niet uitputtend en functies kunnen deels overlappen. Videodrager De dvd-video fungeert hier hoofdzakelijk als alternatief voor distributie van beeldmateriaal: 'film' via VHScassette, cd-rom of streaming video. Een groot voordeel vergeleken bij VHS-duplicatie is dat dvd-duplicatie digitaal, dus verliesloos is. Een ander voordeel vergeleken met VHS is dat een menustructuur kan worden aangebracht die verwijst naar de verschillende onderdelen van de film: de student kan dan snel heen en weer springen tussen die onderdelen, zonder te hoeven ‘spoelen’.
14
Videodrager met feedback Aan het videomateriaal kunnen waar nodig achtergrondteksten, commentaren of expertantwoorden worden toegevoegd. In het eerder besproken voorbeeld van ‘Het laboratoriumexperiment in de sociale psychologie’ bevat de dvd een feedback op de kijkopdrachten. De vorm van de feedback kan uiteenlopen: soms volstaat een korte tekst die na het bekijken van een stuk video wordt getoond of gesproken (‘Als belangrijkste observatiekenmerk had u hier categorie X moeten scoren …’). Ook kan ervoor worden gekozen om een videoscène tweemaal op de dvd te zetten: eenmaal zonder commentaar en eenmaal mét commentaar (ondertiteling of gesproken tekst). Multimediale reader Dit is een variant waarin de dvd-video fungeert als een geordende verzameling bronmaterialen. Studenten kunnen via de menustructuur relevante tekst-, audio- en videobronnen selecteren en onderzoeken. De multimediale reader maakt deel uit van een bredere context waarin opdrachten, instructie, begeleiding en toetsing plaatsvinden. Een voorbeeld hiervan is de multimediatoepassing: ‘Attitude- en gedragsverandering’ die in de inleiding is besproken. Deze bronnenverzameling kan in een zelf gekozen volgorde doorzocht worden, of in een voor de casus logische volgorde worden doorlopen, waarbij het programma voorziet in verbindende teksten en conclusies. Modelgedrag In uitgewerkte voorbeelden (modeling examples) toont of demonstreert een deskundige zijn expertise in actie. Te denken valt aan het ondervragen van een verdachte door een advocaat of het voeren van een sollicitatiegesprek. Modeling examples zijn een veel gebruikte en inspirerende aanpak in competentiegericht onderwijs. Als het om ingewikkelde handelingen gaat, verdient het aanbeveling om de schema’s die aan het expertgedrag ten grondslag liggen, eerst in tekst of samenvattend uit te leggen en dan pas de toepassing in zijn complexiteit te vertonen. In technische zin kan de handeling in kleinere bestanddelen worden gesplitst, waarbij steeds oefeningen en feedback beschikbaar zijn. Als integrale oefening krijgt de student videomateriaal aangeboden dat op cruciale punten wordt onderbroken met de vraag welke ingreep of handeling op dat moment nodig is, gevolgd door een gerichte feedback. Een totaalscore waaraan de student kan zien hoe goed hij of zij de oefening heeft doorlopen, is echter niet mogelijk omdat de dvd-video geen tussentijdse statusgegevens kan bijhouden en wegschrijven. Dat zal de student zelf moeten doen Authentieke probleemcasus In dit geval wordt de dvd-video gebruikt voor de gerichte uitdieping van een probleemsituatie. De student kan weer allerlei tekst-, geluids- of beeldmateriaal raadplegen, maar zal op onderdelen gerichte ondersteuning ontvangen in de vorm van hints, aanwijzingen, feedback en analyses. De menustructuur kan ook de vorm hebben van een voorkeursvolgorde. De eerder besproken multimediatoepassing ‘Attitude- en gedragsverandering’ is hiervan ook een goed voorbeeld: door de uitleg in de juiste volgorde te volgen, valt alle informatie voor de student precies op zijn plaats. Ondersteunend hierbij is de vormgeving van de menu’s als grafische voorstelling van een echte interventiecyclus, waarnaast presentatoren de casus inleiden en presenteren.
15
Observatiepracticum Er is hoogwaardig videomateriaal is nodig voor het trainen van gedragsobservaties of gedragsbeoordelingen. Studenten krijgen hier de gelegenheid te oefenen op verschillende aspecten van de observatie, waarbij sprake kan zijn van geleidelijk afnemende ondersteuning. Afhankelijk van de gevolgde instructiestrategie kan het practicum zijn opgebouwd uit vaste sequenties (de student wordt stap voor stap door het proces geleid) of menu’s waarin de student voortdurend moet reageren op de gebeurtenissen. Hierin kunnen ook relevante toetsvragen worden verwerkt, waarna specifieke feedback beschikbaar komt. Een voorbeeld van deze didactische benadering is: Toolbox Personnel Assessment (Hoogveld & Vander Meeren, 2005) een set van vier dvd’s en een cd-rom, door de Open Universiteit Nederland ontworpen en geproduceerd voor de Digitale Universiteit en in Berlijn bekroond met het Euromedia Siegel 2005.
Figuur 7: Euromedia award 2005 voor de interactieve dvd-serie: Toolbox Personnel Assessment. Elke dvd bevat een interactief practicum, bestaande uit video met een beperkte interactie: de student bestudeert daarin het gedrag dat sollicitanten voor een bepaalde functie zullen vertonen bij het uitvoeren van werkgerelateerde taken. Een tweede voorbeeld is: Observeren van gedrag in ontwikkeling (Hoogveld, Vijth & Loth, 2004) waarbij studenten gedrag van baby’s en kleuters in verschillende leeftijdsfasen moeten observeren en moeten exploreren vanaf welke leeftijd de kinderen over bepaalde gedragskenmerken beschikken. Gevoed door de klassieke conservatieproeven van Piaget moeten studenten onderzoeken bij welke leeftijd kinderen in staat zijn begrippen als ‘hoeveelheid’, ‘volume’ en massa te conserveren. De feedback op deze in het begeleidend schriftelijk materiaal gepresenteerde opdrachten kan de student halen uit het nogmaals bekijken van het materiaal, maar nu met begeleidend commentaar.
16
2.4
Dvd-video versus andere onderwijstechnologieën
De functies van dvd-video kunnen in technische zin ook op andere wijze worden gerealiseerd. Inderdaad maken ook tal van computerprogramma’s gebruik van menukeuzen, hoge kwaliteit video, ondertitels en dergelijke. Met de dvd-video worden deze mogelijkheden echter op een efficiënte en betaalbare wijze beschikbaar: er hoeft niet of nauwelijks te worden geprogrammeerd, vanwege de standaardvoorzieningen in het dvd-video-formaat. Een groot voordeel van de dvd-video is voorts de hoge betrouwbaarheid en bedrijfszekerheid: een dvd-video doet het altijd, omdat er sprake is van een wereldstandaard. Als een dvdspeler in combinatie met de tv wordt gebruikt, zijn er nooit problemen met besturingssystemen, incompatibele hardware, communicatiepoorten, softwareversies, stuurprogramma’s of virussen. Door de nadruk op hoge kwaliteit videomateriaal (onder andere speelfilms) wordt de dvd-video door velen gezien als opvolger van de VHS-cassette. Een eerste voordeel ten opzichte van de videoband is de hoge opslagcapaciteit. Ten tweede hoeft er niet te worden gespoeld: bij een keuze uit het menu springt de leeskop gewoon naar de desbetreffende plaats op de schijf en begint het videofragment af te spelen. Zoals gezegd zijn er diverse sporen beschikbaar voor geluid en ondertiteling. Het materiaal is bovendien gedigitaliseerd, waardoor geen kwaliteitsverlies optreedt bij het kopiëren. Ook treedt er minder kwaliteitsverslechtering op door veroudering. Bij VHS-video bijvoorbeeld treedt verwering van de tapeemulsie op. Ook zorgen magnetische velden voor een afnemende beeld- en geluidskwaliteit. De laserleestechniek bevat bovendien een foutcorrectie waardoor krasjes op de schijf bij de weergave worden gecorrigeerd. De mogelijkheid om menu’s te definiëren maakt de dvd-video ook vergelijkbaar met een groot arsenaal aan multimediale computerapplicaties (i.c. interactieve video). De dvd-video kent echter ook beperkingen. Zo mist de dvd-speler de rekenkracht van de computer en de mogelijkheid om gegevens lokaal op te slaan (hoewel speciale spelertypes dit mogelijk maken). Waar in het onderwijs netwerktoepassingen een grote vlucht nemen (e-learning), blijft dvd-video verstoken van gegevensuitwisseling met een server of andere gebruikers. Dat betekent dat er geen statusgegevens kunnen worden bewaard of opgeroepen, dat er geen resultaten kunnen worden doorgezonden of andere gegevens kunnen worden gedeeld. Dit nadeel kan ten dele worden ondervangen door de hybride dvd-video/dvd-rom. Zo’n hybride versie kan zowel worden gebruikt voor weergave op de tv als op de computer; in het laatste geval ontstaat er toegang tot de harde schijf voor de opslag van gegevens en toegang tot het internet voor gegevensoverdracht en communicatie. Ondanks de concurrentie van de pc en internet floreert de dvd-video; dat is vooral het gevolg van successen van de entertainment industrie (speelfims en muziek) en van de lage prijs van dvd-spelers en de lagere distributiekosten van dvd vergeleken bij VHS. Concurrentie voor de dvd-video mag op termijn worden verwacht van digitale televisie, die ook een hoge kwaliteit bewegend beeld biedt en dit combineert met mogelijkheden voor gebruikersinteractie. Concurrentie gaat ook uit van streaming media via breedbandverbindingen: deze maken integraal multimediaal e-learning mogelijk op de computer, waarbij tevens de rekenkracht van de computer kan worden gebruikt om profielen op te bouwen voor ondersteuning op maat en intelligente feedback. Daar staat tegenover dat de exploitatie van een streaming media-infrastructuur vooralsnog kostbaar is en dat de kwaliteit vaak nog te wensen overlaat door gebrek aan bandbreedte. Van integrale multimediale vormen van e-learning is hoe dan ook nog nauwelijks sprake; er is eerder een trend waar te nemen naar blended learning, waarin de delen van het onderwijs die via de netwerken verlopen, worden aangevuld met andere resources (boeken, dvd-video) en bijeenkomsten. Ook in de sfeer van e-learningstandaarden (IMS) wordt de onderwijsomgeving in toenemende mate als hybride opgevat: er is kennelijk voldoende realiteitszin om ook stand-alone-producten, waaronder de dvd, te blijven waarderen.
17
18
3
Het dvd-video-traject
3.1
De ADDIE-cyclus als leidraad
Het gebruik van een educatieve dvd-video behoort het resultaat te zijn van zorgvuldige afweging, waarin een groot aantal variabelen en omstandigheden een rol speelt. Het gaat daarbij in beginsel om het oplossen van een instructieprobleem. Ondersteuning van dit proces kan gevonden worden in het gebruik van heuristieken of ontwerpmethodieken. Een veelgebruikte methodiek voor educatieve media is het ADDIE-model (Rosset, 1987; Wedman & Tesmer,1993), dat is opgebouwd uit vijf opeenvolgende fasen: 1
analysis (analyse)
2
design (ontwerp)
3
development (ontwikkeling)
4
implementation (implementatie)
5
evaluation (evaluatie).
Voor de verdere beschrijving van het dvd-video-traject zal de ADDIE-cyclus als leidraad worden gebruikt. Hoewel alle fasen worden beschreven, zal met name worden ingegaan op de ontwikkelfase, de fase waarin de ideeën tot realisatie moeten worden gebracht. Daarbij dient te worden opgemerkt dat men strikt genomen aan het begin van het traject niet weet of de oplossing gevonden moet worden in een dvd-video of niet. Grondige analyse van het instructieprobleem, met inachtneming van de instructiecontext, de kenmerken van de doelgroep en de aard van de doelstellingen zou namelijk kunnen leiden tot een heel andere oplossing, bijvoorbeeld een computerprogramma, een excursie naar een bepaalde locatie of een schriftelijke instructie. In deze handleiding richt de aandacht zich uiteraard op die gevallen waar dvd-video een goede oplossing biedt.
3.2
Het ontwikkelteam
Alvorens de opeenvolgende fasen in het proces te bespreken, worden in het kort enkele opmerkingen over de benodigde expertise gemaakt. Gezien de uiteenlopende werkzaamheden die nodig zijn om tot een dvdvideo te komen, zal er in de praktijk vaak sprake zijn van een multidisciplinair ontwikkelteam. In dit team participeren in de eerste plaats inhoudelijk specialisten, met voldoende kennis van het desbetreffende domein (bijvoorbeeld management, wiskunde, psychologie). Voor het vertalen van de didactische eisen in effectieve leerscenario’s en menustructuren is een instructieontwerper nodig die ervaring heeft met dvdvideo en andere interactieve media. Deze kan er ook voor zorgen dat er goede ontwerpen komen voor de diverse assets (videofragmenten, grafische voorstellingen, teksten). Voorzover nieuw videomateriaal nodig is, moet er ook video-expertise aan het team worden toegevoegd (videoproductie, script, regie, licht, geluid, camera en eventueel acteurs, interviewers of presentatoren). Een grafisch ontwerper die voldoende kennis heeft van de eisen aan televisiebeelden en computerbeelden is nodig om de dvd de juiste look-andfeel te geven in de menu’s, afbeeldingen en andere schermen. Voor het feitelijk tot stand brengen van de dvd is een technisch dvd-specialist nodig die ervaring heeft met het dvd-authoring-proces. Vaak wisselt per fase de intensiteit waarin disciplines aan het proces bijdragen. In de praktijk van de Open Universiteit ligt de afstemming of coördinatie in handen van de instructieontwerper die verantwoordelijkheid voor het functionele ontwerp draagt en als trait d’union kan fungeren tussen de diverse specialisten. Een duidelijk projectmanagement met rolverdelingen, planning, een definitie van de output per fase en bijbehorende
19
financiële bewaking zijn verder noodzakelijke ingrediënten voor een goed functionerend team. Het proces moet verder bij voorkeur zo worden georganiseerd dat de min of meer separate onderdelen op een bepaald moment als vanzelf in elkaar passen tot een consistent, effectief en werkend geheel.
3.3
De analysefase
Deze eerste fase van de ADDIE-cyclus is gericht op een verdere uitdieping van de het instructieprobleem. De kunst daarbij is het probleem zo te (her)formuleren dat het vrij is van oplossingstendenties. In dit stadium gaat het dus niet om de vraag ‘hoe moet de dvd worden vormgegeven?’ maar om de vraag ‘met welke activiteiten, bronnen en omstandigheden moet de student worden geconfronteerd, opdat het leerproces optimaal wordt ondersteund?’. Dit begint met het maken van een needs assessment: het in kaart brengen wat functioneel noodzakelijk is om de leerdoelen te realiseren. Bij het sociaal-psychologisch laboratoriumexperiment uit hoofdstuk 1 waren de volgende leerdoelen het uitgangspunt: studenten psychologie hebben inzicht in de wijze waarop een sociaal-psychologisch experiment in de praktijk wordt uitgevoerd en zijn in staat dit soort experimenten kritisch te beoordelen waar het gaat om de positie van proefpersonen. Met name de rol en positie van proefpersonen in sociaal-psychologische experimenten zorgt voor complicaties, omdat deze in de meeste gevallen niet op de hoogte mogen zijn van het ware doel van het onderzoek. Is dat wel het geval dan treedt ongewenste beïnvloeding van het eindresultaat op en komt de validiteit van de waarnemingen onder druk te staan. De needs assessment neemt een groot aantal ontwerpfactoren in overweging, zoals diverse karakteristieken van de doelgroep, de omstandigheden waaronder het studeren plaatsvindt, de voorhanden kennis en het niveau dat daarbij mag worden verondersteld, de plaats van dit onderdeel binnen een curriculum of studieloopbaan, de studietijd die hieraan ongeveer besteed mag worden, de didactische voorkeuren van afnemers en aanbieders en dergelijke. Uiteindelijk leidt deze analyse tot een aantal ondubbelzinnige eisen die aan het onderwijsproduct worden gesteld: studenten moeten de stof zelfstandig en in eigen tempo kunnen bestuderen, er is hoge kwaliteit bewegend beeld en geluid nodig, deze bronmaterialen moeten vanuit diverse perspectieven en volgordes zijn op te roepen, studenten moeten kleine oefeningen leren uitvoeren en ontvangen daarbij ondersteuning, enzovoorts. Na de needs assessment dienen beslissingen te worden genomen over de wijze waarop aan deze eisen kan worden voldaan. Meestal wordt hier een aantal alternatieve oplossingsrichtingen, respectievelijk scenario’s uitgewerkt, waartussen een afweging moet worden gemaakt. Dit betreft ook de keuze tussen verschillende onderwijsmedia: dvd-video, of beter een boek, een excursie of een computerpracticum? Over mediumkeuze is tamelijk veel gepubliceerd (voor een overzicht zie onder anderen: Dichanz & Kolb, 1975, 1976). Maar in algemene termen zijn hieraan geen directe conclusies te verbinden. Een tijdlang is gedacht dat er op een algoritmische wijze besloten zou kunnen worden welk medium in welke situatie het meest geschikt is. Mediakeuze-matrices doken overal op, maar boden weinig meerwaarde. Voor velen is het evident dat je voor een cursus muziekanalyse een aantal audio-cd’s nodig hebt, of misschien een afdruk van de bijbehorende partituren. In de praktijk blijkt geld (kosten-baten) vaak de dominante factor: bij geringe studentenaantallen bijvoorbeeld zijn de kosten per student relatief hoog als er veel videomateriaal moet worden ontwikkeld of gekocht. In plaats van een mooie documentaire te maken (mediagebruik) kan men de groep wellicht beter een dagje stage laten lopen bij een onderzoeksgroep (contactonderwijs). Bij grote groepen studenten wordt het echter interessant om wel een investering te doen in goede instructiematerialen en -media. Meer informatie over de rol en functionaliteit van media in het onderwijs is
20
te vinden in Westera (1995), Dowrick & Briggs (1983) en het bekende werk van Salomon (1981, 1984). Een keuzestrategiebenadering (kandidaat-media) is te vinden in: Koper (1989). Het eerder aangehaalde voorbeeld van sociaal-psychologisch onderzoek betrof een dvd-video over de rol van proefpersonen in een imitatie-experiment. De situatie waarvoor een cursusontwerp gemaakt moest worden, afstandsonderwijs en zelfstudie bij de Open Universiteit Nederland, maakte het a priori onmogelijk om studenten zelf als proefpersoon te laten optreden. Het ontwerp, dat gemaakt is om de studenten dit typerende karakter van sociaal-psychologische experimenten te laten leren kennen, is een documentaire, waarin een model-experiment moet worden doorlopen. Eerst vanuit het perspectief van de proefpersoon, maar geleidelijk draaiend naar het perspectief en de zorgen van de onderzoeker, die met zijn assistente het experiment opzet, afneemt en de resultaten interpreteert. In die keuze wordt recht gedaan aan het voorkennisniveau van de student, wordt het debriefingseffect als een zelf te ontdekken puzzel ingebouwd en ervaart de student intens en met een lichte schok hoe het experiment uiteindelijk in elkaar steekt. De veronderstelling is dat die verrassing, gecombineerd met een boeiend verhaal en een goedgekozen modelexperiment, het leereffect voor de student zal versterken en het typische karakter van dit soort experimenten doet beklijven. In de afweging woog mee dat in zo’n onderzoek zoveel situationele details belangrijk zijn dat het ‘weten’ niet het enige belangrijke element is, maar ook het realistische karakter van hoe een onderzoeker te werk gaat, het bedenken ervan en de praktijktoets of het wel werkt, die de kijker mee kan maken. Dat uiteindelijk het videomateriaal op dvd-video werd gezet, hing nauw samen met de snelle opkomst van dit nieuwe medium en de stagnatie rond VHS-video, terwijl de ontsluiting via streaming internet services nog onvoldoende concurrerend was en is. Bij de beschrijving van de volgende stap van de ADDIE-cyclus, de ontwerpfase wordt verondersteld dat de mediumkeuze heeft geleid tot de beslissing voor een dvd-video.
3.4
De ontwerpfase (Design-fase)
In deze fase wordt op basis van de analyse en needs assessment een blauwdruk gemaakt van het dvdproduct. Een dvd-video kan ontwerptechnisch worden opgevat als een verzameling assets (videofragmenten, teksten, afbeeldingen en audiobestanden) die met een hiërarchisch vertakte set menu’s is aan te spreken is, of als de gebruikssituatie dat vraagt, lineair is af te spelen. In principe is de mate van vertakking van de menu’s alleen begrensd door een maximum van in totaal 99 titels (films of video), de leesbaarheid of grootte van de menu’s op het scherm en door de dataruimte van 4.7 GB. Figuur 8 toont een voorbeeld van zo’n menustructuur binnen één titel.
21
Figuur 8: Voorbeeld menuvertakkingen Practicum Assessment Center
22
In het voorbeeld is uitgewerkt hoe menu’s kunnen openklappen. Elk kandidatenmenu is gelijkaardig opgebouwd. De keuze ‘Gedrag observeren’ laat een fragment van 10 minuten zien dat de gebruiker kan bestuderen, desgewenst met een notitieblokje op de knieën. Pauzeren, vooruit- en terugspoelen, langzaam spelen, enzovoorts kan de gebruiker op standaardwijze met de afstandsbediening van de dvd-speler. Om te vergelijken of de juiste indicatoren zijn genoteerd, wordt de menukeuze ‘Indicatoren van expert’ aangeboden. Die laat drie pagina’s met een rijtje indicatoren zien. Elk rijtje is weer een menu en elke menukeuze, bijvoorbeeld: ‘luistert aandachtig’ opent een playlist van alle stukjes video waarin de kandidaat aandachtig luistert, zodat de gebruiker kan nagaan of hij of zij alles gezien heeft. Deze relatief simpele menuhiërarchie, in combinatie met een aantal functies van de dvd-speler maakt dat vrij gemakkelijk complexe interactiepatronen ontworpen kunnen worden, die in veel opzichten niet onderdoen voor die in interactieve computertoepassingen. In vergelijking daarmee zijn die veel goedkoper (er hoeft niet te worden geprogrammeerd) en veel bedrijfszekerder. Het verwijzen naar assets (video, afbeeldingen, geluid, tekst) betekent dat die als bestaand materiaal verworven moeten worden of dat ze ontworpen en geproduceerd moeten worden. Het maken van audiovisuele ontwerpen wordt niet in deze handleiding beschreven, maar is elders uitgebreid beschreven (Westera, 1995). In ieder geval moeten in het dvd-ontwerp alle assets nauwkeurig worden beschreven. Het beschrijven van de assets gebeurt meestal niet in één ronde, maar in een aantal cycli. Om zowel tot een goed ontwerp van menu’s te komen als in een vroeg stadium met medeontwikkelaars te kunnen communiceren, is het aan te bevelen hiervoor in een vroeg stadium een dvd-prototype te ontwikkelen: een papieren of elektronisch model waarin de ontwerpers gemakkelijk wijzigingen kunnen aanbrengen en direct kunnen beoordelen wat daarvan de consequenties zijn. Zo’n ‘early prototype’ stelt ook gebruikers, opdrachtgevers en andere betrokkenen in de gelegenheid al in een vroeg stadium, de effecten en werking van het programma te kunnen zien en beoordelen. Daarmee kunnen misverstanden worden voorkomen en verschillen in verwachtingen tijdig worden bijgesteld. Zelfs de assets hoeven in dat stadium nog niet beschikbaar te zijn. In latere fasen (meer van het midden van de vijver vandaan) is er meer behoefte van de technische teamleden om precies te weten wat er na het indrukken van een reeks menukeuzen moet gebeuren op het scherm. Om dat te illustreren met een concreet ontwerp is in de figuren 9 en 10 het verschil te zien tussen een ‘early protoype’ in Powerpoint en een gebruikte flowchart-techniek. In de eerste is vrij grof geschetst hoe het programma werkt en in de tweede kan de programmeur precies zien welke assets hij of zij moet laten zien na welke menukeuze. Figuur 9 toont een early prototype voor het ontwerp van de dvd Toolbox Personnel Assessment.
23
Figuur 9: Een van Powerpoint-schermen van het early prototype van Toolbox Personnel Assessment In dit geval is gebruikgemaakt van de MS-Office-applicatie Powerpoint. Het voordeel van een dergelijk pakket is dat de hyperlinkfunctionaliteit benut kan worden om de menu-items te activeren en door te linken naar vervolgschermen. Op die manier kan een eenvoudige, werkende simulatie worden gemaakt van wat de gebruiker krijgt aangeboden. Een dergelijke simulatie kan zelfs worden benut voor het technisch implementeren van de dvd-video, zoals in een van de volgende hoofdstukken zal worden uitgelegd. Met speciale software (iGrafx Flowcharter, bijvoorbeeld) kunnen ook flowcharts worden gemaakt om de menustructuur en de loop van het programma te representeren (zie figuur 10). Een flowchart is een grafische voorstelling van de paden die de gebruiker kan volgen bij de menukeuzes in het interactieve programma.
24
Figuur 10: Flowchart van het practicum ‘Observatie’ uit Toolbox Personnel Assessment Na dit zogenoemde mentale of droge testen van het ontwerp kan ook een technisch ontwerp gemaakt worden, wederom een flowchart of een ontwerp in een dvd-authoring-programma, dat de fysieke assetverzameling kan aanroepen en afspeelbaar maken. Aan het einde van de ontwerpfase is de menustructuur, inclusief de verwijzingen volledig beschreven. Datzelfde geldt voor alle menulabels en de assets in de vorm van videofragmenten, afbeeldingen, geluid en geschreven teksten. Tot slot behoort ook een aantal eisen aan de grafische vormgeving te zijn vastgelegd, onder andere over de lay-out van de menu’s en het gebruik van kleuren en logo’s.
25
3.5
De ontwikkelfase (Development-fase)
In deze fase wordt het functionele ontwerp van de dvd tot uitvoering gebracht. In het kort komt dat neer op het volgende: - de in het ontwerp gedefinieerde assets worden nu verzameld of geproduceerd. Het verwerven en met name produceren van audiovisuele assets kan een aanzienlijk deel van de doorlooptijd van het product in beslagnemen. Wanneer veel nieuwe audiovisuele assets geproduceerd moeten worden, is het aan te bevelen dit als een afzonderlijk sub-project aan te merken. In het kader van deze handleiding wordt aangenomen dat dit proces is afgerond en de audiovisuele assets beschikbaar zijn. - de audiovisuele assets worden geconverteerd naar het MPEG2-formaat, dat voorgeschreven standaard hiervoor is. - de menuschermen worden vervaardigd, met daarin ook de verschillende statuswaarden van de knoppen, die ervoor zorgen dat de knoppen ook in visuele zin reageren op de bediening. - de DVD wordt geprogrammeerd. Met een met speciale software (een dvd-authoring-programma) wordt de menustructuur zoals die in het ontwerp is vastgelegd, gecodeerd volgens de dvd-video-standaard. Als de assets nog niet klaar zijn, kan men in dit stadium desnoods al een werkend menu maken door nepassets te gebruiken (dummy’s). Dvd-authoring is dus een specialistische vorm van programmeren. Vanuit het auteursprogramma kunnen de directe assets voor de dvd met de menubesturing en de menu’s inclusief ondertiteling (in meer talen) op een dvd-schijf worden ‘gerenderd´, dat wil zeggen dat de authoring-software een versie aanmaakt van de dvd, die volgens een gedefinieerde standaard te gebruiken is. Op deze schijf staan de assets (video object files of VOB files) met de managementbestanden op de schijf (zie figuur 11). - de programmering wordt getest. De inhoudelijke specialisten, de programmaontwerpers en een eerste groep proefgebruikers kunnen het product nu op functionaliteit en werking testen. - er wordt een master gemaakt. Als alles in orde is wordt een speciale tape gemaakt die als eindproduct van het productietraject (dvd-master) fungeert voor het persen van dvd’s voor de gebruikers. In die laatste slag worden ook de informatiebestanden voor het label, de boekjes en/of inlays in de boxjes en dergelijke aangeleverd In de praktijk is bij al deze stappen goed projectmanagement vereist, want het is een zeldzaamheid dat alle assets aan het begin van het productieproces netjes op een stapeltje liggen en de diverse activiteiten keurig in volgorde kunnen worden afgehandeld. Uit efficiëntieoogpunt moet een aantal onderling niet sterk afhankelijke processen parallel aan elkaar door verschillende disciplines (contentontwikkeling, audiovisuele productie, conversie, authoring, menuproductie) worden uitgevoerd. Als deze processen niet goed op elkaar afgestemd zijn, kunnen er onnodige wachtperiodes ontstaan. Om die te voorkomen moet door het hele productieteam goed gecoördineerd en zo nauwkeurig mogelijk worden gewerkt, volgens duidelijke kwaliteitscriteria en goed omschreven procedures. Goed documenteren, controleren en nogmaals controleren is daarbij noodzakelijk. Hieronder wordt kort stilgestaan bij een aantal bijzonderheden in het
26
productieproces. Voor uitvoeriger informatie zij verwezen naar handboeken (La Barge (2001, Taylor, 2001) en naar verschillende websites over dvd-productie in de referenties van deze handleiding. Assets en assets-conversie De gespecificeerde menu’s activeren assets, reeksen van assets of nieuwe menu’s, die uiteindelijk weer assets activeren. Een dvd-video-programma komt dus neer op het programmeren van afspeelkeuzes voor videobestanden en het plaatsen van dit programma plus de bestanden op een test-dvd of een mastertape voor het persen van dvd’s. Duidelijke onderlinge afspraken van producenten van dvd-video over het formaat, zorgen ervoor dat de programmeurs en ontwerpers gestandaardiseerde effecten kunnen toepassen, zoals beschreven in hoofdstuk 2. Op de dvd-video-schijf bevindt zich managementsoftware die het besturen van de opgeslagen audio- en video-informatie door de gebruiker reguleert.
Figuur 11: Structuur van de bestanden op een dvd-video-schijf bron: DVD-Duplicator.nl De programmeur programmeert de videomanager (VMG), die op de dvd-video-schijf de gebruiker controle geeft over de afspeelmogelijkheden. Er kunnen tot 99 titels (films, programma’s) worden geprogrammeerd. Elke titel (title-set) bestaat uit controlegegevens (Video Title Set Information), de menukeuzes voor de gebruiker binnen die titel (Menu Video Objects) en de af te spelen objecten (Video Objects), zoals de fragmenten of scènes van de film, geluid, ondertiteling en navigatiemenu’s. De menu’s kunnen vanuit het gezichtspunt van de dvd-programmeur dus als assets beschouwd worden. Behalve het ontwerp (flowchart en menuspecificaties) heeft de programmeur de videobestanden nodig. Deze moeten conform de dvd-video-standaard voldoen aan de MPEG2-norm. Dat betekent dat alle videofragmenten na hun productie of verwerving in dit MPEG2-formaat moeten worden omgezet. Bij dit encodeerproces moet alle ingangsmateriaal kwalitatief zo goed mogelijk zijn, dus bij voorkeur voldoen aan een professionele of industriële norm en zo min mogelijk gecomprimeerd. Het minimale formaat voor opnames is industrieel DVCAM, maar beter is Digitaal Betacam. Als het bronmateriaal van een ander formaat is (bijvoorbeeld analoog Betacam), zet men dit meestal eerst over op Digitaal Betacam, voordat het wordt omgezet naar MPEG2. De productietapes (DVCAM of Digitale Betacam) die worden gebruikt voor het encoderen naar MPEG2, fungeren bovendien als nieuwe masters (of submasters) van de assets. De in MPEG2 geëncodeerde files kunnen worden geperst op een dvd-rom om te worden gebruikt als nieuwe archiefmaster. Het is verder belangrijk om tijdens de hele productie te werken met een systeem van logische, betekenisvolle bestandsnamen, die door iedereen in het productieteam herkend en gebruikt worden. Bijvoorbeeld: een gesproken commentaar dat na opname ‘introdir.wav’ (windows audiobestand)
27
heet en dat met beelden gecombineerd een videoasset oplevert, heet na montage: ’introdir.mpg’ (MPEG2videobestand). In figuur 10, de flowchart, kan men het gebruik ervan geïllustreerd zien. Grafische vormgeving De uiterlijke vormgeving van een dvd-videoprogramma, de ‘look-and-feel’, wordt bepaald door de vormgeving van de videofragmenten en de vormgeving van de menu’s. Bij nieuw te produceren videomaterialen is de vormgeving uiteraard goed in de hand te houden, zodat de vormgevers die kunnen laten aansluiten op de vormgeving en de belettering van de menu’s. Het is om verschillende redenen belangrijk om in een vroeg stadium van de productie al vormgevingsbeslissingen te nemen of daar rekening mee te houden. In de eerste plaats zijn de menu’s en achtergronden geen standaardteksten, zoals bij een computerscherm, maar plaatjes, stills of een stukje video dat steeds hetzelfde laat zien en als bewegend video gecodeerd wordt. Deze stills moeten worden ontworpen. Ten tweede mag er omwille van de leesbaarheid niet te veel tekst op een televisiescherm worden getoond. De resolutie is geringer dan die van een computerscherm. Bovendien is de kleurkeuze belangrijk: televisie heeft in technisch opzicht moeite met heldere kleuren, zoals rood. Die kleuren knipperen dan in beeld. Om dat te voorkomen worden technieken gebruikt die in het jargon 'de-interlacing' en 'anti-aliasing' genoemd worden. Tot slot wordt opgemerkt dat men geen teksten te dicht bij de rand van het beeld mag plaatsen. Een televisiescherm laat namelijk (anders dan productiemonitoren) niet altijd het hele beeld zien, maar laat een deel bij de randen wegvallen. Om dit wegvallen te vermijden, wordt een veiligheidsmarge aangehouden: de menuteksten, ondertitels en andere tekstschermen moeten binnen de zogeheten ‘title safe area’ blijven om geheel zichtbaar te zijn voor de gebruiker.
Figuur 12: ‘Title safe area’
28
Een belangrijk grafisch aspect waaraan bij de productie aandacht moet worden geschonken, is de manier waarop de gebruiker de menu’s kan besturen en ermee door het programma kan navigeren. In de menu’s van de eerder genoemde programma’s van de Open Universiteit Nederland en de Digitale Universiteit is gekozen voor de ‘highlighting’-techniek: het geselecteerde menu-item wordt gehighlight (geaccentueerd) door de grafische vorm te veranderen. De gebruiker kan met de pijltjes op de afstandsbediening de selectie verplaatsen, en met de OK- of ‘Enter’-knop de selectie bevestigen, waarna de dvd de gevraagde actie uitvoert.
Figuur 13: Een menuscherm met een gehighlight item De keuze van tekstkleuren is zeer kritisch: door de smalle lijnbreedte van de letter en de afdekletter van de highlight kan er kleurmenging, onscherpte of soms een te felle highlight optreden. Het is raadzaam hiervoor een extra proefrendering te laten maken en waar nodig de helderheid wat terug te schroeven. Dvd-programmering (authoring) De dvd-authoring is het programmeerproces van de menu’s en de koppeling daarvan aan de video-assets. Dit kan pas definitief plaatsvinden als alle assets er zijn, tenzij er voorlopig met nep-assets (dummy’s) met dezelfde bestandsnamen wordt gewerkt. Een dummy van een fragment zou bijvoorbeeld een stills kunnen zijn met de videotitel en bestandsnamen in plaats van het videofragment (‘Hier komt videofragment XYZ.mpg’) De authoring kan plaatsvinden met low-, mid-, of high-end dvd-authoring-software, die van elkaar verschillen in de mate waarin men alle features van het medium direct kan programmeren en previewen en de mogelijkheden om dvd-video te ‘renderen’ (genereren). Low-end authoring (bijvoorbeeld met 'Pinnacle Studio') is bedoeld voor de consument die zijn videofilmpjes op dvd wil zetten. Mid-end authoring (bijvoorbeeld met 'Sonic ReelDVD') is geschikt om standaard features mee te programmeren. High-end authoring (bijvoorbeeld 'Sonic Scenarist' ) is bedoeld voor de professionele programmeur, die de standaarden van dvd-video door en door kent en die alle features kan programmeren. Het laatste type pakket is zeer specialistisch en vraagt een lange inleertijd. Figuur 14 toont een object-linking-diagram van een high-end-pakket. Daarin wordt de menustructuur via verbindingslijnen gekoppeld aan de diverse objecten (assets) waardoor de programma-flow zichtbaar wordt en allerlei tests kunnen worden uitgevoerd.
29
Figuur 14: Object-linking uit high-range authoring-pakket (Sonic Scenarist) Indien men hiermee niet dagelijks werkt, is het in de praktijk vaak effectiever (en goedkoper) om de dvdauthoring uit te besteden aan een specialistisch bedrijf. Low- en mid-end-pakketten kunnen, creatief gebruikt, wel ingezet worden om in het functionele en technische ontwerptraject de effecten te testen van onderdelen of het geheel van de ontwerpen. Dat betekent overigens wel dat de assets (of dummy’s) tijdig geëncodeerd moeten worden. Het voordeel hiervan is dat men niet hoeft te wachten tot de alfatest om de werking van de dvd te beoordelen. Het nadeel is echter extra productietijd. Pre-mastering en testing Als de dvd-programmeur klaar is met programmeren en het technisch testen, kan er in principe een (voorlopige) dvd-master gemaakt worden. Deze alfaversie kan vervolgens door andere leden van het team of door toekomstige gebruikers worden getest. Wijzigingen kunnen nu nog worden doorgevoerd voordat een definitieve master wordt gemaakt, die men de bètaversie noemt. Ook die moet weer worden getest op fouten, waarna de geaccordeerde bètaversie in de vorm van een tot industriestandaard geworden DLT-tape (Digital Linear Tape, een 1,5 inch brede magnetisch opslagmedium in cassettes, met een opslagcapaciteit tot 40Gb) of een gebrande dvd-R-master wordt opgeleverd voor het persen van dvd-kopieën. Opdrukken en inlays Op de dvd-schijf wordt een label afgedrukt, zodat de gebruiker kan zien wat er op staat. In de dvd-box waarin de geperste exemplaren verpakt worden, kan een booklet (een inlay) worden meegeleverd. De box is een traditionele Jewel box van doorzichtig plastic, zoals bij de bekende muziek-cd, of een speciale dvdbox in een wat grotere uitvoering, waarbij dan ook wat meer informatie voor de gebruiker kan worden opgenomen. Alle aanwijzingen voor de gebruiker, de titelbladen, het colofon en huisstijlelementen (logo’s)
30
moeten worden beschreven en opgemaakt. Het drukken van de inlays kan separaat gebeuren, maar het kan ook worden overgelaten aan het dvd-dupliceerbedrijf, dat daar volledig geautomatiseerde oplossingen voor beschikbaar heeft. Duplicatie en distributie De master, het ontwerp van de inlay, de omslag en het dvd-label gaan naar het een dupliceerbedrijf. Dat maakt van de DLT-tape of de productiemaster eerst een persmatrijs en perst dan de gewenste aantallen, waarna de dvd’s volautomatisch worden verpakt en beschikbaar komen voor distributie. Vaak kunnen deze dupliceerbedrijven ook de distributie verzorgen. De kosten voor het maken van een persmatrijs zijn relatief hoog, dit in tegenstelling tot de dvd-kopiëen zelf, die weinig kosten. Dit maakt het persen van een hoge oplage aantrekkelijk. Bij afname van enkele tientallen exemplaren kost een dvd-video-schijfje inclusief verpakking en drukwerk ongeveer zeven euro, bij afname van enkele duizenden schijfjes dalen de kosten naar ongeveer één euro per schijfje. Archivering en onderhoud Een eenmaal geperste en gedistribueerde dvd-video-schijf vormt zijn eigen backup (kloon): van iedere dvd zijn opnieuw en met bijna even goede kwaliteit masters voor de persing te genereren. Wanneer echter onderhoud of reparatie nodig zijn, bijvoorbeeld door het aanpassen of veranderen van de inhoud, dan moet men kunnen terugvallen op de oorspronkelijke assets zoals die gebruikt werden. De menu-assets en de digitale Betacam-productiekopie zijn de belangrijke tussenproducten die worden gebruikt om een nieuwe versie van de dvd te maken. Daarvoor is een goede documentatie van het ontwerp, de assets, de productietape met een beschrijving van de inhoud, de flowcharts of prototypes noodzakelijk.
3.6
Implementatie
In deze fase gaat het om de invoering van het leermiddel in de onderwijsomgeving. Omdat voor het gebruik van dvd-video geen specialistische kennis of handigheid nodig is, is deze fase van het ADDIEproces in beginsel zeer kort. Wel is aandacht nodig voor een goede inbedding van de dvd in het overige onderwijs. Het goed begeleiden en introduceren van de toepassing door docenten of het goed aansluiten op andere cursusmiddelen zoals taken, opdrachten en bronnen (bijvoorbeeld op een cursuswebsite) bepaalt in veel gevallen de gebruikswaarde van de dvd.
3.7
Evaluatie
In deze laatste fase van de ADDIE-cyclus wordt onderzocht in welke mate de toepassing haar beoogde didactische functie op een acceptabele wijze vervult. Daarbij kan gekeken worden naar de feitelijke leereffecten van de studenten, maar ook naar de appreciatie door gebruikers. Hoewel er ook al tijdens de ontwikkeling al enkele tests en evaluaties zijn uitgevoerd (prototype, alfatest, bètatest) is dat slechts met een zeer beperkt aantal gebruikers gedaan. Bij de Open Universiteit is het gebruikelijk om voor definitieve oplevering een groep proefstudenten (meestal circa 10 personen) te vragen het programma te doorlopen en commentaar te leveren. Deze pre-test is formatief van aard en kan nog belangrijke informatie opleveren voor het aanpassen van de dvd. Na de implementatie zal men echter meer gegevens willen verzamelen over het gebruik en de leerprestaties. De evaluatie zal zich vooral moeten richten op de mate waarin de gebruiker succesvol is in het uitvoeren van de studietaken en het oplossen van de aangeboden probleemcasussen, de mate waarin de instructie voor het gebruik en de verwijzingen naar eventuele
31
andere leermiddelen en bronnen bijdraagt tot bedoeld gebruik, de mate waarin de presentatiewijze (vormgeving, casuskeuze, impact, drama, game, enzovoorts) werkbaar is en bijdraagt aan de studiemotivatie van de gebruiker, de mate waarin de opzet van het dvd-programma aan het doel beantwoord en, tot slot, de mate waarin de kosten van de dvd de productie ervan rechtvaardigen. Een oordeel vellen over de geslaagdheid van het ontwerp is een complex proces. Het voldoet niet om alleen om cijfers te hebben over de tevredenheid van de gebruikers, ook de onderwijsinstantie moet zich tevreden tonen met de prestaties die het programma mogelijk maakt en de resultaten afwegen tegen de investeringen in tijd, moeite en geld.
32
4
Kosten van dvd-video
Dvd-video maakt op relatief eenvoudige wijze complexe instructieprogramma’s mogelijk. Daarmee is dvdvideo een geduchte concurrent voor multimediale computerprogramma’s, die vaak veel programmeerwerk vragen. Maar ook aan de ontwikkeling van een dvd-video zijn kosten verbonden. Globaal zijn die te verdelen naar: - personele kosten voor het ontwikkelteam - de kosten voor de videomaterialen - de kosten van video-encodering - de kosten voor technische dvd-authoring - de kosten voor duplicatie en distributie. Deze kostenposten worden hieronder kort besproken, waarna enige richtlijnen voor een dvd-begroting worden gegeven. Personele kosten De grootste kostenpost bij dvd-productie is veelal die van het eigen personeel: de instructieontwerper, de inhoudsdeskundigen, de grafisch ontwerper, redacteuren, evaluatoren en dergelijke. In de praktijk van het hoger onderwijs blijven deze kosten vaak verborgen, omdat ze gemakshalve in de indirecte sfeer worden geplaatst: de salarissen worden toch wel betaald …. Deze redenering is echter aanvechtbaar als het gaat om de toerekening van kosten aan dvd-ontwikkeling, die overigens allesbehalve verwaarloosbaar zijn. Het doorlopen van een probleemanalyse, het maken van een needs assessment, een interactieontwerp, het prototype, de grafische menu’s, het vergaren van videomaterialen en het assembleren en testen van dit alles vergt minimaal enkele tientallen mensdagen, afhankelijk van de complexiteit van het programma. Een eenvoudig programma met een personele inzet van zeg twintig dagen à € 400 vraagt in deze sfeer dus al € 8000, nog afgezien van de overige kostenposten. Is dat veel? Dat hangt ervan af hoe de vergelijking met andere oplossingen uitpakt: een computerprogramma maken in plaats van een dvd-video vraagt vermoedelijk meer inzet voor programmeerwerk. Ook hier moeten dan natuurlijk de personele kosten als directe kosten worden meegenomen. Oplossingen via contactonderwijs (bijvoorbeeld college’s of werkcollege’s) vragen wellicht minder voorinvestering omdat niet altijd een gedetailleerd ontwerp nodig is, maar behoeven in lengte van jaren de personele inzet van docenten en assistenten, terwijl de gebruikskosten van een dvd-video vrijwel nihil zijn. Kosten van videoproductie of –verwerving Het ontwerpen, produceren en implementeren van videomaterialen is arbeidsintensief en technologieintensief. De keuze voor video, in het bijzonder dvd-video, behoeft een goede afweging vanwege de daaraan verbonden kosten. De kosten van nieuw videomateriaal, eenvoudig van opzet, maar volgens professionele standaarden geproduceerd en gemonteerd, belopen al snel enkele tienduizenden euro’s per uur. Bestaand materiaal kan men meestal goedkoper verwerven, waarbij voor educatief gebruik soms extra kortingen kunnen worden bedongen. Soms is videomateriaal ook gratis beschikbaar (voorlichtingsmateriaal of programma’s met een ideëel doel). De trend naar interactieve videotoepassingen, zoals te realiseren met een dvd-video maakt dat vaak kan worden volstaan met korte fragmenten: korte situatieschetsen, uitleg in een praktijksituatie of multimediale ‘readers’ (casusbronnen), waardoor producties een clip-achtiger karakter kunnen krijgen en er minder film-‘lengte’ nodig is. Deze ontwikkeling sluit ook aan bij de zap-
33
cultuur van televisie en internet die zich meer richt op korte clips dan op uitgesponnen filmvertellingen. Het gebruiken van slechts de relevante fragmenten in plaats van volledige videoproducties is niet alleen kostenbesparend, maar kan ook positief werken voor de gebruiker omdat die zich kan concentreren op de kern van de zaak (waarbij overigens niets ten nadele zij gezegd van integrale documentaires, registraties en dergelijke). Verdere kostenverlaging van video is te verwachten door de continue prijsdaling van videoapparatuur en opslagmedia. Binnen de internetcultuur stellen streaming media en beelden van webcams de gangbare normen voor beeldkwaliteit, enscenering en belichting voortdurend neerwaarts bij en worden ook informelere (en dus goedkopere) vormen van presentatie gestimuleerd. Daarmee ontstaat gaandeweg een nieuwe beeldtaal, waaraan minder professionele eisen worden gesteld dan aan de gangbare audiovisuele producten, wat video steeds toegankelijker en betaalbaarder zal maken. Zelfs op televisie zijn steeds vaker dagboeken van kijkers of homevideo’s te zien, waarvan de kosten laag zijn. Het speelt toepassingen als dvd-video in de kaart, al kan hiermee een sterk punt van dvd-video, de uitstekende beeldkwaliteit, danig onder druk komen te staan. Wie ooit een oude VHS-tape heeft vertaald naar MPEG2 weet wat dat kan betekenen: zeer veel beeldruis, grote irritatie bij de kijker en hierdoor moeilijk een beperkt leereffect (Fleming & Levie, 1985; Westera, 1995). Men mag hopen dat het in die gevallen mogelijk is het bewegend beeld te schrappen (maar dat kan natuurlijk niet altijd): instructie en demonstratie door middel van stills met audio, in plaats van videomateriaal reduceert de productiekosten met een factor 10. Soms zijn mengvormen een optie (af en toe video, af en toe stills). Kosten van video-encodering Voor dvd-video moet al het videomateriaal worden geëncodeerd naar het MPEG2-formaat. De prijzen daarvoor variëren van € 4 tot € 12 per minuut, afhankelijk van de omvang. Bij de prijsopbouw moet rekening worden gehouden met startkosten en handling. Soms komen daar nog kosten bij voor vertaalkosten (van het ene formaat naar het andere, bijvoorbeeld van 16 mm film naar PAL of van NTSC naar PAL), het maken van tussenkopieën (Digitale Betacam), voor digitale beeldcorrectie (indien het uitgangsmateriaal van onvoldoende kwaliteit is), het leveren van tijdcodekopieën voor het productieteam of het vooraf (her)monteren van de beschikbare scènes.
34
Kosten van technische dvd-authoring High-end dvd-authoring kan het best door een gespecialiseerd bedrijf worden uitgevoerd. Het gaat om het programmeren van de menustructuur volgens de dvd-video-standaard, het verzamelen en koppelen van alle assets en het initieel testen van de dvd. De prijs daarvoor is zo’n € 600 per dag. Afhankelijk van de complexiteit kan de benodigde inzet oplopen van minimaal één dag tot tien dagen of meer. Voor een eenvoudige set afspeelpunten, zonder noemenswaardige interactie kan zelfs één of twee uur volstaan. Maar in dat geval wordt de potentie van dvd-video niet ten volle benut. Kosten van duplicatie en distributie De dupliceerkosten van dvd-video zijn de afgelopen jaren sterk gedaald. Het loont om een flinke oplage te bestellen (duizend of meer). Dupliceerkosten dalen dan tot zo’n € 2 per dvd, inclusief doosje en drukwerk. Bij kleinere aantallen gaat de prijs per dvd substantieel omhoog. De kosten van distributie zijn sterk contextafhankelijk: in het afstandsonderwijs moeten de dvd’s afzonderlijk worden verstuurd aan studenten (frankeerkosten), in het contactonderwijs zijn er nauwelijks kosten als studenten ze zelf afhalen bij het opleidingsbureau.
35
De begroting voor een dvd-videoproject Onderstaande tabel geeft een indicatie van de kostenposten die voor een volledig traject (van gemiddelde omvang en complexiteit) moeten worden begroot:
Fase
Kostenpost
Aard van de kosten
Indicatie van de kosten
analyse
probleemanalyse
deskresearch (redactie, ontwerper)
2-4 mensen
probleemdefinitie,
idem, resulteert in projectplan met
2 mensdagen
(needsassessment)
begroting hele project
functioneel ontwerp
instructieontwerper,
ontwerp (design)
2-40 mensdagen
contentspecialisten, technisch specialist, grafisch ontwerper
ontwikkeling
technisch ontwerp
technisch realisator
2-8 mensdagen
assets-productie
AV-expertise: script, regie, licht
vanaf enkele duizenden tot
geluid, regisseur, techniek,
tienduizenden euro’s
(development) of -verwerving
productiefaciliteiten menu
grafisch ontwerp
assets-conversie
encoding
1-3 mensdagen € 4-12 per minuut plus startkosten (€ 100-200)
implementatie
dvd-authoring
dvd-programmering
1-5 mensdagen
duplicatie
dupliceerbedrijf
afhankelijk van oplage € 1-12 per dvd, inclusief drukwerk
evaluatie
inlays en
grafische vormgeving
0,5-2 mensdag
handleiding
teksten
0,5-2 mensdag
eindredactie
0,5-1 mensdag
opslag en
opslag, handling, administratie,
afhankelijk van de context.
distributie
verpakken en versturen of uitdelen
verzamelen
vraagstelling uitwerken, instrument
gegevens
ontwikkelen, gegevens bewerken
evalueren
conclusies t.a.v. juistheid oplossing
1-10 mensdagen 0,5-3 mensdagen
ontwerpprobleem en tevredenheid gebruikers project-
coördinatie
5-10% van budget
management totaal
vanaf €10.000
Bovenstaand schema is niet meer dan een globale indicatie. Standaardrecepten zijn hier moeilijk te geven. Of de kosten van dvd-video gunstig of ongunstig uitpakken, hangt sterk af van de functie, omvang en context van het dvd-gebruik en van de vraag wat de alternatieven zijn. Voor een kostenafweging van de verschillende alternatieven moet o.a. rekening worden gehouden met de benodigde voorinvesteringen, de afzet, de exploitatielasten en de levensduur van de toepassing. Voor videodistributie via VHS-cassette, streaming media via breedbandinternet of interactieve multimedia op dvd-rom of cd-R is de dvd-video een
36
geduchte en prijsaantrekkelijke concurrent. De investeringskosten zijn weliswaar groot, maar er is grote winst te behalen in de exploitatiefase, waardoor gedurende vele jaren geen of minder technische (servers, netwerken, beheer van wachtwoorden), personele (docenten, webredacteuren) of organisatorische (helpdesk) voorzieningen benodigd zijn. Worden interactieve practica ingezet in zelfstudie, dan is - in de situatie van het afstandsonderwijs van de Open Universiteit Nederland - ooit berekend dat, vergeleken bij een 'live'-practicum al bij een aantal van 1100 studenten een break-even point wordt bereikt, waarbij de investeringen in interactieve technologie minder kostbaar zijn dan de cumulatieve begeleidingskosten in begeleide practica (zie ook figuur15).
Figuur 15: Break-even point in toename totale kosten zelfstudiepracticum versus begeleid practicum bron: Gastkemper & Hoogveld, powerpoint-presentatie Practicum Assessment Center, 1993) Interactieve dvd-video versus interactieve computerprogramma’s Een interessante vergelijking wat betreft dvd-video en een computerversie kan worden gemaakt voor het interactieve programma ‘Sociale psychologie’ van de Open Universiteit. Van dit programma werd bij wijze van experiment zowel een multimediale cd-rom-versie als een dvd-video-versie samengesteld. Daartoe moest bij het ontwerp van de beide media goed rekening worden gehouden met de eigenschappen van het meest beperkende medium: de dvd-video. Er moest worden afgezien van het uitvoeren van berekeningen, de tussentijdse opslag van data en het ondersteunen van netwerkcommunicatie. Verder verschillen de media in de kwaliteit video (cd-rom gebruikt MPEG1-video en dvd-video gebruikt de veel betere MPEG2norm) in het productietraject voor software-authoring. De volledige productiekosten voor de cd-rom-versie van het programma bleken circa € 17.500 te beslaan (exclusief de ontwerp-, video-, dupliceerkosten). De kosten van de dvd-video beliepen € 8500. Alleen al de programmeerkosten van de cd-rom bedroegen € 10.000, tegenover een veel geringer bedrag voor dvd-video-authoring (€ 600). Dit veel lagere bedrag wordt veroorzaakt door de standaardfeatures waarop de dvd-video-authoring berust. Bij een computerversie moet min of meer elke interactie worden ontworpen en geprogrammeerd, waarbij ook nog
37
aandacht moet worden besteed aan de integratie van de diverse componenten in het programma. Dat maakt het programmeren en testen veel complexer en langduriger. De video-encoderingskosten zijn voor beide versies gelijk (rond € 2000), maar de computerversie kan qua beeldkwaliteit niet tippen aan de dvdvideo. Het is bovendien onvermijdelijk dat de cd-rom in enkele gevallen bij studenten afspeelproblemen oplevert door verkeerde videodrivers, een obscure grafische kaart of een anderszins niet goed functionerende computer. Meestal kan hiervoor wel een oplossing worden gevonden door de helpdesk van de instelling, maar deze vormt een niet te verwaarlozen additionele kostenpost voor de exploitatie van het computerprogramma. Een andere dvd-video van de Open Universiteit is Toolbox Assessment Centre. Dit programma is in de jaren negentig ontwikkeld als interactieve Laservision toepassing onder de titel Practicum Assessment Center en later, vanwege het verdwijnen van deze analoge beeldplaattechnologie, vereenvoudigd en omgezet naar cd-rom. Recentelijk (2005) is opnieuw een revisie uitgevoerd in de vorm van een dvd-video-toepassing. Interessant daarbij is dat ondanks de functionele beperkingen van dvd-video, de essentie van het programma (het leren observeren, classificeren en beoordelen van gedrag) hetzelfde is gebleven. De beperkingen van dvd-video dwingen de instructieontwerper als het ware te zich te concentreren op de essentie, hetgeen soms tot aantrekkelijke vereenvoudigingen leidt. Dit betekent niet dat complexe interactieve computerprogramma’s niet meer nodig zijn en dat dvd-video nu de oplossing voor alle instructieproblemen is, maar toont wel aan dat dvd-video in vele opzichten een krachtig en betaalbaar alternatief kan zijn.
38
Referenties Dichanz, H. & Kolb, G. (Hsgs.). (1975). Quellentexte zur Unterrichtstechnologie I, Stuttgart: Klett. Dichanz, H. & Kolb, G. (Hsgs.). (1976). Quellentexte zur Unterrichtstechnologie II, Stuttgart: Klett. Dowrick, P.W., Biggs, S.J. (1983). Using video. Psychological and social applications. New York. Fleming, M. & Levie, W.H. (1985). Instructional message design. New York: Rinehart and Winston. Hoogveld, A.W.M. (instructieontwerper-scenario-producer), Bos, A.E.R. (projectleider-samensteller), Van der Vegt, G.W. (technisch ontwerper). (2002). Sociale psychologie. Experimentele uitgave audiovisuele programma's bij de cursus Sociale psychologie. [Interactieve dvd-video]. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Hoogveld, A.W.M. & Gastkemper, F.H.D. (1993) [Powerpoint-presentatie]. Practicum Assessment Centre, Interactief videoprogramma van de Open universiteit. [Niet gepubliceerd voorlichtingsmateriaal, Heerlen: Open universiteit.]. Hoogveld, A.W.M. (instructieontwerper-scenario-producer), Vander Meeren, W.M.F. (projectleidereindredactie) & Van der Vegt, G.W. (technisch ontwerper) (2005). Toolbox Personnel Assessment. [Interactive dvd-videopracticum, 5 delen]. Utrecht: Digitale Universiteit. Hoogveld, A.W.M. (instructieontwerper-scenario-producer), Vijth (samensteller), A. & Loth, F. (samensteller, eindredactie). (2004) & Van der Vegt, G.W. (technisch ontwerper en realisator). Observeren van gedrag in ontwikkeling. Videoprogramma bij de cursus Ontwikkelingspychologie. Heerlen: Open Universiteit Nederland. Igrafx corporation, (2001) Igrafix Flowcharter 8.2 Flowcharting software. Mohawk St. Tualatin, Canada. Koper, E.J.R. (1989). Een keuzestrategie voor de inzet van (elektronische) media in het hoger onderwijs. Tijdschrift voor Hoger Onderwijs, 7. LaBarge, R. (2001) DVD authoring & production. An authorative guide to DVD-Video, DVD-ROM and WebDVD. Kansas: Lawrence. Rosset, A. (1987). Training needs assessment. Englewood Cliffs, NJ: Educational Technology Publications. Salomon, G. (1981). Interaction of media, cognition and learning (1st ed.). San Francisco, Washington, London: Jossey-Bass. Salomon, G. (1984). Television is ‘easy’ and print is ‘tough’: The differential investment of mental effort in learning as a function of perceptions and attributions. Journal of Business and Technical Communication, 76, 647-685. Sonic Solutions (2005), Sonic Scenarist. Professional DVD development programme. Website Sonic Solutions: http://www.sonic.com/products/Professional/Scenarist/screen.aspx Rinsema, P. (2004) Streaming audio en video, Surfnet Dienstenbrochure: update 02 2004, p. 6.). Utrecht: Stichting SURF. Taylor, J. (2000) DVD demystified. New York: Mc.Graw-Hill. Verstegen, D. (2003). Iteration in instructional design. Doctoral disseration. Utrecht, The Netherlands, IVLOS series (Institute of Education of the Utrecht University). Wedman, J., & Tesmer, M. (1993). Instructional designers’ decisions and priorities: A survey of design practice. Performance Improvement Quarterly, 6, 43-57. Westera, W. (1995). Audiovisueel ontwerpen.pp. 59-80. Abcoude: Uniepers.
39
Weblinks http://www.disctronics.co.uk/downloads/downloads_dvd.htm http://www.dvdduplicator.nl/frameset.html?uitleg/structure http://dvddemystified.com/dvdfaq.html http://www3.toshiba.co.jp/dvd/e/whats/index.htm http://www.surfnet.nl/info/diensten/videoaudio/home.jsp
40