DUBBELE NATIONALITEIT : HORDENLOOP IN DE EUROPESE UNIE
INTRODUCTIE
Hetgeen volgt is een getuigenis, die het leven beschrijft van een vrouw, die, geboren net na de Tweede Wereldoorlog, en opgegroeid tijdens de eerste struikelingen van de Europese Unie, een parcours heeft gevolgd, dat heeft meegebracht dat zij in verschillende landen van Europa heeft geleefd. Het eerste doel ervan is het feit aan het licht te brengen, dat administraties, vaak zonder er bewust van te zijn, burgers onrechtvaardig behandelen, ondanks alle pogingen van de wetgever en politici om de principes van de fundamentele rechten van de mens te doen gelden. Het tweede doel ervan is aan te tonen dat, met een beetje inspanning en meer of minder geldmiddelen, enkele opofferingen, maar vooral met wat inzicht en wil, de burger voor sommige van deze onrechtvaardigheden zelf vergoeding kan vinden, zonder zich aan de regels of wetten te onttrekken. Tenslotte is deze tekst geschreven om aan de buitengewone diepgang van de gevoelens van aanhorigheid van de mens aan zijn grond, zijn streek of zijn land, omdat hij er geboren en getogen is, uitdrukking te geven, maar ook aan zijn vermogen om zich aan te passen in een ander land, aan een andere taal en cultuur, aan andere gebruiken, en in staat is die geheel en al te adopteren, zonder daarbij dat eerste aanhorigheids gevoel, dat zo diep in hem verankerd ligt, te vergeten of te ontkennen. Hetgeen volgt is dus ook een pleidooi voor de dubbele nationaliteit, dat zich opstelt tegenover de ideeën en politieke projecten, die zich op dit moment in de Europese landen aan het ontwikkelen zijn, om aan burgers de mogelijkheid tot het verkrijgen van twee nationaliteiten of het behouden van twee nationaliteiten te ontzeggen.
1
1973, 2000 Begin van de avonturen 2010 Terug naar de oorsprong 1973-1984 Verblijf in Noorwegen 1985-1989 Verblijf in Nederland 1990-1995 Vestiging in de Bearn 1995-1997 Verblijf in Katar 2000-2005 In het land van de muziek 1964-2010 Reizen in het land van Bestuur en op Internet 2005-2009 De wegen naar reïntegratie of naar reparatie 2011 Gebruiken en samenleven
2
BEGIN VAN DE AVONTUREN In het jaar 2000, terwijl ik eindelijk sinds enkele jaren in Frankrijk, het land van herkomst van mijn echtgenoot, woon, schrijf ik naar de Ambassade in Parijs om verlenging van mijn Nederlandse paspoort aan te vragen. Het antwoord is zowel kort als teleurstellend : nee, Mevrouw, u bent uw nationaliteit verloren. Ik voel verbijstering en woede, mijn omgeving uit zijn verontwaardiging ! Volgens de Ambassade is de reden hiervan Artikel N° 15 onder a) van de Rijkswet op het Nederlanderschap van 1985, dat zegt dat eenieder die een andere nationaliteit aanvraagt, de Nederlandse nationaliteit verliest. “U kunt”, zoals de laatste zin van de brief mij laat weten, “binnen een tijdsverloop van zes weken hiertegen bezwaar indienen”. Ik voel me machteloos op dat moment. Waar zou dat toe dienen ? Ik weet dan nog niet dat deze wet zelf een uitzondering op die regel voorziet, in het geval dat iemand de nationaliteit van zijn echtgenoot, of van degene met wie men samenwoont, aanneemt, en dat het een supranationale macht is die de oorzaak is van dit onrecht. Ik beschik op dat moment over geen enkel middel om informatie te verkrijgen of deze na te gaan : Internet is nog niet goed ontwikkeld, en de prijs van de wekelijkse editie van de NRC, speciaal gemaakt voor het buitenland, past niet in mijn budget. Ik ben opgevoed als een keurig net meisje, dat alles accepteert en vooralsnog vertrouwen heeft in de administratie, en heb nog niet genoeg ervaring om verzet aan te tekenen, zelfs al ben ik begonnen er een idee van te krijgen hoe reëel en verspreid het kafkaïaanse syndroom is. Ik aanvaard mijn lot en begraaf mijn droefenis in mijzelf. Ik vraag of het mogelijk is dat men mij de materiële resten van deze verloren nationaliteit aan me terugstuurt, mijn paspoort, en ontvang opnieuw een negatief antwoord, nog korter. Zelfs het voorwerp als aandenken wordt me van nu af niet meer toegestaan, ik had hem toe kunnen voegen aan degene die in mijn la ligt opgeborgen, met een driehoek eruit om een eventuele vervalser te ontmoedigen... Dit is buitengewoon pijnlijk. Je verliest een deel van jezelf tegelijkertijd met de nationaliteit van je geboorte, die van je ouders, die van het land waar je bent opgegroeid. Er is een deel van je afgezet, het beste deel, het diepste, het meest ware, het meest authentieke. Je aanhorigheid wordt je ontzegd. Tezelfdertijd ben je ook je stem kwijt. Men ontzegt je deelname aan de gemeenschap waartoe je altijd hebt behoort.
3
Jarenlang heb ik nergens kunnen deelnemen aan verkiezingen : ik kon in Nederland niet kiezen tussen 1973 en 1985 en weer niet vanaf 1989. Toch heb ik indertijd wel aan de Nederlandse regering laten weten dat dit een probleem was. Je meest fundamentele rechten zijn je afgenomen. Je recht om te stemmen, het deelnemen aan politieke keuzes, het uitdrukken van je mening over hoe de menselijke gemeenschap moet functioneren. In Noorwegen, in de jaren tachtig, mocht men al aan de gemeentelijke verkiezingen deelnemen na drie jaar in het land te hebben gewoond. In Frankrijk heb ik tot 1996 niet kunnen stemmen, noch voor de president verkiezingen, noch voor de parlementaire, noch voor de kantonnale, noch voor de gemeentelijke verkiezingen ! Wat betreft de verkiezingen voor het Europese parlement, het raderwerk van de voorlichting en de verzending van de registratie aanvagen waren zo langzaam, dat het resultaat herhaalde malen negatief was.Die teleurstellingen waren, iedere keer, een domper op mijn enthousiasme. Ik heb in 1994 pas voor het eerst voor het Europese Parlement kunnen kiezen! Er zijn mensen, die hun verbazing durven tonen over gevoelens van onmacht bij het verlies van de oorspronkelijke nationaliteit en over zoveel volharding om die terug te krijgen. Je bent, zeggen die, tenslotte niet stateloos ! Dat is beledigend en hooghartig. Die mensen hebben waarschijnlijk ofwel nooit iets onaangenaams ondergaan in hun leven, zijn nooit gehinderd geweest in het uitoefenen van hun rechten. Ofwel het zijn mensen die doen alsof het ze niet kan schelen, omdat ze zich, gedwongen door de omstandigheden, aan de regels die hen werden opgelegd hebben aangepast. Bijvoorbeeld diegenen, die van hun stemrecht in Frankrijk hebben moeten afzien omdat ze hun vroegere nationaliteit niet wilden kwijtraken, omdat hun geboorteland hen niet toestaat een andere nationaliteit aan te nemen. Ofwel, in het tegenovergestelde geval, omdat ze, voor een bepaald beroep, genoodzaakt geweest zijn om de nationaliteit van hun nieuwe woonland te adopteren. Er zijn fases in het leven, waarin, in plaats van op zichzelf geconcentreerd te zij, men volledig bezig is met het opbouwen van de buitenkant van zijn leven, het samenleven met iemand, het opbouwen van een gezin, het krijgen van kinderen, en waarin men al een enorme hoeveelheid energie geeft aan het dagelijks verloop van het leven. Ik ben op dat moment in die fase. Ik ben ook op zoek naar werk, hetgeen erg moeilijk is voor iemand die niet Franstalig van origine is. Je in een nieuw land vestigen, je aanpassen aan een nieuwe cultuur en aan nieuwe regels, en zelfs aan een nieuwe administratie, vraagt al veel inspanning. Maar het aanleren van de subtiele verschillen in de manier waarop mensen met elkaar omgaan duurt het langst en is vaak moeizaam. Zelfs in Europa ! Ik ben in Nederland geboren van twee Nederlandse ouders. Mijn voorouders waren respectievelijk afkomstig van de heidevlakten in het Noordoosten, ten zuiden van Groningen en van de vette weiden in Noord-Holland. Mijn grootvader van vaders kant, van beroep huisschilder, was in zijn vrije tijd schilder van olieverfdoeken met stillevens en huistaferelen. Hij was vanuit de provincie Drente naar Amsterdam
4
verhuisd om zijn brood gemakkelijker te verdienen zodat zijn kinderen konden studeren. Mijn grootvader van moeders kant was belastingontvanger in de goede stad Gouda, waar mama is opgegroeid. Mijn grootmoeder is opgegroeid in een molen in Noord-Holland, ik ben er altijd erg trots op om dat te kunnen vertellen. Helaas zijn mijn ouders gescheiden toen ik elf jaar was, papa is naar de andere kant van de wereld vertrokken, en mijn enige broer, Herman, is, kort daarna, uit huis gegaan, om te studeren. Ik bleef dus alleen achter bij mama tijdens mijn jonge meisjes jaren. Mama was een dappere vrouw, die voor zich op kwam, feministe als het erop aankwam. Ze was onderwijzeres geweest, maar had, in die tijd, haar studie weer opgenomen, in de avonden, om een bibliothecaris diploma te halen. Het was mama die ons heel vroeg aan de muziekstudie had gezet aan de lokale muziekschool. Herman en ik speelden piano en barokfluit. Mama speelde zelf heel aardig piano, hoewel ze nogal schuchter was en alleen heimelijk speelde, en vanaf het ogenblik, dat wij begonnen te leren, hebben we haar helaas nooit meer gehoord. Ze heeft enkele jaren in een groot koor gezongen en ik heb meerdere keren de Mattheus Passion bijgewoond met haar als alt en ik met de partituur op mijn schoot. Ik heb gelukkige jaren doorgebracht op het lyceum, waar ik nog levendige herinneringen aan heb. Ik heb er ook een aantal regelmatige kontakten aan overgehouden, en trouwens zelfs van de lagere school, wat mogelijk is dankzij de autowegen, regelmatige vluchten en e-mails van vandaag. Na mijn eindexamen heb ik een jaar doorgebracht in Zwitserland, in Lausanne, om goed Frans te leren spreken, hetgeen zeer nuttig is geweest, later in m’n leven ... Ik maak deel uit van de generatie van achtenzestig, en kwam dus aan bij de Universiteit van Amsterdam terwijl deze volmaakt in een crisis verkeerde en ik deed mee aan het bezetten van een aantal universiteitsgebouwen. Ons Instituut voor Neerlandistiek, op de Herengracht, was een voorbeeld van een democratisch functionerende universiteitseenheid en voor het goede verloop van plenaire vergaderingen. Alleen, ik was zo druk bezig met de organisatie dat ik, om eerlijk de waarheid te zeggen, een beetje de kluts kwijt was in mijn studie, dat die eronder leed, en ik heb maar één jaar op de vier die ik inderdaad heb doorgebracht aan de Universiteit geldig kunnen laten verklaren, omdat ik bij de evaluatie van de volgende etappe niet genoeg punten kreeg : ik had alles gedaan maar had mijn kandidaatsscriptie verprutst. Vandaag is het mij duidelijk geworden dat ik nog niet klaar was om me ergens te vestigen en te gaan werken als lerares in een lyceum. Ik voelde de behoefte om andere werelden te ontdekken, en ik nam de boot om elders te gaan rondkijken, eerst richting Scandinavië, een deel van de wereld dat me aantrekt. Wie weet hoever ik zal gaan? Begin 2001 ontvang ik een brief van de Ambassade, die me uitlegt dat de wet op het Nederlanderschap verandert zal worden. Nederland schijnt impliciet toe te geven, dat bepaalde categorieën van zijn burgers hun burgerschap op onjuiste gronden hebben verloren, in het vuur van het opbouwproces van de Europese Unie. Ik vraag
5
me af of de Nederlandse regering zal toegeven dat ik daar deel van uitmaak, gezien dat ik pas na twintig jaar het staatsburgerschap van mijn echtgenoot heb aangevraagd ? Ik wacht weer braaf af, om te zien hoever de werkelijke veranderingen zullen gaan.
6
TERUGKEER NAAR DE OORSPRONG
Anderhalf jaar geleden, begin 2010, kwam ik in Amsterdam aan met het doel me opnieuw officieel in te schrijven als inwoner voor één jaar, bij mijn nichtje in huis. Het was resultaat van een lange weg van intens zoeken om te weten te komen wat ik kon doen en wat ik moest doen, wilde ik mijn Nederlanderschap terugkrijgen.
De Nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap van 2003 stipuleert, dat iemand, die zijn staatsburgerschap is kwijtgeraakt op grond van het feit dat hij vrijwillig een andere nationaliteit heeft aangevraagd, en die de wens heeft om zijn vroegere nationaliteit terug te krijgen, moet aantonen dat hij nog een sterke band met het land heeft. Hij moet Nederland dus voor een jaar als zijn hoofdverblijf kiezen, voordat hij een optieverklaring zal kunnen tekenen, om deze wens te kunnen realiseren. Zelfs als hij getrouwd is met iemand, staatsburger van een ander land dat tot de Europese Unie hoort, kan hij dat niet doen in het dichtstbijzijnde Consulaat of de Ambassade, zoals en Frans staatsburger dat vandaag kan doen, in hetzelfde geval. Ik voel het als een straf, mijn goede intenties ten overstaan van mijn geboorteland te moeten bewijzen ! Als gevolg hiervan moet ik mijn man, mijn kinderen en kleinkinderen, mijn werk, zowel als mijn vrienden en mijn sociale activiteiten, gedurende die tijd, verlaten. De formule was me aan de hand gedaan door het Ministerie van Justitie zelf, en, volgens zeggen van een ambtenaar van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst, in een schrijven aan mij, zou dat voor mij toch niet moeilijk zijn! Zo bevind ik mij dus thuis bij mijn nichtje om me naar behoren in te schrijven in het register van de stad. Sinds mijn vertrek uit Nederland had ik er al vaak enkele dagen doorgebracht, eerst bij mama, later bij dit nichtje, en bij vrienden, gewoon voor het plezier, maar ook om het niet te temmen gevoel van heimwee, dat je in je buik hebt, als lange tijd niet terug geweest bent, tot zwijgen te brengen. In die ogenblikken mis ik de geur van sloten, van meren, van kanalen, van polders, de geur die opstijgt van kroos en bladeren die op het water drijven, het stilstaande water dat te vinden is, om het maar rechtuit te zeggen : moddergeur ! En ik mis de wind, een lekker fris briesje dat in je gezicht strijkt ... Dat heen- en weer reizen naar mijn land ging nooit zonder grote moeite, want, iedere keer in al die jaren, dat het vliegtuig bij Schiphol naar beneden zakte, welke de reden ook was en het aantal dagen dat ik in mijn land kon gaan doorbrengen, ik zat daar met de tranen die me over de wangen rolden na de opening van de wolkenlaag, bij de eerste aanblik van het land, de weiden, de bollenvelden, de meren rond
7
Aalsmeer, de kleine weggetjes, krom langs de rivieren, kaarsrecht langs de kanalen, en de kleine daken met rode dakpannen op de huizen, die tegen de dijken aanleunen, de grote, saffierblauwe wateroppervlakten, gerimpeld door de wind, met kleine, driehoekige witte vlekjes erop en koperkleurige, golvende rietvelden langs de kanten. Drie jaar geleden ben ik ineens snel achter elkaar een aantal keren heen- en weer geweest : drie keer tussen Juli en Oktober. Op vakantie aan de Golf van Biskaje, werd ik opgebeld door een dokter van het Erasmus Centrum van het Ziekenhuis van Rotterdam, om te vragen of ik kon komen, want Herman was ernstig ziek. De dokter vroeg me of ik meteen kon komen. Herman had me niet gezegd dat hij ziek was. Enkele dagen later zat aan zijn bed, geheel gebruind en getaand door het zout en de jodium, en vond hem in een delirium. Toch herkende hij mij, want, zodra ik bij hem stond, begon hij Frans tegen me te brabbelen ! Ik heb hem een beetje troost kunnen gegeven door hem voor te lezen. En de therapie die toegepast werd, begon zijn uitwerking te krijgen, tegen alle verwachtingen in. Zijn ex-vrouw en zijn dochter waren eveneens aanwezig, en een aantal vrienden. Ik moest weer terug en ben teruggekomen in Augustus met mijn man. Gelukkig hebben mijn broer en ik samen nog kunnen spreken, over ons leven, en nog tegen elkaar kunnen zeggen wat gezegd moest worden. We hebben toen ook niet langer kunnen blijven dan een week, die vrijheid hadden we helaas niet. Wanneer je ver weg van je geboorteplaats woont, word je eeuwig en altijd door twee werelden opgeëist. Tot in Oktober heb ik regelmatig met hem kunnen praten over de telefoon, en ik heb een netwerk van familieleden en vrienden kunnen optrommelen die hem af en toe konden bezoeken. Op 2 Oktober heb ik uiteindelijk het telefoontje ontvangen dat hij juist overleden was. Het was een Donderdagavond. De volgende dag hebben we de hele dag gereden en we zijn op Zaterdagmiddag in Dordrecht, de stad waar hij woonde, aangekomen, en naar het ziekenhuis gegaan. Ik heb Herman toen niet kunnen zien, want zijn lichaam lag nog in het lijkenhuis, en in Nederland valt het beheer van het lijkenhuis onder dat van de begrafenisonderneming. Ik moest dus eerst naar de begrafenisonderneming in het uitvaartcentrum, en ik dacht dat ik de begrafenis kon bestellen, tot op het moment waarop de persoon die ons hielp had begrepen dat ik alleen de Franse nationaliteit had, en toen hield alles ineens op. Want, zoals hij ons uitlegde, een buitenlander kan zich in Nederland niet tot een dergelijk belangrijke som als die van de kosten voor een begrafenis verplichten. Later heef men mij laten weten dat de incassoprocedures op Europese schaal niet verzekerd zijn… Ik heb mijn schoonzuster moeten bellen, die, op Maandagochtend, het contract heeft getekend. Pas daarna heb ik mijn broer nog een laatste keer kunnen zien. Men heeft mij niet eens de mogelijkheid geboden om te bewijzen dat ik solvabel was ... Ik slaap dus onder het dak van mijn nichtjes huis in één van de oudste wijken van de stad, de Jordaan, op de vijfde verdieping, met het plafond dat net boven mijn bed schuin naar boven oploopt, net zoals vroeger in mijn eigen slaapkamer in het huis van mijn ouders. Door het raam, in de driehoek tussen de dakschilden, zie ik een zee van puntige daken, aan de andere kant van de straat en verderop. De voorkant van het
8
huis wordt, van binnen, door schuinstaande ijzeren balken gesteund, die in het linoleum dat de grond bedekt wegzinken. Het huis dateert van de 17e eeuw en de façades zijn schots en scheef. Ik heb mijn koffer de steile trappen opgesjouwd, eerst twee etages, tot aan de ingang van hun woonhuis, en daarna, binnen nog eens twee etages hoger. Dit is dus, officieel, mijn kamer voor een jaar, ik heb de sleutel van de ingangsdeur beneden gekregen. Ik doe wat boodschapjes bij Albert Heyn, en bij de drogist : sambal oelek voor de Indonesische gerechten, Zweedse lucifers, want de franse breken altijd voordat ze aan zijn (of tegelijkertijd!), stroopwafels en muisjes voor op de beschuit, Purol voor de lippen en Norit, puur houtskool, voor de ingewanden, want daar zit geen suiker in zoals in Frankrijk, en tenslotte een paar Nederlandse kaarsen, met pastelkleur of Gotische, die ik, eenmaal terug in het zuiden van Frankrijk, aan zal steken tijdens sombere winterdagen. ’s Middags maken we een grote fietstocht, ik huur er één aan het Centraal Station. We nemen de pont over het IJ naar het noordelijk deel van Amsterdam. Daarvandaan volgen we een circuit langs een rij heel oude huisjes met het dakbeschot en de dakkam met houtsnijwerk, onder monumenten geplaatste huisjes uit de 17e en 18e eeuw. Dwars door de polder heen zien we in de verte het kerkje van Ransdorp en dat van Broek-in-Waterland. Twee uur lang adem ik de vochtige lucht diep in. Zullen de dikke, van regen opgezwollen wolken, voor mijn nichtje schepen met “zure appelen”, waarvan de zeilen bol staan, en die onze richting uitkomen, hun inhoud boven ons loslaten, of net een beetje verderop? Allebei ! We schuilen onder hoge, oude, bomen naast een oude boerderij en komen aan in Broek-in-Waterland. We drinken koffie, die ons in het oude kerkje, met van die prachtige oude, pastelkleurige, onregelmatige glas-in-lood raampjes, die een vredig licht laten binnenkomen, door een vrijwilligster wordt aangeboden, die ons heel vriendelijk ontvangt en onze vragen, beantwoordt, bijvoorbeeld over het orgel, dat mij bijzonder interesseert. Ik koop de CD met de opname van stukken van de lokale organiste en we keren weer op onze schreden terug, opnieuw de smalle, met schelpenzand bestrooide weggetjes voor fietsers, dwars door de polder, volgend. Heerlijk ! Mijn pyjama, mijn tandenborstel en een paar boeken (in ’t Frans, Balzac en Georges Sand onder andere, want de boeken die ik in Nederland koop, neem ik mee naar Frankrijk) blijven bij mijn nichtje, in mijn kamer, maar ik ga terug naar Frankrijk voor een poosje. Ik heb daar tenslotte mijn leven opgebouwd ... De Europese landen staan open voor een verblijf van drie maanden voor inwoners van alle andere lidstaten. Bovendien heb ik nu een sticker in mijn paspoort laten aanbrengen door de lokale antenne van de Immigratie- en Naturalisatie Dienst, die aantoont dat ik officieel in Amsterdam woon als economisch niet-actief. Daarvoor heb ik moeten bewijzen dat mijn man in staat is om me te onderhouden en, zodat hij me geld kan overmaken, heb ik weer een bankrekening geopend. Ik ga net zo doen als al die inwoners van het noorden van Europa die de winter doorbrengen in het zuiden, Nederlanders die een deel van het jaar in de Var of de Ardèche wonen, en de hele tijd heen en weer rijden.
9
VERBLIJF IN NOORWEGEN In 1973 ben ik in Noorwegen aangekomen. Ik heb snel Noors geleerd door in een pension voor oude van dagen te werken, waar ik wel moest begrijpen wat men van me verwachtte, en waar ik mezelf begrijpelijk moest weten te maken, want keuken- en kamerpersoneel spreken doorgaans geen talen. Na een jaar vind ik, door op een advertentie te antwoorden, werk als drietalig secretaresse in een grote oliemaatschappij aan de westkust, in Stavanger, en klim vervolgens op door in dezelfde onderneming documentaliste te worden. En daar overkomt me iets verbazingwekkends : ik wordt verliefd, niet op een Noor, zoals het in de verwachting lag, maar op een Fransman ! In het voorjaar van 1976 trouwen we daar en later wordt onze oudste dochter er geboren. Na vier en een half jaar in Noorwegen te hebben doorgebracht verlaten we dat land waar we erg op gesteld zijn en dat altijd een belangrijke plaats in ons hart zal behouden, want, hoewel de winternachten lang zijn, worden deze gecompenseerd door een warmhartige levenswijze, zoals bijvoorbeeld regelmatig saunabezoek, avondcursussen, in talen of weven, en in de huizen, meestal van hout, het branden van kaarsen bij allerlei gelegenheden. En dan is er die traditie van verhalen en gebeurtenissen van vroeger, met een diepe, magische werking evenredig aan de diepte van de bossen en de fjorden, die het dagelijks leven feestelijk verlicht. Dat alles maakt dat je die periode tijdens de zomer, wanneer de dagen bijna zonder einde zijn, met dat wat bleke licht met een lichtroze randje de hele nacht aan de horizon, dat de aanstaande terugkomst van de zon aankondigt, vergeet. De temperatuur kan er op de dag dan behoorlijk oplopen. De natuur is er een ruw, maar weelderig mooi en betoverend, en nodigt tot wandelingen en toeren. In de winter vertrekken we soms vanaf de voordeur, de ski’s aan de voeten. In de herfst zoeken we bessen, krabben en paddestoelen. In het voorjaar maken we boottoertjes en vissen. Het leven is er uiterst gezond, en men went aan plotselinge wisselingen van warm naar koud, en van donker naar licht. Maar we moeten terug naar Frankrijk, een land dat voor mij nog bijna onbekend is en ik vertrek met een enige angst en een diepe onzekerheid in de ziel, verlaat dat land dat ik zo goed ken en waar ik me thuis voel. Onze zoon wordt in Dax, badplaats in het Zuidwesten, geboren, in de Landes, mijn mans land van herkomst, waar ik zonder hem verblijf, want hij gaat werken in Parijs. Gelukkig houd ik wel van deze streek, dat zo plat is als een dubbeltje !
10
En zijn bossen, zijn heidevelden, zijn moerassen en vennen, de oceaan en zijn eindeloze goudgele zandstranden brengen me de ruimte, en bijna de aangename geuren, waar ik altijd aan gewent ben geweest, terug. De luchten zijn er helder, doordrenkt van het licht van de oceaan, schoongeveegd door de wind. De reuk van de pijnbomen is er constant en dringt diep door, en wordt als een grote luxe ervaren als je uit het Noorden aankomt. De mensen zijn er van dezelfde soort als Nederlanders : ze zijn eeuwenlang zeevaarders en handelaars geweest en hebben altijd avonturiers van het Noorden naar het Zuiden, of in de andere richting, zien langstrekken. Men is er open van geest en gastvrij voor vreemdelingen. Gedurende de week ben ik alleen met de kinderen en de familie van mijn man, maar in het voorjaar gaan we samen in een flat aan de buitenkant van de hoofdstad wonen. Daar besluit ik om mijn tijd nuttig te gebruiken door een cursus te volgen en een Frans diploma te halen. De kinderen gaan op bepaalde dagen naar een oppas. Het lukt me en ik haal een bibliothecarisdiploma, met als specialisatie wetenschappelijke bibliotheken. Maar mijn mans werkgever verzoekt ons om ons opnieuw in Noorwegen te vestigen, en we vertrekken weer naar Stavanger. Daar vind ik onmiddellijk werk, want door de Universiteitsbibliotheek wordt een bibliothecaris, belast met de periodieken gezocht, en wat meer is, deeltijd is mogelijk ! Het Franse diploma is geen enkel bezwaar. Ik deel het werk met een andere vrouw, ook met kleine kinderen. We zien elkaar af en toe, soms in de ochtend, soms in de middag, om ons op elkaar af te stemmen, maar over het algemeen gaat het wel af met een briefje, achtergelaten op het bureau. Het geheel werkt prima. Wat een genoegen om opnieuw met Noren, zo vriendelijk, kalm en evenwichtig, te werken, en wat een hecht team ! Parttime werk is echt ideaal als de kinderen nog klein zijn. Ik vind een “dagmama”, zoals ze in Noorwegen zeggen, ze woont in dezelfde buurt als wij. Ze staat ze nog steeds op onze jaarlijkse kerstkaartenlijst! De een na de ander gaan de kinderen daarna naar de Franse kleuterschool. Onze tweede dochter wordt aan het einde van deze periode van vier en een half jaar ook in Stavanger geboren, waarna we weer terugkeren naar Frankrijk, waar we deze keer bij de stad Pau gaan wonen. Mijn man gaat voorlopig per periode van veertien dagen op een platvorm in de Noordzee werken, en om me niet te alleen te voelen, neem ik dat jaar een Nederlands meisje au pair. We zijn nog nauwelijks in het Zuidwesten geïnstalleerd, of mijn man belt me, via de scheepsradio om me het nieuwe voostel van een buitenlands verblijf voor te stellen, dit keer in Den Haag in Nederland ! Eerst reageer ik met : “Nee, alsjeblieft, ik zit hier nu lekker, ik heb nauwelijks de kans gehad om de stad en de omstreken, de Bearn, te leren kennen”, moe als ik ben van de snel op elkaar volgende veranderingen, en van het alleen zijn met de kinderen ! Vierentwintig uur later, mijn gedachten beter op een rijtje gezet, bel ik hem terug en zeg : “OK, ik realiseer me dat ik een dergelijke kans toch niet voorbij kan laten gaan !”.
11
VERBLIJF IN NEDERLAND En daar ben ik dan, geïnstalleerd als een echte burgermevrouw in één van de mooie wijken van Den Haag, geëxpatrieerd in mijn eigen geboortestad, in een bakstenen rijtjeshuis uit de jaren dertig, een klein tuintje voor en een klein tuintje achter, drie verdiepingen. Ik ben in deze stad geboren. De flat staat er noch, met de ingangsdeur waar mijn grootvader heeft aangebeld, op goed geluk uit Gouda gekomen, ze hadden nog geen telefoon, op een ochtend in November, om te horen het met zijn oudste dochter ging, terwijl ik net geboren was. De koffie en de beschuiten met muisjes stonden klaar. Er tegenover bevindt zich tegenwoordig een parkeerplaats van beton waar ik van nu af aan de auto parkeer, nadat ik hem de laan, die spiraalvormig omhoog slingert naar de hogere verdiepingen, omhoog heb laten klimmen, als ik boodschappen te doen heb in de hoofdstraat. Ik voel me gelukkig, thuis, op m’n gemak. De oudste kinderen gaan naar de openbare school in de buurt en de jongste gaat naar een crèche. Deze oplossing heb ik gekozen, omdat ik heb besloten mijn universitaire studie, die ik had laten vallen voor mijn rondreis, weer op te nemen. Ik schrijf me in aan de Universiteit van Leiden, dat op ongeveer een half uur met de auto ligt, één van de oudste universiteiten van Europa, zoals de Sorbonne en Montpellier. Dat zal een goede referentie zijn ! De organisatie is drastisch, maar hij loopt goed. Ik moet drie jaar over doen, tot aan het doctoraalexamen, en het lukt me inderdaad, vlak voordat we weer terug moeten naar Frankrijk, om dat examen te halen, in de Nederlandse historische taalwetenschap, met nevenonderwerpen als Oud-Noors en moderne Franse letterkunde van na de Tweede Wereldoorlog. Zo doe ik bijvoorbeeld mondeling examen, met als onderwerp “Les Géorgiques” van Claude Simon et “Les Mots” van Sartre, het was een groot plezier om met de hoogleraar over deze teksten te discussiëren. Voor mijn doctoraalscriptie ga ik regelmatig naar de Koninklijke Bibliotheek, waar ik onderzoek doe in authentieke drukken uit de 17e eeuw, die men heel voorzichtig moet hanteren, om de invloed van het Frans op het Nederlands in die tijd te bestuderen. Het is een waar genot. De ontvangstcéremonie van het diploma heeft plaats in tegenwoordigheid van mama en mijn gezin, man en kinderen, en wat vrienden, in een grote, oude zaal van de Universiteit, net voordat we weer terugkeren naar Frankrijk.
12
Ons gezin profiteert ook van de tijd in Nederland om het land en zijn gebruiken, zoals het Sint Nikolaas feest, en de taal, goed te leren kennen. De kinderen gaan twee jaar lang naar de Nederlandse school. De oudsten moeten daarna wel weer terug naar het Franse systeem, om daarin geen terrein te verliezen, ze gaan van dan af naar het Franse Lyceum, en de jongste gaat van de Nederlandse crèche naar de Franse kleuterschool. De hele familie verplaatst zich op de fiets, behalve de jongste natuurlijk, die nog achterop zit. Ze kan hier, zoals de meeste kinderen in Nederland, elke dag lekker in de straat spelen met haar buurvriendjes, zonder dat we ons zorgen hoeven te maken. Die vier jaren hebben we ook wat reizen betreft goed uitgebuit. We hebben vakanties doorgebracht op Schiermonnikoog, één van de eilanden in het noorden, waar auto’s niet toegestaan zijn, en iedereen fietst, en waar ik zelf vroeger in de zomerweken ging kamperen met mijn ouders en broer. We hebben Marken, Edam, en Hoorn bezocht in Noord-Holland, bij het IJsselmeer, beroemd om hun kleine vissershuisjes, hun folkloristische kostuums en hun kaasmarkten, de zanderige Veluwe, hart van het land, met z’n heidevelden en bossen, Bergen, aan de Noordzee, waar mama toen woonde, Zeeland, de grote eilanden van de delta in het Zuid-Westen, en zoveel andere prachtige plekjes. ’s Winters exploreerden we de musea, niet alleen het Rijksmuseum in Amsterdam met de schilderijen van Rembrandt, en het Van Goghmuseum, maar ook kleine musea, zoals een klokken- of een poppenmuseum, en andere schatten uit vroeger tijd. En we doen onszelf plezier door vele concerten bij te wonen, die het gehele jaar door gegeven worden, van het Residentieorkest of van symfonieorkesten uit andere steden. Het is zo gemakkelijk om even de trein te nemen, er is er ieder kwartier één die vertrekt in iedere richting ! Na die vier jaar vol van ervaringen voor het hele gezin, keren we terug in de Bearn waar we een provincieleven terugvinden. En ik neem me voor dat ik echt mijn best ga doen om er mijn plaats te vinden en te werken.
13
VESTIGING IN DE BEARN De Bearn is een groene en vruchtbare streek, vanwaar men, als de lucht blauw is, overal een subliem gezicht heeft op de Pyreneeën, met hun prachtige witte toppen. Pau is een mooie, historische stad, met het kasteel van Hendrik IV in het oude centrum, vroeger geadopteerd door de rijke Engelsen, die het water van de Pyreneeën kwamen gebruiken, en je vind er luisterrijke villa’s uit het tijdperk van de Jugendstil en de Decoratieve kunst. De architectuur is er eveneens sterk beïnvloed door de Baskische stijl met z’n witte muren, vakwerk en bloedrode en donkergroene luiken. In 1990 is de stad rustig en kleinsteeds. Er is nog niet veel te vinden in de winkels en op cultureel gebied voor een verwende Nederlandse. De mensen uit de Bearn zijn gewend om zichzelf te bedruipen en onafhankelijk te zijn en ze zijn er trots op. Velen van hen hebben voorzaten afkomstig uit één van de valleien van de Pyreneeën, waar deze eeuwenlang in een gesloten en zichzelf toereikende omgeving hebben geleefd. Verscheidene wegen naar Saint Jacques de Compostelle lopen er langs, maar daarbij ging het altijd om bedevaartgangers, die zich maar zelden vestigden. Zij die van elders komen moeten er zelfs vandaag niet komen vertellen hoe men moet leven en denken en welke orde men moet instellen. De inheemsen zijn een beetje als die aangeslibde stenen, zwaar, plat of rond, glad en afgeslepen, “galets” worden ze genoemd, waarmee alle laagvlakten en velden hier bezaaid zijn, aan de kant gegooid door de landbouwers, en die, vroeger, gebruikt voor de muren van alle bouwwerken, huizen, stallen en de muurtjes rondom de percelen, tegenwoordig de zomen van de paadjes in onze tuinen versieren. Stabiel en onverzettelijk. Aan de andere kant van die mooie bergketen ligt Spanje, dat ik niet ken, en dat ik gedurende lange tijd zin heb gehad te leren kennen. Die wens, die Oer-Nederlandse reflex om aan de andere kant te willen kijken, te weten hoe het er daarginder uitziet, heb ik gehad tot wij, later, tijd kregen om er te gaan rondtoeren. Omdat ik graag zou willen werken onderzoek ik wat de mogelijkheden voor me zijn, met mijn diploma’s, en ik ontdek dat dat niet zo gemakkelijk zal zijn, gegeven dat men Nederlands alleen in Bordeaux, op tweehonderd vijftig kilometer afstand, onderwijst. Ik ontdek het systeem van het Nationale Onderwijs, gedirigeerd vanuit Parijs, met vergelijkende examens, zogeheten “concours” . Het is niet, zoals bij ons, voldoende om alleen een diploma te bezitten. In Nederland verzamelt een kandidaat
14
zijn bewijsstukken in een dossier, en volgt de advertenties in de krant. Wanneer er in een school een vacature is, stuurt men een sollicitatiebrief samen met het dossier. Wordt men opgeroepen, dan komt men voor een commissie. Dit is erg praktisch want men vind bijna altijd werk in de buurt, en aan de andere kant kan een commissie met iemand tegenover zich gemakkelijk, via ondervraging, zijn of haar capaciteiten en kennis, maar eveneens zijn of haar pedagogische bekwaamheden evalueren. In Frankrijk moet de kandidaat, na het behalen van het diploma, nog een heel jaar studie maken van een aantal onderwerpen die door het Ministerie van Onderwijs ieder jaar opnieuw bepaald worden binnen elk domein dat men vraagt te onderwijzen, en meedingen in een concours. Daar ben je één van duizenden. Eigenlijk vragen ze je méér kennis dan vereist voor het diploma. Maar vooral, je moet beter zijn dan de andere mededingers om één van de vacatures, waarvan het aantal ieder jaar, ook door het Ministerie, wordt bepaald, te mogen bezetten. Het probleem is alleen, dat de moeilijkheidsgraad voor de niet-Franstalige is verdubbeld, want je moet schriftelijke verhandelingen houden in het Frans, en een onberispelijk Frans ! De categorie “nietFranstalig” bestaat niet voor deze vergelijkende examens, en maar zelden voor welk examen dan ook. Met andere woorden, mocht je je één of twee keer vergissen, in een opstel van vier pagina’s, dan ben je gediskwalificeerd vanwege een paar kleine schrijffoutjes, terwijl je wellicht een uitstekende bekwaamheid hebt in je domein, en je misschien een zeer goede pedagoog bent ! En bovendien, de manier van verhandelen is de klassieke, en die manier wordt in de Angelsaksische kontrijen niet onderwezen ... Twee keer heb ik een poging gedaan, en twee keer zat ik net onder de drempel om toegang tot het mondeling te hebben. Ik ben er zeker van, dat ik, een keer die kaap omzeilt, tegenover een commissie, een goede kans zou hebben gehad. Twee jaar een voorbereiding van 750 uur, in mijn eentje, op veertigjarige leeftijd, met drie kinderen, wat een organisatie, nog eens ! Het is uitputtend en teleurstellend. Wat een verspilling ook, voor Frankrijk, alleen al op het gebied van vreemde talen, want buitenlanders hebben op deze manier weinig kans op toegang tot het bijna hermetisch gesloten corps van leraren. Is dit misschien één van de redenen, waarom de Franse kinderen (en de volwassenen !) slecht Engels, Duits en Spaans spreken ? Om het maar niet te hebben over de kennis en bekwaamheid van hen die van elders komen, en die een grote levenservaring hebben en een brede visie door het zich aanpassen aan verscheidene culturen, hetgeen een geheel nieuwe bron zou zijn voor het onderwijs van de jeugd, vooral vandaag met de mondialisering ! Wat jammer om deze mogelijkheden te laten gaan ! Ik zoek in andere domeinen, maar, hoewel ik niet kieskeurig wil zijn, wil ik, met mijn diploma’s toch ook niet voor manusje van alles spelen. Ik probeer het vak van vertaler, maar dat geeft geen behoorlijk resultaat. Als je niet echt de vereiste diploma’s bezit proberen ze je af te zetten en je voor bijna niets te laten werken. In het privé-onderwijs, is weinig gelegenheid. Ze hebben er alle vrijheid om personeel te werven, maar ze doen dat soms op een weinig correcte manier. Men laat je, in dat geval, weten, dat, zoals je het later hoort via andere bronnen, je niet aangenomen bent, omdat er ook een mevrouw zonder inkomen was die gesolliciteerd
15
had met minder diploma’s, terwijl jij, met alle diploma’s die gevraagd worden, getrouwd bent met een ingenieur die werkt voor een petroleumonderneming, en je dus eigenlijk niet hoeft te werken ! Want de mannen en zelfs vrouwen, die je ontvangen voor een sollicitatiegesprek, scoren allen gelijk wat seksisme betreft, ze trekken je, op het laatste moment, in de val, door je lief te vragen : “En uw man wat doet die ?” En, zonder uitzondering, om vriendelijk te zijn, en je niet te laten zien in het licht van iemand die zich verzet door te antwoorden dat ze dat niet aangaat, geef je eerlijk antwoord, en daar heb je het weer, het keert zich tegen je ! Dat is me twee keer overkomen, éénmaal voor een plaats als bibliothecaris in de bibliotheek van een aangrenzende gemeente, en éénmaal in een privé-school, waar de vrouw van de nieuwe directeur, aangekomen in September, de plaats als documentaliste heeft ingenomen, terwijl ik aangenomen was door de afgetreden directeur ! Dat is favoritisme ! Ik verveel me. Ik val in een diepe nerveuze depressie. Ik breng mijn middagen door met wijn te drinken, ik probeer me het beeld te geven van iemand die een probleem met alcohol heeft. Maar dat past me niet. Ik heb snel maagpijn en houd ermee op. In feite roep ik om hulp. Ik bel een psycholoog en maak een afspraak. In het begin ga ik er twee keer per week heen, na een poosje één keer. Eerst meent de psycholoog dat het wellicht moeilijk voor me zal zijn, om een psychotherapie in het Frans te beginnen, maar ze is bereid het te proberen. Ik vertel haar mijn levensloop en mijn tegenspoed, in het Frans, welzeker ! Niet altijd even gemakkelijk ... Het geeft me in ieder geval werk. Aan mezelf. Want ik weiger om teveel medicijnen, chemische producten, in te nemen. ’s Avonds vertel ik hetzelfde nog een keer, in het kort, aan mijn man, die erbij inslaapt. Het helpt mij in ieder geval om de knopen in mijn hoofd te ontwarren, en de hinderlijke plaaggeesten, die er aanwezig waren gebleven na de scheiding van mijn ouders, eruit te verbannen. In die zin is het heel nuttig, ik word zekerder van mezelf. Ik beslis om mee te doen aan een concours om, als functionaris, werk als bibliothecaris in een departementale bibliotheek te krijgen. Ik kan nog net, voor ik tweeënveertig wordt, omdat ik, als huisvrouw drie kinderen heb opgevoed, aan één van deze concours meedoen ... maar de overheidssector aangaande bibliotheken staat niet open voor inwoners van de lidstaten van de Europese Unie, in tegenstelling tot die van andere sectoren, zoals koophandel, volksgezondheid, onderwijs en onderzoek voor civiele doeleinden. Dit omdat het werk van departementsarchivaris beschouwd wordt als behorende tot confidentieel werk, aangezien de documenten, die men hanteert, betrekking kunnen hebben op de nationale zekerheid. Ten einde raad beslis ik om de Franse nationaliteit maar aan te vragen ... in December 1994. Ik heb al een nieuw Nederlands paspoort aangevraagd, dat afgegeven wordt in Juli 1995. Maar, dat valt slecht, we vertrekken in September 1995 weer naar het buitenland. Deze keer naar het Midden-Oosten, voor twee jaar.
16
Een vriendin doet me aan de hand om er pianoles te gaan geven, want ik speel heel behoorlijk en heb, sinds enkele jaren, les op hoog niveau. Ik speel piano sinds mijn vijfde jaar, en ik ben altijd doorgegaan met muziek te maken, ik heb ook dwarsfluit en gitaar gespeeld. Uiteraard ben ik geen specialist in pure solfège, en ik zal snel moeten worden in het vervangen van Do, Ré, Mi, Fa, Sol door C,D,E,F en G, zoals wij de noten noemen, maar mijn kennis is voldoende om beginners voor het instrument te zetten en hen de beginselen van de solfège bij te brengen, terwijl ze tezelfdertijd kleine stukjes leren spelen. Dat is de Angelsaksische méthode.
17
VERBLIJF IN KATAR
Katar is een heel klein aantrekkelijk landje in het Midden Oosten, met maar één grote stad : Doha. Het is een klein landje dat maar nauwelijks een lange geschiedenis van vissers en parels ontgroeid is. Vrouwen hoeven er geen hoofddoek te dragen, er wordt alleen maar vereist dat men zich decent kleedt, driekwart lange rok en de schouders bedekt, wat niet kan worden beschouwd als buitensporig. Wij mogen er autorijden, wat niet het geval is in Saoedi-Arabië, het buurland, dat wij op zondagen, als we met de 4x4 de woestijn ingaan, van ver in onze verrekijkers pogen waar te nemen. In Katar is het warm. Het is één van de warmste plekken op de aarde, het kan er meer dan vijftig graden zijn in Augustus. Maar wij leven er prettig want we hebben de airconditioning en het is gemakkelijk er hulp te vinden voor het huishouden en het onderhoud van de tuin. We wonen in een “compound”, een gesloten wijk van villa’s, met een bewaker aan de ingang, dag en nacht, en met een zwembad in het midden. De individuele tuinen worden door de bewakers tegen een kleine vergoeding onderhouden, en we zijn ieder dag weer opnieuw in verrukking als we constateren dat, als we maar goed bespuiten, de planten een weelderig aspect krijgen in zeer weinig tijd, ondanks dat zand, dat eruit ziet of het steriel is. Bougainvilles, banaanbomen, palmen, albizzia’s, ze groeien allemaal betoverend snel. In de weekends gaan we dat platte land van zand en z’n gouden duinen verkennen, om er te picknicken, schelpen en fossielen te zoeken en om te gaan zwemmen in dat heerlijke, doorzichtige, azuurblauwe water van de zeeën die het land omringen. Ik besluit om het maar te proberen, dat beroep van piano lerares. Uiteindelijk is het altijd mijn grootste wens en mijn roeping geweest om kennis aan anderen over te brengen. Ik koop lokaal een piano, bij een Libanais die luthier is. Hij fabriceert luiten van kostbaar hout, die hij rijkelijk versiert met parelmoer, zijn winkel hangt er vol van, ik neem er bij ons vertrek één mee terug naar Frankrijk. Ik onderwijs thuis aan verscheidene kinderen en volwassenen, beginnelingen en gevorderden, en ik laat ze voorspelen in mijn zitkamer. Het Franse Lyceum van Doha vraagt een bibliothecaris en een muziekleraar, de twee vakken waarvoor het niet gewoon is om iemand regulier te laten overkomen, en stelt mij aan na een eenvoudige brief met motivatie. Ik heb het diploma voor het eerste, maar ik neem het tweede, een uitdaging, en ik geef enkele uren per week les in de laagste klassen van het lyceum. Het is niet de hele tijd even
18
gemakkelijk, maar het boeit me. Aan het eind van het jaar organiseer ik een uitvoering in het auditorium, met piano, fluit en zang, en slagwerk door een groepje jongeren als sluitstuk. Ik gebruik ook de gelegenheid om wat Arabisch te leren, die taal intrigeert me, met zijn dan weer lieflijke, dan weer schrapende klanken. Ik leer het alfabet en begin een beetje te leren schrijven. De taal is gebouwd op een manier die geheel en al verschild van die van alle talen bekend in Europa, omdat de wortels van de woorden alleen maar gevormd worden door een serie van drie consonanten, terwijl de vocalen geen rol spelen in de betekenis. Het is opwindend om ieder keer weer een andere bouwconstructie die dienst doet voor dat werktuig van de menselijke communicatie, de taal, te ontdekken. Halverwege dit verblijf teken ik de naturalisatiedocumenten op de Ambassade, en wordt ik Franse. Ik weet nog niet, en ik heb ook niet echt de tijd om er sérieus over na te denken, dat het nergens toe zal dienen, later in Frankrijk, en ik heb er zelfs geen flauw idee van welke verrassing het me nog zal brengen ... Als ik in Frankrijk terug ben, in 1997, ben ik voorbij de tijdsgrens om mee te kunnen dingen in het concours dat ik op ’t oog had toen ik de Franse nationaliteit aanvroeg.
19
IN MUZIEKLAND
Na deze twee laatste jaren van verblijf in het buitenland, komen we weer terug in Frankrijk. Ik neem mijn eigen pianostudie weer op en blijf tegelijkertijd muziek maken met vrienden. Ieder jaar geven we bij ons thuis een muziekfeest waar we een dertigtal genodigden, ouders, broers en zusjes, met vrienden en vriendjes kunnen ontvangen. Daarna eten en drinken we gezamenlijk wat. Het is ontzettend gezellig. Ik maak kennis met een nieuwe pianoleraar, een uitstekend pedagoog, waar ik goed mee overweg kan. Ik werk enorm hard op mijn instrument. Omstreeks 2000 vind ik dat het nuttig zou zijn als ik wat beter in solfège was en als ik wat meer wist over de bouw, de compositie en de geschiedenis van muziek. Ik schrijf me in voor de colleges musicologie aan de Sorbonne, die per correspondentie gegeven worden. Alleen de examens worden in Parijs afgenomen. Ik werk helemaal alleen en voel me, in het begin, absoluut niet zeker. Maar het is boeiend. Het eerste jaar zijn we zeshonderd voor de tentamens. Ik haal het en ga verder, maar ik beloof mezelf dat dit het laatste jaar is, als ik deze twee jaar, en het basisdiploma, op zak heb. Dit tweede jaar zijn we ongeveer tachtig kandidaten en ik heb er een aantal van leren kennen. Uiteraard ben ik veel ouder dan het gemiddelde, maar ik ben niet de enige, en die jongelui zijn echt erg sympathiek. Het lukt me weer. Ik ga toch maar verder, want eenmaal onderweg ... Eerste jaar van het Kandidaatsexamen. Men wordt verplicht te zingen in het kader van dit examen, en ik neem voor het eert van mijn leven zangles. Ik moet ook, verscheidene keren, pianospelen. En ik moet urenlang in het Frans opstellen schrijven, bijvoorbeeld over de opera’s van Mozart of de kerkelijk muziek in de 19e eeuw. Ik ben verplicht te componeren, wat ik, in het begin, ongelooflijk moeilijk vind. Tweede kandidaatsexamenjaar, het aantal kandidaten dat opgaat is nu sterk verminderd, ik wordt eerst afgewezen, krijg herexamens in september, en ik haal het ! Ik ben tevreden en trots. Nu zeg ik tegen mezelf : “houd nu maar eens op, je heb echt genoeg gedaan !” en houd mezelf voor dat het tijd is dat ik er eens van ga profiteren, je ga het rustig aan doen, piano ! De enige lessen die ik nog neem, behalve mijn pianolessen, zijn orgellessen, aan de lokale muziekschool. Op een instrument dat me erg interesseert... Na enige tijd vraagt men mij om pianoles te geven in het kader van een vereniging. Nog wat later zetten we zelf een vereniging op, waarvan ik werknemer word.
20
Geen gezoek meer naar werk, geen sollicitatiebrieven meer, geen vernederingen meer ondanks al mijn diploma’s. Eindelijk een doel, en een zekere sociale erkenning, al is het maar binnen een klein kringetje. Jammer dan, denk ik, het leven brengt niet altijd hetgeen men ervan had verwacht, men neemt wat zich voordoet en profiteert er zo mogelijk van. Ik ga dus door met piano- en orgelspelen. Ik zing voor bij de dirigent van één van de beste koren van de stad. Want ik heb er altijd van gedroomd in een koor te zingen, sedert ik de concerten van mama’s koor heb bijgewoond. Maar daar moet ik nog weer een andere partituur leren, want het is niet gemakkelijk om je plaats te vinden in een groep van mensen, die met elkaar omgaan sinds de universiteitsjaren, of zelfs nog langer. Ze kennen elkaar, maar ze hebben ook allemaal als referentie bepaalde andere mensen, gebeurtenissen en plaatsen. In het algemeen overkomt het me vaak, dat de mensen om me heen over iets praten waar ik niets vanaf weet, want zij hebben historische en geografische trefpunten, die ik niet heb, ik heb immers niet dezelfde geschiedenis en aardrijkskunde geleerd, op school. Ze hebben ook kennis door middel van de televisie, radio en gelezen teksten, die ik niet heb. Ze maken grappige opmerkingen waar ik niet om mee kan lachen. In dit koor hebben mijn collega’s het bovendien vaak over concerten van vroeger, hier of daar, met die of die als dirigent, of over mensen die voor mij in het koor gezongen hebben. Ik voel me vaak uitgesloten. Ze vagen me niet veel over mijzelf. Ik luister, tracht mee te doen aan het gesprek, maar het blijft moeilijk. Het is duidelijk, ik zal hier de toon niet aangeven ! Fransen zijn bovendien erg op de familie ingesteld, op trouwerijen, de eerste communie en de confirmatie. Er is er altijd wel een ceremonie, elk jaar, en de hele familie is erbij aanwezig, zelfs al is de afstand groot. Ik had deze ervaring al met collega’s van mijn echtgenoot en hun vrouwen, mijn vriendinnen, de familie komt in de eerste en laatste plaats. Heel lang verbaas ik mij erover dat vriendinnen of buren nooit zomaar aan de deur bellen, voor een kopje thé, of met z’n tweeën voor een biertje, op de fiets of bij gelegenheid van een wandelingetje, op z’n gemak, zoals dat gebeurt in Nederland of in Noorwegen. Om dichter bij mijn land van herkomst te zijn, en van tijd tot tijd in die een beetje strenge, maar voor mij herkenbare atmosfeer terug te duiken, een atmosfeer die tegengesteld is aan die van katholieke kerken, met hun barokke et gulden interieurs, speel ik één keer per maand orgel tijdens de dienst in de gereformeerde kerk van de stad. In die kerk, zonder tierelantijnen maar met een fantastische akoestiek, witte, ongedecoreerde muren, eenvoudige houten banken zonder torsaden en voluten, geen beelden, maar gotische ramen met kleine kleurige ruitjes die een geometrisch patroon vormen, en die het licht zo vredig doorlaten, zoals in de kleine Hollandse kerkjes, voel ik me thuis. Geregeld gaan we naar Nederland, om mijn familie en vrienden op te zoeken.
21
Zoals die zomer dat we, met de auto, via de Afsluitdijk naar Friesland rijden en Leeuwarden en Groningen aandoen, waar twee mijn neven wonen. In Drente, de streek van mijn voorouders, woont een schoolvriendinnetje, Margriet, die in Zweeloo woont, dat in z’n geheel onder monumentenzorg valt, want het is typisch voor de streek, met eeuwen oude bomen, eiken en beuken, overal, en het karakteristieke driehoekige pleintje in het centrum, met banken waarop de oudjes uitrusten en het doen en laten van de jongere generaties sinds mensenheugenis gadeslaan. We bezoeken het piepkleine hervormde kerkje, van rode baksteen, waar de man van Margriet dominee is, en het zeer oude orgel, dat net gerestaureerd is,. Daarna rijden we naar Zwolle, de geboorteplaats van oma van vaderskant, waar ze weer is gaan wonen aan het eind van haar leven na haar Amsterdamse leven. Bij een andere gelegenheid bezoeken we de vierkante boerderij, met puntdak van een van mijn verre neven, in het land van mijn andere oma, ten noorden van Amsterdam. Mijn neven en nichten hebben er een familiereünie georganiseerd, in Juni, het is prachtig weer, de lucht diepblauw, het zicht eindeloos boven de weiden tot aan de dijken in de verte. Het ruikt er zoals ik dat lekker vind, naar gras en sloot. Mijn geluk, die dag, is overstelpend ! Een andere samenkomst werd gehouden in 2009, in Gouda, de stad van mama en haar broers en zusters. We zijn er met z’n elven, we missen mijn overleden broer. Mijn oom, de jongste broer van mama, tachtig jaar is er om de honneurs waar te nemen. In onze familie wordt men oud, zoals opa, die bijna honderd is geworden, en die elke dag vijf en twintig kilometer fietste, tot de laatste dag van z’n leven. We maken een wandeling door de stad, op zoek naar het huis waar ze woonden, we weten het niet precies meer, jawel, daar staat het, het is er nog, naast de HBS ! Aankondigingen van een reünie van mijn lyceum zijn ook altijd een aanleiding voor me om een reis te plannen. Wat een plezier en een verrassing om je klasgenoten tussen de mensen te ontdekken en te horen wat ze gedaan hebben in hun leven ! En zelfs vroegere leraren die ons gebeurtenissen vertellen die we een beetje vergeten waren, maar die ons, al luisterend, weer terugkomen. Over dingen te lachen die we allemaal herkennen, maar één woord, en we schateren het uit, wat een verstandhouding! Ik zal tot het einde toe regelmatig naar mijn land teruggaan, zolang het maar kan.
22
REIS IN DE ADMINISTRATIES EN OP INTERNET
Ik vraag dus, in het jaar 2000, de verlenging van mijn paspoort aan, zonder argwaan, en ontvang dat negatieve antwoord. En zelfs als ik vraag of ik het materiaal mag behouden is het antwoord nee ! Het is voor mijn eigen veiligheid, opdat niemand hem na kan maken, zegt de Administratie. Laat het zo zijn. Hier begint de lange weg van speurwerk en bezwaarschriften, want de opgegeven reden, dat ik mijn staatsburgerschap kwijt zou zijn geraakt omdat ik uit volle wil voor een andere zou hebben gekozen, stelt me niet tevreden, want ik meen dat er wel degelijk een verband is tussen mijn verzoek en mijn huwelijk, ondanks die twintig jaar die ertussen liggen. De kinderen zijn van huis vertrokken en ik heb meer vrijheid en tijd voor mezelf. Internet is intussen een bondgenoot voor de oplossing van mijn probleem geworden, want het bekende spreekwoord, dat eenieder wordt geacht de wet te kennen, wordt door dit apparaat mogelijk gemaakt. De teksten verschijnen, stuk voor stuk, vaak verkort, maar soms ook in het geheel, op het scherm. Het is voldoende om met goede sleutelwoorden te zoeken en de vaktaal, het jargon van administratie en justitie, te begrijpen, dat toch wel heel speciaal is voor de niet ingewijden. In 2005, na mijn examens aan de Sorbonne, kom ik te weten dat men nu een aanvraag kan doen, per brief, in het kader van de Nieuwe Wet op het Staatsburgerschap en de Immigratie, die in Nederland is aangenomen en van kracht is geworden in 2003. Ik schrijf naar de ambassade in Parijs. Men vraagt mij om een formulier in te vullen, geld over te maken en foto’s op te sturen. De vice-consul antwoordt me dat ik kan postuleren en een optieverklaring kan tekenen in het Consulaat in Bordeaux. Het is Juni. In Augustus kan ik een afspraak maken, want op dat moment is het consulaat aan het verhuizen, de ambassade zal er de nodige documenten heen sturen. Ik bel in Augustus. Nee, niemand weet er iets van, er zijn geen documenten ontvangen. Ik bel de ambassade. De vice-consul, met wie ik te doen had gehad, is er niet meer. Er is een nieuwe vice-consul ! Dit wordt ubuesk ! De nieuwe vice-consul legt mij uit, eerst per telefoon, daarna per brief, dat er een misverstand moet zijn, want voor hem val ik niet onder de categorie van diegenen die voor reïntegratie in aanmerking komen, maar hij belooft een onderzoek te laten doen bij het Ministerie van Justitie, de IND, in Den Haag.
23
Ik ga zelf opnieuw op zoek, sla nieuwe wegen in, en ik vind verduidelijking. In de paragrafen van de Rijkswet op het Nederlanderschap van 1985, die ik op Internet vind, staan uitzonderingsregels, en er is er één waarvan ik niet begrijp waarom hij niet om mijn zaak van toepassing was, indertijd. Die uitzondering stipuleert dat iemand, in het bezit van de Nederlandse nationaliteit, die trouwt met iemand met de nationaliteit van één van de andere lidstaten van de Europese Gemeenschap, zijn vroegere nationaliteit niet verliest, wanneer hij, of zij, de nationaliteit van het land in kwestie aanvraagt. Dat is toch in mijn geval van toepassing ! Ik bel weer naar de ambassade. De vice-consul legt me uit, dat een verdrag altijd rechtsgeldig is boven de individuele wetten van de landen die dat verdrag hebben ondertekent. Dat het Verdrag van Straatsburg gold in 1994 toen ik de Franse nationaliteit heb aangevraagd. Dat deze dus gold boven de Wet en zijn uitzondering, die door mijn land was verkozen. Dit Verdrag was er speciaal op gericht om de dubbele nationaliteit tegen te gaan om problemen met de militaire dienst te voorkomen ! Verder kom ik tot de ontdekking dat de Unie eveneens een Tweede protocol heeft voorbreid, in de jaren 90, dat voor ieder van de lidstaten de mogelijkheid opende om de uitzonderingen in zijn eigen wet toe te passen. Het geval van vrouwen bijvoorbeeld, die, uit traditie in Europa niet aan de militaire dienst onderworpen zijn. Of het geval van diegenen, die de nationaliteit van hun echtgenoot of echtgenote aanvragen. Maar dit protocol kon vrijelijk van toepassing worden in iedere lidstaat, op het door het land gekozen ogenblik. In Frankrijk gebeurde dat in 1995, in Nederland eind 1996. Ik vis dus net achter het net ! Bovendien werd dit Protocol niet met terugwerkende kracht ingevoerd in de nieuwe Rijkswet op het Nederlanderschap, dat in 2003 in werking trad. Toch had de Wetgever deze uitzondering wel voorzien en daarmee, impliciet, het principe de onrechtvaardigheid van het Verdrag van Straatsburg voor de genoemde categorieën van zijn burgers toegegeven, maar heeft de maatregelen niet genomen om dit te herstellen voor diegenen die hierdoor hun nationaliteit van geboorte waren kwijtgeraakt, door hen in de verloren nationaliteit te reïntegreren. Frankrijk heeft dit probleem op een heel praktische en juiste wijze opgelost : Fransen in dezelfde situatie hoeven slechts, bij de Franse Ambassade of het dichtstbijzijnde Consulaat van hun huidige woonplaats, te verklaren dat zij de Franse nationaliteit wensen terug te krijgen. Nederland heeft op deze manier, sinds 2003, twee soorten Nederlanders, die niet in het Koninkrijk wonen, maar elders in de Europese Unie, gecreëerd : diegenen die hun oude paspoort hebben kunnen behouden als ze die van hun nieuwe woonland hebben aangevraagd, en diegenen die daar geen recht op hebben gehad. Of zij moeten, als Oud-Nederlander, en dat is de enige oplossing, het trucje toepassen, dat het Ministerie mij zelf aan de hand had gedaan, om hun nationaliteit te herkrijgen door naturalisatie.
24
DE WEGEN NAAR REINTEGRATIE OF NAAR REPARATIE We houden samen een paar beraadslagingen, mijn man en ik, en zijn er beiden verbaasd over dat een autoriteit als de Immigratie- en Nationalisatie Dienst suggereert ten overstaan van een oud-ingezetene om terug te keren in het land voor één jaar, zoals de Wet dat heeft vastgesteld, en daar bij te voegen dat het toch niet moeilijk voor hem, of haar, moet zijn, en dat hij, of zij, daarna gewoon terug kan keren naar zijn nieuwe woonland en zo de twee nationaliteiten behouden ! Hij, of zij, dat ben ik in dit geval. Men is van mening dat het voor mij niet moeilijk moet zijn om in Nederland te gaan wonen. Hoe dat zo ? Door er een pied-à-terre te vinden, door er meubelen in te zetten, door er een abonnement op de elektriciteit, en op het water te betalen, door er een bankrekening te openen en het geld om er te leven over te laten maken vanuit Frankrijk, door er een ziektekostenrekening te nemen, en wat verder nog ? Dat alles brengt enorme kosten met zich mee ! De bank vraagt voor elke overmaking een provisie. In Frankrijk hebben we al een ziektekostenverzekering, waarvoor we een groot deel van ons leven contributie voor hebben betaald, de verhuizing van persoonlijke effecten is duur en vraagt veel energie. En wat te doen met de villa die de onze is, in het zuiden van Frankrijk ? We sluiten de deur voor een jaar, terwijl we er toch de woonbelasting betalen, enzovoort ? En dan denk ik niet eens aan dat instrument, een prachtige nieuwe vleugel, waarmee ik werk, die ik onmogelijk mee zou kunnen nemen, wat doe ik daarmee ? De kamer, waar hij staat zou in de winter verwarmt moeten worden ! Kortom, de praktische kant van de zaak is niet denkbaar en het gehele idee onwijs. Het is uiteindelijk maar gelukkig, dat ik niet werk, anders had ik een jaar vrij moeten vragen, wat niet altijd mogelijk is ! En dan is er nog de sociale kant van de zaak. Ik heb wel familie en enkele vrienden in Nederland, maar die wonen allemaal in verschillende steden, en, al zijn de afstanden klein, het is niet gemakkelijk om opnieuw een sociaal leven op te bouwen, wij weten dat maar al te goed na zo vaak te zijn verhuisd. En onze kinderen en kleinkinderen wonen in het zuiden van Frankrijk en in Parijs. En wat stelt men zich voor dat we een jaar lang gaan doen in Nederland ? Musea bezoeken en concerten bijwonen ? Met onze duimen draaien ? Er zijn drie andere mogelijkheden volgens de Wet. De eerste is een scheiding. Dat kost op dit moment ongeveer vijfhonderd euro voor een korte procedure, daarna
25
vraag ik mijn Nederlandse nationaliteit aan, die ik in dat geval zonder meer krijg en dan trouwen we daarna weer, wat ook weer kosten met zich mee brengt. De tweede is het overlijden van de echtgenoot, dat uiteraard niet, volgens wens, op natuurlijke wijze te bestellen is. Lachend stellen we ons het organiseren van een vergiftiging voor, dat is het schoonst, en als het snel en zonder verdenking uitgevoerd is, klaar is Kees ! Ik zoek naar andere oplossingen. Ik schrijf de Nationale Ombudsman aan. Deze geeft me vriendelijk ten antwoord dat hij zich alleen bezighoudt met klachten over overheidsinstanties, en hij geeft met het telefoonnummer van het Juridisch Loket … dat men niet kan bellen vanuit het buitenland ! Als antwoord op mijn eerste brief geadresseerd aan de Rechtbank in Den Haag, met het verzoek om mijn probleem te beoordelen, laat men mij weten, dat ik geen kopie heb toegevoegd van de beslissing van de zaak. Toch had ik een kopie van de brief van de Ambassade in Parijs ingesloten. Ik wijs hen daarop. Vervolgens vraagt men mij om mijn beschuldiging goed te formuleren. Ik zoek informatie, vraag raad, en formuleer zo goed mogelijk, dat ik van mening ben dat de Nederlandse wet zijn burgers in dezelfde situatie op verschillende wijze behandeld, en dat dat ingaat tegen het principe van goed bestuur. Daarna vraagt men mij om honderd vijftig euro voor de griffie, die ik overmaak. Vervolgens laat men mij weten dat de ontvangsttermijn voor deze zaak verstreken is ! Ook laten ze me dan pas weten dat deze zaak niet in hun competentie ligt en naar een ander bureau is overgebracht. Dit bureau laat me weten dat ik een advocaat moet nemen … Het geheel neemt een onwaarschijnlijke allure … Ik heb de zaak daarbij gelaten, ik kon de vele omwentelingen niet meer aan. Ik was ook nooit van plan geweest een advocaat te nemen, omdat ik van mening was, dat deze zaak mij geen cent moest kosten. Die honderd vijftig euro zaten me al meer dan dwars. Voor mij is dit een principekwestie, het recht op een nationaliteit moet geen zaak van geld zijn, punt uit. Ik ontdek later, op Internet, dat er een markt van advocatenkantoren is die hun zakken ermee vol steken, door handige administratieve bedriegerijen uit te voeren voor rijke cliënten uit de Verenigde Staten, Zuid-Afrika en Australië. Zij doen voorkomen, zelfs aan hen die duidelijk minder ruim zitten op geldelijk gebied, dat alles mogelijk is, omdat hun bureau zich op één van de belangrijkste grachten in Amsterdam hebben en op Internet het beste gereferencieerd zijn ! Ik ga over tot de instantie erboven en stuur een petitie aan het Kabinet der Koningin. Welk Kabinet me laat weten dat Mevrouw de Koningin geen competentie heeft in de zaak en niets voor mij kan doen, het gaat hier immers om een wet die in de Tweede Kamer goedgekeurd is. Er is geen uitzondering, geen gratie. Het kabinet stuurt mijn verzoek naar het Ministerie van Justitie en ik ben terug naar af. Dezelfde instantie buigt zich dus voor de tweede keer over mijn zaak en hoewel het antwoord me deze keer direct bereikt en dat het een beetje gedetailleerder is, zegt het precies hetzelfde als datgene dat me is gegeven door de Consul in Parijs.
26
Ik beslis om mijn relaties te gebruiken, zoals iedereen dat doet, en ik stuur een verzoek tot hulp aan een vroegere lyceumgenoot die in de Raad van State zit. Hij antwoord mij heel vriendelijk en legt me uit dat ik zou moeten proberen om een lid van de Tweede Kamer te interesseren, die een initiatiefwetsvoorstel zou kunnen doen om de wet op dit punt te veranderen, zodat het Tweede Protocol met terugwerkende kracht geldig zou kunnen worden tot aan het begin van het tijdperk van het Verdrag van Straatsburg. Hij geeft me de namen van enkele afgevaardigden, die deskundig zijn in deze materie. Helaas zijn de tijden hard wat betreft onderwerpen als staatsburgerschap en immigratie en alles wat daarmee verbonden is. De Nederlandse regering is niet zolang geleden gevallen op een zaak betreffende de buitenlandse politiek. De strenge politiek inzake immigratie en naturalisatie, versterkt door de kwestie van de veiligheid en vooral van de integratie, is een leidmotief dat het gebrek aan vertrouwen tussen de verschillende partijen verergert en de vorming van een coalitie, waaruit de regering over het algemeen bestaat, verhindert. Er worden verkiezingen gehouden en de tijd om een nieuwe regering te vormen is eindeloos. De populistische wind blaast fort in mijn kleine landje, en niemand is, blijkbaar, geneigd om zich politiek te wagen aan het eventuele terugkomen op een recent aangenomen wet op het staatsburgerschap, die nogal restrictief is, dat mag gezegd worden, maar die, volgens vele stemgerechtigden nog veel restrictiever zou moeten zijn ! Toch heeft de Advies Commissie voor Vreemdelingenzaken, geïnstalleerd sinds 2000, zoals ik dat heb gezien in de rapporten en gehoord tijdens de discussies met één van mijn vrienden, die in die commissie gezeten heeft, altijd het advies gegeven soepel te zijn, maar de wind is intussen gedraaid … Ik schrijf naar het Europese Parlement, naar twee afgevaardigden, waarvan een Nederlandse, die voorzitster is van de commissie die zich met juridische zaken bezighoudt. Zij laat mij weten dat het Parlement geen enkele macht heeft in deze materie, en dat iedere lidstaat soeverein is in zijn beslissing betreffende het toekennen of terugnemen van het staatsburgerschap. Zij moedigt me daarentegen aan om voort te gaan op de weg van het aanzoeken van Tweede Kamerleden. Ik had al de conclusie getrokken dat het staatsburgerschap ook geen deel uitmaakt van de bevoegdheden van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens. Ik schrijf dus verscheidene politieke partijen aan. Ik ontvang enkele antwoorden, sommige negatief, andere die me wat hoop geven, maar er is geduld nodig, anderen laten nog steeds op zich wachten, nog een poosje, of tot in de eeuwigheid ? Ik schrijf enkele teksten voor de krant, en stuur ze naar twee grote Nederlandse dagbladen. Zij vinden dat mijn verhaal te persoonlijk is ! Ja, inderdaad, zolang als ik mijn geschiedenis niet gepubliceerd krijg, en daarmee andere mensen die in dezelfde situatie verkeren als ik kan oproepen, is het waarschijnlijk zo dat het velen ervan hun lot accepteren zonder een vinger uit te steken, omdat de wet de wet is, niet waar ? Ik zoek consorten op Internet. Ik vind Nederlanders die sinds lang in Frankrijk of Spanje wonen, en die er genoeg van hebben om niet in hun gemeente of regio te kunnen stemmen, want, zeggen ze, als ze het burgerschap van het land aanvragen
27
raken ze de Nederlandse kwijt. Zij zijn niet in mijn situatie, dat wil zeggen, getrouwd, of samenwonend, met een burger van hun nieuwe land. Maar ze zijn van mening dat ze de dubbele nationaliteit zouden moeten kunnen hebben om hun fundamentele rechten te kunnen uitoefenen ! Ik schrijf me in bij de groep. Dat kan geen kwaad, dat zal toch wel wat beweging brengen en wat aandacht op het probleem vestigen, wat altijd meegenomen is. Toch voel ik me een beetje alleen, ondanks één of twee reacties van internauten die toegeven in dezelfde situatie te zijn, zeggen het er maar mee te doen, en niet te zien wat er anders gedaan zou kunnen worden, maar die me toch wel hartelijk bedanken voor het feit dat ik het punt heb aangeroerd ! Ik schrijf aan vrienden en kennissen in Nederland, om hen te vragen om een handtekening op een petitie, waarmee ik zou kunnen zwaaien in het geval ik een geïnteresseerd Tweede Kamerlid zou vinden. Ik schrijf ze ook om ze te laten weten wat mij sedert lange tijd bezighoudt, en om me een beetje ondersteund te weten door anderen … Sommigen geven me die steun, en tekenen, anderen geven me ook raad, vooral juridische, nog weer anderen lijken er geen begrip voor te hebben of hebben geen tijd. Een winter gaat voorbij, er gebeurt niets. De politieke partij die beloofde me te antwoorden doet dat niet, ze hebben het druk met andere dingen. De groep op Internet brengt de winter rustig in het milde Frankrijk door en slaapt in. Ik wacht niet tot de tijd voorbij gaat en neem de beslissing om precies te gaan doen wat het Ministerie in Den Haag me heeft aangeraden.
28
GEBRUIKEN EN DE PHILOSOPHIE VAN INTEGRATIE
Ik kies dus uiteindelijk voor de eerste oplossing : een jaar gaan wonen in Nederland . Ik zoek een onderkomen. Mijn nichtje wil me wel huizen en biedt me een kamer aan bij haar in huis. Ik accepteer. Ik zal vaak heen en weer reizen. Dat is duur, en vooral vermoeiend, maar het voordeel is dat ik mijn land vaak zal zien. In het begin van het voorjaar neem ik het vliegtuig en neem ga dus in Amsterdam wonen, in mijn kamertje onder de dakpannen. En ik schrijf me in, in de registers van de stad. Nog een winter gaat voorbij, maar deze keer ben ik er zeker van dat, zodra de datum van de inschrijving opnieuw aangebroken zal zijn, ik die gewenste optieverklaring eindelijk zal kunnen tekenen. Ik teken de optieverklaring in Amsterdam, bij de Dienst Persoons- en Geoinformatie, zoals dat tegenwoordig zo mooi heet, met mijn jongste dochter erbij. Het is heel “cool” en keurig, dit soort bureau in Nederland, met een oproepnummer systeem, ruime zalen, met vrolijke zitjes van kleurig plastic, “appelgroen” hier of “citroengeel” daar, en een apparaat waarmee men zich gratis café en thé kan serveren. Er valt niets op te zeggen, je wordt niet ruw, of onverschillig, maar als een mens, een persoon, ontvangen, er valt niets te klagen op dat gebied. Dat is niet overal zo… Enkele, voor vreemdelingen, onaangename en wat scherpe opmerkingen klinken me nog in de oren, zowel als de onderbreking van mijn zin, als ik tracht een vraag die me gesteld wordt te beantwoorden. Hier moet men dus van psychologisch inzicht blijk geven, want het gaat waarschijnlijk om automatische opmerkingen, die gemaakt worden tegenover personen, waarvan men vermoed dat ze proberen te bedriegen. Maar deze mensen, stel ik me zo voor, zijn vaak in situaties die veel alarmerender zijn dan de mijne, en die niet hetzelfde niveau van onderwijs hebben, noch hetzelfde niveau van kennis van die taal, die ik perfect beheers ! Ik denk me in hoe hard deze stap voor die mensen moet zijn ! Ik teken dus de optieverklaring en zweer dat ik het land niet langer dan zes maanden achter elkaar verlaten heb sedert één jaar. Nadat ik het antwoord ontvangen heb, dit keer positief, doe ik mee aan een ceremonie waar ik verklaar dat ik mij aan de Wet zal houden en een goede Nederlandse zal zijn en ik neem de Bevestiging van verkrijging van het Nederlanderschap in ontvangst. Mijn nichtje, mijn schoonzusje en een vriendin van de middelbare school zijn aanwezig bij de ceremonie met kleine cadeautjes en bloemen
29
voor me. Ik krijg een album over de geschiedenis van de stad, die naast de vele anderen die ik al bezit, op de plank zal komen te staan. Vandaag zie ik beide landen, hun sterke en zwakke kanten, met een andere blik dan voorheen. Ik leef nu bijna veertig jaar in beide culturen, de twee manieren van leven. Ik heb ook in andere landen geleefd. Ik heb er lang over kunnen nadenken en bepaalde verschillen kunnen determineren. In Frankrijk moet men, als aanhef van een ontmoeting, zeer duidelijk en met een onderstreepte glimlach “Bonjour” zeggen, dat is heel belangrijk, daar waar wij Nederlanders et de Noor alleen maar luchtigjes : “Hoi!” en “Hei!” zeggen ! In Nederland, en in de noordelijk landen in het algemeen, geeft men alleen in zeer plechtige omstandigheden een hand, het blijft een zeer formeel gebaar. In Frankrijk moet men absoluut deze reflex aanleren. Tegenover buren, of werklieden bij je aan huis, bijvoorbeeld. Het is erg beledigend mocht je dit gebaar missen ! Dit weten is belangrijk, maar het uitvoeren op het juiste moment is nog een andere zaak … Wanneer men het heeft over de ondubbelzinnigheid van noorderlingen en het verstoppertje spelen van mensen uit het zuiden, lijkt het wel of men het heeft over twee verschillende werelden. Een Fransman heeft over het algemeen de neiging om alles mooier te maken dan het is, hij is dol op de “trompe-l’oeil”, het gezichtsbedrog, en de “cache-misère”, de dekmantel, terwijl een Nederlander een harde kaaskop is, die in alle omstandigheden de werkelijkheid trotseert. Maar hij verwaarloost vaak de uiterlijke schijn. Dat ziet men al in de graad van beleefdheid waarmee hij anderen begroet, zijn harde praten in publiek en de manier waarop hij zich kleedt. Fransen zijn vaak grote mopperpotten, zoals ze zichzelf graag kwalificeren, en ze herhalen dat met veel plezier, je zou zeggen dat ze er trots op zijn ! Dat begrijp iemand uit het noorden weer niet, die corrigeert zichzelf met : “Als ik van mening ben dat ik een gebrek heb, dan verbeter ik mezelf, punt uit !”. Pragmatisme tegenover luchtigheid … Veel verwarrender en moeilijker om aan te voelen zijn de verschillen in basisconceptie wat relaties betreft. Mijn man heeft me heel lang uitgelachen, iedere keer als ik probeerde hem uit te leggen, na een onverklaarbare twist met de buren of een verkoper in een winkel, dat ik het gevoel had dat Fransen een andere conceptie hebben van vrijheid dan wij in Nederland ! Toch houd ik er aan vast dat voor een Fransman de individuele vrijheid veel verder gaat, dan die van een noorderling, voor wie het ondenkbaar is dat men de vrijheid van een ander inperkt ten koste van zijn eigen. Een Fransman, veel onbezorgder, gaat ervan uit dat zijn eigen vrijheid pas ophoudt als de ander er zich tegen verzet, de noorderling beperkt zich van tevoren. Er steekt vast en zeker een beetje calvinisme in dit standpunt. Toch zijn sommige confrontaties voor mij wel eens schokkend geweest. Lange tijd vond ik er met moeite de woorden voor om me te verdedigen, want ik wist nog niet dat het op waarheid berust en dat verschillende ideeën over deze noties naast elkaar kunnen bestaan ! Lange tijd heb ik me schuldig gevoeld, totdat ik de uitleg ergens in een of andere tekst las. Voor Nederlanders is Frankrijk het uitverkoren vakantieland, vanwege die luchtigheid, die vriendelijke en milde manieren van zijn gastheren en –vrouwen. Natuurlijk dragen ook de heuvels en bergen, het mooie weer en de wijn daar aan bij.
30
Maar het begrip vriendschap is ook niet precies wat het in het noorden is. Er zit veel nonchalance achter deze algemene indruk (trompe-l’oeil !), daar waar voor een noorderling oprechtheid van toepassing is, en zo kan het dus komen dat je erg teleurgesteld wordt in je verwachtingen van de ander, na de eerste kontakten. Je nodigt uit, maar de uitnodiging van de andere kant laat vaak vergeefs op zich wachten. Verder geven Fransen niet gemakkelijk hun ongelijk toe door hun excuses aan te bieden, ze vinden het gemakkelijker om een tegenaanval te doen en ze zijn ook niet erg gul met complimenten. Dat kan je wel eens het gevoel van een gemis geven. Je moet het maar weten … ieder zijn wijze … Na al deze omzeilingen ben ik me ervan bewust dat ik ook trots ben op bepaalde aspecten van mijn nieuwe land, op zijn geschiedenis, de schoonheid van zijn landschappen, van zijn erfgoed, van zijn fijne kookkunst en lekkerbekkerij, van zijn rijke taal en litteratuur, van zijn luchtigheid, van zijn elegantie op vele gebieden. Het is prettig om in Frankrijk te wonen. Het komt voor dat een Nederlander me zegt dat ik erg verfranst ben : die bijzonderheden, daar ben ik trots op. Ik heb wat meer aandacht voor de manier van hoe me te kleden, te bewegen, me voor te doen erbij … Maar misschien is er meer. Ik heb een bredere visie op het leven gekregen. Je neemt, als je zo rondwaart, overal wat van mee. Ik ben nu in staat om alles te harmoniseren, de Franse, de Latijnse, melodie te combineren met de begeleiding van mijn Nederlandse opvoeding. Soms zelfs kunnen ze ook wel eens een compositie in contrapunt vormen. Wat het meest telt, dat zijn de ogenblikken waarop je gelukkig bent en trots op datgene wat je omringt en waar je deel van uitmaakt, en van datgene wat je hebt volbracht. Vandaag heb ik, zonder die van mijn nieuwe land te hebben verloren, de nationaliteit, die ik bij mijn geboorte heb gekregen, en waarvan ik meen dat hij mij toekomt, teruggevonden. Het was een onrecht mij die te ontzeggen. Ik ben van mening dat ik deze nationaliteiten beide verdien, ze maken immers beide deel van mijn wezen uit ! Wat betreft de organisatie van éénwording in Europa zijn we helaas nog niet uit de problemen, we hebben nog heel wat kronkelige wegen te bewandelen en moeten nog over heel wat horden heen springen. Wat een wind door die administratieve molens ! Wat mijzelf betreft, ik zal in ieder geval altijd tegen windmolens en onrechtvaardigheden vechten.
31