DUBBELE NATIONALITEIT : HORDENLOOP IN DE EUROPESE UNIE
INTRODUCTIE
Hetgeen volgt is een getuigenis, die het leven beschrijft van een vrouw, die, geboren net na de Tweede Wereldoorlog, en opgegroeid tijdens de eerste struikelingen van de Europese Unie, een parcours heeft gevolgd, dat heeft meegebracht dat zij in verschillende landen van Europa heeft geleefd. Het eerste doel ervan is het feit aan het licht te brengen, dat administraties, vaak zonder er bewust van te zijn, burgers onrechtvaardig behandelen, ondanks alle pogingen van de wetgever en politici om de principes van de fundamentele rechten van de mens te doen gelden. Het tweede doel ervan is aan te tonen dat, met een beetje inspanning en meer of minder geldmiddelen, enkele opofferingen, maar vooral met wat inzicht en wil, de burger voor sommige van deze onrechtvaardigheden zelf vergoeding kan vinden, zonder zich aan de regels of wetten te onttrekken. Tenslotte is deze tekst geschreven om aan de buitengewone diepgang van de gevoelens van aanhorigheid van de mens aan zijn grond, zijn streek of zijn land, omdat hij er geboren en getogen is, uitdrukking te geven, maar ook aan zijn vermogen om zich aan te passen in een ander land, aan een andere taal en cultuur, aan andere gebruiken, en in staat is die geheel en al te adopteren, zonder daarbij dat eerste aanhorigheids gevoel, dat zo diep in hem verankerd ligt, te vergeten of te ontkennen. Hetgeen volgt is dus ook een pleidooi voor de dubbele nationaliteit, dat zich opstelt tegenover de ideeën en politieke projecten, die zich op dit moment in de Europese landen aan het ontwikkelen zijn, om aan burgers de mogelijkheid tot het verkrijgen van twee nationaliteiten of het behouden van twee nationaliteiten te ontzeggen.
1
1973, 2000 Begin van de avonturen 2010 Terug naar de oorsprong 1973-1984 Verblijf in Noorwegen 1985-1989 Verblijf in Nederland 1990-1995 Vestiging in de Bearn 1995-1997 Verblijf in Katar 2000-2005 In het land van de muziek 1964-2010 Reizen in het land van Bestuur en op Internet 2005-2009 De wegen naar reïntegratie of naar reparatie 2011 Gebruiken en samenleven
2
BEGIN VAN DE AVONTUREN In het jaar 2000, terwijl ik eindelijk sinds enkele jaren in Frankrijk, het land van herkomst van mijn echtgenoot, woon, schrijf ik naar de Ambassade in Parijs om verlenging van mijn Nederlandse paspoort aan te vragen. Het antwoord is zowel kort als teleurstellend : nee, Mevrouw, u bent uw nationaliteit verloren. Ik voel verbijstering en woede, mijn omgeving uit zijn verontwaardiging ! Volgens de Ambassade is de reden hiervan Artikel N° 15 onder a) van de Rijkswet op het Nederlanderschap van 1985, dat zegt dat eenieder die een andere nationaliteit aanvraagt, de Nederlandse nationaliteit verliest. “U kunt”, zoals de laatste zin van de brief mij laat weten, “binnen een tijdsverloop van zes weken hiertegen bezwaar indienen”. Ik voel me machteloos op dat moment. Waar zou dat toe dienen ? Ik weet dan nog niet dat deze wet zelf een uitzondering op die regel voorziet, in het geval dat iemand de nationaliteit van zijn echtgenoot, of van degene met wie men samenwoont, aanneemt, en dat het een supranationale macht is die de oorzaak is van dit onrecht. Ik beschik op dat moment over geen enkel middel om informatie te verkrijgen of deze na te gaan : Internet is nog niet goed ontwikkeld, en de prijs van de wekelijkse editie van de NRC, speciaal gemaakt voor het buitenland, past niet in mijn budget. Ik ben opgevoed als een keurig net meisje, dat alles accepteert en vooralsnog vertrouwen heeft in de administratie, en heb nog niet genoeg ervaring om verzet aan te tekenen, zelfs al ben ik begonnen er een idee van te krijgen hoe reëel en verspreid het kafkaïaanse syndroom is. Ik aanvaard mijn lot en begraaf mijn droefenis in mijzelf. Ik vraag of het mogelijk is dat men mij de materiële resten van deze verloren nationaliteit aan me terugstuurt, mijn paspoort, en ontvang opnieuw een negatief antwoord, nog korter. Zelfs het voorwerp als aandenken wordt me van nu af niet meer toegestaan, ik had hem toe kunnen voegen aan degene die in mijn la ligt opgeborgen, met een driehoek eruit om een eventuele vervalser te ontmoedigen... Dit is buitengewoon pijnlijk. Je verliest een deel van jezelf tegelijkertijd met de nationaliteit van je geboorte, die van je ouders, die van het land waar je bent opgegroeid. Er is een deel van je afgezet, het beste deel, het diepste, het meest ware, het meest authentieke. Je aanhorigheid wordt je ontzegd. Tezelfdertijd ben je ook je stem kwijt. Men ontzegt je deelname aan de gemeenschap waartoe je altijd hebt behoort.
3
Jarenlang heb ik nergens kunnen deelnemen aan verkiezingen : ik kon in Nederland niet kiezen tussen 1973 en 1985 en weer niet vanaf 1989. Toch heb ik indertijd wel aan de Nederlandse regering laten weten dat dit een probleem was. Je meest fundamentele rechten zijn je afgenomen. Je recht om te stemmen, het deelnemen aan politieke keuzes, het uitdrukken van je mening over hoe de menselijke gemeenschap moet functioneren. In Noorwegen, in de jaren tachtig, mocht men al aan de gemeentelijke verkiezingen deelnemen na drie jaar in het land te hebben gewoond. In Frankrijk heb ik tot 1996 niet kunnen stemmen, noch voor de president verkiezingen, noch voor de parlementaire, noch voor de kantonnale, noch voor de gemeentelijke verkiezingen ! Wat betreft de verkiezingen voor het Europese parlement, het raderwerk van de voorlichting en de verzending van de registratie aanvagen waren zo langzaam, dat het resultaat herhaalde malen negatief was.Die teleurstellingen waren, iedere keer, een domper op mijn enthousiasme. Ik heb in 1994 pas voor het eerst voor het Europese Parlement kunnen kiezen! Er zijn mensen, die hun verbazing durven tonen over gevoelens van onmacht bij het verlies van de oorspronkelijke nationaliteit en over zoveel volharding om die terug te krijgen. Je bent, zeggen die, tenslotte niet stateloos ! Dat is beledigend en hooghartig. Die mensen hebben waarschijnlijk ofwel nooit iets onaangenaams ondergaan in hun leven, zijn nooit gehinderd geweest in het uitoefenen van hun rechten. Ofwel het zijn mensen die doen alsof het ze niet kan schelen, omdat ze zich, gedwongen door de omstandigheden, aan de regels die hen werden opgelegd hebben aangepast. Bijvoorbeeld diegenen, die van hun stemrecht in Frankrijk hebben moeten afzien omdat ze hun vroegere nationaliteit niet wilden kwijtraken, omdat hun geboorteland hen niet toestaat een andere nationaliteit aan te nemen. Ofwel, in het tegenovergestelde geval, omdat ze, voor een bepaald beroep, genoodzaakt geweest zijn om de nationaliteit van hun nieuwe woonland te adopteren. Er zijn fases in het leven, waarin, in plaats van op zichzelf geconcentreerd te zij, men volledig bezig is met het opbouwen van de buitenkant van zijn leven, het samenleven met iemand, het opbouwen van een gezin, het krijgen van kinderen, en waarin men al een enorme hoeveelheid energie geeft aan het dagelijks verloop van het leven. Ik ben op dat moment in die fase. Ik ben ook op zoek naar werk, hetgeen erg moeilijk is voor iemand die niet Franstalig van origine is. Je in een nieuw land vestigen, je aanpassen aan een nieuwe cultuur en aan nieuwe regels, en zelfs aan een nieuwe administratie, vraagt al veel inspanning. Maar het aanleren van de subtiele verschillen in de manier waarop mensen met elkaar omgaan duurt het langst en is vaak moeizaam. Zelfs in Europa ! Ik ben in Nederland geboren van twee Nederlandse ouders. Mijn voorouders waren respectievelijk afkomstig van de heidevlakten in het Noordoosten, ten zuiden van Groningen en van de vette weiden in Noord-Holland. Mijn grootvader van vaders kant, van beroep huisschilder, was in zijn vrije tijd schilder van olieverfdoeken met stillevens en huistaferelen. Hij was vanuit de provincie Drente naar Amsterdam
4
verhuisd om zijn brood gemakkelijker te verdienen zodat zijn kinderen konden studeren. Mijn grootvader van moeders kant was belastingontvanger in de goede stad Gouda, waar mama is opgegroeid. Mijn grootmoeder is opgegroeid in een molen in Noord-Holland, ik ben er altijd erg trots op om dat te kunnen vertellen. Na mijn eindexamen breng ik een jaar door in Zwitserland, om het Frans goed te leren beheersen, ik kan nog niet vermoeden, dat me dat erg nuttig zal zijn, later in mijn leven … Ik maak deel uit van de generatie van achtenzestig, en kwam dus aan bij de Universiteit van Amsterdam terwijl deze volmaakt in een crisis verkeerde en ik deed mee aan het bezetten van een aantal universiteitsgebouwen. Ons Instituut voor Neerlandistiek, op de Herengracht, was een voorbeeld van een democratisch functionerende universiteitseenheid en voor het goede verloop van plenaire vergaderingen. Alleen, ik was zo druk bezig met de organisatie dat ik, om eerlijk de waarheid te zeggen, een beetje de kluts kwijt was in mijn studie, dat die eronder leed, en ik heb maar één jaar op de vier die ik inderdaad heb doorgebracht aan de Universiteit geldig kunnen laten verklaren, omdat ik bij de evaluatie van de volgende etappe niet genoeg punten kreeg : ik had alles gedaan maar had mijn kandidaatsscriptie verprutst. Vandaag is het mij duidelijk geworden dat ik nog niet klaar was om me ergens te vestigen en te gaan werken als lerares in een lyceum. Ik voelde de behoefte om andere werelden te ontdekken, en ik nam de boot om elders te gaan rondkijken, eerst richting Scandinavië, een deel van de wereld dat me aantrekt. Wie weet hoever ik zal gaan? Begin 2001 ontvang ik een brief van de Ambassade, die me uitlegt dat de wet op het Nederlanderschap verandert zal worden. Nederland schijnt impliciet toe te geven, dat bepaalde categorieën van zijn burgers hun burgerschap op onjuiste gronden hebben verloren, in het vuur van het opbouwproces van de Europese Unie. Ik vraag me af of de Nederlandse regering zal toegeven dat ik daar deel van uitmaak, gezien dat ik pas na twintig jaar het staatsburgerschap van mijn echtgenoot heb aangevraagd ? Ik wacht weer braaf af, om te zien hoever de werkelijke veranderingen zullen gaan.
5
TERUGKEER NAAR DE OORSPRONG
Anderhalf jaar geleden, begin 2010, kwam ik in Amsterdam aan met het doel me opnieuw officieel in te schrijven als inwoner voor één jaar, bij mijn nichtje in huis. Het was resultaat van een lange weg van intens zoeken om te weten te komen wat ik kon doen en wat ik moest doen, wilde ik mijn Nederlanderschap terugkrijgen.
De Nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap van 2003 stipuleert, dat iemand, die zijn staatsburgerschap is kwijtgeraakt op grond van het feit dat hij vrijwillig een andere nationaliteit heeft aangevraagd, en die de wens heeft om zijn vroegere nationaliteit terug te krijgen, moet aantonen dat hij nog een sterke band met het land heeft. Hij moet Nederland dus voor een jaar als zijn hoofdverblijf kiezen, voordat hij een optieverklaring zal kunnen tekenen, om deze wens te kunnen realiseren. Zelfs als hij getrouwd is met iemand, staatsburger van een ander land dat tot de Europese Unie hoort, kan hij dat niet doen in het dichtstbijzijnde Consulaat of de Ambassade, zoals en Frans staatsburger dat vandaag kan doen, in hetzelfde geval. Ik voel het als een straf, mijn goede intenties ten overstaan van mijn geboorteland te moeten bewijzen ! Als gevolg hiervan moet ik mijn man, mijn kinderen en kleinkinderen, mijn werk, zowel als mijn vrienden en mijn sociale activiteiten, gedurende die tijd, verlaten. De formule was me aan de hand gedaan door het Ministerie van Justitie zelf, en, volgens zeggen van een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst, in een schrijven aan mij, zou dat voor mij toch niet moeilijk zijn! Zo bevind ik mij dus thuis bij mijn nichtje om me naar behoren in te schrijven in het register van de stad. Sinds mijn vertrek uit Nederland had ik er al vaak enkele dagen doorgebracht, eerst bij mama, later bij dit nichtje, en bij vrienden, gewoon voor het plezier, maar ook om het niet te temmen gevoel van heimwee, dat je in je buik hebt, als lange tijd niet terug geweest bent, tot zwijgen te brengen. In die ogenblikken mis ik de geur van sloten, van meren, van kanalen, van polders, de geur die opstijgt van kroos en bladeren die op het water drijven, het stilstaande water dat te vinden is, om het maar rechtuit te zeggen : moddergeur ! En ik mis de wind, een lekker fris briesje dat in je gezicht strijkt ... Dat heen- en weer reizen naar mijn land ging nooit zonder grote moeite, want, iedere keer in al die jaren, dat het vliegtuig bij Schiphol naar beneden zakte, welke de
6
reden ook was en het aantal dagen dat ik in mijn land kon gaan doorbrengen, ik zat daar met de tranen die me over de wangen rolden na de opening van de wolkenlaag, bij de eerste aanblik van het land, de weiden, de bollenvelden, de meren rond Aalsmeer, de kleine weggetjes, krom langs de rivieren, kaarsrecht langs de kanalen, en de kleine daken met rode dakpannen op de huizen, die tegen de dijken aanleunen, de grote, saffierblauwe wateroppervlakten, gerimpeld door de wind, met kleine, driehoekige witte vlekjes erop en koperkleurige, golvende rietvelden langs de kanten. Drie jaar geleden ben ik ineens snel achter elkaar een aantal keren heen- en weer geweest : drie keer tussen Juli en Oktober. Op vakantie aan de Golf van Biskaje, werd ik opgebeld door een dokter van het Erasmus Centrum van het Ziekenhuis van Rotterdam, om te vragen of ik kon komen, want Herman was ernstig ziek. De dokter vroeg me of ik meteen kon komen. Herman had me niet gezegd dat hij ziek was. Hij is in Oktober gestorven. Ik slaap dus onder het dak van mijn nichtjes huis in één van de oudste wijken van de stad, de Jordaan, op de vijfde verdieping, met het plafond dat net boven mijn bed schuin naar boven oploopt, net zoals vroeger in mijn eigen slaapkamer in het huis van mijn ouders. Door het raam, in de driehoek tussen de dakschilden, zie ik een zee van puntige daken, aan de andere kant van de straat en verderop. De voorkant van het huis wordt, van binnen, door schuinstaande ijzeren balken gesteund, die in het linoleum dat de grond bedekt wegzinken. Het huis dateert van de 17e eeuw en de façades zijn schots en scheef. Ik heb mijn koffer de steile trappen opgesjouwd, eerst twee etages, tot aan de ingang van hun woonhuis, en daarna, binnen nog eens twee etages hoger. Dit is dus, officieel, mijn kamer voor een jaar, ik heb de sleutel van de ingangsdeur beneden gekregen. Mijn pyjama, mijn tandenborstel en een paar boeken (in ’t Frans, Balzac en Georges Sand onder andere, want de boeken die ik in Nederland koop, neem ik mee naar Frankrijk) blijven bij mijn nichtje, in mijn kamer, maar ik ga terug naar Frankrijk voor een poosje. Ik heb daar tenslotte mijn leven opgebouwd ... De Europese landen staan open voor een verblijf van drie maanden voor inwoners van alle andere lidstaten. Bovendien heb ik nu een sticker in mijn paspoort laten aanbrengen door de lokale antenne van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst, die aantoont dat ik officieel in Amsterdam woon als economisch niet-actief. Daarvoor heb ik moeten bewijzen dat mijn man in staat is om me te onderhouden en, zodat hij me geld kan overmaken, heb ik weer een bankrekening geopend. Ik ga net zo doen als al die inwoners van het noorden van Europa die de winter doorbrengen in het zuiden, Nederlanders die een deel van het jaar in de Var of de Ardèche wonen, en de hele tijd heen en weer rijden.
7
VERBLIJF IN NOORWEGEN In 1973 ben ik in Noorwegen aangekomen. Ik heb snel Noors geleerd door in een pension voor oude van dagen te werken, waar ik wel moest begrijpen wat men van me verwachtte, en waar ik mezelf begrijpelijk moest weten te maken, want keuken- en kamerpersoneel spreken doorgaans geen talen. Na een jaar vind ik, door op een advertentie te antwoorden, werk als drietalig secretaresse in een grote oliemaatschappij aan de westkust, in Stavanger, en klim vervolgens op door in dezelfde onderneming documentaliste te worden. En daar overkomt me iets verbazingwekkends : ik wordt verliefd, niet op een Noor, zoals het in de verwachting lag, maar op een Fransman ! In het voorjaar van 1976 trouwen we daar en later wordt onze oudste dochter er geboren. Maar we moeten terug naar Frankrijk, een land dat voor mij nog bijna onbekend is en ik vertrek met een enige angst en een diepe onzekerheid in de ziel, verlaat dat land dat ik zo goed ken en waar ik me thuis voel. Onze zoon wordt in Dax, badplaats in het Zuidwesten, geboren, in de Landes, mijn mans land van herkomst, waar ik zonder hem verblijf, want hij gaat werken in Parijs. Gelukkig houd ik wel van deze streek, dat zo plat is als een dubbeltje ! En zijn bossen, zijn heidevelden, zijn moerassen en vennen, de oceaan en zijn eindeloze goudgele zandstranden brengen me de ruimte, en bijna de aangename geuren, waar ik altijd aan gewent ben geweest, terug. De luchten zijn er helder, doordrenkt van het licht van de oceaan, schoongeveegd door de wind. De reuk van de pijnbomen is er constant en dringt diep door, en wordt als een grote luxe ervaren als je uit het Noorden aankomt. De mensen zijn er van dezelfde soort als Nederlanders : ze zijn eeuwenlang zeevaarders en handelaars geweest en hebben altijd avonturiers van het Noorden naar het Zuiden, of in de andere richting, zien langstrekken. Men is er open van geest en gastvrij voor vreemdelingen. Gedurende de week ben ik alleen met de kinderen en de familie van mijn man, maar in het voorjaar gaan we samen in een flat aan de buitenkant van de hoofdstad wonen. Daar besluit ik om mijn tijd nuttig te gebruiken door een cursus te volgen en een Frans diploma te halen. De kinderen gaan op bepaalde dagen naar een oppas. Het lukt me en ik haal een bibliothecarisdiploma, met als specialisatie wetenschappelijke bibliotheken. Maar mijn mans werkgever verzoekt ons om ons opnieuw in Noorwegen te vestigen, en we vertrekken weer naar Stavanger. Daar vind ik onmiddellijk werk,
8
want door de Universiteitsbibliotheek wordt een bibliothecaris, belast met de periodieken gezocht, en wat meer is, deeltijd is mogelijk ! Het Franse diploma is geen enkel bezwaar. Ik deel het werk met een andere vrouw, ook met kleine kinderen. We zien elkaar af en toe, soms in de ochtend, soms in de middag, om ons op elkaar af te stemmen, maar over het algemeen gaat het wel af met een briefje, achtergelaten op het bureau. Het geheel werkt prima. Wat een genoegen om opnieuw met Noren, zo vriendelijk, kalm en evenwichtig, te werken, en wat een hecht team ! Parttime werk is echt ideaal als de kinderen nog klein zijn. Ik vind een “dagmama”, zoals ze in Noorwegen zeggen, ze woont in dezelfde buurt als wij. Ze staat ze nog steeds op onze jaarlijkse kerstkaartenlijst! De een na de ander gaan de kinderen daarna naar de Franse kleuterschool. Onze tweede dochter wordt aan het einde van deze periode van vier en een half jaar ook in Stavanger geboren, waarna we weer terugkeren naar Frankrijk, waar we deze keer bij de stad Pau gaan wonen. Mijn man gaat voorlopig per periode van veertien dagen op een platvorm in de Noordzee werken, en om me niet te alleen te voelen, neem ik dat jaar een Nederlands meisje au pair. We zijn nog nauwelijks in het Zuidwesten geïnstalleerd, of mijn man belt me, via de scheepsradio om me het nieuwe voostel van een buitenlands verblijf voor te stellen, dit keer in Den Haag in Nederland ! Eerst reageer ik met : “Nee, alsjeblieft, ik zit hier nu lekker, ik heb nauwelijks de kans gehad om de stad en de omstreken, de Bearn, te leren kennen”, moe als ik ben van de snel op elkaar volgende veranderingen, en van het alleen zijn met de kinderen ! Vierentwintig uur later, mijn gedachten beter op een rijtje gezet, bel ik hem terug en zeg : “OK, ik realiseer me dat ik een dergelijke kans toch niet voorbij kan laten gaan !”.
9
VERBLIJF IN NEDERLAND Wij wonen dus vier jaren in Den Haag met het hele gezin. De kinderen gaan voor twee jaar naar de Nederlandse school en ik ga naar de Universiteit van Leiden en haal mijn Doctoraalexamen Nederlandse Taal- en Letterkunde. We profiteren een maximum van deze gelegenheid om van het wonen in mijn moederland te profiteren, Nederlandse gebruiken te leren kennen, de taal te leren en het land tot in de uithoeken te bezoeken. Mijn moeder vindt het ook heerlijk dat we daar vier jaar wonen. Ik ben in Den Haag geboren. Ik voel me gelukkig, thuis, op m’n gemak. Na die vier jaar vol van ervaringen voor het hele gezin, keren we terug in de Bearn. En ik neem me voor dat ik echt mijn best ga doen om er mijn plaats te vinden en te werken.
10
VESTIGING IN DE BEARN De Bearn is een groene en vruchtbare streek, vanwaar men, als de lucht blauw is, overal een subliem gezicht heeft op de Pyreneeën, met hun prachtige witte toppen. Pau is een mooie, historische stad, met het kasteel van Hendrik IV in het oude centrum, vroeger geadopteerd door de rijke Engelsen, die het water van de Pyreneeën kwamen gebruiken, en je vind er luisterrijke villa’s uit het tijdperk van de Jugendstil en de Decoratieve kunst. De architectuur is er eveneens sterk beïnvloed door de Baskische stijl met z’n witte muren, vakwerk en bloedrode en donkergroene luiken. In 1990 is de stad rustig en kleinsteeds. Er is nog niet veel te vinden in de winkels en op cultureel gebied voor een verwende Nederlandse. Aan de andere kant van die mooie bergketen ligt Spanje, dat ik niet ken, en dat ik gedurende lange tijd zin heb gehad te leren kennen. Die wens, die Oer-Nederlandse reflex om aan de andere kant te willen kijken, te weten hoe het er daarginder uitziet, heb ik gehad tot wij, later, tijd kregen om er te gaan rondtoeren. Omdat ik graag zou willen werken onderzoek ik wat de mogelijkheden voor me zijn, met mijn diploma’s, en ik ontdek dat dat niet zo gemakkelijk zal zijn, gegeven dat men Nederlands alleen in Bordeaux, op tweehonderd vijftig kilometer afstand, onderwijst. Ik ontdek het systeem van het Nationale Onderwijs, gedirigeerd vanuit Parijs, met vergelijkende examens, zogeheten “concours” . Het is niet, zoals bij ons, voldoende om alleen een diploma te bezitten. In Nederland verzamelt een kandidaat zijn bewijsstukken in een dossier, en volgt de advertenties in de krant. Wanneer er in een school een vacature is, stuurt men een sollicitatiebrief samen met het dossier. Wordt men opgeroepen, dan komt men voor een commissie. Dit is erg praktisch want men vind bijna altijd werk in de buurt, en aan de andere kant kan een commissie met iemand tegenover zich gemakkelijk, via ondervraging, zijn of haar capaciteiten en kennis, maar eveneens zijn of haar pedagogische bekwaamheden evalueren. In Frankrijk moet de kandidaat, na het behalen van het diploma, nog een heel jaar studie maken van een aantal onderwerpen die door het Ministerie van Onderwijs ieder jaar opnieuw bepaald worden binnen elk domein dat men vraagt te onderwijzen, en meedingen in een concours. Daar ben je één van duizenden. Eigenlijk vragen ze je méér kennis dan vereist voor het diploma. Maar vooral, je moet beter zijn dan de andere mededingers om één van de vacatures, waarvan het aantal ieder jaar, ook door het Ministerie, wordt bepaald, te mogen bezetten. Het probleem is alleen, dat de moeilijkheidsgraad voor de niet-Franstalige is verdubbeld, want je moet schriftelijke verhandelingen houden in het Frans, en een onberispelijk Frans ! De categorie “nietFranstalig” bestaat niet voor deze vergelijkende examens, en maar zelden voor welk
11
examen dan ook. Met andere woorden, mocht je je één of twee keer vergissen, in een opstel van vier pagina’s, dan ben je gediskwalificeerd vanwege een paar kleine schrijffoutjes, terwijl je wellicht een uitstekende bekwaamheid hebt in je domein, en je misschien een zeer goede pedagoog bent ! En bovendien, de manier van verhandelen is de klassieke, en die manier wordt in de Angelsaksische kontrijen niet onderwezen ... Twee keer heb ik een poging gedaan, en twee keer zat ik net onder de drempel om toegang tot het mondeling te hebben. Ik ben er zeker van, dat ik, een keer die kaap omzeilt, tegenover een commissie, een goede kans zou hebben gehad. Twee jaar een voorbereiding van 750 uur, in mijn eentje, op veertigjarige leeftijd, met drie kinderen, wat een organisatie, nog eens ! Het is uitputtend en teleurstellend. Wat een verspilling ook, voor Frankrijk, alleen al op het gebied van vreemde talen, want buitenlanders hebben op deze manier weinig kans op toegang tot het bijna hermetisch gesloten corps van leraren. Is dit misschien één van de redenen, waarom de Franse kinderen (en de volwassenen !) slecht Engels, Duits en Spaans spreken ? Om het maar niet te hebben over de kennis en bekwaamheid van hen die van elders komen, en die een grote levenservaring hebben en een brede visie door het zich aanpassen aan verscheidene culturen, hetgeen een geheel nieuwe bron zou zijn voor het onderwijs van de jeugd, vooral vandaag met de mondialisering ! Wat jammer om deze mogelijkheden te laten gaan ! Ik zoek in andere domeinen, maar, hoewel ik niet kieskeurig wil zijn, wil ik, met mijn diploma’s toch ook niet voor manusje van alles spelen. Ik probeer het vak van vertaler, maar dat geeft geen behoorlijk resultaat. Als je niet echt de vereiste diploma’s bezit proberen ze je af te zetten en je voor bijna niets te laten werken. In het privé-onderwijs, is weinig gelegenheid. Ze hebben er alle vrijheid om personeel te werven, maar ze doen dat vaak op een weinig correcte manier. Men laat je, in dat geval, weten, dat, zoals je het later hoort via andere bronnen, je niet aangenomen bent, omdat er ook een mevrouw zonder inkomen was die gesolliciteerd had met minder diploma’s, terwijl jij, met alle diploma’s die gevraagd worden, getrouwd bent met een ingenieur die werkt voor een petroleumonderneming, en je dus eigenlijk niet hoeft te werken ! Want de mannen en zelfs vrouwen, die je ontvangen voor een sollicitatiegesprek, scoren allen gelijk wat seksisme betreft, ze trekken je, op het laatste moment, in de val, door je lief te vragen : “En uw man wat doet die ?” En, zonder uitzondering, om vriendelijk te zijn, en je niet te laten zien in het licht van iemand die zich verzet door te antwoorden dat ze dat niet aangaat, geef je eerlijk antwoord, en daar heb je het weer, het keert zich tegen je ! Dat is me twee keer overkomen, éénmaal voor een plaats als bibliothecaris in de bibliotheek van een aangrenzende gemeente, en éénmaal in een privé-school, waar de vrouw van de nieuwe directeur, aangekomen in September, de plaats als documentaliste heeft ingenomen, terwijl ik aangenomen was door de afgetreden directeur ! Dat is favoritisme ! Ik verveel me. Ik val in een diepe nerveuze depressie en doe een psychotherapie.
12
Ik beslis om mee te doen aan een concours om, als functionaris, werk als bibliothecaris in een departementale bibliotheek te krijgen. Ik kan nog net, voor ik tweeënveertig wordt, omdat ik, als huisvrouw drie kinderen heb opgevoed, aan één van deze concours meedoen ... maar de overheidssector aangaande bibliotheken staat niet open voor inwoners van de lidstaten van de Europese Unie, in tegenstelling tot die van andere sectoren, zoals koophandel, volksgezondheid, onderwijs en onderzoek voor civiele doeleinden. Dit omdat het werk van departementsarchivaris beschouwd wordt als behorende tot confidentieel werk, aangezien de documenten, die men hanteert, betrekking kunnen hebben op de nationale zekerheid. Ten einde raad beslis ik om de Franse nationaliteit maar aan te vragen ... in December 1994. Ik heb al een nieuw Nederlands paspoort aangevraagd, dat afgegeven wordt in Juli 1995. Maar, dat valt slecht, we vertrekken in September 1995 weer naar het buitenland. Deze keer naar het Midden-Oosten, voor twee jaar. Een vriendin doet me aan de hand om er pianoles te gaan geven, want ik speel heel behoorlijk en heb, sinds enkele jaren, les op hoog niveau. Ik speel piano sinds mijn vijfde jaar, en ik ben altijd doorgegaan met muziek te maken, ik heb ook dwarsfluit en gitaar gespeeld. Uiteraard ben ik geen specialist in pure solfège, en ik zal snel moeten worden in het vervangen van Do, Ré, Mi, Fa, Sol door C,D,E,F en G, zoals wij de noten noemen, maar mijn kennis is voldoende om beginners voor het instrument te zetten en hen de beginselen van de solfège bij te brengen, terwijl ze tezelfdertijd kleine stukjes leren spelen. Dat is de Angelsaksische méthode.
13
VERBLIJF IN KATAR
Katar is een heel klein aantrekkelijk landje in het Midden Oosten, met maar één grote stad : Doha. Het is een klein landje dat maar nauwelijks een lange geschiedenis van vissers en parels ontgroeid is. Ik besluit om het maar te proberen, dat beroep van piano lerares. Uiteindelijk is het altijd mijn grootste wens en mijn roeping geweest om kennis aan anderen over te brengen. Ik koop lokaal een piano, bij een Libanais die luthier is. Hij fabriceert luiten van kostbaar hout, die hij rijkelijk versiert met parelmoer, zijn winkel hangt er vol van, ik neem er bij ons vertrek één mee terug naar Frankrijk. Ik onderwijs thuis aan verscheidene kinderen en volwassenen, beginnelingen en gevorderden, en ik laat ze voorspelen in mijn zitkamer. Het Franse Lyceum van Doha vraagt een bibliothecaris en een muziekleraar, de twee vakken waarvoor het niet gewoon is om iemand regulier te laten overkomen, en stelt mij aan na een eenvoudige brief met motivatie. Ik heb het diploma voor het eerste, maar ik neem het tweede, een uitdaging, en ik geef enkele uren per week les in de laagste klassen van het lyceum. Het is niet de hele tijd even gemakkelijk, maar het boeit me. Aan het eind van het jaar organiseer ik een uitvoering in het auditorium, met piano, fluit en zang, en slagwerk door een groepje jongeren als sluitstuk. Halverwege dit verblijf teken ik de naturalisatiedocumenten op de Ambassade, en wordt ik Franse. Ik weet nog niet, en ik heb ook niet echt de tijd om er sérieus over na te denken, dat het nergens toe zal dienen, later in Frankrijk, en ik heb er zelfs geen flauw idee van welke verrassing het me nog zal brengen ... Als ik in Frankrijk terug ben, in 1997, ben ik voorbij de tijdsgrens om mee te kunnen dingen in het concours dat ik op ’t oog had toen ik de Franse nationaliteit aanvroeg.
14
IN MUZIEKLAND
Na deze twee laatste jaren van verblijf in het buitenland, komen we weer terug in Frankrijk. Ik neem mijn eigen pianostudie weer op en blijf tegelijkertijd muziek maken met vrienden. Ieder jaar geven we bij ons thuis een muziekfeest waar we een dertigtal genodigden, ouders, broers en zusjes, en hun vrienden en vriendjes kunnen ontvangen. Daarna eten en drinken we gezamenlijk wat. Het is ontzettend gezellig. Ik maak kennis met een nieuwe pianoleraar, een uitstekend pedagoog, waar ik goed mee overweg kan. Ik werk enorm hard op mijn instrument. Omstreeks 2000 vind ik dat het nuttig zou zijn als ik wat beter in solfège was en als ik wat meer wist over de bouw, de compositie en de geschiedenis van muziek. Ik schrijf me in voor de colleges musicologie aan de Sorbonne, die per correspondentie gegeven worden. Alleen de examens worden in Parijs afgenomen. Ik haal het basisexamen. Ik ga toch maar verder, want eenmaal onderweg ... en ik haal het Kandidaatsexamen. Nu zeg ik tegen mezelf : “houd nu maar eens op, je heb echt genoeg gedaan !” en houd mezelf voor dat het tijd is dat ik er eens van ga profiteren, je ga het rustig aan doen, piano ! De enige lessen die ik nog neem, behalve mijn pianolessen, zijn orgellessen, aan de lokale muziekschool. Op een instrument dat me erg interesseert... Na enige tijd vraagt men mij om pianoles te geven in het kader van een vereniging. Nog later zetten we zelf een vereniging op, waarvan ik werknemer word. Geen gezoek meer naar werk, geen sollicitatiebrieven meer, geen vernederingen meer ondanks al mijn diploma’s. Eindelijk een doel, en een zekere sociale erkenning, al is het maar binnen een klein kringetje. Jammer dan, denk ik, het leven brengt niet altijd hetgeen men ervan had verwacht, men neemt wat zich voordoet en profiteert er zo mogelijk van. Geregeld gaan we naar Nederland, om mijn familie en vrienden op te zoeken. Ik zal tot het einde toe regelmatig naar mijn land teruggaan, zolang het maar kan.
15
REIS IN DE ADMINISTRATIES EN OP INTERNET
Ik vraag dus, in het jaar 2000, de verlenging van mijn paspoort aan, zonder argwaan, en ontvang dat negatieve antwoord. En zelfs als ik vraag of ik het materiaal mag behouden is het antwoord nee ! Het is voor mijn eigen veiligheid, opdat niemand hem na kan maken, zegt de Administratie. Laat het zo zijn. Hier begint de lange weg van speurwerk en bezwaarschriften, want de opgegeven reden, dat ik mijn staatsburgerschap kwijt zou zijn geraakt omdat ik uit volle wil voor een andere zou hebben gekozen, stelt me niet tevreden, want ik meen dat er wel degelijk een verband is tussen mijn verzoek en mijn huwelijk, ondanks die twintig jaar die ertussen liggen. De kinderen zijn van huis vertrokken en ik heb meer vrijheid en tijd voor mezelf. Internet is intussen een bondgenoot voor de oplossing van mijn probleem geworden, want het bekende spreekwoord, dat eenieder wordt geacht de wet te kennen, wordt door dit apparaat mogelijk gemaakt. De teksten verschijnen, stuk voor stuk, vaak verkort, maar soms ook in het geheel, op het scherm. Het is voldoende om met goede sleutelwoorden te zoeken en de vaktaal, het jargon van administratie en justitie, te begrijpen, dat toch wel heel speciaal is voor de niet ingewijden. In 2005, na mijn examens aan de Sorbonne, kom ik te weten dat men nu een aanvraag kan doen, per brief, in het kader van de Nieuwe Wet op het Staatsburgerschap en de Immigratie, die in Nederland is aangenomen en van kracht is geworden in 2003. Ik schrijf naar de ambassade in Parijs. Men vraagt mij om een formulier in te vullen, geld over te maken en foto’s op te sturen. De vice-consul antwoordt me dat ik kan postuleren en een optieverklaring kan tekenen in het Consulaat in Bordeaux. Het is Juni. In Augustus kan ik een afspraak maken, want op dat moment is het consulaat aan het verhuizen, de ambassade zal er de nodige documenten heen sturen. Ik bel in Augustus. Nee, niemand weet er iets van, er zijn geen documenten ontvangen. Ik bel de ambassade. De vice-consul, met wie ik te doen had gehad, is er niet meer. Er is een nieuwe vice-consul ! Dit wordt ubuesk ! De nieuwe vice-consul legt mij uit, eerst per telefoon, daarna per brief, dat er een misverstand moet zijn, want voor hem val ik niet onder de categorie van diegenen die voor reïntegratie in aanmerking komen, maar hij belooft een onderzoek te laten doen bij het Ministerie van Justitie, de IND, in Den Haag.
16
Ik ga zelf opnieuw op zoek, sla nieuwe wegen in, en ik vind verduidelijking. In de paragrafen van de Rijkswet op het Nederlanderschap van 1985, die ik op Internet vind, staan uitzonderingsregels, en er is er één waarvan ik niet begrijp waarom hij niet om mijn zaak van toepassing was, indertijd. Die uitzondering stipuleert dat iemand, in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, die trouwt met iemand met de nationaliteit van één van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, zijn vroegere nationaliteit niet verliest, wanneer hij, of zij, de nationaliteit van het land in kwestie aanvraagt. Dat is toch in mijn geval van toepassing ! Ik bel weer naar de ambassade. De vice-consul legt me uit, dat een verdrag altijd rechtsgeldig is boven de individuele wetten van de landen die dat verdrag hebben ondertekent. Dat het Verdrag van Straatsburg gold in 1994 toen ik de Franse nationaliteit heb aangevraagd. Dat deze dus gold boven de Wet en zijn uitzondering, die door mijn land was verkozen. Dit Verdrag was er speciaal op gericht om de dubbele nationaliteit tegen te gaan om problemen met de militaire dienst te voorkomen! Verder kom ik tot de ontdekking dat de Unie eveneens een Tweede protocol heeft voorbreid, in de jaren 90, dat voor ieder van de lidstaten de mogelijkheid opende om de uitzonderingen in zijn eigen wet toe te passen. Het geval van vrouwen bijvoorbeeld, die, uit traditie in Europa niet aan de militaire dienst onderworpen zijn. Of het geval van diegenen, die de nationaliteit van hun echtgenoot of echtgenote aanvragen. Maar dit protocol kon vrijelijk van toepassing worden in iedere lidstaat, op het door het land gekozen ogenblik. In Frankrijk gebeurde dat in 1995, in Nederland eind 1996. Ik vis dus net achter het net ! Bovendien werd dit Protocol niet met terugwerkende kracht ingevoerd in de nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap, dat in 2003 in werking trad. Toch had de Wetgever deze uitzondering wel voorzien en daarmee, impliciet, het principe de onrechtvaardigheid van het Verdrag van Straatsburg voor de genoemde categorieën van zijn burgers toegegeven, maar heeft de maatregelen niet genomen om dit te herstellen voor diegenen die hierdoor hun nationaliteit van geboorte waren kwijtgeraakt, door hen in de verloren nationaliteit te reïntegreren. Frankrijk heeft dit probleem op een heel praktische en juiste wijze opgelost : Fransen in dezelfde situatie hoeven slechts, bij de Franse Ambassade of het dichtstbijzijnde Consulaat van hun huidige woonplaats, te verklaren dat zij de Franse nationaliteit wensen terug te krijgen. Nederland heeft op deze manier, sinds 2003, twee soorten Nederlanders, die niet in het Koninkrijk wonen, maar elders in de Europese Unie, gecreëerd : diegenen die hun oude paspoort hebben kunnen behouden als ze die van hun nieuwe woonland hebben aangevraagd, en diegenen die daar geen recht op hebben gehad. Of zij moeten, als Oud-Nederlander, en dat is de enige oplossing, het trucje toepassen, dat het Ministerie mij zelf aan de hand had gedaan, om hun nationaliteit te herkrijgen door naturalisatie.
17
DE WEGEN NAAR REINTEGRATIE OF NAAR REPARATIE We houden samen een paar beraadslagingen, mijn man en ik, en zijn er beiden verbaasd over dat een autoriteit als de Immigratie- en Nationalisatie Dienst suggereert ten overstaan van een oud-ingezetene om terug te keren in het land voor één jaar, zoals de Wet dat heeft vastgesteld, en daar bij te voegen dat het toch niet moeilijk voor hem, of haar, moet zijn, en dat hij, of zij, daarna gewoon terug kan keren naar zijn nieuwe woonland en zo de twee nationaliteiten behouden ! Hij, of zij, dat ben ik in dit geval. Men is van mening dat het voor mij niet moeilijk moet zijn om in Nederland te gaan wonen. Hoe dat zo ? Door er een pied-à-terre te vinden, door er meubelen in te zetten, door er een abonnement op de elektriciteit, en op het water te betalen, door er een bankrekening te openen en het geld om er te leven over te laten maken vanuit Frankrijk, door er een ziektekostenrekening te nemen, en wat verder nog ? Dat alles brengt enorme kosten met zich mee ! De bank vraagt voor elke overmaking een provisie. In Frankrijk hebben we al een ziektekostenverzekering, waarvoor we een groot deel van ons leven contributie voor hebben betaald, de verhuizing van persoonlijke effecten is duur en vraagt veel energie. En wat te doen met de villa die de onze is, in het zuiden van Frankrijk ? We sluiten de deur voor een jaar, terwijl we er toch de woonbelasting betalen, enzovoort ? En dan denk ik niet eens aan dat instrument, een prachtige nieuwe vleugel, waarmee ik werk, die ik onmogelijk mee zou kunnen nemen, wat doe ik daarmee ? De kamer, waar hij staat zou in de winter verwarmt moeten worden ! Kortom, de praktische kant van de zaak is niet denkbaar en het gehele idee onwijs. Het is uiteindelijk maar gelukkig, dat ik niet werk, anders had ik een jaar vrij moeten vragen, wat niet altijd mogelijk is ! En dan is er nog de sociale kant van de zaak. Ik heb wel familie en enkele vrienden in Nederland, maar die wonen allemaal in verschillende steden, en, al zijn de afstanden klein, het is niet gemakkelijk om opnieuw een sociaal leven op te bouwen, wij weten dat maar al te goed na zo vaak te zijn verhuisd. En onze kinderen en kleinkinderen wonen in het zuiden van Frankrijk en in Parijs. En wat stelt men zich voor dat we een jaar lang gaan doen in Nederland ? Musea bezoeken en concerten bijwonen ? Met onze duimen draaien ? Er zijn drie andere mogelijkheden volgens de Wet. De eerste is een scheiding. Dat kost op dit moment ongeveer vijfhonderd euro voor een korte procedure, daarna
18
vraag ik mijn Nederlandse nationaliteit aan, die ik in dat geval zonder meer krijg en dan trouwen we daarna weer, wat ook weer kosten met zich mee brengt. De tweede is het overlijden van de echtgenoot, dat uiteraard niet, volgens wens, op natuurlijke wijze te bestellen is. Lachend stellen we ons het organiseren van een vergiftiging voor, dat is het schoonst, en als het snel en zonder verdenking uitgevoerd is, klaar is Kees ! Ik zoek naar andere oplossingen. Ik schrijf de Nationale Ombudsman aan. Deze geeft me vriendelijk ten antwoord dat hij zich alleen bezighoudt met klachten over overheidsinstanties, en hij geeft met het telefoonnummer van het Juridisch Loket … dat men niet kan bellen vanuit het buitenland ! Als antwoord op mijn eerste brief geadresseerd aan de Rechtbank in Den Haag, met het verzoek om mijn probleem te beoordelen, laat men mij weten, dat ik geen kopie heb toegevoegd van de beslissing van de zaak. Toch had ik een kopie van de brief van de Ambassade in Parijs ingesloten. Ik wijs hen daarop. Vervolgens vraagt men mij om mijn beschuldiging goed te formuleren. Ik zoek informatie, vraag raad, en formuleer zo goed mogelijk, dat ik van mening ben dat de Nederlandse wet zijn burgers in dezelfde situatie op verschillende wijze behandeld, en dat dat ingaat tegen het principe van goed bestuur. Daarna vraagt men mij om honderd vijftig euro voor de griffie, die ik overmaak. Vervolgens laat men mij weten dat de ontvangsttermijn voor deze zaak verstreken is ! Ook laten ze me dan pas weten dat deze zaak niet in hun competentie ligt en naar een ander bureau is overgebracht. Dit bureau laat me weten dat ik een advocaat moet nemen … Het geheel neemt een onwaarschijnlijke allure … Ik heb de zaak daarbij gelaten, ik kon de vele omwentelingen niet meer aan. Ik was ook nooit van plan geweest een advocaat te nemen, omdat ik van mening was, dat deze zaak mij geen cent moest kosten. Die honderd vijftig euro zaten me al meer dan dwars. Voor mij is dit een principekwestie, het recht op een nationaliteit moet geen zaak van geld zijn, punt uit. Ik ontdek later, op Internet, dat er een markt van advocatenkantoren is die hun zakken ermee vol steken, door handige administratieve bedriegerijen uit te voeren voor rijke cliënten uit de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Australië. Zij doen voorkomen, zelfs aan hen die duidelijk minder ruim zitten op geldelijk gebied, dat alles mogelijk is, omdat hun bureau zich op één van de belangrijkste grachten in Amsterdam hebben en op Internet het beste gereferencieerd zijn ! Ik ga over tot de instantie erboven en stuur een petitie aan het Kabinet der Koningin. Welk Kabinet me laat weten dat Mevrouw de Koningin geen competentie heeft in de zaak en niets voor mij kan doen, het gaat hier immers om een wet die in de Tweede Kamer goedgekeurd is. Er is geen uitzondering, geen gratie. Het kabinet stuurt mijn verzoek naar het Ministerie van Justitie en ik ben terug naar af. Dezelfde instantie buigt zich dus voor de tweede keer over mijn zaak en hoewel het antwoord me deze keer direct bereikt en dat het een beetje gedetailleerder is, zegt het precies hetzelfde als datgene dat me is gegeven door de Consul in Parijs.
19
Ik beslis om mijn relaties te gebruiken, zoals iedereen dat doet, en ik stuur een verzoek tot hulp aan een vroegere lyceumgenoot die in de Raad van State zit. Hij antwoord mij heel vriendelijk en legt me uit dat ik zou moeten proberen om een lid van de Tweede Kamer te interesseren, die een initiatiefwetsvoorstel zou kunnen doen om de wet op dit punt te veranderen, zodat het Tweede Protocol met terugwerkende kracht geldig zou kunnen worden tot aan het begin van het tijdperk van het Verdrag van Straatsburg. Hij geeft me de namen van enkele afgevaardigden, die deskundig zijn in deze materie. Helaas zijn de tijden hard wat betreft onderwerpen als staatsburgerschap en immigratie en alles wat daarmee verbonden is. De Nederlandse regering is niet zolang geleden gevallen op een zaak betreffende de buitenlandse politiek. De strenge politiek inzake immigratie en naturalisatie, versterkt door de kwestie van de veiligheid en vooral van de integratie, is een leidmotief dat het gebrek aan vertrouwen tussen de verschillende partijen verergert en de vorming van een coalitie, waaruit de regering over het algemeen bestaat, verhindert. Er worden verkiezingen gehouden en de tijd om een nieuwe regering te vormen is eindeloos. De populistische wind blaast fort in mijn kleine landje, en niemand is, blijkbaar, geneigd om zich politiek te wagen aan het eventuele terugkomen op een recent aangenomen wet op het staatsburgerschap, die nogal restrictief is, dat mag gezegd worden, maar die, volgens vele stemgerechtigden nog veel restrictiever zou moeten zijn ! Toch heeft de Advies Commissie voor Vreemdelingenzaken, geïnstalleerd sinds 2000, zoals ik dat heb gezien in de rapporten en gehoord tijdens de discussies met één van mijn vrienden, die in die commissie gezeten heeft, altijd het advies gegeven soepel te zijn, maar de wind is intussen gedraaid … Ik schrijf naar het Europese Parlement, naar twee afgevaardigden, waarvan een Nederlandse, die voorzitster is van de commissie die zich met juridische zaken bezighoudt. Zij laat mij weten dat het Parlement geen enkele macht heeft in deze materie, en dat iedere lidstaat soeverein is in zijn beslissing betreffende het toekennen of terugnemen van het staatsburgerschap. Zij moedigt me daarentegen aan om voort te gaan op de weg van het aanzoeken van Tweede Kamerleden. Ik had al de conclusie getrokken dat het staatsburgerschap ook geen deel uitmaakt van de bevoegdheden van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Ik schrijf dus verscheidene politieke partijen aan. Ik ontvang enkele antwoorden, sommige negatief, andere die me wat hoop geven, maar er is geduld nodig, anderen laten nog steeds op zich wachten, nog een poosje, of tot in de eeuwigheid ? Ik schrijf enkele teksten voor de krant, en stuur ze naar twee grote Nederlandse dagbladen. Zij vinden dat mijn verhaal te persoonlijk is ! Ja, inderdaad, zolang als ik mijn geschiedenis niet gepubliceerd krijg, en daarmee andere mensen die in dezelfde situatie verkeren als ik kan oproepen, is het waarschijnlijk zo dat het velen ervan hun lot accepteren zonder een vinger uit te steken, omdat de wet de wet is, niet waar ? Ik zoek consorten op Internet. Ik vind Nederlanders die sinds lang in Frankrijk of Spanje wonen, en die er genoeg van hebben om niet in hun gemeente of regio te kunnen stemmen, want, zeggen ze, als ze het burgerschap van het land aanvragen
20
raken ze de Nederlandse kwijt. Zij zijn niet in mijn situatie, dat wil zeggen, getrouwd, of samenwonend, met een burger van hun nieuwe land. Maar ze zijn van mening dat ze de dubbele nationaliteit zouden moeten kunnen hebben om hun fundamentele rechten te kunnen uitoefenen ! Ik schrijf me in bij de groep. Dat kan geen kwaad, dat zal toch wel wat beweging brengen en wat aandacht op het probleem vestigen, wat altijd meegenomen is. Toch voel ik me een beetje alleen, ondanks één of twee reacties van internauten die toegeven in dezelfde situatie te zijn, zeggen het er maar mee te doen, en niet te zien wat er anders gedaan zou kunnen worden, maar die me toch wel hartelijk bedanken voor het feit dat ik het punt heb aangeroerd ! Ik schrijf aan vrienden en kennissen in Nederland, om hen te vragen om een handtekening op een petitie, waarmee ik zou kunnen zwaaien in het geval ik een geïnteresseerd Tweede Kamerlid zou vinden. Ik schrijf ze ook om ze te laten weten wat mij sedert lange tijd bezighoudt, en om me een beetje ondersteund te weten door anderen … Sommigen geven me die steun, en tekenen, anderen geven me ook raad, vooral juridische, nog weer anderen lijken er geen begrip voor te hebben of hebben geen tijd. Een winter gaat voorbij, er gebeurt niets. De politieke partij die beloofde me te antwoorden doet dat niet, ze hebben het druk met andere dingen. De groep op Internet brengt de winter rustig in het milde Frankrijk door en slaapt in. Ik wacht niet tot de tijd voorbij gaat en neem de beslissing om precies te gaan doen wat het Ministerie in Den Haag me heeft aangeraden.
21
GEBRUIKEN EN DE PHILOSOPHIE VAN INTEGRATIE
Ik kies dus uiteindelijk voor de eerste oplossing : een jaar gaan wonen in Nederland . Ik zoek een onderkomen. Mijn nichtje wil me wel huizen en biedt me een kamer aan bij haar in huis. Ik accepteer. Ik zal vaak heen en weer reizen. Dat is duur, en vooral vermoeiend, maar het voordeel is dat ik mijn land vaak zal zien. In het begin van het voorjaar neem ik het vliegtuig en neem ga dus in Amsterdam wonen, in mijn kamertje onder de dakpannen. En ik schrijf me in, in de registers van de stad. Nog een winter gaat voorbij, maar deze keer ben ik er zeker van dat, zodra de datum van de inschrijving opnieuw aangebroken zal zijn, ik die gewenste optieverklaring eindelijk zal kunnen tekenen. Ik teken de optieverklaring in Amsterdam, bij de Dienst Persoons- en Geoinformatie, zoals dat tegenwoordig zo mooi heet, met mijn jongste dochter erbij. Het is heel “cool” en keurig, dit soort bureau in Nederland, met een oproepnummer systeem, ruime zalen, met vrolijke zitjes van kleurig plastic, “appelgroen” hier of “citroengeel” daar, en een apparaat waarmee men zich gratis café en thé kan serveren. Er valt niets op te zeggen, je wordt niet ruw, of onverschillig, maar als een mens, een persoon, ontvangen, er valt niets te klagen op dat gebied. Dat is niet overal zo… Enkele, voor vreemdelingen, onaangename en wat scherpe opmerkingen klinken me nog in de oren, zowel als de onderbreking van mijn zin, als ik tracht een vraag die me gesteld wordt te beantwoorden. Hier moet men dus van psychologisch inzicht blijk geven, want het gaat waarschijnlijk om automatische opmerkingen, die gemaakt worden tegenover personen, waarvan men vermoed dat ze proberen te bedriegen. Maar deze mensen, stel ik me zo voor, zijn vaak in situaties die veel alarmerender zijn dan de mijne, en die niet hetzelfde niveau van onderwijs hebben, noch hetzelfde niveau van kennis van die taal, die ik perfect beheers ! Ik denk me in hoe hard deze stap voor die mensen moet zijn ! Ik teken dus de optieverklaring en zweer dat ik het land niet langer dan zes maanden achter elkaar verlaten heb sedert één jaar. Nadat ik het antwoord ontvangen heb, dit keer positief, doe ik mee aan een ceremonie waar ik verklaar dat ik mij aan de Wet zal houden en een goede Nederlandse zal zijn en ik neem de Bevestiging van verkrijging van het Nederlanderschap in ontvangst. Mijn nichtje, mijn schoonzusje en een vriendin van de middelbare school zijn aanwezig bij de ceremonie met kleine cadeautjes en bloemen
22
voor me. Ik krijg een album over de geschiedenis van de stad, die naast de vele anderen die ik al bezit, op de plank zal komen te staan. Vandaag zie ik beide landen, hun sterke en zwakke kanten, met een andere blik dan voorheen. Ik leef nu bijna veertig jaar in beide culturen, de twee manieren van leven. Ik heb ook in andere landen geleefd. Ik heb er lang over kunnen nadenken en bepaalde verschillen kunnen determineren. In Frankrijk moet men, als aanhef van een ontmoeting, zeer duidelijk en met een onderstreepte glimlach “Bonjour” zeggen, dat is heel belangrijk, daar waar wij Nederlanders et de Noor alleen maar luchtigjes : “Hoi!” en “Hei!” zeggen ! In Nederland, en in de noordelijk landen in het algemeen, geeft men alleen in zeer plechtige omstandigheden een hand, het blijft een zeer formeel gebaar. In Frankrijk moet men absoluut deze reflex aanleren. Tegenover buren, of werklieden bij je aan huis, bijvoorbeeld. Het is erg beledigend mocht je dit gebaar missen ! Dit weten is belangrijk, maar het uitvoeren op het juiste moment is nog een andere zaak … Wanneer men het heeft over de ondubbelzinnigheid van noorderlingen en het verstoppertje spelen van mensen uit het zuiden, lijkt het wel of men het heeft over twee verschillende werelden. Een Fransman heeft over het algemeen de neiging om alles mooier te maken dan het is, hij is dol op de “trompe-l’oeil”, het gezichtsbedrog, en de “cache-misère”, de dekmantel, terwijl een Nederlander een harde kaaskop is, die in alle omstandigheden de werkelijkheid trotseert. Maar hij verwaarloost vaak de uiterlijke schijn. Dat ziet men al in de graad van beleefdheid waarmee hij anderen begroet, zijn harde praten in publiek en de manier waarop hij zich kleedt. Fransen zijn vaak grote mopperpotten, zoals ze zichzelf graag kwalificeren, en ze herhalen dat met veel plezier, je zou zeggen dat ze er trots op zijn ! Dat begrijp iemand uit het noorden weer niet, die corrigeert zichzelf met : “Als ik van mening ben dat ik een gebrek heb, dan verbeter ik mezelf, punt uit !”. Pragmatisme tegenover luchtigheid … Veel verwarrender en moeilijker om aan te voelen zijn de verschillen in basisconceptie wat relaties betreft. Mijn man heeft me heel lang uitgelachen, iedere keer als ik probeerde hem uit te leggen, na een onverklaarbare twist met de buren of een verkoper in een winkel, dat ik het gevoel had dat Fransen een andere conceptie hebben van vrijheid dan wij in Nederland ! Toch houd ik er aan vast dat voor een Fransman de individuele vrijheid veel verder gaat, dan die van een noorderling, voor wie het ondenkbaar is dat men de vrijheid van een ander inperkt ten koste van zijn eigen. Een Fransman, veel onbezorgder, gaat ervan uit dat zijn eigen vrijheid pas ophoudt als de ander er zich tegen verzet, de noorderling beperkt zich van tevoren. Er steekt vast en zeker een beetje calvinisme in dit standpunt. Toch zijn sommige confrontaties voor mij wel eens schokkend geweest. Lange tijd vond ik er met moeite de woorden voor om me te verdedigen, want ik wist nog niet dat het op waarheid berust en dat verschillende ideeën over deze noties naast elkaar kunnen bestaan ! Lange tijd heb ik me schuldig gevoeld, totdat ik de uitleg ergens in een of andere tekst las. Voor Nederlanders is Frankrijk het uitverkoren vakantieland, vanwege die luchtigheid, die vriendelijke en milde manieren van zijn gastheren en –vrouwen. Natuurlijk dragen ook de heuvels en bergen, het mooie weer en de wijn daar aan bij.
23
Maar het begrip vriendschap is ook niet precies wat het in het noorden is. Er zit veel nonchalance achter deze algemene indruk (trompe-l’oeil !), daar waar voor een noorderling oprechtheid van toepassing is, en zo kan het dus komen dat je erg teleurgesteld wordt in je verwachtingen van de ander, na de eerste kontakten. Je nodigt uit, maar de uitnodiging van de andere kant laat vaak vergeefs op zich wachten. Verder geven Fransen niet gemakkelijk hun ongelijk toe door hun excuses aan te bieden, ze vinden het gemakkelijker om een tegenaanval te doen en ze zijn ook niet erg gul met complimenten. Dat kan je wel eens het gevoel van een gemis geven. Je moet het maar weten … ieder zijn wijze … Na al deze omzeilingen ben ik me ervan bewust dat ik ook trots ben op bepaalde aspecten van mijn nieuwe land, op zijn geschiedenis, de schoonheid van zijn landschappen, van zijn erfgoed, van zijn fijne kookkunst en lekkerbekkerij, van zijn rijke taal en litteratuur, van zijn luchtigheid, van zijn elegantie op vele gebieden. Het is prettig om in Frankrijk te wonen. Het komt voor dat een Nederlander me zegt dat ik erg verfranst ben : die bijzonderheden, daar ben ik trots op. Ik heb wat meer aandacht voor de manier van hoe me te kleden, te bewegen, me voor te doen erbij … Maar misschien is er meer. Ik heb een bredere visie op het leven gekregen. Je neemt, als je zo rondwaart, overal wat van mee. Ik ben nu in staat om alles te harmoniseren, de Franse, de Latijnse, melodie te combineren met de begeleiding van mijn Nederlandse opvoeding. Soms zelfs kunnen ze ook wel eens een compositie in contrapunt vormen. Wat het meest telt, dat zijn de ogenblikken waarop je gelukkig bent en trots op datgene wat je omringt en waar je deel van uitmaakt, en van datgene wat je hebt volbracht. Vandaag heb ik, zonder die van mijn nieuwe land te hebben verloren, de nationaliteit, die ik bij mijn geboorte heb gekregen, en waarvan ik meen dat hij mij toekomt, teruggevonden. Het was een onrecht mij die te ontzeggen. Ik ben van mening dat ik deze nationaliteiten beide verdien, ze maken immers beide deel van mijn wezen uit ! Wat betreft de organisatie van éénwording in Europa zijn we helaas nog niet uit de problemen, we hebben nog heel wat kronkelige wegen te bewandelen en moeten nog over heel wat horden heen springen. Wat een wind door die administratieve molens ! Wat mijzelf betreft, ik zal in ieder geval altijd tegen windmolens en onrechtvaardigheden vechten.
24