Drie onderzoekers. Respectievelijk sterrenkundige Almina Helmi, archeologe Wietske Prummel (rechts op de foto) en chemicus Ben Feringa.
4
Onderzoek 4.1 Hoofdlijnen Strategisch plan 2003-2010 RUG De RUG kiest voor bewuste en geplande kwaliteitsdifferentiatie, teneinde de aansluiting met het internationale toponderzoek op door haar aangewezen gebieden te kunnen behouden. In het strategisch plan is het voornemen vastgelegd om de krachten binnen de universiteit sterker te bundelen met behoud van ruimte voor de individuele onderzoekers. Daartoe reserveert de RUG een deel van haar centrale middelen, de zogenaamde Universitaire Beleidsruimte (UBR), voor strategisch onderzoeksbeleid en voor grote investeringen in het onderzoek. Deze komen ten goede aan onderzoeksgebieden die tot de internationale top behoren of de potentie daarvoor hebben. Behalve kwaliteitsoverwegingen spelen strategische overwegingen een rol. Gedurende de planperiode van het strategische plan 2003-2010 zijn er landelijk gezien steeds meer middelen beschikbaar gesteld voor excellent onderzoek gekoppeld aan valorisatie (ook ten laste van de eerste geldstroom). Daarom is besloten voor de universitaire speerpunten en de bijbehorende middelen aansluiting te zoeken bij de nieuwe initiatieven zoals Smart Mix. In 2005 is de Stuurgroep Smart Mix ingesteld (deels bestaande uit externe leden), die het CvB adviseert over de innovatie-initiatieven en -consortia. De onderstaande tabel laat de vijf vastgestelde universitaire speerpunten zien, gekoppeld aan strategische initiatieven waaraan inmiddels substantieel centrale middelen zijn toegekend uit de UBR-onderzoek.
Investeren in kwaliteit is ook investeren in onderzoekstalent. In de UBR-verdeelronde 2006 is prioriteit gegeven aan deze ambitie door te investeren in: > scholarships voor researchmasterstudenten (Praediniusbeurzen); > scholarships voor promovendi (Bernoulli- en Ubbo Emmiusbeurzen); > Fellowships voor vrouwelijke toponderzoekers (Rosalind Franklin Fellowship Programma); > matching NWO-Vernieuwingsimpulsprogramma (Veni-, Vidi-, Vici-subsidies).
Kwaliteitszorg onderzoek Zorgvuldige, geloofwaardige en breed gedragen beoordeling van het onderzoek door onafhankelijke deskundigen vormt een onmisbare basis voor het strategisch onderzoeksbeleid, gegeven de nadruk op grotere differentiatie op basis van kwaliteit. De RUG heeft daarom in 2003 het landelijke Standard Evaluation Protocol 2003–2009 (SEP) zorgvuldig geïmplementeerd.
Modernisering promotiebestel Het onderzoeksbeleid stond in het verslagjaar in het teken van de modernisering van het Groningse promotiestelsel. Hoewel ons huidige promotiestelsel gekenmerkt wordt door kwaliteit, is er ruimte voor verbetering. Aanleiding voor deze modernisering vormden onder meer de teruglopende instroom van promovendi; de relatief lange gemiddelde duur en de sterk gestegen kosten van het promotietraject en het Europese streven naar grotere internationale vergelijkbaarheid en erkenning van het doctoraat, door de ‘derde cyclus’ van het wetenschappelijk onderwijs op te nemen in het ‘Bologna Proces’.
Figuur 4.1
Graduate School Speerpunten RUG
Initiatieven waarin de RUG heeft geïnvesteerd
Nanotechnologie
Nano4Vitality
ICT
Rekencentrum/Lofar
Energie
EdRec
Life sciences
BioMaDe, TI Pharma en CCC
Sociale cohesie
MTI i.o. voor Integratie en Sociale Weerbaarheid
De nota Groningen Graduate Schools: Herstructurering van de onderzoekersopleiding – Positionering van de RUG als onderzoeksuniversiteit (voorjaar 2005) werd gevolgd door de formele oprichting van zestien Graduate Schools in september 2005. De Graduate Schools bieden een onderzoekersopleiding aan, die uitmondt in een doctorstitel en is opgebouwd uit een onderzoeksmaster- en een promotieopleiding. Bundeling van beide op onderzoek gerichte opleidingen in een Graduate School beoogt: > verhoging van de aantrekkelijkheid van het promotietraject en de instroom en kwaliteit van promovendi; > professionalisering en intensivering van de werving, selectie en begeleiding van promovendi; > verkorting van de gemiddelde duur en verhoging van
ja a rv e r s l a g 2006 rug
> > > >
het rendement van de promotieopleiding (met behoud van kwaliteit); verbetering van het carrièreperspectief na het behalen van de doctorsbul, ook buiten Academia; terugdringing van de kosten van het promotietraject; betere aansluiting op het bachelor- en masteronderwijs; betere afstemming op de sterk toenemende internationalisering van het wetenschappelijk onderwijs.
Figuur 4.2
Groningse Graduate Schools 1
Ecological and Evolutionary Studies (FWN/CEES)
2 Biomolecular Science and Biotechnology (FWN/GBB) 3 Behavioral and Cognitive Neuroscience (penvoerder UMCG, participatie FWN, GMW, FWB, FLet) 4 Drug Exploration and Biomedical Engineering (penvoerder UMCG, participatie FWN)
Nederlandse Promotiestudent Daarnaast werd eind 2005 een nieuw type promotietraject ingevoerd, namelijk dat van de Nederlandse promotiestudent. Samen met de werknemerpromovendus, de Ubbo Emmiusbursaal en de onderzoeks-/topmasterstudent wordt de promotiestudent ondergebracht in de Graduate Schools. De promotiestudent schrijft zich aan de RUG in voor de vierjarige promotieopleiding binnen een Graduate School. Bursalen en werknemerpromovendi volgen opleidingscomponenten, die in het promotieplan zijn vastgelegd. De RUG heeft de ambitie zich op Europees niveau te profileren als een kwalitatief hoogstaande onderzoeksuniversiteit en het jaarlijkse aantal promoties te verhogen naar minimaal 350. De invoering van de Graduate Schools en de introductie van de Nederlandse promotiestudent zijn belangrijke instrumenten om dat te verwezenlijken. De tweede genoemde ambitie dient vooral gerealiseerd te worden door een grotere internationale instroom van zowel master- als promotiestudenten.
5 Materials Science (FWN/MSC) 6 Chemistry and Chemical Engineering (FWN/Stratingh)
Rosalind Franklin Fellowships
7 Mathematics and Computing Science (FWN/IWI)
Het Rosalind Franklin Fellowship-programma werd in 2003 door FWN geïntroduceerd. Het bleek zo succesvol, dat besloten is centrale middelen beschikbaar te stellen om dit programma uit te breiden naar de hele universiteit. Het streven is het aantal vrouwelijke hoogleraren met een vaste aanstelling aan de RUG binnen afzienbare tijd te verdubbelen naar 20%. Van de 20 beschikbare Rosalind Franklin-posities, die volgens een verdeelsleutel gebaseerd op het aantal hoogleraren toegewezen werden aan de faculteiten, zijn inmiddels 15 posities ingevuld. Het College van Bestuur neemt in de loop van 2007 een besluit over de resterende 5 RF-fellowships.
8 Astronomy (FWN/Kapteyn) 9 Atomic and Subatomic Physics (KVI) 10 Humanities (FLet) 11 Philosophy (FWB) 12 Theology (FGG) 13 Economics and Business (FEW/FBK) 14 Social & Behavioural Science (GMW) 15 Spatial Science (FRW) 16 Law (FRG)
Ubbo Emmius bursalen 2006-2007 In 2006 is vooral gewerkt aan de vormgeving van de zestien Graduate Schools, hun onderlinge afstemming en hun relatie tot de landelijke onderzoekersopleidingen. In het verslagjaar heeft de vormgeving van de Graduate Schools zich voornamelijk toegespitst op juridische inbedding. Graduate Schools hebben reglementen opgesteld en vastgelegd, besturen ingesteld, Regeling Promotie Opleiding (RPO, ‘OER’ voor promotiestudenten) ontworpen en laten vaststellen. In de komende periode zal de focus op de inhoudelijke vormgeving liggen.
In de Ubbo Emmius-ronde 2006 zijn 61 nieuwe promotieplaatsen toegewezen en eind 2006 zijn voor de ronde 2007 nog eens 70 centrale beurzen verdeeld, een aantal dat ook de komende jaren aangehouden zal worden. Mede dankzij dit UE-bursalenprogramma is in het verslagjaar de oorspronkelijk in de prestatieafspraken geformuleerde ambitie (zie 1.5) reeds gerealiseerd: een jaarlijks aantal promoties van minimaal 300. Inmiddels is dit streefcijfer opgehoogd naar 350 promoties per jaar.
4.2 Resultaten
1
Het betreft nog de voorlopige cijfers over 2006; de definitieve cijfers worden aangeleverd via de KUOZ-rapportage aan de VSNU.
De RUG legt jaarlijks verantwoording af aan de minister over haar belangrijkste onderzoekresultaten via de VSNU-publicatie ‘Kengetallen Universitair Onderzoek (KUOZ)’. Deze spelen een belangrijke rol bij het interne beleid en de onderzoekbeoordelingen en worden met ingang van verslagjaar 2002
besproken in ons externe verslag. Hieronder worden de RUGcijfers over 20061 vergeleken met die over 2005 en geplaatst naast de meest recente beschikbare landelijke gemiddelden, ontleend aan de KUOZ- en WOPI-2005-bestanden.
Onderzoekinzet en samenstelling WP > Lichte stijging totale OZ-inzet (alle drie geldstromen) met >
> > >
>
>
>
>
>
>
0,9% (t.o.v. 2005) naar 1473 fte. Verdeling OZ-inzet over de HOOP-gebieden: 36,7% Natuur & Techniek; 24,1% Gezondheid; 12,6% Taal & Cultuur; 11,3% Gedrag & Maatschappij; 11,3% Economie; 4,1% Recht. Aandeel WP2 met 1,2% gestegen naar 25,2%. Aandeel WP3 met 0,4% gestegen naar 19,6%. Aandeel hoogleraren met 0,5% gestegen naar 11,6% van het totale WP bestand; – % vrouwelijke hoogleraren gestegen van 10,4% in 2005 naar 10,6% (landelijk ’05: 9,9%). Aandeel UHD’s met 0,9% gestegen naar 12,6%. van het totale WP bestand; – % vrouwen gestegen van 19,3% in 2005 naar 21,0% (landelijk ’05: 15,7%). Aandeel UD’s met 0,3% gestegen naar 19,0%. van het totale WP bestand; – % vrouwen gestegen van 31,3% in 2005 naar 32,4% (landelijk ’05: 28,0%). Aandeel Overig WP (m.n. postdocs) met 0,8% gedaald naar 27,6% van het totale WP bestand; – % vrouwen gestegen van 37,3% in 2005 naar 37,5% (landelijk ’04: 36,2%; ’05 onbekend). Aandeel promovendi met 0,8% gedaald naar 29,2% van het totale WP bestand; – % vrouwen gedaald van 43,8 % in 2005 naar 43,0% (landelijk ’05: 41,5%). Relatieve onderzoeksinzet WP1 RUG (37,4-37,9% van totale omvang WP1) ca. 5% hoger dan landelijk gemiddelde (32,0%). Marktaandeel RUG in landelijke OZ-inzet WP: – WP1 t/m3: van 8,6% in 2004 gedaald naar 8,5% in 2005; – WP2: van 9,8% in 2004 gedaald naar 9,1% in 2005; – WP3: van 7,1% in 2004 gestegen naar 7,2% in 2005.
Productiviteit > Aantal dissertaties met 16,3% gestegen van 289 in 2005
naar 336; marktaandeel gedaald van 10,5% in 2004 naar 9,7% in 2005. > Aantal wetenschappelijke publicaties met 3,2% gedaald van 4615 in 2005 naar 4467; marktaandeel gestegen van 7,3% in 2004 naar 7,9% in 2005.
Promotierendement De Assistent in Opleiding (AIO) is in de CAO vervangen door de promovendus en de diversiteit in het landelijk aanbod van promotietrajecten is toegenomen. Mede als gevolg daarvan is de oude KUOZ-methodiek ter verzameling, registratie en rapportage van de AIO rendementscijfers niet langer toereikend. Daarom is in VSNU-verband overeenstemming bereikt over een nieuwe methodiek die in 2007 voor het eerst toegepast gaat worden. Vanwege het ontbreken van landelijk vergelijkingsmateriaal wordt in onderhavig jaarverslag afgezien van een uitgebreide analyse en is er alleen een beknopte opsomming van de meest relevante rendementscijfers, berekend voor de RUG-cohorten 1986 tot en met 1996 (tenzij anders vermeld). Voor een meer uitgebreide analyse wordt verwezen naar het verslag over 2003. > promovendi-rendement na 6 jaar varieert van 67% in het HOOP-gebied Gezondheid tot 31% in Taal & Cultuur; daartussen bedraagt het 60% in Natuur, 44% in Gedrag & Maatschappij, 40% in Economie en 31% in Recht. > Vrouwen lopen hun achterstand ten opzichte van mannen hard in: waar het rendement na 6 jaar voor de cohorten 1986 t/m 1990 met 34% nog 17% onder dat van mannen lag, is dit verschil voor de cohorten 1991 t/m 1996 geslonken tot slechts 4% (52% van de vrouwen gepromoveerd binnen 6 jaar). > Het rendement van AIO’s aan de RUG is begin jaren ’90 verbeterd ten opzichte van dat eind jaren ’80: bedroeg het gemiddelde voor de cohorten 1986 t/m 1990 na 6 jaar nog 46%, dat voor de cohorten 1991 t/m 1995 is gestegen tot 55%. > Het rendement van de eerste drie cohorten UE-bursalen ligt 17-23% boven dat van AIO’s die in dezelfde periode (1996 t/m 1998) gestart zijn. > De gemiddelde promotieduur van alle 993 in de periode 1990-2003 aan de RUG gepromoveerde AIO’s bedraagt 5,3 jaar en varieert van 4,3 jaar voor Wiskunde tot 6,4 jaar voor Wijsbegeerte. > De gemiddelde promotieduur van alle 56 in de periode 2000-2003 aan de RUG gepromoveerde UE-bursalen bedraagt 4,5 jaar. > 72% van de tussen 1990 en 2003 gepromoveerde AIO’s heeft er minder dan 6 jaar over gedaan; de gemiddelde duur bedraagt voor deze selectie 4,7 jaar en varieert van 4,5–5,1 jaar voor alle faculteiten.
ja a rv e r s l a g 2006 rug
4.3 Profilering Profilering Groningen Genomics Centre Het Groningen Genomics Centre (GGC) is een bundeling van onderzoeksgroepen en bijbehorende technologische faciliteiten vanuit de FWN en het Universitair Medisch Centrum Groningen (UMCG). In Groningen werken meer dan 200 onderzoekers, onder wie biochemici, microbiologen, medisch biologen, klinische onderzoekers en bioinformatici aan genomics en de maatschappelijk-ethisch relevante vraagstukken. De onderzoeksprogramma’s van het GGC worden voornamelijk uitgevoerd door onderzoekers uit de KNAW-erkende onderzoekscholen GBB, GUIDE, IWI, BCN en het onderzoeksinstituut CEES. De grotere programma’s worden gecoördineerd uitgevoerd onder beheer van het GGC, waarbij de onderzoekers en de verworven infrastructuur direct in de betrokken basiseenheden efficiënt worden ingezet. Sinds het najaar van 2003 zijn drie grote nationaal gefocusseerde genomics-activiteiten, onder auspiciën van het Nationale Regieorgaan Genomics (NRG) gehonoreerd. Hierin participeert het GGC op het terrein van het grootschalig eiwitonderzoek (proteomics), bioinformatica en de maatschappelijke aspecten van genomics.
Naast de proteomics-projecten binnen het NPC wordt via een verworven SNN-financiering (Kompasproject: € 2,7 mln) high throughput proteomics onderzoek uitgevoerd in samenwerking met Royal Friesland Foods op het gebied van koemelkeiwitten, alsmede aan eiwitten van micro-organismen die relevant zijn voor de zuivelindustrie.
Bioinformatica Het Netherlands Bioinformatics Centre (NBIC)2 heeft een landelijke BSIK-subsidie ontvangen voor het bioinformaticaprogramma ‘Biorange’. Met een totale subsidieomvang van circa 20 mln euro is in de startfase ongeveer 1,1 mln euro (inclusief matching vanuit de RUG en het UMCG) in Groningen ingezet voor onderzoek op het gebied van genetical genomics, systems biology en visualisatie van gennetwerken. Onlangs is voor de interactie tussen bioinformatica en proteomics (NBIC en NPC) aanvullende financiering aangetrokken voor twee nieuwe projecten voor proteomicsgerelateerd bioinformatica onderzoek; deze projecten zijn gestart in 2006. Via het Groningen Bioinformatics Centre (GBIC) wordt projectmatig samengewerkt met het genomicszwaartepunt Centre for Biosystems Genomics, waarbij Groningse expertise op het terrein van bioinformatica bijdraagt aan het onderzoek aan Arabidopsis.
Proteomics
Maatschappelijke component
Het Netherlands Proteomics Centre (NPC) heeft vanuit het nationale subsidieprogramma BSIK € 24,7 mln subsidie verkregen. Hiervan is 5 mln toegewezen voor het GGC ten behoeve van onderzoek en technologieontwikkeling. Dit bedrag matchen de RUG en het UMCG tot een totale programmaomvang van 10 mln euro. Dat heeft met de realisatie van 10 projecten en investeringen geleid tot een aanzienlijk aantal nieuwe arbeidsplaatsen. Het onderzoeksprogramma is formeel van start gegaan in 2004 en loopt voor een periode van 4 jaar. Enkele NPC-projecten omvatten eveneens forse investeringen in eiwitscheidingsapparatuur en massaspectrometers, waarbij tevens middelen zijn binnengekomen voor de aanstelling van onderzoekers en analisten ten behoeve van de analyses, data-interpretatie en samenwerking. De NPC-proteomics-infrastructuur is beschikbaar voor onderzoek met derden binnen de zogenaamde NPCHotelfaciliteiten voor proteomicsonderzoek. In deze hotelprojecten werkt NPC samen met derden (onderzoekers en bedrijven) om te komen tot wetenschappelijke doorbraken; ze zijn niet gericht op een servicetaak. Complementair aan de NPC-activiteiten zijn de proteomics-gerelateerde NBICbioinformaticaprojecten (zie onder bio-informatica).
Om invulling te geven aan het maatschappelijk belang van genomics is de GGC-werkgroep Genomics Ethics, Society and Philosophy (GESP) betrokken bij de activiteiten van het Netherlands Centre for Society and Genomics (NCSG). Via verschillende samenwerkingsverbanden en de adviesraad dragen GESP-leden bij aan het programma van NCSG. NCSG heeft de ontwikkeling van een toneelvoorstelling over genomics in relatie met gezondheid medegefinancierd. De samenwerking tussen genomicsonderzoekers bij GUIDE, het GBB en de GESP-werkgroep is succesvol in het project ‘Between the clinic and the kitchen cabinet’, waarvoor via NWO financiering is verworven. In dit project worden de maatschappelijke aspecten in de ontwikkeling van de zogenaamde functional foods in relatie tot genomics onderzocht. Met het doel middelbare scholieren en bachelor studenten te informeren over lopend genomicsonderzoek binnen FWN en te werven voor een opleiding binnen het opleidingsinstituut Life Sciences wordt in het kader van Science Linx3 een Genomics game ontwikkeld in samenwerking met de Faculteit Kunst, Media & Technologie van de Hogeschool voor de Kunsten te Utrecht. Dit spel zal op interactieve wijze het huidige GBB-gelateerde genomicsonderzoek verduidelijken en is medio 2007 gereed.
2
www.nbic.nl
Andere projectaanvragen
3
www.sciencelinx.nl
Het GGC heeft (succesvolle) onderzoeksaanvragen uit
verschillende onderzoeksscholen ondersteund in het kader van IOP-Genomics, Nutrigenomics, de Maatschappelijke component van genomics (NWO) en de laatste ronde van het KP6-programma van de EU. Ook is gewezen op de beschikbare GGC-infrastructuur en de expertise aanwezig in de verschillende Technologische Secties van GGC en in verschillende (succesvolle) aanvragen. Op het terrein van systeembiologie hebben verschillende nationale research councils (inclusief NWO) middelen beschikbaar gesteld, waarbij vier consortia met deelname van Groningse onderzoekers binnen het GBB een bijdrage leveren met onderzoek aan verschillende micro-organismen. Verder hebben aanvragers van vernieuwingsimpuls-subsidies gebruik gemaakt van de beschikbare expertise en faciliteiten.
NRG fase 2 (2008-2012) Het GGC heeft ter voorbereiding op een tweede financieringstermijn van het Nederlands Regieorgaan Genomics in oktober 2006 een tussentijdse balans opgemaakt van alle activiteiten die gerelateerd zijn aan het NRG en waaraan Groningse onderzoekers meewerken. Tegelijkertijd is op basis van deze tussenbalans het streven uitgesproken naar een substantiële Groningse bijdrage aan bestaande en nieuw op te richten genomics-zwaartepunten en/of de zogenaamde ‘enabling technologies’ (zoals NPC en NBIC). Een en ander is zeer positief ontvangen door het NRG. Dit heeft inmiddels geleid tot aansluiting bij twee van de vier genomics-zwaartepunten in de totstandkoming van de nieuwe businessplannen.
Instituut voor Chemie. De missie van het Zernike Institute is (bio)moleculaire nanotechnologie, de beheersing en manipulatie van materie op de schaal van een nanometer (een miljoenste millimeter). De extra financiering van € 3,7 mln per jaar vanuit de dieptestrategie maakt het mogelijk snel en flexibel in te spelen op twee ontwikkelingen: > De snel toenemende technologische en wetenschappelijke belangstelling voor functionaliteit op submicrometer- en nanometerschaalgrootte. Op dit gebied ontmoeten de traditionele top-down-benadering uit de natuurkunde en de bottom-up-benadering uit de scheikunde elkaar. Voor een interdisciplinair onderzoeksinstituut als het Zernike Institute biedt dit geweldige mogelijkheden. > Het groeiende bewustzijn bij materiaalkundigen van de enorme mogelijkheden die biologische systemen bieden, waarin veelal gecompliceerde functionaliteiten gerealiseerd zijn in moleculaire eenheden. In 2006 werden ‘state-of-the-art’ clean room faciliteiten ingericht, mede mogelijk gemaakt door de Groningse deelname in het nationale NanoNed-programma. Het Zernike Institute for Advanced Materials is ook verantwoordelijk voor de succesvolle topmasteropleiding nanoscience, waarin streng geselecteerde studenten een hoogniveauprogramma volgen, voorbereidend op een onderzoekcarrière. De eerste twee lichtingen van deze studenten hebben de opleiding succesvol afgerond; alle deelnemers begonnen aansluitend aan een promotietraject. Ten behoeve van een accreditatie-beoordeling in 2007, werd in 2006 een zelfstudie voor de opleiding opgesteld.
Kwaliteit en kritische massa NOVA Toponderzoekscholen In 2004 heeft de minister van OCW op advies van NWO en na een diepgaande externe beoordeling ingestemd met de voortzetting van de zes nationale toponderzoekscholen. Voor de RUG betekent dit dat de toponderzoekscholen Zernike Institute for Advanced Materials (voorheen MSCplus), NOVA en NIOK, alle binnen de Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, kunnen rekenen op voortzetting van de extra middelen vanuit de dieptestrategie voor de periode 2004 t/m 2008. In het verslagjaar besloot de minister alle toponderzoekscholen ook voor een derde periode van vijf jaar te financieren. Het gaat voor de RUG in totaal om een bedrag van ruim € 6 mln per jaar.
Zernike Institute for Advanced Materials In het Zernike Institute for Advanced Materials (voorheen MSCplus) werken materiaalwetenschappers uit het Material Science Centre (MSC) samen met biochemici uit het Groningen Centrum voor Biomoleculaire wetenschappen en Biotechnologie (GBB) en met chemici uit het Stratingh
De toponderzoekschool NOVA (Nederlandse Onderzoekschool voor Astronomie) voert een nationaal programma voor sterrenkundig onderzoek uit samen met de universiteiten van Leiden, Amsterdam, Utrecht en Nijmegen. Het (roulerend) penvoerderschap ligt sinds september 2002 bij de RUG. Het Groningse Kapteyn Instituut speelt vooral een belangrijke rol in twee goed lopende internationale instrumentatieprogramma’s voor respectievelijk OmegaCam, de groothoek camera op de VLT Survey Telescoop van de European Southern Observatory (ESO) en voor het ontwerp en de bouw van zeer hoogfrekwente mixer-ontvangers voor ALMA, de Atacama Large Millimeter Array, een gezamenlijk project van de ESO, de VS en Japan. De bouw van de mixer-ontvangers wordt voor een groot deel bekostigd door een contract met ESO dat verworven is dankzij de inzet van NOVA middelen voor de ontwerpstudie. Eind 2004 heeft NOVA, na een uitstekende evaluatie, een tweede tranchefinanciering ontvangen voor de periode 2005–2008 uit middelen voor de dieptestrategie. De toewijzing is effectief lager dan verwacht omdat een inflatiecorrectie
ja a rv e r s l a g 2006 rug
achterwege is gebleven. In deze tweede fase worden de middelen ingezet voor onderzoek (€ 4,6 mln), voor participatie in instrumentatieprojecten (€ 9,2 mln uit NOVA-middelen en € 9,3 mln extern verworven fondsen), voor overlapaanstellingen aan de participerende instituten (€ 3,9 mln) en voor workshops, bezoekers, outreach en de NOVA office (€ 1,5 mln). Hiermee wordt het beleid voortgezet om circa de helft van de eigen middelen in te zetten voor instrumentele ontwikkelingen. Deze betreffen voor het merendeel instrumenten voor de ESO VLT (Very Large Telescope) op Cerro Paranal, ALMA, de James Webb Space Telescope en voor een klein deel voor de astronomische ontsluiting van de Low Frequency Array, LOFAR.
NIOK NIOK is het Nederlands Instituut voor Onderzoek naar Katalyse, waarin enkele RUG-topgroepen participeren. Nationaal zijn de krachten gebundeld in een sterk innovatief onderzoekprogramma om op een moleculair niveau volledige controle te krijgen bij katalytische processen. NIOK is een ‘virtueel’ instituut en dient als platform voor nationale en internationale contacten uit de academische wereld, de industrie en de overheid. De onderzoekschool werd in 1991 gevestigd door de belangrijkste katalysegroepen van zeven Nederlandse universiteiten, waaronder de RUG. De penvoering berust bij de Universiteit Utrecht.
Onderzoekscholen In 2006 zijn de volgende landelijke onderzoekscholen waarin de RUG participeert opnieuw door de KNAW erkend: > Interuniversitair Centrum voor Onderwijskundig Onderzoek (ICO) > Nederlandse Onderzoekschool voor Stedelijk en Regionaal Onderzoek (NETHUR) > Onderzoekschool Ethiek (OZSE) Het betreft landelijke scholen waar de RUG niet meer ‘volwaardig’ in participeert, maar wel mee blijft samenwerken4. Daarnaast is in het verslagjaar meegewerkt aan de aanvragen van de volgende landelijke scholen waarmee de samenwerking eveneens zoveel mogelijk in stand gehouden wordt:
4
In plaats van ondertekening van de Gemeenschappelijke Regeling is de samenwerking vastgelegd in een Samenwerkingsovereenkomst met de penvoerende universiteit.
5
De weergegeven vier scores (op de vijfpuntsschaal van het SEP) zijn achtereenvolgens die naar de criteria Quality, Productivity, Relevance en Viability & Relevance. 5 = excellent, 4 = very good, 3 = good, 2 = satisfactory, 1 = unsatisfactory).
> J.M. Burgerscentrum – Onderzoekschool voor
Stromingsleer (JMBC) > Nederlands Instituut voor Onderzoek in de Katalyse
(NIOK)
Integratie van geldstromen De RUG reserveert jaarlijks centrale middelen ter sturing van het onderwijs- en onderzoekbeleid. Dit zijn het Onderwijsstimuleringsfonds en de UBR-OZ (Universitaire Beleidsruimte Onderzoek).
Breedtestrategie en Onderzoeksnuclei Vanaf 2003 is binnen de Universitaire Beleidsruimte (UBR) een budget apart gezet voor de financiering van onderzoeksnuclei voor faculteiten waar de gemiddelde onderzoeksinzet van het wp1 aanzienlijk onder de 50% ligt (FEW, FBK, FRW en FRG). In totaal worden binnen de komende twee gecombineerde UBR-ronden (2005-2006 en 2007-2008) zeven onderzoeksnuclei gefinancierd waarvoor aanvragen ingediend konden worden in 2004 en respectievelijk 2006. De onderzoeksnucleus bestaat uit een extern binnengehaalde toponderzoeker en twee promovendi. Deze ‘key-researcher’ ontwikkelt een eigen vernieuwende onderzoekslijn en begeleidt daarbij zelf een of meer promovendi. Bovendien verplicht de nucleusonderzoeker zich tot het indienen van een Vernieuwingsimpuls-aanvraag bij NWO. De onderzoeksnucleussubsidie bedraagt maximaal € 600.000 voor 4 jaar per nucleus. Dit is inclusief een derde deel facultaire matching (€ 200.000). In de ronde 2007-2008 hebben de faculteiten der Economische Wetenschappen, Bedrijfskunde en Rechtsgeleerdheid een aanvraag ingediend voor een tweede centraal gefinancierde nucleus. In het verslagjaar is er binnen de ronde 2005-2006 een nucleussubsidie toegekend aan een medewerker die verbonden is aan de afdeling Staats- en Internationaal Recht van de Faculteit der Rechtsgeleerdheid.
De Jonge Akademie (DJA) De KNAW richtte in 2005 ‘De Jonge Akademie’ op. De Jonge Akademie bestaat uit jonge onderzoekers die minder dan tien jaar geleden zijn gepromoveerd, zich reeds wetenschappelijk hebben onderscheiden en over een brede belangstelling voor de wetenschap beschikken. De Jonge Akademie (DJA) heeft tot doel jonge onderzoekers: > actief in aanraking te brengen met vakgebieden buiten het eigen specialisme en met de mogelijkheden van interdisciplinair onderzoek; > aan te moedigen visies te ontwikkelen op de toekomst van het eigen vakgebied en aangrenzende vakgebieden, en op het te voeren wetenschapsbeleid; > te stimuleren hun wetenschappelijke inzichten in de maatschappij uit te dragen;
> te steunen in hun eigen ontwikkeling als wetenschaps-
beoefenaar. In 2006 is een onderzoekster bij Sterrenkunde, Faculteit der Wiskunde en Natuurwetenschappen, toegetreden tot De Jonge Akademie, die zich in datzelfde jaar uitbreidde tot 60 leden waarvan er in totaal 4 werkzaam zijn aan de RUG.
Ubbo Emmius Bursalen Om het RUG-aandeel in de landelijke parametercomponent ‘promoties’ omhoog te brengen (ambitie: van 230 in 2003 naar 350 promoties per jaar vanaf 2007) is in 2004 het Ubbo Emmius-programma vernieuwd. Daarmee worden middelen beschikbaar gesteld (€ 30.000 centrale matching per bursaalplaats) voor het contracteren van tientallen bursalen. Vanaf 2007 gaat het jaarlijks om 70 extra plaatsen. Bij de verdeling over de faculteiten vormt kwaliteit het belangrijkste uitgangspunt.
4.4 Tweede geldstroom In deze paragraaf staat de fondswerving in het kader van de tweede geldstroom centraal: de persoonsgerichte stimuleringsprogramma’s.
Vernieuwingsimpuls NWO De Vernieuwingsimpuls is het NWO-programma voor vernieuwing en verjonging van het wetenschappelijk onderzoek. OCW, NWO en de universiteiten nemen elk een derde van de premie voor hun rekening. De matching door de universiteiten geschiedt per gehonoreerd project. De RUG heeft ervoor gekozen deze matching uit de centrale middelen te financieren. Het RUG/UMCG-aandeel in de in 2006 door NWO gehonoreerde Veni- (19 van de 183 ~ 10,4%) en Vici- (4 van de 30 ~ 13,3%) aanvragen is aanzienlijk gestegen ten opzichte van 2005, toen de percentages respectievelijk 5,6% en 3,7% bedroegen. Dat in het Vidi-compartiment is licht gedaald van 7,6% in 2005 naar 6,0% in 2006 (5 van de 84). Vanaf het begin van het Vernieuwingsimpulsprogramma heeft de RUG nu 54 van de 662 Veni-beurzen bemachtigd (~ 8,2%), 41 van de 494 Vidi-beurzen (~8,3%) en 11 van de 136 Vici-beurzen (~ 8,1%). Dat is feitelijk iets meer dan verwacht mag worden op grond van onze onderzoeksomvang, die naar schatting 7,3% bedraagt van het totaal (in OZ-fte’s) van de meedingende Nederlandse universiteiten plus para-universitaire instellingen (zie ook 4.2). Het streven is de scores de komende jaren op 10% te brengen. De faculteiten worden daartoe aangemoedigd en met centrale middelen ondersteund om actief jong talent te scouten en een aanvraag in te laten dienen.
NWO Rubicon toekenningen 2006 NWO heeft 38 wetenschappers een Rubicon-subsidie toegekend. Pas gepromoveerde Nederlandse onderzoekers, die vaak net de ervaring missen om in aanmerking te komen voor een Veni-subsidie, krijgen zo de kans onderzoekservaring op te doen in het buitenland. Tevens kunnen buitenlandse onderzoekers onderzoek in Nederland verrichten. In totaal schreven 117 onderzoekers een onderzoeksvoorstel. De aanvragen werden beoordeeld door drie multidisciplinaire adviescommissies. De 38 succesvolle kandidaten werden geselecteerd vanwege hun talent voor innoverend en grensverleggend onderzoek aan een excellent instituut in binnen- of buitenland. Van de 38 onderzoekers zijn er 6 bij de RUG werkzaam (of gepromoveerd). De subsidie vergoedt de onkosten voor verblijf van een half jaar tot twee jaar aan een buitenlands instituut van maximaal ongeveer € 80.000.
EURYI Awards 2006 In oktober 2006 werden voor de derde keer 25 EURYI (European Young Investigator) uitgereikt aan Europese toponderzoekers. André Aleman, die verbonden is aan het Neuro Imaging Centre van RUG en UMCG en adjunct-hoogleraar Cognitieve Neuropsychiatrie is, ontving een EURYI Award van 1,2 miljoen euro van de European Science Foundation (ESF). Hij kreeg de prijs voor een onderzoeksproject waarin het verstoorde ziekte-inzicht bij psychosen centraal staat.
4.5 Kwaliteitszorg onderzoek De Nederlandse universiteiten bepalen zelf de inrichting en organisatie van de kwaliteitszorg van het onderzoek. Zij zijn daarbij gehouden aan het Standard Evaluation Protocol 2003–2009 (SEP). Het Groningse College van Bestuur heeft dat uitgewerkt in het Protocol Kwaliteitszorg Onderzoek Rijksuniversiteit Groningen. Dat is vooral bedoeld als interne handleiding voor de inrichting en organisatie van de driejaarlijkse zelfevaluaties en de zesjaarlijkse externe beoordelingen van het onderzoek.
SEP-onderzoeksbeoordelingen In het verslagjaar zijn de onderzoeksvisitatierapporten verschenen van de volgende in 2004 of 2005 beoordeelde onderzoeksclusters: Letteren: > Groningen Research Institute for the Study of Culture (ICOG, februari 2006, lokale visitatie; 3 programma’s beoordeeld: Politics, media and Nation Building, scores5:
ja a rv e r s l a g 2006 rug
4, 4, 4, 5; Autonomy and ‘New’ Dependance in the Arts, scores 5, 4, 5, 4; Science and Cultural Environment Autonomy and Independence, scores: 5, 4, 5, 4) > Groningen Institute of Archaeology (GIA, maart 2006, lokale visitatie; 1 programma beoordeeld: Settlement: Space Shelter and Society, scores: 4, 4, 5, 4) Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap: > Centre for Religious Studies (CRS, april 2006, lokale visitatie; 3 programma’s beoordeeld: Jewish and Christian Traditions, scores: 4-5, 4-5, 4, 4; Religion, Representation and Power, scores 5-, 5, 4-5, 4-5; Meaning, Tradition and Change, scores: 4, 4, 4, 4) Wijsbegeerte: > Groningen Research Institute for Philosophy (GRIPh, oktober 2006, landelijke visitatie Philosophy onder auspiciën van de QANU; 3 programma’s beoordeeld: Cognitive Patterns in Science and Common Sense, scores: 4, 5, 4, 4; Knowledge, Power, Morality, scores: 4, 4, 4, 5; History of Knowledge and the Development of Knowledge, scores: 4, 4, 4, 5) Gedrags- en Maatschappijwetenschappen: > Heymans Institute for Advanced Psychological Research (Heymans, november 2006, landelijke visitatie Psychology onder auspiciën van de QANU; 6 programma’s beoordeeld: Information Processing & Task Performance, scores: 4, 5, 4, 3; Interpersonal behaviour, scores: 4, 4, 5, 4; Experimental Psychopathology & Psychotherapy, scores: 3, 4, 3, 4; Theory and History of Psychology, scores: 5, 5, 5, 4; Developmental Processes, scores: 4, 4, 4, 4; Psychometrics and Statistics, scores: 5, 4, 4, 4)
> Centre for Religious Studies (CRS, FGG) > Centrum voor Recht, Bestuur en Samenleving (CRBS,
FRG) De conclusies van beide faculteitsbesturen zijn ter advisering voorgelegd aan de Universitaire Commissie voor de Wetenschapsbeoefening. Het UCW advies heeft mede als input gediend voor een Bestuurlijk Overleg tussen CvB en FB.
Facultaire kwaliteitszorg Godgeleerdheid en Godsdienstwetenschap In januari van het verslagjaar werd de faculteit bezocht door een internationale visitatiecommissie die aan de hand van het zelfstudierapport 1998-2004 het facultair onderzoek kwam beoordelen. Het rapport van de commissie verscheen in mei en prees ‘the Centre of Religious Studies in the Faculty of Theology and Religious Studies as one of the best known and most highly visible institutions of this kind in the world where Christian and non-Christian religious phenomena of all kinds are investigated in a wide temporal and material range’. De drie facultaire onderzoeksgroepen scoorden alle tussen de 4 en 5, waarmee de faculteit zich ten opzichte van de vorige visitatie in 2000 nog verbeterde. Naar aanleiding van aanbevelingen van de visitatiecommissie zijn de leden van de onderzoeksgroepen uitgenodigd om meer aan interdisciplinaire samenwerking te doen. De eerste dwarsverbindingen zijn hiervoor gelegd. Verder zijn in personele sfeer (bijzondere leerstoelen) extra onderzoeksaccenten gezet.
Rechtsgeleerdheid Alle rapporten zijn integraal in te zien op de RUG-website6 en schetsen een overwegend positief beeld van betreffende RUGprogramma’s. De uitkomsten van de eerste drie rapporten zijn door het desbetreffende faculteitsbestuur besproken met het CvB en hebben geen aanleiding gegeven voor ingrijpende bestuurlijke maatregelen. De bestuurlijke conclusies op basis van de laatste twee worden in 2007 geformuleerd. Daarnaast zijn het afgelopen jaar de voorbereidingen afgerond of gestart voor drie nieuwe landelijke visitaties: > Pedagogics and Education (Nieuwenhuis Instituut GMW) > Urban and Regional Research (URSI, FRW) > Sociology (GCS, GMW). Tot slot zijn in 2006 twee (interne) tussentijdse zelfevaluaties uitgevoerd:
In 2006 heeft de faculteit, ter voorbereiding op de externe onderzoeksbeoordeling in 2008, een ‘mid-term review’ uitgevoerd. In de daarvoor opgestelde ‘Zelfanalyse’ worden de ontwikkelingen in het facultaire onderzoek naar aanleiding van de kwaliteitsbeoordelingen door de VSNU 1995-2000 en KNAW 1997-2002 geanalyseerd. In de bestuurlijke conclusies wordt gekozen voor een versterking van de internationale oriëntatie in het onderzoek en van de interdisciplinaire en integrale aanpak. In september 2006 is de Groningen Graduate School of Law (GGSL) formeel van start gegaan. In de GGSL zijn de al langer bestaande onderzoekopleidingen van de faculteit ondergebracht: de promovendi-opleiding van de onderzoekschool CRBS en de onderzoeksmaster die operationeel is sinds de accreditatie in 2004. De formele documenten van de GGSL, het Reglement GGSL en de Regeling Promotie-opleiding Rechten zijn in 2006 vastgesteld en van kracht geworden.
Medische Wetenschappen 6
www.rug.nl/corporate/onderzoek/kwaliteitszorg/ OnderzoeksBeoordelingen
In 2006 is er opnieuw een faculteit/UMCG-brede citatieanalyse uitgevoerd conform afspraken in de NFU, ditmaal
over de periode 1998-2005. De resultaten laten zien dat er een 'oplopende trend' is bij de aantallen publicaties, evenals bij de kwaliteit van onderzoek (afgemeten naar aantallen citaties per publicatie). Naar aanleiding van de zelfevaluatie van het researchmanagement in 2004 door een internationale commissie van de NFU zijn de criteria voor het flexibele deel van de basisonderzoeksfinanciering (prestatiefinanciering) aangescherpt. Hierbij is de kleinst te beoordelen eenheid vastgesteld als de onderzoeksgroep van een gekwalificeerde Principal Investigator. Als vervolg op de aanbevelingen van de commissie en de eerdere evaluaties in het kader van het SEP zijn onderzoekprogramma's met een matige beoordeling opgeheven of heringericht.
Wiskunde en Natuurwetenschappen In december 2005 verschenen de rapporten met de resultaten van de eerste lokale onderzoekvisitatie binnen zowel de Levenswetenschappen als de Natuurwetenschappen en Technologie. Deze visitatie was een zodanig majeure operatie, dat in 2006 er faculteitsbreed geen extra inspanningen ten behoeve van de kwaliteitszorg in deze zin hebben plaatsgevonden.
Letteren De plannen die zijn gemaakt naar aanleiding van de onderzoekvisitaties die in 2004 en 2005 plaatsvonden zijn inmiddels geïmplementeerd in de drie onderzoekinstituten in de faculteit. Ter vergroting van de onderzoeksformatie streeft de faculteit op termijn naar ophoging van het onderzoeksdeel van UD’s tot 40% van de aanstellingsomvang. Op dit moment is de standaardverdeling van taken voor UD’s 70% onderwijs en 30% onderzoek. De financiële middelen staan niet toe dat ophoging naar 40% onderzoektijd in een keer wordt gerealiseerd. Een niet onaanzienlijk deel van de facultaire onderzoekscapaciteit is afhankelijk van externe middelen. De omvang van extern gefinancierd onderzoek vormt ongeveer de helft van de totale omvang van de onderzoeksformatie. Ter handhaving van extra onderzoekscapaciteit in deze orde van grootte wil de faculteit die onderzoeksgroepen extra stimuleren die succesvol zijn gebleken bij het verwerven van extern gefinancierd onderzoek. Deze onderzoeksgroepen ontvangen een financiële premie uit de beleidsruimte voor onderzoek, die een omvang heeft van € 300.000 per jaar.
Economische Wetenschappen & Bedrijfskunde In december 2003 is de onderzoekschool SOM door de KNAW opnieuw erkend voor een periode van zes jaar. In 2006 zijn de in de hererkenningsaanvraag geformuleerde speerpunten voor nieuwe beleid uitgewerkt. Ook zijn vier onderzoekdirecteuren benoemd die samen met de onderzoekschool SOM vervolgstappen zullen zetten om de kwaliteit en kwantiteit van het onderzoek te verhogen.
Gedrags- en Maatschappijwetenschappen In 2004 is de verbetering van het facultaire kwaliteitszorgsysteem voor onderwijs en onderzoek gestart. Voor onderzoek ligt het inhoudelijke accent op de afzonderlijke onderzoeksprogramma’s. Sociologie In 2006 zijn voorbereidingen getroffen voor een landelijk dekkende disciplinaire onderzoeksvisitatie die in 2007 plaatsvindt. Psychologie In november 2006 verscheen het rapport ‘Assessment of Research Quality’ van de landelijke onderzoeksvisitatie van Psychologie (1998-2004). Er zal een zevende werkveld (voorlopige titel ‘Neuropsychologie’) worden ingericht voor de Biologische Ontwikkelingspsychologie.
Wijsbegeerte In 2005 is de Faculteit der Wijsbegeerte door een internationale onderzoekscommissie onder verantwoordelijkheid van de QANU gevisiteerd over de periode 1999-2004. De resultaten van deze visitatie zijn in 2006 beschikbaar gekomen. Alle drie onderzoeksprogramma’s, verenigd in het Groningen Institute of Philosophy (GRIPh), zijn als Very Good tot Excellent beoordeeld.
Onderzoeksprestaties RUG Nationale positie RUG Sinds de invoering in 2003 van het ‘Standard Evaluation Protocol 2003–2009’ (SEP) is het principe van verplichte landelijke, disciplinaire onderzoeksvisitaties losgelaten. Als gevolg daarvan is een toenemend aantal onderzoekseenheden inmiddels afzonderlijk beoordeeld door een eigen ‘Peer Review Commissie’ (PRC). Deze PRC’s bestaan nog steeds uit internationale onafhankelijke deskundigen en baseren hun oordeel op in het SEP vastgelegde criteria.
CWTS-citatie-impactanalyses In 2006 zijn in opdracht van de RUG geen nieuwe citatieimpactanalyses uitgevoerd van Groningse eenheden. Voor een gedetailleerde bespreking van de meest recente analyses door het Leidse Centrum voor Wetenschap & Technologie Studies (CWTS) wordt verwezen naar het RUG-Jaarverslag 2004.
Internationale positie RUG In het kader van de internationalisering van het HO is er toenemende concurrentie tussen universiteiten om buitenlandse topstudenten en -staf. Om deze het hoofd te bieden is sterke internationale profilering essentieel. Dit verklaart mede de
ja a rv e r s l a g 2006 rug
grote belangstelling voor internationale ranglijsten als die van Shanghai en de Times HES. Daarnaast verwijzen wij naar de recent gepubliceerde Leiden Ranking.
ARWU van Shanghai Jiao Tong De Academic Ranking of World Universities (ARWU) is een mondiale Top 500 die jaarlijks gepubliceerd wordt door de Sjanghai Jiao Tong Universiteit. De ranking bevestigt ook in 2006 de goede positie van het RUG-onderzoek. Net als de jaren ervoor neemt de RUG mondiaal een gedeelde 101ste positie in (Europa: een 36ste plaats).
Times HES World University Rankings Ook de The Times Higher Education Supplement publiceert jaarlijks een ranglijst. De RUG is gestegen van de 262e plaats op de ranglijst in 2005 naar 232 in 2006.
The Leiden Ranking In maart 2007 heeft het Leidse CWTS ‘The Leiden Ranking’ op zijn website geplaatst. Het betreft een Top 100 van Europese universiteiten op basis van vier verschillende criteria. De RUG behoort op basis van de belangrijkste ranglijst tot de Europese Top 25. Onze relatieve citatie impact blijkt 1,26 maal hoger dan het wereldgemiddelde, hetgeen goed is voor een (gedeeld) 23ste positie in de Europese Top-100.
4.6 Kroonjuwelen De onderstaande programma’s zijn met de maximale score (4x5) beoordeeld in de meest recente onderzoekvisitaties: Figuur 4.3 Maximale score
Discipline
Programma
Programmaleider
Science &
Synthetic Organic
B.L. Feringa
Technology
Chemistry
(Stratingh)
Science &
Isotope Research
H.A.J. Meijer (CIO)
Animal Ecology
T. Piersma (CEES)
Technology Life Sciences Life Sciences
Molecular Genetics
O.P. Kuipers (GBB)
Life Sciences
Biotransformation
D.B. Janssen &
& Biocatalysis
M.W. Fraaije (GBB)
Linguistics
Computational
J. Nerbonne (CLCG)
Economics
Marketing
Linguistics T.J. Wansbeek & P.S.H Leeflang (SOM)
Onderzoeksinstituten met hoge citatie impact volgens CWTS (> 1,4 x wereldgemiddelde): > Center for Isotope Research (CIO) > Materials Science Centre (MSCplus) > Stratingh Institute for Chemistry and Chemical Engineering > Centre for Theoretical Physics (CTN) > Kapteyn Astronomical Institute > Instituut voor Wiskunde & Informatica (IWI) > Centre for Ecological en Evolutionary Studies (CEES)
ESI Fields waarin de RUG tot de mondiale Top-20% behoort op basis van citatie-impact volgens ESI ISI Subfields waarin de RUG een zeer hoge citatie impact behaalt volgens CWTS (> 2 x wereldgemiddelde): > General Medicine > Biology > Materials Science, Multidisciplinary > Chemistry > Hematology > Physical Chemistry
Figuur 4.4 Prijzen en onderscheidingen 2006
prijzen voor rug-medewerkers prof.dr. A. Aleman
EURYI Award
prof.dr. J.N. Bremmer
visiting professor Getty Research Institute, Los Angeles
drs. Arnold Boersma
eerste prijs lecture award NCCC-conference
prof.dr. C. Cools
Boek van het Jaar Juryprijs Orde van Organisatiekundigen en -Adviseurs
prof.dr. S. Daan
International Prize for Biology 2006, Japan Society for the Promotion of Science
prof. dr. L. Dijkhuizen
Wubbo Ockelsprijs 2006
prof.dr. B. L. Feringa
James Flack Norris Award 2007 American Chemical Society
prof.dr. B. L. Feringa
lid van de KNAW
prof.dr. M. Jonkman
Mendes da Costa medaille Dermatologie
dr. J. van der Kooi
Totius-Frisiae-Siegel van de Ostfriesische Landschaft
dr. M. Mills
finalist Descartes Prize for Research
prof.dr. J.L. Moraga-González
Marie Curie Excellence Grant van de Europese Unie
prof.mr. F.M. Noordam
Raden van Arbeid Oeuvreprijs 2006
prof. dr. H. Renner
Ereperspenning Stichting Groninger studie van de Journalistiek
G. Verdoes Kleijn
Pirelli INTERNETional Award
mr. B.C. Vis
Award for the Contribution to Education of Vietnam
prof.dr. M. Wedel
eretitel ‘Best Dutch Economist of 2006’ ESB-magazine
ja a rv e r s l a g
prof.dr. M. Wedel
benoeming tot correspondent KNAW
2006 rug
koninklijke onderscheidingen (aangevraagd door de rug) prof.dr. J. van Andel
Officier in de Orde van Oranje Nassau
prof.dr. J.N. Bremmer
Officier in de Orde van Oranje Nassau
prof.dr. C.H.C.M. Buys
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
prof.dr. P.C. van der Kruit
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
prof.dr. F. Leemhuis
Officier in de Orde van Oranje Nassau
prof.dr.ir. A.C.J. de Leeuw
Officier in de Orde van Oranje Nassau
prof.dr. A. Maddison
Commandeur in de Orde van Oranje Nassau
prof.dr. R.W.H. Morgenstern
Officier in de Orde van Oranje Nassau
prof.dr. M. van der Put
Officier in de Orde van Oranje Nassau
drs. J.A.M.J. Schipperijn
Ridder in de Orde van Oranje Nassau
prof.dr. A.M. Swanson
Officier in de Orde van Oranje Nassau
prof.dr. D.A. Wiersma
Ridder in de Orde van de Nederlandse Leeuw
prijzen voor rug-studenten Ivo Barends
WO Scriptieprijs De Journalist
Peter Bosma
ScienceGuide Student 2006
Edwin Bremer
Max Gruber prijs Biochemie
Danny Dirksz
VDH Research Award
Diana Marongiu
Ars Aequi Prijs 2004-2005
Niek Oost
ICT@NN-prijs
Joris IJsselmuiden, Hedzer Uulders en Margje van Weerden
1ste prijs UQ-quiz VPRO-tv
Patrick Hullegie en Jochen Mierau
Netspar scholarship
Jeffrey Paays
Nederlandse Gasindustrie Prijs Maatschappelijke verantwoordelijkheid (KHMW)
Jessica Offenberg
Talentprijs RUG en noordelijk bedrijfsleven
Figuur 4.5 RUG-laureaten Vernieuwingsimpuls 2006
Veni Alonso, D.
New stochastic sampling theory to understand the evolutionary assembly of diverse host-pathogen networks
Biegun, A.K.
A comprehensive test of non-perturbative QCD via charmed hybrid studies using the PANDA detector
Boer, J. de
Sex determination in the parasitoid wasp Cotesia vestalis: integrating genetics and behaviour
Bouwkamp, M.W.
Pentaalkyl fullerene ligands for low valent transition metals: synthesis, reactivity and application in nanochemical devices
Bruin, B.P. de
Recognition and Republicanism
Cazaux, S.M.
Grain surface chemistry in the Milky Way and in active galaxies
Claudel, T.
Impact of circadian rhythms on lipid metabolism: a novel cause of hyperlipidemia contributing to risk for cardiovascular disease
Harst, P. van der
Telomere length in cardiovascular disease; differential expression and prognostic value
Hasper, P.S.
Aristotle and the Foundations of Scientific Reasoning
Heeringa, W.J.
From dialect to regiolect: how this change is reflected in the production and perception of the speakers
Huls, G.
In vitro and in vivo expansion of haematopoietic stem cells
Jansen, P.A.
Contagious seed dispersal and shared natural enemies: factors promoting tropical tree diversity?
Katsonis, N.
Expression and control of chirality in self-assembled nanostructures of cyclic dipeptides
Kötter, M.
Regional economic growth, macroeconomic inefficiency and financial development
Luijk, P. van
Tissue interactions and the development of radiation-induced morbidity
Mazurenko, D.A.
Dynamics of optically induces phase transitions in spin and arbital ordered materials
Nicolay, J.A.W.
Kings of the North Sea. The development of kingship in West-Germanic societies during the dark ages (5th-7th century AD)
Otzen, M.
Decision making in peroxisome inheritance: stay or go
Reinders, A.A.T.S.
Conscious of the self? Functional neuroimaging of self-awareness in dissociative identity disorder
Vidi Boer, B. de
Modelling the evolution of speech
Both, C.
Do movements of locally maladapted individuals speed up adaptation to climate change?
Croce, R.
(De)tuning the Chlorophyll Orchestra
Mulder, F.A.A.
Natively unfolded proteins, aggregation and disease
Poelarends, G.J.
Exploiting catalytic promiscuity: the tautomerase superfamiliy active site as a scaffold for new biocatalysts
Vici Haan, G. de
A functional screen to identify genes controling hematopoietic stem cell selfrenewal and senescence
Hendriks, P.
Asymmetries in Grammar
Poelstra, K.
Addressing biologicals: the design of new cell-selective drugs
Tolstoy, E.
Resolved Stellar Populations: The Local Group & Beyond
ja a rv e r s l a g 2006 rug