Bejegening van getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel ten behoeve van coherente of consistente getuigenverklaringen Een internationaal verkennende studie
Drs. Fanny Klerx-van Mierlo Dr. Donna Youngs Miriam Oostinga Msc. Drs. Lore Mergaerts Prof. dr. Dirk VanDale Prof. dr. Peter van der Velden
Bejegening van getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel ten behoeve van coherente of consistente getuigenverklaringen Een internationaal verkennende studie
Drs. Fanny Klerx-van Mierlo Dr. Donna Youngs Miriam Oostinga Msc. Drs. Lore Mergaerts Prof. dr. Dirk VanDale Prof. dr. Peter van der Velden ISBN: 978-94-6167-198-1
Dit boek is een uitgave van: International Victimology Institute Tilburg (INTERVICT) Tilburg University Postbus 90153 5000 LE Tilburg Telefoon: 013 4663526 Email:
[email protected] Website: www.tilburguniversity.edu/intervict Bezoekadres: Montesquieu Gebouw Warandelaan 2 5037 AB Tilburg
INTERVICT is gelieerd aan Tilburg Law School van Tilburg University. Alle rechten voorbehouden. Behoudens de door de Auteurswet 1912 gestelde uitzonderingen, mag niets uit deze uitgave worden verveelvoudigd (waaronder begrepen het opslaan in een geautomatiseerd gegevensbestand) of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van de uitgever. Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten of onvolkomenheden. [All rights reserved. No part of this publication may be reproduced, stored in a retrieval system, or transmitted in any form or by any means, electronic, mechanical, photocopying, recording or otherwise, without prior written permission of the publisher. Whilst the authors, editors and publisher have tried to ensure the accuracy of this publication, the publisher, authors and editors cannot accept responsibility for any errors, omissions, misstatements, or mistakes and accept no responsibility for the use of the information presented in this work.] © [2014] WODC, ministerie van Veiligheid en Justitie. Auteursrechten voorbehouden.
Voorwoord In opdracht van het WODC van het ministerie van Veiligheid en Justitie heeft INTERVICT (Tilburg University), een internationaal verkennend onderzoek uitgevoerd met als algemeen doel ‘het bieden van inzicht in de wijze waarop (mogelijk) de bewijskracht van getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel met een psychotrauma kan worden verbeterd, teneinde de opsporing en vervolging van mensenhandel te verbeteren’. Centraal in dit onderzoek staat met name de (negatieve) rol van trauma bij slachtoffers van mensenhandel bij mogelijke inconsistente of incoherente verklaringen en hoe daar in de praktijk mee wordt omgegaan om die rol zoveel als mogelijk te beperken. De bevindingen van het onderzoek kunnen bijdragen aan een betere omgang met deze problematiek. Voor dit verkennende onderzoek zijn interviews uitgevoerd bij de politie, officieren van justitie en hulpverleners in Nederland, Engeland en België die vanuit hun functie betrokken zijn bij slachtoffers van mensenhandel (inclusief categorale opvang in Nederland). Deze expertinterviews en verslaglegging ervan zijn uitgevoerd door mevrouw drs. F. Klerx-van Mierlo (Nederland), mevrouw dr. D. Youngs en mevrouw M. Oostinga Msc. (Engeland) en mevrouw drs. L. Mergaerts (België). De interviews zijn zoveel als mogelijk uitgeschreven door betreffende interviewers en verwerkt in deze rapportage. Aansluitend is een docent van de Leergang Certificering Mensenhandel van de politieacademie geïnterviewd (door de heer prof. dr. P. van der Velden). Wat Nederland betreft zijn we de Politieregio AmsterdamAmstelland, Politieregio Haaglanden, Politieregio Rotterdam-Rijnmond, Politieregio Brabant Zuidoost, de Politieacademie, Arrondissementsparket Amsterdam, Arrondissementsparket Arnhem, de Landelijk Officier Mensenhandel, Equator, Fier Fryslan en Fairwork dankbaar. Wat Engeland betreft zijn we de West Yorkshire Police, de South Yorkshire Police, de Greater Manchester Police, het ‘Poppy Project’, Eaves for Women, Hope for Justice, One Pump Court Chambers, de Garden Court Chambers, ATLeP, Sandwell Women’s Aid en de AIRE centre erkentelijk voor hun medewerking. Wat België betreft willen wij de geïnterviewden van de secties mensenhandel binnen de Federale Gerechtelijke Politie, de
referentiemagistraten mensenhandel die hun medewerking hebben verleend en de geïnterviewden van de slachtofferopvangcentra PAG-ASA en Payoke hartelijk danken voor hun medewerking en waardevolle bijdrage aan dit onderzoek. Zonder de belangeloze medewerking van al deze geïnterviewden, had dit rapport niet gerealiseerd kunnen worden. Bij deze interviews is een aantal personen ons zeer behulpzaam geweest. Graag noemen we de heer prof. dr. S. Bogaerts (TSB, Tilburg University) en de heer prof. dr. T. Spapens (TLS, Tilburg University) voor zijn bemiddeling bij het bijeen brengen van het internationale onderzoeksteam, en de heer F. den Hertog voor zijn hulp bij het samenstellen van de respondentengroep in Nederland. Voor het onderzoek is verder een korte systematische literatuurreview uitgevoerd naar epidemiologische studies naar lichamelijke, psychische en ‘culturele’ problemen bij slachtoffers van mensenhandel (in Nederland). De heer M. Bosmans Msc. (INTERVICT) bedanken wij voor zijn bijdrage aan deze literatuurreview. De begeleidingscommissie bestaande uit voorzitter mevrouw mr. dr. M. Malsch (NSCR), de heer mr. drs. F. den Hertog (NP/KLPD, tot 14 oktober 2013), de heer J. Koen (VTSPN, vanaf 14 oktober 2013), de heer drs. H. Kroes (ministerie V&J, tot 1 december 2013), mevrouw mr. F. van de Plas (ministerie V&J, vanaf 1 december 2013), mevrouw mr. J.F. de Boer (OM, parket Amsterdam), mevrouw drs. I. de Vries (Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen) en mevrouw drs. E. van Dijk (WODC), zijn we zeer erkentelijk voor haar kritische commentaar en suggesties voor verbeteringen.
Inhoudsopgave
Voorwoord Inhoudsopgave 1
Samenvatting
1
2
Summary
6
3
Inleiding
10
4 Methoden 13 4.1 Opzet literatuurreview 13 4.2 Opzet expertinterviews politie, officieren van justitie en hulpverleners 13 4.2.1 Gestructureerde interviews .......................................................................................... 13 4.2.2 Selectie geïnterviewden................................................................................................ 16 4.2.3 Werving en respons Nederland .................................................................................... 16 4.2.3.1. Achtergrond van de geïnterviewde politiemedewerkers Nederland ............................. 17 4.2.3.2. Achtergrond van de geïnterviewde officieren van justitie Nederland ............................ 17 4.2.3.3. Achtergrond van de geïnterviewde hulpverleners Nederland .......................................18 4.2.4 Werving en respons Engeland ...................................................................................... 18 4.2.4.1. Achtergrond van de geïnterviewde politiemedewerkers Engeland ............................... 18 4.2.4.2. Achtergrond van de geïnterviewde officieren van justitie Engeland .............................. 19 4.2.4.3. Achtergrond van de geïnterviewde hulpverleners Engeland .........................................19 4.2.5 Werving en respons België ........................................................................................... 20 4.2.5.1. Achtergrond van de geïnterviewde politiemedewerkers: België ...................................20 4.2.5.2. Achtergrond van de geïnterviewde officieren van justitie (referentiemagistraten) België 21 4.2.5.3. Achtergrond van de geïnterviewde hulpverleners België ..............................................21 4.3 Opzet interview docent certificering mensenhandel 22 5
Theoretische achtergrond trauma en geheugen
23
6 Korte review epidemiologische studies naar klachten slachtoffers mensenhandel 25 6.1 Inleiding 25 6.2 Resultaten korte review 25 6.3 Algemene epidemiologische studies 31 6.4 Conclusies 32 7 Expertinterviews Nederland 34 7.1 Interviews politiemedewerkers Nederland 35 7.1.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan ................ 35 7.1.2 Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel ..........................................38 7.1.3 Setting en uitvoering van de verhoren bij deze casussen...............................................40 7.1.4 Klachten en het hanteren ervan in de casussen ............................................................. 42 7.1.5 Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen ........................... 44 7.1.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers 44 7.2 Interviews officieren van justitie Nederland 46
7.2.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan ................ 46 7.2.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel ........................... 48 7.2.3 Setting en uitvoering van de gesprekken/verhoren bij deze casussen........................... 49 7.2.4 Klachten en het hanteren ervan in de casussen ............................................................. 50 7.2.5 Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen ........................... 51 7.2.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers 51 7.3 Interviews hulpverleners Nederland 53 7.3.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan ................ 53 7.3.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel .................................56 7.3.3 Setting en uitvoering van de gesprekken bij deze casussen ...........................................57 7.3.4 Hoe (psychische) klachten werden gehanteerd in deze casussen ..................................58 7.3.5 Andere problemen of factoren die een rol speelden in deze casussen ........................... 59 7.3.6 Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel .................... 60 7.3.7 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers 61 7.4 Certificering verhoormethoden mensenhandel 62 7.4.1 Resultaten .................................................................................................................... 62 7.4.2 Conclusies belangrijkste resultaten hoofdstuk 6 ........................................................... 63 8 Expertinterviews Engeland 67 8.1 Interviews politiemedewerkers Engeland 67 8.1.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan ................ 67 8.1.2 Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel ..........................................69 8.1.3 Setting en uitvoering van de verhoren bij deze casussen...............................................70 8.1.4 Klachten en het hanteren ervan in de casussen ............................................................. 71 8.1.5 Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen ........................... 73 8.1.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor het omgaan met getraumatiseerde slachtoffers .................................................................................................................................73 8.2 Interviews legal professionals (officieren van justitie) Engeland 73 8.2.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan ................ 73 8.2.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel ........................... 75 8.2.3 Setting en uitvoering van de gesprekken/verhoren bij deze casussen........................... 77 8.2.4 Klachten en het hanteren ervan in de casussen ............................................................. 77 8.2.5 Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen ........................... 78 8.2.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers 79 8.3 Interviews hulpverleners 79 8.3.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan ................ 80 8.3.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel .................................82 8.3.3 Setting en uitvoering van de gesprekken bij deze casussen ...........................................83 8.3.4 Hoe (psychische) klachten werden gehanteerd in deze casussen ..................................84 8.3.5 Andere problemen of factoren die een rol speelden in deze casussen ........................... 84 8.3.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers 84 8.3.7 Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel .................... 85 8.3.8 Conclusies belangrijkste resultaten hoofdstuk 7 ........................................................... 86 9 Expertinterviews België 89 9.1 Interviews politie België (FGP’s) 89 9.1.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan. ...............89 9.1.2 Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel ..........................................92 9.1.3 Setting en uitvoering van de verhoren in deze casussen ...............................................95 9.1.4 Hoe (psychische) klachten werden gehanteerd in de casussen .....................................97
9.1.5 Andere problemen of klachten die een rol kunnen spelen in deze casussen .................. 98 9.1.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers.99 9.2 Interviews referentiemagistraten (officieren van justitie) België 100 9.2.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan. .............100 9.2.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel ...............................103 9.2.3 Setting en uitvoering van de gesprekken/verhoren bij deze casussen.........................104 9.2.4 Hoe (psychische) klachten werden gehanteerd in de casussen ...................................105 9.2.5 Andere problemen of klachten die een rol kunnen spelen ...........................................105 9.2.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers 106 9.3 Interviews hulpverleners 107 9.3.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan ..............107 9.3.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel ...............................109 9.3.3 Setting en uitvoering van de gesprekken bij deze casussen .........................................111 9.3.4 Klachten en het hanteren daarvan in deze casussen....................................................112 9.3.5 Andere problemen of factoren die een rol speelden in deze casussen .........................114 9.3.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers 114 9.3.7 Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel ..................115 9.3.8 Conclusies belangrijkste resultaten hoofdstuk 8 .........................................................116 10 Eindconclusies 10.1 Eindconclusies hoofdvragen 10.2 Mogelijke maatregelen
120
References
135
120 129
1
Samenvatting
Inleiding Succesvolle vervolging van daders van mensenhandel is onder meer afhankelijk van de betrouwbaarheid van de getuigenissen van de slachtoffers van deze mensonterende praktijken. Voor de rechtsgang is belangrijk dat deze getuigenissen zo coherent of consistent mogelijk zijn. De opgelopen trauma’s bij de slachtoffers kunnen echter een negatieve invloed hebben op deze getuigenissen. Van belang is daarom inzicht te krijgen in mogelijke maatregelen waarmee incoherenties of inconsistenties zoveel als mogelijk worden beperkt of voorkomen. Het wetenschappelijk onderzoek en documentatiecentrum (WODC) van het ministerie van veiligheid en justitie, heeft in 2012 aan INTERVICT de opdracht verstrekt om een onderzoek uit te voeren om inzicht te krijgen in de wijze waarop consistentie of coherentie van getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel met een psychotrauma (mogelijk) kan worden verbeterd, teneinde de opsporing en vervolging van mensenhandel te verbeteren. In dit onderzoek staan zeven onderzoeksvragen centraal. Dit rapport doet verslag van de resultaten van het uitgevoerde onderzoek. In deze samenvatting worden aan de hand van de zeven vragen, de uitkomsten van het onderzoek op hoofdlijnen beschreven. Om deze samenvatting overzichtelijk te houden, wordt voor een overzicht van alle conclusies verwezen naar de laatste afsluitende conclusie-paragrafen van de resultaathoofdstukken (5, 6, 7 en 8) en het hoofdstuk conclusies. Werkwijze onderzoek Alvorens resultaten te beschrijven, gaan we eerst kort in op de wijze waarop het onderzoek is uitgevoerd, c.q. de benodigde informatie is verzameld. Voor dit verkennende onderzoek zijn semi-gestructureerde interviews gehouden met politie, officieren van justitie en hulpverleners (aan slachtoffers van mensenhandel) in België, Engeland en Nederland. Het betreft mensen die zelf beroepsmatig ervaringen hebben met slachtoffers van mensenhandel en expert zijn. In ieder land zijn daarvoor per beroepsgroep circa vier personen geïnterviewd. Daarbij werd, na een reeks meer algemene openingsvragen over mensenhandel, gestructureerd een serie vragen gesteld over een concrete casus van een getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel waarmee geïnterviewden (recent) te maken hebben gehad. Gebleken is dat deze casussen voor een belangrijk deel vrouwelijke getraumatiseerde slachtoffers betrof, die te maken hebben gehad met seksueel geweld of uitbuiting. Aanvullend is een docent van de Politieacademie geïnterviewd over de certificering mensenhandel in Nederland. Daarnaast is een systematische literatuurreview uitgevoerd naar epidemiologische studies naar de lichamelijke, psychische en culturele problemen van (getraumatiseerde) slachtoffers van mensenhandel.
1
Resultaten Hieronder worden per onderzoeksvraag de belangrijkste resultaten samengevat. 1. Op welke wijze worden slachtoffers van mensenhandel in zorginstellingen gediagnosticeerd? Uit de interviews met de hulpverleners blijkt klinische diagnose op een zelfde wijze plaats vinden als elders in de geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Dit geldt ook voor België en Engeland, waar het onderscheid tussen categorale en niet-categorale instellingen niet (op dezelfde wijze) gemaakt wordt. Steeds is de basis voor deze diagnostiek de internationaal erkende standaarden die te vinden zijn in de DSM of de ICD (waarin de criteria voor psychische stoornissen zoals PTSS zijn vastgelegd). 2. Welke lichamelijke, psychische en ‘culturele’ problemen doen zich voor bij slachtoffers van mensenhandel? Voor de beantwoording van deze vraag is een systematische literatuurreview uitgevoerd, die ‘slechts’ zeven studies opleverde die zijn uitgevoerd onder met name vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel. Daarbij blijkt vaak sprake te zijn geweest van seksueel geweld. Uit deze studies, waarvan de representativiteit van de deelnemers om begrijpenlijke redenen niet heel goed is vast te stellen, kan de conclusie worden getrokken dat veel slachtoffers van mensenhandel kampen met ernstige psychische problemen, variërend van hoofdpijn, geheugenproblemen, angstgevoelens tot een posttraumatische stressstoornis (PTSS). Zeer vermoedelijk zijn de percentages PTSS bij deze slachtoffers zijn gevonden (30-40%) vergelijkbaar met de percentages PTSS die in algemene epidemiologische studies worden gevonden bij slachtoffers van seksueel geweld. Wat de lichamelijke gezondheid betreft, blijkt verder dat diverse slachtoffers van mensenhandel HIV hebben opgelopen. 3. Op welke wijze belemmeren deze problemen de rechtsgang en waarheidsvinding? Volgens met name de geïnterviewde politieagenten en officieren van justitie uit de drie landen, kunnen deze psychische problemen van invloed zijn op de getuigenissen. Een voorbeeld is dat angstige slachtoffers in het begin minder vertellen omdat er op dat moment nog geen vertrouwensband met de interviewer bestaat, of het verhaal om die reden later intrekken. Zoals een geïnterviewde het verwoordde: “Slachtoffers hebben een pantser om zich heen, als zelfbescherming, waar alleen met het winnen van vertrouwen doorheen geprikt kan worden.” Maar de invloed is volgens geïnterviewden wisselend. Volgens hen komt het ook voor dat getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel zich juist elk detail prima kunnen herinneren. Dit stemt overeen met de wetenschappelijke literatuur over trauma en geheugen: volgens deze literatuur zijn er persistente bewijzen dat opgelopen trauma’s herinneringen aan de schokkende gebeurtenissen zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden.
2
4. Welke slachtoffergroepen kennen (deels) vergelijkbare problemen, die de rechtsgang en waarheidsvinding belemmeren? Aan de geïnterviewden is bij het begin van het interview gevraagd een algemeen oordeel te geven over de mate van invloed die een 15-tal factoren zou kunnen hebben op de consistentie of coherentie van getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel (variërend van intelligentieniveau, angst voor handelaar of uitbuiter, taalproblemen tot getraumatiseerde zijn en angst voor verstoting van familie en gemeenschap). Uit de antwoorden van de geïnterviewden blijkt onder meer dat eventuele trauma’s een rol kunnen spelen, naast bijvoorbeeld de angst om Nederland te moeten verlaten, vrees te worden verstoten door de familie en schaamte voor hetgeen is gebeurd. Volgens de geïnterviewden is getraumatiseerd zijn een factor, naast diverse andere factoren zoals hierboven genoemd, die eveneens belangrijk zijn. Met andere woorden, bij slachtoffers van mensenhandel die vooral kampen met angst voor verstoting van familie en gemeenschap kan de coherentie of consistentie evenzeer ernstig onder druk staat als bij getraumatiseerde slachtoffers. Vaak zal sprake zijn van een (complex) samenspel van factoren. 5. Worden in die gevallen specifieke voorbereidingen getroffen t.b.v. de rechtsgang (bijvoorbeeld m.b.t. zorg/diagnose/behandeling)? Zo ja welke? Zijn deze effectief? Zijn deze ook toepasbaar bij slachtoffers van mensenhandel in Nederland? Uit de interviews in België, Engeland en Nederland blijkt onder meer dat over het algemeen door medewerkers van politie en OM geen specifieke voorbereidingen getroffen worden ten behoeve van de rechtsgang wanneer duidelijk is dat er sprake is van een getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel. Uit de interviews blijkt dat politiemedewerkers er min of meer van uitgaan dat deze slachtoffers getraumatiseerd zijn. Ze meldden in de interviews dat zij over het algemeen geen andere, specifieke of extra speciale voorbereidingen treffen die alleen op getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel van toepassing zijn, anders dan de noodzakelijke voorbereidingen en gesprekstechnieken die ze ook bij andere slachtoffers toepassen zoals informatie geven (over het gehele proces en de rollen van een ieder), rust bieden, de tijd nemen en het niet opjagen van slachtoffers. Aan deze zaken wordt wel veel belang gehecht. Verder komt naar voren dat de afwezigheid van zeer specifieke, op slachtoffers van mensenhandel gerichte voorbereidingen, niet wil zeggen dat alle slachtoffers precies en exact hetzelfde worden bejegend. Centrale boodschap van de geïnterviewden is dat het bij getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel telkens om maatwerk gaat bij verhoren om incoherenties of inconsistenties zoveel als mogelijk beperken of te voorkomen (dus afhankelijk is van de situatie, de emoties en gedrag van slachtoffers en dergelijke). Hulpverleners melden dat zij hierin een andere rol hebben dan politie en OM. Geïnterviewde hulpverleners geven aan dat zij er zijn om de (psychische) gezondheid van slachtoffers te verbeteren (door behandeling) en niet uit zijn op waarheidsvinding. Uit het onderzoek blijkt dat geïnterviewden van politie en OM aangeven dat zij niet op de hoogte zijn van een mogelijke diagnose (het is niet.
3
6. Worden in die gevallen specifieke aanpassingen in het strafproces aangebracht? Zo ja, welke? Zijn deze effectief? Zijn deze ook mogelijk in rechtszaken betreffende mensenhandel? De antwoorden op deze vragen liggen in het verlengde van de antwoorden op de vorige vraag: er wordt rekening gehouden met elk specifiek slachtoffer of specifieke situatie waarin het slachtoffer met zijn of haar toestand verkeert. Aanpassingen kunnen variëren van het nemen van korte pauzes omdat het slachtoffer daaraan toe is, een studio- of videoverhoor, het aanpassen van het verhoor bij slachtoffers met een (ingeschat) laag IQ, het afreizen van een rechercheur naar het slachtoffer, en het laten opschrijven van de verklaring omdat het vertelde verhaal structuur mist. Daarbij wordt in wisselende mate gebruik gemaakt van psychologen. Zeer sporadisch wordt externe deskundigen ingeschakeld zoals een traumadeskundige of voodoodeskundige. 7. Maken deze verhoormethoden op dit moment deel uit van de leergang t.b.v. de mensenhandelcertificering van politierechercheurs? Uit het interview met de politieacademie over de mensenhandelcertificering (12-daagse cursus ‘overige uitbuitingen’ en 7-daagse cursus ‘seksuele uitbuiting’) en uit de bestudering van het lesmateriaal blijkt dat er geen specifieke op getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel gerichte verhoren bestaan in de opleiding certificering mensenhandel. De certificering is gericht op kennis, houding en vaardigheden, waarbij bewustwording van houding en vaardigheden (echtheid) bij verhoren door middel van oefeningen met concrete casussen, een zeer prominente en dominante plaats inneemt. Deze aanpak van de verhoren is goed bruikbaar, maar zeker niet specifiek voor het verhoren van getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel. Tot slot Uit deze 7 vragen hebben de onderzoekers de conclusie getrokken dat het gemeenschappelijk doel van alle vragen het volgende is: ‘Inzicht verkrijgen in opgedane ervaringen en oplossingen die, na een praktische vertaalslag, ertoe kunnen bijdragen dat zoveel als mogelijk wordt voorkomen dat mogelijke inconsistenties of incoherenties in getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel worden veroorzaakt door de effecten van opgelopen trauma’s (inconsistenties of incoherenties kunnen immers ook andere oorzaken hebben). Op basis van de resultaten van het onderzoek komen wij in dit kader tot de volgende activiteiten of interventies, die ook van belang kunnen zijn voor andere (nietgeïnterviewde) functionarissen in de strafrechtketen zoals rechter-commissarissen en rechters. 1. Zorgen voor een goede bejegening die ertoe bijdraagt dat het slachtoffer (zoveel als mogelijk) tot rust komt, zijn of haar verhaal kan vertellen, de ruimte krijgt, controle en vertrouwen kan herwinnen, en dergelijke. Daarbij zijn echtheid, respect, transparantie, competentie en pragmatisme van de kant van interviewer, officier of hulpverlener belangrijke voorwaarden. Concrete voorbeelden zijn: a.) zorgen dat het slachtoffer zijn/haar gevoel van controle weer terugkrijgt, zoals door slachtoffers een fysieke plek tijdens een verhoor te geven waarbij hij of zij snel die ruimte kan verlaten, b.) daadwerkelijk geduld hebben met het slachtoffer tijdens het verhoor en hem of haar de ruimte geven, en stoppen/pauzeren van het verhoor als het slachtoffer erg van streek raakt en blijft, als uiting van empathie en begrip.
4
2. Verschaffen van informatie over bijvoorbeeld wat men op de korte of langere termijn kan verwachten, wat de rollen van de professionals in het proces zijn, de aard van het (straf)proces en wat het voor betreffend slachtoffer in zal gaan houden, en dergelijke. Concrete voorbeelden zijn a.) uitleg over de verblijfsregeling Mensenhandel (vroeger B9regeling1) en b.) uitleggen dat hij of zij de verhoorders altijd mag corrigeren als zij volgens hem of haar een fout maken: dat van het slachtoffer wordt verwacht dat als hij of zij iets niet weet, hij of zij dat gewoon kan vertellen en niets hoeft te verzinnen (is niet nodig). 3. Aanpassingen in het verloop proces, zoals in het tempo van de afzonderlijke stappen (of stapjes) die daarin per casus van mensenhandel of slachtoffer van mensenhandel moeten worden gemaakt. Concrete voorbeelden zijn: a.) op tijd een pauze inlassen of het verhoor uitstellen tot een ander moment wanneer blijkt dat het slachtoffer het verhoor niet meer aankan en b.) de tijd nemen om een vertrouwensband met het slachtoffer op te bouwen, alvorens het slachtoffer te gaan verhoren. 4. Inschakelen van derden, bijvoorbeeld als gaandeweg blijkt dat het, ondanks alle activiteiten en interventies en om uiteenlopende redenen, niet goed lukt om de verhoren goed te laten verlopen en tot consistente en coherente getuigenissen te komen. In dergelijke gevallen kan de inzet van experts of collega’s van buiten een bijdrage leveren aan mogelijke oplossingen voor dergelijke problemen. Concrete voorbeelden zijn: a.) het inschakelen van een gedragsdeskundige door een rechercheur of b.) het inschakelen van een andere expert of collega van elders. 5. Identificeren factoren die ook van invloed kunnen zijn op mogelijke inconsistenties of incoherenties in getuigenissen van een slachtoffer. Die kunnen namelijk, zoals de geïnterviewden melden, mede of vooral ook veroorzaakt worden door bijvoorbeeld druk/dreiging van de kant van de mensenhandelaar, vrees voor de veiligheid van het thuisfront, vrees het land te moeten verlaten en dergelijke. Trauma’s spelen eveneens mogelijk een (grote) rol, maar de aanpak van alleen de gevolgen van trauma voor de consistentie en coherentie van de getuigenissen door bovengenoemde punten, heeft het risico in zich dat de invloed van deze andere factoren ten onrechte wordt genegeerd.
1
www.ind.nl/organisatie/themas/mensenhandel/verblijfsregeling/Paginas/default.aspx
5
2
Summary
Introduction Successful prosecution of perpetrators of human trafficking is dependent on, amongst other things, reliability of the testimonies of victims of this dehumanising practice. It is important for the judicial process that these testimonies are as coherent or consistent as possible. However, the trauma sustained by victims can have a negative impact on these testimonies. Therefore, it is important to gain an insight into potential measures to limit or prevent incoherence or inconsistency as much as possible. In 2012, the Research and Documentation Centre (WODC) of the Ministry of Security and Justice instructed INTERVICT to carry out research in order to provide an insight into ways in which consistency and coherence of witness statements of human trafficking victims with psychological trauma can (potentially) be improved, for the purpose of improving the detection and prosecution of human trafficking offences. Seven questions underpinned this study. This report provides an account of the results of the research conducted. This summary describes in broad strokes, the outcomes of the research conducted on the basis of the seven questions. For the purposes of keeping this summary to a convenient format, please refer to the last closing conclusion paragraphs of the results chapters (5, 6, 7 and 8) and the conclusions chapter for an overview of all conclusions Research methodology Before describing the results, we first provide a brief outline of the way in which the research was conducted and/or how the requisite information was gathered. For this exploratory study, semi-structured interviews were held with police officers, prosecutors, and social workers (who support human trafficking victims) in Belgium, the United Kingdom and the Netherlands. These are people who have first-hand professional experience with human trafficking victims and who are experts. In each country, four people per professional group were interviewed. After a series of more general opening questions about human trafficking, a structured series of questions was asked about an actual case of traumatised human trafficking victims with which interviewees had (recently) come into contact. It emerged that to a large extent, these cases involved traumatised female victims who were subjected to sexual violence or exploitation. Additionally, a lecturer at the police-training academy was interviewed about human trafficking certification in the Netherlands. In addition, a systematic literature review was conducted into epidemiological studies of the physical, psychological and cultural issues experienced by (traumatised) victims of human trafficking.
6
Results The most important results per interview question are summarised below. 1. How are human trafficking victims diagnosed in care institutions? Interviews with social workers illustrated that clinical diagnosis takes place in the same way as elsewhere in the mental health system in the Netherlands. This also applies to Belgium and the United Kingdom, where categorial and non-categorial institutions are not differentiated (in the same way). The basis for diagnosis remains the internationally recognised standards as captured in the DSM or ICD (which define the criteria for mental disorders such as PTSS). 2. Which physical, psychological and ‘cultural’ issues are apparent in victims of human trafficking? To answer this question, a systematic literature review was carried out, which returned ‘only’ seven studies conducted with predominantly female victims of human trafficking. There was a high prevalence of sexual violence. From these studies, from which representation of participants could not be ascertained very well for understandable reasons, the conclusion can be drawn that many human trafficking victims battle with serious psychological problems that vary from headaches, memory issues and anxiety, to post traumatic stress syndrome (PTSS). It is highly likely that the incidence of PTSS ascertained amongst these victims (30-40%) is comparable to the incidence of PTSS found in victims of sexual violence in general epidemiological studies. In terms of physical health, several human trafficking victims contracted HIV. 3. How do these issues hinder the judicial process and the ability to ascertain the facts? According to the interviewed police officers and prosecutors from the three countries, these psychological issues can affect testimonies. For example, at the outset, fearful victims may say little because there is not yet any trust established with the interviewer at that point, or they may retract their stories later for that reason. As one interviewee put it: “Victims have a protective shield around themselves, which can only be penetrated through gaining trust.” However, according to interviewees, the impact varies. According to them, some traumatised victims of human trafficking can remember every detail precisely. This is consistent with scientific literature on trauma and memory, according to which there is convincing evidence that the trauma sustained can influence memories of shocking events both positively and negatively. 4. Which victim groups experience (partly) comparable issues that hinder the judicial process and the ability to ascertain the facts? At the outset of the interview, respondents were asked to give a general opinion about the level of influence that 15 factors could have on the consistency or coherence of testimonies of human trafficking victims (varying between level of intellect, fear of the trafficker or exploiter, language difficulties, and traumatised victims fearing ostracisation by family and community). The answers given by interviewees demonstrated, amongst other things, that any trauma can play a role, in addition to, for example, fear of having to leave the Netherlands, fear of being ostracised by family, and shame over what has happened. According to interviewees, traumatisation is a factor, in addition to various other factors as mentioned above, which are just as significant. In other words, in human trafficking victims wrestling with fear of ostracisation by family and community, coherence or consistency can be compromised as much as in traumatised victims. Often there is a (complex) interplay of factors.
7
5. Are specific measures taken in those cases to facilitate the judicial process (for example in terms of care/diagnosis/treatment)? If so, which? Are these effective? Are they also applicable to victims of human trafficking in the Netherlands? From the interviews in Belgium, the United Kingdom and the Netherlands we can gather that in general, neither the police nor the Public Prosecutor make any specific preparations to support the judicial process when it is clear that the human trafficking victim is traumatised. The interviews show that police workers more or less assume that these victims are traumatised. They reported during interviews that in general, they took no other, specific or extra special measures applicable only to traumatised victims of human trafficking, apart from the essential preparations and interview techniques they also apply to other victims, such as providing information (about the process as a whole and everyone’s roles), offering comfort, taking things slowly and not rushing victims. A great deal of importance is placed on these matters, however. Furthermore, the absence of very specific preparations applicable to human trafficking victims is not to say that all victims are treated exactly the same. The core message of interviewees is that when questioning traumatised human trafficking victims, they are dealt with on a case-by-case basis to limit or prevent incoherence or inconsistency as much as possible (thus, dependent on the situation, the emotions and behaviour of victims and others). Social workers convey that they have a different role to that of the police and the Public Prosecutor. The social workers interviewed indicated that their role is to support the (mental) health of victims (through treatment) and that they have no interest in fact finding. Research has shown that police and the Public Prosecutor interviewees are not apprised of a possible diagnosis. 6. Are specific modifications made to legal proceedings in those cases? If so, which? Are these effective? Can these also be used in human trafficking prosecutions? The answers to these questions are in line with the answers to the previous question: account is taken of each individual victim and the specific circumstances in of the victim and his or her condition. Adaptations can vary from taking short breaks as needed by the victim, questioning via studio or video link, adjustments to questioning of victims with a (suspected) lower IQ, for an investigator to travel to the victim, or having the statement written up because the account lacks structure. Psychologists are involved in varying degrees. External experts, like trauma specialists or voodoo experts are brought in very sporadically. 7. Do these questioning methods at present form part of the training that police investigators undergo for certification on human trafficking? Based on the interview with the Dutch Police Academy about human trafficking certification (12-day course on ‘other forms of exploitation’ and 7-day course on ‘sexual exploitation’) and examination of the study materials, it emerged that there were no specific questioning techniques for traumatised victims of human trafficking encompassed in the training for human trafficking certification. The certification focuses on knowledge, attitude and skills, in which awareness of attitude and skills (sincerity) during questioning features prominently and dominantly through exercises based on actual cases. This approach to questioning is very useful, but not specifically in the questioning of traumatised victims of human trafficking.
8
Conclusion From these 7 questions, researchers drew the conclusion that the collective aim of all questions was the following: ‘To gain an insight into the experience gained and solutions which, when put into practice, can contribute as much as possible to the prevention of potential inconsistency or incoherence in witness statements caused by the effects of trauma sustained (after all, inconsistency or incoherence can also have other causes). Based on the research results, we have arrived at the following activities or interventions in this context, which may also be of interest to other criminal justice system officials (who were not interviewed), such as magistrates and judges. 1. Ensure appropriate treatment that contributes to the victim finding calm (as far as possible), being able to give his or her account, being given space, regaining control and trust, and so on. Sincerity, respect, transparency, competence and pragmatism on the part of the interviewer, officer or social worker are important prerequisites. Tangible examples are: a.) ensuring that the victim regains a sense of control, such as giving victims a physical location that enables them to quickly leave the area during questioning, b.) to really have patience with the victim during questioning and to give him or her space, and stopping/pausing questioning as a gesture of empathy and understanding when the victim becomes and remains very upset. 2. Provision of information about, for example, what the interviewee can expect in the short or longer term, the roles of the professionals in the process, the nature of (criminal) proceedings and the implications for the victim involved, and so on. Tangible examples are a.) an explanation of residency regulations for victims of human trafficking (previously the B9 regulation2) and b.) explaining that the victim may always correct the interviewer if he or she feels they are making a mistake: that the victim is expected to simply say if they do not know something and that it is not necessary to make something up. 3. Adjustments to proceedings, such as the speed of individual steps (or sub-steps) that should be taken on a case-by-case basis in human trafficking contexts, or with victims of human trafficking. Tangible examples include: a.) ensuring timely breaks or deferring questioning when it is clear that the victim cannot tolerate further questioning and b.) taking the time to build trust with the victim before questioning. 4. Third party participation, if, for example, it gradually emerges that, despite all activities and interventions and for various reasons, questioning is not proceeding well and not producing consistent and coherent accounts. In such cases, the input of experts or external parties can contribute to potential solutions for such issues. Tangible examples are: a.) a detective bringing in a behavioural expert or b.) bringing in another expert or colleague from elsewhere. 5. Identification of factors that could influence occurrence of inconsistency or incoherence in the testimonies of victims. As stated by interviewees, these could be caused partly or mainly by pressure/threats from the human trafficker, concerns about the safety of loved ones at home, fears of having to leave the country, and so on. It is possible that trauma also plays a (great) role, but addressing only the consequences of trauma in terms of consistency and coherence of testimonies through the abovementioned points leads to a risk of the impact of these other factors being unjustly ignored.
2
www.ind.nl/organisatie/themas/mensenhandel/verblijfsregeling/Paginas/default.aspx
9
3
Inleiding
In opdracht van het WODC heeft INTERVICT onderzoek verricht naar ‘Getuigenverklaringen slachtoffers mensenhandel’. Algemeen doel van het onderhavige onderzoek is ‘Inzicht bieden in de wijze waarop (mogelijk) de bewijskracht van getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel met een psychotrauma kan worden verbeterd, teneinde de opsporing en vervolging van mensenhandel te verbeteren’. Deze doelstelling is ingegeven door de vaststelling dat in bepaalde gevallen getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel inconsistente of incoherente getuigenverklaringen afleggen die met het trauma te maken hebben (of mede kunnen hebben). Verklaringen verliezen mogelijk bewijskracht door dergelijke inconsistenties of incoherenties, waardoor opsporing en vervolging van mensenhandel wordt belemmerd. Mede daardoor kan het lastig worden om ‘de zaak’ sluitend te krijgen. Dit geeft meteen het maatschappelijke belang van dit onderzoek: het kan een bijdrage leveren aan de opsporing en vervolging van mensenhandel door inzicht te bieden in de wijze waarop genoemde inconsistente of incoherente getuigenverklaringen zouden kunnen worden teruggedrongen. Dit rapport vormt het verslag van het gehele onderzoek, voornamelijk bestaande uit interviews met vertegenwoordigers van genoemde groepen experts en een korte literatuurreview.
Operationalisering van termen Mensenhandel Mensenhandel is een breed begrip en is strafbaar gesteld in artikel 273f van het Wetboek van Strafrecht. De kern van het strafbare feit mensenhandel is (beoogde) uitbuiting, onder – voor meerderjarigen - gebruik van dwang. De dwang die bij mensenhandel gebruikt wordt, kan de vorm hebben van (dreigen met) fysiek geweld, maar bijvoorbeeld ook van misleiding, misbruik van een kwetsbare positie of misbruik van uit feitelijke omstandigheden voortvloeiend overwicht. Uitbuiting kan zich in de seksindustrie afspelen, bijvoorbeeld wanneer iemand voor iemand anders in de prostitutie werkt, maar ook in andere economische sectoren. Het gaat dan om zulke arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden, dat hierdoor mensenrechten in het geding zijn. Ook strafbaar als mensenhandel is het met dwang werven, vervoeren etc. van een ander met als doel organen uit het lichaam van die ander te verwijderen. In dit project willen wij ons beperken tot slachtoffers anders dan die waar sprake is van het verwijderen van organen. Getraumatiseerde slachtoffers Ter verduidelijking: centraal in dit onderzoek staan dus getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel. Onder een getraumatiseerd slachtoffer wordt verstaan een slachtoffer dat een schokkende, beangstigende en mogelijk levensbedreigende gebeurtenis heeft meegemaakt als direct slachtoffer of directe getuige, en daardoor minimaal 4 weken ernstige last heeft van allerlei heftige stressklachten (de termijn van 4 weken komt voort uit de criteria van de DSM en ICD, zie verder paragraaf 5.1.2.1). Mensenhandel gaat veelal gepaard met situaties waarin sprake is van dergelijke dreigende situaties. In theorie is het mogelijk dat een slachtoffer van mensenhandel getraumatiseerd is, maar tijdelijk minder last heeft van stressreacties (het zogenaamde relapsing-remitting beloop). Ook kan sprake zijn van ernstige psychische klachten bij slachtoffers van mensenhandel die (mede) hun oorsprong hebben in andere factoren/ervaringen dan mensenhandel. In de interviews wordt, althans bij alle vragen rondom de casussen waarover experts worden geïnterviewd, gesproken van getraumatiseerde slachtoffers met ernstige psychische klachten. 10
Incoherente of inconsistente getuigenissen De termen inconsistente of incoherente getuigenissen spreken voor zich. De focus ligt dus op getuigenissen die op verschillende momenten bijvoorbeeld elkaar tegenspreken, niet zijn te rijmen of niet opeenvolgend kunnen zijn. Het gaat in dit onderzoek dus niet om niet-complete of incomplete verklaringen ten gevolge van trauma, ofschoon door inconsistentie of incoherenties getuigenissen mogelijk incompleet zouden kunnen zijn. Dit viel buiten de scope van dit onderzoek.
Onderzoeksdoel en –vragen van dit onderzoek Voor dit onderzoek formuleerde het WODC de volgende onderzoeksvragen: 1. Op welke wijze worden slachtoffers van mensenhandel in de vier categorale opvanginstellingen voor slachtoffers van mensenhandel in Nederland gediagnosticeerd? 2. Welke lichamelijke, psychische en ‘culturele’ problemen doen zich voor bij slachtoffers van mensenhandel (in Nederland)? 3. Op welke wijze belemmeren deze problemen de rechtsgang en waarheidsvinding? 4. Welke slachtoffergroepen kennen (deels) vergelijkbare problemen die de rechtsgang en waarheidsvinding belemmeren? 5. Worden in die gevallen specifieke voorbereidingen getroffen t.b.v. de rechtsgang (bijvoorbeeld m.b.t. zorg/diagnose/behandeling)? Zo ja welke? Zijn deze effectief? Zijn deze ook toepasbaar bij slachtoffers van mensenhandel in Nederland? 6. Worden in die gevallen specifieke verhoormethoden ingezet? Zo ja welke? Zijn deze effectief? Zijn deze ook toepasbaar bij slachtoffers van mensenhandel in Nederland? Maken deze verhoormethoden op dit moment deel uit van de leergang t.b.v. de mensenhandel-certificering van politierechercheurs? 7. Worden in die gevallen specifieke aanpassingen in het strafproces aangebracht? Zo ja, welke? Zijn deze effectief? Zijn deze ook mogelijk in rechtszaken betreffende mensenhandel? Uit deze 7 vragen, in combinatie met de onderzoeksvraag van het WODC (zie boven), hebben de onderzoekers de conclusie getrokken dat het gemeenschappelijk doel van alle vragen het volgende is: Inzicht verkrijgen in opgedane ervaringen en oplossingen die, na een praktische vertaalslag, ertoe kunnen bijdragen dat zoveel als mogelijk wordt voorkomen dat mogelijke inconsistenties of incoherenties in getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel worden veroorzaakt door de effecten van opgelopen trauma’s (inconsistenties of incoherenties kunnen immers ook andere oorzaken hebben). Naar ons idee komen alle 7 onderzoeksvragen (inclusief de algemene onderzoeksvraag van het WODC) hierdoor beter tot haar recht. In ieder geval zijn de vragen 3, 5, 6 en 7 hier direct de praktische uitwerking van. Voor vraag 4 ligt dat anders. In plaats van te onderzoeken bij welke slachtoffergroepen (deels) vergelijkbare problemen en dergelijke zich voordoen, is in dit onderzoek in overleg met het WODC ervoor gekozen om ervaringen met dezelfde slachtoffergroep (slachtoffers van mensenhandel) in Engeland en België te inventariseren en te onderzoeken, in plaats van (naar onze inschatting) minder vergelijkbare groepen zoals kinderen die slachtoffer zijn van seksueel misbruik of familiaal geweld. Door het inventariseren van ervaringen in ons omliggende landen kiezen we voor een zo vergelijkbaar mogelijke groep slachtoffers. De eerste vraag is derhalve breder opgepakt, namelijk op 11
welke wijze slachtoffers van mensenhandel door hulpverleners, waaronder die van categorale zorginstellingen in Nederland, worden gediagnosticeerd in de afzonderlijke landen. In Nederland in één COSM benaderd voor een interview. Onderzoeksvraag 1 is derhalve aangepast: Op welke wijze worden slachtoffers van mensenhandel in zorginstellingen gediagnosticeerd? Leeswijzer Hieronder wordt kort de opbouw van de hoofdstukken beschreven. Hoofdstuk 2. Voor de beantwoording van deze onderzoeksvragen zijn dus in hoofdzaak twee onderzoeken uitgevoerd, namelijk een onderzoek bestaande uit interviews en een literatuuronderzoek. In hoofdstuk 2 worden de onderzoeksmethoden van beide onderzoeken beschreven. Hoofdstuk 3. Omdat het onderzoek gaat over enerzijds getraumatiseerde slachtoffers en anderzijds inconsistente of incoherente getuigenissen van deze slachtoffers, is een kort apart hoofdstuk ingelast over de relatie trauma en geheugen. Daarin gaan we kort in op de vraag wat uit onderzoek bekend is over in hoeverre trauma en posttraumatische stressklachten (PTSS) het geheugen of herinneringen kunnen belemmeren en tot inconsistente of incoherente getuigenissen kunnen leiden. Hoofdstuk 4. Voor vraag 2 is een korte systematische review uitgevoerd naar epidemiologische studies. Omdat dit gehele onderzoek zich richt op getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel, worden de resultaten van de interviews voorafgegaan door een hoofdstuk waarin de resultaten van deze korte review worden beschreven. Hoofdstuk 5, 6 en 7. Voor de overige vragen is een relatief uniek empirisch onderzoek uitgevoerd. Dat wil zeggen, er zijn gestructureerde interviews gehouden met experts als politieagenten, officieren van justitie en hulpverleners (waaronder categorale opvangcentra in Nederland) die vanuit hun werk betrokken zijn bij slachtoffers van mensenhandel -. Daarvoor zijn, zoals gemeld, interviews met deze doelgroepen gehouden in Nederland, België en Engeland waarbij gebruik is gemaakt van één gestandaardiseerd interviewprotocol (zie bijlage 1). De resultaten daarvan worden beschreven in hoofdstuk 5, 6 en 7. Hoofdstuk 8. Naast de interviews met de politie, officieren van justitie en hulpverleners is met het oog op de beantwoording van subvraag 6 ‘Maken deze verhoormethoden op dit moment deel uit van de leergang t.b.v. de mensenhandel-certificering van politierechercheurs?’, een docent van de politieacademie geïnterviewd over deze certificering en is het studiemateriaal omtrent de verhoren bestudeerd. Hoofdstuk 8 doet hiervan verslag. Hoofdstuk 9. Het verslag eindigt met conclusies die getrokken kunnen worden op basis van de resultaten van dit onderzoek.
12
4
Methoden 4.1 Opzet literatuurreview
Om vraag 2 omtrent de lichamelijke, psychische en culturele problemen te beantwoorden is een korte systematische review uitgevoerd met online databases. Eerst is een literatuursearch uitgevoerd met de online database van PsycInfo. Deze database biedt zeer goede mogelijkheden om gericht te zoeken op zoektermen en combinaties daarvan. De technische zoekterm waarvan gebruik is gemaakt is: ((human trafficking) and (PTSD or mental health or anxiety or depression or disorder or somatic complaints)) en variaties daarop (65 hits in week 15-16, 2013). Vervolgens zijn de abstracts bestudeerd en volgens plan niet-epidemiologische studies geëlimineerd zoals kwalitatieve studies n=1 studies of meer beschouwende artikelen, omdat zij geen inzicht geven in de relatieve omvang van de problematiek van slachtoffers van mensenhandel. Zonder inzicht in de relatieve omvang van problemen is onbekend in hoeverre met een gesignaleerd probleem rekening moet worden gehouden. Verder zijn ter controle relevante studies geïdentificeerd met behulp van PUBMED met gebruikmaking van alleen de (zeer brede) zoekterm ‘human trafficking’ (77 hits in week 15-16, 2013). We hebben ons beperkt tot Engelstalige peer-reviewed journals, en cross-sectionele en longitudinale studies. Uiteindelijk hebben we 7 studies geïdentificeerd. Deze zijn opgenomen in tabel 1. We hebben geen epidemiologische studies gevonden die specifiek ingaan op culturele problemen, terwijl ter controle met behulp van PUBMED is gezocht met alleen de zoekterm ‘human trafficking’. Wat de aanvulling betreft, is voor deze korte review gebruik gemaakt van drie bekende grootschalige epidemiologische studies onder representatieve populatiestudies naar PTSS in Europa (Darves-Bornoz et al., 2008), Australië (Creamer et al., 2001) en de Verenigde Staten (Kessler et al., 1995).
4.2 Opzet expertinterviews politie, officieren van justitie en hulpverleners 4.2.1 Gestructureerde interviews Voor het beantwoorden van onderzoeksvragen 1 en 3 tot en met 7, vormen politie, officieren van justitie en hulpverleners (inclusief categorale opvang) die te maken hebben met of werken voor getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel, gezien hun ervaringen, een zeer belangrijke bron van informatie. Om deze reden is in dit onderzoek gekozen voor gestructureerde interviews met experts uit deze drie geledingen in Engeland, België en Nederland. Het betreft: 1. Experts in de opsporingsketen, onder te verdelen in: a. Mensenhandelrechercheurs en politiemedewerkers die (al dan niet uitsluitend) betrokken zijn bij zaken die mensenhandel betreffen. Die onder andere informatieve gesprekken voeren, verhoren afnemen en betrokken zijn bij de opsporing van verdachten. b. Mensenhandelofficieren bij het Openbaar Ministerie die (al dan niet uitsluitend) werkzaam zijn op zaken van mensenhandel en mensensmokkel. Het directe contact met slachtoffers is per land van onderzoek zeer verschillend en varieert van bewust geen direct contact tot de mogelijkheid van een gesprek aangevraagd door het slachtoffer en aanwezig zijn bij het verhoor bij de rechter-commissaris. 2. Experts uit de directe opvang en hulpverlening (zoals psychologen, artsen, psychiaters, coordinatoren opvang en dergelijke), waaronder de categorale opvang in Nederland.
13
Structuur van het gestructureerde interview Voor deze gestructureerde interviews is een concept interviewschema ontwikkeld, gebaseerd op de afzonderlijke genoemde onderzoeksvragen. Op basis van de commentaren van de Begeleidingscommissie (BC), interne commentaren en de commentaren van de buitenlandse partners is een definitief gestructureerd interview samengesteld. Dit laatste was ook nodig om de resultaten van het onderzoek in Nederland, Engeland en België zo vergelijkbaar mogelijk te houden. De interview zijn telefonische afgenomen waarbij het interviewschema leidend was. De definitieve vragenlijst kent drie varianten, namelijk een voor medewerkers van de politie, een voor medewerkers van het Openbaar Ministerie en een voor medewerkers van verschillende hulporganisaties (hierna te noemen respondentgroepen). Deze drie versies waren nodig omdat geïnterviewden van de verschillende organisaties niet altijd dezelfde vragen kunnen beantwoorden. Aan politieagenten bijvoorbeeld zijn vragen gesteld over de verhoren en mogelijke aanpassingen vanwege psychische problemen bij slachtoffers (vraag 20). Bij hulpverleners is om begrijpelijke redenen deze vraag niet gesteld. Bij de hulpverleners daarentegen wegen de vragen over diagnosen weer sterker (vraag 1). In bijlage 1 zijn de drie definitieve vragenlijsten opgenomen, inclusief de instructies aan de geïnterviewden en controlevragen over of de vragen duidelijk zijn of zaken worden gemist. Voor de leesbaarheid van het verslag in de volgende hoofdstukken, beschrijven wij eerst kort en op hoofdlijnen de structuur en inhoud van het interviewprotocol (voor een compleet overzicht verwijzen wij naar de bijlage 1). Grofweg zijn voor alle drie de respondentgroepen de volgende categorieën vragen opgenomen in de vragenlijst: Kenmerken respondent. Achtergrondkenmerken van de geïnterviewde (werkervaringen, functie) en zijn of haar contact(en) met slachtoffers van mensenhandel. Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan. Dit betreft een gesloten en algemene startvraag waarin 15 potentiële factoren voorgelegd worden die van invloed kunnen zijn op de coherentie en consistentie van het verhaal/de verklaring van het slachtoffer. Geïnterviewden wordt gevraagd iedere factor te scoren op een schaal van 1 ‘speelt helemaal geen rol’ tot 10 ‘speelt een zeer voorname rol’. Deze factoren staan opgesomd in schema 1. De lijst met factoren is gebaseerd op onder meer de literatuur uit hoofdstuk 3 en 4, suggesties van de BC, inzichten uit de algemene traumaliteratuur, een rapport van de Ministry of Justice UK (2011), en suggesties van onze buitenlandse collega’s.
14
Schema 1 Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties 1 Intelligentieniveau 2 Lichamelijke toestand 3 Psychische klachten 4 Angst voor handelaar of uitbuiter 5 Taalproblemen 6 Drugsgebruik 7 Gebruik medicatie 8 Angst om Nederland te moeten verlaten 9 Angst voor verstoting van familie en gemeenschap (10 financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter 11 Schaamte 12 Culturele interpretaties 13 Druk of instructies van buitenaf 14 Getraumatiseerd zijn 15 Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Er kan een overlap zijn tussen item 3 en item 14. Psychische klachten kunnen, zoals gezegd, een gevolg zijn van het opgelopen trauma maar niet alle psychische klachten waarmee slachtoffers van mensenhandel te kampen kunnen hebben, hoeven trauma-gerelateerd te zijn. Vandaar dat als eerste wordt gevraagd naar de mogelijke invloed van psychische klachten in het algemeen en later wordt gevraagd naar de invloed van het ‘getraumatiseerd zijn’ van een slachtoffer. Wanneer de geïnterviewde bij item 3 reeds aanhaalt dat het om een traumaaanverwante klacht gaat, wordt dit bij item 14 genoteerd en wordt gevraagd naar eventuele andere mogelijke psychische klachten. Vanwege verschillen in culturele achtergrond kunnen vragen, opmerkingen en gedrag over en weer, (onbedoeld) anders worden geinterpreteerd die de consistentie of coherentie onder druk kan zetten. Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel. De geïnterviewde wordt daarna gevraagd een concrete casus van een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel in gedachten te nemen en de kenmerken van deze casus kort te beschrijven. Bij de volgende vragen is het de bedoeling dat geïnterviewden deze casus in gedachten nemen (contextvraag). De casussen blijken vrijwel altijd vrouwen te betreffen, en ruim voor de helft betrekking te te hebben op seksuele uitbuiting. Setting en uitvoering van de verhoren bij deze casussen. Hier worden vragen gesteld over de wijze van intake/verhoren van betreffend getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel zoals over voorlichting en instructies, en de wijze waarop vragen worden gesteld (vraag 5). Klachten en het hanteren ervan in de casussen. Aan de geïnterviewden worden vragen gesteld over onder meer welke psychische klachten zij waarnamen, of en op welke wijze deze klachten inconsistente of incoherente verklaringen in de weg stonden (vraag 2-3), en wat werd gedaan of ondernomen om dit effect te voorkomen (aanpassingen) waaronder het inschakelen van hulpverleners, en in hoeverre deze maatregelen als effectief werden beschouwd (vraag 5, 6 en 7, behalve laatste subvraag 6). Daarbij zijn slotvragen gesteld over
15
in hoeverre deze casus representatief is voor overige slachtoffers en of er een handboek (protocol) bestaat hoe met dergelijke slachtoffers kan/moet worden omgegaan. Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen. Aanvullend is gevraagd of er nog andere zaken speelden in betreffende casus die consistente of coherente verklaringen in de weg stonden (algemene verdiepingsvraag). Algemene suggesties geïnterviewden voor het omgaan met getraumatiseerde slachtoffers. Het interview bestaat dus uit een reeks gestructureerde vragen en is geen open interview met een paar startvragen. Dit is gedaan om de resultaten van de interviews in de afzonderlijke landen zo goed mogelijk te kunnen vergelijken. Om te voorkomen dat relevante informatie omtrent de thema’s van de interviews door het gestructureerde karakter van het interview verloren zou gaan, eindigt ieder interview met een algemene vraag; ‘Tot slot, zijn er maatregelen waarvan u denkt dat die de consistentie of coherentie van getuigenissen zeer ten goede zouden komen, maar momenteel niet worden/kunnen worden toegepast? Zo ja, welke maatregelen zijn dat?’ Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel. Met het oog op vraag 1 zijn aanvullend vragen over diagnostiek gesteld aan hulpverleners in de drie landen. In hoofdstuk 5 tot en met 7 worden de resultaten vervolgens per doelgroep (politie, officier van justitie, hulpverlener) en per land gepresenteerd. Bij deze presentatie wordt dezelfde indeling gebruikt als hierboven (de beschrijving van de inhoud en structuur van de interviews).
4.2.2 Selectie geïnterviewden
Zoals gezegd, voor dit deel van het onderzoek zijn politieagenten, officieren van justitie en hulpverleners geïnterviewd. Per land zijn 3 tot 5 interviews uitgevoerd per doelgroep. De selectie van geïnterviewden is, ook vanwege het relatief kleine aantal per land, niet gebaseerd op een aselecte steekproef onder de verschillende beroepsgroepen. De keuze voor betreffende geïnterviewden zal hieronder in de paragrafen werving en respons kort per land worden toegelicht. De meeste van de geïnterviewden hebben zelf persoonlijk contact met slachtoffers van mensenhandel (seksuele uitbuiting of economische uitbuiting), hoewel blijkt dat dat in iets mindere mate geldt voor de experts mensenhandel van het Openbaar Ministerie.
4.2.3 Werving en respons Nederland In het netwerk van de onderzoekers is gekeken naar potentiële respondenten die tijdens hun werkzaamheden actief te maken hebben met slachtoffers mensenhandel. Met name hulpverleners en (mensenhandel-) officieren van justitie konden uit het netwerk van de onderzoekers worden geselecteerd. Medewerkers van de verschillende politiecorpsen en docenten aan de politieopleiding werden gecontacteerd via het netwerk van een van de leden van de begeleidingscommissie. Van de 15 benaderde potentiële respondenten hebben er uiteindelijk 11 medewerking verleend aan een
16
interview. Hieronder geven wij een geanonimiseerde beschrijving van de achtergronden van de geïnterviewden3.
4.2.3.1.
Achtergrond van de geïnterviewde politiemedewerkers Nederland
P1-NL: Geïnterviewde is teamleider Team Mensenhandel en corpsexpert in een politieregio in Nederland. De geïnterviewde heeft zelf niet veel direct contact meer met slachtoffers mensenhandel, maar is voornamelijk bezig met faciliterende werkzaamheden voor het team en functioneert als contact/link tussen ketenmedewerkers. Het contact dat deze geïnterviewde heeft met slachtoffers bestaat voornamelijk uit voorgesprekken met slachtoffers om hen te informeren over de mogelijkheden en onmogelijkheden van de te ondernemen stappen , voordat zij besluiten aangifte te doen. De geïnterviewde heeft de bevoegdheid om aangiftes op te nemen, maar dat behoort niet tot de dagelijkse werkzaamheden. P2-NL: De geïnterviewde is corpsexpert mensenhandel Controle Team Prostitutie en Mensenhandel (CPM) bij een Nederlandse politie-eenheid. De geïnterviewde heeft zelf geen contact met slachtoffers in de huidige functie maar in eerdere functies wel gehad. Deze geïnterviewde ziet wel veel zaken voorbijkomen en spreekt met collega’s inhoudelijk over lopende zaken dus kan op deze manier ook uit indirecte ervaring putten. P3-NL: Deze geïnterviewde is werkzaam als operationeel expert migratiecriminaliteit bij een nationale politie-eenheid. Daarnaast is deze geïnterviewde leidinggevende binnen opsporingsteam vreemdelingenpolitie en verbonden aan de politieacademie. Zelf heeft deze geïnterviewde over het algemeen geen direct contact met slachtoffers, alleen wanneer anderen back-up nodig hebben bij een bepaalde zaak. De geïnterviewde is als leidinggevende van het opsporingsteam wel op de hoogte van contacten die met slachtoffers lopen. Ook heeft deze geïnterviewde in een eerdere functie veel direct contact gehad met slachtoffers. P4-NL: Is docent aan de politieacademie in Apeldoorn. De geïnterviewde was tot een jaar geleden mensenhandelrechercheur (coördinator van het bureau). Hij heeft in deze functie veel gesprekken gevoerd met prostituees en informatieve gesprekken gehad met (vermeende) slachtoffers mensenhandel (wat er in een informatief gesprek onder andere besproken wordt komt later in hoofdstuk 4 aan bod). 4.2.3.2.
Achtergrond van de geïnterviewde officieren van justitie Nederland
OvJ1-NL: Is officier van justitie, werkzaam bij het Openbaar Ministerie in het oosten van het land en portefeuillehouder mensenhandel en mensensmokkel. De rol met betrekking tot het werken met slachtoffers mensenhandel is dat de geïnterviewde slachtoffers informeert over de strafzaak . Wanneer slachtoffers er behoefte aan hebben, kunnen zij bij deze geïnterviewde een slachtoffergesprek aanvragen. Ook bij de getuigenverhoren bij de rechter-commissaris (RC) is deze geïnterviewde aanwezig. OvJ2-NL: Is officier van justitie mensenhandelzaken bij het Openbaar Ministerie en houdt zich bezig met strafzaken en gecompliceerde strafzaken en de programmatische aanpak van mensenhandel (contact met overheidspartners en semi-overheidspartners). OvJ3-NL: Is Landelijk officier mensenhandel en mensensmokkel, ook werkzaam bij het landelijk parket. De geïnterviewde heeft in zijn huidige fulltime functie geen direct contact met slachtoffers, maar in het verleden wel gehad (niet structureel). Deze geïnterviewde heeft voornamelijk een
3
Bij deze geanonimiseerde beschrijving is overal de ‘hij’-vorm gebruikt.
17
coördinerende rol, maar weet wel veel van de lopende zaken af en zit geregeld bij de bespreking van zaken.
4.2.3.3.
Achtergrond van de geïnterviewde hulpverleners Nederland
HV1-NL: Teamleider mensenhandelspoor en teamleider van zorgcoördinatoren die slachtoffers van mensenhandel begeleiden en prostitutie maatschappelijk werkers in Noord-Nederland. Op dit moment is de geïnterviewde nog bij een aantal zaken betrokken waarbij sprake is van direct contact met slachtoffers mensenhandel. Contact bestaat voor alle slachtoffers uit zorgcoördinatie en ondersteuning met de juridische zaken. Daarnaast kan er nog individuele begeleiding plaatsvinden afhankelijk van de behoeften van het slachtoffer. HV2-NL: Was tot eind vorig jaar werkzaam als psycholoog/trainer bij een hulpverleningsinstantie voor slachtoffers van mensenhandel. HV3-NL: Is psychotherapeut bij een groepspraktijk en gastdocent bij de politieacademie. De geïnterviewde verzorgt ook lotgenotengroep van slachtoffers van mensenhandel. Verder geeft de geïnterviewde ook trainingen aan hulpverleners gericht op traumaverwerking en omgaan met traumatisering. HV4-NL: Is psychiater bij een centrum voor ondersteuning en hulpverlening, supervisor en eindverantwoordelijke voor de behandelingen en diagnostiek. Alle slachtoffers worden bij de intake door deze hulpverlener gezien/gesproken. De geïnterviewde is ook eindverantwoordelijke voor de projecten/groepslessen die door de organisatie georganiseerd worden bij de COSM’s (Categorale Opvang Slachtoffers Mensenhandel).
4.2.4 Werving en respons Engeland De geïnterviewden zijn geselecteerd op basis van de volgende criteria: (1) ze zijn actief betrokken bij mensenhandelzaken waarbij ze ervaring hebben opgedaan in het spreken met slachtoffers mensenhandel en (2) het werken met slachtoffers mensenhandel neemt een significant deel van hun totale werkzaamheden in. Potentiële respondenten zijn benaderd door eerst bij de verschillende sleutelorganisaties te onderzoeken of er medewerkers werken die aan de bovengenoemde criteria voldoen/voldeden. Juridische en hulpverleningsinstanties hebben zelf een aantal potentiële respondenten aangedragen die aan het onderzoek zouden kunnen meewerken. Potentiële respondenten voor de groep politiemedewerkers werden voorgesteld door zogenaamde Academic investigative interviewing experts. Uiteindelijk zijn er vier politiemedewerkers geïnterviewd die aan de criteria voldeden, vijf respondenten uit de juridische sector en drie hulpverleners.
4.2.4.1.
Achtergrond van de geïnterviewde politiemedewerkers Engeland
P1-UK: Werkt als fulltime informatieanalist (intelligence researcher) georganiseerde criminaliteit bij de politie, met speciale aandacht voor mensenhandel. Het werk van de geïnterviewde bestaat voornamelijk uit het verrichten van onderzoek en in mindere mate het ondervragen (interviewing) van slachtoffers (een paar slachtoffers per maand) en het uitvoeren van rechercheonderzoek (police investigations). 18
P2-UK: Werkt in de Criminal Investigation Department (CID) in het zuiden van Engeland. De geïnterviewde werkt voornamelijk met slachtoffers van mensenhandel, waarbij de geïnterviewde verklaringen of getuigenissen vastlegt (reports accounts). Afhankelijk van de informatie van het slachtoffer kan deze geïnterviewde vervolgens een politieonderzoek starten. P3-UK: De geïnterviewde is oud-rechercheur (retired police detective) met 40 jaar ervaring en werkt momenteel als fulltime manager criminele onderzoeksverhoren (criminal investigative interview) en adviseur. De geïnterviewde onderzoekt en beoordeelt (reviews) wereldwijd een reeks van criminele onderzoeken, waarvan 5-10 uur per week onderzoeken die betrekking hebben op mensenhandel. Deze geïnterviewde heeft 2-3 uur per week direct contact met slachtoffers (in totaal 3-4 per maand). P4-UK: Werkt als inspecteur (inspector) in een publieke veiligheidsunit (public protection unit). Een deel van het vorige werk van deze geïnterviewde had betrekking op het rapporteren van iedere mensenhandelzaak die bekend werd bij de politie. Deze geïnterviewde verzorgde presentaties over mensenhandel voor partijen die samenwerken met de politie (partner agencies).
4.2.4.2.
Achtergrond van de geïnterviewde officieren van justitie Engeland
L1-UK: Werkt bij het gerechtshof in Londen. Ongeveer 90% van de tijd heeft deze geïnterviewde te maken met mensenhandelzaken. De geïnterviewde begeleidt in civiele procedures en hoger beroep zaken en internationale beschermingsclaims. L2-UK: OvJ is (ook) migratieadviseur die slachtoffers vertegenwoordigt in hun immigratieprocedures in hoger beroep zaken. Driekwart van het werk van deze geïnterviewde bestaat uit zaken mensenhandel waarin de persoon, afhankelijk van de behoeften van het slachtoffer, met hen spreekt voor de zitting, bij hen blijft gedurende de juridische procedure en hen informeert over wat te doen na het juridisch proces. L3-UK: De geïnterviewde houdt zich vooral bezig met zaken rondom mensenrechten, met een specialisatie in immigratie. De geïnterviewde heeft ruime expertise in mensenhandelzaken waarvoor de geïnterviewde juridische bijstand biedt, advies geeft aan kwetsbare families en assistentie geeft aan conferenties met slachtoffers van mensenhandel. L4-UK: Werkt voor een organisatie die slachtoffers begeleidt tot aan het Europees Hof voor de Rechten van de Mens. Kernactiviteit met betrekking tot slachtoffers van mensenhandel is om namens hen op te treden in rechtszaken omtrent sociale voorzieningen en verblijfsvergunningen. Dit neemt ongeveer 10% van het werk in beslag. L5-UK: Deze geïnterviewde behandelt immigratiezaken waarvan 60-90% mensenhandel betreft. In het verleden is deze geïnterviewde voornamelijk bezig geweest met mensenhandelzaken aangaande minderjarigen, maar op het moment heeft deze geïnterviewde ook een aantal zaken waarin meerderjarigen betrokken zijn. Per dag heeft deze geïnterviewde drie uur direct contact met de slachtoffers.
4.2.4.3.
Achtergrond van de geïnterviewde hulpverleners Engeland
HV1-UK: Is trainer en coördinator bij een organisatie voor slachtofferhulp. Aan de ene kant traint deze geïnterviewde professionals in hoe zij mensenhandel kunnen herkennen. Daarnaast is deze geïnterviewde verantwoordelijk voor het inschatten van en er zeker van te zijn dat de hulpverlening die slachtoffers nodig hebben ook geboden wordt. HV2-UK: Werkt bij een dagopvang voor slachtoffers van verschillende soorten delicten. De slachtoffers worden doorverwezen vanuit de Salvation Army. Ze spreekt ongeveer 4 tot 5 dagen in de 19
week met slachtoffers mensenhandel met als doel de behoeften van de slachtoffers in te schatten en te bepalen. HV3-UK: Werkt fulltime in gevangenissen en detentiecentra voor het Poppy Project, dat voornamelijk vrouwelijke slachtoffers mensenhandel helpt. Deze geïnterviewde maakt inschattingen of er werkelijk sprake is van mensenhandel en hoe de hulp aan het slachtoffer vorm zou moeten krijgen. Het doel van de contactmomenten tussen mensen van slachtofferhulp en de slachtoffers mensenhandel is het vaststellen van de directe behoeften en doorverwijzen naar de juiste nazorg.
4.2.5 Werving en respons België Met het oog op werven van respondenten bij de politiediensten werden in eerste instantie de zogenaamde hot spots van mensenhandel in België in kaart gebracht via de jaarverslagen van het Centrum voor Gelijkheid van Kansen en Racismebestrijding van de voorbije vijf jaar (2007-2012). Binnen deze hot spots werd gefocust op de steden in Vlaanderen. Er werden uiteindelijk vier respondenten gecontacteerd bij de Federale Gerechtelijke Politie (hierna verkort FGP) van verschillende gerechtelijke arrondissementen. Er werd geopteerd voor FGP’s aangezien voornamelijk deze federale politiediensten de onderzoeken naar mensenhandel voeren. Lokale politiediensten zijn slechts sporadisch en met name louter in de beginfase betrokken bij dergelijke strafrechtelijke onderzoeken. Op aanraden van één geïnterviewde werd een bijkomend interview afgenomen van een rechercheur van een vijfde FGP, waar een bijzondere expertise op het vlak van mensenhandel aanwezig is. Dankzij de positieve respons van elk van deze respondenten, resulteerde dit bijgevolg in vijf interviews voor wat de politiediensten betreft.
4.2.5.1.
Achtergrond van de geïnterviewde politiemedewerkers: België
P1-B: Werkzaam op ‘Team Afrika’ binnen een gespecialiseerde afdeling van de Federaal Gerechtelijke Politie (FGP). Deze geïnterviewde houdt zich enkel bezig met onderzoeken waarin nietblanke slachtoffers betrokken zijn. De geïnterviewde is verantwoordelijk voor een team dat zich bezighoudt met onderzoek naar georganiseerde criminaliteit in het kader van Nigeriaanse prostitutiekringen. Het contact dat deze geïnterviewde direct heeft met slachtoffers mensenhandel verschilt van week tot week, afhankelijk van de fase van het onderzoek. In weken waarin er met slachtoffers gesproken wordt kan het 10 à 20 uur in de week zijn. Andere weken is dat dan veel minder. P2-B: Als onderzoeker werkzaam binnen de gespecialiseerde afdeling van de FGP gericht op mensenhandel en –smokkel. De geïnterviewde komt door het onderzoek in contact met de slachtoffers. Deze geïnterviewde houdt zich niet voltijds bezig met onderzoek in het kader van mensenhandel, dit vanwege een capaciteitstekort binnen de afdeling. Het aantal contacturen met slachtoffers op wekelijkse basis is voor deze politiemedewerker variabel evenals het aantal slachtoffers dat deze geïnterviewde per week of per maand ziet. P3-B: Werkzaam bij de FGP als afdelingshoofd van de afdeling agressie. Deze afdeling houdt zich bezig met eigendomsdelicten, delicten tegen personen en ook mensenhandel. Omdat het een gecombineerde afdeling is kunnen de medewerkers te weinig aandacht besteden aan mensenhandel. In de afgelopen periode wat kleine onderzoeken kunnen doen binnen mensenhandelzaken. In de voorbije 12 maanden twee onderzoeken kunnen doen inzake mensenhandel en daarbij drie slachtoffers gesproken.
20
P4-B: Rechercheur mensenhandel en –smokkel bij de sectie personen van de FGP, waarbij de laatste jaren enkel mensenhandelzaken zijn opgenomen. Ook voor deze geïnterviewde is het afhankelijk van de fase waarin het onderzoek zit voor het aantal uur dat er contact is met een slachtoffer. Over het algemeen drie dagen in de week direct contact met slachtoffers. P5-B: Is medewerker bij de sectie CrimPers (criminele organisaties en personen) van de FGP en werkt als aanspreekpunt binnen de dienst in het kader van mensenhandel. Concreet betekent dat, dat wanneer er een zaak van mensenhandel wordt gedetecteerd, deze geïnterviewde betrokken is bij de hele onderzoeksprocedure. Het aantal uur per week is moeilijk in te schatten omdat er soms grote onderzoeken lopen en soms geen. Dit heeft ook effect op het aantal slachtoffers dat deze geïnterviewde gemiddeld per week of per maand ziet.
4.2.5.2. Achtergrond van de geïnterviewde officieren van justitie (referentiemagistraten) België RM1-B: Werkt als referentiemagistraat bij een lokaal parket en behandelt dossiers inzake mensenhandel als bevoegd magistraat inzake. Heeft af en toe wel te maken met slachtoffers mensenhandel met psychische problemen, maar meer dan dat deze worden doorverwezen naar speciale centra weet geïnterviewde er niet van. RM 1 heeft zelden persoonlijk contact met de slachtoffers. Het zien van slachtoffers komt dan ook niet vaak voor, behalve wanneer het gaat om de dossiers van de slachtoffers. RM2-B: Werkt als Substituut-procureur des Konings en referentiemagistraat mensenhandel en smokkel bij een lokaal parket en behandelt daar alle dossiers in die materie. RM2-B heeft geen persoonlijk contact gehad met slachtoffers en geeft ook aan dit bewust te vermijden: de geïnterviewde laat dit liever over aan de mensen van de hulpinstellingen omdat deze hier beter in zijn. Het aantal slachtoffers dat deze geïnterviewde ziet in de zaken die behandeld worden varieert ook van week tot week. RM3-B: Werkt als referentiemagistraat bij een lokaal parket en behandelt alle dossiers inzake seksuele exploitatie in het kader van mensenhandel met het oog op het al dan niet verlenen van het slachtofferstatuut mensenhandel. Deze geïnterviewde heeft zelf zelden contact met slachtoffers. Als het gebeurt is het voornamelijk tijdens de zitting. RM4-B: Behandelt als referentiemagistraat mensenhandel bij een lokaal parket alle dossiers mensenhandel. Zelf weinig contact met de slachtoffers, maar ziet in de dossiers toch een 15 tot 20slachtoffers per maand.
4.2.5.3.
Achtergrond van de geïnterviewde hulpverleners België
HV1-B: Is coördinator van een team dat zorg verleent aan slachtoffers van mensenhandel. Geïnterviewde heeft contact met slachtoffers indien er zich problemen voordoen in de verhouding tussen een slachtoffer en de begeleider. In dat geval wordt er gesproken om te bepalen of men met elkaar een oplossing kan vinden voor bijvoorbeeld opgelopen trauma’s of een verslavingsproblematiek ten gevolge van de uitbuitingssituatie. Bovendien komt geïnterviewde dagelijks in contact met slachtoffers wanneer deze binnenkomen in het opvangcentrum. HV2-B: De tweede geïnterviewde is voltijds begeleider van slachtoffers van mensenhandel binnen de ambulante cel van het opvangcentrum. In dit kader voert geïnterviewde ongeveer vier gesprekken per dag met cliënten. Dit resulteert per maand in ongeveer twintig tot dertig dossiers/personen, maar de begeleiding is niet bij elk van hen even intensief. Het gaat meestal om individuele gesprekken in het opvangcentrum, maar soms wordt ook naar de slachtoffers zelf toegegaan of vindt 21
er telefonisch een gesprek plaats. Voorts kunnen de contacten met de slachtoffers bestaan uit het volbrengen van een aantal ‘boodschappen’, zoals papieren in orde brengen bij het OCMW of naar de bank gaan om te tonen hoe een bankautomaat werkt. Samenvattend kan worden gesteld dat er een zorg op maat plaatsvindt, aangepast aan het slachtoffer. HV3-B: De derde geïnterviewde is voltijds werkzaam als verantwoordelijke en individuele begeleider in het opvanghuis van een van de slachtofferopvangcentra. Er is in totaal plaats voor zestien tot maximaal achttien personen. De geïnterviewde biedt aan twee slachtoffers persoonlijke begeleiding, waarbij hij via een tolk minimaal tweemaal per week vrij diepgaand contact heeft met hen. Buiten deze persoonlijke contacten komt geïnterviewde voortdurend (informeel) in contact met de slachtoffers die verblijven in het opvanghuis, aangezien zij daar wonen en werken. Daarnaast vinden er ook groepsactiviteiten plaats. Ook hier vindt een zorg op maat plaats, waarbij wordt ingegaan op verscheidene aspecten zoals de Belgische samenleving, de procedure verbonden aan het slachtofferstatuut, het dagelijkse leven, hoe de slachtoffers zich voelen, medische aspecten, maar ook de toekomst en hoe ze deze zelf zien.
4.3 Opzet interview docent certificering mensenhandel
Voor de beantwoording van de subvraag 6 ‘Maken deze verhoormethoden op dit moment deel uit van de leergang t.b.v. de mensenhandel-certificering van politierechercheurs? is een docent van de politieacademie geïnterviewd. Deze geïnterviewde verzorgt de certificering mensenhandel bij de politieacademie bestaande uit de certificering mensenhandel ‘Overige vormen van uitbuiting’ en een certificering mensenhandel ‘Seksuele uitbuiting en uitvoeren prostitutiecontrole’ waarvoor de eerste certificering moet zijn behaald. Deze geïnterviewde docent heeft lange tijd als rechercheur mensenhandel gewerkt. In aansluiting op dit interview is het cursusmateriaal over de verhoren bestudeerd, dat wil zeggen de powerpoint-presentaties, hand-outs en schriftelijke samenvattingen die tijdens de opleidingen worden gebruikt. Bij zowel het interview als de bestudering van het studiemateriaal, stond de vraag centraal of specifieke verhoormethoden deel uitmaken van de certificeringen.
22
5
Theoretische achtergrond trauma en geheugen
Alvorens in te gaan op de resultaten van de verschillende onderdelen van deze studie, wordt eerst kort ingegaan op de relatie trauma en geheugen. Dit thema sluit aan bij onderzoeksvraag 3. Getuigenverklaringen doen een groot beroep op het geheugen van slachtoffers, maar (traumatische) herinneringen zijn in zijn algemeenheid niet per definitie statisch en onfeilbaar: het geheugen is geen spiegel waarmee het verleden en bijbehorende persoonlijke ervaringen accuraat kunnen worden bekeken. Naast dat zaken worden vergeten, construeert en modificeert het geheugen (doorlopend) herinneringen aan gebeurtenissen en omstandigheden (vertekende herinneringen) (zie verder: McNally, 2005; Rubin, Berntsen, & Bohni, 2008). Mogelijke inconsistenties in herinneringen zijn derhalve, hoe lastig ook in de rechtsgang, niet direct een teken van psychische stoornissen of opzettelijke tegenwerking. Ze kunnen verder worden beïnvloed door onder meer de huidige psychische gesteldheid en psychische stoornissen, bijeffecten van psychofarmaca, (mild) traumatic brain injuries, beperkte verstandelijke vermogens en (suggestieve) wijzen van verhoren (zie bijvoorbeeld Tipps, Raybuck & Lattal, 2013). Verder kunnen verschillen in gerapporteerde herinneringen door de tijd heen het resultaat zijn van factoren die niet direct zijn gerelateerd aan geheugenprocessen. Te denken valt aan (ver)taalproblemen bij verhoren, culturele interpretaties, veranderende belangen van slachtoffers en pressie van derden (vgl. Hyman & Loftus, 1998; Patterson, 2011). Uit, relatief spaarzaam, onderzoek is bekend dat een behoorlijke minderheid van slachtoffers van mensenhandel kampt met psychische stoornissen (zie verder hoofdstuk 4), zoals posttraumatische stress stoornis (PTSS), depressie, en middelengebruik (Hossain et al., 2008; Zimmerman et al., 2008). Dit stemt overeen met de uitkomsten van algemeen epidemiologisch onderzoek naar PTSS in de populatie in Europa (Darves-Bornoz et al, 2008). De verdeling van slachtoffers met mensenhandel-gerelateerde psychische stoornissen over zaken met inconsistente getuigenverklaringen en consistente getuigenverklaringen is vermoedelijk onbekend. In de praktijk doen zich casussen voor waarbij bepaalde zaken niet sluitend gekregen kunnen worden, vanwege inconsistente getuigenverklaringen die kunnen samenhangen met de effecten van onder andere traumatische ervaringen. Theoretisch gezien kan dat voor een deel in algemene zin worden verklaard door symptomen van PTSS waar slachtoffers mee te kampen kunnen hebben. Het niet of moeilijk kunnen herinneren van een belangrijk detail(s) van schokkende gebeurtenissen is één van de mogelijke symptomen van PTSS (DSM-IV-R). Dat wil niet zeggen dat alle slachtoffers met PTSS zich belangrijke details niet kunnen herinneren, maar dat een deel van de slachtoffers voldoet aan de criteria van PTSS omdat zij (naast andere symptomen), zich bepaalde details niet kunnen herinneren (amnesie). Dat zou vervolgens op haar beurt tot inconsistenties kunnen leiden. Er zijn echter weinig empirische studies naar PTSS en amnesie (Brewin, 2013) die dit bevestigen. Het debat over ‘traumatische amnesie’ laten we hier verder buiten beschouwing (vgl. McNally, 2005). Onderzoeken op het gebied van trauma en geheugen wijzen er verder op dat, vergeleken met neutrale of zelfs positieve gebeurtenissen, de meeste centrale elementen of delen van negatieve emotievolle gebeurtenissen beter worden herinnerd dan perifere omstandigheden. Dit wordt ook aangeduid als ‘tunnel memory’ (Rubin, Berntsen, & Bohni, 2008). In overeenstemming met het concept van een ‘tunnel memory’ zijn andere onderzoeksbevindingen dat herinneringen aan perifere omstandigheden door heftige emoties worden belemmerd of gereduceerd, terwijl herinneringen aan centrale delen of elementen van de gebeurtenis(sen) er juist door worden vergemakkelijkt (Rubin, Berntsen, & Bohni, 2008). Zolang we beseffen dat niet iedereen met PTSS te kampen heeft met problemen om zich belangrijke details te herinneren, is dit niet in tegenspraak met het voorafgaande. 23
Daarbij moeten we bedenken dat dergelijke studies gebaseerd zijn op groepen respondenten: zolang de bepaalde resultaten niet 100% voor alle deelnemers gelden, gaat het over relatieve kansen dat slachtoffers met bijvoorbeeld PTSS (gedeeltelijk) inconsistente herinneringen hebben. Anders gesteld: dergelijke studies doen uitspraken op groepsniveau en niet op het individuele niveau van een slachtoffer van in dit geval mensenhandel. Echter, beide kunnen vanuit verschillende perspectieven verklaren waarom een specifiek slachtoffer zich bepaalde zaken niet goed kan herinneren en tot inconsistente verklaringen komt. Bij de ‘tunnel memory’ moet verder bedacht worden dat centrale elementen of juist perifere omstandigheden door politie en justitie anders beoordeeld kunnen worden dan door de slachtoffers. Wellicht dat politie en justitie bepaalde zaken wil weten die zij als centrale elementen of delen van de gebeurtenissen zien, terwijl ze voor het slachtoffer eerder perifeer van aard zijn. In het perspectief van getuigenverklaringen is verder van belang stil te staan bij de stabiliteit/consistentie van herinneringen van getraumatiseerde slachtoffers. Onderzoek daarnaar suggereert dat herinneringen aan subjectieve belevenissen (opgeroepen emoties destijds) bij slachtoffers met PTSS meer stabiel zijn dan meer objectieve herinneringen zoals het zien van doden en gewonden (Brewin, 2013; Dekel & Bonnano, 2013). Uit longitudinaal onderzoek na 9/11 bleek zelfs dat onder slachtoffers met PTSS de veranderingen in objectieve herinneringen groter waren dan onder slachtoffers zonder PTSS (Dekel & Bonnano, 2013). Dit betekent echter ook weer niet dat herinneringen aan emoties tijdens de gebeurtenis per definitie wel betrouwbaar zijn. Onderzoek naar herinneringen aan deze zogenaamde peri-traumatische emoties, met name peritraumatische dissociatie, toonde dat herinneringen hieraan meer samenhangen met posttraumatische stressklachten op dat moment dan met gerapporteerde peri-traumatische emoties vlak na de gebeurtenis (Marchall & Schell, 2002). Is het geheugen voor trauma nu beter of slechter dan voor niet-traumatische gebeurtenissen? Daarover meldt Brewin (2013) in zijn review dat er persistente bewijzen zijn dat het zowel beter als slechter kan zijn. Niettemin wijzen de uitkomsten van de meerderheid van studies erop dat PTSS de consistentie van herinneringen negatief beïnvloedt (van Giezen, Arensman, Spinhoven, & Wolters, 2005). Bij al het bovenstaande is het van groot belang zich te realiseren dat de bevindingen van studies op dit vlak, of ze nu zijn uitgevoerd onder slachtoffers (al dan niet met PTSS) of onder patiënten, zijn gebaseerd op analyses die op groepsniveau zijn uitgevoerd. Er zijn vermoedelijk, zoals in ander sociaal wetenschappelijk onderzoek, geen groepsuitkomsten die tevens voor alle deelnemers aan het onderzoek gelden. De studies beschrijven statistische verbanden en geven oordelen of een verband sterker of zwakker is, en mogelijk de richting ervan. Het gaat dus over (relatieve) kansen en niet over ja-nee dichotomieën: ze doen vooralsnog geen uitspraken over een concreet slachtoffer van, in dit geval, mensenhandel. Tot slot, in het bovenstaande spreken we consequent van inconsistenties en niet van accuraatheid. Dit laatste is immers (zeer) vaak niet goed te onderzoeken omdat objectieve observatoren of andere middelen die tot een objectief oordeel kunnen leiden, simpelweg ontbreken. We beschouwen daarom consistentie als een indicatie voor accuraatheid.
24
6
Korte review epidemiologische studies naar klachten slachtoffers mensenhandel 6.1 Inleiding
Dit hoofdstuk beschrijft de uitkomsten van de korte review van epidemiologische studies naar de (omvang van ) lichamelijke, psychische en culturele problemen bij volwassen slachtoffers van mensenhandel, welke is uitgevoerd in het kader van onderzoeksvraag 2. De review is aangevuld met enkele uitkomsten van algemene epidemiologische studies onder de bevolking naar het voorkomen van een posttraumatische stress stoornis (PTSS), waaronder slachtoffers van (seksueel) geweld en dwang. Deze aanvulling is gepleegd omdat snel duidelijk werd dat relatief weinig epidemiologische studies onder slachtoffers van mensenhandel voorhanden zijn.
6.2 Resultaten korte review Alvorens tabel 1 kort te bespreken, moet worden gewezen op één belangrijke recente systematische review van Oram en collega’s (2012), die uit de literatuursearch voortkwam. Zij identificeerden 19 studies variërend van case file reviews tot cross-sectionele studies (tot augustus 2011) over ervaringen met (seksueel) geweld, gezondheid, mentale gezondheid inclusief PTSS van slachtoffers. Een aantal studies behandeld in dit kader ook HIV besmettingen, die ook in de review worden meegenomen. De geïdentificeerde studies bleken uitsluitend gericht op volwassen vrouwen en meisjes die slachtoffer waren van mensenhandel voor seksuele uitbuiting. Het ligt buiten het bestek van deze korte review om uitgebreid in te gaan op alle bevindingen, maar enkele saillante resultaten moeten worden genoemd. Wat ervaringen met (seksueel) geweld betreft, worden percentages tot 94.8% gerapporteerd. Wat de gezondheid betreft, rapporteren studies dat ruim 80% van de respondenten kampt met (ernstige) hoofdpijn, vermoeidheid en duizeligheid. Enkele studies behandelen HIVinfecties en op basis daarvan wordt een schatting gegeven van 32% HIV-besmette vrouwen (pooled estimate). Echter, de vraag is of iedereen die HIV besmet is, dat ook weet. In één studie voldeed 17% en 36% van de slachtoffers aan de criteria van respectievelijk depressie en PTSS. De spaarzame studies naar determinanten van (psychische) gezondheidsproblemen suggereren dat een langere duur van uitbuiting samenhangt met meer psychische problemen, en dat (in beperkte mate) klachten verminderen als men uit de uitbuitingssituatie weet te stappen. Echter, zoals de auteurs duidelijk stellen, de methodologische kwaliteit van verschillende studies is bescheiden zoals blijkend uit de onbekendheid van de representativiteit van bestudeerde samples (los van definitiekwesties). Tabel 1 geeft een overzicht van de belangrijkste kenmerken van de geïdentificeerde studies. Omdat geen enkele studie -om begrijpelijke redenen- is gebaseerd is op een probability sample of representatieve steekproef, wordt dat verder niet meer vermeld. De resultaten spreken grotendeels voor zichzelf en sluiten uiteraard aan bij de review van Oram et al. (2012). Slechts één studie heeft gebruik gemaakt van klinische interviews voor het vaststellen van depressie en PTSD (Ostrovschi et al., 2011), waarvan de resultaten reeds hierboven zijn genoemd. De studie van Tsutsumi et al. (2008) toont dat slachtoffers van mensenhandel die gedwongen waren tot prostitutie aanzienlijk vaker HIV besmet waren (zover bekend) en last hadden van ernstige psychische klachten zoals PTSS dan slachtoffers van mensenhandel die niet tot prostitutie waren gedwongen. Eenzelfde resultaat zien we in de studie van Hosain et al. (2010). Deb en collega’s (2010) tonen dat slachtoffers van mensenhandel al op zeer jonge leeftijd te maken 25
kunnen hebben gehad seksueel geweld: bijna 17% van de sample had daarmee te maken in de leeftijd 6-9 jaar en 37.5% in de leeftijd 10-13 jaar (vermoedelijk waren zijn toen al slachtoffer van mensenhandel, maar geheel duidelijk is dat niet uit de studie). De laatste twee studies in tabel 1 (Ostrovschi et al., 2012 en Oram et al., 2012) hebben betrekking op dezelfde sample. De resultaten zijn dus niet onafhankelijk van elkaar.
26
Auteurs (jaar) 1 Crawford & Kaufman (2008).
Titel Sex trafficking in Nepal: Survivor characteristics and long-term outcomes.
Sample (land van N herkomst) Vrouwen en meisjes 20 die door mensenhandel in de prostitutie zijn beland (Nepal).
Respons %
Instrumenten
Belangrijkste uitkomsten
100% (dit is een specifieke steekproef uit een grotere groep. Informatie werd gehaald uit dossiers of gesprekken met de betrokken hulpverleners).
Er worden geen instrumenten genoemd. Uitkomsten gebaseerd op gesprekken met hulpverleners. Gemeten zijn somatische symptomen (SOAs, hoofdpijn, maagpijn, pijn in de lagere buikholte, huidziekten, jeuk en vermoeidheid), en gedragsproblemen (sociale terugtrekking, gedragsverandering in het gezelschap van mannen, motivatieproblemen en agressie).
Alle respondenten hadden minstens een somatische klacht of een gedragsprobleem. Zo had 35% een SOA, 35% last van hoofdpijn en 25% last van maagpijn. Wat betreft gedragsproblemen trok 15% zich terug uit sociale activiteiten, vertoonde 10% veranderd gedrag in het gezelschap van mannen en 10% vertoonde agressie.
27
Auteurs (jaar) 2 Tsutsumi, Izutsu, Poudyal, Kato, & Marui (2008).
Titel
Sample (land van N Respons % herkomst) Mental health of Vrouwelijke 164 82% female overlevenden van survivors of mensenhandel die human vanuit de trafficking in bestemmingslanden Nepal. terug zijn gekeerd naar Nepal en die steun krijgen van NGOs in Kathmandu (Nepal).
3 Zimmerman, Hosain, Yun, Gajdadziev, Guzun, Tchomarova, et al. (2008).
The health of trafficked women: a survey of women entering posttrafficking services in Europe.
Instrumenten Hopkins Symptoms Checklist (HCL-25) om angstklachten en depressie te meten, PTSD checklist civilian version (PCL-C).
Belangrijkste uitkomsten
De groep die in de seksindustrie heeft gewerkt vertoont vaker angstklachten (97.7%) dan de groep die niet in de seksindustrie heeft gewerkt (87.5%). Iedereen in de groep uit de seksindustrie vertoont depressie-klachten, vergeleken met (80.8%) de andere groep. De proportie van slachtoffers die boven de cut-off waarde scoorden voor PTSS- klachten was ook hoger in de groep uit de seksindustrie (29.6%) dan in de andere groep (7.5%). Verder was er onder deze groep ook een hogere prevalentie van HIV-besmetting (29.6% en 0% respectievelijk). Vrouwen en 192 90.1% (deels Miller Abuse De overgrote meerderheid rapporteerde fysiek adolescente meisjes door exclusie Physical Symptoms of seksueel geweld tijdens mensenhandel die slachtoffer zijn van and Injury Survey (95%), misbruik voor de mensenhandel (59%) geworden van respondenten). (fysieke symptomen en meerdere fysieke en psychologische klachten mensenhandel (die ), angst-, depressie-, na mensenhandel. 57% had een significant gebruik maken van en hostiliteitniveau van PTSS-klachten en 39% gaf aan in de hulp gericht op subschalen van de afgelopen 7 dagen suïcidale gedachten te slachtoffers van BSI, PTSS gemeten hebben gehad. De scores op de depressie-, mensenhandel) met de Harvard angst- en hostiliteits- subschalen van de SCL-90(Moldavië, Trauma R waren zeer hoog. Oekraïne, ander Questionnaire. Europees land, West-Afrika, Caribisch gebied, onbekend).
28
Auteurs (jaar) 4 Deb, Mukherjee, & Mathews (2010).
Titel
Sample (land van herkomst) Aggression in Vrouwelijke sexually abused slachtoffers van and trafficked mensenhandel girls and (leeftijd 13 tot 18 efficacy of jaar) die seksueel intervention. misbruikt zijn, en een controlegroep uit dezelfde leeftijdscategorie (Indië).
5 Hosain, Zimmerman, Abas, Light, & Watts (2010).
The relationship of trauma to mental disorders among trafficked and sexually exploited girls and women.
N
Respons %
120 Geen + informatie 120 gegeven.
Vrouwen en 204 92.7% (deels adolescente meisjes door exclusie die slachtoffer zijn van geworden van respondenten). mensenhandel en die seksueel geëxploiteerd zijn (en gebruik maken van hulp gericht op slachtoffers van mensenhandel) (Moldavië, Oekraïne, ander Europees land, West-Afrika, Caribisch gebied, onbekend).
29
Instrumenten
Belangrijkste uitkomsten
Aggression scale (based on Frustration scale by Chauhan & Tiwari 1992).
Resultaten lieten zien dat 16.7% van de meisjes voor de eerste keer seksueel misbruikt is toen zij tussen de 6 en 9 jaar oud waren, 37.5% tussen 10 en 13 jaar en 45.8% tussen 14 en 17 jaar. Verder bleek 26.7% van de seksueel misbruikte slachtoffers zeer agressief, dat wil zeggen extreem gefrustreerd en rebellerend. Vergeleken met hun leeftijdsgenoten die geen slachtoffer zijn geworden van mensenhandel, waren de slachtoffers van mensenhandel agressiever (p < .05). Verwondingen en seksueel geweld waren geassocieerd met hogere mate van PTSS, depressie en angstklachten. Seksueel geweld was geassocieerd met hogere mate van PTSS (adjusted odds ratio [AOR] = 5.6; 95% confidence interval [CI] = 1.3, 25.4). Langere tijd doorgebracht in mensenhandel was geassocieerd met hogere mate van depressie en angstklachten (AOR = 2.2; 95% CI = 1.1, 4.5). Langere tijd sinds de ervaringen met mensenhandel was geassocieerd met lagere niveaus van depressie en angstklachten, maar niet met PTSS.
BSI (angst- en depressiesubschalen), Harvard Trauma Questionnaire.
Auteurs (jaar) 6 Ostrovschi, Prince, Zimmerman, Hotineanu, Gorceag, Gorceag, Flach, & Abas (2011).
Titel
Sample (land van N Respons % herkomst) Women in post- Vrouwen die 120 51% trafficking teruggekeerd zijn services in naar Moldavië (eind Moldova: 2007- begin 2008) diagnostic en crisishulp interviews over hebben aanvaard. two time periods to assess returning women's mental health.
Instrumenten
Belangrijkste uitkomsten
Structured Clinical Interview for DSMIV.
54% had tenminste 1 psychiatrische diagnose, bestaand uit alleen PTSS (16%; 35.8% had PTSD); co-morbide PTSS (20%); andere angstof stemmingsstoornis (18%). 85% van de vrouwen die in de crisisfase zijn gediagnosticeerd met co-morbide PTSS of met andere angst- of stemmingsstoornissen hadden nog steeds tenminste 1 psychiatrische stoornis bij een nameting tijdens rehabilitatie.
7 Oram, Ostrovschi, , Gorceag, Hotinean, Gorceag, Trigub, & Abas (2012)
Physical health symptoms reported by trafficked women receiving posttrafficking support in Moldova: prevalence, severity and associated factors.
Verkorte (15 item) versie van de Miller Abuse Physical Symptoms and Injury Survey (MAPSAIS) .
Hoofdpijn (61.7%), maagpijn (60.9%), geheugen- problemen (44.2%), rugklachten (42.5%), verminderde eetlust (35%) en kiespijn (35%) waren de symptomen die het meest werden gerapporteerd, zowel onder vrouwen die in de mensenhandel terecht zijn gekomen voor seksuele exploitatie als voor dwangarbeid. De prevalentie van hoofdpijnklachten en geheugenproblemen waren geassocieerd met de duur van de mensenhandel.
zie Ostrovschi et al., 120 idem 2011.
30
Alhoewel de respondenten in de studies met veel lichamelijke en psychische klachten kampten, is een diepgaande onderlinge vergelijking van deze studies niet erg gemakkelijk. Vanwege het relatief kleine aantal studies is het lastig resultaten te vergelijken, met name omdat de resultaten zijn gebaseerd op verschillende meetinstrumenten en wijzen waarop men de respondenten heeft geworven. Daarnaast ontbreken vaak vergelijkingof referentiegroepen waardoor onvoldoende duidelijk wordt in hoeverre bepaalde klachten vaker voorkomen dan ‘normaal’. Niettemin wijst de review van Oram et al. (2012) samen met bovenstaande studies er duidelijk op dat zeer serieus rekening moet worden gehouden met slachtoffers van mensenhandel die kampen met ernstige lichamelijke ziekten (HIV) en ernstige psychische problemen, waaronder PTSS en depressie.
6.3 Algemene epidemiologische studies Wat tonen epidemiologische studies onder de bevolking over de verschillen in prevalenties van PTSS tussen getroffenen van (seksueel) geweld en dwang versus andere schokkende gebeurtenissen zoals rampen en verkeersongevallen? De drie genoemde bevolkingsstudies laten zien dat verkrachting vaker samenhangt met PTSS dan andere traumatische gebeurtenissen. Zo bleek uit de Amerikaanse National Comorbidity Study (Kessler et al., 1995) dat de life-time prevalentie van PTSS na verkrachting bij mannen 65% en bij vrouwen 45.9% was. Creamer en collega’s (2001) onderzochten de zogenaamde 12-maands prevalentie (prevalentie van PTSS in de 12 maanden voorafgaand aan het onderzoek) ten gevolge van life-time verkrachtingen: deze percentages PTSS waren respectievelijk 8.5% en 9.2%. Darves-Bornoz en collega’s (2008) tonen dat de kans op het ontwikkelen van PTSS (12-maands prevalentie) na een verkrachting veel groter is dan bij mensen die niet verkracht zijn geweest (OR 8.9, 95% CI 516). Voor alle duidelijkheid de 12-maands prevalentie van PTSS in Europa wordt op ruim 1% geschat (Darves-Bornoz et al., 2008).
31
6.4
Conclusies
Zoals gezegd, de representativiteit van de onderzochte samples slachtoffers van mensenhandel is een lastig vraagstuk: geven specifieke samples een overschatting van problemen of laten zij het topje van de ijsberg zien (onderschatting)? Komen de gesignaleerde problemen geheel voort uit de mensenhandelervaringen zelf, of spelen ook andere factoren een rol zoals de gezondheid vóór het slachtofferschap, scheiding van familie en dierbaren en de confrontatie met een geheel ander land met een andere cultuur? Verder betreft het studies die ‘alleen’ over vrouwen gaan. Na afronding van de literatuurreview, is één studie verschenen van Turner-Moss en collega´s (2013), uitgevoerd onder een zeer kleine groep slachtoffers (n=35, waarvan 27 mannen) van mensenhandel (economische uitbuiting). Binnen deze groep, die dus voornamelijk uit mannen bestaat, heeft ook een deel te maken met fysieke en psychische problemen. De drie populatiestudies naar PTSS doen desalniettemin vermoeden dat de gevonden prevalenties van psychische problemen bij slachtoffers van mensenhandel, met name als ook sprake is van seksueel geweld of misbruik, niet meteen een grove overschatting zijn. Bijvoorbeeld, Kessler et al. schatten de life-time prevalentie van PTSS bij verkrachte vrouwen op 46%, terwijl in de studie van Ostrovschi et al. 36% van de vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel PTSS had. Een ander belangrijk punt dat apart benoemd moet worden, betreft de determinanten van de gevonden (psychische) gezondheidsklachten. Zoals Oram et al. (2012) ook stellen, daarover weten we eigenlijk nog heel erg weinig, zeker ten opzichte van studies naar determinanten van PTSS bij andere groepen getroffenen (vgl. Brewin et al., 2000, Ozer et al., 2003). Inzicht in deze factoren, vooral die beïnvloedbaar zijn, kan helpen de hulpverlening aan de getroffenen te verbeteren. Bijvoorbeeld, als de duur van de gehele periode van melding tot het hebben van een vast en eigen verblijfadres een belangrijke factor is die stress en PTSS-klachten verklaart, levert dat een belangrijke en praktische interventie op voor de hulpverlening (verkorten duur). Het hierboven voorgestelde toekomstige
32
onderzoek geeft inzicht in het beloop van klachten nadat men uit de mensenhandel heeft weten te ontsnappen of ontvluchten, en ook beter inzicht in de determinanten ervan die behulpzaam kunnen zijn bij hulpverlening. Aansluitend daarop: over de gehele voorgeschiedenis en mogelijk reeds aanwezig klachten en problemen die van invloed kunnen zijn op de in de studies gerapporteerde klachten is veel onbekend in de geïdentificeerde studies. Met andere woorden: we weten niet precies langs welke wegen men klachten ontwikkelt of welke factoren -naast geweld- met name verantwoordelijk zijn voor de (psychische) gezondheidsklachten. Van belang in dit kader is in ieder geval wel dat verschillende studies aandacht besteden aan HIV-besmettingen, los van de vraag wáár of hoe men besmet is geraakt. HIV is op zichzelf een ernstig gezondheidsrisico dat op zijn beurt wordt geassocieerd met PTSS: de recente meta-analyse van Machtinger et al. (2012) komt tot de schatting dat circa 30% van de HIV-geïnfecteerde vrouwen PTSS heeft. Kortom, bij slachtoffers van mensenhandel moet met deze (psychische) gezondheidsklachten dan ook zeer serieus rekening worden gehouden. Toekomstig onderzoek blijft echter geboden, waarbij met name longitudinaal onderzoek van belang is.
33
7
Expertinterviews Nederland
In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de gestructureerde interviews (zie bijlage 1) met de Nederlandse experts die zijn gebaseerd op de onderzoeksvragen 1 tot en met 7, met uitzondering van vraag 2 (waarvoor een review is uitgevoerd, zie hoofdstuk 3), vraag 4 (zie inleiding) en de laatste subvraag van vraag 6 (welke in hoofdstuk 8 apart wordt beantwoord). De interviews zijn, zoals beschreven, gehouden met de volgende doelgroepen: experts van de politie (mensenhandelrechercheurs, paragraaf 5.1), het Openbaar Ministerie (mensenhandelofficieren, paragraaf 5.2) en de hulpverlening (paragraaf 5.3), waaronder de categorale opvang. Voor verdere informatie over inhoud van de gestructureerde interviews en geïnterviewden verwijzen wij naar hoofdstuk 2. Bij de beschrijving van de uitkomsten van de interviews per doelgroep is voor de overzichtelijkheid dezelfde structuur gebruikt als bij de beschrijving van de opzet van de gestructureerde interviews (zie paragraaf 2.2.1). De resultaten van de gestructureerde interviews worden aldus per groep van geïnterviewden in de volgende opeenvolgende paragrafen beschreven: Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan (sub 1) Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel (sub 2) Setting en uitvoering van de verhoren bij deze casussen (sub 3) Klachten en het hanteren ervan in de casussen (sub 4) Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen (sub 5) Algemene suggesties geïnterviewden voor het omgaan met getraumatiseerde slachtoffers (sub 6) Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel (sub 7) Aan het einde van dit hoofdstuk worden de belangrijkste bevindingen bondig samengevat en van conclusies voorzien. De volgende hoofdstukken over de interviews in Engeland en Belgie zijn op dezelfde wijze opgebouwd. Daarom worden alleen in dit hoofdstuk de afzonderlijke paragrafen van meer toelichting voorzien.
34
7.1 Interviews politiemedewerkers Nederland 7.1.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan Als eerste zijn er door de interviewer 15 factoren genoemd waarmee een slachtoffer mensenhandel te maken kan hebben of last van kan hebben. Aan de geïnterviewden is gevraagd om een cijfer van 1 tot 10 toe te kennen aan elke factor om aan te geven in hoeverre zij deze factor zien als zijnde van invloed op de coherentie of consistentie van een getuigenverklaring. Hierbij werd het cijfer 1 toegekend wanneer een factor helemaal geen rol speelt volgens de geïnterviewde en het cijfer 10 wanneer een factor een zeer voorname rol speelt volgens de geïnterviewde. In tabel 1 zijn de resultaten weergegeven. De 15 factoren gerangschikt op basis van de gemiddelde scores voor deze groep geïnterviewden, waarbij de hoogste rang (1) is toegekend aan de hoogste gemiddelde score. Tabel 1: Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie of consistentie van de getuigenverklaringen volgens politiemedewerkers (N=4): Nederland. Ranking 1 2 3 4-5 4-5 6 7-8 7-8 9 10 11
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Psychische klachten Angst om Nederland te moeten verlaten Angst voor handelaar of uitbuiter Culturele interpretaties Druk of instructies van buitenaf Getraumatiseerd zijn Intelligentieniveau (financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter Angst voor verstoting van familie en gemeenschap Wantrouwen jegens politie (door ervaringen land van herkomst) Drugsgebruik
Gemiddelden 7.5 7.3 7.0 6.0 6.0 5.8 5.5 5.5 5.3 4.7 4.5
35
12 13 14 15
Schaamte Lichamelijke toestand Taalproblemen Gebruik medicatie
4.5 4.3 4.0 2.0
Uit tabel 1 is op te maken dat volgens de geïnterviewden psychische klachten waar het slachtoffer mee te kampen heeft, de angst om Nederland te moeten verlaten en de angst voor de handelaar of uitbuiter de drie meest belangrijke factoren zijn (score ≥ 7) die (negatief) van invloed zijn op de consistentie of coherentie van verklaringen van slachtoffers mensenhandel. De factoren die een minimale of een beperktere rol spelen (score ≤ 5) bij de consistentie of coherentie van verklaringen van slachtoffers mensenhandel, zijn volgens de geïnterviewden wantrouwen jegens de politie (door ervaringen land van herkomst), drugsgebruik, schaamte, taalproblemen, gebruik medicatie en de lichamelijke toestand van het slachtoffer. Getraumatiseerd zijn wordt door de geïnterviewden niet gezien als de belangrijkste factor die consistente of coherente verklaringen in de weg staat: het neemt een zesde plaats in met een gemiddelde score van 5.8 op een schaal van 104. Desalniettemin vinden geïnterviewden het wel lastig deze factoren te scoren. Zij schrijven dit toe aan het feit dat er veel verschillende slachtoffers mensenhandel zijn. Wanneer men te maken heeft met slachtoffers afkomstig van buiten Europa kan er op een aantal factoren totaal anders worden gescoord dan wanneer men te maken heeft met slachtoffers uit Europese landen. Factoren als ‘angst om Nederland te moeten verlaten’ en ‘culturele interpretaties’ worden als voorbeelden genoemd. De factor ‘angst voor verstoting van familie en gemeenschap’ blijkt ook moeilijk te beoordelen wanneer gekeken wordt naar de verschillende slachtoffers mensenhandel. Ook is het erg afhankelijk van de vorm van uitbuiting die de geïnterviewde in gedachten neemt en in hoeverre de uitbuiting heeft plaatsgevonden bij het scoren van de factoren. Wanneer een slachtoffer 4
Tijdens de interviews moest in voorkomende gevallen de geïnterviewden duidelijk worden gemaakt dat de vraag ging over factoren die een negatieve invloed hebben op consistente of coherente getuigenissen en niet over factoren die een negatieve invloed hebben op de hoeveelheid informatie die een slachtoffer geeft, of de volledigheid van een verklaring.
36
naar Nederland is gehaald voor uitbuiting, maar de daadwerkelijke uitbuiting nog niet heeft plaatsgevonden, dan zullen volgens geïnterviewden een aantal factoren niet of minder aan de orde zijn gezien de invloed op getuigenverklaringen. Een ander punt dat het scoren van de factoren bemoeilijkt, is dat de factoren volgens de geïnterviewden in sommige gevallen niet los te zien zijn van elkaar. Wanneer er een combinatie van verschillende factoren aan de orde is, is het niet altijd precies te duiden is waar de inconsistentie door veroorzaakt wordt (P4 zegt in deze context: ‘We zien zelden een meisje dat alleen maar last heeft van PTSS en niet van de andere genoemde factoren’). Daarnaast wordt door de geïnterviewden binnen deze respondentengroep benadrukt dat door het feit dat zij geen psycholoog zijn zij niet goed kunnen inschatten of de manier waarop een verklaring wordt afgelegd, wordt beïnvloed door een psychische klacht of trauma. Tijdens de interviews wordt wel duidelijk dat politiemedewerkers vaker inconsistenties in het verhaal van het slachtoffer opmerken wanneer zij denken dat er sprake is van verzinnen of aandikken van het verhaal en/of liegen, dan wanneer iemand een aannemelijk verhaal vertelt (dat het aannemelijk is dat het ‘zo is gegaan’ of als het slachtoffer ervan overtuigd is dat het ‘zo is gegaan’. Verder kunnen zich ook inconsistenties of incoherenties voordoen tussen hetgeen het slachtoffer vertelt en gegevens uit andere bronnen. Het verhaal van het slachtoffer zelf blijft in deze dan wel consistent maar strookt niet met andere gegevens (bijvoorbeeld taps). Daarnaast is aan de geïnterviewden gevraagd of er nog andere belangrijke factoren een rol spelen bij inconsistente of incoherente getuigenissen (open vraag). Zij signaleren de volgende vier factoren. De eerste factor die door alle geïnterviewden zelf wordt aangedragen (dus naast de 15 factoren die zij hebben moeten scoren) is de factor Tijd. Het kan daarbij gaan om de tijd tussen het uit de uitbuitingssituatie komen en het afleggen van de getuigenverklaring/aangifte (dus hoe lang het geleden is dat het slachtoffer werd uitgebuit), of om de duur van de uitbuitingssituatie. Hoe langer de uitbuitingssituatie heeft geduurd, hoe lastiger het volgens de geïnterviewden is om de tijdslijn van gebeurtenissen goed en consistent of coherent te vertellen. De tweede factor die van invloed kan zijn op de consistentie of coherentie van een verhaal, heeft betrekking op de hoeveelheid
37
gebeurtenissen die in een korte tijd op elkaar volgen. Dit speelt wanneer er specifieke details worden gevraagd binnen de reeks van gebeurtenissen. De derde, en aan de tweede gerelateerde, factor gaat over het aantal personen dat betrokken is bij de uitbuitingssituatie. Wanneer er sprake is van meerdere uitbuiters in een groot netwerk wordt het volgens de geïnterviewden voor de slachtoffers moeilijk om te vertellen welke mensen in welke situaties betrokken waren, of wanneer ze met wie te maken hadden in welke situatie. Dit kan dan zowel inconsistenties of incoherenties opleveren binnen het verhaal van het slachtoffer als inconsistenties met informatie uit andere bronnen. P1 vertelt dat hij in deze gevallen dan ook minder aan de tijdslijn vasthoudt en dat hij hiervan een notitie maakt in het PV. Dit wordt door hem gedaan zodat deze inconsistentie niet als voer voor de advocaten van de verdachten kan dienen. De vierde genoemde factor heeft betrekking op de snelheid waarmee de politie zaken op papier wil krijgen: dit kan de coherentie en consistentie van verhalen van slachtoffers negatief beïnvloeden. Zij geven aan dat er over het algemeen in zo´n kort mogelijke tijd zoveel mogelijk op papier moet komen om het onderzoek te kunnen starten en voortzetten. Ook wordt gemeld dat wanneer slachtoffers de gebeurtenissen nog niet (goed) hebben kunnen verwerken, een aangifte of getuigenverklaring volgens hen enorm veel van het slachtoffer vraagt en dat het in die gevallen niet altijd realistisch is om consistente getuigenissen te verkrijgen. Als laatste voegen twee van de geïnterviewde politiemedewerkers toe dat het voor het vertellen van een `normaal` verhaal al moeilijk is om het twee keer op dezelfde manier te doen, laat staan voor een verhaal mensenhandel.
7.1.2 Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel5 Geïnterviewden werd gevraagd een casus in gedachten te nemen waarbij er sprake was van een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel. Bij 5
Voor P2 was het niet mogelijk om een casus in gedachten te nemen waarbij er sprake was van een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel die inconsistente verklaringen aflegde. Deze combinatie kon hij zich niet herinneren.
38
voorkeur zouden er in het verhaal of in de verklaring van dit slachtoffer inconsistenties of incoherenties zijn opgetreden. Sommige geïnterviewden maakten daarbij een voorzichtig voorbehoud: zij kunnen naar eigen zeggen niet goed inschatten of met zekerheid zeggen of er sprake is van een trauma bij een slachtoffer. Hieronder worden de verschillende casussen kort beschreven. Casus 1 (P1): De eerste casus betreft een verhaal van een jonge vrouw uit Wit Rusland die in het ondergoed op straat werd aangetroffen en waarbij grote delen van haar hoofdhaar waren uitgetrokken. De casus speelde een aantal jaren geleden. De vrouw is onmiddellijk, in ontredderde toestand, naar de politie gebracht door mensen die haar aantroffen. Eenmaal bij de politie vertelde het slachtoffer dat ze door twee mannen was meegenomen en naar Amsterdam werd gebracht. Ze zou in een pand aan de gracht, waar de tram vlak bij reed, zijn uitgebuit. De medewerkers van de politie hebben haar ondergebracht in de hulpverlening. De vrouw was erg angstig waardoor ze de opvang drie maanden niet is uitgeweest. De politie heeft vervolgens een aantal keer contact gehad met de vrouw, verspreid over een periode van ongeveer zes maanden. Ondanks alle energie die er door de politie in is gestopt, heeft het niet geleid tot een succesvolle opsporing van de verdachten. Er is een voortgezet verblijf op humanitaire gronden bij de rechter afgegeven aan de vrouw. Het verslag dat de geïnterviewde heeft gemaakt van haar gedrag tijdens de verhoren heeft bijgedragen aan het verlenen de verblijfstitel. Na een tijd had ze de boel aardig op de rit, spreekt nu aardig Nederlands en is een opleiding gaan volgen. Strafrechtelijk dus geen succes maar humanitair duidelijk wel. Casus 2 (P3): De tweede casus betreft het verhaal van een Nederlands meisje van 21 jaar dat naar eigen zeggen slachtoffer was van een loverboy. Ze sprak dit uit tegen voorbijgangers die buiten het politiebureau stonden en vertelde tegen de politie in eerste instantie een algemeen verhaal met weinig aanknopingspunten voor opsporing van de verdachte. Het meisje bleek intelligent te zijn , maar had een drugsverslaving. Het werd in eerste instantie niet duidelijk wat er met haar gebeurd is. De ouders van het meisje mochten niet worden gecontacteerd. Medewerkers van de politie konden in eerste instantie niet veel met de zaak. Een paar weken nadat ze voor het eerst op het bureau is geweest, kwam ze weer bij politie binnen, gebracht door een ambulance omdat ze gewond was. Ook toen bleef het verhaal vaag. Hierna volgden incidenten (ook net buiten het bureau) waardoor het voor
39
politiemedewerkers duidelijk werd dat er zeker iets gaande was. Vanaf het moment dat het meisje een goed contact kreeg met een van de brigadiers kwam het hele verhaal naar buiten en bleek dat ze werd uitgebuit door drie mannen. Casus 3 (P4): De derde casus betreft het verhaal van een 18-jarig meisje van Europese afkomst. Ze heeft zelf gekozen om in de prostitutie te gaan werken en werkte in eerste instantie in een bordeel in Nederland. Hier leerde zij een klant kennen die een relatie met haar wilde opbouwen en haar gouden bergen beloofde. Ze is met deze klant meegegaan naar Utrecht alwaar ze direct het Zandpad op gestuurd werd. Een periode van extreem misbruik en geweld volgde. Het slachtoffer heeft abortussen en cosmetische ingrepen moeten ondergaan. Op het moment dat ze bij de politie kwam wachtte ze op de uitslag van een HIV-test, uitgevoerd door de arts, omdat ze meerdere malen onbeschermd met haar uitbuiter seks heeft moeten hebben. Er zijn door de politie verschillende verhoren geweest verspreid over een periode van een aantal maanden.
7.1.3 Setting en uitvoering van de verhoren bij deze casussen De geïnterviewde politiemedewerkers geven aan dat er niet zoiets bestaat als een vast protocol bij de intake of het verhoren van getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel. Wel bestaat er een algemeen protocol voor een informatief gesprek en een verhoor (zie ook hoofdstuk 8). Hieronder wordt kort beschreven wat er tijdens deze twee verschillende gesprekken aan bod is gekomen. Het informatieve gesprek kan in verschillende settings plaatsvinden. Dit kan zijn tijdens een routinecontrole, een bezoek van politie op een bepaalde locatie na een melding van mogelijke uitbuiting of na het vermoeden van uitbuitingssituaties op basis van een andere bron. Op het moment dat het informatieve gesprek wordt gevoerd, hoeft het nog niet duidelijk te zijn dat het werkelijk om een slachtoffer mensenhandel gaat en wordt er ook niets van het slachtoffer verwacht. Daarom wordt voor deze setting expliciet wel gesproken over mogelijke slachtoffers. Tijdens het informatieve gesprek wordt een aantal gesprekspunten afgewerkt. Mogelijke slachtoffers worden geïnformeerd over de mogelijkheden en onmogelijkheden van aangifte doen en het zich begeven in het strafproces. Daarbij wordt slachtoffers
40
informatie gegeven over wat het inhoudt als men aangifte doet en wat voor gevolgen dat kan hebben. Voor een groot aantal mogelijke slachtoffers wordt (indien van toepassing) in dit kader ook de B9-regeling uitgelegd. Ook wordt aangegeven welke hulp zij kunnen krijgen wanneer er meegewerkt wordt aan een strafproces. Tijdens het opnemen van de aangifte/getuigenverklaring wordt er gebruik gemaakt van een soort algemene checklist (welke niet specifiek is voor zaken slachtoffers mensenhandel) om er zeker van te zijn dat belangrijke items aan de orde zijn gekomen, maar over het algemeen wordt het gesprek open gelaten en kan het slachtoffer vrij haar/zijn verhaal vertellen. Er wordt geen gebruik gemaakt van ‘ja-nee’ vragen, het is volgens de geïnterviewden niet mogelijk om in deze fase met een gespreksprotocol te werken. In een tweede of derde verhoor kunnen gerichter vragen gesteld worden om verduidelijking en bevestiging te krijgen over zaken die nog opheldering nodig hebben. Wanneer een verhoor is uitgewerkt wordt het standaard met het mogelijke slachtoffer doorgelezen om te kijken of het allemaal overeenkomt met wat het slachtoffer verteld heeft. Het gesprek wordt eigenlijk altijd auditief opgenomen zodat er geen onduidelijkheid kan ontstaan over de inhoud van het gesprek. P3 merkt op dat er wel een onderscheid gemaakt kan worden tussen gesprekken met slachtoffers van seksuele uitbuiting en overige uitbuiting. Bij slachtoffers van overige uitbuiting wordt tijdens het verhoor wel gebruik gemaakt van een vast aantal vragen waarvan het antwoordstramien geanalyseerd kan worden en de conclusie kan worden getrokken of het gaat om een zaak van uitbuiting of ‘enkel’ slecht werkgeverschap. De geïnterviewden geven aan dat er bij vermoeden van een uitbuitingsituatie vaak gekeken wordt welke gegevens al bekend zijn van mogelijk betrokkenen in de zaak. Wat weten we al van het slachtoffer; is zij/hij al vaker opgedoken in aanverwante zaken? Is er iets bekend over (het gedrag van) de verdachten? Zijn het bekenden in de prostitutiezone? Staan er verkeersboetes open in de regio’s waar zij zich op zouden houden op plekken die genoemd worden in de zaak, en dergelijke. Op deze manier kunnen er tijdens het eerste gesprek met het slachtoffer al bepaalde zaken gericht besproken en gevraagd worden. P3 geeft aan dat, voordat het eerste verhoor plaatsvindt, de hulpverlening al ingeschakeld wordt. De slachtoffers krijgen in de opvang rust en tijd om te stabiliseren (refererend
41
naar de drie maanden bedenktijd). Hierbij krijgen zij de nodige hulp van de hulpverleners en psychologen in de opvang (voor meer detail over de aanpak in de hulpverlening zie paragraaf 4.3) ‘De samenwerking met de hulpverlening werkt in deze situaties goed’. Vaak wordt er samen met de hulpverleners gekeken of een slachtoffer het aan kan om aangifte te doen of om een getuigenverklaring af te geven. 7.1.4 Klachten en het hanteren ervan in de casussen Over het algemeen zijn de geïnterviewden van mening dat politiebeambten die te maken krijgen met mensenhandelzaken voldoende kennis hebben van mogelijke klachten die slachtoffers mensenhandel hebben, tenminste de klachten die een rol kunnen spelen bij het verhoor van slachtoffers. Rechercheurs die zich bezighouden met mensenhandelzaken hebben vaak veel ervaring of werken samen met iemand die al veel ervaring heeft in mensenhandelzaken. Symptomen van klachten worden tijdens de interviews dan ook duidelijk onder woorden gebracht en naar eigen zeggen van de geïnterviewden over het algemeen goed herkend bij de slachtoffers die zij voor zich krijgen. Geïnterviewden benoemen klachten als: blokkeren en niets meer kunnen zeggen, alleen nog maar kunnen huilen, zeer geëmotioneerd reageren op bepaalde vragen of woorden en enorme schommelingen in de emoties. P2 geeft aan dat er redelijk goed kan worden ingeschat of een mogelijk slachtoffer emotioneel al toe is aan het afleggen van verklaringen. De geïnterviewden geven duidelijk aan geen traumaexperts te zijn, maar met de informatie die zij hebben gekregen over trauma tijdens de opleiding kunnen zij naar eigen zeggen voldoende inschatting maken en voldoende adequaat omgaan met situaties waarin mogelijke slachtoffers te kampen hebben met psychische klachten. Het moet wel helder blijven dat zij geen hulpverlener zijn en dat zij met de gesprekken een opsporingsdoel voor ogen hebben. Wanneer blijkt dat het even te veel wordt voor een slachtoffer worden er volgens de geïnterviewden op tijd pauzes ingelast of worden de verhoren gestaakt. Het verzamelen van feiten komt in deze gevallen na het welzijn van het slachtoffer. In eerste instantie wordt er door de rechercheurs gehandeld vanuit de gedachte dat een slachtoffer een trauma heeft opgelopen, omdat dit volgens hen ook vaak het geval blijkt te zijn. Slachtoffers komen vaak uit een situatie van (extreem) geweld en/of onderdrukking, wat in de meeste gevallen voor
42
een traumatische ervaring zorgt. Hierdoor wordt elk slachtoffer op dezelfde manier benaderd en is er geen sprake van speciale aanpassingen bij een intake of verhoor. Als er sprake is van ernstige psychische klachten (bijvoorbeeld wanneer een slachtoffer erg labiel is) of wanneer er sprake is van een laag IQ, wordt er gebruik gemaakt van een zogenaamd studioverhoor waar een gespecialiseerd interviewer wordt ingezet en er wordt altijd een geluidsopname gemaakt van het verhoor/interview. Dit gebeurt omwille van de objectiviteit. Degene die het studioverhoor voert, is gespecialiseerd in het interviewen van onder andere kinderen en zwakbegaafden, en heeft hierdoor de nodige kennis en ervaring om een interview bij deze bijzondere slachtoffergroep goed te laten verlopen. Wanneer blijkt dat iemand echt nog niet toe is aan een verklaring afgeven wordt meer rust geboden. Met de hulpverleners die in beeld zijn wordt overlegd wanneer het verstandig is om de verhoren weer op te pakken. Wanneer de wens vanuit het slachtoffer komt om een hulpverlener bij het verhoor aanwezig te laten zijn, wordt bekeken wat de mogelijkheden hiertoe zijn. Het realiseren hiervan blijkt helaas niet altijd mogelijk. Indien blijkt dat de betrokken politiemedewerkers onvoldoende kennis hebben om in een bepaalde situatie een gesprek te voeren met het slachtoffer, kan een gedragsdeskundige van de politie worden ingeschakeld. Volgens P2 wordt er op het moment dat de interviews voor dit onderzoek gehouden worden, bekeken of het ook nuttig kan zijn om andere expertise in te roepen, bijvoorbeeld forensisch psychiaters, maar dit wordt in de praktijk nog niet gedaan. P3 geeft aan dat in elke casus wel bekeken moet worden wat je een slachtoffer aandoet door haar/hem in het strafproces te betrekken, afgezet tegen wat het zaak-technisch oplevert. Wat opvalt is dat de geïnterviewden in dit deel van het interview vooral aangeven dat niet het trauma ten grondslag ligt aan de inconsistenties of incoherenties in de getuigenissen van de slachtoffers. Trauma-gerelateerde klachten hebben meestal te maken met onvolledige verhalen, omdat herinneringen niet opgeroepen kunnen worden, of met chronologisch ongestructureerde verhalen. Volgens de geïnterviewden kunnen slachtoffers zich, naarmate het aantal verhoren vordert, over het algemeen steeds meer herinneren, maar hetgeen ze verteld hebben verandert (opvallend genoeg) niet. Het is in dit geval vaak de hoeveelheid informatie die gegeven wordt die de mogelijkheid tot opsporing beïnvloedt. De link tussen trauma-gerelateerde klachten en inconsistente verhalen wordt niet
43
direct aangegeven door de respondenten. En daarbij, zoals eerder in deze rapportage reeds aangehaald, is het volgens de geïnterviewden vaak moeilijk te zeggen welke factoren de inconsistenties veroorzaken. Het slachtoffer dat zij tijdens de gesprekken zien heeft nooit enkel te kampen met een trauma. Schaamte, verslaving, angst, wantrouwen en andere factoren spelen vaak samen. 7.1.5 Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen In een van de casussen zorgde het feit dat het slachtoffer drugs gebruikte volgens de geïnterviewde voor wat problemen voor aanknopingspunten in de opsporing. Nadat de verslavingshulp werd ingeschakeld werd het verhaal duidelijker en kon er beter verklaard worden. In het geval van het loverboy-slachtoffer bleek volgens de geïnterviewde de angst voor de uitbuiter en de afhankelijkheid van de uitbuiter een grote rol te spelen voor de (hoeveelheid) informatie die door het slachtoffer gegeven werd. Verder wordt aangegeven dat de combinatie van factoren zoals: psychische klachten die waarschijnlijk veroorzaakt worden of samenhangen met het opgelopen trauma, angst en wantrouwen van invloed zijn op het verhaal van het slachtoffer. 7.1.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers Volgens een geïnterviewde wordt er bij de afdeling zedendelicten gebruik gemaakt van analysemethoden om scenario’s uit te schrijven. Hierbij wordt informatie uit verschillende bronnen gebruikt om een scenario uit te schrijven dat in kaart brengt hoe gebeurtenissen zouden hebben plaatsgevonden en wat de (meest waarschijnlijke) volgorde van gebeurtenissen is geweest. Dit wordt gedaan om te kijken of het verhaal zoals het verteld is überhaupt wel gebeurd kan zijn op die manier, maar ook om een verhaal wat van links naar rechts schiet tot een chronologisch verhaal te maken en zo met het slachtoffer te kunnen bespreken of het inderdaad op deze manier gegaan kan zijn. Dat zou volgens deze geïnterviewde in mensenhandelzaken ook wel handig zijn. Gebruik maken
44
van verschillende bronnen om zo tot een meest waarschijnlijk scenario te komen, waarin alle puzzelstukjes goed in elkaar passen. Volgens twee geïnterviewden maakt de politie zich binnen de opsporing nog veel te afhankelijk van slachtoffers. Volgens hen zouden er eigenlijk andere bronnen als primaire bron gebruikt moeten worden om de verdenking te maken en de opsporing te kunnen starten, om op die manier minder afhankelijk van het slachtoffer te zijn. Daardoor hoeft het slachtoffer veel minder belast te worden. Een verklaring van het slachtoffer zou dan enkel nog moeten dienen als een bevestiging. De, volgens deze geïnterviewden, vermeende onbetrouwbaarheid van slachtoffers heeft te maken met verschillende interne en externe factoren: druk, angst, bescherming, PTSS, maar ook politie, de advocatuur, en een rechtercommissaris die telkens maar dezelfde vragen stellen. Die vragen zouden inconsistenties of incoherenties in de hand kunnen werken. Daarom moet, volgens deze respondenten, het slachtoffer zoveel mogelijk buiten beeld gehouden worden. Helaas kan dat niet altijd omdat het slachtoffer in veel gevallen een grote informatiebron is en soms zelfs de enige informatiebron. De geïnterviewde rechercheurs benadrukken dat men zich bij elke zaak moet blijven afvragen wat een slachtoffer wordt aangedaan wanneer hij of zij in het strafproces betrokken of getrokken wordt. Zij zouden dan ook graag zien dat er een wetenschappelijk onderbouwd advies gegeven kan worden dat zegt dat slachtoffers van mensenhandel niet altijd even consistent en coherent kunnen verklaren en dat er niet vreemd opgekeken moet worden als dingen niet altijd kloppen met andere verhoren of andere informatiebronnen. Rechters moeten hier op gewezen kunnen worden zodat ook de advocaten dit niet als voer kunnen gebruiken om de verdachte vrij te pleiten. Wat volgens de geïnterviewden ook beter kan verlopen is de beschikking over medische dossiers en andere dossiers/bronnen die nu onbereikbaar moeten blijven, omdat ze niet zomaar vrijgegeven kunnen worden. Een betere samenwerking en uitwisseling van gegevens zou volgens hen het strafproces ten goede komen.
45
7.2 Interviews officieren van justitie Nederland
7.2.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan Zoals bij de politieagenten tijdens het interview is gebeurd, is ook bij de mensenhandelofficieren bij het begin van het interview een lijst met 15 factoren voorgelegd die mogelijk van invloed zijn op de consistentie of coherentie van een getuigenverklaring van slachtoffers van mensenhandel. Ook aan hen is gevraagd deze factoren te scoren op een 10-punts schaal. De resultaten staan in tabel 2. Tabel 2: Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie of consistentie van de getuigenverklaringen volgens officieren van justitie (N=3): Nederland.
Rankin g 1 2 3-4 3-4 5-6 5-6 7 8 9 10 11 12 13 14-15 14-15
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Psychische klachten Angst voor verstoting van familie en gemeenschap Angst voor handelaar of uitbuiter ( financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Druk of instructies van buitenaf Schaamte Getraumatiseerd zijn Culturele interpretaties Angst om Nederland te moeten verlaten Drugsgebruik Gebruik medicatie Taalproblemen Lichamelijke toestand Intelligentieniveau
Gemiddelde n 8.3 7.5 7.0 7.0 6.5 6.5 6.3 6.0 5.7 5.5 5.0 4.5 4.0 3.5 3.5
46
Uit tabel 2 is af te lezen dat psychische klachten van een slachtoffer, de angst voor de handelaar of uitbuiter en de angst voor verstoting van familie en gemeenschap, en afhankelijkheid van de uitbuiter, volgens de drie geïnterviewden belangrijke factoren zijn (score ≥ 7) voor consistentie of coherentie van verklaringen van het slachtoffer. Drugsgebruik, gebruik medicatie, taalproblemen, lichamelijke toestand en intelligentieniveau worden in dit kader minder belangrijk geacht (score ≤ 5). Volgens de geïnterviewden komt het bij deze factoren vaak voor dat mensen zich niet alles kunnen herinneren6. OvJ 1 maakt een onderscheid tussen verschillende manieren van invloed die de factoren op de getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel zouden kunnen hebben. Als eerste (1) kunnen slachtoffers consistente verklaringen afgeven maar verschillende versies vertellen, ten tweede (2) kunnen slachtoffers bewust andere verhalen vertellen/verzinnen, ten derde (3) kunnen slachtoffers eerst iets verklaren en dan intrekken, ten vierde (4) kunnen slachtoffers opbouwend verklaren, dus steeds meer kunnen/willen vertellen, en als laatste (5) kunnen slachtoffers verhalen blijven aanpassen/erger maken om het verhaal sterker te maken voor opsporingsindicatie. Het is lastig om dit onderscheid bij het beantwoorden van de vragen aan te houden omdat telkens een andere factor belangrijker is bij deze vijf situaties. Met name de invloed van het intelligentieniveau van het slachtoffer op de verklaringen is volgens de geïnterviewden moeilijk in te schatten. Zij vinden het dan ook moeilijk om er een cijfer van 1-10 aan te geven. Hetzelfde geldt voor taalproblemen. Vaak wordt er met een tolk gewerkt dus dan zou dit de onduidelijkheid moeten ondervangen. De geïnterviewden geven aan dat wanneer er sprake is van schaamte en culturele interpretaties er vaak opbouwend wordt verklaard. Wanneer de slachtoffers dan meer vertrouwen krijgen in de interviewer zullen zij meer gaan vertellen. Van een aantal factoren geven de geïnterviewden aan dat zij er geen ervaring mee hebben (bijvoorbeeld wanneer zij alleen maar met 6
De drie geïnterviewde officieren melden dat de genoemde factoren eerder van invloed zijn op onvolledige verklaringen dan op inconsistente of incoherente verklaringen van slachtoffers mensenhandel. Dat zou met name gelden voor de factoren ‘ getraumatiseerd zijn’, ‘afhankelijk zijn van de uitbuiter’ en ‘lichamelijke toestand’.
47
Nederlandse slachtoffers van doen hebben). Hierdoor zijn niet alle factoren door alle geïnterviewde officieren gescoord. De geïnterviewden noemen, naar aanleiding van de open vraag, zelf nog vijf andere factoren. Wederom komt de factor Tijd ter sprake als zijnde een factor die een grote invloed kan hebben op de consistentie of coherentie van de verhalen van de slachtoffers. Wanneer er maanden tussen de verschillende verhoormomenten zit en slachtoffers kunnen zich de ene keer een bepaalde gebeurtenis beter herinneren dan maanden later wordt het slachtoffer soms direct als onbetrouwbaar bestempeld, aldus een van de respondenten. Ook het feit dat een zaak in hoger beroep wordt behandeld kan zorgen voor inconsistenties in de verklaringen. Dit komt omdat er in dat geval al een rechtszaak is geweest en het slachtoffer alle verhalen van alle partijen gehoord heeft/kan hebben. Op deze manier kan het een authentieke herinnering van een slachtoffer aantasten: ‘Er ontstaat vervuiling van het verhaal en dit kan uitmonden in andere verklaringen’ aldus een van de respondenten. Samen met de factor tijd beïnvloeden Drugsgebruik en Lichamelijke klachten de verklaringen van slachtoffers mensenhandel volgens de respondenten (dit zijn strikt genomen geen nieuwe afzonderlijke factoren, maar hier wordt een samenspel van factoren als factor genoemd). De geïnterviewden geven ook aan dat de Manier van ondervragen door de rechter-commissaris en door de advocaten kan bijdragen aan inconsistenties in het verhaal en verklaringen van het slachtoffer. Volgens hen kan, wanneer er keer op keer op gedetailleerd niveau bevraagd wordt, het zijn dat het slachtoffer in de war raakt en daardoor inconsistent of incoherent wordt.
7.2.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel Casus 1 (OvJ 1): De eerste casus betreft een Nederlandse vrouw van begin 20, die volledig onder druk van de uitbuiter stond. Ze is in 2005 in handen van een uitbuiter gekomen en toen ze daar eenmaal los van stond opnieuw door een andere man uitgebuit. Van oorsprong komt haar familie uit Libanon en haar ouders zijn streng gelovig. Ze kon hierdoor niet naar haar ouders voor hulp. Er was sprake van bedreigingen van de uitbuiter richting het slachtoffer naar
48
het opsporen en vinden van zus en ouders van het slachtoffer. Casus 2 (OvJ 2): De tweede casus is het verhaal van een 25-jarige vrouw die een jaar lang is uitgebuit met betrokkenheid van zeven mannen. Tijdens de periode van uitbuiting is veel geweld gebruikt, soms zelfs neigend naar sadisme. De vrouw is erg vaak verhoord door de politie waarin lange verklaringen zijn afgegeven en gebeurtenissen tot in detail zijn uitgevraagd. Vervolgens is het slachtoffer nog eens drie dagen bij de RC ondervraagd door de verschillende advocaten van de verdachten, die alles wilden uithoren. Tijdens één van de verhoren is het slachtoffer ingestort en helemaal uit haar dak gegaan. Casus 3 (OvJ 3): De derde casus betreft een vrouwelijk slachtoffer van Europese afkomst, begin 20 jaar. Ze is door een aantal mannen naar Nederland gehaald en gedwongen in de prostitutie aan het werk gezet. Ook in deze casus is veel geweld gebruikt. Na veel wikken en wegen was het slachtoffer bereid een verklaring af te leggen.
7.2.3 Setting en uitvoering van de gesprekken/verhoren bij deze casussen De officieren mensenhandel geven aan dat de gesprekken die zij voeren met slachtoffers van mensenhandel voornamelijk bestaan uit informatieve gesprekken die door slachtoffers zelf aangevraagd kunnen worden. In deze gesprekken wordt informatie gegeven met betrekking tot de gang van zaken tijdens het proces. Deze gesprekken gaan niet over de inhoud van de zaak. Hierdoor kan een officier van justitie geen inconsistenties of incoherenties in de verklaringen van het slachtoffer ontdekken. Daarnaast zit de officier van justitie bij de verhoren die bij de rechter-commissaris plaatsvinden, waarbij de advocaten vragen kunnen stellen over de inhoud van de verklaringen van het slachtoffer. Hierbij kan wel worden geconstateerd of er inconsistenties bestaan/ontstaan in de verklaring van het slachtoffer. Echter, volgens de geïnterviewden behoort het niet tot de rol van de officier van justitie om bij deze gespreken in te grijpen of in te haken in de inhoud van het gesprek.
49
7.2.4 Klachten en het hanteren ervan in de casussen Los van situaties waarin slachtoffers zelf (psychische) klachten melden (bijvoorbeeld dat zij zich leeg voelen, aangeven dat hij/zij het gesprek niet meer trekt of aangeven enkel door te gaan om te overleven), maken verbale en non-verbale uitingen van slachtoffers (bijvoorbeeld wanneer een slachtoffer in het begin goed alles weet te vertellen maar opeens stilvalt of wanneer een slachtoffer alleen maar kan huilen tijdens de verhoren) duidelijk dat sprake is van klachten. Geïnterviewden melden dat zij, omdat zij de opleiding hebben gevolgd tot mensenhandelofficier, goed instaat zijn om angst en trauma te signaleren. ‘De zwaardere zaken komen doorgaans ook op het bord van de meer ervaren officieren’, aldus een van de geïnterviewden. Volgens de geïnterviewden heeft de officier doorgaans geen zicht op het feit of de klachten eerder in het proces (bijvoorbeeld door politie) ook al opgemerkt zijn. Ook is het voor hen meestal niet duidelijk of er een psychische diagnose gesteld is bij een slachtoffer. Dit soort zaken worden volgens hen niet gecommuniceerd met een officier van justitie en worden ook niet in het dossier opgenomen waardoor er geen kennis van genomen kan worden. De officier van justitie moet bewaken dat de gesprekken/interviews bij de rechter-commissaris goed verlopen. Zij kunnen wel ingrijpen als het gesprek dusdanig verloopt dat het slachtoffer te veel onder druk komt te staan. In een dergelijke situatie is er geen protocol dat kan worden ingezet, maar hangt het af van de kennis en vaardigheden van de officier (en met hem dat van de rechter-commissaris) of er ingegrepen moet worden. Er kan dan ook worden bekeken of er interventies plaats moeten vinden zoals het nemen van een pauze of het stilleggen van het gesprek. Wanneer er vooraf of tijdens de zitting duidelijkheid bestaat over de kwetsbaarheid van het slachtoffer (bijvoorbeeld of een slachtoffer zich bedreigd voelt en daardoor niet meer in vrijheid kan verklaren) kunnen er volgens de geïnterviewden aanpassingen worden gemaakt die dit kunnen verhelpen. Hierbij kunnen zaken als gehoord worden in een aparte ruimte, het verplaatsen van de verdachte in een aparte ruimte waarbij de zitting via video-conferentie gevolgd kan worden of getuigenbescherming worden ingezet. Volgens de geïnterviewden is ook dit afhankelijk van de kundigheid
50
en het inzicht van de officier. Deze aanpassingen kunnen ervoor zorgen dat het slachtoffer goed wordt opgevangen en beschermd, maar ze zullen het verhoor evengoed nog zelf moeten ondergaan. De inconsistenties of incoherenties die waargenomen worden door de officier van justitie tijdens het proces, worden ook door deze respondentengroep doorgaans niet geweten aan het feit dat het slachtoffer getraumatiseerd is. Het kan wel zijn dat slachtoffers hierdoor een verklaring in willen trekken, of dat er de ene keer meer verteld wordt dan de andere keer zoals eerder werd aangegeven door de geïnterviewde rechercheurs. De geïnterviewden constateren dat getraumatiseerde slachtoffers zich vaak alles tot in detail kunnen herinneren en dit ook kunnen vertellen/verklaren of zich juist dingen niet meer kunnen herinneren. Maar, ze constateren niet dat deze slachtoffers elke keer een ander verhaal vertellen. Dat laatste heeft volgens de geïnterviewden vaak een andere reden, bijvoorbeeld angst voor de verdachte of het in bescherming willen nemen van de verdachte. 7.2.5 Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen Het feit dat een slachtoffer nog onder druk staat van de uitbuiter wordt door een van de geïnterviewden gezien als een factor die de consistentie van een verklaring kan beïnvloeden. Verder zou, zoals eerder genoemd, ook de factor tijd een invloed hebben op de consistenties van verklaringen in de specifieke casussen die met de geïnterviewden zijn besproken. Het gedetailleerd ondervragen door advocaten wordt eveneens genoemd als zijnde van invloed op de verklaringen. Als laatste noemt een van de geïnterviewden dat het beïnvloed zijn door verklaringen van andere betrokkenen, van invloed kan zijn op de verklaringen van slachtoffers in een hoger beroep zaak.
7.2.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers Een van de geïnterviewden geeft aan dat het mooi zou zijn als er zonder de verklaringen van een slachtoffer een zaak opgebouwd zou kunnen worden.
51
Op dit moment worden volgens hem de mogelijkheden hiervoor onderzocht. Daarnaast signaleert een van de geïnterviewden dat het keer op keer ondervragen van een slachtoffer niet ‘handig’ is en het bijna nooit relevante vragen/informatie oplevert. Er wordt door de geïnterviewde aangegeven dat als mensen dingen net iets anders vertellen het al als inconsistent of liegen wordt gezien, terwijl het voor iedereen moeilijk is om een verhaal meerdere keren precies hetzelfde te vertellen. Dat maakt volgens hem het verhaal niet minder waar. Als slachtoffers iets niet kunnen vertellen of willen vertellen zou het handig zijn dat het met tapgesprekken of andere bronnen (steun)bewijs kon worden gevonden, aldus de geïnterviewde. Twee geïnterviewde officieren suggereren dat het, met het oog op waarheidsvinding, beter zou zijn om slachtoffers zo snel mogelijk een verklaring af te laten leggen. Daarvan kan vervolgens een tijdlijn gemaakt worden en naar aanleiding daarvan kunnen vervolggesprekken worden ingericht. Op hoofdlijnen wordt er op dat moment volgens de geïnterviewden over het algemeen consistent verklaard. Deze officieren zijn van mening dat hoe eerder de verklaring wordt afgegeven, hoe betrouwbaarder deze is. OvJ 2 zegt: ‘Ik denk dat het komt omdat ze dan nog niet de neiging hebben om dingen erg aan te dikken. Maar dit is puur vanuit strafrechtelijk belang, niet vanuit het slachtoffer’. Onafhankelijke bronnen zouden volgens hen een belangrijke rol kunnen hebben. De derde geïnterviewde adviseert juist het tegenovergestelde: ‘Ik denk dat je niet te snel op je doel af moet gaan en dat deze specifieke groep slachtoffers vaak langer de tijd nodig heeft om tot een verklaring te komen. Dit maakt het wel lastig omdat je in een strafzaak snel resultaat wilt hebben. Je moet juist in deze zaken een langere adem hebben om mensen de rust te geven die ze nodig hebben om tot een verklaring te komen. En je moet er niet vanuit gaan dat je na de eerste twee keer een volledige verklaring hebt. Dit heeft zijn weerslag op de mogelijkheid en de bereidheid om mee te willen/kunnen werken aan het strafproces’.
52
7.3 Interviews hulpverleners Nederland 7.3.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan Op dezelfde wijze als bij de politie en officieren van justitie is gebeurd, is aan de vier geïnterviewde hulpverleners eerst gevraagd om voor de 15 factoren te scoren in hoeverre ze van invloed zijn op inconsistente of incoherente getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel. De resultaten staan in tabel 3. Tabel 3: Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie of consistentie van de getuigenverklaringen volgens hulpverleners (N=4): Nederland. Ranking 1 2 3 5 5 7 7 10 10 10 12 12 13 14 15
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Psychische klachten Getraumatiseerd zijn Angst voor handelaar of uitbuiter Culturele interpretaties Drugsgebruik Schaamte Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Intelligentieniveau Lichamelijke toestand Taalproblemen Gebruik medicatie Angst om Nederland te moeten verlaten Druk of instructies van buitenaf Angst voor verstoting van familie en gemeenschap ( financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter
Gemiddelden 8.5 7.8 6.7 6.5 6.5 6.3 6.3 5.5 5.5 5.5 5.3 5.3 5.0 4.8 4.0
53
Uit tabel 3 kan worden geconcludeerd dat psychische klachten van het slachtoffer en getraumatiseerd zijn volgens deze geïnterviewden een belangrijke rol spelen (score ≥ 7) bij de inconsistentie in het verhaal van het slachtoffer.7 Druk of instructies van buitenaf, angst voor verstoting van familie en gemeenschap en (financiële) afhankelijkheid van de uitbuiter spelen een beperktere rol (score ≤ 5) bij inconsistente verklaringen volgens de geïnterviewde hulpverleners. Drie van de vier geïnterviewden geven daarbij aan dat naar hun mening de meeste factoren van invloed zijn op het verhaal van een slachtoffer. Wanneer de interviewer hierop doorvraagt, blijkt het vooral te gaan om het zich kunnen herinneren en kúnnen vertellen van het verhaal en niet zozeer over inconsistenties of incoherenties in het verhaal (zie verder voetnoot 5). Dit is bijvoorbeeld aan de orde bij het onder invloed zijn van drugs of medicatie en bij psychische klachten waaronder trauma-gerelateerde klachten. Verder menen geïnterviewde hulpverleners dat factoren als schaamte, druk van buitenaf, angst voor de uitbuiter en afhankelijkheid van de uitbuiter vaker van invloed zijn op het achterhouden van informatie dan op inconsistentie. Zij geven aan dat wanneer slachtoffers de politie en hulpverlening minder wantrouwen, en wanneer slachtoffers zich emotioneel hebben weten los te maken van de uitbuiter er meer informatie komt vanuit het slachtoffer. Een geïnterviewde illustreert dit met het volgende geval: ‘We hebben nu een slachtoffer in behandeling in wiens zaak een van de uitbuiters vermoord is. Na de moord op deze uitbuiter zijn de betrokken slachtoffers stukje bij beetje met informatie gekomen over de uitbuiter en over de zaak. Later bleek dat er een vloek was uitgesproken die zou uitkomen wanneer de slachtoffers over deze uitbuiter zouden praten. Wanneer deze uitbuiter niet meer in leven zou zijn, zou de vloek vervallen. De nog altijd in leven zijnde broer van deze uitbuiter speelde ook een rol in deze zaak, maar omdat hij niet was betrokken in de vloek konden de slachtoffers zonder vrees over hem vertellen.’ 7
Bij de rapportage over de interviews met hulpverleners wordt doorgaans gesproken over ‘het verhaal van een slachtoffer’ omdat slachtoffers bij een hulpverlening geen verklaring afleggen. Hulpverleners kijken dan ook op een andere manier naar het verhaal van een slachtoffer dan een rechercheur naar een verklaring van een slachtoffer. Een hulpverlener is niet op uit op waarheidsvinding en het verhaal zoals het verteld wordt door het slachtoffer, dient als basis voor de begeleiding of therapie.
54
De factor bang zijn om het land te moeten verlaten is volgens de geïnterviewde hulpverleners voornamelijk van invloed op het niet volledig vertellen van een verhaal of het aandikken van een verhaal om een ‘ernstigere’ zaak te hebben. Door twee hulpverleners wordt gemeld dat schaamte, de angst voor uitbuiter en verstoting van familie volgens hen geen rol meer speelt wanneer slachtoffers besloten hebben om aan het strafproces mee te werken. Ze hebben deze hobbel al genomen en het heeft dan nog nauwelijks invloed. Ook aan de geïnterviewde hulpverleners is de open vraag gesteld of er nog andere niet-genoemde factoren een rol spelen in de consistentie en coherentie van getuigenissen. Een van de hulpverleners geeft aan dat sommige psychische klachten op hun beurt cognitieve processen kunnen hebben aangetast welke onomkeerbaar zijn. Met andere woorden, de cognitieve schade blijft, bijvoorbeeld door psychoses. Van de andere kant kan het ook zijn dat informatie ten tijde van het meemaken van gebeurtenissen niet goed werd opgeslagen. Deze twee factoren kunnen ook ten grondslag liggen aan het feit dat een slachtoffer niet de juiste of minder belangrijke informatie kan terughalen (bijvoorbeeld wanneer er sprake is van dissociatie). Een andere geïnterviewde geeft aan dat er bij de politie soms een soort van dankbaarheid wordt verwacht van het slachtoffer, omdat zij hen helpen uit de situatie te komen en te blijven. Aan de andere kant verwachten slachtoffers soms ook dankbaarheid van de politie voor het geven van bruikbare informatie. Deze wederzijdse verwachtingen drukken een spanning op de ondervragingsmomenten, en daardoor een spanning op de manier waarop slachtoffers verklaringen afleggen. Evenals door de geïnterviewde politieagenten wordt ook door de hulpverleners de snelheid waarmee de politie een aangifte wil opnemen als factor genoemd die inconsistenties in de hand kunnen werken werkt: ‘Een gemiddelde aangifte duurt anderhalf uur en de politie wil in die tijd zoveel mogelijk informatie van het slachtoffer krijgen.’ . Een geïnterviewde benadrukt dat slachtoffers soms echt niet weten waar zich zaken hebben afgespeeld en wie erbij betrokken waren. Dit is volgens deze hulpverlener een heel simpele verklaring voor inconsistenties maar wel een zeer aanwezige: ‘Mensen denken dan toch dat ze antwoord moeten geven op vragen, bijvoorbeeld omdat benadrukt wordt
55
dat het belangrijk is voor het onderzoek, en hierdoor kunnen inconsistenties ontstaan.’ Geïnterviewde hulpverleners zijn verder van mening dat slachtoffers vaak niet bekend zijn met hun rol als getuige in het strafproces. Ze weten niet wat ze moeten verwachten, wat er van hen verwacht wordt en wat de setting is van de interviews die worden afgenomen. Hierbij speelt dat ze vertrouwen moeten krijgen in de mensen die zij voor zich hebben en dat ze serieus genomen moeten worden. De bejegening en benadering door de interviewer bepaalt volgens de geïnterviewden voor een groot deel de informatie die het slachtoffer geeft.
7.3.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel Casus 1 (HV 1): De eerste casus betrof een Angolese jongen van 23 jaar wiens ouders zijn overleden. Hij is door zijn oma opgevoed. Toen oma overleed, kwam hij bij zijn tante te wonen. Hij is in die tijd slecht behandeld door zijn tante, mishandeld en gekleineerd. Als minderjarige is hij naar Nederland gekomen en heeft hier jaren in de illegaliteit geleefd. De jongen voegt zich bij een bende en pleegt strafbare feiten waar hij nog steeds niet over kan praten. Reeds anderhalf jaar in behandeling, waarin de afgelopen zeven maanden 25 contactmomenten zijn geweest met geïnterviewde. Over de uitbuitingssituatie en het slachtofferschap van deze jongen is tijdens het interview niets verteld. Casus 2 (HV 2): Deze casus betrof een Nigeriaanse vrouw van in de 20 met een ingewikkeld verhaal. Zij was wel met het doel mensenhandel naar Nederland gebracht maar nog niet uitgebuit. Ze is een beetje zoek geraakt in het systeem in de periode tussen `binnenkomst in Nederland` en `in de opvang belanden`. Het was achteraf heel moeilijk voor haar om het gebeurde allemaal op een rijtje te krijgen. Het vermoeden bestaat dat er een trauma naar aanleiding van seksueel geweld aanwezig was, wellicht niet van een uitbuitingsituatie zoals gedwongen prostitutie maar als betaling voor onderdak. Het verhaal was vooral erg schimmig. Er ontbraken namen en plaatsen en dergelijke; misschien was ze op die momenten waarop ze die informatie had kunnen opslaan gedrogeerd. Casus 3 (HV 3): Dit betreft een casus van een jonge vrouw, 26 jaar oud en van Hongaarse afkomst. Zij was naar Nederland gekomen en heeft drie jaar
56
gedwongen in de prostitutie moeten werken. Op het moment dat de uitbuiter voor een bepaalde periode naar Hongarije terugging, heeft zij kunnen ontsnappen. In de hulpverlening is zij 1,5 jaar begeleid geweest met een tot twee contactmomenten per maand. Casus 4 (HV 4): Dit verhaal betreft een Nigeriaanse vrouw van 25 jaar die in haar thuisland in armoede maar wel in redelijke gezondheid leefde, samen met haar moeder. Zij hadden een winkeltje op straat waarvan ze rond konden komen. Op een dag is zij met een vriendelijke westerling meegegaan, die haar een goed bestaan in Nederland had beloofd en haar liet denken dat ze als hulp in huis of in de kapsalon kon komen werken. Alvorens het afreizen naar Nederland is het slachtoffer onder voodoo gezet. Op het moment dat ze in Nederland kwam, werd ze naar een huis vervoerd waar ze meteen door mannen misbruikt werd. Er werd haar verteld dat ze de reis terug moest betalen en als ze daar niet aan zou voldoen er vreselijke dingen zouden gebeuren (onder invloed van de voodoo). Het slachtoffer heeft vervolgens een aantal maanden in een huis gezeten waar ze door een aantal mannen werd misbruikt, waarna ze heeft weten te ontsnappen. Uiteindelijk is ze bij de politie gekomen. Deze vrouw is ongeveer 1,5 jaar in behandeling. Zowel persoonlijke behandeling, medische behandeling als groepstherapie.
7.3.3 Setting en uitvoering van de gesprekken bij deze casussen Belangrijk om als eerste te noemen is dat de geïnterviewden duidelijk aangeven niet op zoek te zijn naar waarheidsvinding. Verschillende geïnterviewden geven aan dat het de normaalste zaak van de wereld is dat er incoherenties en inconsistenties in de verhalen van de slachtoffers zitten, omdat zij ten tijde van de gesprekken die zij hebben met de hulpverlening, voornamelijk praten over hun gevoelens en de manier waarop zij dingen hebben ervaren. Dat hoeft niet altijd te stroken met wat er werkelijk is gebeurd. HV 1 stelt dat getraumatiseerde slachtoffers een verstoring van plaats en tijdsbesef kunnen hebben waardoor er inconsistenties kunnen optreden in hun verhalen. Dit wordt volgens de geïnterviewde door de politie dan meestal als onbetrouwbaar gezien of geïnterpreteerd als liegen. Deze geïnterviewde meent dat hulpverleners wel merken dat slachtoffers na een periode van stabilisatie de zaken beter op een tijdslijn kunnen plaatsen en dat het verhaal meer coherent en consistent wordt. 57
De gesprekken die de hulpverleners hebben met de slachtoffers worden volgens de geïnterviewden over het algemeen niet geleid door een standaard protocol. Wel wordt er tijdens de intake vaak gebruik gemaakt van een checklist, maar die kan voor verschillende slachtoffers anders zijn. Het is telkens afhankelijk van de slachtoffers wat ze aan hulp nodig hebben en hoe de contactmomenten worden ingericht. De manier waarop de contactmomenten worden ingericht is afhankelijk van de conditie en de behoeften van het slachtoffer. Wanneer een slachtoffer bijvoorbeeld medische zorg nodig heeft, zal de hulpverlener als eerste zorgen dat de juiste medische zorg kan worden verleend. Een slachtoffer dat nog niet toe is aan de verwerking van de uitbuitingssituatie zal eerst gestabiliseerd moeten worden. In contactmomenten wordt daar aan gewerkt. Ook bij de groepssessies is vaak geen protocol. Wel wordt er geprobeerd om een aantal doelen te behalen (zoals verminderen van stress), maar de weg naar deze doelen is niet vastgelegd. De manier waarop met de slachtoffers zou moeten worden omgegaan, is volgens de geïnterviewde hulpverleners niet beschreven of vastgelegd. De hulpverleners hebben naar eigen zeggen ervaring en expertise genoeg om in te kunnen schatten hoe er op een bepaald moment met een bepaald slachtoffer moet worden omgegaan. Wel hebben sommige instanties foldermateriaal liggen met bijvoorbeeld ‘Hoe herken ik….’ , waar de hulpverleners zaken kunnen nalezen. Daar staan dan ook tips in over de omgang met slachtoffers.
7.3.4 Hoe (psychische) klachten werden gehanteerd in deze casussen De geïnterviewden geven aan dat het herkennen van de klachten die slachtoffers mensenhandel hebben voor medewerkers in de hulpverlening hun dagelijkse werk is. Zij kennen vaak ook de bepaalde psychische ziektebeelden en kunnen naar aanleiding van de verbale en non-verbale uitingen van een slachtoffer inschatten met welke problemen het slachtoffer kampt. Tijdens het interview met de hulpverleners wordt ook duidelijk dat zij de aanwezige klachten omschrijven zoals zij deze geleerd
58
hebben. Zo vertelt HV 1 over het slachtoffer in haar casus: ‘Het slachtoffer gedroeg zich onrustig tijdens de gesprekken en leek altijd op zijn hoede te zijn. Het slachtoffer reageerde erg schrikachtig wanneer het ging over aangifte doen. Het slachtoffer leek vaak afwezig te zijn tijdens de gesprekken en kwam afspraken niet na. Het algemeen beeld van het slachtoffer was dat hij oververmoeid was, angstig, achterdochtig, kon zich niet alles meer herinneren, kende allerlei lichamelijke klachten, was somber, terneergeslagen en moedeloos. Het slachtoffer kende slapeloze nachten en nachtmerries, had herbelevingen en kon zich slecht concentreren. Het slachtoffer had moeite met de chronologie van zijn verhaal en gaf vaak non-verbale reacties op vragen’. HV 2 en HV 4 benoemen direct dat zij alle clusters van PTSS terug zagen komen in de klachten van het slachtoffer uit hun casus. HV 3 verwoordt : ‘Slachtoffer gaf aan niet goed te kunnen slapen en veel last van nachtmerries en herbelevingen te hebben. Ze kon haar emoties niet reguleren en was niet in staat om op die momenten tot rust te komen. Ze kende vele momenten van intens verdriet’. Volgens de geïnterviewde hulpverleners is het hun taak om met deze klachten om te gaan tijdens de begeleidingsmomenten en om tijdens de therapieën te werken aan het verminderen van deze klachten. De inrichting van de gesprekken en de behandelmomenten worden, zoals eerder aangegeven, ingericht naar de behoeften en de toestand van het slachtoffer.
7.3.5 Andere problemen of factoren die een rol speelden in deze casussen Geïnterviewden zijn van mening dat de slachtoffers vaak te snel of te vluchtig worden verhoord en dat ze later bij de hulpverlener aangeven dat ze nog wel het een en ander hadden willen/kunnen vertellen, maar hier niet aan toegekomen zijn. Slachtoffers zijn volgens de geïnterviewden in verhoorsettings vaak onzeker, voelen zich geïntimideerd en weten niet wat ze kunnen verwachten. Omdat de opzet erg zakelijk is, raken slachtoffers volgens hen in de war en weten ze niet goed wat ze moeten en kunnen vertellen. HV 1 geeft aan dat klachten die terug te voeren zijn naar het trauma zeker van invloed kunnen zijn maar het meemaken van een traumatische gebeurtenis zelf niet. De geïnterviewde geeft aan dat wanneer er bijvoorbeeld veel klachten zijn in het cognitieve spectrum, dat invloed 59
heeft op de manier waarop dingen zijn opgeslagen en op zijn beurt heeft dat te maken met de manier waarop dingen herinnerd kunnen worden. De geïnterviewden geven niet duidelijk aan dat dit ook een weerslag kan hebben op de consistentie van een verhaal/verklaring van een slachtoffer of op volledigheid of coherentie van een verhaal. HV 3 geeft aan dat tijdens de onderwerpen die aan bod komen bij een verhoor, veel dingen worden opgerakeld die heftige emoties kunnen oproepen bij het slachtoffer, ‘als daar niet goed mee om wordt gegaan door de interviewer dan staat dat de waarheidsvinding wel in de weg lijkt me’. 7.3.6 Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel Over het algemeen worden officiële diagnosen (bv. DSM IV) gesteld voor psychische problemen bij slachtoffers van mensenhandel. De diagnostiek wordt uitgevoerd door psychologen en psychiaters, soms in combinatie met een verslag van andere artsen. Voor de diagnostiek worden verschillende methoden gebruik, waaronder klinische interviews, gestandaardiseerde vragenlijsten, en gesprekken. In sommige gevallen wordt er slechts een voorzichtige constatering gedaan dat er sprake is van een trauma. De hulpverleners die geïnterviewd zijn, geven aan dat de diagnostiek meestal wordt uitgevoerd door de eigen (locale) organisatie, of door professionals van het ‘hoofdkantoor’. De vraag of politie en OM anders met de zaak of het slachtoffer omgaan wanneer er een officiële diagnose is gesteld, is voor de meeste hulpverleners niet te beantwoorden. Aan de andere kant geven geïnterviewde politie- en OM- medewerkers aan dat het voor hen niet altijd bekend is of een slachtoffer gediagnosticeerd is. Hieruit wordt geconcludeerd dat een officiële diagnose geen invloed heeft op de manier van interviewen/ondervragen van slachtoffers mensenhandel.
60
7.3.7 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers Het beeld dat de hulpverleners schetsen voor een ideale situatie om het verhaal boven tafel te krijgen begint bij het hanteren van de bedenktijd; die rustperiode heeft een slachtoffer volgens hen nodig om te stabiliseren. Slachtoffers moeten uit de overlevingsstand komen en ze moeten vertrouwen terug kunnen opbouwen. Deze tijd zou gebruikt moeten worden om een behandeling te starten en een diagnose te kunnen stellen. Ten tijde van de verhoren moet er volgens de geïnterviewden rekening gehouden worden met de psychische problematiek van het slachtoffer. HV 1 is van mening dat de tijd die je geeft aan het slachtoffer juist consistentie in de verklaringen oplevert. ‘Verdrongen herinneringen krijg je er niet in korte tijd en onder druk uit. Er moet meer tijd en rust tijdens de verhoren zijn en je moet er niet vanuit gaan dat na twee gesprekken het hele verhaal op tafel ligt. Voor het slachtoffer en het kunnen herinneren van belangrijke details is het belangrijk om niet een of twee lange verhoren te houden maar meerdere korte momenten van verhoor in te bouwen. De gedachte dat mensen hun verhaal dan kunnen gaan aanpassen speelt dan echter wel op. Misschien kan deze kwestie door een gedragskundige of een neuropsycholoog beoordeeld worden.’ Wanneer slachtoffers serieus worden genomen, wekt dit volgens een van de geïnterviewden vertrouwen op bij slachtoffers waardoor zij ook opener zijn. Een van de geïnterviewden (HV 4) suggereert dat het ideaal zou zijn om een slachtoffer in therapeutische sfeer een verklaring te laten afgeven. Hiermee wordt bedoeld dat het verhoor in een minder formele en voor het slachtoffer prettige setting plaatsvindt: tijdens het verhoor moet het welzijn van het slachtoffer voorop staan van de geïnterviewde. Op deze manier zou het slachtoffer eerder vertrouwd raken met de setting en kan zij/hij in alle rust en vrijheid een verklaring afleggen. Wellicht is het voor de waarheidsvinding wel beter om het slachtoffer zo snel mogelijk en in één keer zijn of haar verhaal te laten doen, maar voor het slachtoffer is dit zeker niet de beste manier volgens HV 4: ‘Ze moeten op zijn minst de tijd en de mogelijkheid hebben gehad om de gevolgen van het strafproces te overzien.’
61
7.4 Certificering verhoormethoden mensenhandel
In deze laatste paragraaf over de interviews in Nederland, wordt de vraag beantwoord ‘of specifieke verhoormethoden (waar mogelijk sprake van zou zijn) op dit moment deel uitmaken van de leergang t.b.v. de mensenhandelcertificering van politierechercheurs’ (subvraag van vraag 6)?
7.4.1 Resultaten Alvorens in te gaan op de uitkomsten, volgt eerst kort een beschrijving van de certificering. De certificering mensenhandel bestaat uit twee losse certificeringstrajecten. De eerste is mensenhandel ‘Overige vormen van uitbuiting (12 dagen)’ en de tweede, waarvoor de eerste moet zijn afgerond, is mensenhandel ‘Seksuele uitbuiting en uitvoeren prostitutiecontrole (7 dagen)’. De opleidingen worden verzorgd door de politieacademie, waarbij ook gebruik wordt gemaakt van externe docenten en trainers. Kennisoverdracht en –vermeerdering, inclusief leren door deelname aan trainingen, vindt in zijn geheel plaats tijdens de opleidingen. Aan de opleidingen is geen zelfstudie verbonden (zoals het lezen van artikelen, boeken en dergelijke). Volgens de geïnterviewde docent worden geen specifieke op mensenhandel gerichte verhoormethoden geleerd tijdens de opleidingen van de politieacademie. In de opleidingen is bovenal, naast kennisoverdracht over wet- en regelgeving, aandacht voor houding en communicatieve vaardigheden tijdens de informatie- en intakegesprekken en verhoren. Bestudering van het schriftelijke materiaal (powerpoints, hand-outs, samenvattingen) leert exact hetzelfde. Daarin komen algemene, maar daarom niet minder belangrijke, aspecten van communicatievaardigheden aan bod die essentieel zijn voor de omgang met slachtoffers van mensenhandel. Het gaat bijvoorbeeld op meer abstract niveau om zaken als echtheid (het overstijgen van de beroepshouding), respect (voor diversiteit en individualiteit waarderen), competentie (waarde toevoegen), pragmatisme (alles wat ethisch is en werkt) en zicht op de eigen verantwoordelijkheid van het slachtoffer en de bewustwording ervan. Meer
62
praktisch gaat het om algemene communicatievaardigheden zoals aandachtgevend gedrag, vragen stellen, parafraseren, reflecteren van gevoel, samenvatten en dergelijke. Het viel buiten het bestek van dit onderzoek te inventariseren wat binnen deze certificering en gerelateerde opleidingen van de politieacademie aan psychotrauma wordt onderwezen. Wat deze certificering betreft, merkt de geïnterviewde verder op dat deze certificering vooralsnog eenmalig is. Voor het behoud van de certificering is het volgen van cursussen gericht op deskundigheidsbevordering of het onderhouden van kennis en vaardigheden niet verplicht; men behoudt de verkregen certificering ongeacht de verdere werkervaring en eventuele (bij)scholing daarna. Volgens de geïnterviewde zou deze situatie veranderd moeten worden en zou sprake moeten zijn van her-certificering na verloop van tijd om de kwaliteit te behouden. 7.4.2 Conclusies belangrijkste resultaten hoofdstuk 6 In totaal zijn 11 experts geïnterviewd, verdeeld over mensenhandelrechercheurs, mensenhandelofficieren en hulpverleners in Nederland. Volgens de geïnterviewden zijn inconsistente of incoherente getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel het gevolg van diverse, in hun opinie, belangrijke en minder belangrijke factoren. De gemiddelde scores wijzen erop dat geen enkele van de 15 ondervraagde factoren niet of nauwelijks een rol speelt: het is vooral een samenspel van factoren. Belangrijke factoren die vrijwel altijd genoemd worden zijn psychische klachten, angst voor verstoting van familie en gemeenschap, angst voor handelaar of uitbuiter, (financiële) afhankelijkheid van uitbuiter. Het ‘getraumatiseerd zijn’ behoort alleen voor de geïnterviewde hulpverleners tot de belangrijkste factoren, maar vanuit hun rol als hulpverleners zijn mogelijke inconsistenties of incoherenties geen probleem zoals dat bij getuigenissen wel is. Daarnaast wijzen de geïnterviewden op diverse andere factoren zoals tijdsdruk en snelheid om getuigenissen af te kunnen ronden, herhalen van gedetailleerde vragen, de manier van ondervragen (onder andere door advocaten van de verdachten en de rechtercommissaris), de hoeveelheid gebeurtenissen die slachtoffers hebben meegemaakt en dergelijke.
63
Aan de geïnterviewden is vervolgens een reeks vragen gesteld naar aanleiding van een concrete casus van een getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel die de geïnterviewde in gedachten moest nemen. Uit de beschrijvingen van deze casussen blijkt dat op individueel niveau sprake is van grote verschillen tussen deze getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel in ervaringen en achtergronden. Rechercheurs melden dat zij geen psycholoog of psychiater zijn om trauma’s goed te kunnen beoordelen, maar uit de beschrijvingen van de casussen blijkt dat telkens sprake is van zeer ernstige (potentieel) traumatische ervaringen. Uit vervolgvragen naar aanleiding van deze casussen blijkt dat mensenhandel-rechercheurs, meer dan de andere twee groepen, voorbereidingen treffen voor de intake en verhoren. Het gaat daarbij om zaken als informatie en voorlichting over het gehele (strafproces), zoals over het aangifte doen, verhoren, audiovisuele opnames, professionele hulp) en de verblijfsregeling. De grote rode draad bij deze voorbereiding, maar ook bij de verdere intake en verhoren is dat, met het oog op de getuigenissen, veel aandacht wordt geschonken aan de gehele bejegening van de getraumatiseerde slachtoffers. Het globale doel daarbij blijkt te zijn het creëren van vertrouwen, openheid en transparantie, rust en overzicht en dergelijke om de getraumatiseerde slachtoffers zo goed mogelijk in staat te stellen om tot consistente of coherente informatie en getuigenissen te komen (of inconsistenties of incoherenties te voorkomen). Over het algemeen geven alle geïnterviewden aan dat zij op hun manier, met de ervaring en expertise die zij hebben, op individueel niveau met getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel aan het werk gaan. Hieruit blijkt ook dat de contactmomenten per slachtoffer anders ingericht (kunnen) worden. De aanpassingen die worden gemaakt bij bijvoorbeeld verhoormethodes zijn gericht op het individuele slachtoffer dat zij voor zich hebben. Wanneer een slachtoffer aangeeft, of wanneer blijkt dat het slachtoffer het gesprek of het verhoor niet meer aan kan, wordt er een pauze ingelast of wordt het gesprek/verhoor op een ander moment voortgezet. In de praktijk blijkt dus, in aansluiting op de variatie in casussen, sprake te zijn van een op het individu van het getraumatiseerde slachtoffer gerichte aanpak die men effectief acht (in zin van dat het de consistentie of coherentie ten goede komt). De wijze waarop de getraumatiseerde slachtoffers worden bejegend in dit gehele proces, is niet vastgelegd in een gedetailleerde richtlijn of protocol.
64
Er wordt geen melding gemaakt van een lijst die ‘afgevinkt’ moet worden teneinde consistente of coherente verklaringen te bewerkstellingen. Wel wordt er gebruik gemaakt van standaardformulieren, maar deze richten zich enkel op wat er tijdens een verhoor aan bod moet komen en niet op de omgang of de manier van werken met een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel om de consistentie of coherentie van getuigenissen te verbeteren of veilig te stellen. De resultaten van dit hoofdstuk wijzen er verder op dat hulpverleners, vanwege hun functie, op een andere manier omgaan met de verhalen van slachtoffers mensenhandel dan mensenhandelrechercheurs en mensenhandelofficieren. Hulpverleners zijn niet uit op waarheidsvinding waardoor het voor hen niet altijd even belangrijk is dat een verhaal van een slachtoffer consistent of coherent is. Wel zijn zij de personen die het meeste zicht hebben op de klachten die slachtoffers mensenhandel kunnen hebben en wat de gevolgen kunnen zijn van deze klachten, waardoor zij wellicht beter kunnen inschatten of en hoe specifieke klachten van invloed kunnen zijn op verhalen en verklaringen van slachtoffers mensenhandel. Uit de interviews blijkt dat niet goed duidelijk is in hoeverre hun kennis en inzichten (zoals bijvoorbeeld klinische diagnosen) bekend zijn bij de rechercheurs en officieren. Geïnterviewden geven verschillende suggesties om het hele (straf)proces te verbeteren. Globaal komen die suggesties erop neer dat, waar mogelijk, zoveel als mogelijk (eerst) een beroep moet worden gedaan op andere bronnen van informatie om een zaak gereed te krijgen. Sommigen zouden het liefst zien dat de verhoren kwamen te vervallen. Dit zou de (zware) psychische belasting van verhoren en getuigenissen bij getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel kunnen inperken of voorkomen. Het mogelijke probleem van inconsistenties of incoherenties komt daarmee te vervallen. In het verlengde daarvan wordt geopperd de tijdsdruk zoveel als mogelijk te elimineren, wat de rust ten goede zou komen. Een andere, door hulpverleners voorgestelde, strategie stelt het psychisch welzijn van de getraumatiseerde slachtoffers centraal en getuigenissen op een soort ‘tweede plaats’. Zij suggereren dat door slachtoffers in een ‘therapeutische setting’ (waar juist het welzijn centraal staat) te laten praten, mogelijke inconsistenties of incoherenties van getuigenissen kunnen worden voorkomen of beperkt.
65
Gedurende de opleidingen van de politieacademie voor de twee opeenvolgende certificeringen mensenhandel, worden geen verhoormethoden geleerd die specifiek zijn voor (getraumatiseerde) slachtoffers van mensenhandel. Naast kennisoverdracht over wet- en regelgeving, staan in de opleiding bovenal goede communicatie en sociale vaardigheden centraal die in essentie algemeen van aard zijn en betrekking hebben op een goede bejegening van slachtoffers van mensenhandel (vertrouwen wekken, rust en structuur geven, etc.). Dit zijn elementen die niet specifiek zijn voor verhoren van (getraumatiseerde) slachtoffers van mensenhandel: het zijn algemene vaardigheden die wellicht bij getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel minstens zo belangrijk zijn als bij verhoren bij andere zaken waarin mensen geëmotioneerd zijn door hetgeen hen is overkomen. Volgens de geïnterviewde zouden de huidige certificeringen die momenteel voor onbepaalde tijd zijn, op dit punt gewijzigd moeten worden.
66
8
Expertinterviews Engeland
In dit hoofdstuk worden de resultaten beschreven van de gestructureerde interviews (zie bijlage 1) met de Engelse experts. Voor deze interviews is hetzelfde gestructureerde interview gebruikt als voor de interviews bij de Nederlandse experts. Dit interview is dus gebaseerd op onderzoeksvragen 1 tot en met 7 (met uitzondering van vraag 2, 4 en de laatste subvraag van vraag 6). In een eerder stadium van het onderzoek is het gestructureerde interview vanuit het Nederlands naar het Engels vertaald en samen met dr. Young is gekeken of de vragen de lading bleven dekken. Dit hoofdstuk heeft eveneens dezelfde opbouw als hoofdstuk 5 (expertinterviews Nederland), met per groep geïnterviewden de volgende subparagrafen: Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan (sub 1) Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel (sub 2) Setting en uitvoering van de verhoren bij deze casussen (sub 3) Klachten en het hanteren ervan in de casussen (sub 4) Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen (sub 5) Algemene suggesties geïnterviewden voor het omgaan met getraumatiseerde slachtoffers (sub 6) Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel (sub 7)
8.1 Interviews politiemedewerkers Engeland 8.1.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan Ook bij aanvang van de interviews met Engelse experts, zijn door de interviewer als eerste 15 factoren genoemd die een rol kunnen spelen bij de consistentie of coherentie van getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel. Aan de geïnterviewden is op dezelfde wijze als in Nederland is gebeurd, gevraagd de 15 factoren te scoren (cijfer 1= ‘speelt helemaal geen rol’ en cijfer 10 = ‘speelt een zeer voorname rol’ in coherentie of consistentie).
67
De resultaten staan in tabel 4. De resultaten zijn gerangschikt op basis van de gemiddelde scores van deze 4 geïnterviewden, waarbij de hoogste rang (1) is toegekend aan de hoogste gemiddelde score. Tabel 4: Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie en consistentie van de getuigenverklaringen volgens politiemedewerkers: Engeland (N=4).
Ranking 1 2-3 2-3 4 5-6-7 5-6-7 5-6-7 8 10-11 10-11 11 12 13 14 15
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) (financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter Angst voor handelaar of uitbuiter Intelligentieniveau Druk of instructies van buitenaf Getraumatiseerd zijn Angst om de UK te moeten verlaten Schaamte Culturele interpretaties Lichamelijke toestand Taalproblemen Psychische klachten Angst voor verstoting van familie en gemeenschap Drugsgebruik Gebruik medicatie
Gemiddelden 8.7 8.5 8.5 7.2 7.7 7.7 7.7 7.5 7.2 7.2 7.0 6.5 5.5 5.2 4.5
Uit tabel 4 is op te maken dat volgens de geïnterviewden maar liefst 11 van de 15 factoren een belangrijke rol spelen bij het vormen van een inconsistente of incoherente verklaring bij slachtoffers van mensenhandel (gemiddelde score ≥7). Vier factoren spelen volgens de geïnterviewden een minder grote rol bij inconsistente en incoherente verklaringen, waarvan één factor lager scoort dan een 5 (gebruik van medicatie). De meest belangrijke factoren zijn volgens de geïnterviewden het Wantrouwen van (jegens) politie, afhankelijkheid van de uitbuiter, angst voor de handelaar of uitbuiter, intelligentieniveau, druk of instructies van buitenaf,
68
getraumatiseerd zijn, angst om de UK te moeten verlaten, schaamte, culturele interpretaties, lichamelijke toestand en taalproblemen. Psychische klachten, angst voor verstoting van familie en gemeenschap en drugsgebruik nemen volgens de geïnterviewden een minder belangrijke rol in bij inconsistente en incoherente slachtofferverklaringen. Getraumatiseerd zijn wordt door de geïnterviewde Engelse politiemedewerkers gezien als een factor die een redelijk grote rol speelt (gemiddelde 7.7) in het inconsistent en incoherent verklaren van een slachtoffer mensenhandel. Samen met ‘druk of instructies van buitenaf’ en ‘angst om de UK te moeten verlaten’, neemt het een gedeelde 5-7 plaats in. Na het scoren van de factoren die door de interviewer werden voorgelegd aan de geïnterviewden, is ook nu aan de geïnterviewden gevraagd of hij/zij nog andere factoren kunnen aanwijzen die van invloed zijn op de getuigenverklaring van slachtoffers mensenhandel die hij of zij in zijn of haar werk tegenkomt. Slechts één van de geïnterviewden bij de politie draagt een nieuwe factor aan, namelijk fysieke mishandeling. Verder zijn er geen nieuwe factoren binnen deze onderzoeksgroep.
8.1.2 Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel Ook aan de Engelse geïnterviewden is tijdens het interview gevraagd om een specifieke casus in gedachten te nemen waarin zij contact hebben gehad met een getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel. Het contact met dit slachtoffer zou bij voorkeur hebben bestaan uit meerdere contactmomenten, omdat op die manier beter te duiden is uit eerste hand of er sprake was van inconsistenties of incoherenties in de verklaring van het slachtoffer. Binnen deze onderzoeksgroep was het voor elke geïnterviewde mogelijk om een dergelijke casus in gedachten te nemen. In deze paragraaf worden de casussen kort beschreven. Casus 1(P1): De eerste casus betreft een persoon uit een groep, verhandeld vanuit Nigeria (een groot land met heel veel kleine plaatsen en dorpen) naar Londen richting het noorden van Engeland. Dit slachtoffer wilde aanvankelijk niet praten, maar informatie geven over wat er gebeurt als je naar de politie gaat en een ceremonie om vervloeking (voodoo) te doorbreken hielpen hier. 69
De politiemedewerkers legden uit dat het slachtoffer alles moest vertellen. Over een periode van drie weken is tweemaal met het slachtoffer gesproken, en ten tijde van ons interview met deze geïnterviewde was het wachten op de rechtszaak. Op het moment van het interview zat het slachtoffer in een ‘safe house’ en werd er nog 1-2 weken gewacht voor de politieverhoren begonnen. Casus 2 (P2): Betreft een man uit Polen die naar schatting ongeveer 25 jaar oud was en in het bezit van een strafblad in Polen. Hij vertelde dat hij enkele personen in Polen gevangen had genomen (voor mensenhandel) die werden afgehaald in Engeland. Toen hijzelf in Engeland aankwam en wilde werken werd hijzelf in elkaar geslagen en moest hij gaan stelen. Hij werd enkele malen gearresteerd voor winkeldiefstal en vertelde uiteindelijk wat er gaande was. De casus vond ongeveer 2-3 weken geleden plaats en de agent heeft ongeveer een halve dag met hem gesproken. Casus 3 (P3): In deze casus was sprake van ‘interne’ mensenhandel, dat wil zeggen handel tussen (in dit geval) Aziatische criminele groepen. Het betrof een vrouwelijk slachtoffer en de agent sprak 3-4 keer met deze vrouw over een periode van ongeveer 12 maanden circa 3-5 jaar geleden (zijn team sprak veel vaker met haar). Casus 4 (P4): Een zaak waarbij een man 14 mensen naar Engeland verhandelde. De leeftijd van de slachtoffers was 21 jaar. Deze zaak speelde 18 maanden geleden en de politieagente heeft over een periode van 12 maanden twee maanden met slachtoffers gesproken. 8.1.3 Setting en uitvoering van de verhoren bij deze casussen De politiemedewerkers bevestigen zonder uitzondering dat bij de start van gesprekken en verhoren met slachtoffers van mensenhandel een drietal basisbeginselen wordt gebruikt. De medewerkers geven aan dat 1.) de slachtoffers hem/haar kunnen corrigeren als hij/zij een fout maakt, 2.) als de slachtoffers iets niet weten zij dat gewoon kunnen zeggen en niet moeten gaan raden of speculeren en 3.) de slachtoffers kunnen aangeven als zij iets niet begrijpen. Tijdens het gesprek of verhoor wordt gebruik gemaakt van open vragen zoals ‘kun je me er meer over vertellen?’ en wordt gecheckt of overeenstemming bestaat over de betekenis van bepaalde begrippen (bv. compensatie). Eveneens wordt indirect of direct gecheckt of het slachtoffer toestemming verleent aan het gesprek of interview. Bij de Engelse interviews is een meer algemene beschrijving gegeven van de setting en uitvoering van de verhoren. Daarin komen twee 70
punten naar voren: wanneer er een slachtoffer binnenkomt bij de politie wordt in eerste instantie gekeken of sprake is van medische of andere (urgente) problemen waarna indien nodig een ziekenhuisbezoek volgt. Het tweede punt heeft betrekking op het onderzoek en het verschaffen van helderheid (bijvoorbeeld door aan te geven dat het slachtoffer na het gesprek of interview naar een veilige plek wordt gebracht), de eigen rol/taak van de politiemedewerker en de rol van de (Engelse) politie (dit omdat door eerdere ervaringen slachtoffers het idee kunnen hebben dat de politie niet altijd aan hun kant staat en dat men, wanneer men in aanraking komt met de politie, juist in de problemen zit/komt), waarbij het ontwikkelen van ‘de relatie’, vriendelijk zijn, vertrouwen en veiligheid geven en dergelijke, een belangrijke plaats krijgt. 8.1.4 Klachten en het hanteren ervan in de casussen Uit de interviews rijst het beeld dat voor de politiemedewerker heel snel duidelijk is (of wordt) dat er sprake is van problemen en psychische klachten. Het kan zijn dat dit vanwege voorinformatie door hen zo wordt ingeschat, of dat dit tijdens het gesprek of interview snel duidelijk wordt. Een enkele keer wordt dat door zeer specifieke omstandigheden veroorzaakt zoals door voodoo (P1). In de beschreven casussen spelen problemen met het zich kunnen herinneren van bepaalde zaken iedere keer een rol als het gaat om de coherentie of consistentie van getuigenverklaringen. In drie van de vier casussen wordt ook genoemd dat slachtoffers niet in staat waren om te spreken over wat er gebeurd was. Verder worden klachten als depressieve gevoelens, angst, schuld- en schaamtegevoelens, verslavingsproblemen (alcohol, drugs) en vermoeidheid regelmatig genoemd als klachten die herkend worden bij slachtoffers mensenhandel. Aanvullend melden geïnterviewden zeer specifieke problemen, zoals het hebben van een strafblad (P2) en religieuze kwesties (P1). Ook was bij één casus sprake van fysieke bedreiging en druk vanuit het sociale netwerk (bv. mede-slachtoffers) wat volgens de geïnterviewde een rol speelde bij de consistentie en coherentie van de getuigenverklaringen (P3). Verder worden geen andere psychische problemen genoemd die een rol speelden in de casussen. Wat het hanteren van de gesignaleerde problemen betreft, lijkt de rode draad te zijn dat het maatwerk is. Een geïnterviewde (P3) meldt dat zelfs
71
expliciet. Hij tolereert geen harde verhoren, maar staat een flexibele uitvoering van regels van de ABA (zie http://www.americanbar.org/advocacy/rule_of_law /thematic_areas/criminal_law_anti_human_trafficking/background.html) voor ogen (‘not model driven’) waarbij gebruik wordt gemaakt van een scala aan gespreks- en interviewtechnieken. Er zijn volgens deze geïnterviewde verschillende interviewstijlen, maar geen enkele specifiek voor slachtoffers mensenhandel. Bijvoorbeeld: in het ene geval wordt vanwege de omstandigheden (P2) geen verhoor afgenomen, maar volstaan met een slachtofferverklaring. In een ander geval (P1) wordt een, niet nader gespecificeerde, expert ingeschakeld waarbij wordt opgemerkt dat medische en psychische problemen aan de gezondheidsunit worden overgelaten (occupational health unit). Een geïnterviewde (P3) meldt dat het vooral zijn taak is om toe te zien welke verschillende experts wellicht nodig zijn (zoals bijvoorbeeld een psycholoog voor interviewstijlen). De laatste geïnterviewde meldt dat er gebruik werd gemaakt van ‘vulnerable victims techniques’ (wijze van bejegenen die erop gericht is om het spannings- en stressniveau bij de slachtoffers zoveel als mogelijk te verlagen ten behoeve van het vergaren van goede informatie). Over de effectiviteit van de wijzen waarop men heeft geprobeerd de gesignaleerde problemen te hanteren, komen wisselende antwoorden van ‘mogelijk niet effectief’ (P2) tot ‘ja, zeker effectief’ (P3). Uit de antwoorden van de geïnterviewden blijkt dat er niet echt een standaardprotocol voorhanden is voor hoe men specifiek om moet gaan met getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel. Er blijkt wel een (algemeen) protocol te zijn voor hoe men om moet gaan met getraumatiseerde slachtoffers, waar volgens P2 slachtoffers van mensenhandel ook onder kunnen vallen (bijvoorbeeld door een goede bejegening van de slachtoffers, creëren veiligheid en vertrouwen, verschaffen duidelijkheid over het proces, het gebruikmaken van video opnames).
72
8.1.5 Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen Zoals gezegd, door de geïnterviewden werden geen andere klachten genoemd die slachtoffers mensenhandel kunnen hebben. Wat opvalt is dat, zoals ook bij de interviews bij Nederlandse politiemedewerkers is gesignaleerd, volgens de geïnterviewden eerder sprake lijkt te zijn van een combinatie van verschillende problemen en psychische klachten wanneer gesproken wordt over factoren die van invloed zijn op de consistentie en coherentie van getuigenverklaringen.
8.1.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor het omgaan met getraumatiseerde slachtoffers De suggesties van de geïnterviewden lijken tweeërlei: enerzijds wordt gesteld dat de gesprekken en verhoren altijd op maat moeten zijn: gericht op het slachtoffer en de specifieke casus. Of zoals een geïnterviewde het kort en bondig verwoordde ‘do it case by case, not in one size’. Maar een algemeen beleid met betrekking tot mensenhandel (a policy for all) wordt ook verwelkomd. Daarnaast wordt de suggestie gedaan om het proces in tweeën te knippen, namelijk het uitvoeren van een medisch/psychologisch onderzoek voordat de gesprekken of verhoren starten, zodat bij de aanvang van de verhoren duidelijker is waar rekening mee gehouden moet worden tijdens deze verhoren.
8.2 Interviews legal professionals (officieren van justitie) Engeland
8.2.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan Ook aan de geïnterviewde legal professionals zijn de 15 factoren voorgelegd die van invloed zouden kunnen zijn op de getuigenverklaringen van
73
slachtoffers mensenhandel en dan met name op de consistentie en coherentie in de verhalen en verklaringen die zij afgeven. De resultaten staan in tabel 5. Tabel 5: Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie en consistentie van de getuigenverklaringen volgens legal professionals: Engeland (N=5). Ranking 1 2 4 4 5 6-7 6-7 8 9 10-11 10-11 12 13 14 15
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Psychische klachten Angst voor handelaar of uitbuiter Schaamte Getraumatiseerd zijn Angst om de UK te moeten verlaten Angst voor verstoting van familie en gemeenschap Lichamelijke toestand Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Taalproblemen (financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter Culturele interpretaties Druk of instructies van buitenaf Intelligentieniveau Drugsgebruik Gebruik medicatie
Gemiddelden
9.4 9.2 8.6 8.6 8.2 7.4 7.4 6.6 6.4 6.2 6.2 5.6 4.2 3.0 2.8
De zeven factoren die door de legal professionals worden aangemerkt als belangrijk (gemiddelde score ≥ 7) voor de consistentie of coherentie van getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel zijn psychische klachten, angst voor handelaar of uitbuiter, schaamte, getraumatiseerd zijn, angst om de UK te moeten verlaten, angst voor verstoting van familie en gemeenschap en lichamelijke toestand. Voor het eerstgenoemde geeft OvJ 1 een toelichting: ‘Ze hebben te kampen met serieuze psychiatrische gevolgen van de uitbuitingssituatie. De meeste slachtoffers hebben te maken met dissociatie en voelen zich keer op keer opnieuw getraumatiseerd. Dat
74
beïnvloedt de verklaringen. Meestal heeft het trauma een effect op de chronologische volgorde waarin mensen een verhaal vertellen.’ Factoren die het minst van invloed zijn volgens de Engelse legal professionals zijn het intelligentieniveau van een slachtoffer, en gebruik van drugs en medicatie (score ≤ 5). OvJ 2 legt uit dat de mensen die in deze situatie zitten wel te maken hebben met drugs- of alcoholverslaving, maar niet meer wanneer zij uit de situatie zijn. De factoren wantrouwen van de politie, taalproblemen, (financiële) afhankelijkheid van de uitbuiter, culturele interpretaties en druk of instructies van buitenaf hebben volgens de geïnterviewden een ‘matige invloed’ op de consistentie en coherentie van de verklaringen van slachtoffers mensenhandel ( 5 < gemiddelde score < 7). Ook nu werd aan de geïnterviewden gevraagd om naast deze 15 factoren zelf nog factoren aan te dragen die volgens hen invloed hebben op de consistentie en coherentie van getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel. Echter, de geïnterviewden hebben buiten de door ons veronderstelde factoren geen andere factoren genoemd die van invloed kunnen zijn op de consistentie en coherentie van getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel.
8.2.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel Aan de Engelse legal professionals is, zoals beschreven, vervolgens gevraagd om een concrete casus in gedachten te nemen waarin sprake was van een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel waarbij sprake was van inconsistente of incoherente verklaringen en waarmee, bij voorkeur, meerdere malen contact was geweest door de legal professional. Hieronder volgt de beschrijving van de door de geïnterviewden besproken casussen. OvJ 4 was niet in staat een recente casus in gedachten te nemen die aan de criteria voldoet Deze geinterviewde heeft wel de vragen vanaf de vraag of er een standaard-protocol is hoe om te gaan met getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel. Casus 1 (OvJ 1): De eerste casus betreft een vrouw die als kind voor uitbuiting in de huishoudelijke sfeer naar de UK was gehaald. Deze uitbuiting ging gepaard met ernstige fysieke en psychologische mishandeling. De situatie 75
heeft enkele jaren geduurd. Casus 2 (OvJ 2): De tweede casus betreft een man, eind 30 begin 40, die op 5jarige leeftijd door zijn oom was meegenomen naar een huis waar laatstgenoemde als bediende werkte. Het slachtoffer is daar zwaar mishandeld met zelfs doofheid ten gevolge. Toen de oom overleed is het slachtoffer naar Engeland gebracht door de baas van zijn overleden oom. Daar had hij het veel beter vergeleken met de eerdere situatie. Hij werd niet meer mishandeld en hij had er een fulltime job. Echter, hij kreeg er niet voor betaald. Al met al is hij zijn hele leven een bediende geweest. Hij was niet in staat om voor zichzelf te zorgen en had nauwelijks contact gehad met de buitenwereld. Het probleem in deze zaak was dat het slachtoffer niet geloofd werd. Daarnaast beantwoordde hij geen vragen, dus het enige wat voor hem gedaan kon worden was hem in de gaten houden, hem duidelijk maken wat er allemaal gaande was in het proces en dit laten aansluiten bij zijn behoeften. Casus 3 (OvJ 3): In deze casus wordt de situatie van een Chinese vrouw van 21 jaar beschreven. Ze was als kind verlaten door haar ouders en vervolgens uitgebuit in de huishoudelijke sfeer in China. Toen ze 16 jaar was is ze verhandeld naar de UK. Ze was in China ook al gedwongen te prostitueren, evenals gedurende de reis en in de UK. Ze had een kind gekregen dat verwekt was tijdens een verkrachting. Ze kwam in het vizier van de autoriteiten toen ze op 16-jarige leeftijd van haar kind beviel. Ze heeft een jaar in een psychiatrisch ziekenhuis gezeten . Door haar trauma en door schaamte heeft ze een extreme vorm van obsessieve compulsieve stoornis ontwikkeld, wat haar en haar kind enorm beïnvloedde. Casus 4 (OvJ 5): De laatste casus die werd beschreven in dit onderzoek door een legal professional in de UK betreft een meisje in haar tienerjaren, die verhandeld was voor uitbuiting in de huishoudelijke sfeer (de geïnterviewde heeft niet gesproken over de afkomst van het slachtoffer). Ze was sterk onder de invloed van JuJu en hierdoor niet in staat om de situatie achter zich te laten toen ze eenmaal uit de uitbuitingssituatie was. Ze zag de gezichten van de handelaren in andermans gezichten, en wanneer het tijdens de contactmomenten over de handelaren ging, konden zij op elk moment in haar gedachten verschijnen. Ze reageerde niet op vragen die gesteld werden, kon alleen maar knikken, en leek niet echt te begrijpen waar het over ging. Ze was, volgens OvJ5, echt een hoopje ellende. Omdat ze zolang in die situatie had gezeten wist ze niet anders, dit was haar leven.
76
8.2.3 Setting en uitvoering van de gesprekken/verhoren bij deze casussen De geïnterviewde legal professionals zijn in hun contact met slachtoffers mensenhandel met name informatief over de inrichting van de rechtszaak. Zij begeleiden de slachtoffers in de procedure en gedurende de zitting(en). Zij proberen daarnaast ook de achtergrond van het mensenhandelverhaal in kaart te krijgen en te beoordelen of het slachtoffer er emotioneel aan toe is om aangifte te doen bij de politie en/of deel te nemen aan het strafrechtproces. Over het algemeen worden slachtoffers voor een gesprek/verhoor er, volgens de geïnterviewden, op gewezen dat wanneer ze geen antwoord weten op een vraag ze dan niet iets moeten zeggen omdat ze denken dat ze antwoord moeten geven (dat ze eerlijk kunnen zeggen dat ze het niet weten). Ook weten de slachtoffers dat ze de interviewer kunnen corrigeren als hun antwoorden niet goed begrepen worden. Er wordt volgens de geïnterviewden geen gebruik gemaakt van standaard gespreksprotocollen omdat het per slachtoffer verschilt hoe er te werk gegaan moet worden. Over het algemeen worden er open vragen gesteld aan de slachtoffers en wordt er zo min mogelijk gebruik gemaakt van ja-nee vragen. Er wordt door een aantal geïnterviewden wel gewezen op de WHO guidelines voor getraumatiseerde slachtoffers die gebruikt zouden worden bij de gesprekken met slachtoffers mensenhandel8. Wat duidelijk wordt opgemerkt is dat het eigenlijk voor alle slachtoffers mensenhandel moeilijk is om over de situatie van uitbuiting te praten.
8.2.4 Klachten en het hanteren ervan in de casussen Volgens de geïnterviewde legal professionals kunnen slachtoffers zelf direct hun klachten aangeven, bijvoorbeeld door uit te spreken dat ze last hebben van nachtmerries en aan te geven dat ze zich dingen niet meer kunnen 8
Deze hebben vooral betrekking op zorg en behandeling: zie http://www.who.int/violence_injury_prevention/publications/services/guidelines_ traumacare/en/
77
herinneren. Daarnaast is dissociatie een klacht die vaak herkend wordt door de geïnterviewden tijdens een contactmoment met het slachtoffer. Ook wordt volgens hen voldoende herkend wanneer een slachtoffer het echt niet meer aankan, bijvoorbeeld wanneer het slachtoffer alleen nog maar kan huilen. ‘De manier waarop iemand erbij zit zegt heel veel’ aldus een van de geïnterviewden. De problemen die slachtoffers hebben, hebben volgens de geïnterviewden voornamelijk invloed op de coherentie en de volledigheid van de verklaringen. Om te zorgen dat deze invloed geminimaliseerd wordt geven de geïnterviewden aan dat de slachtoffers de tijd nodig hebben om hun verhaal te doen. OvJ 3 geeft aan ‘Toen het slachtoffer in het ziekenhuis was zat ze onder de tafel, ze kon het niet opbrengen om face-to-face met ons in een kamer te zitten. Het heeft een hele tijd geduurd en het heeft veel geduld gevergd om haar zover te krijgen dat ze met ons kon praten.’ De kracht van controle is ook essentieel, aldus OvJ 1: ‘We proberen de slachtoffers weer controle te laten krijgen over hun eigen leven. Daar kunnen we soms bij de verhoren makkelijk aan meewerken. Bij een slachtoffer hebben we bijvoorbeeld altijd gezorgd dat zij het dichtste bij de deur zat tijdens de verhoren zodat ze het idee had dat ze op elk moment weg kon. Ook was het voor haar erg belangrijk om te weten dat ze op elk moment kon onderbreken en vragen kon stellen die op dat moment voor haar van belang waren’. Verder wordt door de geïnterviewden de rol van de interviewer (manier van interviewen) en het samen doornemen van de opbouw van het procesverbaal genoemd als mogelijke oplossingen voor het beïnvloeden van de getuigenissen.
8.2.5 Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen De manier waarop een rechter in een zaak staat, heeft volgens de geïnterviewde legal professionals ook invloed op de manier waarop slachtoffers verklaren tijdens de zitting. Wanneer een rechter eerder met extreme misleidende zaken te maken heeft gehad en met slachtoffers waarvan aan de geloofwaardigheid van het verhaal wordt getwijfeld, dan zullen zij op een andere manier de zitting in gaan dan rechters die deze ervaringen niet hebben. Dat heeft ook zijn weerslag op de manier waarop een slachtoffer verklaart. Deze constatering door de geïnterviewden is 78
volgens hen niet zo eenvoudig op te lossen; het is een gevoel/indruk waarmee een rechter een zaak in gaat.
8.2.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers Over het algemeen pleiten de legal professionals voor het trainen van rechters in de omgang met slachtoffers van mensenhandelzaken. Het is een extreem kwetsbare groep die op een sensitieve manier en adequaat benaderd en behandeld moet worden. OvJ 2 geeft aan dat je anders werkelijk geen kans hebt op het vinden van de handelaren, omdat de enige persoon die je daarbij kan helpen het slachtoffer is. De training die de rechters zouden moeten krijgen zou dan moeten focussen op het feit dat slachtoffers mensenhandel volgens de geïnterviewden (extreem) meer tijd nodig hebben dan andere groepen slachtoffers om hun verhaal te vertellen en dat druk leggen op het verhoorproces juist averechts zou werken. De training zou ook moeten behandelen wat het effect van trauma is op de bewijsvoering. Rechters zijn geen psychologen en kunnen dus erg onbekend zijn met bepaalde fenomenen en de effecten ervan niet onderkennen of zelfs bagatelliseren (zie verder hoofdstuk 4). Verder zouden ook politie en medewerkers van social services trainingen moeten krijgen die specifiek ingaan op slachtoffers van mensenhandel en de bijkomende klachten. Er zou ook een betere communicatie moeten zijn tussen psychologen/psychiaters (hulpverleners) en advocaten, zodat beide partijen weten wat ze verwachten en wat ze hopen te vinden. Een bijkomstig voordeel kan zijn dat er ook minder gesprekken en interviews met het slachtoffer nodig zijn wanneer de krachten gebundeld worden (het is dan minder gefragmenteerd). Ook worden door de geïnterviewden gezamenlijke interviews voorgesteld waarbij politie, local authority en advocaten aanwezig kunnen zijn in de eerste fase , en waarbij zij hun specifieke vragen kunnen stellen zodat het aantal interviews/verhoren beperkt kan blijven.
8.3 Interviews hulpverleners
79
8.3.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan Ook deze groep geïnterviewden is de lijst met 15 factoren voorgelegd die de consistentie en coherentie van getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel zouden kunnen beïnvloeden. Vervolgens is ook aan hen gevraagd iedere factor een score toe te kennen van 1 tot en met 10, waarbij 1 staat voor ‘speelt helemaal geen rol’ en 10 staat voor ‘speelt een zeer voorname rol’ bij het afgeven van inconsistente en incoherente verklaringen door slachtoffers mensenhandel. In tabel 6 staan de resultaten vermeld. De drie geïnterviewde hulpverleners in Engeland (zie tabel 6) geven aan dat 10 van de 15 (door de interviewer) genoemde factoren een belangrijke (gemiddelde score ≥ 7) invloed hebben op de getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel (de factoren angst voor de handelaar of uitbuiter, getraumatiseerd zijn, schaamte, psychische klachten, (financiële) afhankelijkheid van uitbuiter, lichamelijke toestand, angst om de UK te moeten verlaten, angst voor verstoting van familie en gemeenschap, Wantrouwen van (jegens) politie en taalproblemen. De factoren die volgens de geïnterviewden de relatief minste invloed hebben op de getuigenverklaringen zijn het intelligentieniveau van het slachtoffer en het gebruik van drugs of medicatie (score ≤ 5). Zoals bij de Nederlandse hulpverleners is geconstateerd, scoort ‘getraumatiseerd zijn’ relatief hoog.
80
Tabel 6: Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie en consistentie van de getuigenverklaringen volgens hulpverleners: Engeland (N=3). Ranking 1 2-3 2-3 4 5 6-7-8-9 6-7-8-9 6-7-8-9 6-7-8-9 10 11 12 13 14 15
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Angst voor handelaar of uitbuiter Getraumatiseerd zijn Schaamte Psychische klachten ( financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter Lichamelijke toestand Angst om de UK te moeten verlaten Angst voor verstoting van familie en gemeenschap Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Taalproblemen Druk of instructies van buitenaf Culturele interpretaties Intelligentieniveau Gebruik medicatie Drugsgebruik
Gemiddelden
9.3 8.7 8.7 8.3 7.7 7.3 7.3 7.3 7.3 7.0 6.7 6.0 4.7 3.3 3.0
Nadat de geïnterviewden de 15 factoren scoorden op mate waarop deze invloed hebben op de consistentie en coherentie van verklaringen van slachtoffers mensenhandel, werd ook hen gevraagd of zij nog andere factoren tegenkomen in het dagelijks werk die een grote invloed hebben op de getuigenverklaringen. Volgens de geïnterviewden is het belangrijk om iemand die onafhankelijk is bij de gesprekken aanwezig te laten zijn, bijvoorbeeld iemand van de hulpverlening. In ieder geval geen autoriteit. Deze derde partij kan de zaken die de politie bevraagt vertalen of verduidelijken voor het slachtoffer en de culturele verschillen en interpretaties kunnen aan het licht worden gebracht voor de politie. Ook het samen opstellen van een rapport met het slachtoffer kan helpen om de inconsistenties te ondervangen. Daarnaast kan de ondervraging erg
81
intimiderend zijn voor het slachtoffer en de aanwezigheid van een derde partij, in de vorm van een hulpverlener, kan deze druk en stress wegnemen of verlichten.
8.3.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel Ook aan de geïnterviewde Engelse hulpverleners is gevraagd een concrete casus in gedachten te nemen waarbij sprake was van een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel waarbij, bij voorkeur, inconsistenties of incoherenties optraden in het verhaal/de verklaringen. Ook was het hebben van meer dan één contactmoment met het slachtoffer onderdeel van de criteria voor de casus. Hieronder worden de verschillende casussen beschreven. Casus 1 (HV 1): De eerste casus betreft een Oost-Europese dame die voor werk in een fabriek naar de UK is gestuurd. Ze is door een landgenoot gerekruteerd en haar is gouden bergen beloofd. Eenmaal in de UK bleek het heel anders te zijn (er is tijdens het interview niet ingegaan op de aard van de uitbuiting) en moest ze leven in een overvol huis. Ze werd ontslagen en kreeg last van extreme angstaanvallen en psychoses. Ook gebruikte ze drugs. Casus 2 (HV 2): De tweede casus betreft een 32-jarige Ghanese dame die naar de UK was verhandeld met orgaansmokkel als doel. Zij werd het slachtoffer van verkrachting. Ze was erg stil en had daarom psychologische hulp nodig. De betreffende geïnterviewde heeft haar geadviseerd om naar de rechter te stappen en medische hulp te zoeken. Casus 3 (HV 3): Deze casus betreft die van een, op het moment van het interview, zwangere dame die reeds op haar 9e jaar verhandeld was en vanaf 17-jarige leeftijd bij de hulpverlening in beeld is gekomen. Ze kon nauwelijks praten over hetgeen haar overkomen was, ze was erg gedesoriënteerd en vertelde haar verhaal in een niet-chronologische volgorde. De eerste gesprekken bestonden vooral uit het tot kalmte manen van het slachtoffer en duidelijk maken waarom men met haar in gesprek moest gaan. Uiteindelijk heeft de geïnterviewde besloten om de momenten van ondervraging zo kort mogelijk te houden omdat er een groot risico voor her-traumatisering was.
82
8.3.3 Setting en uitvoering van de gesprekken bij deze casussen
Alle hulpverleners geven aan dat zij voordat zij een hulpverleningsgesprek voeren met slachtoffers, een aantal gespreksregels opstellen. Een voorbeeld van een gespreksregel is dat slachtoffers de hulpverlener mag onderbreken wanneer zij iets niet begrijpen en mogen corrigeren wanneer er dingen niet goed worden samengevat of verkeerd worden geïnterpreteerd. Gedurende het gesprek informeren zij ook een aantal keer of het slachtoffer alles goed begrepen heeft. Er worden over het algemeen open gesprekken gevoerd en er wordt meestal geen gebruik gemaakt van ja-nee vragen. Dit is echter niet het geval bij ieder slachtoffer. Elk slachtoffer is, volgens het oordeel van de geïnterviewden, weer een ander geval en soms is er een andere aanpak nodig om ervoor te zorgen dat ze de juiste hulp krijgen aangeboden. De meeste hulpverleners geven aan dat zij vaak te weinig tijd hebben voor het slachtoffer om in te schatten welke hulp ze nodig hebben. Vaak zijn ze te kort in beeld bij de hulpverleningsinstanties zodat er niet goed kan worden ingeschat welke doorverwijzing nodig is. Er zouden volgens de meeste geïnterviewden wel een protocol dat gebruikt wordt bij het spreken van slachtoffers mensenhandel. Deze protocollen zijn in dat geval door de organisatie zelf ontwikkeld gebaseerd op de expertise en ervaring van de medewerkers van de organisatie met slachtoffers mensenhandel (deze protocollen zijn niet in het bezit van de onderzoekers). Het protocol stelt dat er altijd in het voordeel van de cliënt moet worden gehandeld, dat wil zeggen de directe noden van het slachtoffer moeten voorop komen te staan, en daarna moet er gekeken worden naar hoe er informatie uit het slachtoffer kan komen. De protocollen gaan in op interviewtechnieken voor slachtoffers mensenhandel. Wanneer de indruk bestaat dat er psychologische problemen zijn, dan worden er volgens het protocol psychologen ingeschakeld.
83
8.3.4 Hoe (psychische) klachten werden gehanteerd in deze casussen
Ook de geïnterviewde hulpverleners geven aan dat slachtoffers vaak zelf goed kunnen aangeven welke klachten ze hebben. Verder kunnen klachten als psychoses en extreme angstaanvallen worden geconstateerd door de hulpverleners. Ze geven aan dat slachtoffers dan teruggetrokken overkomen en ze in dat geval niet veel praten. Klachten als hoofdpijn en stress zijn volgens de hulpverleners indicatoren van een slecht emotioneel gestel. Daarnaast worden bijkomende problemen als moeite hebben om het leven op te pakken door de slachtoffers verwoord of geuit, volgens de geïnterviewden. HV1 en HV 3 geven aan dat door hulpverleners over het algemeen niet snel hulp wordt ingeroepen van andere experts. Dat heeft voornamelijk te maken met de korte periode dat een slachtoffer voor hen in beeld is. Wel wordt er vaak medische expertise ingeschakeld volgens de geïnterviewden.
8.3.5 Andere problemen of factoren die een rol speelden in deze casussen De hulpverleners hebben tijdens de interviews enkele problemen genoemd die in de casussen een rol speelden. Deze factoren zijn stress, het meemaken van een (nieuwe) traumatische gebeurtenis en depressie. Volgens de geïnterviewden zijn dit naast de problemen en factoren die zij reeds benoemd of hoog gescoord hebben, de meest voorkomende problemen waar een slachtoffer mensenhandel mee te maken heeft (dit betreft dus zaken in de specifieke casussen, en niet het antwoord op de vragen over de 15 factoren bij slachtoffers van mensenhandel in zijn algemeenheid).
8.3.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers
84
Alle geïnterviewde hulpverleners benadrukken het belang van het eerste contactmoment met het slachtoffer met bijvoorbeeld de politie. Het slachtoffer moet worden geïnformeerd over wat er gaat gebeuren, hoe lang het proces zal gaan duren, wat de hulpverlening voor hen kan betekenen, en dergelijke. HV 1 geeft aan dat hun aanwezigheid het opstellen van het rapport voor het slachtoffer kan vergemakkelijken. De aanwezigheid van een objectieve partij (partij die verder geen belangen heeft) die ze al kennen kan fijn zijn, omdat het volgens de geïnterviewden toch al een intimiderende setting kan zijn/is voor het slachtoffer. Volgens deze geïnterviewden moet de politie ook een protocol hebben voor hoe om te gaan met slachtoffers mensenhandel. HV 3 beargumenteert dat het slachtoffer zich op zijn gemak moet voelen tijdens de gesprekken en dat men het slachtoffer moet verzekeren dat de organisatie er geen andere agenda er op na houdt. Het moet voor het slachtoffer duidelijk zijn dat de organisatie een veilige plek biedt en een vertrouwelijke omgeving is om vrijuit te kunnen praten.
8.3.7 Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel Een van de Engelse geïnterviewde hulpverleners geeft aan dat slachtoffers mensenhandel een diagnose kunnen krijgen voor psychische problemen: in de specifieke casus die deze geïnterviewde in gedachten had genomen, is een diagnose gesteld door een psycholoog of psychiater (mental health worker). Voor de geïnterviewde is niet duidelijk welke methode gebruikt was voor de diagnose. Of de diagnose heeft geleid tot aanpassingen in het verhoor of in de rechtszaak is niet bekend bij deze geïnterviewde. Een andere geïnterviewde hulpverlener gaf aan dat er geen officiële diagnose is gesteld in de casus die in gedachte werd genomen. Het slachtoffer wilde namelijk niet daaraan meewerken. De derde hulpverlener meldt dat in de betreffende casus wel een diagnose is gesteld, maar dat verder niet bekend is hoe en wie de diagnose heeft gesteld. Ook is niet duidelijk of de aanwezigheid van een officiële diagnose gevolgen heeft gehad voor de strafzaak. Onbekend is volgens welke regels op en bepaald moment wel of niet een diagnose wordt gekozen of wordt uitgevoerd.
85
8.3.8 Conclusies belangrijkste resultaten hoofdstuk 7 De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op 12 interviews gehouden met Engelse experts op het gebied van mensenhandel. Er zijn vier politiemedewerkers, vijf legal professionals en drie hulpverleners geïnterviewd. Alle geïnterviewde experts uit Engeland geven aan dat verschillende factoren van invloed zijn op de consistentie of coherentie van getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel. De factoren angst voor handelaar of uitbuiter, schaamte, angst om de UK te moeten verlaten en getraumatiseerd zijn worden gemiddeld door alle geïnterviewden geïdentificeerd als factoren die een belangrijke invloed hebben op de consistentie of coherentie van verklaringen van slachtoffers mensenhandel. Verder worden psychische klachten vooral genoemd door hulpverleners en legal professionals, en wordt de (financiële) afhankelijkheid genoemd door politiemedewerkers en hulpverleners. Andere factoren die door de geïnterviewden zelf nog werden aangedragen zijn het al dan niet aanwezig zijn van een onafhankelijk persoon bij de verhoren (bijvoorbeeld een psycholoog) en het samen met het slachtoffer opstellen van het rapport. Aan de Engelse experts werd eveneens gevraagd om een concrete casus in gedachten te nemen waarbij, bij een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel, sprake was van inconsistente of incoherente verklaringen. Door de politiemedewerkers en legal professionals wordt aangegeven dat er voordat de verhoren inhoudelijk starten, zij een drietal basisbeginselen met het slachtoffer doornemen: 1.) het slachtoffer mag de medewerker corrigeren wanneer hij/zij een fout maakt, 2.) als het slachtoffer geen antwoord weet of geen verdere informatie kan verstrekken mag hij/zij dit aangeven en hoeft hij/zij geen antwoord te verzinnen en 3.) dat de slachtoffers het kunnen aangeven als zij iets niet begrijpen. Ook wordt er in eerste instantie gebruik gemaakt van open vragen. Verder wordt volgens de politiemedewerkers altijd aandacht besteed aan de rol van de politie in Engeland: een groot aantal slachtoffers heeft het vooroordeel, door eerdere ervaringen met de politie, dat de politie niet te vertrouwen is. Volgens de
86
politie zijn de gebruikte verschillende methoden in de casussen effectief, maar is dat niet altijd met zekerheid bekend. De legal professionals geven aan dat er gebruik wordt gemaakt van de WHO guidelines voor getraumatiseerde slachtoffers (een richtlijn die eigenlijk bedoeld is voor zorgverleners) bij gesprekken met slachtoffers mensenhandel. De geïnterviewde hulpverleners geven aan dat zij vaak wel gebruik maken van een protocol bij het spreken van slachtoffers mensenhandel, maar dat deze protocollen zelf door de betreffende organisatie zijn opgesteld naar aanleiding van kennis en expertise die de organisatie in huis heeft (het is meer een zorgprotocol). De geïnterviewde experts geven aan dat zij, naar eigen inzicht en toegepast op de individuele situatie van het slachtoffer, een scala aan maatregelen hebben die zij inzetten bij het verhoren van slachtoffers mensenhandel. Soms wordt er geen officieel verhoor afgenomen, maar kan er genoegen worden genomen met een slachtofferverklaring. Dit gebeurt bijvoorbeeld in gevallen waarbij het slachtoffer niet in staat is om een verhoor te ondergaan. De geïnterviewde politiemedewerkers geven aan dat zij soms een andere expert inschakelen bij de verhoren en dat er wel eens gebruik wordt gemaakt van Vulnerable Victim Techniques. Naar inschatting van de geïnterviewde legal professionals is het van belang en effectief om het slachtoffer de tijd te geven om zijn/haar verhaal te doen. Ook is het volgens hen belangrijk om het slachtoffer het gevoel van controle terug te geven. Dit kan door simpele ingrepen gedaan worden. Ook aan de Engelse experts is gevraagd of zij suggesties of aanbevelingen hebben voor het omgaan met getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel. De geïnterviewde politiemedewerkers geven aan dat het eigenlijk altijd maatwerk moet zijn: ‘do it case by case, not in one size’. Toch lijkt er ook een behoefte te zijn aan een algemeen beleid. Verder menen zij dat het opknippen van het proces (voor de verhoren van start gaan een medische screening uitvoeren zodat men weet waar men rekening mee moet houden) ten goede komt aan de verklaringen van de slachtoffers. Legal professionals pleiten voor het beter opleiden van rechters in de omgang met slachtoffers mensenhandel. Van belang wordt geacht dat rechters 1.) zich beter realiseren dat slachtoffers mensenhandel veel meer tijd nodig (kunnen) hebben dan andere slachtoffer voor het afleggen van
87
een verklaring en 2.) meer inzicht verkrijgen in wat het mogelijke effect van trauma op de bewijsvoering is. Legal professionals pleiten verder ook voor een betere samenwerking tussen psychologen/psychiaters en advocaten, zodat helderder wordt wat deze professionals kunnen verwachten van het slachtoffer. In het verlengde hiervan wordt voorgesteld dat het eerste verhoor gezamenlijk met politie, local authority en advocaten gehouden wordt, zodat het aantal interviews/verhoren wellicht beperkt kan blijven tot het minimale (en dus geringere belasting geeft). Geïnterviewde politie en hulpverleners geven vooral het belang van bejegening aan, met name bij het eerste contactmoment, en het belang van informatie aan het slachtoffer over wat er gaat gebeuren en wat zij kunnen verwachten. Het is volgens hen voor het slachtoffer, en zijn/haar verklaring, van belang dat hij/zij op zijn/haar gemak is (voor zover mogelijk) en weet dat de setting zo is dat hij/zij vrijuit kan praten. Een dergelijke houding wordt als effectief beschouwd, d.w.z. een positieve bijdrage levert aan de consistentie of incoherentie van getuigenverklaringen.
88
9
Expertinterviews België
In dit hoofdstuk wordt verslag gedaan van de gestructureerde interviews (zie bijlage 1) die zijn gehouden met de Belgische experts mensenhandel, te weten politiemedewerkers (FGP’s), referentiemagistraten (dit zijn gespecialiseerde mensenhandel magistraten) en hulpverleners. De interviews zijn gelijk aan die van hoofdstuk 7 en 8, en dus gebaseerd op onderzoeksvragen 1 tot en met 7 (met uitzondering van vraag 2, 4 en de laatste subvraag van vraag 6). De opbouw van hoofdstuk 7 is dezelfde als van hoofdstuk 5 en 6. Ze zijn uitgevoerd door mevr. drs. L. Mergaerts. Dit hoofdstuk heeft eveneens dezelfde opbouw als hoofdstuk 5 en 6 (expertinterviews Nederland en Engeland), met per groep geïnterviewden de volgende subparagrafen: Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan (sub 1) Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel (sub 2) Setting en uitvoering van de verhoren bij deze casussen (sub 3) Klachten en het hanteren ervan in de casussen (sub 4) Andere problemen of klachten die een rol speelden in deze casussen (sub 5) Algemene suggesties geïnterviewden voor het omgaan met getraumatiseerde slachtoffers (sub 6) Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel (sub 7)
9.1 Interviews politie België (FGP’s) 9.1.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan. Zoals bij de interviews met Nederlandse en Engelse experts is gebeurd, is aan de Belgische geïnterviewden gevraagd 15 factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan, te scoren op een schaal van 1 tot 10. Het cijfer 1 staat voor ‘speelt helemaal geen rol’ en 10 voor ‘speelt een zeer voorname rol’. De resultaten staan in tabel 7.
89
Tabel 7: Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie en consistentie van de getuigenverklaringen volgens politiemedewerkers: België (N=59). Ranking 1 3 3 5 5 7 7 8 9 10 11 13 13 14 15
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Angst voor handelaar of uitbuiter Angst voor verstoting van familie en gemeenschap Angst om België te moeten verlaten (financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Druk of instructies van buitenaf Culturele interpretaties Psychische klachten Schaamte Getraumatiseerd zijn Intelligentieniveau Drugsgebruik Gebruik medicatie Lichamelijke toestand Taalproblemen
Gemiddelden
9,0 8,5 8,5 8,1 8,1 7,9 7,9 7,5 6,5 6,010 6,0 5,7 5,7 5,3 4,2
Aan ongeveer de helft van de factoren is een score van 7 of hoger toegekend (deze zijn: angst voor de handelaar of uitbuiter, angst voor verstoting van familie en gemeenschap, angst om België te moeten verlaten, (financiële) afhankelijkheid van de uitbuiter, wantrouwen van de politie, druk of instructies van buitenaf, culturele interpretaties en psychische klachten). Deze factoren hebben volgens de geïnterviewden dus een belangrijke invloed op de consistenties of coherenties van de getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel. Factoren die minder belangrijk worden geacht, 9
Niet alle geïnterviewden hebben aan alle factoren een score kunnen toekennen. De gemiddelden en daarmee ook de ranking is soms slechts gebaseerd op de scores van 3 geïnterviewden. 10
Dit is het gemiddelde van sterk uiteenlopende scores (een score van 2,3,9 en 10).
90
zijn volgens de geïnterviewden getraumatiseerd zijn, intelligentieniveau, drugs en medicatie gebruik, lichamelijke toestand en taalproblemen (score ≤6). ‘Getraumatiseerd zijn’ heeft met gemiddelde score van 6 volgens de geïnterviewden een matige invloed op de consistentie of coherentie van getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel. De geïnterviewden noemen naar aanleiding van de open vraag naar nietgenoemde factoren die van invloed kunnen zijn op de consistentie of coherentie van getuigenverklaringen een aantal nieuwe factoren. Een van de geïnterviewde politiemedewerkers geeft aan dat religie, naast cultuur en het gebruik van voodoo, een van de factoren is die van invloed zijn op de verklaringen van slachtoffers. Een andere respondent geeft aan dat het een probleem kan zijn dat het slachtoffer zelf in België het slachtofferstatuut toegekend krijgt (waardoor ze een tijdelijke verblijfskaart krijgen en een zekere bescherming genieten), maar dat de familieleden in het thuisland onbeschermd blijven. De familieleden blijven (in een aantal gevallen) bijgevolg nog steeds in zekere zin in gevaar voor gewelddadig gedrag door de uitbuiter. Er kan nog steeds druk worden uitgeoefend op familieleden waardoor de angst voor represailles consistente en coherente verklaringen in de weg kunnen staan. Een derde factor die wordt aangehaald, heeft betrekking op de bejegening van slachtoffers. Het eerste contact met het slachtoffer speelt volgens de geïnterviewden een cruciale rol. Deze rol kan tweeledig zijn. Enerzijds kan een bepaalde aanpak te soft of te braaf overkomen voor slachtoffers uit bepaalde culturen, waardoor de slachtoffers geen waarheidsgetrouwe verklaring zullen afleggen. Anderzijds dient de aanpak voor bepaalde slachtoffers juist heel voorzichtig te zijn, waarbij men niet te hard overkomt omdat het slachtoffer anders bang zou kunnen zijn dat geweld gebruikt zal worden. De bejegening en houding van de politiemedewerker tijdens het verhoor spelen volgens een aantal geïnterviewden dus een cruciale rol.
91
9.1.2 Concrete casus getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel
Tijdens het interview is aan de Belgische politieagenten gevraagd om een concrete casus in gedachten te nemen waarbij sprake was van een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel, waarbij bij voorkeur inconsistenties en/of incoherenties in zijn of haar verklaringen voorkwamen en waar de politiemedewerker meerdere contactmomenten mee heeft gehad. Geinterviewde P5-B had zelf geen ervaring met een dergelijke casus. Ook P1-B nam geen concrete casus in gedachten maar beschreef een scenario zoals hij het vaak tegen is gekomen tijdens zijn werk met getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel. Hieronder is een korte beschrijving gegeven van deze casussen. Casus 1 (P1-B): Door deze respondent wordt een algemeen kader geschetst van een slachtoffer mensenhandel zoals zij deze meestal zien. De casussen hebben volgens de geïnterviewde over het algemeen vrijwel dezelfde kenmerken. Doorgaans betreft het een Nigeriaans slachtoffer dat in het begin niet wil meewerken aan het onderzoek en geen informatie wil vrijgeven. Het slachtoffer is dan meestal dichtgeklapt, defensief en zeer agressief. Deze agressiviteit kan worden beschouwd als een ‘pantser’ om geen toegang te hoeven verschaffen tot hun ware persoonlijkheid. Vervolgens moet het slachtoffer geleidelijk aan overtuigd worden om mee te werken aan het strafrechtelijk onderzoek. In elke casus vinden er gemiddeld tientallen contacten plaats met het betreffende slachtoffer. Nadat het slachtoffer een verklaring heeft afgelegd, wordt hij/zij ondergebracht in een van de slachtofferopvangcentra. Daarna vinden er nog verhoren plaats in het opvangcentrum of wordt het slachtoffer uit het opvangcentrum gehaald en naar het bureau gebracht om verder verhoord te worden. Casus 2 (P2-B): Betreft een slachtoffer uit het Bulgaarse ‘zigeunermilieu’. Het betreft een zaak die zich afspeelde in 2011, waarbij twee vrouwen zich blootsvoets meldden bij de lokale politie. Ze vertoonden heel wat fysieke letsels, waren in paniek en rusteloos. Uit de eerste verhoren door de lokale politie bleek dat de slachtoffers slachtoffer waren van partnergeweld en dat ze daarom enkel een klacht wilden neerleggen en verder geen aangifte wilden doen. Hierna zijn de vrouwen naar huis gegaan, maar de volgende nacht gebeurde hetzelfde. Toen bleek dat de feiten zich uitstrekten over
92
verschillende gerechtelijke arrondissementen, is de FGP erbij betrokken. Eén van de twee vrouwen was er fysiek zeer slecht aan toe en beide vrouwen bleken zeer angstig te zijn ten aanzien van de politiediensten. In eerste instantie werd het eerste slachtoffer naar het ziekenhuis overgebracht waarna ze beiden werden ondergebracht in een van de slachtofferopvangcentra. Het eerste slachtoffer is vervolgens weggelopen uit het opvangcentrum, maar een aantal dagen later werd ze teruggevonden door de politiediensten. Uiteindelijk zijn de medewerkers van de FGP erin geslaagd haar vertrouwen te winnen en haar te overtuigen een verklaring af te leggen. Op dat moment werd duidelijk dat ze zich in het Bulgaarse prostitutie- en meedrinkmilieu11 bevond, waarbij de feiten zich afspeelden in drie verschillende gerechtelijke arrondissementen. In het ene gerechtelijk arrondissement werden de vrouwen gerekruteerd en opgevangen door andere leden uit het ‘zigeunermilieu’. Vervolgens werd een aantal vrouwen geselecteerd en overgebracht naar een locatie in een ander gerechtelijk arrondissement, waar ze een tijdlang werden beoordeeld alvorens terecht te komen in de raamprostitutie. Uiteindelijk zijn de medewerkers van de verschillende FGP’s erin geslaagd om samen te werken en een aantal mensen aan te houden. Tijdens de verhoren met het slachtoffer is gebleken dat zij reeds een aantal keren was opgenomen in het ziekenhuis met ernstige verwondingen. Ook werd gedreigd dat haar zoontje iets zou worden aangedaan die nog in het thuisland woonde. Bij haar speelde de angst om België te moeten verlaten geen rol, aangezien ze naar België was gekomen uit pure financiële noodzaak. Ze wilde zo haar moeder en zoontje een beter leven kunnen geven. In deze zaak was voorts ook sprake van inconsistente verklaringen. De geïnterviewde heeft het meisje vier tot vijf keer gesproken, verspreid over een periode van ongeveer twee maanden, waarna ze is teruggegaan naar Bulgarije. Casus 3 (P3-B): Deze casus kwam in november 2012 aan het licht via informatiegestuurde politie, waarbij gebruik werd gemaakt van internetrecherche. Er werd onderzoek gedaan naar typische referentiesites en fora waarbij een recensie van één welbepaalde club de aandacht trok. Het betrof een klant die een zeer onervaren, onbeholpen Ghanese vrouw opmerkte in deze club. Vervolgens werd door de FGP, in samenwerking met de sociale 11
Een meedrinkzaak is een horecaonderdeel waar mannen iets kunnen drinken en ‘gezelschap’ kunnen krijgen van schaarsgeklede dames die in de zaak werken. De dames drinken iets met de mannen en praten wat met ze.
93
inspectiediensten, een controle uitgevoerd in deze club. Er werd hierbij een aantal illegaal tewerkgestelde vrouwen aangetroffen, onder wie deze Ghanese vrouw. In deze club bleek sprake te zijn van verdoken prostitutie; achter een façade van een massagesalon bleek het een ontuchthuis te zijn. De Ghanese vrouw is tijdens de controle via een geheim luik gevlucht naar een aangrenzende loods. De medewerkers van de FGP hebben haar hier aangetroffen; zij was blootsvoets verstopt achter een aantal planken, volledig hulpbehoevend en zeer angstig. Uit nader onderzoek bleek dat de vrouw eigenlijk van Nigeriaanse afkomst was en via een valse identiteit misbruik maakte van de verblijfstitel van een Ghanese vrouw uit Antwerpen. Na een aantal verhoren is duidelijk geworden dat ze via een ‘Madam’ en onder invloed van voodoopraktijken in haar thuisland naar Europa is gekomen. Onderweg naar Europa was ze gedwongen tot straatprostitutie in Italië, waarbij ze telkens een deel van haar inkomsten moest afstaan aan haar ‘Madam’. Uiteindelijk is ze op eigen houtje gevlucht naar België, met het oog op regularisatie, waar ze in de grote steden gewerkt heeft in de prostitutie en uiteindelijk in de club waar men op de hoogte was van haar achtergrond. In het kader van dit onderzoek werd tijdens het eerste contact met het slachtoffer voornamelijk vertrouwen opgebouwd door goede aandacht te schenken aan haar situatie en haar zoveel als mogelijk haar eigen verhaal te laten vertellen zonder al te veel vragen te stellen. De volgende dag vond een tweede contact plaats in het slachtofferopvangcentrum waar ze was ondergebracht. Een paar dagen later is tijdens een volgend gesprek en op basis van de feiten duidelijk geworden dat deze vrouw een potentieel slachtoffer van mensenhandel was. Pas tijdens dit derde verhoor werd een aanneembaar waarheidsgehalte bekomen over de gehele situatie waarin de vrouw zich bevond. Dit kon gebeuren omdat het slachtoffer (volgens geinterviewde) merkte dat ze vriendelijk werd bejegend en niet zou worden geslagen, in tegenstelling tot wat ze verwachtte van de politiediensten. Casus 4 (P4-B): Deze casus heeft betrekking op een Nigeriaanse vrouw die slachtoffer werd van mensenhandel en meer bepaald seksuele exploitatie. Zij was naar België gekomen via een koppel dat schijnhuwelijken regelde. Vervolgens is zij in Brussel in de prostitutie terechtgekomen. In deze zaak waren er tevens andere slachtoffers, maar deze konden niet gelokaliseerd of geïdentificeerd worden. Deze vrouw werd aan de hand van het onderzoek eind 2012 wel geïdentificeerd, zij het onder haar valse Ghanese identiteit. Op basis van telefoontaps bleek echter dat ze zeer vermoedelijk geen Ghanese was, aangezien ze Nigeriaans sprak met haar pooier. De volgende dag heeft
94
de FGP een interventie uitgevoerd, waarbij het slachtoffer uit het raamprostitutiemilieu werd gehaald. In eerste instantie verklaarde ze dat ze geen problemen had met het afstaan van geld en dat ze legaal was getrouwd in België. Vervolgens heeft het zeer veel moeite gekost om haar te overtuigen om mee te werken. Dit is uiteindelijk gelukt via een Nigeriaanse tolk die ooit hetzelfde heeft meegemaakt en op haar heeft ingepraat. Naar aanleiding van dit gesprek heeft het slachtoffer een verklaring afgelegd, maar de dag nadien heeft ze vanuit het slachtofferopvangcentrum de politiedienst opgebeld om te haar verklaring in te trekken, onder het mom dat alles gelogen was. De geïnterviewde stelde dat ze dit heeft gedaan uit angst voor problemen met haar ‘Madam’, familie en represailles. De medewerkers hebben haar vervolgens een aantal dagen tot rust laten komen in het opvangcentrum om nadien opnieuw contact op te nemen met haar met de boodschap dat haar schijnhuwelijk ontbonden zou worden, waardoor ze België zou moeten verlaten. De volgende dag heeft ze contact opgenomen en had ze besloten om toch mee te werken en opnieuw een verklaring af te leggen. In totaal heeft de respondent dan ook zeven keer een face to face gesprek gehad met het slachtoffer en daarnaast vond ook een aantal telefonische gesprekken plaats. De contacten vonden plaats in de eerste twee tot drie weken na de interventie van de FGP, waarna het vervolgens nogmaals twee tot drie weken heeft geduurd alvorens het slachtoffer effectief een waarheidsgetrouwe verklaring wilde afleggen. 9.1.3 Setting en uitvoering van de verhoren in deze casussen Volgens alle geïnterviewden van de FGP’s werd tijdens het verhoor van de slachtoffers expliciet en duidelijk vermeld dat 1.) het slachtoffer de verhoorder diende te corrigeren als een bepaald element niet goed verwoord of herhaald werd, 2.) er bij onduidelijkheden steeds om verheldering gevraagd kon worden en 3.) benadrukt dat het belangrijk is dat het slachtoffer geen elementen verzint en niet raadt bij het beantwoorden van de gestelde vragen. Een van de geïnterviewden geeft aan dat de voorlichting belangrijk is in het kader van de reconstructie van feiten die achteraf wordt beoogd aan de hand van de afgelegde verklaringen: een dergelijke reconstructie is onmogelijk wanneer slachtoffers geen waarheidsgetrouwe verklaring afleggen. Verder geven de geïnterviewden aan dat het verhoor begint met open vragen, zodanig dat het slachtoffer zoveel mogelijk haar eigen verhaal 95
kon vertellen, zonder suggesties of invloeden van buitenaf. Bepaalde feiten zijn in de meeste gevallen reeds vastgesteld op basis van het gevoerde onderzoek, waardoor vervolgens wat meer gerichte vragen gesteld kunnen worden. Aan het einde van het eerste verhoor of in een volgend verhoor worden de vragen vervolgens vernauwd naar meer concrete vragen over specifieke elementen die uit de verklaring naar voren zijn gekomen. Er wordt bijgevolg in verschillende fasen, volgens een soort van ‘trechter’ toegewerkt naar meer gesloten vragen. Volgens drie geïnterviewden stellen slachtoffers zich in meer of mindere mate kritisch op ten aanzien van de verhoorders. Volgens één respondent zou zelfs elk ‘effectief slachtoffer’ (werkelijk slachtoffer mensenhandel), in tegenstelling tot ‘opportunisten’ [personen die hun slachtofferschap (deels) verzinnen om voor bepaalde regelingen in aanmerking te kunnen komen], zich kritisch opstellen tijdens een verhoor ten aanzien van hetgeen er wordt gezegd en gevraagd. Er werd wel gesignaleerd dat de slachtoffers bij het begin van een verhoor vaak een angstige en meer terughoudende houding aannamen. Eén respondent haalde een mogelijke verklaring aan voor het gegeven dat sommige slachtoffers de indruk wekken dat ze alles best vinden en overal mee instemmen, namelijk de vermoeidheid waarmee een slachtoffer wordt geconfronteerd tijdens een verhoor. Die vermoeidheid speelt voornamelijk een rol wanneer het eerste verhoor ’s avonds laat of ’s nachts plaatsvindt, naar aanleiding van een controle of interventie, en ettelijke uren duurt. In dat geval willen de slachtoffers rust en hebben ze de neiging om zich er zo snel mogelijk van af te maken. Tot slot gaven alle geïnterviewden aan alert te zijn geweest op inconsistenties en het door elkaar halen van bepaalde concepten in de verklaringen van het slachtoffer. Alle geïnterviewden hebben het slachtoffer dan ook geconfronteerd met deze inconsistenties, maar vaak pas in een later stadium van het verhoren. Volgens een geïnterviewde is er pas ruimte om te confronteren wanneer het verhoor via een trechtermodel van open naar meer gesloten, concrete vragen is geëvolueerd. In sommige casussen werden slachtoffers ook geconfronteerd met bepaalde vaststellingen die werden gedaan in het kader van het onderzoek, zoals bijvoorbeeld telefoongegevens. Er werd overigens opgemerkt door de geïnterviewde van Team Afrika, dat er voorzichtig dient te worden omgegaan met confrontaties bij Nigeriaanse vrouwen. Dit heeft te maken
96
met het feit dat zij zich veel minder bewust zijn van tijd, data en ruimte dan Westerse vrouwen: voor hen wordt volgens de geïnterviewden alles wat een aantal dagen geleden plaatsvond vager, terwijl Westerse vrouwen veel meer volgens hun agenda leven. Er werd tot slot door meerdere geïnterviewden aangestipt dat deze confrontaties van belang zijn in het kader van de geloofwaardigheid en consistentie van de verklaringen van de slachtoffers met het oog op de vervolging van de verdachten in een later stadium van de rechtspleging. 9.1.4 Hoe (psychische) klachten werden gehanteerd in de casussen Ook deze geïnterviewden geven aan dat zij geen psycholoog of psychiater zijn, en dat het hierdoor lastig is om te zeggen of betreffende slachtoffers bepaalde psychische problemen hebben. Een geïnterviewde merkte in dit kader dan ook op dat zij als politieambtenaren niet in staat zijn om deze psychische problemen voldoende te onderkennen, ook al is men ervan overtuigd dat de slachtoffers in ieder geval een traumatische ervaring hebben meegemaakt die de consistentie of coherentie van de verklaringen in de weg kan staan. De inconsistentie van verklaringen komt volgens de respondenten van de FGP’s voornamelijk bij het begin van de verhoren voor. Wanneer in een later stadium meer vertrouwen is gewonnen, evolueert de verklaring naar een meer consistente en waarheidsgetrouwe verklaring. Ondanks de geuite moeilijkheden in het onderkennen van psychische klachten, worden door de geïnterviewden wel symptomen aangekaart. In eerste instantie werd aangehaald dat het slachtoffer in de casus dichtklapte en niet kon praten over hetgeen was gebeurd. Hierbij aansluitend werd de vaagheid van de verklaringen en het weinig in detail treden beschouwd als een uiting van psychische klachten. Ten tweede werd de angst ten aanzien van de politie vermeld als een factor, samengaand met enige verbaasdheid van het slachtoffer over het gegeven dat ze niet werd geslagen door de verhoorders. Ook schaamte over de aard van de feiten en vermoeidheid door late en lange verhoren werden beschouwd als vormen van psychische klachten. In het geval van Nigeriaanse slachtoffers worden extreme agressiviteit, woede, vulgaire uitbarstingen en in mindere mate hysterie gezien als uitingen van psychische problemen. Op basis van ervaringen met 97
verschillende slachtoffers interpreteren de geïnterviewden deze gedragingen als manieren om hun trauma’s en trauma-gerelateerde klachten onder controle te houden: het is een soort pantser. Volgens de geïnterviewden dient te worden opgemerkt dat vrouwen uit Benin-City zich anders gedragen dan vrouwen die afkomstig zijn uit andere delen van Nigeria. Benin-City zou een centrum zijn van voodoopraktijken, waardoor het bij deze meisjes enorm moeilijk is contact te krijgen. Daarnaast hebben Nigeriaanse slachtoffers volgens de geïnterviewden ook last van een slecht geheugen en het zich veelvuldig niet kunnen herinneren van bepaalde gebeurtenissen of delen ervan. Bovendien is er sprake van emotionele schommelingen (huilen afgewisseld met weinig emoties tonen) bij de vrouwen die niet afkomstig zijn van Benin-City en schamen alle slachtoffers zich ten aanzien van de familieleden in hun thuisland. Al deze gedragingen en symptomen stonden volgens de geïnterviewde een consistente en coherente getuigenverklaring in zekere zin in de weg, maar in een later stadium van de verhoren legden de slachtoffers telkens een meer waarheidsgetrouwe verklaring af. Op dat moment was het ‘pantser’ in minder mate aanwezig en was er sprake van een sterker vertrouwen in de politiemedewerker(s).
9.1.5 Andere problemen of klachten die een rol kunnen spelen in deze casussen Door de geïnterviewden werden kort nog enkele andere factoren genoemd die een rol in deze casussen speelden: druk op de familie van het slachtoffer, wantrouwen ten aanzien van de politie en angst ten aanzien van bepaalde dingen.
98
9.1.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers. Geïnterviewden doen verschillende suggesties met betrekking tot maatregelen die de consistentie of coherentie van verklaringen ten goede zouden kunnen komen. De eerste aanbeveling betreft het besteden van meer aandacht aan de problematiek van (traumatiseerde slachtoffers van) mensenhandel in de opleidingen. Momenteel blijft het ontwikkelen van deze kennis volgens de geïnterviewden voornamelijk beperkt tot zelfstudie of het zich verder bekwamen op eigen initiatief via bijscholing. De tweede aanbeveling, gedaan door drie geïnterviewden, heeft betrekking op het ontwikkelen van een handboek waarin aandacht wordt besteed aan specifieke doelgroepen. In dit handboek zou enerzijds aandacht moeten worden besteed aan hoe omgegaan dient te worden met bijvoorbeeld Nigeriaanse slachtoffers van mensenhandel, zodanig dat het maximale uit een verhoor kan worden gehaald. Anderzijds zou in dit handboek beschreven kunnen worden hoe omgegaan dient te worden met slachtoffers die psychische problemen ervaren, hoe dergelijke psychische problemen gedetecteerd kunnen worden en wat de valkuilen hierbij zijn. Aansluitend bij deze twee aanbevelingen werd gesteld dat er aandacht dient te zijn voor de concrete omstandigheden waarin de slachtoffers zich bevinden wanneer controles worden uitgevoerd door de lokale politieen/of inspectiediensten. De derde aanbeveling heeft betrekking op de opleiding en selectie van tolken, omdat zij een belangrijke rol spelen in de verklaringen die worden afgelegd door een slachtoffer. Deze opleiding en selectie dient volgens een geïnterviewde verbeterd te worden. Zo zijn er talen waarvoor een tolk moeilijk te vinden is of waarin een tolk onvoldoende onderlegd blijkt te zijn, waardoor nuances in verklaringen van slachtoffers onvoldoende worden vertaald. Dat heeft uiteraard gevolgen voor de gehele verklaring die wordt afgelegd. Voorts meent een geïnterviewde dat een zekere vorm van feedback wenselijk is over de manier waarop mensenhandel wordt aangepakt bij een bepaalde politiedienst. De geïnterviewde stelt dat iedereen zijn best doet, maar dat impliceert niet dat alles op goede manier wordt gedaan. Het voorzien van feedback kan mogelijk georganiseerd worden via het verder
99
uitbouwen van intervisie tussen collega’s en onderzoekers die zich bezighouden met mensenhandel. Een vijfde suggestie heeft betrekking op de capaciteit die beschikbaar is om onderzoeken naar mensenhandel te voeren. Een geïnterviewde is van mening dat er momenteel te weinig capaciteit is om tegemoet te komen aan het gegeven dat mensenhandel als een prioriteit wordt beschouwd in het nationaal veiligheidsplan van 2012-2015. Om hieraan tegemoet te komen moet er binnen de afdelingen voldoende mankracht worden georganiseerd om onderzoeken naar mensenhandel te kunnen uitvoeren. Daarbij dient volgens dezelfde geïnterviewde aandacht te worden besteed aan meerdere slachtoffers van een welbepaalde groepering en niet slechts aan één slachtoffer, wat momenteel nog te vaak het geval zou zijn. Tot slot worden suggesties geboden die meer algemeen van aard zijn, zoals over de Europese regelgeving inzake mensenhandel. Volgens een geïnterviewde dient er een eenduidig migratie- en asielbeleid ontwikkeld te worden, waarbij een slachtoffer in België eveneens een slachtoffer in een ander Europees land is, zodanig dat daderbendes bepaalde landen niet meer zullen uitkiezen op basis van de aantrekkelijkheid van het beleid. Deze eenduidigheid zou een eenmaking van het slachtofferstatuut binnen het Europese beleid tot gevolg hebben. Het statuut ‘slachtoffer van mensenhandel’ zou verder eveneens moeten gelden voor slachtoffers binnen onze landsgrenzen, met name voor slachtoffers van mensenhandel binnen België. Hieraan wordt doorgaans geen aandacht besteed volgens de geïnterviewde, aangezien bij mensenhandel voornamelijk wordt gedacht aan het internationale karakter. 9.2 Interviews referentiemagistraten (officieren van justitie) België 9.2.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan. Zoals in hoofdstuk 3 beschreven, zijn in België vier referentiemagistraten geïnterviewd die werkzaam zijn bij een gerechtelijk arrondissement. Uit de interviews blijkt dat een referentiemagistraat over het algemeen zelden contact heeft met een slachtoffer mensenhandel; het contact blijft beperkt tot het contact tijdens een zitting op de rechtbank. Een van de
100
geïnterviewde referentiemagistraten geeft aan dat hij persoonlijk contact probeert te vermijden met het slachtoffer, omdat de politie en het parket voor het slachtoffer een ‘vreemd gegeven’ blijven. Deze geïnterviewde is van mening dat de medewerkers van slachtofferopvangcentra het best zijn toegerust om slachtoffers te benaderen. Hierdoor is het niet makkelijk en soms onmogelijk om de verschillende factoren te kunnen scoren. Zoals eerder beschreven, zijn de 15 factoren die een rol kunnen spelen in de consistentie of coherentie van getuigenissen, ook aan magistraten voorgelegd. De resultaten staan vermeld in tabel 8, waarbij wederom hoogste rang (1) is toegekend aan de hoogste gemiddelde score. Tabel 8: Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie en consistentie van de getuigenverklaringen volgens referentiemagistraten: België (N=4). Ranking 1 3 3 4 5 6 7 8 9 10 11 12 13 14 15
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Angst voor handelaar of uitbuiter Angst om België te moeten verlaten (financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter Druk of instructies van buitenaf Intelligentieniveau Angst voor verstoting van familie en gemeenschap Culturele interpretaties Schaamte Getraumatiseerd zijn Psychische klachten Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Drugsgebruik Gebruik medicatie Lichamelijke toestand Taalproblemen
Gemiddelden
9,0 8,8 8,8 8,5 8,0 7,8 7,6 7,5 7,3 7,1 6,8 6,2 5,2 4,5 4,3
101
De resultaten van de gesloten vragen komen voor de referentiemagistraten vrij goed overeen met die van de politiemedewerkers. De factoren die volgens hen een belangrijke rol spelen (score ≥ &), zijn opnieuw de angst voor de uitbuiter; angst om België te moeten verlaten en afhankelijkheid van de uitbuiter. Daarnaast spelen de druk of instructies van buitenaf, intelligentieniveau, angst voor verstoting van familie en gemeenschap, culturele interpretaties, schaamte, getraumatiseerd zijn en psychische klachten volgens de geïnterviewden ook een belangrijke rol bij inconsistenties of incoherenties in verklaringen van slachtoffers mensenhandel. Factoren die minder van invloed zijn op de consistentie of coherentie van getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel zijn het gebruik van medicatie, lichamelijke toestand en taalproblemen (met een gemiddelde score van resp. 5,2, 4,5 en 4,3). ‘Getraumatiseerd zijn’ staat bij de geïnterviewde referentiemagistraten met een gemiddelde score van 7,3 op een 9e plaats. Nadat de 15 factoren zijn voorgelegd aan de geïnterviewden konden ook zij zelf nog factoren benoemen die volgens hen van invloed zijn op de consistentie of coherentie van getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel. Een van de referentiemagistraten geeft aan dat het geven van inconsistente en incoherente verklaringen vaak te maken heeft met een samenspel aan factoren, met name het samenspel van angst voor de verstoting door familie en de druk van buitenaf (bijvoorbeeld door medeslachtoffers of handelaren). De druk die door de handelaar of uitbuiter op de familie kan worden gelegd (bijvoorbeeld door dreigementen te uiten jegens het slachtoffer) wordt ook als een belangrijke factor genoemd die de verklaringen kan beïnvloeden, met name wanneer een kind van het slachtoffer in het buitenland (al dan niet bij familie) verblijft. Een referentiemagistraat geeft aan dat hierbij met name de angst voor represailles een rol speelt. Verder wordt aangegeven dat de liefde die een slachtoffer kan hebben voor een pooier van invloed kan zijn op de consistentie of de coherentie van een getuigenverklaring.
102
9.2.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel Ook aan deze groep geïnterviewden is gevraagd een concrete casus mensenhandel in gedachten te nemen waarbij het ging om een getraumatiseerd slachtoffer. Bij voorkeur zouden er in het verhaal van het slachtoffer inconsistenties of incoherenties zijn opgetreden. Voor RM1 was het niet mogelijk om een casus in gedachten te nemen. Voor RM2 en RM4 geldt dat er geen direct contact is geweest tussen de referentiemagistraat en het slachtoffer. Hieronder worden de casussen kort beschreven. Casus 1 (RM2-B): Een eerste casus die werd beschreven door een van de geïnterviewde referentiemagistraten heeft betrekking op een dossier, daterend van februari 2013, dat aanvankelijk werd opgevat als een geval van intrafamiliaal geweld. Pas bij het tweede verhoor werd duidelijk dat het ging om een geval van mensenhandel. Het betrof een Bulgaarse vrouw die was terechtgekomen in de prostitutie. De referentiemagistraat heeft zelf geen persoonlijk contact gehad met dit slachtoffer, maar wist wel te vertellen dat de contacten tussen het slachtoffer en de politiediensten verspreid waren over een periode van ongeveer drie maanden. Casus 2 (RM 3): Deze casus betrof de zaak van een Albanees koppel, waarbij de vrouw was weggelopen. Haar man gebruikte destijds heel wat mooipraterij over een beter leven in België, waarop ze samen naar België zijn gekomen, waarna de vrouw in de prostitutie is terechtgekomen. Haar man was overigens vrij gewelddadig. Naar aanleiding van deze feiten vonden er eind 2012 verscheidende politionele interventies plaats, waarbij ook verschillende keren contact is opgenomen met de zussen van het slachtoffer. De vader van het slachtoffer is op een gegeven moment (te voet) naar België gekomen om zijn dochter te zoeken en te getuigen op de rechtbank. Uiteindelijk heeft het slachtoffer een aantal fundamentele elementen toegegeven en verklaard, op het moment dat ze nog niet wist dat ook zij verhoord zou worden in de zaak. Op de rechtbank heeft ze daarentegen een verklaring afgelegd ten gunste van haar uitbuiter. Naar aanleiding van deze verklaring op de rechtbank heeft de referentiemagistraat het slachtoffer kort gesproken. Het was namelijk duidelijk dat hetgeen ze verklaarde op de rechtbank volledig was ingestudeerd onder invloed van haar uitbuiter, die toen reeds in de gevangenis zat. Uiteindelijk is het slachtoffer terug naar Albanië gegaan.
103
Casus 3 (RM 4): Een casus uit 2010-2011 met zeer veel slachtoffers, werd beschreven door de laatst geïnterviewde referentiemagistraat. In deze zaak werden enerzijds zeer goede verklaringen afgelegd, maar anderzijds ook een aantal minder goede verklaringen, zij het dat dit de minderheid betrof. Bij de beschrijving van deze casus werd voornamelijk ingegaan op de minder goede, inconsistente verklaringen. Het betrof Letse vrouwen die door gewelddadige mannen, behorend tot een criminele organisatie gevestigd in verschillende landen, waaronder België, vanuit Letland naar België werden gehaald om vervolgens in de prostitutie tewerkgesteld te worden. Voor de interventie hebben de politiediensten reeds enkele maanden bewijs verzameld om de zaak te kunnen opbouwen, zonder medeweten van de daders en slachtoffers. Men hanteert deze methode omdat de zaak anders ‘verbrand’ raakt, wat wil zeggen dat de daders (en sommige slachtoffers) vluchten indien men ervan op de hoogte is dat de politiediensten zullen interveniëren. De interventie in deze zaak is gebeurd via huiszoekingen, arrestaties en verhoren van zowel verdachten als slachtoffers. Uiteindelijk zijn de belangrijkste verdachten voor de rechtbank verschenen. Zoals gebruikelijk is, heeft er enkel contact tussen de referentiemagistraat en de slachtoffers plaatsgevonden tijdens de zitting op de rechtbank.
9.2.3 Setting en uitvoering van de gesprekken/verhoren bij deze casussen Uit de interviews met de referentiemagistraten blijkt dat slechts één referentiemagistraat enig zicht heeft op hoe de verhoren van de slachtoffers concreet verlopen. Deze informatie komt in sterke mate overeen met wat is gebleken uit de interviews met de geïnterviewden van de FGP’s. Deze referentiemagistraat stelde dat in eerste instantie het slachtofferstatuut volledig in detail werd uitgelegd. Of er vervolgens expliciet duidelijk wordt gemaakt dat het slachtoffer mag corrigeren, om verduidelijking mag vragen en best niets verzint of raadt, is volgens de referentiemagistraat afhankelijk van hoe het verhoor verloopt. Indien een slachtoffer kennelijk fantaseert, zullen de politiediensten hem of haar daarmee confronteren. Voorts baseren de politiediensten zich volgens de geïnterviewde op de processenverbaal die reeds aanwezig zijn in het dossier om de verhoren voor te bereiden. Aan het begin wordt steeds gebruik gemaakt van open, algemene vragen om vervolgens in een latere fase in te gaan op de details en het 104
slachtoffer te confronteren met bepaalde elementen die naar voren zijn gekomen uit het politioneel onderzoek. De referentiemagistraten zelf hebben geen contactmomenten met slachtoffers mensenhandel. 9.2.4 Hoe (psychische) klachten werden gehanteerd in de casussen Over het algemeen stelden de geïnterviewde referentiemagistraten dat ze weinig zicht hebben op de concrete gedragingen van slachtoffers, waardoor ze eveneens weinig zicht hebben op symptomen of klachten ten gevolge van psychische problemen die slachtoffers ondervinden. Eén referentiemagistraat gaf aan dat het slachtoffer de indruk gaf dat er sprake was van psychische klachten. Ze was in paniek en in elk geval getraumatiseerd omwille van dreigementen die werden geuit ten aanzien van haar kinderen die nog in Bulgarije woonden. Bovendien gedroeg ze zich erg terughoudend, verklaarde ze in flarden en hield ze bepaalde elementen over haar situatie achter ten aanzien van de politiediensten. Ze bleek het erg moeilijk te hebben met het praten over hetgeen haar was overkomen. Deze symptomen werden overigens niet eerder kenbaar gemaakt aan de referentiemagistraat door de hulpverlening of de politiediensten. Enkel vanuit het ziekenhuis werd de geïnterviewde op de hoogte gebracht dat het slachtoffer erg terughoudend was en haar verhaal mondjesmaat vertelde. Een andere referentiemagistraat stelde vast dat het slachtoffer uit de beschreven casus in een staat van volledige negatie verkeerde over hetgeen ze had meegemaakt, waardoor ze alle elementen ten aanzien van de politiediensten ontkende. Voorts stelde de geïnterviewde weinig zicht te hebben op de overige elementen die konden wijzen op een psychische problematiek bij het slachtoffer. 9.2.5 Andere problemen of klachten die een rol kunnen spelen Door een referentiemagistraat werd, zoals eerder door politiemedewerkers gesignaleerd, de druk op en bedreiging van familieleden in het thuisland aangehaald als een probleem. Hiervan is volgens deze geïnterviewde met name sprake bij slachtoffers uit het ‘ zigeunermilieu’. Ook de op de slachtoffers uitgeoefende druk door de uitbuiter en de daaruit voortvloeiende vrees voor represailles werd door een referentiemagistraat
105
gesignaleerd. Deze druk heeft er in één casus toe geleid dat een slachtoffer hardnekkig bleef ontkennen. Twee andere problemen die werden geschetst door een referentiemagistraat zijn de liefde voor de uitbuiter, mogelijk in het kader van ‘loverboy’-praktijken, en de win-winsituatie die wordt gecreëerd ingeval de uitbuiters de slachtoffers betalen. In het laatste geval leggen de slachtoffers geen verklaringen af en blijven de uitbuiters buiten schot. 9.2.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers Enkele geïnterviewde referentiemagistraten menen dat het een goede zaak zou zijn om, ook al blijken ze weinig direct contact te hebben met slachtoffers, een handboek te ontwikkelen voor referentiemagistraten waarin wordt geduid hoe het beste wordt omgegaan met getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel. Hierbij aansluitend werd door een aantal geïnterviewden gepleit voor een algemene opleiding voor referentiemagistraten mensenhandel, waarbij kennis wordt verworven over de gedragswetenschappelijke aspecten verbonden aan mensenhandel. Een tweede aanbeveling die werd geformuleerd heeft betrekking op het sensibiliseren van de verscheidene diensten die betrokken zijn in de opsporing en aanpak van mensenhandel. In dit kader dient kennis bijgebracht te worden in de basisopleiding en op alle andere niveaus, waarbij alertheid wordt opgewekt voor de detectie van mensenhandel bij de interventie-eenheden. Dat zou ook nuttig zijn voor de zorgsector, en wel op een zodanige wijze dat niet enkel gefocust wordt op het medische aspect. Een derde aanbeveling is om standaard gebruik te maken van videoverhoren wanneer een slachtoffer wordt verhoord, waarbij gespecialiseerde verhoorders betrokken worden. Een vierde suggestie heeft betrekking op de aanwezigheid van een psycholoog of psychiater bij het eerste verhoor, die uitleg geeft over de bedoelingen van het verhoor. Deze persoon zou kunnen fungeren als contact- of vertrouwenspersoon, waardoor er mogelijk betere verklaringen worden afgelegd. Voorts werd door twee geïnterviewden vermeld dat het een goede zaak zou zijn indien de familieleden in het thuisland eveneens beschermd worden, ondanks dat dit in de praktijk moeilijk haalbaar zal zijn. 106
Een zesde aanbeveling heeft betrekking op iets geheel anders. Na het afleggen van de verklaringen (of strafzaak) moeten de slachtoffers verder leven met dezelfde identiteit. Dat kan het opbouwen van een nieuw leven in de weg staan. Een oplossing zou kunnen zijn dat deze slachtoffers een nieuwe identiteit krijgen. Het vooruitzicht op een dergelijke nieuwe identiteit (en gevoel van veiligheid) zou volgens een geïnterviewde een positieve bijdrage kunnen leveren aan de consistentie en coherentie van verklaringen. Maar, ook deze suggestie is moeilijk realiseerbaar in de praktijk. Een laatste aanbeveling heeft betrekking op de confrontatie tussen verdachte en slachtoffer. Dit wordt vaak gevraagd door de verdachte en/of politiediensten. De suggestie hierbij is dat een dergelijke confrontatie best in gescheiden kamers plaatsvindt, aangezien deze confrontatie zeer belastend is voor het slachtoffer. Tot slot kan worden vermeld dat een referentiemagistraat een kanttekening plaatste bij het formuleren van enige suggesties. Volgens deze geïnterviewde is het moeilijk om maatregelen te nemen omdat slachtoffers steeds onder druk zullen staan zolang het misdrijf mensenhandel bestaat. Zolang deze feiten zich voordoen, is het moeilijk om er iets aan te doen. De enige suggestie die deze geïnterviewde in dit kader formuleerde, heeft betrekking op het verbeteren van het vertrouwen in justitie en politie, al is dit volgens deze persoon de laatste jaren in België sterk verbeterd (de vraag hoe het vertrouwen is verbeterd viel buiten het onderzoek).
9.3 Interviews hulpverleners 9.3.1 Factoren die coherente of consistente verklaringen in de weg kunnen staan Zoals bij elke groep geïnterviewde experts is ook aan drie Belgische hulpverleners een lijst van 15 factoren voorgelegd die de consistentie of coherentie van getuigenverklaringen zouden kunnen beïnvloeden. Aan hen is ook gevraagd om een score toe te kennen van 1 tot 10 om aan te geven of een factor van grote invloed is op de consistentie of coherentie van een getuigenverklaring (10) of juist nauwelijks of geen invloed (1). Echter, HV1-B wilde of kon geen score toekennen aan de afzonderlijke factoren die genoemd werden, maar stelde niettemin dat
107
angst voor de uitbuiter in grote mate een rol speelt bij het afleggen van al dan niet consistente en coherente verklaringen. HV2-B kende aan alle 15 factoren een score van 10 toe. Volgens deze geïnterviewde kunnen alle factoren een impact hebben op het neerleggen van consistente verklaringen. Enkel taalproblemen spelen volgens deze respondent een minder belangrijke rol indien een juiste en goede tolk aanwezig is tijdens het afleggen van de verklaringen. In tabel 9 zijn, om alle tabellen in dit rapport gelijk te houden, aldus de scores opgenomen van de twee geïnterviewden die de factoren wel hebben gescoord. Wederom zijn de 15 factoren gerangschikt op basis van de gemiddelde scores voor twee geïnterviewden, waarbij de hoogste rang (1) is toegekend aan de hoogste gemiddelde score in de rechterkolom zijn de gemiddelde scores voor iedere factor opgenomen.
Tabel 9 : Kwantitatieve gegevens voor de invloed van verschillende factoren op de coherentie en consistentie van de getuigenverklaringen volgens hulpverleners: België (N=2). Ranking 1 2 3-4-5 3-4-5 3-4-5 6-7 6-7 8-9 8-9 10 11 12 13 14-15
Mogelijke factor voor inconsistenties/incoherenties Angst voor handelaar of uitbuiter Getraumatiseerd zijn Angst om België te moeten verlaten Angst voor verstoting van familie en gemeenschap Druk of instructies van buitenaf (financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter Intelligentieniveau Psychische klachten Taalproblemen Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Schaamte Culturele interpretaties Lichamelijke toestand Drugsgebruik
Gemiddelden 10 9,0 8,5 8,5 8,5 8,3 8,3 8,0 8,0 7,8 7,5 6,5 6,0 5,5
108
15-15
Gebruik medicatie
5,5
Gezien het feit dat een van de geïnterviewden geen score wilde toekennen aan de factoren en een geïnterviewde alle factoren een score van 10 toekende is de tabel lastig te interpreteren. Volgens de derde geïnterviewde kan voornamelijk het getraumatiseerd zijn in combinatie met een intellectuele beperking consistente verklaringen in de weg staan. Voorts zijn de lichamelijke toestand en gebruik van drugs of medicatie amper van invloed volgens deze respondent. Nadat de geïnterviewden gevraagd is een score toe te kennen aan de 15 factoren, werden zij verzocht om andere factoren aan te dragen die volgens hen van invloed zijn op de inconsistenties of incoherenties in getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel. Een van de geïnterviewden geeft aan dat de manier van verhoren 10-maal belangrijker is dan de kenmerken/elementen van het slachtoffer zelf. Volgens de geïnterviewden bestaan er grote verschillen tussen de verschillende categorieën slachtoffers mensenhandel. Slachtoffers van economische uitbuiting antwoorden anders dan slachtoffers van seksuele uitbuiting. Bij de laatste categorie speelt dwang en geweld ook soms nog een rol: slachtoffers of hun dierbaren in het thuisland worden ‘onder de knoet’ gehouden. Bij deze slachtoffers wordt volgens de hulpverleners vaak na een begeleiding van een maand of drie van een vertrouwensband gesproken. Na die periode kunnen slachtoffers vaak meer openlijk praten over hetgeen hen overkomen is. Het is dan aan de hulpverlener om deze slachtoffers over te halen om ook deze verklaring af te leggen bij de politie. Verder wordt door de respondenten benadrukt dat het een combinatie van factoren is die kunnen bijdragen aan de manier waarop mensen een verklaring consistent afleggen.
9.3.2 Concrete casussen getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel Ook aan de geïnterviewde Belgische hulpverleners werd gevraagd een casus van mensenhandel in gedachten te nemen: een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel waarbij sprake was van inconsistenties in de
109
verhalen en verklaringen van dit slachtoffer. Hieronder worden de verschillende casussen kort beschreven. Voor respondent HV2-B was het niet mogelijk om een specifieke casus in gedachten te nemen. Casus 1 (HV1-B): Deze eerste casus betrof een jonge vrouw die slachtoffer is geworden van seksuele uitbuiting. Haar uitbuiter was gewelddadig, waardoor ze ook heel erg bang was voor hem. Om die reden is ze ondergebracht in het opvanghuis, waar ze 45 dagen de tijd heeft gekregen om tot rust te komen. Tijdens deze periode vond er dagelijks een gesprek met het slachtoffer plaats, waarbij gaandeweg het slachtofferstatuut en het gehele beleid in België werden uitgelegd. Bovendien werd haar duidelijk gemaakt dat ze op termijn toch verklaringen zou moeten afleggen bij de politiediensten, maar dat ze hierbij geassisteerd zou worden vanuit het slachtofferopvangcentrum. Ook het belang om in de verklaring details die onbelangrijk lijken te vermelden, werd benadrukt. De respondent was niet verantwoordelijk voor alle persoonlijke contacten die hebben plaatsgevonden met het slachtoffer, maar wel voor de opvolging ervan. De eerste twee weken dat ze in het opvanghuis verbleef vond er dagelijks een gesprek plaats tussen het slachtoffer en de individuele begeleider. Daarbuiten vonden er ook tal van informele contacten plaats tijdens het verblijf in het opvanghuis. Casus 2 (HV2-B): De tweede respondent nam geen specifieke casus in gedachten, maar gaf algemene beschrijvingen van twee verschillende casussen/situaties die doorgaans tegen worden gekomen bij slachtoffers mensenhandel die bij deze respondent in beeld kwamen. Casus 3 (HV3-B): Een laatste casus die vanuit de hulpverlening werd aangekaart betrof een geval van langdurige economische exploitatie, die zich uitstrekte over verscheidene jaren en ongeveer twee jaar geleden aan het licht kwam. Het betrof een man met een zekere intellectuele beperking die een ambigue relatie had met zijn baas. Hij was groenteverkoper op de markt waar hij zeer hard moest werken voor weinig geld, in zeer slechte arbeidsomstandigheden. Hij kreeg in het kader van zijn werkzaamheden enige verantwoordelijkheid van zijn baas, met name het bij zich dragen van aanzienlijk wat geld, waardoor hij de situatie gedurende een lange tijd heeft volgehouden. Hij moest eveneens, onbeschermd, met chemische producten werken. Pas toen hij in dit kader slachtoffer werd van een arbeidsongeval en zijn baas hem geen medische zorg wilde verlenen, is hij er emotioneel onderdoor gegaan en in het slachtofferopvangcentrum terechtgekomen. Hij was volledig getraumatiseerd en emotioneel in elkaar gezakt. Het afleggen
110
van verklaringen is hierdoor zeer moeilijk verlopen. De verklaringen waren allesbehalve samenhangend en bovendien heeft hij elementen aangegeven die hij vanuit strafrechtelijk perspectief beter voor zichzelf had gehouden en die eigenlijk ook niet nodig waren in het kader van het onderzoek. De geïnterviewde heeft in deze zaak geen individuele begeleiding verleend aan het slachtoffer, maar desondanks heeft zij wel zeer vaak contact gehad met hem. Naar schatting heeft zij een twintigtal keren met hem gesproken in een periode van acht tot negen maanden.
9.3.3 Setting en uitvoering van de gesprekken bij deze casussen Volgens de geïnterviewden kunnen slachtoffers op twee manieren bij de hulpverlenende instanties binnenkomen. In eerste instantie kunnen mensen in het opvangcentrum komen voordat ze een verklaring bij de politie hebben afgegeven. In dat geval zijn medewerkers van het opvangcentrum het eerste contact van het slachtoffer. Er wordt dan vooral veel aandacht besteed aan de voorbereidingen voor het afgeven van een verklaring bij de politie. Tijdens het intakegesprek wordt gepoogd duidelijk te krijgen wat het slachtoffer is overkomen. Vanuit de hulpverlener worden de procedure en de voorwaarden verduidelijkt die verbonden zijn aan het slachtofferstatuut. De hulpverlener probeert duidelijk te krijgen welke drempels het slachtoffer ervaart bij het vertellen van zijn of haar verhaal, en wordt de noodzaak van het vertellen van bepaalde dingen benadrukt. Een van de hulpverleners zal uiteindelijk het slachtoffer vergezellen tijdens het verhoor. De hulpverlener zal tussen de verhoorders komen wanneer hij de indruk heeft dat er te weinig aandacht lijkt te zijn voor bepaalde elementen of wanneer er een te harde aanpak wordt gehanteerd tegenover het slachtoffer. In tweede instantie kan een slachtoffer bij de hulpverlening in beeld komen nadat er contact is geweest met de politie en het slachtoffer is doorverwezen naar de hulpverlening. Ook dan zal er een intakegesprek plaatsvinden, maar er wordt bovendien nagegaan of de verklaringen die bij de politie- en/of inspectiediensten werden afgelegd overeenkomen met wat het slachtoffer vertelt in het opvangcentrum. Indien dit niet het geval is, wordt nagegaan waarom het slachtoffer inconsistente verklaringen heeft
111
afgelegd, om vervolgens te benadrukken waarom het belangrijk is om wel consistente verklaringen af te leggen. Het slachtoffer wordt dan bijkomend voorbereid op het afleggen van een nieuwe verklaring, waarbij ook aandacht wordt besteed aan het verantwoorden van de inconsistentie in de eerdere verklaringen. Tijdens het nieuwe verhoor zal het slachtoffer eveneens bijgestaan worden door een medewerker van de juridische cel. Verder kan gezegd worden dat doorgaans tijdens de begeleiding in de slachtofferopvangcentra aandacht wordt besteed aan inconsistenties tussen de verklaringen die bij de politiediensten werden afgelegd en de verklaringen in het slachtofferopvangcentrum zelf. Volgens een respondent treden er meestal inconsistenties op wanneer slachtoffers voorafgaand aan de verklaring bij de politiediensten niet worden voorbereid en begeleid in de slachtofferopvangcentra (omdat ze zich zelf hebben gemeld bij de politiediensten of omdat ze een verklaring hebben afgelegd naar aanleiding van een controle). Dit kan in een later stadium meestal wel worden rechtgezet door een nieuwe bijkomende verklaring af te leggen. De politiediensten en referentiemagistraten houden hier doorgaans wel rekening mee, waardoor de inconsistenties geen verdere implicaties hebben voor de geloofwaardigheid van het slachtoffer. Slechts wanneer er zich inconsistenties blijven voordoen of als er steeds nieuwe elementen naar voren komen, kan dit gevolgen hebben. Tijdens gesprekken t.b.v. de begeleiding door hulpverleners wordt eveneens gebruik gemaakt van open vragen, waarbij de hulpverlener eveneens alert is op inconsistenties in de verklaringen en het door elkaar halen van bepaalde concepten. Bovendien wordt in een eerste intakegesprek duidelijk uitleg gegeven over de werking van de procedure naar aanleiding van het slachtofferstatuut en de bedoelingen van de gerechtelijke overheden, waarbij wordt benadrukt dat men steeds vragen kan stellen, om verduidelijking kan vragen en best geen elementen verzint of raadt. 9.3.4 Klachten en het hanteren daarvan in deze casussen De man die slachtoffer werd van langdurige economische exploitatie ondervond volgens de geïnterviewde slaapproblemen en nachtmerries ten gevolge van hetgeen hem was overkomen. Bovendien vertelde hij repetitief hetzelfde verhaal en had hij veel triggers omtrent hetgeen hij had meegemaakt, waardoor hij steeds in dat verhaal bleef hangen. Hierdoor was
112
het voor de verscheidene diensten intens moeilijk om tot een goede waarheidsvinding te komen, al werd door de sociale inspectiediensten volgens de geïnterviewde voldoende rekening gehouden met de psychische klachten van de man. De verhoorder bij de sociale inspectiedienst was enorm geduldig en bleef bepaalde elementen hernemen om de man terug naar de hoofdzaak van zijn verhaal te brengen, waardoor het afleggen van de verklaringen verschillende dagen heeft geduurd. Volgens een andere geïnterviewde uitten de psychische klachten zich in enorme angst en pijn als gevolg van verscheidene kneuzingen die het slachtoffer uit de casus had opgelopen. Deze angst en pijn stonden, volgens de geïnterviewde, de waarheidsvinding echter niet in de weg omdat hiermee rekening werd gehouden. Het slachtoffer werd gedurende 45 dagen opgenomen in het opvanghuis waardoor zij tot rust kon komen. Er is volgens de geïnterviewde bovendien steeds overleg tussen de referentiemagistraten, FGP’s, dienst vreemdelingenzaken en de slachtofferopvangcentra, waardoor rekening wordt gehouden met de specifieke situatie van het slachtoffer zodat de waarheidsvinding en rechtsgang hierdoor niet belemmerd worden. Er werd in dit specifieke geval dan ook voldoende rekening gehouden met de psychische klachten van het slachtoffer, onder meer door onderling overleg. Tot slot werd aangekaart dat psychische klachten zich over het algemeen vaak uiten in ongestructureerde verklaringen van slachtoffers die doorgaans beperkter zijn op het vlak van emotionele intelligentie. De oorzaak van deze beperkte emotionele intelligentie kan echter niet eenduidig worden vastgesteld, aangezien het enerzijds kan worden veroorzaakt door hetgeen men heeft meegemaakt in het kader van de mensenhandel of anderzijds reeds aanwezig was op het moment dat men slachtoffer werd van mensenhandel. Bovendien kampen de slachtoffers vaak met angstgevoelens waardoor ze in het dilemma komen te verkeren over wat men wel of niet zal verklaren aan de politiediensten. Wanneer de medewerkers van de slachtofferopvangcentra op de hoogte zijn van deze psychische klachten worden deze op voorhand aan de politie- en/of sociale inspectiediensten gecommuniceerd. Daardoor wordt er doorgaans naar eigen zeggen voldoende rekening gehouden met deze problematieken, doordat een menselijkere, zachtere houding wordt aangenomen door de verhoorders.
113
9.3.5 Andere problemen of factoren die een rol speelden in deze casussen Binnen deze groep geïnterviewden worden geen andere problemen of factoren aangedragen die een rol kunnen spelen in de getuigenverklaringen van slachtoffers mensenhandel dan reeds aan bod gekomen.
9.3.6 Algemene suggesties geïnterviewden voor omgaan met getraumatiseerde slachtoffers Overeenkomstig de suggesties vanuit de politiediensten en het openbaar ministerie, wordt door één geïnterviewde van een opvangcentrum sterk gehamerd op een goede opleiding en vorming van alle politie- en inspectiediensten. Voorts wordt ook het belang van een goede tolk die alles (correct) vertaalt en het gebruik van videoverhoren in geval van zware feiten van belang geacht. In het geval gebruik wordt gemaakt van een videoverhoor, zou een slachtoffer beter worden voorbereid op het afleggen van een verklaring als daarbij een psycholoog wordt ingeschakeld. Verder wordt door één geïnterviewde eveneens ingegaan op de ongewenste confrontatie tussen verdachte en slachtoffer. Hierbij wordt gepleit voor meer transparantie vanuit de minder gespecialiseerde diensten waarmee minder vaak wordt samengewerkt. Deze diensten vragen soms om een confrontatie, maar slachtoffers staan hier vaak weigerachtig tegenover. Het gebeurt dan wel eens dat deze diensten na een aantal dagen opnieuw contact opnemen om een herverhoor en een confrontatie te laten plaatsvinden zonder de begeleider en het slachtoffer in te lichten. Hierdoor moeten begeleiders van de slachtofferopvang aan vertrouwelijkheid (credibiliteit) inboeten en wordt het slachtoffer eveneens opnieuw getraumatiseerd. Dit zijn elementen die consistente verklaringen in een later stadium in de weg kunnen staan. Een volgende aanbeveling die vanuit de hulpverlening wordt geformuleerd, heeft betrekking op de duur tussen de interventie en het afnemen van een verklaring. Naar de mening van deze respondent wordt soms te lang gewacht met het afnemen van verklaringen, waardoor de stress en het wantrouwen tegenover de politie bij het slachtoffer alsmaar toenemen, terwijl de geheugencapaciteit van het slachtoffer verder
114
afneemt. Ook een goede samenwerking tussen de sociale inspectie- en politiediensten in het kader van economische uitbuiting wordt als een belangrijk punt beschouwd, aangezien deze samenwerking soms verwarrend blijkt te zijn voor de slachtoffers. Bovendien is het volgens een geïnterviewde belangrijk dat de politiediensten, die de slachtoffers doorverwijzen naar de slachtofferopvangcentra of andere gespecialiseerde diensten, weten naar waar ze concreet doorverwijzen (kennis hebben van deze centra). Hierbij is het van belang dat 1.) de werking van deze centra en diensten correct wordt voorgesteld, 2.) duidelijk wordt gemaakt wat ze wel en niet kunnen betekenen voor de slachtoffers (bv. voorkomen van een te rooskleurige voorstelling van zaken).
9.3.7 Diagnosticeren van psychische problemen bij slachtoffers mensenhandel Over het algemeen wordt er door Belgische hulpverleners een klinische diagnose gesteld van psychische problemen bij een slachtoffer mensenhandel. Dit gebeurt wanneer de aanwezige symptomen aannemelijk maken of suggereren dat daar (mogelijk) sprake van is. Slachtoffers moeten in de meeste gevallen wel instemmen met een dergelijke diagnostiek. Een van de geïnterviewde hulpverleners meldt daarbij dat de groep getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel in deze groep niet een groep is die zich gemakkelijk naar een psycholoog laat verwijzen of daar gebruik van maakt. De diagnose wordt gesteld door artsen en psychiaters van een centrum waarmee wordt samengewerkt, en bestaat uit meerdere contactmomenten waarop met het slachtoffer wordt gesproken. Er worden ook gestandaardiseerde vragenlijsten gebruikt om diagnoses te kunnen stellen. Soms wordt er geen officiële diagnose gesteld, maar wordt het aannemelijk gemaakt dat er bijvoorbeeld sprake is van PTSS. Dan is er informatie over de toestand van de slachtoffers waarmee de betrokken hulpverleners aan de slag kunnen. Als er een officiële diagnose wordt gesteld, wordt deze informatie wel opgenomen in het dossier dat naar de rechtbank gaat. Het is niet altijd
115
duidelijk welk (positief) effect dit heeft op de zaak. Het kan namelijk ook gebeuren dat de credibiliteit volledig ondermijnd wordt en dat hetgeen het slachtoffer verklaarde niet meer serieus genomen wordt. Een van de geïnterviewden geeft in dit kader aan: ‘De tegenpartij zou een proces en de verklaringen daardoor compleet van de tafel kunnen vegen ook.’
9.3.8 Conclusies belangrijkste resultaten hoofdstuk 8 De resultaten in dit hoofdstuk zijn gebaseerd op 12 interviews gehouden met Belgische experts, te weten vijf politiemedewerkers (FGP), vier referentiemagistraten en drie hulpverleners. Alle geïnterviewden geven aan dat diverse factoren van invloed kunnen zijn op inconsistente of incoherente verklaringen van slachtoffers mensenhandel. Van de 15 genoemde factoren worden de angst om België te moeten verlaten, angst voor de handelaar of uitbuiter, druk of instructies van buitenaf, angst voor verstoting van familie en gemeenschap en de (financiële) afhankelijkheid van de uitbuiter door gemiddeld door alle groepen geïnterviewden aangeduid als van grote invloed op de consistentie of coherentie van de verklaringen van slachtoffers mensenhandel. Taalproblemen en gebruik van drugs en medicatie zijn factoren die volgens de geïnterviewden minder, maar toch altijd nog in enige mate van invloed zijn. De factor ‘getraumatiseerd zijn’ is volgens de geïnterviewde hulpverleners een belangrijke factor die consistentie of coherentie van verklaringen van slachtoffers mensenhandel beïnvloedt (gemiddelde score van 9). Politiemedewerkers en referentiemagistraten kennen, zoals we ook in de vorige hoofdstukken zagen, een veel lagere score toe aan ‘getraumatiseerd zijn’ (gemiddelde score resp. 6 en 7,3). Opvallend bij het scoren van de 15 factoren door de medewerkers uit de hulpverlening was dat één geïnterviewde geen score wilde toekennen aan de factoren, maar wel aangaf dat de angst voor de uitbuiter een grote invloed heeft op de consistentie van verklaringen van slachtoffers mensenhandel. Een andere geïnterviewde kende aan alle 15 factoren een score van 10 toe, omdat naar zijn zeggen alle factoren op een of andere manier van invloed kunnen zijn op de consistentie of coherentie van een slachtofferverklaring.
116
Andere factoren die door de geïnterviewden zijn aangedragen en die van invloed zijn op de consistentie of coherentie van verklaringen van slachtoffers mensenhandel, zijn de manier van verhoren, angst voor represailles op familie/kinderen, liefde voor de uitbuiter en religie. De geïnterviewde hulpverleners geven aan dat er vaker inconsistente verklaringen worden afgegeven als een slachtoffer, voordat hij/zij een verklaring afgeeft bij de politie, niet met een hulpverlener in contact is geweest. Zij geven aan dat slachtoffers bij de hulpverlening gerustgesteld worden en dat er na enige tijd sprake is van een vertrouwensband. Slachtoffers weten dan wat er wat hen verwacht wordt bij een verhoor en dat de politie te vertrouwen is. Wederom stellen veel geïnterviewden dat vooral sprake is van een combinatie van factoren. Ook aan de Belgische experts is tijdens het interview gevraagd om een specifieke casus in gedachten te nemen van een getraumatiseerd slachtoffer mensenhandel, waar zij bij voorkeur meerdere malen contact mee hebben gehad. Opvallend is dat door de referentiemagistraten werd aangegeven dat zij zelf geen enkel persoonlijk contact hebben met de slachtoffers. Een van de referentiemagistraten gaf zelfs aan dit contact te allen tijde te willen vermijden. Hierdoor is het voor hen lastig om uit eerste hand aan te geven of sprake is van inconsistenties of incoherenties in verhalen van slachtoffers mensenhandel, en waar deze vervolgens aan kunnen worden toegeschreven. Ook hier geven de politiemedewerkers aan dat zij geen psycholoog of psychiater zijn en dat dit volgens hen het met zekerheid kunnen detecteren van psychische problemen bemoeilijkt. De voorbereidingen die de geïnterviewden treffen voordat er inhoudelijk met het slachtoffer wordt gesproken zijn gelijk over de verschillende groepen geïnterviewden. Altijd worden er bepaalde gespreksvoorwaarden aan de slachtoffers duidelijk gemaakt: 1.) het slachtoffer mag te allen tijde de verhoorder corrigeren als er iets verkeerd wordt herhaald/samengevat/genoteerd, 2.) wanneer het slachtoffer geen antwoord weet op een vraag, of geen verdere informatie heeft, hij of zij dit gewoon mag zeggen, 3.) het slachtoffer hoeft niets te verzinnen om maar een antwoord te kunnen geven, 4.) dat het slachtoffer altijd om verduidelijking mag vragen als hij/zij iets niet begrijpt of niet goed denkt te begrijpen. Verder wordt er door alle geïnterviewden in eerste instantie gebruik gemaakt van open vraagstelling waarin het slachtoffer, zonder al te veel onderbrekingen zijn/haar verhaal kan doen. Alle geïnterviewden
117
onderschrijven het belang van ‘de tijd nemen’ en een juiste bejegening naar slachtoffers toe. Dit kan betekenen dat een slachtoffer die zijn/haar verklaring intrekt, eerst een periode met rust wordt gelaten alvorens hij/zij opnieuw voor een verklaring wordt benaderd. Wat de juiste bejegening is, kan ook weer per slachtoffer verschillen. Het algemene doel is het wekken van vertrouwen en het creëren van een, voor het slachtoffer, zo ontspannen mogelijke setting. Ook de Belgische geïnterviewden geven aan dat er geen standaard protocol bestaat (in België) voor het omgaan met getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel. Ze geven aan dat er wel een aantal maatregelen ingezet kunnen worden die effectief kunnen zijn, maar of en wanneer dit gebeurt is slachtoffer-afhankelijk. In een aantal casussen werd gebruik gemaakt van een tolk die zelf ervaringsdeskundige is (oud-slachtoffer mensenhandel). Dit kan helpen vertrouwen te winnen en daarmee de slachtoffers hun verhaal te kunnen laten doen. In een andere casus werd om deze redenen een psycholoog ingeschakeld om het slachtoffer te begeleiden. Deze maatregelen zijn in deze casussen effectief gebleken, het slachtoffer legde uiteindelijk een verklaring af. Een geïnterviewde hulpverlener gaf aan dat overleg tussen de verschillende betrokken partijen ertoe kan bijdragen dat beter rekening wordt gehouden met de specifieke situatie en behoeften van het slachtoffer. De Belgische geïnterviewden geven enkele suggesties die volgens hen de inconsistentie of incoherentie in verklaringen van getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel kunnen verminderen. We noemen hier de meest gedeelde en opvallende adviezen. Als eerste wordt aangegeven dat er meer aandacht moet zijn in de opleidingen van verschillende groepen betrokkenen. Als tweede lijkt er behoefte te zijn aan een handboek waarin onder andere is opgenomen hoe er met verschillende groepen slachtoffers mensenhandel en met specifieke problemen die slachtoffers mensenhandel kunnen hebben, het beste kan worden omgegaan. Ook is volgens de geïnterviewden van belang dat er goede tolken worden opgeleid en worden ingezet. Een aanbeveling vanuit de referentiemagistraten is om altijd gebruik te maken van videoverhoor en een gespecialiseerd verhoorder in te schakelen. Verder lijkt het hen ook zinvol om altijd een psycholoog of psychiater bij het eerste verhoor aanwezig te laten zijn. Volgens één van de geïnterviewde hulpverleners is het juist noodzaak om de periode tussen dat een slachtoffer uit de mensenhandel komt en dat
118
wordt gestart met de interviews en verhoren van het slachtoffer, zo kort mogelijk te houden. Een langere periode zou nadelig zijn voor de opbouw van een vertrouwensband, maar ook voor het zich kunnen herinneren van belangrijke informatie.
119
10 Eindconclusies
Voor de beantwoording van de onderzoeksvragen zijn interviews gehouden met politieagenten, officieren van justitie en hulpverleners in Nederland, België en Engeland die (ruime) ervaringen hebben met slachtoffers van mensenhandel, en een docent van de politieacademie in Nederland. Verder is een bondige review naar epidemiologische studies uitgevoerd. De voorafgaande resultaathoofdstukken zijn afgesloten met conclusies die op basis van de resultaten van het betreffende hoofdstuk zijn te trekken. Op basis van deze resultaten en conclusies, worden in de eerste paragraaf van dit hoofdstuk (9.1) de genoemde onderzoeksvragen van bondige eindconclusies voorzien. Op basis van de onderzoeksvragen van het WODC, concludeerden de onderzoekers dat al deze vragen het volgende doel dienen: Inzicht verkrijgen in opgedane ervaringen en oplossingen die, na een praktische vertaalslag, ertoe kunnen bijdragen dat zoveel als mogelijk wordt voorkomen dat mogelijke inconsistenties of incoherenties in getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel worden veroorzaakt door de effecten van opgelopen trauma’s (inconsistenties of incoherenties kunnen immers ook andere oorzaken hebben). In paragraaf 9.2 wordt, op basis van alle resultaten en conclusies, een bondig overzicht geboden van mogelijke maatregelen om zoveel als mogelijk te voorkomen dat mogelijke inconsistenties of incoherenties in getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel worden veroorzaakt door de effecten van opgelopen trauma’s.
10.1 Eindconclusies hoofdvragen Hieronder worden de eindconclusies beschreven aan de hand van de verschillende onderzoeksvragen. De laatste onderzoeksvraag (Worden in die gevallen specifieke aanpassingen in het strafproces aangebracht? Zo ja, welke? Zijn deze effectief? Zijn deze ook mogelijk in rechtszaken betreffende mensenhandel?) wordt in deze paragraaf niet verder separaat beantwoord, omdat deze reeds bij de andere vragen wordt beantwoord.
120
Op welke wijze worden slachtoffers van mensenhandel in zorginstellingen gediagnosticeerd? Naar aanleiding van deze vraag zijn hulpverleners in de drie landen geïnterviewd. De klinische diagnose vindt in categorale opvanginstellingen op een zelfde wijze plaats als elders in de geestelijke gezondheidszorg in Nederland. Dit geldt ook voor België en Engeland, waar het onderscheid tussen categorale en niet-categorale instellingen niet (op dezelfde wijze) gemaakt wordt. Steeds is de basis voor deze diagnostiek de internationaal erkende standaarden die te vinden zijn in de DSM of de ICD. Deze bevatten de formele criteria aan de hand waarvan bij slachtoffers van mensenhandel relevante diagnoses als PTSS, depressie of een andere zogenaamde AS-I psychische stoornis gesteld kunnen worden. De diagnostiek wordt uitgevoerd door psychologen en psychiaters, soms in combinatie met een verslag van andere artsen. Voor de diagnostiek worden verschillende methoden gebruikt, waaronder de klinische interviews, gestandaardiseerde vragenlijsten, en gesprekken. Dit is een gangbare werkwijze in de gehele geestelijke gezondheidszorg om tot een diagnose te komen voor een psychische stoornis. In algemene kan zin kan, los van dit onderzoek, gesteld worden dat de precieze wijze waarop de diagnose gesteld wordt valt onder de professionele discretie van de psychologen/ psychiaters in kwestie. Deze zijn door hun opleiding toegerust met een breed pakket aan tools, waardoor zij in principe een op de situatie en de persoon toegesneden aanpak kunnen bieden. Enerzijds betekent dit dus dat de hoofdlijn van de diagnose in de gehele geestelijke gezondheidszorg steeds hetzelfde is: de criteria waarmee de diagnose gesteld wordt liggen vast en de wijze waarop de diagnose gesteld wordt gebeurt op basis van het, door de opleiding van de psycholoog/psychiater in kwestie, gevormde professionele inzicht. Anderzijds betekent dat laatste dat in de praktijk verschillen in de totstandkoming van de diagnose kunnen optreden: een drijvende factor daarin is dat ook het stellen van de diagnose maatwerk is. De organisatorische context, zoals de vraag of de diagnose in een categorale instelling plaatsvindt of niet, is echter geen factor in de wijze waarop de diagnose wordt gesteld 12. Dit staat geheel los van het bekende inter-rater vraagstuk: in hoeverre professionals die gekwalificeerd zijn voor het stellen van diagnosen bij dezelfde casus tot exact dezelfde diagnose komen. 12
121
In sommige gevallen, zoals blijkt uit de interviews, wordt slechts een voorzichtige constatering gedaan dat er sprake is van een trauma. De hulpverleners die geïnterviewd zijn, geven aan dat de diagnostiek meestal wordt uitgevoerd door de eigen (lokale) organisatie, of door professionals van het “hoofdkantoor”. De vraag of politie en OM anders met de zaak of het slachtoffer omgaan wanneer er een officiële diagnose is gesteld, is voor de meeste hulpverleners niet te beantwoorden. Aan de andere kant geven geïnterviewde politie- en OM-medewerkers aan dat het voor hen niet altijd bekend is of een slachtoffer gediagnosticeerd is. Het zou de bejegening van slachtoffers en verhoren ten goede kunnen komen, en daarmee volgens de geinterviewden de consistentie of coherentie van de getuigenissen, wanneer beschikbare informatie bij hulpverleners over de gemoedstoestand van slachtoffers, gedeeld wordt met de rechercheurs en officieren voor zover dat (medisch-ethisch) mogelijk is. Welke lichamelijke, psychische en ‘culturele’ problemen doen zich voor bij slachtoffers van mensenhandel? Uit de literatuurstudie naar slachtoffers van mensenhandel en slachtoffers van andere schokkende gebeurtenissen, kan de voorlopige conclusie worden getrokken dat bij een belangrijke minderheid van slachtoffers van mensenhandel sprake zal zijn van zeer ernstige psychische en lichamelijke klachten, waaronder posttraumatische stressstoornissen ten gevolge van fysiek geweld, verkrachtingen en ernstige bedreigingen. Daarnaast wijzen de resultaten uit de interviews er op dat ook rekening gehouden moet worden met slachtoffers die besmet zijn geraakt met HIV (bv. als gevolg van gedwongen prostitutie), dat op zich ook gepaard kan gaan met ernstige psychische problemen. Alhoewel de relatief spaarzame onderzoeken naar gezondheidsklachten na mensenhandel vooral betrekking hebben op vrouwelijke slachtoffers van mensenhandel, zijn deze cijfers vermoedelijk ook van toepassing op mannelijke slachtoffers die te maken hebben gehad met fysiek geweld, verkrachtingen en ernstige bedreigingen. De vraag of deze ernstige klachten geheel zijn toe te schrijven aan de mensenhandelervaringen is lastig te beantwoorden. In de zeer spaarzame epidemiologische literatuur over slachtoffers van mensenhandel, komen specifieke culturele problemen niet of nauwelijks aan bod.
122
Gebleken is dat geïnterviewden terdege beseffen dat er bij mensenhandel sprake kan zijn van getraumatiseerde slachtoffers, of zelfs veronderstellen dat bij slachtoffers van mensenhandel altijd sprake is van trauma’s. Op welke wijze belemmeren deze problemen de rechtsgang en waarheidsvinding? Over het algemeen kan worden gesteld dat de hulpverleners het beste inzicht hebben in de psychische klachten van slachtoffers mensenhandel. De politie op haar beurt constateert deze klachten ook, maar maakt daarbij de kanttekening dat zij geen psycholoog zijn en dus niet zeker weten of ze het juist inschatten. De problemen die zich voordoen in de rechtsgang door de psychische klachten zijn volgens de geïnterviewden veelal verbonden aan de hoeveelheid informatie die iemand kan en/of wil geven. Zoals een geïnterviewde het verwoordde: “Slachtoffers hebben een pantser om zich heen, als zelfbescherming, waar alleen met het winnen van vertrouwen doorheen geprikt kan worden.” Omdat slachtoffers vaak angstig zijn, zullen zij in het begin ook minder vertellen omdat volgens de geïnterviewden er op dat moment nog geen vertrouwensband met de interviewer is. Andersom kan ook: dat slachtoffers eerst verklaren slachtoffer mensenhandel te zijn en het verhaal daarna intrekken. Weer andere slachtoffers weten zich in het begin van het proces minder te herinneren dan gaandeweg het proces (wanneer zij zich veiliger voelen). Maar, het geheugen is geen spiegel waarmee het verleden en bijbehorende persoonlijke ervaringen accuraat kunnen worden ‘bekeken’. Wat de rol van trauma betreft, zijn er volgens de literatuur persistente bewijzen dat PTSS herinneringen aan de schokkende gebeurtenissen zowel positief als negatief kunnen beïnvloeden. Tegelijkertijd zijn er experts die op basis van studies concluderen dat de uitkomsten van de meerderheid van studies erop wijzen dat PTSS, op groepsniveau, de consistentie van herinneringen negatief kan beïnvloeden. Dat geldt ook voor meer feitelijke zaken, die op hun beurt dus voor inconsistenties of incoherenties in getuigenverklaringen kunnen zorgen. Medewerkers van politie en hulpverlening geven aan dat deze problemen (in de praktijk van mensenhandel) wisselende invloed hebben op de consistentie en coherentie van de getuigenverklaringen van getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel (soms wordt juist aangegeven dat slachtoffers met een trauma zich juist elk detail prima
123
kunnen herinneren). De problemen kunnen wel van invloed zijn op de hoeveelheid informatie die slachtoffers zich kunnen herinneren of willen/durven geven. Uiteindelijk komt er wel of niet genoeg informatie voor de opsporing of vervolging, maar volgens de respondenten hebben de slachtoffers dan wel alle informatie gegeven die ze kunnen geven. Officieren van justitie melden dat zij veel minder tot geen zicht hebben op de psychische problemen, en daardoor niet kunnen aangeven of deze problemen de rechtsgang of waarheidsvinding in de weg staan. Welke slachtoffergroepen kennen (deels) vergelijkbare problemen, die de rechtsgang en waarheidsvinding belemmeren? De klachten die in elk land worden genoemd als zijnde van invloed op de verklaringen van de slachtoffers zijn: “angst voor handelaar of uitbuiter” en “psychische klachten van het slachtoffer”. De angst om het land te moeten verlaten speelt ook geregeld een rol, maar dan alleen bij slachtoffers van buiten de EU. Deze drie factoren hebben invloed op de consistenties of coherenties van de getuigenissen van de slachtoffers, maar door een aantal geïnterviewden wordt benadrukt dat dit vaak het geval is bij slachtoffers die een (deel van het) verhaal verzinnen omdat ze bang zijn voor de uitbuiter of om het land te moeten verlaten. De geïnterviewden geven aan dat inconsistenties of incoherenties in getuigenverklaringen zelden aan één factor zijn toe te schrijven. Volgens hen is het meestal een (complex) samenspel van factoren. Dat geldt zowel voor de verschillende geïnterviewde beroepsgroepen als voor de geïnterviewden per land. Het aantal geïnterviewden per land en per beroepsgroepen sluit statistische analyses van verschillen en overeenkomsten in de beoordeling van de 15 factoren, uit. Desalniettemin valt op, ofschoon misschien niet verbazingwekkend, dat de antwoordpatronen per land op dit punt niet echt anders lijken te zijn. We zien niet dat bepaalde factoren bij een bepaalde beroepsgroep of land een hele lage score krijgen terwijl dezelfde factoren bij een andere beroepsgroep of land juist een heel hoge score krijgen. De gemiddelden van de scores die aan de 15 factoren worden toegekend, blijken in zijn algemeenheid in Engeland en België hoger te liggen. Eventuele trauma’s spelen een rol, naast bijvoorbeeld de angst om Nederland te moeten verlaten, vrees te worden verstoten door de familie en schaamte voor hetgeen is gebeurd. Het is met andere woorden een van de mogelijke factoren. In dit kader, dat wil zeggen dat ook geheel andere
124
factoren die niets met het trauma te maken hebben van invloed kunnen zijn, is de observatie van één van de geïnterviewden illustratief: “Verder kunnen zich ook inconsistenties voordoen tussen hetgeen het slachtoffer vertelt en gegevens uit andere bronnen. Het verhaal van het slachtoffer zelf blijft in deze dan wel consistent maar strookt niet met andere gegevens (bijvoorbeeld tapgesprekken)… Daar is een heel simpele verklaring voor….. maar wel een zeer aanwezige. Mensen denken dan toch dat ze antwoord moeten geven op vragen, bijvoorbeeld omdat het belangrijk is voor het onderzoek en hierdoor kunnen inconsistenties ontstaan.” De resultaten van de interviews wijzen er verder op dat vertegenwoordigers van politie, openbaar ministerie (officier van justitie) en hulpverleners daar niet wezenlijk anders over oordelen, of dat collega’s in de verschillende landen daar anders over oordelen. Weliswaar zijn de aantallen geïnterviewden per land en beroepsgroep te klein om daar harde uitspraken over te doen, opvallend is dat er vooralsnog geen aanwijzingen zijn dat trauma dé factor volgens de geïnterviewde professionals is.
Worden in die gevallen specifieke voorbereidingen getroffen t.b.v. de rechtsgang (bijvoorbeeld m.b.t. zorg/diagnose/behandeling)? Zo ja welke? Zijn deze effectief? Zijn deze ook toepasbaar bij slachtoffers van mensenhandel in Nederland? Over het algemeen worden er door medewerkers van politie en OM geen specifieke voorbereidingen getroffen ten behoeve van de rechtsgang wanneer duidelijk is dat er sprake is van een getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel. Politiemedewerkers geven zelfs aan, zoals hierboven gemeld, dat ze er min of meer van uitgaan dat deze slachtoffers getraumatiseerd zijn. Ze treffen over het algemeen geen andere, specifieke of extra speciale voorbereidingen die alleen op getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel van toepassing zijn, anders dan de noodzakelijke voorbereidingen en gesprekstechnieken die ze ook bij andere slachtoffers toepassen zoals informatie geven, rust bieden, de tijd nemen en het niet opjagen van slachtoffers. Het is volgens de respondenten belangrijk dat de slachtoffers snappen en beseffen dat het erom gaat de waarheid boven tafel te krijgen, en niet om ‘een verhaaltje wat ze op papier moeten krijgen’. Anders gezegd: er worden wel maatregelen getroffen op het vlak van voorbereiding, informatie en bejegening die optimaal rekening houden met de gemoedstoestand en omstandigheden
125
van slachtoffers, maar die kunnen zeker ook van toepassing zijn op ernstig geëmotioneerde slachtoffers die in zijn geheel niet getraumatiseerd zijn (geen gebeurtenissen hebben meegemaakt waarbij sprake was van levensbedreigingen). De afwezigheid van zeer specifieke, op slachtoffers van mensenhandel gerichte voorbereidingen, wil niet zeggen dat alle slachtoffers precies en exact hetzelfde worden bejegend. Zo gaf een van de respondenten bijvoorbeeld aan dat gaandeweg een verhoor bleek dat het slachtoffer dusdanig angstig was, dat zij tijdens de gesprekken altijd dicht bij de deur wilde zitten zodat zij het gevoel had te allen tijde weg te kunnen (waaraan gehoor werd gegeven). Een van de respondenten van het OM meldde dat slachtoffers soms niet fysiek bij de zitting hoeven te zijn en dat dan gebruik wordt gemaakt van een videoconferentie. In andere gevallen wordt bijvoorbeeld de hulp ingeroepen van tolken, enerzijds om taalbarrières op te lossen en anderzijds omdat het vertrouwen kan geven en spanning kan wegnemen bij slachtoffers wanneer zij kunnen praten met iemand in de eigen taal. De tolk wordt dan ook gebruikt om duidelijk te maken dat de politie anders werkt dan in het land van herkomst (wanneer daar sprake is van corruptie) en dat de politie er is om het slachtoffer te helpen. Dat werkt in de meeste gevallen beter dan wanneer de politie deze informatie zelf geeft. In de eigen taal is het beter uit te leggen en te benadrukken dat politie te vertrouwen is. Soms merken de respondenten dat slachtoffers dan consistenter verklaren dan wanneer dit (nog) niet gebeurt. In België wordt af en toe een psycholoog betrokken bij de verhoren. De hulpverleners hebben hierin een andere rol dan politie en OM. Geïnterviewde hulpverleners geven aan dat zij er zijn om de (psychische) gezondheid van slachtoffers te verbeteren (door behandeling) en niet uit zijn op waarheidsvinding. Hierdoor besteden zij ook minder tijd aan inconsistenties of incoherenties in verhalen van de slachtoffers en vervolgens ook niet aan het voorkomen daarvan. Wat betreft mogelijke aanpassingen in het strafproces, is in geen van de door de geïnterviewde beschreven casussen gemeld dat er aanpassingen zijn doorgevoerd in het strafproces naar aanleiding van een diagnose/trauma (los van bejegening, zie onder). Daarbij moet worden aangetekend dat uit het onderzoek blijkt dat geïnterviewden van politie en OM aangeven dat zij niet op de hoogte zijn van een mogelijke diagnose.
126
Worden in die gevallen specifieke verhoormethoden ingezet? Zo ja welke? Zijn deze effectief? Zijn deze ook toepasbaar bij slachtoffers van mensenhandel in Nederland? De antwoorden op deze vragen liggen in het verlengde van de antwoorden op de vorige vraag. Respondenten geven aan dat er sprake is van maatwerk of zoals een van de respondenten het verwoordde: er wordt rekening gehouden met elk specifiek slachtoffer of specifieke situatie waarin het slachtoffer met zijn of haar toestand verkeert. Op basis van de inschattingen van deze mogelijke specifieke omstandigheden worden wel of geen aanpassingen gemaakt. Uit de interviews blijkt dat men meen dat een dergelijke werkwijze effectief is. Bij het maken van inschattingen voor eventuele aanpassingen wordt in wisselende mate gebruik gemaakt van psychologen of gedragsdeskundigen (bij de verhoren waar de referentiemagistraten bij betrokken zijn (België), zit er standaard een psycholoog vanuit het opvangcentrum). Zeer sporadisch wordt een traumadeskundige of voodoodeskundige ingeschakeld. Deze aanpassingen op hun beurt kunnen variëren van het nemen van korte pauzes omdat het slachtoffer daaraan toe is, een studio- of videoverhoor, het aanpassen van het verhoor bij slachtoffers met een (ingeschat) laag IQ, het afreizen van een rechercheur naar het slachtoffer, en het laten opschrijven van de verklaring omdat het vertelde verhaal structuur mist. De respondenten geven aan dat de gepleegde aanpassingen wel effectief zijn voor datgene waarvoor ze worden ingezet (verkrijgen van informatie), maar niet zozeer werken tegen de inconsistenties of incoherenties in de getuigenissen. Uit het onderzoek komt naar voren dat er eigenlijk geen specifieke op getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel gerichte verhoren bestaan in de praktijk. Wel probeert men op alle mogelijke manieren rekening te houden met eventuele emoties, gevoeligheden en behoeften. Wanneer door betreffende omstandigheden bijvoorbeeld een voorbereiding niet voldoende of niet heeft plaatsgevonden kan, ter illustratie, het volgende gebeuren (er eerder incoherenties of inconsistenties optreden): “…er treden meestal inconsistenties op wanneer slachtoffers voorafgaand aan de verklaring bij de politiediensten niet worden voorbereid en begeleid in de slachtofferopvangcentra, omdat ze zich zelf hebben gemeld bij de
127
politiediensten of omdat ze een verklaring hebben afgelegd naar aanleiding van een controle. Dit kan in een later stadium meestal wel worden rechtgezet door een nieuwe bijkomende verklaring af te leggen. De politiediensten en referentiemagistraten houden hier doorgaans wel rekening mee, waardoor de inconsistenties geen verdere implicaties hebben voor de geloofwaardigheid van het slachtoffer”.
Maken deze verhoormethoden op dit moment deel uit van de leergang t.b.v. de mensenhandel-certificering van politierechercheurs? In ons onderzoek hebben we dus geen aanwijzingen gevonden voor het bestaan van specifieke verhoormethoden voor getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel. De vraag of ‘deze’ verhoormethoden deel uitmaken van de mensenhandel-certificering van politierechercheurs is strikt genomen dan ook niet te beantwoorden. Desalniettemin wijzen de resultaten van het uitgebreide interview met de politieacademie over de mensenhandelcertificering (12-daagse cursus ‘overige uitbuitingen’ en 7-daagse cursus ‘seksuele uitbuiting’) en bestudering van het lesmateriaal, erop dat er geen specifieke op getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel gerichte verhoren bestaan in de certificering mensenhandel. De cursussen voor de certificering zijn gericht op kennis, houding en vaardigheden, waarbij bewustwording van houding en vaardigheden (echtheid) bij verhoren door middel van oefeningen met concrete casussen, een zeer prominente en dominante plaats inneemt. De aanpak van de verhoren zoals geleerd in de cursussen is goed bruikbaar, maar zeker niet specifiek voor het verhoren van getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel. Dezelfde aspecten zijn ook van belang bij andere groepen slachtoffers die, om uiteenlopende redenen, sterk geëmotioneerd zijn door de meegemaakte gebeurtenissen (gebeurtenissen die emotionerend maar niet potentieel traumatisch zijn). In die zin sluiten deze resultaten dan ook nauw aan bij die van de overige delen van het onderzoek. Los daarvan blijkt dat de certificering, zoals veel schooldiploma’s, niet gebonden is aan (verplichte) na- of bijscholing. Eenmaal behaalde certificeringen hebben vooralsnog een oneindige geldigheid, ongeacht de praktische ervaringen. Het is het overwegen waard om aan deze certificering, zoals bij andere beroepsgroepen, werkervarings- en na- of bijscholingen te verbinden.
128
10.2 Mogelijke maatregelen Uit de resultaten van de interviews, inclusief het interview met de docent certificering mensenhandel, kan dus de conclusie worden getrokken dat er geen gestandaardiseerd verhoorprotocol in Nederland, België en Engeland bestaat dat specifiek is gericht op getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel; wij vinden geen aanwijzingen voor het bestaan van een dergelijk protocol in deze landen dat tot doel heeft de consistentie en coherentie van getuigenissen van getraumatiseerde slachtoffers van mensen zo optimaal mogelijk te laten zijn. Een aantal geïnterviewden ontraadt met zoveel woorden zelfs een dergelijk protocol: zoals andere geïnterviewden benadrukken zij de verscheidenheid van slachtoffers van mensenhandel en het belang van een op het specifieke slachtoffer van mensenhandel (met zijn of haar ervaringen en achtergronden) gerichte aanpak van de interviews en verhoren. Niettemin beschrijven de geïnterviewden diverse activiteiten of interventies die zij, afhankelijk van de aard en achtergronden van de casussen, hanteren om de verhoren van de slachtoffers zo goed mogelijk te laten verlopen om consistente en coherente getuigenissen te kunnen verkrijgen. Opvallend daarbij, maar wellicht niet verbazingwekkend gezien het internationale karakter van mensenhandel en de uitwisseling van kennis op allerlei niveaus, is dat de geïnterviewden voor dit doel voor een belangrijk deel gebruik blijken te maken van grosso modo dezelfde activiteiten of interventies die men effectief acht. Er blijkt op dit vlak een behoorlijke overlap te bestaan tussen de verschillende experts en de verschillende landen, los van de precieze bewoordingen die worden gebruikt. Deze overlap heeft betrekking op enerzijds de inhoud van deze verschillende activiteiten of interventies, en anderzijds op het gericht inzetten van deze activiteiten of interventies bij een individueel getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel (maatwerk). Wat de inhoud van deze activiteiten of interventies betreft, kunnen ruwweg vijf categorieën worden onderscheiden die niet altijd even makkelijk te scheiden zijn. Deze categorieën hebben globaal betrekking op:
129
1. 2. 3. 4. 5.
de bejegening van het (mogelijk) getraumatiseerde slachtoffer, het verstrekken van informatie, aanpassing in het verloop van het gehele proces, het inschakelen van derden en het identificeren van slachtoffer-gebonden factoren die mogelijk de consistentie of coherentie van de getuigenissen beïnvloeden.
Voor alle duidelijkheid, de volgorde van de categorieën is willekeurig; ze is niet chronologisch van aard en er is geen rangschikking in belangrijkheid. Zoals gezegd, ze zijn te onderscheiden maar niet te scheiden. Hieronder lichten wij deze categorieën kort toe, aangevuld met enkele concrete voorbeelden uit de praktijk zoals min of meer verwoord in de interviews. Daarbij moeten dus slachtoffers van mensenhandel in gedachten worden genomen die getraumatiseerd zijn: slachtoffers die (net) uit de uitbuitingssituatie zijn en een overschakeling moeten maken naar deze nieuwe situatie, te maken krijgen met onbekende en nieuwe mensen, minder of niet bekend zijn met ons rechtssysteem, en bijvoorbeeld mogelijk bevreesd zijn voor represailles van de handelaren. Het zijn middelen die de consistentie of coherentie van getuigenissen ten goede kunnen komen. Mogelijk zijn deze maatregelen, en verder onderzoek kan daar uitsluitsel over geven, ook van belang voor andere (niet-geinterviewde) functionarissen in de strafrechtketen zoals rechter-commissarissen en rechters. 1. Bejegening. De bejegening van het slachtoffer betreft alle verbale en non-verbale communicatie richting slachtoffer dat ertoe bijdraagt dat het slachtoffer (zoveel als mogelijk) tot rust komt, zijn of haar verhaal kan vertellen, de ruimte krijgt, controle en vertrouwen kan herwinnen, en dergelijke. Daarbij zijn echtheid, respect, transparantie, competentie en pragmatisme van de kant van interviewer, officier of hulpverlener belangrijke voorwaarden. Het is aldus van belang om het slachtoffer bij de verhoren de aandacht te geven die hij/zij nodig heeft, rekening te houden met zijn of haar gemoedstoestand, bij aanvang open vragen te stellen, te parafraseren, te reflecteren en dergelijke, passend bij zijn of haar situatie. Enkele praktische voorbeelden met betrekking tot deze bejegening zijn:
130
-
-
-
-
-
-
-
Vertrouwen opbouwen bij het slachtoffer door het slachtoffer zoveel mogelijk zelf te laten vertellen zonder al te veel vragen te stellen, en er merkbaar geen verborgen agenda op na te houden (zie punt 2). Zorgen dat het slachtoffer zijn/haar gevoel van controle weer terugkrijgt, zoals door slachtoffers een fysieke plek tijdens een verhoor te geven waarbij hij of zij snel die ruimte kan verlaten. Daadwerkelijk geduld hebben met het slachtoffer tijdens het verhoor en hem of haar de ruimte geven, en stoppen/pauzeren van het verhoor als het slachtoffer erg van streek raakt en blijft, als uiting van empathie en begrip. Ingrijpen bij een verhoor bij de rechter-commissaris wanneer blijkt dat het slachtoffer te veel onder psychische druk komt te staan. Nadat een slachtoffer besluit zijn/haar verklaring in te trekken, het slachtoffer een poosje met rust laten (respect) om vervolgens voorzichtig te informeren of hij/zij opnieuw een verklaring af wil leggen. Aangeven dat er geen druk ligt op het geven van informatie. Slachtoffers niet altijd meenemen naar ondervragingskamers (maar naar een andere, veilige setting) omdat dit het idee van opsluiting kan aanwakkeren. Er voor zorgen dat het slachtoffer tijdens de zitting apart kan zitten van de verdachte(n).
2. Informatie. Gevoelens van onzekerheid over wat er gaat gebeuren -wat veel stress bij de slachtoffers kan oproepen- zijn goed te bestrijden door het verschaffen van tijdige en betrouwbare informatie. Het betreft goede informatie over bijvoorbeeld wat men op de korte of langere termijn kan verwachten, wat de rollen van de professionals in het proces zijn, de aard van het (straf)proces en wat het voor betreffend slachtoffer in zal gaan houden, en dergelijke. Enkele praktische voorbeelden met betrekking tot deze informatie zijn: - Uitleg over de verblijfsregeling Mensenhandel (voor B-9 regeling). - Slachtoffer uitleggen dat hij of zij de verhoorders altijd mag corrigeren als zij volgens hem of haar een fout maken: dat van
131
-
-
-
het slachtoffer wordt verwacht dat als hij of zij iets niet weet, hij of zij dat gewoon kan vertellen en niets hoeft te verzinnen (is niet nodig). De tijd nemen om zich voor te stellen aan het slachtoffer en te benadrukken dat ze onafhankelijk zijn. Er voor zorgen dat het slachtoffer begrijpt wat wordt gezegd of gedaan en dat, als dat niet het geval is, hij of zij dat zonder gevolgen kan melden. Samen met het slachtoffer het proces-verbaal doornemen, zodat helder is wat er in staat en het slachtoffer ziet en weet wat er gebeurt. Zorgen dat het slachtoffer weet dat hij/zij bij het proces betrokken blijft en dat hij/zij kan of mag reflecteren op hoe dingen gaan.
3. Aanpassingen in het verloop proces. Het (straf) proces zal gebaat zijn bij zo een snel mogelijke afhandeling van de verhoren en getuigenissen. Het tempo van de afzonderlijke stappen (of stapjes) die daarin per casus van mensenhandel of slachtoffer van mensenhandel moeten worden gemaakt, kunnen maar hoeven niet overeen te stemmen met het tempo dat een slachtoffer aankan. Wanneer deze tempi niet redelijk synchroon lopen, kan dat het slachtoffer extra belasten en ontregelen met alle gevolgen van dien. Door het tempo waar mogelijk aan te passen aan dat van het slachtoffer, kortom flexibel met de cesuur in het (straf) proces om te gaan, kan dit zoveel als mogelijk worden voorkomen. Hieronder staan concrete aanpassingen die genoemd zijn door de geïnterviewden. - Op tijd een pauze inlassen of het verhoor uitstellen tot een ander moment wanneer blijkt dat het slachtoffer het verhoor niet meer aankan. - Geduld hebben tijdens het verhoor en het slachtoffer echt de tijd geven om zijn/haar verhaal te doen (eventueel alvorens te starten met het verhoor). - De tijd nemen om een vertrouwensband met het slachtoffer op te bouwen, alvorens het slachtoffer te gaan verhoren. - Minder aan de tijdslijn in verklaringen vasthouden als blijkt dat het slachtoffer moeite heeft met het herinneren van
132
opeenvolging van gebeurtenissen . Dit wordt gedaan zodat deze incoherentie niet als voer voor de advocaten van de verdachten kan dienen. 4. Inschakelen van derden. Gaandeweg kan blijken dat het, ondanks alle activiteiten en interventies en om uiteenlopende redenen, niet goed lukt om de verhoren goed te laten verlopen en tot consistente en coherente getuigenissen te komen. In dergelijke gevallen kan de inzet van experts of collega’s van buiten een bijdrage leveren aan mogelijke oplossingen voor dergelijke problemen. Hieronder staan concrete maatregelen voor het inschakelen van derden. - Inschakelen van een gedragsdeskundige door een rechercheur. - Inschakelen van een andere expert of collega van elders. - Inschakelen van een opgeleide tolk die tevens lotgenoot/ervaringsdeskundige is. 5. Identificeren factoren. Mogelijke inconsistenties of incoherenties in getuigenissen van een slachtoffer kunnen, zoals dit onderzoek toont, mede veroorzaakt worden door tal van andere factoren zoals druk/dreiging van de kant van de mensenhandelaar, vrees voor de veiligheid van het thuisfront, vrees het land te moeten verlaten en dergelijke. Trauma’s spelen eveneens mogelijk een (grote) rol, maar de aanpak van alleen de gevolgen van trauma voor de consistentie en coherentie van de getuigenissen door bovengenoemde punten, heeft het risico in zich dat de invloed van deze andere factoren ten onrechte wordt genegeerd. Om deze redenen lijkt het nuttig om in ieder geval altijd na te gaan of en in hoeverre deze andere factoren aanwezig zijn en een rol spelen. Overige maatregelen. Niet alle door de geïnterviewde gerapporteerde activiteiten of interventies kunnen makkelijk in een van bovengenoemde categorieën worden geplaatst, en maken daarmee duidelijk hoe verscheiden ze kunnen zijn. Enkele voorbeelden uit de interviews zijn: - het gebruik maken van een studioverhoor als er sprake is van ernstige psychische klachten of een laag IQ van het slachtoffer; - tijdens de zitting het slachtoffer en de verdachte(n) gescheiden houden zodat het slachtoffer in vrijheid kan spreken (dit kan gebeuren door de verdachte(n) in een aparte ruimte te plaatsen en
133
-
via videoconferentie de zitting te volgen); besluiten om geen verhoor af te nemen maar gebruik te maken van de slachtofferverklaring wanneer blijkt dat het slachtoffer een verhoor niet aankan; informatie en voorlichting geven aan rechters over de mogelijke effecten van trauma op verklaringen van slachtoffers; de diagnose van het slachtoffer toevoegen aan het strafdossier (indien juridisch mogelijk) kan ertoe leiden dat de rechter in zijn vragen rekening houdt met de gemoedstoestand van het slachtoffer.
Tot slot. Het viel buiten de doelstelling van dit onderzoek om inzicht te krijgen in de aard en omvang van mensenhandelzaken die niet tot vervolging leiden vanwege inconsistente of incoherente verklaringen van getraumatiseerde slachtoffers van mensenhandel. Belangrijke uitkomst van deze studie is dat maatwerk -met behoud van de algemene regels- de gouden sleutel lijkt te zijn in het voorkomen of verminderen van inconsistente of incoherente verklaringen bij deze groep slachtoffers. Verschillende geïnterviewden melden dat psychologen en psychiaters, meer dan nu wellicht, hier een toegevoegde waarde kunnen hebben. Om meer zicht te krijgen op de toegevoegde waarde ervan is een ander type onderzoek gewenst en bruikbaar, namelijk onderzoek waarbij zeer systematisch en volledig een groep slachtoffers van mensenhandel wordt gevolgd, alsmede de betrokkenheid van deze hulpverleners. Een dergelijk monitoringonderzoek geeft veel meer inzicht in de afwegingen die in de loop van de tijd met betrekking tot casussen worden gemaakt en de resultaten ervan. Bij dit onderzoek zou ook aandacht geschonken kunnen worden aan specifieke culturele problemen die optreden in de gehele rechtsgang.
134
References ABA. Zie http://www.americanbar.org/advocacy/rule_of_law/ thematic_areas/criminal_law_anti_human_trafficking/background.h tml Brewin, C.R., Andrews, A., & Valentine, J.D. (2000). Meta-analysis or risk factors for posttraumatic stress disorder in trauma-exposed adults. Journal of Consulting and Clinical Psychology, 68, 748-766. Brewin, C.R. (2013) Autobiographical memory for trauma: Update on four controversies. Memory, 15, 227-248. Crawford, M., & Kaufman, M.R. (2008). Sex trafficking in Nepal: survivor characteristics and long-term outcomes. Violence Against Women, 14, 905-916. Creamer, M.C., Burgess, P., & McFarlane, A.C. (2001). Post-traumatic stress disorder: findings from the Australian national survey of mental health and well-being. Psychological Medicine, 31, 1237-1247. Darves-Bornoz, J.M., Alonso, J., de Girolamo, G., de Graaf, R., Haro, J.M., Kovess-Masfety, V., et al. (2008). Main traumatic events in Europe: PTSD in the European study of the epidemiology of mental disorders survey. Journal of Traumatic Stress, 21, 455-462. Deb, S. (2010). Aggression in sexually abused trafficked girls and efficacy of intervention. Journal of Interpersonal Violence, 20, 1-24. Dekel, S., & Bonnano, G.A. (2013). Changes in trauma memory and patterns of posttraumatic stress. Psychological trauma: theory, research, practice and policy, 5, 26-24. Hosain, M., Zimmerman, C., Abas, M., Light, M., & Watts, C. (2010). The relationship of trauma to mental disorders among trafficked and sexually exploited girls and women. American Journal of Public Health, 100, 2442-2449. Hyman I, Loftus E. (1998). Errors in autobiographical memory. Clinical Psychology Review, 18, 933–947. Landelijk expertgroep mensenhandel (2013). Referentiekader Mensenhandel. Politieacademie, Apeldoorn. Kessler, R.C., Sonnega, A., Bromet, E., Hughes, M., & Nelson, C.B. (1995). Posttraumatic stress disorder in the national comorbidity survey. Archives of General Psychiatry, 52, 1048-1060.
135
Machtinger, E.L., Wilson, T.C., Haberer, J.E., Weiss, D.S.(2012). Psychological trauma and PTSD in HIV-positive women: a meta-analysis. AIDS Behavior, 16, 2091-2100. McNally, R.J. (2005). Debunking myths about trauma and memory. Canadian Journal of Psychiatry, 50, 817-822. Marshall, G.N. & Schell, T.L. (2002). Reappraising the link between peritraumatic dissociation and severity symptom severity: Evidence from a longitudinal study of community violence. Journal of Abnormal Psychology, 111, 626–636. Ministry of Justice UK (2011). Achieving Best Evidence in Criminal Proceedings Guidance on interviewing victims and witnesses, and guidance on using special measures. UK. Nationaal Rapporteur Mensenhandel (2010). Mensenhandel – 10 jaar Nationaal Rapporteur Mensenhandel in Nederland – Achtste rapportage van de nationaal rapporteur. Den Haag: Nationaal Rapporteur. Oram, S., Ostrovschi, N.V., Gorceag, V.I., Hotineanu, M.A., Gorceag,L., Trigub, C. & Abas, M. (2012). Physical health symptoms reported by trafficked women receiving post-trafficking support in Moldova: prevalence, severity and associated factors. BMC Women’s Health, 12, 1-9. Oram, S., Stockl, H., Busza, J., Howard, L.M., & Zimmerman, C. (2012) Prevalence and Risk of violence and the Physical, Mental, and Sexual Health Problems Associated with Human Trafficking: Systematic Review. PLoS Medicine 9(5): e1001224. Ozer, E.J., Best, S.R., Lipsey, T.L., & Weiss, D.S. (2003). Predictors of posttraumatic stress disorder and symptoms in adults: a metaanalysis. Psychological Bulletin, 129, 52-73. Ostrovschi, N.V., Prince, M.J., Zimmerman, C., Hotineanu, M.A., Gorceag, L.T., Gorceag, V.I., Flach, C., Abas, M.A. (2011). Women in post-trafficking services in Moldova: diagnostic interviews over two time periods to assess returning women's mental health. BMC Public Health, 11, 1-9. Patterson D. (2011). The Impact of Detectives’ Manner of Questioning on Rape Victims’ Disclosure. Journal of Violence Against Women, 17, 1349-1373. Politieacademie (2012). Samenvatting theorie intake (student versie). Aanpak Mensenhandel Seksuele Uitbuiting. Code 4300062.002. Politieacademie, Apeldoorn.
136
Politieacademie (2013). Examen behorende bij kernopgave 4300062. Aanpakken van mensenhandel seksuele uitbuiting en prostitutiecontrole. (PDF). Politieacademie, Apeldoorn. Politieacademie (2013). Examen behorende bij kernopgave 4301244. Aanpakken van Mensenhandel Overige vormen van uitbuiting. (PDF). Politieacademie, Apeldoorn. Politieacademie (2013). Gesprekmodel intake. Code: 4300062.002. Politieacademie, Apeldoorn. Politieacademie (2013). Mensenhandel: Informatieve gesprek (Powerpoint presentatie). Politieacademie, Apeldoorn. Politieacademie (2013). Mensenhandel: Informatieve gesprek. Wolkenschema. (Powerpoint presentatie). Politieacademie, Apeldoorn. Politieacademie (2013). Naam opleiding: Aanpakken van mensenhandel seksuele uitbuiting en uitvoeren prostitutiecontrole. Code:4300062.002. (PDF). Politieacademie, Apeldoorn. Politieacademie (2013). Naam opleiding: Aanpakken van mensenhandel overige vormen van uitbuiting. Code:4301244.001. (PDF). Politieacademie, Apeldoorn. Rassin, E. (2001). Het getraumatiseerde slachtoffer. Behandeling, verhoor en hiaten in de herinnering. In: Justitiële verkenningen, 27, afl. 3, [apr.], pag. 58-69. Rijken, C, Dijk, J. van & Klerx-van Mierlo, F. (2013). Mensenhandel: het slachtofferperspectief. Een verkennende studie naar behoeften en belangen van slachtoffers mensenhandel in Nederland. Oisterwijk, Wolf Legal Publishers. Rubin DC, Berntsen D, Bohni MK (2008). A memory-based model of posttraumatic stress disorder: Evaluating basic assumptions underlying the PTSD diagnosis. Psychological Review, 115, 985– 1011. Tipps ME, Raybuck JD, Lattal KM3. (2014). Substance abuse, memory, and post-traumatic stress disorder. Neurobiololy of Learning and Memory, 112c, 87-100. Turner-Moss, E., Zimmerman, C., Howard, L.M., & Oram, S. (2013). Labour Exploitation and Health: A Case Series of Men and Women Seeking Post-Trafficking Services. Journal of Immigrant Minority Health. DOI 10.1007/s10903-013-9832-6.
137
Tsutsumi, A., Izutsu, T., Poudyal, A.K., Kato, S, & Marui, E. (2008). Mental health of female survivors of human trafficking in Nepal. Social Science & Medicine, 66, 1841-1847. Giezen, van, A.E., Arensman, E., Spinhoven, P., & Wolters, G. (2005). Consistency of memory for emotionally arousing events: a review of prospective and experimental studies. Clinical Psychology Review, 25, 935-953. Zimmerman, C., Hosain, M., Yun, K., Gajdadziev, V., Guzun, N., Tchomarova, M.A., Ciarrocchi , A.R., Johansson, A., Kefurtova, A., Scodanibbio, S., Motus, M.N., Roche, B., Morison, L. & Watts, C. (2008). The health of trafficked women: a survey of women entering posttrafficking services in Europe. American Journal of Public Health, 98, 55-59.
138
Bijlage 1 Vragenlijsten voor politie, justitie en hulpverlening
Politie Introductie onderzoek U bent onlangs door een van onze projectmedewerkers benaderd voor een interview, waarvoor ik u nu bel. Het interview maakt deel uit van een vergelijkend onderzoek naar getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel. We voeren het uit in Engeland, België en Nederland. De opdrachtgever van het onderzoek is Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. (indien het interviewschema vooraf wordt doorgestuurd naar de geïnterviewde kan hier ook de datum worden opgenomen waarop het interview zal plaatsvinden en nogmaals de informatie dat het interview telefonisch zal worden gehouden). In dit interview staan uw ervaringen en indrukken centraal. Ik wil graag beginnen met een aantal algemene vragen. Het zijn vragen over welke zaken volgens u bijdragen aan inconsistente of incoherente getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel. Is het tot zo zover duidelijk voor u? Ten behoeve van het verslag van het onderzoek is het belangrijk te weten wie precies aan de interviews hebben deelgenomen. Daarom willen wij graag beginnen met een aantal vragen over uw werkervaring en achtergrond. Natuurlijk wordt het verslag, vanwege privacy en vertrouwelijkheid, geanonimiseerd. Bent u daar klaar voor? 1. Als eerste zou ik u een paar vragen willen stellen over uw huidige baan en functie. 1.1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is daar uw functie? 1.2. Wat houdt uw functie in met het oog op werken met slachtoffers mensenhandel? 1.3. Hoeveel uur per week werkt u?
139
2. Heeft u het afgelopen jaar te maken gehad met slachtoffers van mensenhandel met ernstige psychische problemen? Zo ja, als u het laatste jaar in gedachten neemt 2.1. Heeft u tijdens uw werkzaamheden zelf persoonlijk contact met slachtoffers mensenhandel? (deze vraag is een check: geïnterviewden worden hierop uitgezocht) 2.2. Hoeveel uur per week heeft u zelf contact met slachtoffers van mensenhandel? 2.3. Waar bestaan deze contactmomenten uit? Zijn dat alleen verhoren of ook momenten waarop informatie verstrekt wordt aan slachtoffers of een vorm van begeleiding? 2.4. Hoe zien deze contactmomenten eruit? 2.5. Wat wordt er tijdens de contactmomenten van het slachtoffer verwacht? 2.6. Hoeveel slachtoffers mensenhandel ziet u gemiddeld per week of per maand? Ik wil het nu graag hebben over de problemen die slachtoffers van mensenhandel kunnen hebben. Problemen die consistente of coherente getuigenverklaring in de weg kunnen staan. Eerst leg ik u 15 mogelijke problemen voor. Aan u de vraag in hoeverre deze problemen consistente/coherente getuigenverklaring in de weg staan of kunnen staan. Het gaat daarbij om uw ervaring en uw mening. U kunt uw antwoord scoren met een cijfer van 1 tot en met 10. Een 1 staat voor ‘speelt helemaal geen rol in inconsistente of incoherente getuigenverklaringen’ en 10 voor ‘speelt een zeer voorname rol’ wanneer we te maken hebben met inconsistente of incoherente getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel. 1 Intelligentieniveau 1 2 3 4 5 2 Lichamelijke toestand 1 2 3 4 5 3 Psychische klachten 1 2 3 4 5 4 Angst voor handelaar of uitbuiter 1 2 3 4 5 5 Taalproblemen 1 2 3 4 5 6 Drugsgebruik 1 2 3 4 5 7 Gebruik medicatie
6
7
8
9
10
6
7
8
9
10
6
7
8
9
10
6
7
8
9
10
6
7
8
9
10
6
7
8
9
10
140
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 8 Angst om Nederland te moeten verlaten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 9 Angst voor verstoting van familie en gemeenschap 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 (10 financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 11 Schaamte 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 12 Culturele interpretaties 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 13 Druk of instructies van buitenaf 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 14 Getraumatiseerd zijn 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 15 Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) Andere problemen aan te kaarten door geïnterviewde… Graag wil ik nu ingaan op een contact met een getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel met psychische klachten waar u concreet mee te maken heeft gehad. Onder een getraumatiseerd slachtoffer verstaan wij een slachtoffer dat een schokkende, beangstigende en mogelijk levensbedreigende gebeurtenis heeft meegemaakt als direct slachtoffer of directe getuige, en daardoor minimaal 4 weken ernstige last heeft van allerlei heftige stressklachten. Wij willen u vragen een zo recent mogelijke casus in gedachten te nemen. Het moet een casus zijn waarbij u het slachtoffer verschillende keren heeft gezien en gesproken en waarbij sprake was van een inconsistente of incoherente verklaring. 3. Kunt u kort deze casus beschrijven (demografische kenmerken slachtoffer, etc.)? 4. Wanneer speelde deze casus (periode)? 5. Hoeveel keren heeft u deze persoon in totaal gesproken (schatting aantal afzonderlijke contacten)? 6. Over hoeveel maanden waren deze contacten verspreid? 7. Heeft u voorafgaand aan het gesprek de volgende zaken duidelijk gemaakt aan het slachtoffer: 7.1. Wanneer u zaken niet goed verwoordt/herhaalt dat het slachtoffer u hierop moet corrigeren?
141
8.
9. 10. 11. 12.
7.2. Wanneer het slachtoffer geen antwoord weet op een van de vragen, zij/hij dit gewoon kan zeggen en niet iets verzint of raadt? 7.3. Wanneer er onduidelijkheden zijn, het slachtoffer om verheldering kan vragen? Heeft u gedurende het interview gebruik gemaakt van: 8.1. Open vragen waarin het slachtoffer vrij kon vertellen over bepaalde zaken zonder antwoord te geven op een rij vragen, bijvoorbeeld door te zeggen ‘vertelt u eens over hoe het gegaan is’. 8.2. Heeft u gedurende het interview gemerkt dat het slachtoffer eigenlijk alles wel best vond en het overal mee eens was? 8.3. Was u erop alert dat het slachtoffer bepaalde concepten door elkaar zou kunnen halen? Bijv. zich vergiste in binnen en buiten, in of uit [de auto] e.d. Welk gedrag/uitingen van het slachtoffer gaven u de indruk dat er ook sprake was van psychische klachten? Welke psychische symptomen of klachten nam u waar bij deze persoon? Stonden deze symptomen of klachten consistente of coherente getuigenverklaring in de weg? Zo ja, welke symptomen of klachten waren dat? 12.1. Slecht geheugen, niet kunnen herinneren. 12.2. Niet kunnen praten over hetgeen het slachtoffer is overkomen (te vers) 12.3. Depressie (bijv. sombere gedachten, zelfmoordwensen, etc.) 12.4. Medicijngebruik voor psychische klachten 12.5. Verslaving 12.6. Grote emotionele schommelingen 12.7. Schuld of schaamte 12.8. Vermoeidheid 12.9. Paniekaanvallen 12.10. Anders, namelijk
13. Zo nee, waren er andere zaken die consistente of coherente getuigenverklaring in de weg stonden? Ga verder naar vraag … 14. Wanneer en op welke wijze werd u duidelijk dat deze psychische problemen speelden en op welke wijze belemmerden zij de rechtsgang of waarheidsvinding? 15. Hoe ging u zelf om met deze problemen, om te voorkomen dat ze de getuigenverklaring inconsistent of incoherent zouden kunnen maken? (voor de interviewer: Te denken aan overdragen aan een meer
142
gespecialiseerd rechercheur, inschakelen van traumadeskundigen tijdens het verhoor, schriftelijk een getuigenverklaring laten opschrijven?) 16. Heeft u in dit geval hulp ingeroepen van anderen? (meerdere antwoorden mogelijk) 16.1. Ervaren of gespecialiseerde collega’s 16.2. Psychiaters, psychologen, traumadeskundigen 16.3. Anders, namelijk 16.4. Zo ja, waarom heeft u deze persoon of personen ingeschakeld? 16.5. Zo ja, wat heeft het opgeleverd? 17. Zijn er vanwege de psychische problemen aanpassingen gemaakt tijdens of in de periode van verhoor? 17.1. Zo nee, waarom niet? 17.2. Zo ja, waarom is dat gedaan? 17.3. Zo ja, op welke wijze is dat gedaan? (voor de interviewer: Te denken aan kortere momenten van verhoor, in het begin meer rust geven aan het slachtoffer om bij te komen, specifieke verhoormethoden waarbij het probleem getackeld kan worden?) 18. Merkte u dat deze aanpassingen effectief waren? Dat ze een positieve bijdrage leverden aan consistente of coherente getuigenverklaringen van dit slachtoffer? 19. Bovenstaande vragen gingen in op hoe u bent omgegaan in een specifiek geval, is dit geval representatief voor de meerderheid van de zaken slachtoffers mensenhandel of wijkt deze geheel af van het gemiddelde? 20. Indien deze afwijkt: op welke manier gaat u doorgaans om met dergelijke slachtoffers? 21. Bestaat er een handboek binnen uw organisatie waarbij wordt beschreven hoe er met dergelijke slachtoffers omgegaan kan/dient te worden? 21.1. Intake 21.2. Verhoor 21.3. Etc.
143
21.4.
Etc.
22. Tot slot, zijn er maatregelen waarvan u denkt dat die consistenties of coherenties van getuigenissen zeer ten goede zouden komen, maar momenteel niet worden/kunnen worden toegepast? Zo ja, welke maatregelen zijn dat?
Officier van justitie Introductie onderzoek U bent onlangs benaderd door een van onze projectmedewerkers voor een interview, waarvoor ik u nu bel. Het interview maakt deel uit van een vergelijkend onderzoek naar getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel. We voeren het uit in Engeland, België en Nederland. De opdrachtgever van het onderzoek is Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum van het Nederlandse Ministerie van Veiligheid en Justitie (indien het interviewschema vooraf wordt doorgestuurd naar de geïnterviewde kan hier ook de datum worden opgenomen waarop het interview zal plaatsvinden en nogmaals de informatie dat het interview telefonisch zal worden gehouden). In dit interview staan uw ervaringen en indrukken centraal. We beginnen eerst met een aantal algemene vragen. Het zijn vragen over welke zaken volgens u bijdragen aan inconsistente of incoherente getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel. Is het tot zo zover duidelijk voor u? Ten behoeve van het verslag van het onderzoek, is het belangrijk te weten wie precies aan de interviews hebben deelgenomen. Daarom willen wij graag beginnen met een aantal vragen over uw werkervaring en achtergrond. Natuurlijk wordt het verslag, vanwege privacy en vertrouwelijkheid, geanonimiseerd. Bent u daar klaar voor? 1. Als eerste zou ik u een paar vragen willen stellen over uw huidige baan en functie.
144
2
1.1 Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is daar uw functie? 1.2 Wat houdt uw functie in met het oog op werken met slachtoffers mensenhandel? 1.3 Hoeveel uur per week werkt u? Heeft u het afgelopen jaar te maken gehad met slachtoffers van mensenhandel met ernstige psychische problemen? Zo ja, als u de het afgelopen jaar/5 jaar in gedachten neemt: 2.1 Heeft u tijdens uw werkzaamheden zelf persoonlijk contact met slachtoffers mensenhandel? (deze vraag is een check: geïnterviewden worden hierop uitgezocht) 2.2 Hoeveel uur per week heeft u zelf contact met slachtoffers van mensenhandel? 2.3 Waar bestaan deze contactmomenten uit? Zijn dat verhoren of momenten waarop informatie verstrekt wordt aan slachtoffers of een vorm van begeleiding? 2.4 Hoe zien deze contactmomenten eruit? 2.5 Wat wordt er tijdens de contactmomenten van het slachtoffer verwacht? 2.6 Hoeveel slachtoffers mensenhandel ziet u gemiddeld per week of per maand?
3 4
5
In hoeveel gevallen is er voldoende opsporingsindicatie om een onderzoek naar mensenhandel op te zetten? Hoeveel van de gevallen worden er vrijwel direct geseponeerd? 4.1 Waar ligt dat dan meestal aan? 4.2 Welke rol spelen inconsistente of incoherente getuigenverklaringen hierin? 4.3 Hoeveel gevallen worden na onderzoek geseponeerd? 4.4 Wat is daar doorgaans de oorzaak van? 4.5 In hoeveel gevallen wordt de zaak afgehandeld met een veroordeling van een verdachte? Ik wil het nu graag hebben over de problemen die slachtoffers van mensenhandel kunnen hebben. Problemen die consistente of coherente getuigenverklaring in de weg kunnen staan. Eerst zal ik u 15 mogelijke problemen voorleggen. Aan u is de vraag in hoeverre deze problemen volgens u consistente of coherente getuigenverklaring in de weg staan. Het gaat daarbij om uw ervaring en uw mening. U kunt uw antwoord scoren met een cijfer van 1 tot en met 10. Een 1 staat voor ‘speelt helemaal geen rol in inconsistente getuigenverklaringen’ en 10 voor
145
‘speelt een zeer voorname rol’ wanneer we te maken hebben met inconsistente getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel. 5.1 Intelligentieniveau 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.2 Lichamelijke toestand 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.3 Psychische klachten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.4 Angst voor handelaar of uitbuiter 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.5 Taalproblemen 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.6 Drugsgebruik 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.7 Gebruik medicatie 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.8 Angst om Nederland te moeten verlaten 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.9 Angst voor verstoting van familie en gemeenschap 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.10 (financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.11 Schaamte 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.12 Culturele interpretaties 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.13 Druk of instructies van buitenaf 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.14 Getraumatiseerd zijn 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 15 Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.15 Andere problemen aan te kaarten door geïnterviewde… Graag zou ik nu willen ingaan op een getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel met psychische klachten waar u concreet mee te maken heeft gehad. Onder een getraumatiseerd slachtoffer verstaan wij een slachtoffer dat een schokkende, beangstigende en mogelijk levensbedreigende gebeurtenis heeft meegemaakt als direct slachtoffer of directe getuige, en daardoor minimaal 4 weken ernstige last heeft van allerlei heftige stressklachten. Wij willen u vragen een zo recent mogelijke
146
casus in gedachten te nemen. Het moet een casus zijn waarbij u het slachtoffer verschillende keren heeft gezien en gesproken en waarbij sprake was van een inconsistente of incoherente verklaring. 6. Kunt u kort deze casus beschrijven? (demografische kenmerken slachtoffer etc.) 7. Wanneer speelde deze casus (periode)? 8. Hoeveel keren heeft u deze persoon in totaal gesproken (schatting aantal afzonderlijke contacten)? 9. Over hoeveel maanden waren deze contacten verspreid? 10. Heeft u voorafgaand aan het gesprek de volgende zaken duidelijk gemaakt aan het slachtoffer: a. Wanneer u zaken niet goed verwoordt/herhaalt dat het slachtoffer u hierop moet corrigeren? b. Wanneer het slachtoffer geen antwoord weet op een van de vragen, zij/hij dit gewoon kan zeggen en niet iets verzint of raadt? c. Wanneer er onduidelijkheden zijn, het slachtoffer om verheldering kan vragen? 11. Heeft u gedurende het interview gebruik gemaakt van: a. Open vragen waarin het slachtoffer vrij kon vertellen over bepaalde zaken zonder antwoord te geven op een rij vragen, bijvoorbeeld door te zeggen ‘vertelt u eens over hoe het gegaan is’. b. Heeft u gedurende het interview berusting geconstateerd bij het slachtoffer? c. Was u erop alert dat het slachtoffer bepaalde concepten door elkaar zou kunnen halen? 12. Welk gedrag/uitingen van het slachtoffer gaven u de indruk dat er ook sprake was van psychische klachten? 13. Welke psychische symptomen of klachten nam u waar bij deze persoon? 14. Waren deze symptomen of klachten ook al door de hulpverlening of politie waargenomen? a. Zo ja, was u hierover ingelicht? 11 Stonden deze symptomen of klachten consistente of coherente getuigenverklaring in de weg? 12 Zo ja, welke symptomen of klachten waren dat? 12.1 Slecht geheugen, niet kunnen herinneren. 12.2 Niet kunnen praten over hetgeen het slachtoffer is overkomen (te vers) 12.3 Depressie (bijv. sombere gedachten, zelfmoordwensen, etc.) 12.4 Medicijngebruik voor psychische klachten
147
12.5 Verslaving 12.6 Grote emotionele schommelingen 12.7 Schuld of schaamte 12.8 Vermoeidheid 12.9 Paniekaanvallen 12.10 Andere zaken, namelijk…. 13 Zo nee, waren er andere zaken die consistente of coherente getuigenverklaringen in de weg stonden? Ga verder met vraag … 14 Wanneer en op welke wijze werd voor u duidelijk dat deze problemen speelden en dat deze de rechtsgang/waarheidsvinding in de weg stonden? 15 Hoe ging u zelf om met deze problemen, om te voorkomen dat ze de getuigenverklaring inconsistent zouden kunnen maken? (voor de interviewer: Te denken aan overdragen aan een meer gespecialiseerd rechercheur, inschakelen van traumadeskundigen tijdens het verhoor, schriftelijk een getuigenverklaring laten opschrijven?) 16 Werd u door de politie gewezen op mogelijke inconsistenties of incoherenties bij de getraumatiseerde slachtoffers? Zo ja, wat heeft u daarmee vervolgens gedaan? 17 Heeft u in dit geval hulp ingeroepen van anderen? (meerdere antwoorden mogelijk) 17.1 Ervaren of gespecialiseerde collega’s 17.2 Psychiaters, psychologen, traumadeskundigen 17.3 Anders, namelijk 17.4 Zo ja, waarom heeft u deze persoon of personen ingeschakeld? 17.5 Zo ja, wat heeft het opgeleverd? 18 Lichtten zij u in over de problemen van het slachtoffer die de rechtsgang en waarheidsvinding in de weg kunnen staan? 19 Was er in dit geval sprake van een officiële diagnose van de traumaaanverwante problemen bij het slachtoffer? 20 Zijn er vanwege de psychische problemen aanpassingen gemaakt tijdens of in de periode van verhoor? 20.1 Zo nee, waarom niet?
148
20.2 Zo ja, waarom is dat gedaan? 20.3 Zo ja, op welke wijze is dat gedaan? 20.4 Waren deze aanpassingen effectief volgens u? (voor de interviewer: Te denken aan kortere momenten van verhoor, in het begin meer rust geven aan het slachtoffer om bij te komen, specifieke verhoormethoden waarbij het probleem getackeld kan worden?) 21 Bovenstaande vragen gingen in op hoe u bent omgegaan met een specifiek geval, is dit geval representatief voor de meerderheid van de zaken slachtoffers mensenhandel of wijkt deze geheel af van het gemiddelde? 22 Indien deze afwijkt: op welke manier gaat u doorgaans om met dergelijke slachtoffers? 23 Bestaat er een handboek binnen uw organisatie waarbij wordt beschreven hoe er met dergelijke slachtoffers omgegaan kan/dient te worden? 24 Zo ja, in welke fases van het proces wordt dit handboek gebruikt? 25 Heeft iedere officier van justitie die te maken heeft met slachtoffers mensenhandel uw inziens voldoende kennis over de mogelijke problemen van trauma, die getuigenverklaringen kunnen beïnvloeden? 25.1 Wordt er tijdens de opleiding specifiek aandacht besteed aan slachtoffers mensenhandel en dan met name getraumatiseerde slachtoffers mensenhandel? 25.2 In hoeverre wordt er aandacht besteed aan de mogelijk bijkomende problematiek bij deze slachtoffers? 25.3 Worden er in de opleiding handvatten geboden voor hoe om te gaan met deze specifieke categorie slachtoffers mensenhandel, bijvoorbeeld tijdens slachtoffergesprekken of gesprekken met de rechter-commissaris? 26 Merkt u dat de aanpassingen die gedaan worden in een dergelijke zaak een gewenst resultaat geven?
149
27 Zorgen ze ervoor dat de getuigenverklaringen meer consistentie krijgen? 28 Tot slot, zijn er maatregelen waarvan u denkt dat die consistenties of coherenties van getuigenissen zeer ten goede zouden komen, maar momenteel niet worden/kunnen worden toegepast? 28.1 Zo ja, welke maatregelen zijn dat?
150
Hulpverlening Introductie onderzoek U bent onlangs benaderd door een van onze projectmedewerkers voor een interview, waarvoor ik u nu bel. Het interview maakt deel uit van een vergelijkend onderzoek naar getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel. We voeren het uit in Engeland, België en Nederland. De opdrachtgever van het onderzoek is Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatie Centrum van het Nederlandse Ministerie van Veiligheid en Justitie. (indien het interviewschema vooraf wordt doorgestuurd naar de geïnterviewde kan hier ook de datum worden opgenomen waarop het interview zal plaatsvinden en nogmaals de informatie dat het interview telefonisch zal worden gehouden). In dit interview staan uw ervaringen en indrukken centraal. We beginnen eerst met een aantal algemene vragen. Het zijn vragen over welke zaken volgens u bijdragen aan inconsistente of incoherente getuigenissen van slachtoffers van mensenhandel. Is het tot zo zover duidelijk voor u? Ten behoeve van het verslag van het onderzoek, is het belangrijk te weten wie precies aan de interviews hebben deelgenomen. Daarom willen wij graag beginnen met een aantal vragen over uw werkervaring en achtergrond. Natuurlijk wordt het verslag, vanwege privacy en vertrouwelijkheid, geanonimiseerd. Bent u daar klaar voor? Als eerste zou ik u een paar vragen willen stellen over uw huidige baan en functie. 1. Bij welke organisatie bent u werkzaam en wat is daar uw functie? 1.1 Wat houdt uw functie in met het oog op werken met slachtoffers mensenhandel? 1.2 Hoeveel uur per week werkt u? 2. Heeft u het afgelopen jaar te maken gehad met slachtoffers van mensenhandel met ernstige psychische problemen? Zo ja, als u het laatste jaar in gedachten neemt
151
3
4
2.1 Heeft u tijdens uw werkzaamheden zelf persoonlijk contact met slachtoffers mensenhandel? (deze vraag is een check: geïnterviewden worden hierop uitgezocht) 2.3 Hoeveel uur per week heeft u zelf contact met slachtoffers van mensenhandel? 2.3 Waar bestaan deze contactmomenten uit? Zijn momenten waarop informatie verstrekt wordt aan slachtoffers of een vorm van begeleiding? 2.4 Hoe zien deze contactmomenten eruit? 2.5 Wat wordt er tijdens de contactmomenten van het slachtoffer verwacht? Hoeveel slachtoffers mensenhandel ziet u gemiddeld per week of per maand? Ik wil het nu graag hebben over de problemen die slachtoffers van mensenhandel kunnen hebben. Problemen die consistente getuigenverklaring in de weg kunnen staan. Eerst zal ik u 15 mogelijke problemen voorleggen. Aan u is de vraag in hoeverre deze problemen volgens u consistente of coherente getuigenverklaring in de weg staan. Het gaat daarbij om uw ervaring en uw mening. U kunt uw antwoord scoren met een cijfer van 1 tot en met 10. Een 1 staat voor ‘speelt helemaal geen rol in inconsistente getuigenverklaringen’ en 10 voor ‘speelt een zeer voorname rol’ wanneer we te maken hebben met inconsistente of incoherente getuigenverklaringen van slachtoffers van mensenhandel.
5.1 Intelligentieniveau 1 2 3 4 5 6 5.2 Lichamelijke toestand 1 2 3 4 5 6 5.3 Psychische klachten 1 2 3 4 5 6 5.4 Angst voor handelaar of uitbuiter 1 2 3 4 5 6 5.5 Taalproblemen 1 2 3 4 5 6 5.6 Drugsgebruik 1 2 3 4 5 6 5.7 Gebruik medicatie 1 2 3 4 5 6 5.8 Angst om Nederland te moeten verlaten
7
8
9
10
7
8
9
10
7
8
9
10
7
8
9
10
7
8
9
10
7
8
9
10
7
8
9
10
152
1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.9 Angst voor verstoting van familie en gemeenschap 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.10 (financiële) Afhankelijkheid van uitbuiter 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.11 Schaamte 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.12 Culturele interpretaties 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.13 Druk of instructies van buitenaf 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 5.14 Getraumatiseerd zijn 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 15 Wantrouwen van (jegens) politie (door ervaringen land van herkomst) 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10 Andere problemen aan te kaarten door geïnterviewde… Graag zou ik nu willen ingaan op een getraumatiseerd slachtoffer van mensenhandel met psychische klachten waar u concreet mee te maken heeft gehad. Onder een getraumatiseerd slachtoffer verstaan wij een slachtoffer dat een schokkende, beangstigende en mogelijk levensbedreigende gebeurtenis heeft meegemaakt als direct slachtoffer of directe getuige, en daardoor minimaal 4 weken ernstige last heeft van allerlei heftige stressklachten. Wij willen u vragen een zo recent mogelijke casus in gedachten te nemen. Het moet een casus zijn waarbij u het slachtoffer verschillende keren heeft gezien en gesproken en waarbij sprake was van een inconsistente of incoherente verklaring. 5
Kunt u kort deze casus beschrijven (demografische kenmerken slachtoffer, etc.)? 5.3 Wanneer speelde deze casus (periode)? 5.4 Hoeveel keren heeft u deze persoon in totaal gesproken (schatting aantal afzonderlijke contacten)? 5.5 Over hoeveel maanden waren deze contacten verspreid?
6
Heeft u voorafgaand aan het gesprek de volgende zaken duidelijk gemaakt aan het slachtoffer: 6.3 Wanneer u zaken niet goed verwoordt/herhaalt dat het slachtoffer u hierop moet corrigeren? 6.4 Wanneer het slachtoffer geen antwoord weet op een van de vragen, zij/hij dit gewoon kan zeggen en niet iets verzint of raadt? 153
7
6.5 Wanneer er onduidelijkheden zijn, het slachtoffer om verheldering kan vragen? Heeft u gedurende het interview gebruik gemaakt van: 7.3 Open vragen waarin het slachtoffer vrij kon vertellen over bepaalde zaken zonder antwoord te geven op een rij vragen, bijvoorbeeld door te zeggen ‘vertelt u eens over hoe het gegaan is’. 7.4 Heeft u gedurende het interview berusting geconstateerd bij het slachtoffer? 7.5 Was u erop alert dat het slachtoffer bepaalde concepten door elkaar zou kunnen halen?
8
Welk gedrag/uitingen van het slachtoffer gaven u de indruk dat er ook sprake was van psychische klachten?
9
Welke psychische symptomen of klachten nam u waar bij deze persoon?
10 Wanneer en op welke wijze werd voor u duidelijk dat deze problemen speelden en dat deze de waarheidsvinding/rechtsgang in de weg stonden? 11 Merkte u dat er bij de politie voldoende rekening werd gehouden met de psychische klachten bij het getraumatiseerde slachtoffer? 11.3 Op welke manier gebeurde dit? 11.4 Hebben zij u hierin om advies of informatie gevraagd? 11.5 Heeft de politie in dit geval specifieke aanpassingen gemaakt in bijvoorbeeld de verhoormethoden bij het slachtoffer? 12. Heeft u in dit geval de hulp ingeroepen van anderen? 22.1. Nee, niet nodig. Ik/mijn collega’s zijn zelf hulpverlener 22.2. Psychiaters, psychologen, traumadeskundigen 22.3. Andere expertises, namelijk: 13. Heeft u zelf assistentie verleend in deze casus, bijvoorbeeld door mee te gaan met het slachtoffer op tijden van verhoor of andere contactmomenten met het slachtoffer? 14. Heeft de politie of een andere ketenpartner een beroep gedaan op uw expertise? 15. Zijn er vanwege de psychische problemen van het slachtoffer aanpassingen gemaakt in de rechtsgang?
154
a. b. c. d.
Weet ik niet Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke aanpassingen waren dit? Zo ja, waarom is dat gedaan?
16. Zijn de eventuele aanpassingen effectief gebleken? a. Weet ik niet b. Hebben ze een positieve bijdrage geleverd aan de consistentie van de getuigenverklaringen van het slachtoffer? 17. Was er in het geval van dit slachtoffer sprake van een officiële diagnose van de trauma-aanverwante problemen? a. Door wie is dit gedaan? b. Welke methode is hiervoor gebruikt? c. Hoe is deze methode/vragenlijsten/klinisch interview opgezet en door wie is deze uitgevoerd (welke organisatie)? d. Merkte u dat een diagnose in dit geval voor een andere aanpak van de politie en het OM zorgde? 18. Bovenstaande vragen gingen in op hoe u bent omgegaan met een specifiek geval, is dit geval representatief voor de meerderheid van de zaken slachtoffers mensenhandel of wijkt deze geheel af van het gemiddelde? 19. Indien deze afwijkt: op welke manier gaat u doorgaans om met dergelijke slachtoffers? 20. Bestaat er een handboek binnen uw organisatie waarbij wordt beschreven hoe er met dergelijke slachtoffers omgegaan kan/dient te worden? a. Intake b. Optekenen verhaal c. Andere fasen in begeleiding 21. Heeft u tijdens uw opleiding specifiek informatie gekregen over slachtoffers mensenhandel? a. Is hierbij ook aandacht besteed aan het getraumatiseerde slachtoffer mensenhandel? b. Is er ook aandacht besteed aan de bijkomstige problematiek bij deze getraumatiseerde slachtoffers?
155
c.
Worden er in de opleiding handvatten geboden voor hoe om te gaan met deze specifieke categorie slachtoffers mensenhandel, bijvoorbeeld bij het kunnen optekenen van het slachtofferverhaal?
22. Tot slot, zijn er maatregelen waarvan u denkt dat die consistenties van getuigenissen zeer ten goede zouden komen, maar momenteel niet worden/kunnen worden toegepast? a. Zo ja, welke maatregelen zij dat?
156
Bijlage 2 Overzicht casussen
157
Kenmerken casussen slachtoffers mensenhandel Land Door wie Geslacht so afkomst geïnterviewde genoemd? Nederland Politie Vrouw WitRusland Politie Vrouw Nederland
Engeland
Politie OvJ OvJ
Vrouw Vrouw Vrouw
OvJ Hulpverlener Hulpverlener Hulpverlener Hulpverlener Politie Politie
Vrouw Man Vrouw Vrouw Vrouw Onbekend Man
Politie Politie
leeftijd
Vorm uitbuiting
Jong (niet nader gedefinieerd) 21 jaar
Seksuele uitbuiting
EU Nederland Niet duidelijk EU Angola Nigeria Hongarije Nigeria Nigeria Polen
18 jaar Begin 20 25 jaar
Azië Niet duidelijk Niet duidelijk
Niet duidelijk 21 jaar
LP
Vrouw Verschillende slachtoffers Vrouw
LP
Man
Niet duidelijk
30-40 jaar
Begin 20 23 jaar In de 20 26 jaar 25 jaar Niet duidelijk 25 jaar
Als kind naar UK verhandeld
Loverboy/seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Niet duidelijk Nog niet uitgebuit Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Niet duidelijk Economische uitbuiting Niet duidelijk Niet duidelijk Uitbuiting huishoudelijke sfeer Uitbuiting huishoudelijke
158
België
LP
Vrouw
China
21 jaar
LP
Vrouw
Niet duidelijk
Tiener
Hulpverlener
Vrouw
Niet duidelijk
Hulpverlener
Vrouw
OostEuropa Ghana
Hulpverlening
Vrouw
Politie Politie Politie RM RM RM
2 Vrouwen Vrouw Vrouw Vrouw Vrouw Verschillende vrouwen Vrouw
Niet duidelijk Bulgarije Nigeria Nigeria Bulgarije Albanië Letland
Verhandeld op 9 jarige leeftijd Niet duidelijk Niet duidelijk Niet duidelijk Niet duidelijk Niet duidelijk Niet duidelijk
Hulpverlener
32
Niet “Jonge vrouw” duidelijk Hulpverlener Man Niet Niet duidelijk duidelijk OvJ= Officier van Justitie, LP= Legal Professional, RM= Referentie Magistraat
sfeer Uitbuiting huishoudelijke sfeer en prostitutie Uitbuiting huishoudelijke sfeer Economische uitbuiting Doel orgaan smokkel, seksueel misbruikt Niet duidelijk Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Seksuele uitbuiting Economische uitbuiting
159
NB: in de tabel zijn alleen de casussen opgenomen waarbij een specifiek/specifieke slachtoffer(s) in gedachte is/zijn genomen, een aantal geïnterviewden beschreven een algemeen beeld van het gemiddelde slachtoffer.
160