Nederlandse-Bosniërs en hun haat-liefde verhouding met de Balkan
'Dan maar allemaal de Europese Unie in' Het Nederlandse trauma rond Bosnië blijft actueel. De Haagse rechtbank oordeelde in juli dat de blauwhelmen van Dutchbat direct verantwoordelijk zijn voor de deportatie van ruim 300 moslimmannen uit Srebrenica in 1995. Ondertussen staat Bosnië-Herzegovina aan de poorten van Europa, in de schaduw van de grote broers Kroatië en Servië. We spraken met drie Nederlanders, geboren in Bosnië. 'Mijn land staat weer in brand.' door Alden Susa Een zeldzame held van de langdurige omsingeling van Sarajevo woont en werkt al jaren in Almere. De moderne nieuwe werkomgeving van Senail Sivro (1953) staat in schril contrast met de kelder van een klein Bosnich café, zijn werkomgeving tijdens de burgeroorlog. Sivro was tijdens het conflict een van de slechts twee actieve chirurgen in Sarajevo en redde er duizenden levens. Tussen twee consulten in spreken we af in de nagenoeg verlaten kantine van het Flevoziekenhuis. Hij vertelt al sinds na 8 uur 's morgens aan het werk te zijn, inmiddels is het voorbij etenstijd. Toch oogt Sivro opvallend vitaal voor iemand die al bijna tien uur aan het werk is. 'Destijds in Bosnië waren er helemaal geen vaste werktijden, geen enkel verschil tussen dag en nacht. Je doet een klein dutje in je stoel en wordt weer geroepen voor de volgende patiënt. Het was een zware tijd, ik heb toen meer dan zestienduizend patiënten behandeld. Tandpasta, zeep en zelfs douchen waren een luxe.' Toen Sivro in Nederland terecht kwam, viel hij in een diep gat. De chirurg voelde zich nutteloos en kon het uitzichtloze bestaan als oorlogsvluchteling niet verdragen. Hij raakte daardoor in een depressie. Bloedserieus: 'Zappen voor de tv was voor mij nog erger dan de oorlog. Misschien zou het anders zijn als ik op dat moment ouder was, maar ik was pas eind dertig. Ik zat in de kracht van mijn leven, vol medische kennis en je kijkt 's middags naar een zinloos programma op televisie. Je staart naar het scherm en verstaat er werkelijk geen woord van. Allerlei gedachtes stromen door je hoofd, het is niet alleen de verveling maar ook een gevoel van schuld. Een gevoel van nutteloosheid: wat doe ik hier? Waarom leef ik eigenlijk, alleen om te eten? Dat is praktisch leven op het niveau van een dier, een nutteloze massa die op enkel de bank zit en televisie kijkt.'
Vuk Janic (1953) is een verre van gemakkelijke man om te interviewen. De van oorsprong Servische documentairemaker uit Sarajevo blijft maar tegenvragen stellen. Vermoedelijk is dat het gevolg van zijn jarenlange ervaring met het interviewen van uiteenlopende figuren. Hij maakte het eerste jaar van de Bosnische burgeroorlog (1992-1995) van dichtbij mee, als regisseur in dienst van de staatstelevisie en later als onafhankelijk filmmaker in het omsingelde Sarajevo. Janic maakte films over de gevolgen van de bloedige oorlog op de gewone burgers en won er onder
meer een European Film Award mee. Sinds hij in 1993 min of meer toevallig in Amsterdam belandde, heeft hij zich er nooit helemaal thuis gevoeld. Janic kijkt vanuit een druk cafe in Watergraafsmeer gelaten terug op zijn periode in Sarajevo. Hij maakte de Servische omsingeling van dichtbij mee: 'We probeerden de oorlog in eerste instantie nog via humor te benaderen. Maar oorlog laat de ware aard van mensen zien, de situatie zorgde ervoor dat we zo egoïstisch mogelijk werden. Je vecht alleen voor jezelf en je bent bang. Ik wilde op een gegeven moment niet eens meer aan de slag als filmmaker.' Waarom duurde het tot 1993 totdat u het land verliet? 'Het kwam daarvoor simpelweg niet bij mij op om te vluchten. Je gelooft niet dat menselijke domheid zo lang kan doorgaan en je hoopt dat de oorlog snel zal stoppen. Ondertussen kreeg ik wel allerlei aanbiedingen om in het buitenland te gaan filmen. Ik heb in het begin niet eens overwogen om de stad te verlaten. Niet dat ik me op dat moment echt op mijn gemak voelde in Sarajevo, maar daar waren wel mijn mensen en mijn bekende omgeving. Toen de oorlog begon, was ik verantwoordelijk voor mijn zieke moeder. Ze was toen al in de zeventig en kon nog amper zien. Op dat moment was onze stad door de Serviërs al in elke mogelijke zin afgesloten van de buitenwereld. Dat maakte de situatie er niet makkelijker op.'
'Als mijn vader niet met ons mee was gegaan, was hij ook dood geweest.' Na enkele maanden werkeloosheid kreeg Sivro via een internationale organisatie een aanbieding om te werken als arts in Rwanda. Daar speelde zich op dat moment een andere oorlog af: die tussen de Hutu's en de Tutsi's. Gedurende beide conflicten bemoeide de goedlachse dokter zich doelbewust niet met de afkomst van zijn patiënten. Tussen twee slokken van zijn kop thee door: 'Er was in het Bosnië van begin jaren '90 geen tijd voor het grote politieke verhaal, het was zuiver overleven. Tijdens mijn werk als chirurg stel ik daarom nooit vragen over afkomst, ik heb zowel bij soldaten als bij gevangenen operaties uitgevoerd. Voor mij is iedereen hetzelfde. Dat zij misschien iets anders vinden dan ik, mag geen invloed hebben op medische hulp.' Filmmaker Janic wilde ook geen partij kiezen tijdens de chaotische situatie die in voormalig Joegoslavië ontstond. 'De hele oorlog was een zuiver politieke kwestie en ik vond het moeilijk om daarmee om te gaan. Je moet de situatie op dat moment namelijk ook politiek benaderen en niet emotioneel.' De moeilijkheid zit hem in Janic' afkomst: hij is Servisch, maar had destijds een relatie met een moslima, terwijl zijn Servische landgenoten hun woonstad aan het beschieten waren. 'Tijdens de eerste maanden van de oorlog was Sarajevo een soort theater. De inwoners wisten precies wanneer er gebombardeerd zou worden en hielden daar rekening mee. Ik voelde dat Bosnië door zijn ligging tussen Kroatië en Servië een blad in een storm was.'
Een storm werd het: de drie grote Joegoslavische bevolkingsgroepen keerden zich onderling tegen elkaar en probeerden ieder hun eigen stukje grond etnisch te zuiveren, de Serviërs voorop. De van oorsprong islamistische econoom Edin Mujagic (1977), toen amper veertien, herinnert zich deze burgerexodus nog goed. Op een regenachtige zaterdagochtend in Weesp vertelt hij openhartig en emotioneel over die angstaanjagende periode begin jaren '90. Vanwege zijn afkomst werd hij gedeporteerd uit een dorpje nabij het Servische bolwerk Banja Luka. Het decor, een opgewekt Hollands café langs de plaatselijke dijk, verhult de pijn in de woorden van de Metro-columnist. Ons gesprek werd meermaals uitgesteld, vanwege Mujagic' langdurige bezoek aan zijn geboortegrond. Nu heeft hij eindelijk tijd om uit te leggen waarom hij plots weg moest: 'Er zijn heel veel mensen uit mijn dorp vermoord. Van de meesten werd het stoffelijk overschot in de loop der jaren ontdekt, maar ongeveer duizend mensen bleven tot voor kort vermist. Vorig jaar werden zij teruggevonden in het grootste massagraf van Bosnië en Herzegovina, in Tomasica. Daar zijn meer dan zeshonderd lichamen geborgen, waaronder mensen uit mijn straat. Mijn buren. Dat was een schok voor me, alles komt dan erg dichtbij. Toen kon ik mezelf er ook niet meer toe zetten om over economische zaken te schrijven.'
'Het geeft me een schizofreen gevoel: ik herken de stad maar het is tegelijk niet langer mijn stad.' Terwijl het geroezemoes van het drukke cafe zijn breekbare stem bijna ontstemd, neemt Mujagic ons nog eens mee naar de zomer van 1992. 'In onze Bosnische woonstad Banja Luka begon de oorlog in mei van dat jaar. Drie maanden later was ons huis verwoest en zat mijn vader in een concentratiekamp. Er waren konvooien georganiseerd om het gebied etnisch te zuiveren. Ons konvooi zat vol met vrouwen en kinderen, en reed richting centraal-Bosnië. We maakten eerst een tussenstop bij het kamp waar mijn vader gevangen zat. Een soldaat zag hem zwaaien en liet hem op eigen risico instappen. Een week later stopte bij hetzelfde kamp een ander konvooi. Ongeveer tweehonderd mannen, waaronder mensen uit mijn straat, stapten in. Zij werden allemaal vermoord. Als mijn vader niet met ons mee was gegaan, was hij ook dood geweest.' Voelt u daardoor nog steeds haat tegenover de Serviërs? 'Dat geloof ik niet, nee. Maar als Servië bijvoorbeeld moet voetballen hoop ik nooit dat ze winnen, maar of dat haat is? Dat heeft meer met rivaliteit te maken denk ik.' Ernstig: 'Als ik het mocht bepalen, had ik Bosnië nooit verlaten. Ik zou daar afstuderen, een baan vinden en blijven werken. Mijn familie is hier niet vrijwillig naartoe gekomen. Mijn buren hebben niet vrijwillig hun huizen verlaten om naar welk land dan ook te vluchten. Toch voel ik geen haat, maar als ik nieuwe mensen leren kennen uit voormalig Joegoslavië speelt hun afkomst onbewust een rol.” Hij vervolgt: “Begrijp me alsjeblieft niet verkeerd. Ik heb hier ook genoeg Servische
vrienden. Maar het is moeilijk objectief te blijven als je net zeshonderd lijken hebt ontdekt. In een van die concentratiekampen lagen overigens ook twee Serviërs die vrijwillig mee waren gegaan met hun islamitische buren. De bewakers wilden hen redden en zeiden dat zij daar niet tussen hoorden. Maar ze hielden voet bij stuk en werden samen met hun buren vermoord. Iemand haten vanwege zijn nationaliteit, is het ergste wat je kunt doen. Aan de andere kant zal een bepaalde afstand tot Servië waarschijnlijk ongetwijfeld altijd blijven bestaan.' Janic keert niet graag terug naar zijn ooit zo geliefde Sarajevo. Hij kan zich niet meer herkennen in de veranderde etnische samenstelling van de nu overwegend islamitische stad, net zo min als hij zich in Amsterdam thuis voelt. 'Voor het begin van de oorlog waren in Sarajevo de christenen en islamieten ongeveer gelijk verdeeld. Nu zijn er volgens schattingen nog slechts twintigduizend christenen over. Mijn stad is totaal veranderd. Dat vind ik geen probleem, want mijn vrienden wonen daar ook niet meer. Serviërs, Kroaten en moslims, allerlei bekenden hebben de stad verlaten. De nieuwe mensen van buitenaf hebben andere normen en waarden meegenomen. Sarajevo is nu bijvoorbeeld een stad waarin je overal islamitische gebedsruimtes tegenkomt. Het geeft me vooral een schizofreen gevoel: ik herken de stad waarin ik ben opgegroeid ten dele maar het is tegelijk niet langer mijn stad. Als de mensen veranderen, dan verandert ook jouw gevoel over die plek. De mensen maken voor mij de stad.' Licht verbitterd wordt Janic als hij over de huidige situatie in zijn geboorteland praat. 'Ik volg tegenwoordig bijna niets meer wat er in Bosnië gebeurt. Niet op politiek vlak, niet eens op cultureel vlak. Het geheel heeft me enorm geraakt, hoewel ik tegelijk geen gewetensbezwaar heb gehad. Misschien kunnen mensen die voor de oorlog weg zijn gegaan de situatie beter relativeren. Soms twijfel ik bijvoorbeeld over het feit of films die ik heb gemaakt misschien effectief hebben bijgedragen tot deze oorlog. Ook bloeddorstige types houden immers van vermaak, toch? Ze gaan de hele dag moorden en dan gaan ze 's avonds nog even een filmpje kijken. Dat vind ik een enge en macabere gedachte.' Doordat hij zich vanuit Nederland op verschillende vlakken voor mensen in Bosnië blijft inzetten, heeft Sivro een positievere kijk op zijn voormalige landgenoten. Al 25 jaar organiseert de voetballiefhebber via zijn Bosnië-stichting een internationaal voetbaltoernooi in Almere. De grootste teams uit Europa onder de 14 jaar komen iedere zomer naar de Flevopolder, waaronder Manchester United, Bayern München en Barcelona. Sivro vertelt trots: 'In het kader van het toernooi nodigen wij kinderen uit Bosnië uit om met deze toekomstige wereldsterren te spelen. Ieder jaar komt er daarom een groep studenten uit een ander Bosnisch dorpje als beloning naar Nederland. Zodat ze iets van de wereld kunnen zien en ze in contact kunnen komen met een andere omgeving dan hun eigen woonplaats.' Sivro biedt ook praktische hulp aan jongeren in Bosnië, door scholen te voorzien van oude ziekenhuiscomputers. “Hierdoor maken inmiddels leerlingen op meer dan vijftien scholen gebruik van het internet. Er zijn gemiddeld dertig computers per klas beschikbaar. We hebben er zelfs voor
gezorgd dat Bosnische scholieren lessen krijgen in informatiekunde. Dat doen we vooral in armere dorpjes, waar de helft niet eens een televisie heeft. Maar ze hebben daardoor nu wel betere computers dan de meeste studenten hier in Amsterdam. Door dit project hebben tussen de tien en elfduizend kinderen dagelijks toegang tot internet. We hebben er zelfs complimenten voor ontvangen van de Nederlandse ambassade.' Resoluut: 'Als men ergens echt meer van nodig heeft in Bosnië, dan is dat kennis. Niet materiële dingen, dat is een gat zonder bodem. Die kun je nooit helemaal vullen. Maar als je de mensen kennis geeft, in de samenleving en vooral binnen de gezondheidszorg, is dat een enorme rijkdom.'
'Vanaf het moment dat ik in Nederland kwam, denk ik dagelijks aan mijn terugkeer naar Bosnië.' Janic was vroeger ook een idealist, een karaktertrek die door de jaren heen echter heeft plaatsgemaakt voor een wat cynischere wereldblik. Hij is duidelijk pessimistisch over een eventuele hereniging van landen op de Balkan. 'Hoewel ik de basistheorie van een verenigd Joegoslavië in feite steun, is mijn wens vooral dat er nooit meer één Joegoslavië komt. Natuurlijk hebben mensen uit voormalig Joegoslavië vaak dezelfde mentaliteit en is hun taal hetzelfde, net als hun geschiedenis. Zodra je echter bevat wat voor brutaliteiten zich daar hebben afgespeeld, wil je enkel dat dit nooit meer gebeurt.' Ondanks alles is voor Sivro is de hereniging van de twistzieke landen echter onontkoombaar: 'De huidige periode van extremisme en het benadrukken van elkaars verschillen zal ooit voorbijgaan, die kan onmogelijk blijven bestaan. Ik denk dat de volkeren van voormalig Joegoslavië in de toekomst simpelweg niet meer zonder elkaar kunnen. Misschien maken wij het alleen niet meer mee, want de haat is nu diep geworteld. Er is meer tijd nodig om die denkwijze te veranderen. Maar zelfs gezworen vijanden uit het verleden zoals de Duitsers en de Fransen zijn nu weer herenigd in Europa. In het ergste geval gaan we dan op de Balkan allemaal de Europese Unie in, met hetzelfde resultaat.' In EU-verband valt er inderdaad niet meer te ontsnappen aan samenwerking tussen het nieuwe lid Kroatië en kandidaat-lid Servië, dat onder de conservatieve premier Tomislav Nikolic een pro-Europese koers vaart. Ook Bosnië-Herzegovina hoopt in de toekomst toe te treden tot de Unie, wat met de onstabiele politieke situatie momenteel vooral toekomstmuziek lijkt.' 'Mijn land staat weer in brand', zegt Mujagic met een strakke blik. Zijn blik is serieus en zijn toon wederom ernstig. De econoom doelt op de duizenden ontevreden burgers, veelal jongeren, die eerder dit jaar massaal regeringsgebouwen in hun land binnenvielen. Ze veroorzaakten vernielingen en staken de boel in lichterlaaie, ontevreden over de politieke en economische impasse waar BosniëHerzegovina in verkeert. 'Er is op dit moment een werkeloosheid van meer dan 40 procent in Bosnië. De situatie is afschuwelijk en wat nog erger is: er zijn geen tekenen dat het beter zal gaan.
De meeste mensen zijn de situatie echt zat, ze hebben er nu genoeg van.' In de ogen van Mujagic moet het land zijn verscheidenheid in etniciteit juist benutten. Bosnië heeft tegelijk een grote potentie om één van de sterkste economieën te worden in die regio. Het is absoluut geen homogeen land, maar al die verschillen kunnen juist zijn kracht worden. De orthodoxe Serviërs zijn vaste bondgenoten van Rusland, de katholieke Kroaten hebben een warme band met de christelijke landen en door de islamitische gemeenschap heeft het land ook een goede verstandshouding met de moslimwereld. Economisch gezien is dat iets geweldigs, iets wat je tegenwoordig nog zelden bij een land ziet. Daarnaast zijn er miljoenen Bosniërs die in het buitenland wonen en in hun vaderland kunnen blijven investeren. Bosnië moet nog leren om gebruik te maken van zijn mogelijkheden. De kaarten liggen nu op tafel, het wachten is op de jeugd om alle nieuwe mogelijkheden te benutten.' Ondertussen i s de Bosnische jeugd eveneens bezig met een inhaalslag op het materialistische vlak. Gedesillusioneerd herinnert Sivro zich een recente gastles in Bosnië, die een nare nasmaak bij hem achterliet. 'Vorig jaar ging ik aan een groepje eindejaarsstudenten in Bosnië een nieuwe operatie voordoen. Normaal duurt deze ingreep ongeveer twintig minuten, maar zo nodig kan ik er ook uren over uitweiden zodat de leerlingen alles goed kunnen observeren. Het doel van de operatie is om ervan te leren. Deze keer bleef ik maar werken en werken, maar niemand stelde me een vraag. Pas tijdens het dichtmaken van de wond had kwam er een jonge anesthesie studente naar me toe. Ik was vereerd dat er eindelijk iemand iets meer wilde weten. 'Professor, we vragen ons af hoeveel u eigenlijk als traumachirurg verdiend in Nederland?' Na afloop verliet Sivro teleurgesteld de zaal, zijn studenten verbouwereerd achterlatend. Hij was gekwetst door hun vragen over geld. “Ze hebben het misschien niet eens door op dat moment, maar zulke vragen doen mij echt pijn. Geld is zeker niet de reden dat ik arts ben geworden.' Sivro blijft door soortgelijke ervaringen hinken op twee gedachtes. 'Vanaf het moment dat ik in Nederland aankwam, denk ik dagelijks aan mijn terugkeer naar Bosnië. Er wonen daar mensen die van me houden en nog steeds op mijn terugkomst wachten. Zodra ik er aankom, ga ik echter meteen medische problemen oplossen. Vervolgens struikel ik over zoveel hindernissen, zoveel problemen die er eigenlijk niet horen te zijn en zoveel factoren die me tegenwerken. Al na enkele dagen krijg ik een afkeer van mijn vaderlandsliefde en wil ik weer terug naar Nederland.' Mujagic ziet wel de humor in van zijn nieuwe pan-Europese identiteit. Hij vertelt zichtbaar geamuseerd over de klucht die zich onlangs afspeelde, toen hij zijn pasgeboren zoon bij de gemeente ging inschrijven. 'De vrouw achter de balie begon meteen te lachen zodra ze zijn geboorteakte zag. Mijn zoon heeft via mij namelijk recht op de Nederlandse nationaliteit. Omdat zijn moeder uit Zweden komt, heeft hij eveneens recht op de Zweedse nationaliteit. Maar doordat wij beiden Bosniërs zijn, kon ik hem daarnaast ook als Bosniër registreren. De dame van de gemeente vertelde genoeg ervaring te hebben met duo-nationaliteiten, maar dit had ze nog nooit gezien. Na een paar telefoontjes over en weer kwamen er twee mensen in pak met allerlei
Nederlandse en Europese wetboeken aanzetten. Normaal gezien kost het hooguit vijf minuten om je kind in te schijven bij de gemeente, wij zaten daar een half uur. Eindelijk kwam het beslissende woord: doe ze alle drie maar. Mijn kind heeft nu dus een trio-nationaliteit.'