DUURZAME ONTWIKKELING AAN EEN ENQUÊTE ONDERWORPEN In juni 2005 hebben het BIM en de Vereniging de Brusselse gemeenten uitgenodigd op een samenkomst om ideeën over duurzame ontwikkeling uit te wisselen. De Vereniging stelde er de resultaten voor van een studie over de toepassing van de duurzame ontwikkeling in de 19 Brusselse gemeenten, waarvan wij hier de krachtlijnen weergeven. Samen met het BIM heeft de Vereniging van januari tot mei 2005 een enquête1 verricht, gebaseerd op het interview van mandatarissen of personeel van de gemeentebesturen. Het doel was enerzijds een stand op te maken van de reeds bestaande acties rond duurzame ontwikkeling en anderzijds de moeilijkheden en obstakels te inventariseren. Uit die contacten met ambtenaren en verkozenen blijkt dat de Brusselse gemeenten al veel initiatieven genomen hebben in het kader van duurzame ontwikkeling, hoewel er momenteel slechts 3 lokale Agenda's 21 zijn (Anderlecht, Etterbeek2 en de stad Brussel werkt er momenteel aan, wat betekent dat er 3 ondertekenaars van het charter van Aalborg zijn), wat weinig kan lijken ten opzichte van andere Europese landen zoals Spanje, Italië of Frankrijk. Als men echter rekening houdt met een duurzaam gemeentelijk ontwikkelingsplan dat meer dekt dan alleen de milieuaspecten, dan ligt Brussel in het gemiddelde wat de Belgische lokale Agenda's 21 betreft.
Acties … De markantste vooruitgang wordt opgetekend op het vlak van afvalsortering en rationeel energiegebruik. Het is niet verbazend dat selectieve afvalophaling een realiteit is in 14 van de 19 gemeenten (74 %) en dat we als we de initiatieven tellen die momenteel in uitvoering zijn, tot 18 gemeenten komen (95 % van de gemeenten). Dat resultaat houdt verband met de specifieke situatie van Brussel, waar de bevoegdheid inzake netheid, die natuurlijk verbonden is met afvalsortering, verdeeld is tussen Gewest en gemeenten. De acties rond rationeel energiegebruik (REG), die op lange termijn niet alleen de milieuhinder terugschroeven maar ook tot financiële besparingen leiden, zijn ook goed ingeburgerd bij de Brusselse gemeenten, hoewel ze nog in minder mate in de praktijk omgezet zijn. Het is een complexer domein, waarvoor voorafgaande studies en tests vereist zijn, en belangrijke keuzes gemaakt moeten worden waarvoor soms aanzienlijke budgetten vrijgemaakt moeten worden. Het gaat voornamelijk om acties die aan de gang zijn (voor 10 gemeenten, zijnde 53 % van de antwoorden) of gepland zijn (voor 3 gemeenten, zijnde 16 %), tegen 26 % uitgevoerde acties, d.w.z. voor 5 gemeenten. De komst van de energiebemiddelaars in het BIM zal daar voor iets tussenzitten en de bijstand die zij de gemeenten kunnen leveren, zal dat domein nog helpen terrein winnen.
1
In de meeste gevallen was er geen specifieke persoon die zich enkel bezighoudt met "duurzame ontwikkeling" op gemeentelijk niveau. Het was meestal de dienst leefmilieu, werken of stedenbouw waarmee gesproken werd (milieucoördinatoren, mobiliteitsadviseurs, energieconsulenten, architecten, …). Dat "kleurt" uiteraard de resultaten van de enquête. Wij stippen aan dat de hier voorgestelde resultaten met de nodige omzichtigheid benaderd moeten worden, omdat de gemiddelden nuances en verschillen tussen gemeenten verhullen. Het is bijvoorbeeld onmogelijk op basis van de getoonde cijfergegevens het verschil te maken tussen een eenmalige beperkte actie en een structurele grootschalige actie. 2 De lokale acties die gepland zijn in het kader van de Agenda 21 van Etterbeek, zijn beschikbaar op http://www.etterbeek.irisnet.be > duurzame ontwikkeling. Ariane Godeau & Philippe Delvaux – Nieuwsbrief nr. 5 – oktober 2005 www.vsgb.be
Op het vlak van eco-bouw zien wij qua realisaties nog ruime ontwikkelingsperspectieven. Natuurlijk is de omvang van de acties moeilijk in te schatten: het aantal gebouwen, hun belang, de definitie van eco-bouw kan verschillen van de ene entiteit tot de andere, van de ene actie tot de andere. Zeven Brusselse gemeenten (39 %) zijn niet van plan om initiatieven in dat kader te nemen. Men kan zich afvragen waarom: onder de mogelijke oorzaken (geen bouw- of renovatieproject, gebrek aan technische bekwaamheid, …) valt de kwestie van het budget (vrees of werkelijkheid) duidelijk op. Milieuvriendelijk bouwen is interessant omdat een gebouw lang moet meegaan, meerdere decennia, en die toekomstvisie kadert in de duurzaamheid. Ecologisch-bouwen
Uitgevoerd 17% Niet-gepland 39% Aan de gang 22% Gepland 22%
Wij zien interessante acties in het kader van een duurzaam aankoopbeleid (gerecycleerd papier, fair-trade voedingsproducten, milieuvriendelijke schoonmaakproducten en voertuigen, …), maar die zouden nog verruimd en veralgemeend moeten worden. Het is zelfs verbazend dat gerecycleerd papier bij voorbeeld nog niet overal gebruikt wordt, als men ziet hoeveel informatie- en sensibiliseringscampagnes er reeds gevoerd zijn. Schone voertuigen
Niet-gepland 26%
Milieuvriendelijke schoonmaakproducten
Uitgevoerd 27%
Gepland 21%
Aan de gang 26%
Niet-gepland 28% Uitgevoerd 33%
Gepland 22%
Aan de gang 17%
Fair-trade voedingsproducten
Gerecycleerd papier
Niet-gepland 17%
Niet-gepland 21%
Gepland 6%
Uitgevoerd 42%
Uitgevoerd 49% Aan de gang 28%
Gepland 16% Aan de gang 21%
Ariane Godeau & Philippe Delvaux – Nieuwsbrief nr. 5 – oktober 2005 www.vsgb.be
… en hun kader Maar duurzame ontwikkeling betekent meer dan de uitvoering van acties met het oog op duurzame ontwikkeling. Het houdt ook transversaal werk in, planning, omkadering, evaluatie, controle, maar ook communicatie en streven naar een participatieve aanpak ... De mobiliteit, een complexe problematiek, illustreert dat goed. Om er een beter inzicht in te krijgen hebben de gemeenten mobiliteitsadviseurs aangesteld. Als actie rond duurzame ontwikkeling inzake mobiliteit stippen wij bij voorbeeld aan dat 63 % van de gemeenten (12 Brusselse gemeenten) dienstfietsen in gebruik genomen hebben. Vervoerplannen werden opgesteld in 4 gemeenten en 7 andere zijn er nog mee bezig. De recente wetswijzigingen zullen daar wel voor iets tussenzitten. In het Brussels Gewest hebben 5 gemeenten (26 %) een mobiliteitsplan opgesteld 9 andere zijn er momenteel mee bezig. Een gemeentelijk mobiliteitsplan is enkel noodzakelijk indien een gemeente beslist de kaderovereenkomst mobiliteit met het Gewest te ondertekenen. Het gaat dus om een voluntaristische actie van de gemeente, net als de opleiding van mobiliteitsadviseurs. Maar hier sluit de kwestie van het duurzaam beheer aan bij het beheer zelf. Mobiliteit is een complexe materie en het zou onmogelijk zijn die te bekijken buiten een analytisch beheer. Het niveau van duurzaamheid dient beoordeeld te worden volgens het plan en vooral de uitvoering op het terrein. Dit dossier is niet alleen complex maar ook gevoelig: bewijs is de moeilijkheid om op het terrein verkeersplannen toe te passen die ieders verwachtingen inlossen. Vervoerplan
Dienstfietsen
Niet-gepland 21%
Niet-gepland 21%
Uitgevoerd 21%
Gepland 5% Uitgevoerd 63%
Aan de gang 11%
Gepland 21% Aan de gang 37%
Gemeentelijk mobiliteitsplan
Niet-gepland 11%
Uitgevoerd 26%
Gepland 16%
Aan de gang 47%
Ariane Godeau & Philippe Delvaux – Nieuwsbrief nr. 5 – oktober 2005 www.vsgb.be
Maar buiten de mobiliteit komt dit planningswerk ook tot uiting in andere domeinen van het gemeentelijk leven en wordt het vastgelegd in een gemeentelijk ontwikkelingsplan. Gemeentelijk ontwikkelingsplan
Niet-gepland 21% Gepland 0% Uitgevoerd 63%
Aan de gang 16%
Twaalf gemeenten beschikken over een gemeentelijk ontwikkelingsplan en 3 andere gemeenten werken aan een dergelijk plan. Het gemeentelijk ontwikkelingsplan is verplicht. Maar aangezien er geen deadline is, vinden sommige gemeenten het niet prioritair. Dat verklaart waarom 4 gemeenten het als "niet gepland" gekwalificeerd hebben. Net als voor de mobiliteit is planning een noodzakelijke voorwaarde voor duurzame ontwikkeling, maar dat alleen volstaat niet. Duurzame ontwikkeling wordt niet alleen beoordeeld door het bestaan van een plan, maar door de inhoud en de toepassing ervan. We zien echter het aantal gemeenten die deze etappe reeds afgerond hebben of ermee bezig zijn, vooral rekening houdend met de moeilijkheden die zij ondervinden om het plan op te stellen. Hoewel de planning toont dat er naar boven toe werk geleverd is, mogen we de follow-up (in de loop van de actie) en het werk op lange termijn (evaluatie) niet verwaarlozen. Vele ondervraagden wijzen op het belang van evaluatie, maar stellen vast dat dit instrument minder gebruikt wordt dan planning. De frequentie van de evaluatie van projecten varieert van gemeente tot gemeente. Zeven gemeenten vinden dat zij hun projecten "vaak" evalueren. Zeven andere gemeenten doen het "soms" en slechts één gemeente "altijd". Die evaluatie is zelden gebaseerd op het gebruik van indicatoren. Dat vinden sommigen jammer, maar ze blijken met een gebrek aan tijd en middelen te kampen. Fréquentie van de evaluatie van de projecten
Fréquentie van het gebruik van indicatoren Vaak 0%
Steeds 6%
Steeds 0%
Nooit 17%
Nooit 42%
Vaak 39% Soms 38%
Soms 58%
Slechts één gemeente op vijf is werkelijk begonnen met de procedure voor het verkrijgen van het ecodynamisch label. Dat is een niet te verwaarlozen aantal, als we zien dat voor alle sectoren samen slechts een negentigtal ondernemingen in het hele Brusselse Gewest het label verkregen hebben. Het ecodynamisch label is een initiatief van het BIM dat de Brusselse ondernemingen en organismen wil aanmoedigen om hun milieuperformance te verbeteren en geleidelijk een systeem van milieubeheer uit te werken. Voor de andere Brusselse gemeenten is de procedure ofwel aan de gang (voor 4 gemeenten, zijnde 21 %) ofwel gepland (voor 4 gemeenten, dus ook 21 %). Het initiatief staat niet op de agenda in 37 % van de gevallen, d.w.z. voor de 7 overblijvende gemeenten. Wat in de labelisering van belang is, is niet zozeer het resultaat (het label) maar wel het proces (men onderwerpt de globale werking van de hele instelling aan een analyse).
Ariane Godeau & Philippe Delvaux – Nieuwsbrief nr. 5 – oktober 2005 www.vsgb.be
In de gemeenten vinden transversale contacten plaats, d.w.z. tussen de verschillende gemeentediensten, maar die zijn zelden stelselmatig en gestructureerd vanaf de aanvang van een project. En later moet die transversaliteit gemeten worden, zowel op het niveau van de diensten en de personen als met betrekking tot het aantal acties waarop de transversaliteit van toepassing is. Hoewel men hier wel niet aan de kern raakt maar toch minstens aan een essentieel element van de duurzaamheid, stelt men toch vast dat transversale contacten de meeste negatieve antwoorden op de vragenlijst voortgebracht hebben. Transversale werkgroep in het gemeentebestuur
Niet-gepland 42%
Uitgevoerd 32%
Gepland 0%
Aan de gang 26%
De communicatie van de gemeente is meestal toegespitst op informatie en sensibilisering via de klassieke communicatiekanalen. Raadpleging (buiten de verplichte raadplegingen) en participatieve methodes worden minder vaak gebruikt. Het belang van participatie wordt niet altijd beseft en er duiken vele obstakels op bij de toepassing ervan. De goede resultaten voor informatie en sensibilisering kunnen ook verklaard worden door de evolutie van de algemene communicatie van de lokale overheden, die in de loop der jaren dynamischer geworden zijn. En de lagere percentages voor raadpleging en participatie zijn niet beschamend, aangezien die twee aspecten niet bij alle acties noodzakelijk zijn. Communicatieniveau
100%
Informatie
95%
Sensibilisering
53%
Raadpleging
32%
Participatie
0%
20%
40%
60%
80%
100%
120%
Wat de factoren betreft die als onmisbaar of zeer gunstig bestempeld worden voor de bevordering van acties voor duurzame ontwikkeling in de gemeenten, onthouden wij voornamelijk: - financiële en menselijke middelen; - externe begeleiding; - uitwisseling van ervaringen, opleiding en informatie.
Ariane Godeau & Philippe Delvaux – Nieuwsbrief nr. 5 – oktober 2005 www.vsgb.be
Conclusies Dankzij de antwoorden op de vragenlijst zien wij verschillende bewegingen met een verschillende snelheid: de beste resultaten worden bereikt door de acties die het makkelijkst te verwezenlijken zijn (bijv. selectieve afvalophaling of duurzaam aankoopbeleid), terwijl zwaardere acties waarvoor een grotere investering nodig is (niet alleen financieel) een beetje lager scoren, zonder dat we evenwel van een gebrek aan interesse moeten spreken. De acties rond REG of milieuvriendelijk bouwen zullen later geëvalueerd moeten worden en de vooruitgang zal niet gemeten worden aan wat dan gerealiseerd zal zijn, maar wel aan wat dan gepland of in uitvoering zal zijn. De derde categorie omvat minder de acties dan alles wat ze omkadert: de planning die ook duurzame ontwikkeling inhoudt omdat het ervoor zorgt dat de projecten harmonieus verlopen en zo goed mogelijke resultaten opleveren. Wij spreken hier over Lokale Agenda's 21, gemeentelijke ontwikkelingsplannen, vervoerplannen, mobiliteitsplannen of nog attesten voor labels. Bij die categorie kunnen wij ook nog de kwestie van de processen onderbrengen, die hier gemeten wordt door middel van de transversaliteit, de communicatiefrequentie, het gebruik van indicatoren en evaluatie. De vooruitgang dankzij deze planning hangt af van het ene dossier tot het andere. Tot slot wijzen wij op het lage aantal negatieve antwoorden (de categorie "niet gepland"), wat aantoont dat als niet alles gerealiseerd is, de mechaniek toch minstens in gang gezet is of het debat geopend is. Het belang voor bepaalde projecten die aan de gang zijn, houdt vooruitgang op korte termijn in. Duurzame ontwikkeling beweegt dus in Brussel. Het antwoord "voorzien" (maar nog niet aan de gang) biedt stelselmatig het laagste antwoordniveau, wat ook betekent dat een project opzijgeschoven is of effectief in uitvoering is. Aangezien deze categorie betrekking heeft op een evolutie op middellange termijn, moet zij overeenstemmen met de prioriteiten van de meerderheid die in iedere gemeente na de komende verkiezingen aan de macht zal komen.
Ariane Godeau & Philippe Delvaux – Nieuwsbrief nr. 5 – oktober 2005 www.vsgb.be