1
Willemijn van Donselaar Constructief Ontwerpen 8 - 7P800 studentnr. 0590620 augustus 2012
Op de website van een van de politieke partijen, vertegenwoordigd in de raad van de gemeente Voorschoten, werd onlangs de schone schijn gehekeld, die de gemeente had opgehouden met betrekking tot duurzaamheid:
schrappen. De gemeenteraad stond hier unaniem achter en de wethouder nam het over. Deze beweringen zullen niet meer in het jaarverslag staan maar deze gang van zaken maakt ons wel ongerust over alle andere beweringen die erin staan1. Duurzaamheid is nog te vaak een kwestie van woorden. Dat geldt voor de overheid, maar ook voor andere sectoren. De bouwsector niet uitgezonderd. Reden daarvan is níet dat het ontbreekt aan goede alternatieven voor de traditionele handelwijzen. Die zijn er zeker wel. Waarom blijft het dan nog zo dikwijls bij mooie woorden?
Wat de bouw betreft heeft dat, naast onvoldoende bekendheid met de alternatieven - met inbegrip van de economische aspecten ervan - in belangrijke mate te maken met cultuur. Met diep ingesleten bestaande tradities en routines van bouwpartijen, met een Zo was er ook het zwakke samenwerkingscultuur jaarverslag over 2011. Dit en onvoldoende krachtig Duurzaamheid in de bouw: meer is een verslag van wat de bouwmanagement. dan mooie woorden gemeente Voorschoten Voor de overstap naar echt heeft gedaan en wat dat duurzaam bouwen is bij alle - de winst van IFD-bouwen en heeft gekost. Erg belangrijk partijen in het bouwproces Slimbouwen® voor de gemeenteraad: zo “omdenken” nodig: denken in kunnen we zien wat er is termen van kansen in plaats gedaan met het gemeenschapsgeld en of het de van problemen. Kansen zijn er volop. In dit essay sta moeite waard was. Op het gebied van duurzaamheid ik stil bij de kansen die het IFD-bouwen biedt, zouden we veel hebben bereikt: de CO2-uitstoot is bijvoorbeeld met betrekking tot het verlengen van de teruggedrongen, energieverbruik is verminderd, de levensduur van gebouwen. Biedt IFD-bouwen een bodemkwaliteit is verbeterd, Voorschoten heeft een goed, duurzaam alternatief voor traditionele hogere score behaald op de Landelijke woningbouw? Ook bepreek ik de visie van Duurzaamheidsmeter, kortom, er is in 2011 veel Slimbouwen®. Wat kunnen IFD en Slimbouwen bereikt waar Voorschoten trots op kan zijn. Wij bijdragen aan de verbetering van de duurzaamheid glommen. Er stond alleen niet bij waarop die van de bouw? beweringen zijn gebaseerd. Daarom vroegen we naar concrete resultaten. Die bleken er niet te zijn. Er duurzaamheid waren dus zomaar wat uitspraken gedaan. Wij vinden Wat wordt onder duurzaamheid verstaan? De World dat dit echt niet kan in het jaarverslag van een Commission on environment and Development van gemeente. Wij moeten toch als gemeenteraad onze de Verenigde Naties omschrijft het begrip duurzame controlerende taak kunnen uitoefenen? Daarom ontwikkeling in het rapport “Our Common future” als hebben we een amendement ingediend om al deze 1 niet onderbouwde beweringen uit het jaarverslag te http://voorschoten.groenlinks.nl/node/86092, geraadpleegd op 16 augustus 2012.
2
de ontwikkeling die aansluit op de behoeften van het heden zonder het vermogen van de toekomstige generaties om in hun eigen behoeften te voorzien in gevaar te brengen. Wat duurzaamheid omvat wordt vaak uitgelegd aan de hand van de theorie van de drie P’s: People, Planet en Profit. Naast de behoefte om geld te verdienen en deel te hebben aan de welvaart, is er de taak om goed voor de mensen en het milieu te zorgen. Met het oog op de toekomst van de mensheid. Wanneer bijvoorbeeld alle fossiele brandstoffen worden verbruikt, staan de volgende generaties voor enorme problemen. Dit geldt ook voor vraagstukken als opwarming van de aarde, CO2-uitstoot en voedselproblematiek. Het behoeft nauwelijks betoog dat er in de bouw op het gebied van duurzaamheid veel te halen valt. Bouwactiviteiten zorgen voor een groot deel van de belasting van de leefomgeving. Het gaat om een breed scala van activiteiten. Om er een paar te noemen: de winning van grondstoffen voor de bouw, verbruik van energie en water, transport van bouwmateriaal en -afval, emissies van vluchtige stoffen en door uitloging van bouwmaterialen, geluid, gevolgen voor de leefbaarheid van de bebouwde en onbebouwde omgeving en verstoring van het landschap en de verwerking van het bouw- en sloopafval. Naast de belasting door bouwactiviteiten is er de belasting door het gebruik van gerealiseerde bouw: door verbruik van energie en water, door geluid en andere vormen van hinder, door productie van afvalstoffen, door de verkeersbewegingen etc. etc. Het aandeel van de bouw in het Bruto Nationaal Product is slechts 5,1%, maar zij is verantwoordelijk voor 40% van alle materiaalgebruik, 43% van alle energieverbruik, 25% van alle vrachtverkeer en 35% van alle afval in ons land2. Aan drastische vernieuwingen kan niet worden ontkomen. Noodzaak tot innovatie
2
www.slimbouwen.nl, geraadpleegd op 15 augustus 2012
Lichtenberg geeft in zijn inaugurele rede een historische schets van vernieuwingen in de bouw3. De manier van bouwen blijkt in de afgelopen 2000 jaar niet wezenlijk te zijn veranderd. “Wij hebben de bouwtechniek gehandhaafd en hebben alleen maar toegevoegd. Innovation by addition derhalve”4. Net als in de tijd van de Romeinen bestaat de bouwmethode nog steeds hoofdzakelijk uit stapelbouw en skeletbouw. Wel gaat er veel meer werk zitten in de afbouw. Vóór 1900 hoefde er na het gereedkomen van de ruwbouw nog maar weinig te worden gedaan. Vandaag de dag is dat geheel anders: 80% van het bouwproces betreft afbouwwerkzaamheden, met name verband houdende met de installatietechniek. “In die zin is het merkwaardig te noemen dat in het kader van de innovatie de bouwmethode zelf nooit ter discussie staat”, aldus Lichtenberg5. Volgens hem heeft dit laatste te maken met de complexiteit van de bouwketen en het grote aantal spelers daarbinnen, elk met eigen belangen. Men kijkt niet over de eigen koker heen. Innovaties blijven daardoor beperkt tot het eigen deelterrein en strekken zich niet uit, althans nog onvoldoende, tot het totale speelveld6. Volgens Lichtenberg zijn er belangrijke redenen voor een integrale herbezinning op de wijze van bouwen, zowel wat betreft de techniek als het proces en de organisatie. Deze liggen in de sfeer van duurzaamheid, maar ook daarbuiten. Onder meer gaat het om effectiever grondstoffengebruik, afvalbeperking, terugdringen van het transportverkeer, efficiënt oppervlaktegebruik, levensduurverlenging van gebouwen, onvoldoende bouwplaatspersoneel en vakmanschap, instandhouding van een toereikende woningvoorraad, 3
Prof.dr.ir. J.J.N. Lichtenberg, Slimbouwen – een herbezinning op bouwen, een strategie voor productontwikkeling, intreerede uitgesproken op 7 mei 2004 aan de Technische Universiteit Eindhoven 4 Lichtenberg, t.a.p. blz. 11 5 Lichtenberg, t.a.p. blz. 12 6 Dat de innovatiekracht van de bouw tekortschiet wordt onder meer bevestigd door onderzoek van TNO. Zie www.tno.nl/content.cfm?context=overtno&content=overtno_case&l aag1=956&laag2=3&item_id=303.
3
beperking van faalkosten en opvoeren van de effectieve tijdsbesteding in de bouw7. Verder komen er “maatschappelijk gestuurde dwangmatige veranderingen” op ons af: dreigende energieschaarste en daarmee samenhangende prijsstijgingen (waardoor gebouwen energieneutraal of zelfs –positief moeten worden), materiaalschaarste (die noodzaakt tot een totaal andere benadering van ontwerpen en bouwen), krimp, vergrijzing van de markt, extramuralisering van de zorg (waarvoor de bouw oplossingen kan aanreiken), nieuwe woningnood (we bouwen te weinig en zorgen onvoldoende voor de bestaande voorraad) en lage rendementen in de bouw8. Bewust worden is het begin van verandering. De bewustwording komt meer en meer op gang en daarmee de veranderingen. Veranderingen, innovaties, nieuwe bouwconcepten, die de verduurzaming van het bouwproces beogen, van het gebouw zelf of van samenstellende onderdelen. Of die zien op de verduurzaming van het gebruik c.q. het bewonen van het gebouw. Hierna wordt nader ingegaan op IFD, een voorbeeld van zo´n nieuw bouwconcept. Ook wordt stilgestaan bij Slimbouwen®, een initiatief van Lichtenberg zelf. Wat leveren deze op voor de verduurzaming van de bouw? Wat is IFD-bouwen?
9
IFD-bouwen staat voor Industrieel, Flexibel en Demontabel bouwen. Het is een manier van ontwerpen, ontwikkelen en bouwen waarin via een geïntegreerde benadering industriële, flexibele en demontabele aspecten gezamenlijk een rol spelen. Het richt zich niet alleen op het gebouw en de installaties, maar ook op het bouwproces en de organisatie.
7
Lichtenberg t.a.p. blz. 16, 17 en 18 Lichtenberg in een interview op http://www.bouwprofs.net/profiles/blogs/in-‐de-‐schijnwerper-‐ bouwprof-‐1. 9 Voor deze en de volgende paragraaf is dankbaar gebruikgemaakt van het rapport Onderzoek. Eindrapport mei 2010, opgesteld in opdracht van de Vlaamse overheid. 8
IFD is een conceptuele benadering van ontwerpen en bouwen, die op diverse manieren, met verschillende constructies en materialen kan worden uitgewerkt. In welke mate en omvang IFD-bouwen in een project wordt toegepast, wordt bepaald door de architect en de opdrachtgever. IFD is geen strak afgekaderd bouwconcept. IFD-bouwen is toepasbaar op woningbouw, maar zeker ook daarbuiten. Traditioneel gebeurt het bouwen op de bouwplaats. De grondstoffen worden naar ‘het werk’ gebracht en daar vindt de productie plaats. Dankzij ontwikkelingen in de industrie kan een gebouw tegenwoordig voor een aanzienlijk deel buiten de bouwplaats geproduceerd worden. De combinatie van industrieel, flexibel en demontabel bouwen maakt dat latere aanpassingen aan gebouwen relatief goedkoper en eenvoudiger kunnen worden uitgevoerd. Veel meer dan de traditionele bouw is IFD-bouwen daardoor toekomsten klantgericht. Immers ook gedurende de levensduur van een gebouw kan het naar behoefte worden aangepast. Om de voordelen van IFD bouwen ten volle te benutten is het van groot belang dat het bouwproces goed beheerst wordt zowel wat betreft de voorbereiding als de realisatie. Een krachtig bouwmanagement, dat zorgt voor nauwe samenwerking tussen alle bouwpartijen (ontwerper, opdrachtgever, bouwonderneming, onderaannemers en toeleveranciers) is onontbeerlijk. Het hele bouwproces moet al aan het begin in kaart worden gebracht, waarbij goed moet worden nagedacht over de logistiek en het aanleveren van onderdelen. Veel en intensief communiceren tussen partijen is voorwaarde. De begrippen Industrieel, Flexibel en Demontabel vragen om nadere toelichting. Industrieel bouwen
Bij industrieel bouwen is vergroting van de efficiëntie van het bouwproces, zowel in de fabriek
4
als op de bouwplaats, uitgangspunt. Deze wordt onder meer bereikt door standaardisatie van proces en organisatie, automatisering en voortdurende verbetering op basis van opgebouwde ervaringen. Een – groter of kleiner – deel van het realisatieproces van de bouw, zoals bijvoorbeeld van de gevels, inclusief kozijnen, beglazing en isolatiewaarden, de vloeren en complete sanitaire units, vindt plaats in de fabriek. Daar wordt in geconditioneerde ruimten, afgeschermd van weer en wind, gewerkt. Mensen, materialen en machines kunnen op een optimale manier worden ingezet. Allerlei - vaak zware – werkzaamheden, die op de bouwplaats met menskracht zouden moeten worden gedaan, kunnen er door machines worden overgenomen. De kwaliteit van de productie kan in hoge mate worden gecontroleerd. Op de bouwplaats kan worden volstaan met montage van de in de fabriek geproduceerde gebouwelementen, eveneens volgens een gestandaardiseerd proces. Door zoveel mogelijk gebruik te maken van vaste knooppunten en verbindingen kan snel worden gewerkt, met geringe kans op uitvoeringsfouten. Juiste detaillering en maatvoering zijn uiteraard randvoorwaardelijk voor goede afstemming van ontwerp, productie en realisatie. Bij industrieel bouwen wordt het productieproces zoveel mogelijk gestandaardiseerd, overigens zonder te vervallen in standaardproducten. Door een veelheid aan elementen die onderling gecombineerd kunnen worden, blijft ruime variatie mogelijk. Er blijft dus ruimte over voor de eigen creativiteit van de opdrachtgever en de architect. Flexibel bouwen
Het uitgangspunt van flexibel bouwen is dat op relatief eenvoudige wijze aanpassingen mogelijk zijn. De ontwerper of gebruiker moet het gebouw kunnen aanpassen aan nieuwe eisen en wensen. Dit aanpassen kan op tweeërlei vlak. De productie moet aangepast kunnen worden aan de gevarieerde wensen
van de gebruiker bij nieuwbouw. Bovendien moet een gebouw tijdens de levensduur aangepast kunnen worden aan veranderde wensen en eisen van de gebruiker of die van volgende gebruikers. Om de flexibiliteit te waarborgen moet bij eerste ontwerp/ingebruikname van een gebouw al rekening gehouden worden met het scheiden van elementen met verschillende levensduur. De dragende structuur, die meestal een lange technische levensduur heeft, moet zo min mogelijk belemmeringen opleveren voor de overige elementen, zoals de afwerking. Ook moet gekozen worden voor leidingen en installaties – waarvan de functionele levensduur veelal korter is – die losgekoppeld kunnen worden, dus niet ingestort in de betonstructuur, en bijvoorbeeld voor wachtleidingen. Veranderingen aan het gebouw zijn daardoor eenvoudiger uit te voeren. Het andere aspect van flexibel bouwen betreft de mogelijkheid tot variatie. Het streven naar vergroting van efficiëntie en rendement bergt risico’s in zich van teveel uniformiteit. Architecten en opdrachtgevers willen doorgaans geen standaardgebouw. Zij willen ontwerpen kunnen maken die zijn toegesneden op eigen ideeën, wensen en behoeften. Daarvoor moet ruimte bestaan. In dit kader wordt onderscheid gemaakt tussen standaardelementen enerzijds en systeem- of conceptdenken anderzijds. Standaardelementen liggen op voorhand vast. Bij concept-denken is er, binnen zekere grenzen qua maten en gewicht voor productie en transport, ruimte voor eigen invulling. Door toepassing van verschillende modules, variatie met breedte, dikte en/of lengte van de elementen enzovoorts kan men tot een toegesneden eindresultaat komen. Concept-denken gaat al met al uit van maatwerk met behoud van de voordelen van standaardisatie. Vergelijkbaar met keukens die worden opgebouwd op basis van een eigen keuze uit een reeks van type-elementen die onderling geschakeld kunnen worden, en met Ikeakastsystemen, waarbij uit een veelheid van elementen
5
naar eigen behoefte en smaak een kast kan worden samengesteld. Demontabel bouwen
Uitgangspunt van demontabel bouwen is dat de verbindingen tussen de verschillende gebouwelementen demontabel worden ontworpen en gerealiseerd. De mate waarin componenten demontabel zijn, wordt al in het ontwerpstadium bepaald. Hierdoor kunnen ze zoveel mogelijk onbeschadigd, zo min mogelijk vervuild met andere materialen en met zo min mogelijk schade aan de omliggende elementen verwijderd en opnieuw ingezet worden. Een en ander met minimale inspanning. Demontabel bouwen kan worden toegepast voor een compleet gebouw, maar natuurlijk ook partieel. De demontabiliteit dient bij voorkeur op een zo hoog mogelijk niveau te worden gerealiseerd, liefst dus op elementenniveau, maar waar dit niet haalbaar is op materiaalniveau. Demontabiliteit vereist goed doordachte verbindingen. Ze moeten goed bereikbaar zijn en blijven, zodat ze eenvoudig los te maken zijn. Ook moeten ze geschikt zijn voor hergebruik: ze moeten meer malen gedemonteerd en opnieuw gemonteerd kunnen worden. Flexibel en demontabel bouwen zijn nauw met elkaar verweven: door demontabel te bouwen wordt flexibiliteit geboden. De bouwdelen en installaties zijn immers gedurende de gebruiksduur van het gebouw gemakkelijk te vervangen en/of te verplaatsen. Demontabiliteit vergroot de gebruiksmogelijkheden en maakt verbouwen eenvoudiger. Wanneer het gebouw aan het einde van zijn levensduur is, kunnen gedemonteerde componenten in andere gebouwen worden gebruikt. Ontbreekt een andere bestemming, dan zijn ze als sloopafval goed recyclebaar.
duurzaamheidswinst IFD Naast voordelen op technologisch en economisch vlak levert IFD-bouwen winst op voor het verduurzamen van het proces van bouwen, het gebouw zelf en het gebruik van het gebouw. Industrieel bouwen levert veiliger en gezonder werkomstandigheden op, betere kwaliteit van producten en minder productieafval dan het traditionele bouwen. Naarmate de bouwactiviteit op de bouwplaats meer beperkt blijft tot montage van industrieel vervaardigde onderdelen, neemt de milieudruk op de omgeving (lawaai, stank, verkeersdruk, CO2-uitstoot, fijnstof etc.) af. Voor gaten vullen in de stad en in andere dicht bebouwde omgevingen is industriële bouw dan ook bij uitstek geschikt. Flexibiliteit en demontabiliteit leveren, evenals de met industrieel bouwen te behalen kwaliteitswinst, verlenging van de levensduur van gebouwen op. Zij zijn immers gemakkelijker aan te passen aan veranderende behoeften van gebruikers. Ook zijn zij eenvoudiger geschikt te maken voor alternatieve gebruiksfuncties, zoals bijvoorbeeld de herbestemming van kantoorgebouw naar appartementengebouw. De onderzoekers van het Vlaamse onderzoek naar nieuwe bouwconcepten en het effect ervan op het gebruik van oppervlaktedelfstoffen houden bij IFD-gebouwde woningen zelfs rekening met een levensduurverlenging van 60 jaar ten opzichte van niet IFD-gebouwde woningen (150 jaar tegenover 90 jaar)10. Verlenging van de levensduur van gebouwen leidt op termijn tot vermindering van de behoefte aan nieuwbouw. Dit gaat gepaard met besparing van het ruimtebeslag door nieuwbouw en beperking van milieudruk door bouwactiviteiten (grondstoffengebruik, transport, energieverbruik, bouwafval etc.).
10
Zie het in noot 9 genoemde rapport, blz. 58.
6
Bij demonteerbaarheid van gebouwen is de uitvoering van onderhouds- en aanpassingswerkzaamheden gemakkelijker en levert minder bouwafval op. Wanneer demontabele gebouwelementen niet in het gebouw zelf of elders kunnen worden hergebruikt, zijn zij goed recyclebaar. Behalve dat het gebruik van primaire grondstoffen wordt teruggedrongen, wordt daarmee de hoeveelheid sloopafval beperkt. De hiervoor genoemde duurzaamheidswinsten betreffen voornamelijk winstverwachtingen. Dát er duurzaamheidswinst kan worden geboekt kan veilig worden aangenomen. Over de precieze omvang ervan zijn harde uitspraken echter niet mogelijk. IFD is, zoals gezegd, geen vastomlijnd bouwconcept en het kan in meerdere of mindere mate bij de bouw van woningen of andere gebouwen worden toegepast. IFD laat in principe ook verschillend materiaalgebruik toe. De duurzaamheidswinsten kunnen daardoor uiteenlopen. Het uit 2010 daterende eindrapport over het Vlaamse onderzoek naar mogelijke nieuwe bouwconcepten en het effect ervan op het gebruik van oppervlaktedelfstoffen bevestigt dit laatste. Volgens het rapport kan op basis van het uitgevoerde onderzoek niet worden geconcludeerd dat de onderzochte alternatieve bouwconcepten (naast IFDbouwen waren dat: houtskeletbouw, bio-ecologisch bouwen, metaalbouw en cradle-to-cradle bouwen) een aanzienlijke daling in de milieu-impact van de woningbouw tot gevolg hebben. Eenduidige conclusies aangaande de milieuprestaties van de verschillende bouwconcepten konden niet worden getrokken, omdat in het onderzoek slechts één bouwtechnische oplossing per bouwconcept is geanalyseerd11. Zoals gezegd is binnen IFD-bouwen een (grote) variatie aan bouwtechnische oplossingen denkbaar. De onderzoekers konden wel zekerheid geven over het effect van de alternatieve bouwconcepten voor 11
Eindrapport, blz. 178.
het gebruik van oppervlaktedelfstoffen. De onderzoeksresultaten bieden voldoende steun voor de vaststelling dat deze bouwconcepten een grote besparing opleveren voor het verbruik van primaire oppervlaktedelfstoffen12. Het evaluatierapport van het emonstratieprogramma IFD-bouwen13 uit 2006 kwam overigens ook al tot de conclusie dat over de omvang van de duurzaamheidswinst moeilijk iets valt te zeggen. Het rapport noemt het aannemelijk dat de flexibiliteit van gebouwen, waarop de helft van de (48) onderzochte demonstratieprojecten hoog scoort, positief zal uitpakken voor de levensduur van de gebouwen. Daarmee wordt een gunstig milieueffect behaald. Over de mate van verlenging kan echter pas veel later iets worden geconcludeerd14. Verder stelt het rapport vast dat sprake is van grondstoffenreductie, energiebesparing en ruimtebesparing, maar dat over de mate waarin geen duidelijkheid bestaat15. Wel blijkt uit het rapport dat de grootste duurzaamheidswinst uit grondstoffenreductie bestaat. Het Vlaamse onderzoek heeft dezelfde conclusie. slimbouwen®
“Slimbouwen is een visie, een gedachtegoed, maar absoluut geen bouwsysteem”, aldus de website Slimbouwen.nl16. De website claimt dat Slimbouwen in vergelijking met de traditionele bouw een “spectaculaire reductie van de milieubelasting” met zich brengt. Visie en kernwaarden
Volgens Slimbouwen kunnen de maatschappelijke en economische vraagstukken waarvoor (ook) de bouw staat, niet door innovaties op bedrijfsniveau worden opgelost. Het streeft daarom een integrale oplossing na, een oplossing die leidt tot een grondige Eindrapport, blz. 179. Beleidsevaluatie Demonstratieprogramma IFD-‐bouwen, Eindrapportage, 15 februari 2006, opgesteld in opdracht van het ministerie van VROM 14 Beleidsevaluatie, blz. 28. 15 Beleidsevaluatie, blz. 29. 16 www.slimbouwen.nl, geraadpleegd op 15 augustus 2012 12 13
7
herordening van het totale traditionele bouwproces, herbezinning op techniek en materiaal- en volumegebruik, levensduurverlenging van gebouwen en beperking van de milieudruk. Daarbij gaat het van drie “kernwaarden” uit: industrialisatie van het bouwproces, flexibiliteit/levensduurbestendig bouwen en reductie van de milieubelasting. Deze waarden lijken veel op de bedoelingen van IFD, zoals die in het Demonstratieprogramma Bouwen zijn terug te vinden. Maar Slimbouwen gaat verder. Het is ‘beginselvaster’. Het wil in zijn oplossingen meer consequent vasthouden aan het geheel van de kernwaarden. In de projecten die tot nu toe op basis van de Slimbouwen-visie zijn gerealiseerd (het zijn er ongeveer 40) komen alle drie kernwaarden terug. Bij de IFD-opIossingen is dat niet steeds het geval. Volgens de website van Slimbouwen heeft IFD zich teveel ontwikkeld tot een “diffuus palet van oplossingen”. “IFD is een koepelbegrip geworden voor talloze interessante maar versnipperde innovaties” 17. In het kader van de kernwaarde industrialisatie van het bouwproces hamert Slimbouwen erop dat scheiding van de installatietechniek van de bouwkundige delen fundamenteel is. De installatietechniek moet een eigen fysieke plaats krijgen in het gebouw en een eigen plaats in het bouwproces. Ook voor de flexibiliteit (aanpasbaarheid ter verhoging van comfort/kwaliteit en aanpasbaarheid naar andere functies) en levensduur van het gebouw speelt scheiding van de installatietechniek een hoofdrol. Er moet voor worden gezorgd dat de leidingen in de gebruiksfase goed bereikbaar blijven. Ten behoeve van optimale flexibiliteit moet worden voorkomen dat de constructie een sta-in-de-weg is voor latere aanpassingen. Slimbouwen wil met lichte en slanke vloeren werken zonder af te doen aan de eisen aan de ondersteuningsconstructies.
17
www.slimbouwen.nl, geraadpleegd op 15 augustus 2012
Reductie van de milieubelasting neemt bij Slimbouwen een belangrijker plaats in dan bij IFD. Door het gebruik van lichte materialen en door slanker te construeren en te detailleren moet de hoeveelheid transport, CO2-uitstoot, fijnstof en bouw- en sloopafval worden teruggedrongen evenals het energiegebruik. Voorbeeld: het HoTT-huis
Wat de integrale oplossing van Slimbouwen inhoudt en hoe de kernwaarden worden ingevuld laat zich goed uitleggen aan de hand van het HoTT-project, het huis dat de initiatiefnemer van Slimbouwen, Jos Lichtenberg, voor zichzelf en zijn vrouw laat bouwen. Het is de bedoeling dat in dit project “de uitgangspunten van Slimbouwen in een pure vorm worden uitgewerkt, gedemonstreerd en getoetst”18. De organisatie van de bouw wordt geordend volgens de Slimbouwen-opsplitsing casco, omhulling, installaties en inbouw, die in die volgorde worden gerealiseerd. Met het scheiden van deze – onderling niet afhankelijke - procesgangen wordt een optimaal efficiënt bouwproces beoogd. Per procesgang is er een subcontractor en zijn er toeleveranciers. De subcontractors brengen hun kennis en kunnen in in het ontwerpproces en zijn verantwoordelijk voor hun eigen procesgang. De bouwmeester stuurt de subcontractors aan. Bouwmeester is de architect, in dit geval in samenwerking met de opdrachtgever. Het hele gebouw wordt geprefabriceerd. Er wordt gewerkt met lichte materialen. Het huis krijgt dubbelschalige wanden en vloeren, die ruimte bieden voor de leidingen. De leidingen blijven volledig gescheiden van het bouwkundige deel om zoveel mogelijk flexibiliteit te verkrijgen.
18
De informatie is ontleend aan: http://energiesprong.nl/blog/particulier-opdrachtgeverschapenergieleverend-bouwen/, Een gebouw dat meer geeft dan neemt - Proces van een hoogstaand technisch en industrieel innovatieproject, Marleen Buwalda, gepubliceerd op, geraadpleegd op 16 augustus 2012 en http://kaw-e.nl/blog/house-tomorrow-today-2012/, eveneens geraadpleegd op16 augustus 2012.
8
Het huis wordt een Active House met veel zicht, licht en lucht en een hoge mate van duurzaamheid. Door allerlei energiebesparende voorzieningen (extra goede isolatie, driedubbel glas, ledverlichting etc.), maar ook door het gebruik van zonnecellen (150 m2), een zonneboiler, een warmtepomp en intelligente techniek. Het huis is daarmee een soort minienergiecentrale. Het produceert zelf de energie die nodig is voor de verwarming en koeling en voor het huishouden. Bovendien produceert het de energie die de bewoners buitenshuis nodig hebben, zoals autokilometers met de elektrische auto. Het surplus aan energie wordt toegeleverd aan het energienet. De energieproductie dient mede ter compensatie voor het materiaal waarmee het huis is gebouwd. De intelligente techniek zorgt voor optimale regulering van de zonwering, de stand van de ramen, het ventilatiesysteem en de verlichting. Alles is gericht op het comfort en de gezondheid van de bewoners. Duurzaamheid
Duurzaamheid speelt in de visie van Slimbouwen een hoofdrol. In het HoTT-project komt dit goed tot uitdrukking19. In termen van People, Planet en Profit: het project voorziet in sociale duurzaamheid door de afstemming op de comfort- en gezondheidsbehoeften van de gebruikers en het voorziet in technische duurzaamheid (industriële fabricage en flexibiliteit, leidende tot levensduurverlenging) en energetische duurzaamheid (zelfvoorzienend in de energiebehoefte). Of ook sprake is van economische duurzaamheid, doordat het gebouw zichzelf terugverdient via lagere exploitatiekosten en/of een hogere restwaarde, zal op termijn moeten blijken. Lichtenberg zegt daarvan niet zeker te zijn. Hij schat in dat het in elk geval een fors aantal jaren zal duren voordat de hogere bouwkosten zijn terugverdiend door besparing van energiekosten20. Overigens is niet duidelijk of hij in zijn berekening rekening heeft gehouden met de aanzienlijke reductie van
faalkosten, die bij de toepassing van industrieel bouwen mag worden verwacht. Ten aanzien van bouwen volgens de Slimbouwenvisie kan wat betreft de omvang van de duurzaamheidswinst een soortgelijke constatering worden gedaan als bij IFD. Over de precieze omvang daarvan zijn geen algemene uitspraken mogelijk. Die hangt af van te veel factoren die onbepaald zijn. Evenmin als IFD houdt Slimbouwen het gebruik van vaste technieken, materialen e.d. in. Om opdrachtgevers, architecten en anderen toch wat houvast te geven is Slimbouwen begin dit jaar begonnen met het toekennen van keurmerken, o.m. voor producten, concepten en diensten die in zodanige mate scoren op flexibiliteit, reductie, efficiëntie en duurzaamheid dat ze “de kracht hebben om bij te dragen aan het resetten van de bouw”21. Conclusies en andere afrondende opmerkingen
IFD-bouwen en de Slimbouwen-visie kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan de verduurzaming van de bouw en daarmee – gezien de grote bijdrage van de bouw aan de totale belasting voor mens en milieu – aan de verduurzaming van onze samenleving. In welke mate zij nu worden toegepast is niet bekend. Afgaande op de aantallen projecten in het IFD-demonstratieprogramma en de projecten die op de website van Slimbouwen staan vermeld wordt er nog steeds vooral traditioneel gebouwd. Voor de actieve opstelling van de mensen achter Slimbouwen heb ik veel waardering. Maar om IFD en Slimbouwen van iets bijzonders tot een normale manier van bouwen te maken moet nog veel meer missie worden bedreven. Daarbij is naar mijn mening belangrijk dat de voordelen beter dan nu concreet worden gemaakt. Welke besparingen worden bereikt? Hoe groot zijn ze precies? Wat zijn de initiële meerkosten? Hoe zien de terugverdienmogelijkheden eruit? In de communicatie zou hieraan veel meer aandacht
19
Ook andere Slimbouwen-projecten laten dit zien. Zie de voorbeeldprojecten (“Slimprojecten”) op www.slimbouwen.nl. 20 Zie het in noot 18 genoemde artikel van Marleen Buwalda.
21
www.slimbouwen.nl, geraadpleegd op 16 augustus 2012
9
moeten worden gegeven. De passie voor duurzaam bouwen van opdrachtgever Lichtenberg is helaas uitzondering. Voor de meeste opdrachtgevers en bouwgerelateerde bedrijven spelen financiële aspecten bij hun afwegingen nog steeds de hoofdrol, zeker onder de huidige economische omstandigheden. Wanneer duurzame bouw zoals in het HoTT-huis gepaard gaat met hoogwaardige technologie, zal veel aandacht moeten bestaan voor de gebruiksvriendelijkheid ervan. Voor veel mensen is en blijft de bediening van dergelijke technologie hogere wiskunde.
al die opdrachtgevers, architecten, aannemers en andere bouwbetrokkenen, die volledig in beslag worden genomen door hun bestaande praktijk en er niet aan toekomen om zich echt goed in de noodzakelijke innovaties te verdiepen. In Voorschoten gaat men na de komende gemeenteraadsverkiezingen nadenken over de bouw van een nieuw gemeentehuis22. Als hij dan nog in functie is zou dit de wethouder kans bieden op revanche. Op basis van de Slimbouwen-visie zijn prachtige duurzame kantoorgebouwen neergezet. Waarom niet ook een gemeentehuis?
De met toepassing van IFD en Slimbouwen gerealiseerde projecten, die als voorbeeldproject worden gepresenteerd, zijn in de meeste gevallen niet erg representatief voor de projecten waarmee de “gemiddelde” opdrachtgevers, architecten en andere bouwpartijen bezig zijn. Zij laten te weinig zien van de mogelijkheden voor bijv. de bouw en renovatie van gewone rijtjeshuizen, herbestemming van leegstaande bedrijfs- en kantoorgebouwen. Bij de verdere ontwikkeling van IFD en Slimbouwen zou verder aansluiting moeten worden gezocht bij de meer gangbare projecten. Hoewel de (rijks-)overheid door middel van het IFDdemonstratieprogramma en overheidsvoorlichting, bijvoorbeeld via www.agentschapnl.nl, de inzet van IFD, Slimbouwen en andere duurzame bouwwijzen heeft ondersteund resp. ondersteunt, zou zij veel meer kunnen doen. Bijvoorbeeld door de toepassing ervan verplicht te stellen voor alle overheidswerken, die daarvoor in aanmerking komen. Zo´n verplichting zou er ook voor de lagere overheden, zoals gemeenten, moeten zijn. Terug naar het begin. IFD en Slimbouwen houden een kansrijk perspectief in op een duurzame toekomst voor de bouw. Zij tonen aan dat het niet bij mooie woorden hoeft te blijven. Maar er moet nog wel veel energie worden gestopt in het omdenken. Vooral bij
22
http://www.deweekkrant.nl/artikel/2010/januari/06/woningen_op _de_bieb_het_huis_van_voorschoten_is_, geraadpleegd op 16 augustus 2012.