VERKLARING BING-‐ONDERZOEK MOGELIJKE BELANGENVERSTRENGELING (inzake CAI) uitgesproken door Bert Euser in de raadsvergadering van 13 januari 2014
In de gemeenteraadsvergadering van 16 september 2013 heb ik aangedrongen op een diepgaand en onafhankelijk onderzoek om duidelijkheid te verschaffen rondom de verkoop van de CAI Albrandswaard en de mogelijke belangenverstrengeling waarin ik een rol zou spelen. Nu het BING-‐onderzoek is afgerond en de rapportage openbaar is, wil ik daarop reageren. Geen belangenverstrengeling De belangrijkste vraag van het onderzoek was of de verkoop van de CAI in 2011 aan beleggingsfonds Communication Infrastructure Fund (CIF) correct en transparant is verlopen, en of er sprake was van belangenverstrengeling. Volgens de onderzoekers is dat proces correct verlopen. En over de belangenverstrengeling zijn zij ook duidelijk: Als politiek verantwoordelijke was ik niet bij de directe onderhandelingen betrokken en is er geen sprake van belangenverstrengeling geweest. Ik voeg daaraan toe dat deze verkoop, die op initiatief van de EVA-‐fractie in gang is gezet, voor de gemeente en haar inwoners een goede beslissing is geweest die zijn vruchten heeft afgeworpen. De gemeente realiseerde hiermee een verkoopopbrengst van 9 miljoen euro. En alle woningen, maatschappelijke organisaties en de bedrijven binnen de bebouwde kom beschikken over een gratis aansluiting op het glasvezelnet. Bespiegelingen op de bevindingen en conclusies m.b.t. eerste drie onderzoeksvragen Als ik de belangrijkste bevindingen van het onderzoek op een rijtje zet, dan leidt dat voor mij tot de volgende bespiegelingen:
1
1) De politieke partij EVA was de initiatiefnemer voor de verkoop van de gemeentelijke CAI door in 2007 een initiatiefvoorstel in te dienen. Dit voorstel is door de gemeenteraad goedgekeurd waarna aan diverse partijen de kans werd geboden om een indicatief bod uit te brengen en die biedingen werden door een door de gemeenteraad ingestelde begeleidingsgroep beoordeeld. In die periode was ik gemeenteraadslid en geen wethouder c.q. portefeuillehouder CAI. 2) Bij het ontwikkelen van het initiatiefvoorstel was glasvezel nog een betrekkelijk nieuw fenomeen en heeft EVA gebruik gemaakt van de deskundigheid van EVA-‐leden en experts, onder wie EVA-‐lid de heer De Graaf. Deze werkwijze komt in Nederland m.n. bij lokale politieke partijen voor en is geoorloofd. Ook in deze periode was ik gemeenteraadslid en geen wethouder c.q. portefeuillehouder CAI. 3) De gemeenteraad heeft in mei 2007 een motie van afkeuring over de handelwijze van de EVA-‐fractie en mij als raadslid in deze zaak aangenomen. Hoewel ik nog steeds van mening ben, dat deze motie ongepast was, was daarmee deze kwestie voor de gemeenteraad afgedaan. 4) EVA heeft de verkoop van de gemeentelijke CAI tot een belangrijk onderwerp van de gemeenteraadsverkiezingen van 2010 gemaakt. Eén van de advertenties die EVA in haar campagne heeft gebruikt was gefinancierd door de heer De Graaf als lid van het campagneteam van EVA. Ook dat is in Nederland geoorloofd en niet ongebruikelijk. 5) De verkoop van de CAI Albrandswaard in 2011 aan CIF en de gunning van de BAR internetdienstverlening in 2013 vielen onder mijn politieke verantwoordelijkheid als wethouder. Zowel de verkoop, als de aanbesteding van het BAR-‐internet zijn conform de gemeentelijke regels, volgens door de gemeenteraad vastgestelde procedures, correct en transparant verlopen. Met betrekking tot de verkoop van de CAI Albrandswaard geldt dat die is beoordeeld door een stuurgroep (met daarin een bestuurder, externe adviseurs en ambtenaren). En verder was er een door de raad ingestelde begeleidingscommissie die bestond uit raadsleden uit alle partijen. De heer De Graaf en Cbizz speelden, zoals uit het BING-‐rapport blijkt, bij deze verkoop geen rol. De heer De Graaf had
2
sinds 2009 (en dus ruim voor de verkoop van de CAI Albrandswaard aan CIF) geen betrokkenheid meer bij CAIW. Na de verkoop heeft CIF in 2012 CAIW gecontracteerd als provider en CAIW heeft daarna in mei 2013 Cbizz gecontracteerd als provider voor de zakelijke markt. De gemeente had hierin geen rol en ook geen bemoeienis. Opmerkingen bij werkwijze onderzoekers Alvorens een reactie te geven op de bevindingen en conclusies van de vierde onderzoeksvraag, wil ik enkele opmerkingen maken over de manier waarop het onderzoek in algemene zin is verricht. a) Het onderzoeksrapport doet het op onderdelen voorkomen alsof mijn geheugen op een aantal punten beperkt of selectief zou zijn geweest. Naar mijn mening ware het beter geweest als ondervraagden vooraf kennis hadden kunnen nemen van de vragen, die soms betrekking hadden op zaken die een aantal jaren geleden speelden. Op die manier hadden ondervraagden zich beter kunnen voorbereiden en zo nodig ook schriftelijke bewijzen kunnen overleggen. b) Ook werden door de onderzoekers slechts citaten uit een beperkt aantal verklaringen ter reactie aan ondervraagden voorgelegd waardoor de context niet altijd helder was. Dat leidde soms tot onduidelijkheden. De onderzoekers hebben de volledige verslagen van alle interviews ook niet bij het rapport willen voegen. c) Een en ander maakte bovendien dat het voor mij buitengewoon moeilijk was om een reactie te geven op het in het kader van het zogenaamde ‘wederhoor’ aan mij verstrekte conceptrapport. En dat gold in het bijzonder omdat ik het conceptrapport zonder conclusies kreeg voorgelegd. d) Ten aanzien van de inhoud van het onderzoeksrapport met betrekking tot de vierde onderzoeksvraag (mijn handelswijze rondom het instemmingverzoek voor de aanleg van een concurrerend netwerk voor internetdiensten door de heer Roos) wil ik nog enkele specifieke kanttekeningen plaatsen bij de werkwijze van de onderzoekers. Ik constateer dat enkele ambtenaren in wisselende bewoordingen verslag 3
doen over mijn manier van werken. Zij geven daarbij aan dat mijn intenties niet duidelijk waren voor hen. Tegelijkertijd verklaart het hoofd Juridische Zaken klip en klaar dat mijn intenties voor hem wel helder waren en dat die waren ingegeven door het algemeen belang. Hij verklaart verder dat Cbizz toen nog niet in beeld was en dat ik handelde als coördinerend wethouder CAI. De ambtenaren verklaren dat zij niet wisten wat mijn intentie was. Het is voor mij onbegrijpelijk dat de onderzoekers met deze alles behalve consistente dan wel tegengestelde verklaringen in hun conclusie de verklaring van het hoofd Juridische Zaken bagatelliseren en daarmee feitelijk negeren. Dit ondanks het feit dat het hoofd Juridische Zaken verklaart zich wèl te herinneren wat mijn intentie van de gesprekken met de ambtenaren is geweest en daarmee mijn visie op de gang van zaken bevestigt. Vanwege deze kanttekeningen bij de werkwijze van de onderzoekers maak ik van de gelegenheid gebruik om inhoudelijk op het rapport te reageren. Bespiegelingen op de bevindingen en conclusies m.b.t. de vierde onderzoeksvraag Ik hecht eraan om mijn beleving van en mijn visie op de relevante feiten en gebeurtenissen met betrekking tot de vierde onderzoeksvraag onder uw aandacht te brengen. Omdat de gemeenteraad concurrentie wilde (en nog steeds wil) op het nieuwe glasvezelnet van CIF, heb ik als portefeuillehouder en coördinerend wethouder CAI de heer Roos in het gesprek van 15 april 2013 geattendeerd op de mogelijkheid om zijn internetdiensten op de infrastructuur van CIF aan te bieden. Dat leverde geen resultaat op. Toen de heer Roos aan mij kenbaar maakte dat hij voornemens was om een eigen glasvezelnetwerk te gaan aanleggen, heb ik hem in het gesprek op 15 april 2013 geattendeerd op het feit dat zijn ‘dubbele petten’ hem mogelijkerwijs in moeilijkheden zouden kunnen brengen. Hij was immers belangenbehartiger van de ondernemers van Overhoeken III én had van de gemeente de opdracht gekregen om toezicht te houden op de aanleg van het 4
glasvezelnetwerk door CIF. Dit heb ik gedaan vanuit de gedachte dat het vermijden van een dergelijke belangenverstrengeling het algemeen belang dient. Toen de heer Roos bij de gemeente Albrandswaard een instemmingverzoek had ingediend voor de aanleg van een eigen glasvezelinfrastructuur voor het bedrijventerrein Overhoeken, heb ik, vanuit de coördinatierol die de Telecom wet aan een gemeente toekent, op de mogelijkheid willen attenderen om de aanleg van de beide glasvezelnetwerken op Overhoeken tegelijkertijd te laten plaatsvinden zodat er niet twee keer grondwerkzaamheden, met de daaraan gekoppelde overlast, zouden plaatsvinden. De heer Roos heeft mij daags na ons gesprek van 15 april 2013 nog een email gestuurd. Deze mail gaf geen enkele blijk van eventueel ongenoegen over de gang van zaken. Als hij van mening was dat hij benadeeld zou zijn, dat lijkt mij het logisch dat hij daar toen gewag van had gemaakt. Dat is echter niet gebeurd. Verder merk ik op dat ten tijde van het indienen van dit instemmingverzoek door de heer Roos, Cbizz nog niet door CAIW was gecontracteerd als provider (dat gebeurde in mei 2013) en dat uit het BING-‐onderzoek niet is gebleken dat de heer De Graaf (net als bij het verkoopproces van de CAI door de gemeente aan CIF) een positie, rol of bemoeienis had bij CIF of CAIW. Van een belangenverstrengeling of zelfs de schijn daarvan, om CBizz of de heer De Graaf te bevoordelen, was dus niet alleen geen sprake, er kón simpelweg geen sprake zijn van bevoordeling. Mijn handelswijze rondom het instemmingverzoek van de heer De Roos en daarmee mijn intenties worden klip en klaar onderschreven door het hoofd Juridische Zaken van de gemeente Albrandswaard. Als coördinerend wethouder CAI heb ik gehandeld vanuit algemeen belang, CBizz en de heer De Graaf waren daarbij niet in beeld. Mijn beoordeling van het onderzoek Samengevat, als het om de eerste drie onderzoeksvragen van het BING-‐ onderzoek gaat, namelijk: 5
- indienen van het initiatiefvoorstel van EVA gericht op de verkoop van de gemeentelijke CAI, - medefinanciering van een advertentie in de EVA campagne voor de gemeenteraadsverkiezingen van 2010, - verkoop van de gemeentelijke CAI aan CIF en gunning van de internetdienstverlening aan Cbizz,
dan is het rapport duidelijk over mijn rol daarin: er is geen sprake van belangenverstrengeling. Ik kan me in die conclusies vinden. Ten aanzien van de bevindingen en conclusies van de onderzoekers op de vierde onderzoeksvraag:
- mijn handelswijze rondom het instemmingverzoek voor de aanleg van een concurrerend netwerk voor internetdiensten door de heer Roos,
deel ik het oordeel van de onderzoekers niet. Lering trekken uit het gebeurde Niettemin trek ik uit het BING-‐onderzoek de lering dat ik opereer in een politiek glazen huis. Dat de verwachtingen van de gemeenteraad en ook van de burgers van Albrandswaard m.b.t. een wethouder – begrijpelijkerwijs en terecht – steeds meer vragen om openheid en transparantie, dit gaat soms verder dan wettelijke plichten en gedragscodes. Ik realiseer me achteraf dat ik sommige zaken anders had kunnen en moeten doen, ter voorkoming van misverstanden die ook maar de geringste schijn van belangenverstrengeling zouden kunnen oproepen. Je kunt niet lang genoeg in het openbaar bestuur meedoen om niet dagelijks nog te leren. En laat volstrekt duidelijk zijn, ik neem deze lering ter harte. Met de kennis achteraf erken ik, dat ik in mijn manier van werken rondom de voorgenomen aanleg van een glasvezelnetwerk door de heer Roos, weliswaar handelend vanuit het algemeen belang, niet handig heb geopereerd. Zo had ik de betreffende ambtenaren vooraf moeten informeren over mijn beweegredenen en gesprekken, om misverstanden te voorkomen die zouden 6
kunnen ontstaan over het door mij daadwerkelijke gediende algemeen belang en die bij deze ambtenaren blijkbaar -‐ onbedoeld en ten onrechte -‐ hebben geleid tot een gevoel van onder druk gezet te worden. Zeker omdat het ging om ambtenaren die, in tegenstelling tot het hoofd Juridische Zaken (die geen onduidelijkheid heeft ervaren over mijn intenties), nog niet bekend waren met mijn bestuurs-‐ en communicatiestijl. Ik had anders moeten handelen en betuig mijn oprechte spijt hiervoor. Het was achteraf ook onhandig van mij om dat ene gesprek met de heer Roos te voeren zonder bijzijn van ambtenaren. Echter, de conclusie van de onderzoekers dat ik daarmee een ‘beeld heb gevoed’ van de schijn van belangenverstrengeling, is onjuist. En ik vind het slecht onderbouwd, buitengewoon ongenuanceerd en volstrekt geen recht doen aan mijn intenties. Ik heb telkens uitsluitend het algemeen belang voor ogen gehad. Besluit Zoals ik al op 16 september 2013 heb verklaard aan de gemeenteraad was ik zeer geraakt als politicus en mens, omdat er mensen waren die mijn integriteit met allerlei aantijgingen in twijfel trokken. Er deden feiten, meningen, onjuistheden en beschuldigingen de ronde rondom het CAI dossier en rondom om mijn persoon. Zoals gezegd, raakte die beeldvorming niet alleen mij, maar ook mijn gezin. En het is moeilijk om je tegen dit soort aantijgingen te verdedigen. Zeker als er via de band wordt gespeeld. Daarom heb ik zelf aangedrongen op diepgaand en onafhankelijk onderzoek. Ik heb mijn reactie op het onderzoek gegeven, zowel op de inhoud als op de werkwijze van de onderzoekers. Ik ben nu meer dan 30 jaar actief in de gemeentepolitiek en heb me steeds ingezet voor onze gemeente en zijn inwoners. Mijn inspirator was mijn vader die ook actief was in de gemeentepolitiek. Hij hield mij altijd voor dat besturen, dienen is. Dat was, is en zal ook altijd mijn drijfveer zijn. Anders gezegd, iets terugdoen voor de maatschappij die mij veel kansen heeft gegeven. Omdat ik houd van onze dorpen, omdat ik houd van de mensen die er wonen. Voor mij
7
telt daarbij maar één belang, dat is het belang van gemeente en burgers. Daaraan heb ik in mijn leven en dat van mijn gezin veel ondergeschikt gemaakt. Uit informatie die ik van de EVA-‐fractie en andere raadsfracties heb gekregen, is mij duidelijk geworden dat de uitkomst van vanavond bij voorbaat vast staat. Mijn verklaring en het raadsdebat lijken er niet meer toe te doen. Het rapport van BING blijkt onaantastbaar. Enkele fracties gaven er al eerder blijk van dat zij geen onderzoek nodig hadden: ik moet hoe dan ook weg. Het zou de gemeente veel tijd en geld hebben bespaard als er in september van het afgelopen jaar al een vertrouwensvotum was gevraagd. Met pijn in mijn hart, maar weloverwogen heb ik het buitengewoon moeilijke besluit genomen om mijn functie per direct neer te leggen. Dit besluit is allerminst een erkenning van schuld of het weglopen voor mijn verantwoordelijkheden. Integendeel, ik dien hiermee het algemeen belang van onze gemeente. Om te voorkomen dat er politieke chaos ontstaat en de bestuurbaarheid van de gemeente in het geding komt, roep ik mijn EVA-‐collega Maret Rombout dan ook op om tot de verkiezingen deel uit te blijven maken van het college van B&W. De EVA-‐fractie roep ik op om het collegebeleid, dat in hoge mate is bepaald door de eigen partij, te blijven steunen. De verliezer van avond is het aanzien van de politiek in Albrandswaard. Om te voorkomen, dat ook ik het vertrouwen in de lokale politiek verlies, ga ik mij richten op verkiezingen van 19 maart. Ik heb vertrouwen in het oordeel van de Albrandswaardse kiezer. Wij zien elkaar op 19 maart. Ik dank u.
8