Duid de afgelegde weg aan.
Digitale wandeling
Aalst Carnaval
Namen :……………………………………………………………......... Klas ………..
Duid de volgende gebeurtenissen aan op de eeuwenband. Schrijf de letters op de juiste plaats A. 1923: eerste officieel georganiseerde stoet door het stadsbestuur van Aalst B. 1953 : aanstelling van de eerste prins carnaval C. 1996 : ingebruikname van de werkhallen D. 1954: eerste prinsenverkiezing E. 1927: ontstaan van de Ware Gilles E. 2010 : Aalst Carnaval wordt immaterieel erfgoed van Unesco F. 1960 : de eerste ajuinworp
Kaart van Europa
1. Fragment 1: Welkom. Aalst Carnaval wordt op een Braziliaanse manier uitgeleefd. Breugheliaanse Venetiaanse *Zoek later in een woordenboek op wat dit betekent. Verklaring volgens woordenboek: ………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………..
Wie heeft dit uitgeroepen tot ‘immaterieel cultureel erfgoed van de mensheid? O VN
O Unesco
O Eufa
Wat/wie zorgt er voor dit unieke feest en identiteit van de stad Aalst en bevolking? O de verschillende carnavalisten O warme verbondenheid tussen de verschillende bevolkingslagen O de vriendschap onder de carnavalisten 2. Fragment 2 : Zondagsstoet Hoeveel mensen zakken er af naar de zondagsstoet? ……………………………………. Wat wordt de losse groepen verweten? O ze maken de stoet kort O door hen duurt de stoet te lang O ze zorgen voor een mooie stoet Pagina 12 Pagina 1
Noteer de drie indelingen waarin de groepen worden verdeeld? ……………………………………………………………...................
Wat doen de prins en de voorzitter van het feestcomité nog voor de verbranding? (2 zaken noteren)
…………………………………………………………………………..
…………………………………………………………………………………………
Waarmee kan je de hoogte van een praalwagen vergelijken? O de hoogte van een deur O de hoogte van de spoorwegbrug O de hoogte van de Sint-Annabrug als ze omhoog staat wanneer er een boot door moet. Hoe was de stoet vroeger opgebouwd? …………………………………………………………………………… 3.
Fragment 3: Museum.
Vul het schema verder aan voor de openingsuren. Dag Uur
………………………………………………………………………………………… Wie steekt de pop in brand? ……………………………………………………………………
Tot wanneer gaat het feest door? ……………………………………………………
Wanneer sluit de carnavalist het feest officieel af? O als de bakker zijn deuren opent O wanneer hij op ontbijt mag gaan bij de burgemeester. O als de pompiers de muziek uitzetten
Wat is de oudste datering van Aalst Carnaval? …………………… Wat werd er heel vroeger georganiseerd? O wedstrijd tussen dikke en dunne mensen O een steekspel dat de winter en zomer moest uitbeelden. O een eetfestijn van enkele groepen
Pagina 2
Pagina 11
12. Fragment 12: Maandag. Wanneer ontstonden de Gilles? …………………………………………………………………………………………….. Eerst noemden ze ‘Ajuin Gilles’. Wat is de latere naam van Gilles? …………………………………………………………………………………………… Hoeveel weegt het kostuum en de hoed ongeveer tesamen? .............................. Sinds wanneer kent men de ‘ajuinworp’? ………………………………… Waarmee stemt de nummer 1 overeen? O jij bent de eerste O met de eerste prijs : de enige gouden ajuin O jij mag maar één prijs kiezen Wat was de oorspronkelijke bedoeling van de ‘ajuinworp’? O iedereen kon een prijs winnen O meer volk lokken O men had ajuinen toen te veel en men wou deze kwijt
13. Fragment 13: Popverbranding. Waarmee neemt men afscheid van carnaval? ……………………………………………………………………………………..
In welk jaar werd de eerste echte Aalsterse Carnavalsstoet georganiseerd? O 1851 O 1920 O 1923 Wat waren “vastenavond compagnies”? O een groep van werklieden uit eenzelfde fabriek of wijk. O een groep van enkele carnavalisten O een groep van enkele belangrijke politiekers Waar vierden zij feest? …………………………………………………………………………………… Voor de betere burgerij werd er iets anders gedaan. Wat? O gemaskerde bals kermis
O een verkleedpartij
O een Vlaamse
In welk jaar trok de eerste ‘officieel georganiseerde carnavalsstoet’ door de straten van Aalst? O 1831
O1923
O1945
Welke periode zorgde ervoor dat het carnaval gedurende vijf jaar stillag? …………………………………………… Duid het jaar aan waarin de eerste prins carnaval werd aangesteld? O 1950
O1951
O 1952
O 1953
O 1954
Wat werd er in 1954 georganiseerd? …………………………………………………………………………
Pagina 10
Pagina 3
Keizer Kamiel is niet alleen gekend als keizer van het carnaval, maar waarvoor nog? O een groot weldoener van de organisatie voor minder bedeelden O ridder in de Kroonorde van de koning O hofnar aan het koninklijk paleis Welke titel verwierf hij in zijn eigen stad? O OCMW voorzitter O ereburger van de stad Aalst O burgemeester van de stad
De raambeschilderingen zijn ‘eigen’ aan het café. Kan je dit uitleggen? ………………………………………………………………………………………
10. Fragment 10: de foor. Wat betekent Aalst Carnaval voor de foorkramers? O heel veel volk O ze kunnen eindelijk weer aan de slag O start van een nieuw kermisseizoen
Wat stelt het carnavalsmonument eigenlijk voor? O een oude vrouw met een lelijke neus O een sprookjes figuur O een naakte man die als voil jeannet wankelend een schoen aantrekt of uittrekt
Hoe heet de donderdag voor het eigenlijke carnaval? O witte donderdag O dag van het kind O dag van de kinderrechten Welke Unesco voorwaarde wordt er door deze dag ingevuld?
4. Fragment 4 : Graffiti.
………………………………………………………………………………………
In welk jaar werden deze hallen in gebruik genomen? O 1990
O 1996
O 2000
Welke kleuren werden er gebruikt voor de achtergrond? ………………....., ………………………………, en …………………………... Waaraan doet jullie dit denken?
11. Fragment 11: wadejoin. Waar moet je als inwoner van buiten Aalst op letten als je naar Aalst Carnaval komt? ………………………………………………………………………………………
(tip : ze wapperen op vele plaatsen in de stad)
……………………………………………….. Pagina 4
Pagina 9
Waarmee wordt er gelachen door een grote lampenkap te dragen?
Elke muur heeft een eigen thema. Vul aan.
Men lachte met ………………………………… die de vrouwen toen droegen.
De rode muur : …………………………………………………………………………
Waar ligt de oorsprong van het zich zo ‘omgekeerd’ kleden? (met omgekeerd bedoelt men dat de man zich verkleedde als vrouw)
De zwart-witte muur : …………………………………………………………………
O de Maya’s hadden dit zo voorspeld O al in de Middeleeuwen werd er een strijd weergegeven tussen winter en zomer O omdat Aalstenaars graag omgekeerd doen Waarom gaat men dit doen? O men dacht dat de boze wintergeesten hierdoor verdreven zouden worden O mannen willen graag vrouwen zijn O men wil de holebi-vereniging steunen
De voil jeannet is dus ook omgekeerd of ‘averechts’ zoals ze hier zeggen. 8. Fragment 8: Dialect Hoeveel liedjes zijn er al geschreven ons dialect?
De gele muur : ………………………………………………………………………….. De oranje muur : ……………………………………………………………………… 5. Fragment 5: De Carnavalswerkhallen. In welke maand start de bouw van de wagens? ………………………………………………………….. Uit welk materiaal worden de ‘koppen’ gemaakt? O hout
O ijzer
O piepschuim
O mousse
Duid de bankbiljetten aan die de kostprijs van één gesneden ‘kop’ weergeeft.
……………………………………………… Aan welke provincie wordt ons dialect gekoppeld? …………………………………………………………………… 9. Fragment 9: Raambeschilderingen Waar worden deze kleine kunstwerken op aan gebracht? ………………………………………………………………………………………… Pagina 8
Pagina 5
Waarmee worden de figuren uit het piepschuim gesneden? …………………………………………………………………… Hoe verstevigen ze het niet zo sterke piepschuim? O ze stoppen er houten stokken in. O ze spuiten er een heel sterke lijm in. O ze doen dit met ijzeren buizen. Wat is ‘papier maché’ ? (noteer twee zaken hierover)
…. …………………………………………………………………………………… Zet het de volgende stappen in de juiste volgorde. Begin met cijfer 1 wat eerst komt en zo verder.
vastlassen verstevigen met zwaarder ijzer zacht beton ijzer plooien beplakken met stukjes papier De groepen verdienen geld door deel te nemen aan stoeten buiten Aalst. Noteer de namen van de steden op het bijgevoegde kaartje.(achteraan in het boekje) 1. Parijs 2. Amsterdam 3. Halle 4. Binche 5. Blankenbergen
6. Fragment 6: Ajuinen – Werfplein Uit welke eeuw komt onze spotnaam voort? ………………………………………………………………… Waarom werden de Aalstenaars zo genoemd? O de ajuinteelt floreerde heel goed O omdat ze hier zeiden ‘ a join’ wat ‘ah ja’ betekent O de Aalstenaars aten heel veel ajuinen Naast de Hopmarkt (waar men hop verkocht) had men ook een ……….......... 7. Fragment 7: Stationsplein. Is de ‘voil jeannet’ oorspronkelijk een Aalsterse bedoening? JA/NEEN Waar beleefde men dit nog? ……………………… en ……………………………… Wie is de ‘voil jeannet’? Zij is een ………………………… verkleed als ……………………… Wat heeft een originele voil jeannet allemaal bij? 1. …………………………………………………………………………… 2. …………………………………………………………………………… 3. …………………………………………………………………………… 4. ……………………………………………………………………………
Pagina 6
Pagina 7