(ZIEKEN)ZORG Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen in relatie tot de regelgeving
Plaats, datum:
Enschede, 10 juni 2011
Opgesteld door: Begeleiding:
Robin van Riet & Stefan Mués Frank Jakobs
(ZIEKEN)ZORG Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen in relatie tot de regelgeving
e
Afstudeerscriptie FSE 2010/2011 4 jaar, thema 7 Opstellers: Robin van Riet Stefan Mués
331267 341201
Begeleiding: Frank Jakobs Jan Beuving
1 docent e 2 docent
[email protected] [email protected]
e
Groningen, 10 juni 2011 Hanzehogeschool Groningen Instituut voor Engineering Brede Bachelor of Engineering deeltijd Fire Safety Engineering
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 1
Uitgave in eigen beheer. Groningen, 10 juni 2011 2010, Robin van Riet en Stefan Mués - studenten Fire Safety Engineering 2010-2011 Niets uit dit rapport mag worden gereproduceerd of gepubliceerd zonder vooraf schriftelijke toestemming van de opstellers.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 2
Voorwoord Deze afstudeeropdracht is bedoeld als afronding van onze deeltijdopleiding Brede Bachelor of Engineering met specialisatie Fire Safety Engineering (FSE) aan de Hanzehogeschool te Groningen. Met dit rapport hebben wij getracht antwoord te geven op de vraag van Brandweer Twente. Brandweer Twente vraagt zich af of de voorschriften voor ziekenhuizen, waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, wel zijn toegespitst op het kenmerkende gebruik en karakter. Het gaat hierbij om die delen in een ziekenhuis waar patiënten niet zelfstandig kunnen vluchten. De directe aanleiding van deze vraag is de brand in Almelo in 2006, de uitbreiding van het ziekenhuis in Enschede en de landelijke verschuiving van verantwoordelijkheden c.q. het verhogen van het veiligheidsbewustzijn. Verder staat in vier van de vijf clusters binnen Twente één of meer ziekenhuizen, in cluster Noord (Almelo), Oost (Enschede), Midden (Hengelo) en Noordoost (Oldenzaal). Dit geeft de urgentie van het onderzoek aan. Bij het onderzoek hebben wij veel hulp gehad van vooruitstrevende branchegenoten op het gebied van FSE. Zonder de illusie te hebben volledig te zijn willen wij graag een aantal personen speciaal bedanken voor hun medewerking aan dit onderzoek. Allereerst onze opdrachtgever de heer Harold Langenburg, portefeuillehouder Risicobeheersing Brandweer Twente. Hij heeft ons het vertrouwen geschonken om de opdracht uit te voeren en hiervoor veel tijd, maar ook werkruimte beschikbaar te stellen. Daarnaast willen wij onze afstudeerbegeleider vanuit de opleiding, de heer Frank Jakobs, bedanken. Naast de begeleiding willen wij hem ook nadrukkelijk bedanken voor de kritische noot, tips en opbouwende kritiek. Tot slot gaat een speciale dank uit naar Pieter van Beek, docent Hanze Hogeschool. Hij heeft ons inzage gegeven in een jarenlange zorgvuldig opgebouwde database van branden. Hetgeen van toegevoegde waard is geweest voor ons onderzoek. Met vriendelijke groet, Robin van Riet en Stefan Mués Groningen, 10 juni 2011
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 3
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 4
Samenvatting Dit rapport bevat de bevindingen van de analyse of de huidige wet- en regelgeving waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, voor die gedeelten van ziekenhuizen waar patiënten bij brand afhankelijk zijn van derden, zich juist verhoudt ten opzichte van de daadwerkelijke risico’s op brand en het specifieke gebruik in ziekenhuizen. Dit onderzoek is uitgevoerd in opdracht van Brandweer Twente. De directe aanleiding van dit onderzoek is de brand in Almelo in 2006, de op handen zijnde uitbreiding van het ziekenhuis in Enschede en de landelijke verschuiving van verantwoordelijkheden c.q. het verhogen van het veiligheidsbewustzijn. De doelstelling van dit onderzoek is om inzichtelijk te krijgen of de brandveiligheidsvoorschriften, waaraan de Brandweer de brandveiligheid in ziekenhuizen toetst, wel een door de overheid gewenst niveau van brandveiligheid borgen. Hierbij is gekeken naar de achtergronden en doelstellingen van de wet- en regelgeving op het gebied van brandveiligheid, maar ook naar ‘de praktijksituatie’. Op basis van deze uitkomsten is een brandrisicoanalyse uitgevoerd voor die gedeelte van het ziekenhuis waarbij een groot deel van de patiënten bij het evacueren afhankelijk is van derden. Waarbij om te beoordelen of de aanwezige patiënten veilig zijn bij brand is gekeken naar het gehele beoordelingskader van de Brandweer. In dit onderzoek is er vanuit gegaan dat de afhankelijkheid het grootst is op een Operatiekamer (OK), Intensive Care (IC) en de patiëntenkamers welke zich bevinden in de zogenaamde patiëntenvleugels. Uit de risico analyse volgt dat de patiëntenkamer het hoogste risico met zich mee brengt, dit omdat de interne organisatie (initieel het ziekenhuispersoneel, later aangevuld met de BHV-organisatie) op deze afdeling niet permanent op iedere kamer aanwezig is. Daarnaast is een minimale bezettingsgraad in de nachtelijke uren waar te nemen. Om vervolgens de doelmatigheid van de wet- en regelgeving te toetsten zijn een aantal realistische brandscenario’s uitgewerkt met zonemodellen. Met deze modellen wordt inzicht gegeven in het brandverloop en de effecten van dit verloop op de directe omgeving. Hierbij komt naar voren dat een essentiële factor bij het evacueren van niet zelfredzame personen is weggelegd voor de interne organisatie van ziekenhuizen. Een factor waarop de Brandweer bij het toetsen van de brandveiligheid op basis van wet- en regelgeving weinig invloed heeft. Daarnaast is het door ontbreken van subbrandcompartimenten maar de vraag of de interne organisatie nog wel kan evacueren via een gangzone waaraan de patiëntenkamer is gesitueerd waarin brand woed. Dit omdat warme rookgassen zich via de deuren in de subbrandcompartimenten kunnen verspreiden naar de gangzone waarlangs moet worden gevlucht. Uit resultaten van de zonnemodellen blijkt dat in de gangzone in een aantal gevallen al na 7 minuten een dusdanige hitte is ontstaan dat het niet meer reëel kan worden geacht dat deze nog kunnen worden gebruikt voor evacuatie. Waarbij voor wat betreft de patiëntenkamer waar de brand zich bevindt al na 3 minuten blijkt dat deze niet meer betreedbaar is vanwege de hoge omgevingstemperatuur. Bij deze resultaten is nog uitgaan van een normaal brandverloop welke in wet- en regelgeving wordt gebruikt als het normatief brandverloop, welke is geënt op de standaard brandkromme. Bij deze brandkromme is het uitgangspunt dat pas na ca. 15 minuten na het ontstaan van de brand de flash over temperatuur van 500 °C wordt bereikt. In dit brandverloop is echter geen rekening gehouden met een mogelijk sneller brandverloop, wat zich voor kan doen door de aanwezigheid van medicinale gassen als zuurstof. Deze fungeren als aanjager waardoor niet zondermeer kan worden uitgegaan van het normatieve brandverloop, welke in wet- en regelgeving wordt gehanteerd. Het scenario wat rekening houdt met een snel brandverloop laat zien dat kritische temperaturen in een patiëntenkamer en gangzone al in 2 minuten respectievelijk 5 minuten zijn ontstaan. Mede door een flashover is het, afhankelijk van de locatie van bijvoorbeeld de brandende patiëntenkamer of balieruimte en de opzet van de patiëntenvleugel, zeer moeilijk om aan bedgebonden patiënten in veiligheid te brengen.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 5
Dit doordat het binnen wet- en regelgeving mogelijk is dat maar aan één zijden van de gangzone een opvangruimte aanwezig was waar patiënten met bed tijdelijk veilig kunnen verblijven. Aan de andere zijden van de gang is en een noodtrappenhuis zonder voorruimte aanwezig welke geen rekening houdt met bedden. Deze situatie voldoet, net als het aanwezig zijn van niet als subbrandcompartiment uitgevoerde neven ruimten in een patiëntenvleugel, wel aan wet- en regelgeving. Geconcludeerd wordt dat in de onderzochte situatie de wet- en regelgeving, waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, zich niet juist verhoudt ten opzichte van de daadwerkelijke risico’s op en bij een brand, waarbij ook het specifieke gebruik en de hierbij behorende risico’s in ziekenhuizen onderbelicht blijft. Dit met name omdat de Brandweer zich hoofdzakelijk richt op de effecten van brand en niet zozeer op kansen op brand en zij geen vat hebben op de interne organisatie, welke een essentiële factor speelt bij het evacueren. Een belangrijke aanbeveling is dat de Brandweer de mogelijkheid moet hebben de brandveiligheid Integraal te beoordelen, waarbij zowel installatietechnische, bouwkundige en organisatorische aspecten worden beoordeeld. Daarnaast moet worden geleerd van branden uit het verleden. Voor de Brandweer is hierbij een rol weggelegd voor het verhogen van het veiligheidsbewustzijn in ziekenhuizen en ziekenhuizen te wijzen op hun eigen verantwoordelijkheid.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 6
Summary This report contains the findings of the analysis of the current laws and regulations (assessment framework ) that the Fire Department use for the review of the fire safety, for those parts of hospitals where patients for evacuation dependent on others. Analyzed is of these laws and regulations are comparable to the actual risks of fire and the specific use in hospitals. This study was commissioned by Fire Department Twente. The direct cause of this research is the fire in Almelo in 2006, the expansion of the hospital in Enschede and the nationwide shift in responsibilities and/or raising safety awareness. The objective of this research is to gain insight into whether the fire safety regulations, which the Fire Department uses for the review the fire safety of hospitals, gives a acceptable level of safety. Her for the background and intended purposes of laws and regulations will be reviewed. Also the practical situation will be given consideration. Based on these findings, for the parts of the hospital where a large proportion of patients dependent on others to evacuate, a fire risk analysis is executed. To judge if the patients are safe by a fire, the total scope of the assessment framework of the Fire department will be reviewed. This study is assumed that the dependence on third for evacuation is greatest in an operating room (OR), Intensive Care Unit (ICU) and patient rooms. The risk analysis shows that the patient rooms bring the greatest risk, because the internal organization (the hospital staff initially, later supplemented by the emergency response organization) are not permanently present in each patient room. A minimum occupancy is observable during night time. To measure the efficiency and effectiveness of laws and regulations a number of realistic key fire scenarios be developed with zone models. This models provides insight into the fire progress and show the impact of this effects on the immediate surroundings. This insight shows that a key factor in the evacuation of non self-reliant person is reserved for the internal organization of hospitals. A factor on which the Fire Department has little influence. In addition, by lack of (sub)fire compartments, it is debatable whether the internal organization, depending on the location of the fire, still can evacuate via the corridor zone, to which the patient room are connected. This is caused by hot smoke gases which flow through doors in the (sub)fire compartments, spreading along the corridor area. Results from the zone model shown that the temperature in the corridor zone, in some cases after just 7 minutes, is that high that it’s not realistic that it can still be used for evacuation. The patient room where the fire is located is, caused by excessive head, no longer accessible after 3 minutes. This results are based on a normal fire course, which is used in legislation as the "normative conducted fire", which it selves is based on the standard fire curve. The mentioned fire curve assumes that after about 15 minutes the flashover temperature of 500 °C is reached. This particular burning process is not considered a possible fast fire, which can occur by the presence of medicinal gases as oxygen. These gasses act as a catalyst, wherefore the fire cannot automatically be based on normative conducted fires. The executed scenario that take into account a fast fire process shown that critical temperatures in a patient room and a corridor zone reached after just 2 respectively 5 minutes. Depending on the location (at the corridor) of the burning patient room or desk space, it is at flash over very difficult to bring bed lying patients (non self-reliant person) in safety. This can occur despite al legislation are met. In this case at only one side of the corridor area an area is attended where bed lying patients can temporary stay safely. On the other side of the corridor a stairwell is located where no space is reserved for beds. This stairwell can only be used by good mobile patients. This situation in a patient wing meet, like the presence of not subdivided ancillary spaces, laws and regulations on which the fire department reviews the fire safety in hospitals. It is concluded that the reviewed laws and regulations, does not compares to the actual risk at a fire.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 7
Also the specific use and the associated risks in hospitals are neglected . This primarily because the fire department focuses on the effects of a fire, rather than take in to account the chance on a fire. Another important issue for this conclusion is the internal organization, which plays a key factor in the evacuation, and on which the fire department has no control. A key recommendation is that the Fire Department should be able to review the fire safety of hospitals integral, on which the installations, construction and organizational aspects are viewed. Also should be learned from past fires. For the Fire Department there is a role on this by raising safety awareness in hospitals.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 8
Inhoudsopgave Voorwoord................................................................................................................. 3 Samenvatting ............................................................................................................ 5 Summary ................................................................................................................... 7 1. Inleiding ............................................................................................................ 11 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5 1.6
Achtergrond ............................................................................................................................ 11 Opdrachtomschrijving ............................................................................................................ 11 Afbakening ............................................................................................................................. 12 Werkwijze en methode ........................................................................................................... 13 Opbouw van het rapport......................................................................................................... 14 Betrokken partijen .................................................................................................................. 14
2. Algemene omschrijving ziekenhuis ............................................................... 15 2.1 2.2 2.3 2.4
Operatiekamer ....................................................................................................................... 15 Intensive care ......................................................................................................................... 15 Patiëntenkamer ...................................................................................................................... 16 Tussenconclusie .................................................................................................................... 16
3. Beoordelingskader........................................................................................... 17 3.1 Wet- en regelgeving ............................................................................................................... 17 3.1.1 Bouwbesluit ............................................................................................................ 18 3.1.2 Gebruiksbesluit ....................................................................................................... 19 3.1.3 Arbo-wet.................................................................................................................. 19 3.2 BIO-maatregelen .................................................................................................................... 20 3.2.1 Achtergrond en doelstellingen wet- en regelgeving ............................................... 20 3.2.2 Bouwkundige maatregelen ..................................................................................... 21 3.2.3 Installatietechnische maatregelen .......................................................................... 22 3.2.4 Organisatorische maatregelen ............................................................................... 23 3.3 Richtlijnen ............................................................................................................................... 24 3.3.1 (Normatief) brandverloop ........................................................................................ 24 3.4 Veiligheidsbewustzijn ............................................................................................................. 27 3.4.1 Actieprogramma Brandveiligheid ............................................................................ 27 3.4.2 Strategische reis Brandweer .................................................................................. 27 3.5 Eigen verantwoordelijkheid ziekenhuizen .............................................................................. 28 3.5.1 Veiligheidsmanagementsysteem ............................................................................ 29 3.5.2 Firefish - veiligheidsmatrix ...................................................................................... 29 3.6 Tussenconclusie .................................................................................................................... 29
4. Leren van (branden in) het verleden .............................................................. 31 4.1 Onderzoeken .......................................................................................................................... 31 4.1.1 Brandveiligheid zorginstellingen en Bouwbesluit ................................................... 31 4.1.2 Brandveiligheid bij zorginstellingen ........................................................................ 32 4.1.3 Inventarisatie brandveiligheid in de zorgsectoren 2007 ......................................... 33 4.1.4 Brand in een operatiekamer Twenteborg ziekenhuis 28 september 2006 ............. 33 4.1.5 Onderzoek brand in operatiekamer 8 in het Twenteborg Ziekenhuis .................... 33 4.1.6 Fire Fact Database ................................................................................................. 34 4.2 Naleving voorschriften............................................................................................................ 34 4.3 Tussenconclusie .................................................................................................................... 35
5. Brandrisicoanalyse .......................................................................................... 37 5.1 Mogelijke oorzaken brand ...................................................................................................... 37 5.1.1 Technische oorzaken.............................................................................................. 37 5.1.2 Organisatorische oorzaken ..................................................................................... 37 5.1.3 Menselijk oorzaken ................................................................................................. 38 Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 9
5.2 Kenmerken brand in relatie tot menselijk handelen ............................................................... 38 5.2.1 Criteria veilig vluchten............................................................................................. 39 5.3 Risico-identificatie .................................................................................................................. 40 5.3.1 Operatiekamer ........................................................................................................ 40 5.3.2 Patiëntenkamer ....................................................................................................... 41 5.3.3 IC ............................................................................................................................ 41 5.4 Interne organisatie ................................................................................................................. 41 5.5 Tussenconclusie .................................................................................................................... 42
6. Brandscenario’s ............................................................................................... 45 6.1 Selectie van maatgevende scenario ...................................................................................... 45 6.2 Simulatieprogramma’s ........................................................................................................... 46 6.2.1 CFast ...................................................................................................................... 46 6.2.2 Ozone ..................................................................................................................... 47 6.3 Beschrijving patiëntenvleugel ................................................................................................ 47 6.4 Uitwerking brandscenario’s .................................................................................................... 48 6.4.1 Brand in patiëntenkamer met de deur naar gang gesloten .................................... 49 6.4.2 Brand in balieruimte met de deuren van de patiëntenkamers gesloten ................. 52 6.4.3 Brand in patiëntenkamer met de deur geopend ..................................................... 55 6.4.4 Brand in balieruimte met de deuren van de patiëntenkamers open ....................... 57 6.4.5 Brand in patiëntenkamer met de deur open met snel brandverloop ...................... 60 6.5 Tussenconclusies ................................................................................................................... 64
7. Conclusie en aanbevelingen ........................................................................... 67 7.1 Hoofdconclusie ....................................................................................................................... 67 7.2 Deelconclusies ....................................................................................................................... 67 7.3 Aanbevelingen ....................................................................................................................... 70
Lijst met afkortingen .............................................................................................. 75 Literatuur ................................................................................................................. 77 Onderstaande bijlagen zijn opgenomen in separaat document. Bijlage 1: Brandweer Twente Bijlage 2: Stakeholders analyse Bijlage 3: Firefacts Bijlage 4: Statistieken CBS Bijlage 5: Mindmap oorzaken brand Bijlage 6: Onderzoek vluchtcriteria van RWS Bijlage 7: Overzicht loze meldingen ziekenhuizen Twente Bijlage 8: Wet- en regelgeving en normen met betrekking tot een OK Bijlage 9: Bepaling zichtlengte Bijlage 10: Ozone rapport patiëntenkamer Bijlage 11: Simulatie CFast brand patiëntenkamer (deuren gesloten) Bijlage 12: Outputfile CFast brand patiëntenkamer (deuren gesloten) Bijlage 13: Ozone rapport balieruimte Bijlage 14: Simulatie CFast brand balieruimte (deuren gesloten) Bijlage 15: Outputfile CFast brand balieruimte (deuren gesloten) Bijlage 16: Simulatie CFast brand patiëntenkamer (deur geopend) Bijlage 17: Outputfile CFast brand patiëntenkamer (deuren geopend) Bijlage 18: Simulatie Cfast brand balieruimte (deuren geopend) Bijlage 19: Outputfile CFast brand balieruimte (deuren geopend) Bijlage 20: Ozone rapport patiëntenkamer (snel brandverloop) Bijlage 21: Simulatie CFast brand patiëntenkamer (snel brandverloop) Bijlage 22: Outputfile CFast brand patiëntenkamer (snel brandverloop) Bijlage 23: Toelichting sprinkler Bijlage 24: Activeringstemperatuur thermische melder
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 10
1.
Inleiding
In dit hoofdstuk wordt de achtergrond van de opdracht geschetst. Waarna specifiek zal worden ingegaan op de exacte opdrachtomschrijving, waaronder de doelstelling, probleemstellingen en de deel- en onderzoeksvragen die ten grondslag liggen aan de invulling van de opdracht. Ook wordt ingegaan op hoe de opdracht is ingevuld.
1.1
Achtergrond
Regio Twente bestaat uit 14 gemeenten met totaal 31 Brandweerposten. Alle Brandweerkorpsen in de verschillende Twentse gemeenten zijn onderdeel van Brandweer Twente waarin gewerkt wordt op basis van clusters: -
Midden (Hof van Twente, Hengelo, Borne) Oost (Enschede, Haaksbergen) West (Hellendoorn, Wierden, Rijssen-Holten) Noord (Twenterand, Almelo) Noord Oost (Tubbergen, Dinkelland, Losser, Oldenzaal.)
Bijlage 1 geeft hiervan een overzicht. In deze clusters staan een vijftal ziekenhuizen, in Almelo, Hengelo, Oldenzaal en twee in Enschede. De brand in Almelo in 2006, de uitbreiding van één van de ziekenhuizen in Enschede (circa 20.000 m²) en de landelijke tendens dat bij brandveiligheid meer moet worden gekeken naar de risico’s en minder naar de ‘regeltjes’ vormen de directe aanleiding voor dit onderzoek. Brandweer Twente vraagt zich af of de voorschriften voor ziekenhuizen, waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, wel zijn toegespitst op het kenmerkende gebruik en karakter van ziekenhuizen. Het gaat hierbij om die delen van het ziekenhuis waar patiënten bij brand niet zelfstandig kunnen vluchten en afhankelijk zijn van derden Vanuit de wet- en regelgeving, waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, worden geen eisen gesteld aan de inzet van de Brandweer, dan wel dat hier rekening mee wordt gehouden. Er wordt ‘slechts’ van uitgegaan dat de Brandweer repressief optreed, maar niet actief deelneemt aan een eventuele ontruiming. Wel worden er eisen gesteld die een inzet van de Brandweer mogelijk maken, bijvoorbeeld eisen met betrekking tot de hoofddraagconstructie, vluchtroutes en blusvoorzieningen. Ondanks deze voorzieningen heeft, conform wet- en regelgeving, het repressieve optreden van de Brandweer slechts een klein aandeel in het brandveiligheidniveau. Hierdoor komt de verantwoordelijkheid voor brandveiligheid voor een groot deel te liggen bij de gebruiker c.q. interne organisatie. Waarbij de vraag moet worden gesteld of zij zich ook bewust is van deze verantwoordelijkheid, maar ook of zij wel voorbereid zijn op deze rol. Brandweer Twente wordt namelijk veelal geconfronteerd met een verkeerde perceptie van gebruikers. Vaak leven zij in de veronderstelling dat als men in het bezit is van een gebruiksvergunning, het pand ook daadwerkelijk brandveilig is. Hierbij zijn de brandpreventieve voorzieningen, alsmede de achterliggende gedachten hiervan niet altijd helder in beeld. Dit is mede voor ziekenhuizen, in het licht van de bezuinigingen waardoor steeds minder medisch personeel aanwezig is in relatie tot het aantal patiënten, een gevaarlijke ontwikkeling.
1.2
Opdrachtomschrijving
Doelstelling De doelstelling van dit onderzoek is om inzichtelijk te krijgen of de brandveiligheidsvoorschriften, waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst bij ziekenhuizen, welke een door de overheid gewenst niveau van brandveiligheid borgen. Met andere woorden wat zijn de achtergronden van de huidige wet- en regelgeving en hoe ligt de verhouding tussen wet- en regelgeving en de daadwerkelijke brandveiligheidsrisico’s in zo’n specifiek bouwwerk.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 11
Probleemstelling Het onderzoek kent de volgende probleemstelling: Is de huidige wet- en regelgeving waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, voor die gedeelten van ziekenhuizen waar patiënten bij brand afhankelijk zijn van derden, wel toegespitst op het specifieke gebruik en karakter van dergelijke gebouwen? De concrete opdracht die vanuit de doelstelling en de probleemstelling kan worden geformuleerd is: Analyseer of de huidige wet- en regelgeving waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, voor die gedeelten van ziekenhuizen waar patiënten bij brand afhankelijk zijn van derden, zich juist verhoudt ten opzichte van de daadwerkelijke risico’s op brand en gebruik in ziekenhuizen. Deel- en onderzoeksvragen De probleemstelling wordt uitgewerkt aan de hand van de volgende deel- en onderzoeksvragen: 1
Welke wet- en regelgeving op het gebied van brandveiligheid voor ziekenhuizen is van kracht voor de Brandweer? 1.1
2
Kan op basis van de wet- en regelgeving een acceptabel brandveiligheidsniveau worden gerealiseerd? 2.1 2.2 2.3 2.4
3
1.3
welke maatregelen en voorzieningen zijn voorgeschreven op het gebied van de beheersbaarheid van brand? welke maatregelen en voorzieningen zijn voorgeschreven voor het garanderen van het veilig vluchten? welke maatregelen en voorzieningen zijn voorgeschreven op organisatorisch gebied? wat is acceptabel en voor wie?
Wat zijn de specifieke brandveiligheidsrisico’s in ziekenhuizen? 3.1 3.2 3.2 3.3
4
wat is het doel dat wordt nagestreefd door de wetgever?
wat zijn de oorzaken van branden in het verleden? wat zijn de gevolgen van de branden in het verleden? sluit de wet- en regelgeving aan op het daadwerkelijke gebruik? worden de oorzaken en gevolgen erkend door de wet- en regelgeving?
Is de brandveiligheid in ziekenhuizen afgestemd op het specifieke gebruik en het karakter van een ziekenhuis?
Afbakening
Het onderzoek is toegespitst op die afdelingen waar patiënten bij brand afhankelijk zijn van derden (ziekenhuispersoneel). Dit zijn de patiëntenkamers, operatiekamers (OK) en intensive care (IC). De nadruk zal liggen op het veilig vluchten en de uitbreiding van brand, waarbij wordt gekeken naar de bouwkundige, installatietechnische en organisatorische voorzieningen op nieuwbouwniveau. Daarnaast gaat het niet om één specifiek ziekenhuis, maar om ziekenhuizen in het algemeen (in Nederland). Om deze reden zijn er situatietechnische aannames gedaan. Deze aannames zijn echter gebaseerd op gemiddelde situaties zoals deze zich voordoen dan wel aanwezig zijn bij ziekenhuizen. In hoofdstuk 2 van deze rapportage zal nader worden ingegaan op de situatie en het typische gebruik.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 12
1.4
Werkwijze en methode
Het doel van dit onderzoek is om te achterhalen of de huidige wet- en regelgeving voor ziekenhuizen, voor die delen waar patiënten bij brand afhankelijk zijn van derden, wel kan leiden tot een voldoende mate van brandveiligheid. Om dit te kunnen beoordelen wordt eerst vastgesteld wat het beoordelingskader is van de Brandweer. Daarbij worden ook achtergronden en doelstellingen van de wet- en regelgeving inzichtelijk gemaakt. Hierbij wordt eveneens gekeken naar ‘de praktijk’, dit in de vorm van eerdere (brand)onderzoeken naar brandveiligheid in ziekenhuizen en statistieken. Op basis van deze grotendeels literatuurstudie wordt een brandrisicoanalyse uitgevoerd. Deze analyse vormt de basis voor het uitwerken van een realistisch brandscenario, om de doelmatigheid van de voorzieningen te kunnen toetsen aan de voorschriften uit wet- en regelgeving. Op basis hiervan worden conclusies getrokken en aanbevelingen gedaan. Vlinderdasmodel Het onderzoek is grotendeels opgebouwd op basis van het vlinderdasmodel, dit om de probleemstelling integraal te kunnen benaderen, zie afbeelding 1.
Afbeelding 1: vlinderdasmodel (bron: www.ine.be)
Het vlinderdasmodel moet worden gelezen van links naar rechts, waarbij het incident (ongewenste vrijzetting = brand) centraal staat. Links ervan staan de incidentoorzaken en rechts de effecten. Aan beide zijden bestaan maatregelen voor het beïnvloeden van het verloop van het incident. Enerzijds gaat het om het voorkomen van het incident en anderzijds om na een incident een zo veilig mogelijke afloop te bewerkstelligen. Vaak ligt de nadruk op het bestrijden van effecten, dit conform de wet- en regelgeving. In dit onderzoek wordt ook nadrukkelijk gekozen om juist de meerwaarde van het beheersen van de ‘voorkant’ te benadrukken. Met andere woorden, de gevaren worden in kaart gebracht. Aanvullend op het model wordt een brandscenario uitgewerkt, dit wordt gedaan op basis van empirisch onderzoek. Op basis van de uitkomsten uit het eerste deel van het onderzoek wordt hypothese c.q. brandscenario bepaald en uitgewerkt. Dit scenario is gekoppeld aan onderzoeksvraag. De resultaten hiervan hebben dan ook alleen betrekking op dit onderzoek. Om en ander inzichtelijk te maken, dan wel te onderbouwen is gebruik gemaakt van zonemodellen.
een een de één
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 13
1.5
Opbouw van het rapport
In de voorgaande paragraaf is beschreven hoe het onderzoek is opgebouwd. Het hieruit voortvloeiende rapport bestaat uit 6 hoofdstukken waarin deze facetten zijn meegenomen. Dit eerste hoofdstuk betreft de inleiding. Hierin worden de achtergrond, opdrachtbeschrijving, uitgangspunten, probleemaanpak, opbouw van het rapport en de betrokken partijen beschreven. Het tweede hoofdstuk geeft een algemene omschrijving van die delen in een ziekenhuis, daar waar mensen voor het vluchten afhankelijk zijn van derden (OK’s, IC’s en patiëntenkamers). Om het onderzoek in de juiste context te kunnen plaatsen wordt in hoofdstuk drie het beoordelingskader van de Brandweer geschetst. De bouwkundige, installatietechnische en organisatorische voorzieningen vormen hiervoor de basis, maar ook wordt ingegaan op de ontwikkelingen in ‘Brandweerland’. Dit hoofdstuk geeft aan in welk spanningsveld de Brandweer zich bevindt. In hoofdstuk vier wordt gekeken naar het verleden. Hierbij wordt onder andere gekeken naar onderzoeksrapporten en databases om te achterhalen wat brandoorzaken zijn. Daarnaast wordt ingegaan op eigen ervaringen met betrekking tot het naleven van de brandveiligheidsregels. Vervolgens wordt in hoofdstuk vijf een brandrisicoanalyse uitgevoerd. In dit hoofdstuk worden de specifieke risico’s uiteengezet, waardoor duidelijk wordt welke risico’s bepalend zijn voor de onderzochte delen van het ziekenhuis. Aansluitend worden op basis van de eerdere bevindingen uit het onderzoek, in hoofdstuk vijf brandscenario’s uitgewerkt. Hierbij wordt een link gelegd met de uitgangspunten en doelstellingen vanuit de wet- en regelgeving en de huidige praktijk. Tot slot worden in het laatste hoofdstuk de conclusies getrokken naar aanleiding van het onderzoek. De conclusies zijn vervolgens vertaald naar aanbevelingen.
1.6
Betrokken partijen
Naast Brandweer Twente zijn er meerdere partijen die belang hebben bij de uitkomst van dit onderzoek. Om meer inzicht te krijgen in wie deze partijen zijn en wat hun specifieke belangen zijn, is een stakeholdersanalyse opgesteld. De verschillende stakeholders zijn benoemd en ingeschat op macht en het belang bij de uitkomsten van het onderzoek, zie bijlage 2 van deze rapportage voor de uitgebreide stakeholdersanalyse. Uit de stakeholdersanalyse blijkt dat er ‘slechts’ één stakeholder invloed heeft op het verloop van het onderzoek, de opdrachtgever Brandweer Twente. De overige stakeholders hebben alle hun eigen belang bij de resultaten, maar hebben geen macht. Dit komt met name omdat het onderzoek zich richt op een afgebakend geheel (wet- en regelgeving) in relatie tot de praktijk. Uit de stakeholdersanalyse blijkt dat voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag de volgende randvoorwaarden belangrijk zijn: -
inzicht in wet- en regelgeving; integrale benadering voor brand- en mensveiligheid; inzicht in hulpverlening, incidentbestrijding en nazorg.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 14
2.
Algemene omschrijving ziekenhuis
In dit hoofdstuk wordt een algemene omschrijving gegeven van een gemiddeld ziekenhuis. Hierbij komt het specifieke karakter van een ziekenhuis aan de orde. Het onderzoek richt zich op die delen waar mensen verblijven die bij brand afhankelijk zijn van derden. Als generiek naar een ziekenhuis wordt gekeken vallen hier de operatiekamers (OK), de intensive cares (IC) en de patiëntenkamers onder. Doorgaans verblijven hier mensen met een verminderde gezondheid. Deze personen worden er normaliter niet tegen hun wil in gehouden. Er kan ook niet worden gesproken over een geheel vrijblijvend verblijf, omdat het veelal noodzakelijk is. Om de volgende hoofdstukken in het juiste perspectief te kunnen plaatsen, wordt eerst ingegaan op die delen van een ziekenhuizen waar dit onderzoek betrekking op heeft. Onderstaande paragrafen geven van elke functie een korte beschrijving.
2.1
Operatiekamer
Een operatiekamer (OK) is een ruimte waarin patiënten worden geopereerd en is vaak onderdeel van een OK-complex waarin meerdere OK’s zijn gevestigd. Vaak is in een OK-complex ook een verkoeverkamer gevestigd. Ter bescherming van de patiënt wordt gewerkt in een steriele omgeving. Om deze reden is er een constante aan- en afvoer van verse lucht. Naast het verversingssysteem zijn er tal van andere voorzieningen, zoals (medische) gasleidingen, speciale verlichting, etc. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van medische apparatuur. Het soort is afhankelijk van de aard van operatie. Onderstaande afbeelding geeft een weergave van een OK.
Afbeelding 2: OK (bron: Google pictures)
Tijdens een operatie zijn over het algemeen 6 personen aanwezig; patiënt, chirurg, anesthesist en enkele verpleegkundigen.
2.2
Intensive care
Op de intensive care (IC) wordt, zoals de naam al zegt, intensieve verpleging verleend aan ernstig zieke patiënten. De duur van deze zorg kan variëren van één dag tot enkele weken. Hierbij wordt gebruik gemaakt van speciale behandelapparatuur. Afbeelding 3 geeft hiervan een beeld.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 15
Afbeelding 3: IC (bron: Google pictures)
Op de IC zijn over het algemeen patiënten, specialisten en verpleegkundigen aanwezig. Belangrijk om op te merken is dat er altijd sprake is van bewaking, dag en nacht. Dit zowel in de vorm van mensen als apparatuur.
2.3
Patiëntenkamer
Op de patiëntenkamers liggen mensen met uiteenlopende ziektebeelden. Dit kunnen zeer ernstig zieke personen zijn, maar ook mensen met bijvoorbeeld een armbreuk. Om deze reden is niet iedereen op een patiëntenkamer per definitie bij brand afhankelijk van derden, sommige kunnen zichzelf in veiligheid brengen. Ook is de tijdsduur van het verblijf zeer uiteenlopend. Kenmerkend is wel dat alle personen verblijven in een bed. Vaak maakt een patiëntenkamer onderdeel uit van een grotere afdeling met meerdere patiëntenkamers, een patiëntenvleugel. Dit houdt in dat meerdere patiëntenkamers naast elkaar en/of tegenover elkaar zijn gelegen. Onderstaande afbeelding geeft een beeld van een patiëntenkamer.
Afbeelding 4: patiëntenkamer (bron: Google pictures)
Patiëntenkamers variëren in grootte, van 1 t/m 6 personen. Tijdens bezoekuren zijn er natuurlijk meer mensen aanwezig. Daarnaast is er geen sprake van permanent toezicht, verpleging en/of artsen zijn niet permanent aanwezig in een patiëntenkamer.
2.4
Tussenconclusie
Als generiek naar een ziekenhuis wordt gekeken zijn er een drietal plaatsen waar personen bij brand afhankelijk zijn van derden, de IC’s, OK’s en de patiëntenkamers. Naast de verzorging c.q. behandeling van de patiënten is er nog een groot verschil tussen deze afdelingen. Op de OK’s en IC’s is permanente bewaking aanwezig, op de patiëntenkamers niet.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 16
3.
Beoordelingskader
In dit hoofdstuk wordt het beoordelingskader van de Brandweer beschreven voor ziekenhuizen voor die delen waar personen niet zelfstandig kunnen vluchten, zie hoofdstuk 2. Dit heeft niet alleen betrekking op de voorschriften uit wet- en regelgeving, maar wordt in een breder perspectief geplaatst. Zo wordt ingegaan op de achtergronden van de wet- en regelgeving en welk brandveiligheidniveau wordt nagestreefd. Daarnaast zijn er verschillende initiatieven door de overheid en marktpartijen ontplooid om de brandveiligheid door het verhogen van het veiligheidsbewustzijn in ziekenhuizen te verhogen. Dit in de vorm van visies, richtlijnen, etc. Tezamen vormt dit het beoordelingskader van de Brandweer en vormt daarmee de basis voor de overige hoofdstukken.
3.1
Wet- en regelgeving
Het ‘bestaansrecht’ van de Brandweer is sinds 1 oktober 2010 vastgelegd in de Wet Veiligheidsregio’s. Deze nieuwe wet vervangt de Brandweerwet 1985, de Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen (Wghor) en de Wet rampen en zware ongevallen (Wrzo). In de wet zijn onder meer de bestuurlijke inbedding en de basisvereisten voor de organisatie van de hulpverleningsdiensten opgenomen. Denk hierbij bijvoorbeeld aan welke taken het bestuur van een veiligheidsregio heeft, het te gebruiken materieel en de minimumeisen voor hulpverleners als de regionale Brandweer en geneeskundige diensten. In het kader hiervan zal de regio Twente op 1 januari 2013 volledig geregionaliseerd zijn. Onduidelijk is nog hoe de organisatie er dan uit zal zien. Maar één ding staat vast, de Brandweer heeft een taak met betrekking tot het voorkomen, beperken en bestrijden van brand (artikel 25, lid 1 sub a). De inhoudelijke eisen met betrekking tot brandveiligheid zijn niet vastgelegd in de Wet Veiligheidsregio’s. Deze staan beschreven in afzonderlijke Algemene Maatregelen van Bestuur (AMvB), welke vallen onder de Woningwet. In het kader van dit onderzoek wordt brandveiligheid in relatie gezien tot het beheersbaar houden van brand en het veilig vluchten bij brand. Het brandveiligheidsniveau met betrekking tot deze aspecten wordt vorm gegeven door het samenspel van bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen (BIO-maatregelen). Om deze reden zijn de volgende AMvB’s van toepassing: -
Bouwbesluit Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit)
Daarnaast is ook de Arbeidsomstandighedenwet (Arbo-wet) van invloed. Onderstaande tabel geeft een overzicht van het inhoudelijke beoordelingskader van de Brandweer. Bouwbesluit -
Bouwkundige maatregelen Installatietechnische maatregelen
Gebruiksbesluit -
Installatietechnische maatregelen Organisatorische maatregelen
Arbo-wet -
Organisatorische maatregelen
Tabel 1: Overzicht inhoudelijk beoordelingskader
Achtereenvolgens worden het Bouwbesluit, het Gebruiksbesluit en de Arbo-wet toegelicht waarop de BIO-maatregelen zijn gebaseerd.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 17
3.1.1 Bouwbesluit Bouwregelgeving is vastgelegd in het Bouwbesluit. Deze geldt voor gebouwen tussen de -8 m en 70 m hoog. Daarbij wordt een onderverdeling gemaakt tussen verschillende gebruiksfuncties, 1 ziekenhuizen vallen onder de gebruiksfunctie gezondheidszorg . De voorschriften uit het Bouwbesluit zijn met name effectgericht, waarbij wel ‘iets’ van een risicobenadering zit. Zo worden per gebruiksfunctie, weliswaar generiek, specifieke eisen gesteld. Daarnaast bezitten de eisen onderling wel een zekere mate van afhankelijkheid. De voorschriften met betrekking tot brandveiligheid worden gestaafd op een viertal kernwaarden: -
functionele eisen prestatie-eisen bepalingsmethoden gelijkwaardigheid
De functionele eisen beschrijven het doel dat wordt nagestreefd met de voorschriften. Hieronder staan de functionele eisen beschreven die betrekking hebben op het beheersbaar houden van een brand en het veilig vluchten bij brand: Beheersbaar houden van brand Een te bouwen bouwwerk; - is zodanig dat het ontstaan van een brandgevaarlijke situatie voldoende wordt beperkt. art. 2.81 lid 1 - is zodanig, dat brand zich niet snel kan ontwikkelen. art. 2.91 lid 1 - is zodanig dat de uitbreiding van brand voldoende wordt beperkt. art. 2.103 lid 1 - waarin wordt geslapen is zodanig dat uitbreiding van brand in verdergaande mate wordt beperkt dan bepaald in paragraaf 2.13.1. art. 2.115 lid 1 Veilig vluchten bij brand Een te bouwen bouwwerk; - is zodanig dat het zich snel ontwikkelen van rook voldoende wordt beperkt. art. 2.125 lid 1 - is zodanig dat bij brand rook zich niet binnen korte tijd kan verspreiden naar een ander deel van het bouwwerk zodat op veilige wijze het aansluitende terrein kan worden bereikt. art. 2.134 lid 1 - is zodanig dat een rookcompartiment en een subbrandcompartiment voldoende snel en veilig kunnen worden verlaten. art. 2.145 lid 1 - heeft voldoende vluchtroutes waarlangs bij brand een veilige plaats kan worden bereikt. art. 2.153 Lid 1 - heeft zodanig ingerichte rookvrije vluchtroutes, dat in geval van brand snel en veilig kan worden gevlucht. art. 2.166 lid 1 Deze functionele eisen zijn vervolgens vertaald naar prestatie-eisen. Voor een gezondheidszorgfunctie wordt onderscheid gemaakt tussen aan bedgebonden patiënten en overige delen van de gezondheidszorgfunctie. Voor de aan bedgebonden patiënten zijn in het Bouwbesluit specifieke eisen opgenomen, zoals bijvoorbeeld de aanwezigheid en/of uitvoering van (sub) brandcompartimentering. De prestatie-eisen verwijzen ook naar bepalingsmethoden waarmee aannemelijk wordt gemaakt dat aan de prestatie-eis wordt voldaan. Indien, om welke reden dan ook, in een ziekenhuis niet kan worden voldaan aan de directe prestatieeisen kan een beroep worden gedaan op gelijkwaardigheid. 1 Bouwbesluit (2003): artikel 1.1, definitie gezondheidszorgfunctie: gebruiksfunctie voor medisch onderzoek, verpleging, verzorging of behandeling.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 18
Er moet dan dezelfde mate van veiligheid worden behaald dan voorgeschreven. In dit rapport wordt gekeken of met de prestatie-eisen wel kan worden voldaan aan de functionele eisen. 3.1.2 Gebruiksbesluit Voor het brandveilig gebruiken van een ziekenhuis moeten maatregelen worden getroffen. Hiervoor zijn de algemene voorschriften uit het Besluit brandveilig gebruik bouwwerken (Gebruiksbesluit) van kracht. Deze voorschriften hebben betrekking op vele aspecten tot het brandveilig gebruik, zowel installatietechnisch als organisatorisch. Zo zijn er voorschriften met betrekking tot het voorkomen en beperken van brand. Denk hierbij bijvoorbeeld aan een verbod op roken en open vuur en aankleding van ruimtes. In het kader van beperken van brand wordt een link gezocht met het bouwbesluit. Er wordt gesteld dat brandwerende deuren zelfsluitend moeten zijn en dat doorvoeringen ter plaatse van brandwerende scheidingen moeten worden gecontroleerd. Daarnaast zijn in het Gebruiksbesluit voorschriften opgenomen met betrekking tot het ontdekken van brand. Het gaat hierbij niet alleen om de uitvoering (bewakingsvorm en doormelding), maar ook om de kwaliteitseisen (certificering en onderhoud). Ook in het kader van vluchten bij brand zijn vele voorschriften opgenomen. Zo zijn er bijvoorbeeld voorschriften opgenomen ten behoeve van het vluchten door deuren, vluchtrouteaanduiding, het opstellen van inventaris en de opslag van gevaarlijke stoffen. Ook wordt hier een link gezocht met het bouwbesluit. Er wordt gesteld dat rookwerende deuren zelfsluitend moeten zijn en dat doorvoeringen ter plaatse van rookwerende scheidingen moeten worden gecontroleerd. Daarnaast is ook de vervolgactie voorgeschreven met betrekking tot het ontdekken van brand. Naast het mogelijk maken van het vroegtijdig signaleren van een brand (brandmeldinstallatie), moeten aanwezigen vroegtijdig worden gewaarschuwd middels een ontruimingsinstallatie. Ook voor een ontruimingsinstallatie zijn kwaliteitseisen beschreven, daarbij wordt ook een ontruimingsplan geëist. Verder zijn er voorschriften ten behoeve van het bestrijden van brand opgenomen. Denk hierbij aan brandslanghaspels en draagbare blusmiddelen, maar ook aan een sprinklerinstallatie. Het gaat hierbij in het Gebruiksbesluit met name om het om onderhoud. Tot slot zijn er voorschriften opgenomen ten behoeve van de brandweer, zoals bereikbaarheid, brandweeringang, brandweerlift, bluswater en communicatiesystemen. Omdat er aan meer dan 10 personen nachtverblijf wordt verschaft en het risico dat dit met zich meebrengt, is op basis van het Gebruiksbesluit een gebruiksvergunning benodigd. In deze vergunning kunnen naast de bovengenoemde (standaard) gebruiksvoorwaarden, ook specifieke voorschriften worden opgenomen. 3.1.3 Arbo-wet De Arbo-wet regelt de arbeidsomstandigheden en richt zich primair op werkgevers en werknemers. Hierin wordt bepaald dat de werkgever een zo goed mogelijk arbeidsomstandighedenbeleid dient te voeren, waarbij geen nadelige invloed uitgaat op de veiligheid en de gezondheid van de werknemers tenzij dit redelijkerwijs niet kan worden gevergd. In de Arbo-wet staan de hoofdlijnen voor het te voeren arbobeleid beschreven. De wet bestaat verder uit het: -
Arbobesluit (voorschriften voor een goed arbobeleid) Arboregeling (voorschriften voor specifieke onderwerpen beschreven) Arbobeleidsregels (richtlijnen voor de uitvoering van de wet)
Op basis van de Arbo-wet moeten maatregelen worden getroffen om de gevaren en risico's voor de veiligheid of de gezondheid van de werknemer zoveel mogelijk te voorkomen of te beperken. Om dit inzichtelijk te krijgen moet door de werkgever een Risico Inventarisatie en Evaluatie (RIE) worden opgesteld op basis van artikel 5 van de Arbo-wet. Deze RIE bevat een beschrijving van de gevaren en de risicobeperkende maatregelen evenals de risico's voor bijzondere categorieën van werknemers. Daarnaast wordt aangegeven dat indien door de arbeid gevaar voor de veiligheid of gezondheid van derden (in deze de patiënten) kan ontstaan, de werkgever doeltreffende maatregelen dient te nemen om dit gevaar te voorkomen. Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 19
In het verlengde hiervan wordt de werkgever op basis van artikel 15 van de Arbo-wet verplicht tot bedrijfshulpverlening. Dit artikel geeft aan dat: Lid 1: Lid 2:
Lid 3:
De werkgever laat zich ten aanzien van de naleving van zijn verplichtingen op grond van artikel 3, eerste lid, onder e, van deze wet bijstaan door een of meer werknemers die door hem zijn aangewezen als bedrijfshulpverleners; Het verlenen van de bijstand houdt in elk geval in: a. het verlenen van eerste hulp bij ongevallen; b. het beperken en het bestrijden van brand en het beperken van de gevolgen van ongevallen; c. het in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle werknemers en andere personen in het bedrijf of de inrichting. De bedrijfshulpverleners beschikken over een zodanige opleiding en uitrusting, zijn zodanig in aantal en zodanig georganiseerd dat zij de in het tweede lid genoemde taken naar behoren kunnen vervullen.
Opvallend is dat in dit artikel de werkgever en werknemer de gelegenheid heeft de BHV-organisatie op eigen inzicht in te vullen, dit op basis van de genoemde RIE. Specifieke eisen met betrekking tot het aantal BHV-ers, geoefendheid en instructies zijn in 2007 geschrapt in het kader van deregulering en om maatwerk mogelijk te maken. In de toekomst zullen de eisen aan een BHV-organisatie naar aller waarschijnlijkheid vallen onder een nieuw op te stellen AMvB, die wordt gekoppeld aan de Woningwet, de Arbo-wet en de Wet Veiligheidsregio’s. Hierdoor wordt de BHV-organisatie beter verankerd in de bedrijfsvoering. De geschrapte specifieke eisen, zoals beschreven in bovenstaande alinea, worden naar alle waarschijnlijk opgenomen in deze AMvB. Naar verwachting zal deze AMvB in 2013 in werking treden.
3.2
BIO-maatregelen
Zoals aangegeven vormt de samenhang tussen de BIO-maatregelen de basis van brandveiligheid, zowel in de ontwerp-, realisatie- als de gebruiksfase. In deze paragraaf wordt elk van deze ‘bouwstenen’ (lego) verder uitgewerkt. Hierbij wordt telkens een koppeling gemaakt naar het Bouwbesluit, Gebruiksbesluit en/of de Arbo-wet. Alvorens inhoudelijk in te gaan op de voorschriften met betrekking tot brandveiligheid wordt in de volgende paragrafen eerst de achtergrond en doelstelling van de wet- en regelgeving beschreven. 3.2.1 Achtergrond en doelstellingen wet- en regelgeving De achterliggende gedachte(n), die ten grondslag liggen aan de voorschriften, is onduidelijk. De meeste voorschriften met betrekking tot de brandveiligheidseisen in ziekenhuizen zijn gebaseerd op 2 het Besluit bouwmaatstaven Wet ziekenhuisvoorzieningen . TNO heeft naar aanleiding van deze 3 onduidelijkheid een rapport opgesteld dat meer inzicht geeft in de achtergronden van de regelgeving . Het gaat in dit onderzoek te ver om te analyseren wat de onderbouwing is geweest voor elke brandveiligheidsvoorziening. Immers, er wordt en is reeds gebouwd op basis van deze wet- en regelgeving. Het is dus relevanter om te achterhalen welk doel wordt nagestreefd met de voorschriften. Deze zijn terug te vinden in de toelichtingen, staatsbladen, maar ook in het enigszins 4 gedateerde brandbeveiligingsconcept Gezondheidszorggebouwen . De doelstellingen van de voorschriften zijn overigens helder geformuleerd. In geval van de bouwregelgeving staat deze verwoord in de functionele eis, zie paragraaf 3.1.1. Daarnaast staat de doelstelling uitgelegd in zowel de toelichting van het Bouwbesluit als het Gebruiksbesluit. Er ontbreekt wel een duidelijke motivatie voor wat betreft de vertaling naar de prestatie-eisen, deze zijn niet vastgelegd dan wel voor een ieder toegankelijk. Daarnaast zijn de eisen niet gekwantificeerd.
2
Bron: mailwisseling tussen de heer N. Scholten (stichting Expertisecentrum Regelgeving Bouw) en S. Mués (medeopsteller rapport) d.d. 22 maart 2011 TNO (2007): TNO-rapport2007-D-R0929/B, Historische achtergronden gestelde eisen in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 4 Min. Binnenlandse Zaken (1994). Brandbeveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen. Den Haag 3
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 20
Het brandveiligheidsniveau dat in een ziekenhuis door de wet- en regelgeving precies wordt nagestreefd is dus onduidelijk. Het is een utopie dat een absolute veiligheid kan worden gewaarborgd, dit mag c.q. kan dan ook geen uitgangspunt zijn. Brandveiligheidsrisico’s moeten daarom zoveel mogelijk worden gereduceerd. De BIO-maatregelen kunnen hieraan een belangrijke bijdrage leveren. Met dit in het achterhoofd is het onmogelijk in elk willekeurig gebouw, dus ook in een ziekenhuis, 100% garantie te geven dat werknemers, patiënten en/of bezoekers geen slachtoffer kunnen worden van een brand. Voor patiënten die beperkt of niet zelfredzaam zijn is de kans wellicht zelfs groter dat zij slachtoffer worden van brand. Maar ook hier geldt dat adequate BIO-maatregelen de kans hierop aanmerkelijk kunnen verminderen. 3.2.2 Bouwkundige maatregelen De bouwkundige maatregelen vinden hun oorsprong in het Bouwbesluit. Hierin worden onder andere bouwkundige eisen gesteld aan zowel het beheersbaar houden van een brand alsmede het veilig vluchten bij brand. Hieronder worden de meest relevante bouwkundige maatregelen beschreven. Hierbij zal de focus niet liggen op de prestatie-eis, maar meer op de doelstelling en achterliggende gedachten van de voorschriften. Hoofddraagconstructie Met de hoofddraagconstructie wordt dat deel van de bouwconstructie bedoeld waarvan het bezwijken leidt tot het bezwijken van constructieonderdelen die niet in de directe nabijheid van het bezweken onderdeel zijn gelegen. Het gaat hierbij om voortschrijdende instorting, oftewel het ‘kaartenhuiseffect’. Bij aan bed gebonden personen worden zwaardere eisen gesteld aan de hoofddraagconstructie met betrekking tot bezwijken dan bij veel andere gebruiksfuncties. Bij een hoogte van de hoogste verblijfsvloer boven de 13 meter wordt al een eis gesteld van 120 minuten. Hiermee wordt beoogd dat wordt voldaan aan de functionele eis, namelijk dat alle aanwezigen voldoende in de gelegenheid worden gesteld om bij brand het ziekenhuis te verlaten. Daarnaast wordt de Brandweer in de gelegenheid gesteld om het ziekenhuis te doorzoeken op eventueel daarin achtergebleven personen. Dit geldt overigens voor alle risicovolle gebruiksfuncties met betrekking tot vluchten; woon-, cel-, logies en bijeenkomstfuncties (kinderdagverblijven). Onderstaande tabel geeft een overzicht van de eisen die aan de hoofddraagconstructie zijn gesteld vanuit het Bouwbesluit. Hoofddraagconstructie geen vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m boven het meetniveau indien een vloer van een verblijfsgebied van de gebruiksfunctie hoger ligt dan 5 m en niet hoger dan 13 m boven het meetniveau indien een vloer van een verblijfsgebied van die gebruiksfunctie hoger ligt dan 13 m boven het meetniveau
Tijdsduur bezwijken 60 90 120
Tabel 2: eisen aan hoofddraagconstructie aan bed gebonden personen
Brandcompartimentering Net als elke bouwwerk moet ook een ziekenhuis worden opgedeeld in brandcompartimenten. Met brandcompartimentering wordt beoogd de ongehinderde uitbreiding van een brand te beperken tot een gedeelte van het gebouw (functionele eis), in dit geval 1.000 m². Hierdoor hebben de aanwezige personen in het gebouw, die zich niet in het gedeelte met de brand bevinden, de gelegenheid veilig te ontkomen. Ook wordt voorkomen dat de brand in korte tijd een zodanige omvang aanneemt, dat hij voor de Brandweer niet meer is te beheersen.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 21
Er is een eis aan de weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag (WBDBO) van 60 minuten. In tegenstelling tot ‘normale’ gebruiksfuncties mag bij functies waar de aanwezigen afhankelijk zijn van hulp van derden deze eis niet worden gereduceerd tot 30 minuten. Openingen in brandscheidingen, zoals deuren, moet zelfsluitend zijn uitgevoerd. In ziekenhuizen moet bij brandcompartimentering specifiek rekening worden gehouden met het vluchten van aan bedgebonden personen. Gezien het feit dat er niet met bedden over trappen kan worden gevlucht, moet op dezelfde bouwlaag een opvangmogelijkheid worden gecreëerd. Als prestatie-eis wordt daarom gesteld dat per bouwlaag een gebruiksoppervlakte die kleiner is dan 77% van de totale gebruiksoppervlakte aan brandcompartiment aanwezig is. Het doel hiervan is dat horizontaal kan worden gevlucht tot tenminste een ander brandcompartiment. Subbrandcompartimentering Bij aan bedgebonden personen moet het brandcompartiment worden opgedeeld in subbrandcompartimenten. Dit is een aanvullende eis als ‘brandbegrenzer’ bovenop die van de brandcompartimentering. De achterliggende gedachte is dat een brand minder snel wordt opgemerkt en 5 mensen meer tijd nodig hebben om het brandcompartiment te verlaten . Om dit te bewerkstelligen is er een maximum gesteld aan het gebruiksoppervlakte van een subbrandcompartiment: -
Niet meer dan 50 m², indien die verblijfsruimten niet permanent worden bewaakt, of Niet meer dan 500 m², indien die verblijfsruimten permanent worden bewaakt. NB: permanente bewaking is niet gedefinieerd, dan wel gekwantificeerd.
Daarnaast heeft de subbrandcompartimentering ook een doel bij de ontvluchting. Naast het evacueren van de aanwezige uit de brandruimte moeten andere personen, dus buiten het bedreigde subbrandcompartiment, in veiligheid worden gesteld. Hierbij is het uitgangspunt dat de personen die worden bedreigd door een brand van buiten het eigen subbrandcompartiment, veilig op hun kamers kunnen verblijven. Hiervoor moeten de scheidingsconstructies van subbrandcompartimenten een WBDBO bezitten van minimaal 30 minuten. Openingen in brandscheidingen, zoals deuren, moeten zelfsluitend zijn uitgevoerd. Rookvrije vluchtroute 6 Vloeren en trappen waarover een rookvrije vluchtroute voert moeten bij brand gedurende langere tijd begaanbaar blijven. Hiermee wordt gewaarborgd dat de gebruikers van het bouwwerk voldoende gelegenheid hebben zich na het uitbreken van brand tijdig naar buiten te begeven. Ook krijgt de Brandweer hierdoor tijd om het bouwwerk te doorzoeken op eventueel daarin achtergebleven personen. 3.2.3 Installatietechnische maatregelen Installatietechnische maatregelen vinden hun oorsprong in zowel het Bouwbesluit, als het Gebruiksbesluit. Blusvoorzieningen Om de interne organisatie in staat te stellen een beginnende brand te blussen wordt op basis van het Bouwbesluit voorgeschreven dat er brandslanghaspels aanwezig moeten zijn. Voor de Brandweer moeten er bij meerdere verdiepingen (hoogste verblijfsvloer boven 20 meter) ook droge blusleidingen aanwezig zijn. Hierdoor kan de Brandweer ook op hoger gelegen verdiepingen beschikken over bluswater, aangezien eigen pompen van een standaard blusvoertuig deze opvoerhoogte niet kunnen realiseren.
5 6
TNO (2007): TNO-rapport2007-D-R0929/B, Historische achtergronden gestelde eisen in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003. Motivatie art. 2.115 Bouwbesluit (2003).art. 1.1 definitie rookvrije vluchtroute: van rook gevrijwaarde route die begint bij een toegang van een rookcompartiment of een subbrandcompartiment, uitsluitend voert over vloeren, trappen of hellingbanen en eindigt op een veilige plaats, zonder dat gebruik behoeft te worden gemaakt van een lift.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 22
Brandweerlift Op basis van het Bouwbesluit moet in een ziekenhuis één of meerdere liften zijn uitgevoerd als brandweerlift. Deze brandweerlift kan door de brandweer gebruikt worden in geval van een calamiteit. De brandweerlift wordt in eerste instantie gebruikt om snel materiaal naar de bedreigde plaats te brengen, maar ook kunnen eventueel gewonde personen met deze lift worden afgevoerd. Brandmeld- en ontruimingsinstallatie In het beginstadium wordt de kans nog reëel geacht dat personen in veiligheid kunnen worden gebracht. Dit omdat de brand dan nog klein is en de schadelijke neveneffecten van brand daarmee ook nog beperkt zijn. Om deze reden moet op basis van het Gebruiksbesluit een brandmeldinstallatie op basis van volledige bewaking (een rookmelder in elke ruimte) aanwezig zijn. Een brandmeldinstallatie heeft tot doel een brand in een dusdanig stadium te kunnen ontdekken, 7 lokaliseren en alarmeren, dat het bestrijden ervan tijdig kan plaatsvinden . Daarnaast moet het brandalarm onvertraagd worden doorgemeld naar de Brandweer. Op de brandmeldinstallatie moet een ontruimingsinstallatie worden aangesloten. Deze heeft tot doel de aanwezige personen, na ontdekken van de brand, te alarmeren. In de praktijk wordt de BHV gewaarschuwd met een personenzoekinstallatie (PZI). Dit omdat patiënten, die niet zelfstandig kunnen vluchten, niet adequaat (zelf starten met vluchten) kunnen reageren op een luid alarmeringssignaal. Hierdoor zal in een dergelijke situatie een luid alarm alleen maar paniek kunnen veroorzaken bij die personen. 3.2.4 Organisatorische maatregelen Organisatorische maatregelen vloeien voort uit het Gebruiksbesluit en de Arbo-wet. Hierbij moet de interne organisatie alsmede de inzet van de Brandweer worden beschouwd. Interne organisatie Met name voor niet zelfredzame personen is de interne organisatie een bepalende factor binnen brandveiligheid. Zoals duidelijk wordt uit de voorgaande paragrafen zijn er allerlei voorzieningen aanwezig die een branduitbreiding moeten voorkomen binnen een beperkt tijdsbestek. Hier zijn echter wel de noodzakelijke handelingen aan gekoppeld. Omdat er een brandmeldinstallatie aanwezig is in het ziekenhuis, moet er ook een ontruimingsplan zijn opgesteld. Hieruit moet duidelijk worden hoe de interne organisatie zal optreden bij brand. Daarnaast speelt de interne organisatie een rol bij het voorkomen en (in beginsel) blussen van brand. Inzet Brandweer Vanuit de genoemde wet- en regelgeving zijn geen eisen aan de inzet van de Brandweer gesteld. Wel zijn er voorzieningen meegenomen die een (snelle) inzet van de Brandweer mogelijk moeten maken. Denk hierbij aan de hoofddraagconstructie, rookvrije vluchtroutes, droge blusleidingen, brandweerlift(en) en de brandmeldinstallatie, zie paragrafen 3.2.2 en 3.2.3. 8
De opkomsttijd van de Brandweer is wel wettelijk vastgelegd , deze is bepaald op 8 minuten voor een eerste tankautospuit. Deze tijd wordt gerekend vanaf het alarmeren van de Brandweer. Hier moet de ontdekkingstijd van de brand nog bij worden opgeteld. Dit houdt in dat binnen deze tijd 6 personen van de Brandweer aanwezig zullen zijn. Daarbij komt ook dat de meeste ziekenhuizen zeer groot van omvang zijn. Hetgeen veel tijd in beslag kan nemen om bij de brand te komen en daadwerkelijk te kunnen optreden. Gezien de opkomsttijd en de tijd die het de Brandweer kost om operationeel te zijn, kan van de Brandweer niet verwacht worden dat zij een rol kunnen spelen bij de ontruiming van een ziekenhuis. In de praktijk zal dit neerkomen op het repressief optreden, hetgeen overeenkomt met de uitgangspunten vanuit de bouwregelgeving. Het handelen bij brand is om deze reden een verantwoordelijkheid van de interne organisatie.
7
NEN2535 (1996). Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallaties - Systeem- en kwaliteitseisen en projecteringsrichtlijnen 8 Ministerie BZK (2010). Leidraad Repressieve basisBrandweerzorg. Den Haag
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 23
3.3
Richtlijnen
Naast de in dit hoofdstuk reeds beschreven wet- en regelgeving is er een richtlijn specifiek voor ziekenhuizen op basis waarvan de Brandweer brandveiligheid tegen het licht houdt, het Brand9 beveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen . Dit is geen directe regelgeving, maar beschrijft een kader voor het beveiligen van gezondheidszorggebouwen tegen brand. Een integrale benadering van brandveiligheid is hierbij het uitgangspunt. Het gaat hierbij om de wisselwerking tussen repressie, de bouwkundige en installatietechnische voorzieningen, de interne organisatie en het feitelijke gebruik van het pand. Deze facetten worden afgezet tegen het normatief brandverloop, waardoor inzichtelijk wordt wat het effect is van de maatregelen c.q. voorzieningen in hun onderlinge samenhang ten opzichte van de tijd. In paragraaf 3.3.1 wordt hier verder op ingegaan. Met oog voor het feit dat aan bed gebonden persoon niet zonder hulp kunnen vluchten, hanteert het Brandveiligheidsconcept Gezondheidszorggebouwen de volgende doelstellingen: 1. De kans dat gebruikers van een ziekenhuis, brandweerpersoneel en andere hulpverleners slachtoffer worden van een brand moet aanvaardbaar klein zijn. Mensen die niet zelfstandig kunnen vluchten moeten ervan uit kunnen gaan dat zij veilig zijn. Zij mogen geen slachtoffer worden van brand waaraan zij geen schuld hebben. 10 NB: dit uitgangspunt is overgenomen door TNO , zie paragraaf 3.1.1. 2. Een brand moet binnen aanvaardbare grenzen kunnen worden gehouden. 3. De kans dat ten gevolge van een brand onaanvaardbare milieuverontreiniging optreedt moet aanvaardbaar klein zijn. Achterliggende gedachte hierbij is dat naast de omvang van de brand (zie punt 2) ook de schadelijke effecten op de omgeving beperkt blijven. 4. De kans op materiële schade ten gevolge van een brand moet in redelijke verhouding staan tot de kosten van maatregelen en voorzieningen om die schade te beperken. Hierbij moet worden gekeken naar de verhouding tussen de kans dat er een brand ontstaat ten opzichte van de kosten van het pakket aan maatregelen. Overeenkomstig de wet- en regelgeving zijn in Brandveiligheidsconcept Gezondheidszorggebouwen wel doelstellingen gedefinieerd, maar zijn ook deze niet gekwantificeerd. Punt 1 impliceert dat bij een brand geen slachtoffers mogen vallen. ‘Slachtoffer’ is overigens niet gedefinieerd (gewonden of letale slachtoffers). Verder zijn alle doelstellingen c.q. uitgangspunten niet helder gekwantificeerd, maar staan benoemd als “aanvaardbaar”, “beperkt” en “redelijk”. Dit kan door verschillende partijen anders worden geïnterpreteerd, afhankelijk van de belangen. In 2007 is in de vorm van een update een soortgelijk document opgesteld door het NIFV/Nibra, ‘brandveiligheidsvisie gezondheidszorg’. Deze update volgt op de ontwikkelingen in de zorg. Dit visiedocument beoogd met name proportionele brandveiligheidsvoorzieningen in de intensieve thuiszorg. Daarnaast is meer aandacht voor de mate van zelfredzaamheid. Om deze reden wordt gewerkt met classificaties. Ziekenhuizen vallen in de zwaarste categorie (IV). Dit publieksconcept heeft nooit enig status verkregen. 3.3.1 (Normatief) brandverloop Alle uitgangspunten, voorzieningen en maatregelen, zoals beschreven in het brandveiligheidsconcept gezondheidszorggebouwen en het Bouwbesluit, zijn gebaseerd op het normatief brandverloop. 11
Het normatief brandverloop wordt als volgt gedefinieerd : Het normatief brandverloop geeft het doelstellend tijdsverloop van ontdekking, melding, alarmering, ontvluchting, blussing van brand en redding weer.
9
Min. BZK (1994). Brandbeveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen. Den Haag TNO (2003): Brandveiligheid zorginstellingen en Bouwbesluit. Min. BZK (1994). Brandbeveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen. Den Haag
10
11
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 24
In de toelichting van het Bouwbesluit, alsmede in het brandbeveiligingsconcepten is het normatief brandverloop beschreven. Hierbij geldt als uitgangspunt dat een brand binnen 15 minuten na het ontstaan is ontdekt, de in het gebouw aanwezige personen worden gewaarschuwd en de Brandweer gealarmeerd. Binnen 15 minuten na het ontdekken van de brand moeten de aanwezige personen kunnen vluchten en binnen 30 minuten na het ontstaan van een brand is de Brandweer ter plaatse en operationeel. 30 minuten na aankomst van de Brandweer moet de Brandweer de brand brandmeester kunnen zijn oftewel onder controle hebben. Zoals beschreven in paragraaf 3.2.3 moet in een ziekenhuis een brandmeldinstallatie worden aangebracht. Gevolg hiervan is een tijdswinst van circa 14 minuten (1 a 2 minuut detectietijd van de rookmelder), waardoor de interne organisatie een brand nog relatief makkelijk kan bestrijden en/of eerder kan starten met de evacuatie. Daarnaast wordt ook de Brandweer eerder gealarmeerd en zal dus eerder ter plaatse zijn om de brand te bestrijden. Om een beeld te krijgen van de verschillende acties die moeten worden ondernomen is in afbeelding 5 het brandverloop weergegeven en toegelicht. Hierbij is rekening gehouden met de aanwezigheid van een brandmeldinstallatie.
Afbeelding 5: Normatief brandverloop (bron: Brandbeveiligingsconcept Gezondheidszorggebouwen)
Toelichting: -
-
Binnen 1 minuut na het ontstaan ervan, wordt de brand ontdekt en vindt alarmering van BHV en de Brandweer plaats. Dit omdat het ziekenhuis is voorzien van een brandmeldinstallatie met volledige bewaking en een directe doormelding naar de Brandweer. Binnen 2 minuten na het melden van de brand zijn minimaal 2 BHV-ers bij de brandlocatie aangekomen. Om één patiënt uit een ruimte te halen waar brand woedt, zijn volgens het brandbeveiligingsconcept dus ten minste 2 bedrijfshulpverleners noodzakelijk. Een patiënt kan namelijk aan bed gebonden zijn (zelf niet in staat om uit bed te stappen door bijvoorbeeld lichamelijke handicap), waardoor het nagenoeg onmogelijk is om deze persoon door één bedrijfshulpverlener in veiligheid te laten brengen. Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 25
-
-
-
-
Binnen 2 minuten na aankomst van de BHV worden de patiënt(en) uit de brandruimte gehaald, wordt de deur van de brandruimte gesloten en de patiënten naar een veilige plaats gebracht. Binnen 15 minuten na alarmering van de bedrijfshulpverlening zijn de patiënten uit het bedreigde deel van het pand gehaald en naar een veilige plaats gebracht. Voordat de bedrijfshulpverlening over kan gaan tot blussing, moeten alle patiënten uit het door de brand bedreigde gebied gehaald zijn. Het door de brand bedreigde gebied beperkt zich in eerste instantie tot het brandcompartiment waar de verblijfsruimten in gelegen zijn. Pas daarna kan eventueel tot een bluspoging worden overgegaan. Binnen 15 minuten na het melden van de brand naar de alarmcentrale van de Brandweer, is de Brandweer operationeel. In de Leidraad Repressieve BasisBrandweerzorg van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties wordt een opkomsttijd van 8 minuten voor de Brandweer voorgeschreven. De Brandweer heeft binnen 60 minuten de brand onder controle (brand meester). Op dat moment moeten alle door de brand bedreigde personen gered zijn. In een tijdsbestek van 45 minuten na aankomst, moet de Brandweer alle nog aanwezige personen in het gebouw in veiligheid gebracht hebben en moet de brand onder controle zijn. De bouwkundige constructie dient een brand dan ook ten minste 60 minuten kunnen weerstaan.
Conform het Brandbeveiligingsconcept worden de hiervoor genoemde uitgangspunten in een tijdspad als volgt weergegeven.
Afbeelding 6: tijdspad normatief brandverloop (bron: Brandbeveiligingsconcept Gezondheidszorggebouwen)
Bovenstaande is overigens een zeer theoretische benadering. Hierbij zijn een tweetal zaken die in acht moeten worden genomen. Ten eerste is het de vraag of de interne organisatie wel kan voldoen aan de verwachtingen. Daarnaast is de tijdslijn gebaseerd op een theoretisch verloop van een brand. Het is maar de vraag of de brand zich ook op deze manier zal ontwikkelen. Gezien de aanwezigheid van bijvoorbeeld zuurstof zou een brand in een kort tijdsbestek zich veel heftiger kunnen ontwikkelen, waardoor de hulpverlening wellicht helemaal geen 4 minuten beschikbaar heeft om de aanwezigen te evacueren. Één en ander zal in hoofdstuk 6 nader worden onderzocht.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 26
3.4
Veiligheidsbewustzijn
In 2007 is er een wijziging opgetreden in de Woningwet. Het is nog nadrukkelijker vastgelegd dat iedere eigenaar, bouwer en gebruiker van een bouwwerk een directe wettelijke verantwoordelijkheid heeft gekregen voor de (brand)veiligheid van gebruikers en mensen in de omgeving. Maar alleen vastleggen in de wet is niet voldoende. Op meerdere fronten wordt ingezet op het verhogen van het veiligheidsbewustzijn van burgers, bedrijven en instellingen, dus ook binnen ziekenhuizen. Dit wordt gestimuleerd vanuit diverse partijen, zoals de overheid en diverse marktpartijen, maar ook specifiek door de Brandweer. In deze paragraaf staan de belangrijkste initiatieven beschreven. 3.4.1 Actieprogramma Brandveiligheid Het Actieprogramma Brandveiligheid 2007-2009 is opgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK), in samenwerking met het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer (VROM) voor Wonen, Wijken en Integratie (WWI). De directe aanleiding hiervoor is de brand in het cellencomplex op Schiphol-Oost (oktober 2005). Het doel van het programma is bewustzijn rond brandveiligheid bij verantwoordelijken in bouw en gebruik (ontwerpers, bouwers, gebruikers, beheerders, etc.) te verhogen. Daarnaast is er specifieke aandacht voor verminderd zelfredzame personen, voor dit onderzoek de patiënten die voor hun veiligheid afhankelijk zijn van anderen. Het Actieprogramma Brandveiligheid bevat diverse actiepunten die bestaan uit 4 aspecten: 1. 2. 3. 4.
gezamenlijk ontwikkelen van een gedragen centrale visie op brandveiligheid; communicatie om het bewustzijn ten aanzien van brandveiligheid te vergroten; kennis en kunde op het gebied van bandveiligheid vergroten en verspreiden; instrumenten ontwikkelen en borgen om het brandveiligheidsniveau in kaart te brengen.
Eén van de belangrijkste onderdelen in het Actieprogramma Brandveiligheid is een gezamenlijke visie van de overheid, kenniscentra, beroepsgroepen en branches op brandveiligheid. Deze visie op brandveiligheid bevat de koers voor de komende jaren en is daarmee richtinggevend voor de eventuele aanpassingen binnen het systeem van brandveiligheid. Het gaat hierbij om de verdere ontwikkeling van wet- en regelgeving, formulering van strategieën, opzetten van activiteiten en actieprogramma’s, ontwikkeling van scenario’s en modellen en het verrichten van onderzoeken en evaluaties, in het teken van de brandveiligheid. 3.4.2 Strategische reis Brandweer De Brandweer zal de komende jaren meer gaan sturen op activiteiten die voor de samenleving, in relatie tot de kosten, het hoogste rendement opleveren. Het zogenaamde denken in maatschappelijk rendement. Daarmee wordt een heel andere benadering van (brand) veiligheid geïntroduceerd die is gebaseerd op een risicobenadering: het streven naar minder incidenten, minder slachtoffers en minder schade, met inachtneming van de efficiëntie. Uiteraard blijft er altijd een restrisico bestaan, een (bestuurlijk) acceptabel risico, waarin niet wordt geïnvesteerd. Dit geldt ook voor ziekenhuizen. Dit restrisico is niet gekwantificeerd, het is niet duidelijk wat een acceptabel risico is. De nadruk komt niet langer op bestrijding te liggen, maar op het voorkomen en beheersbaar maken van branden en incidenten. Bovendien wordt er meer gewezen op de eigen verantwoordelijkheid van burgers en bedrijven. In figuur 7 is dit weergegeven met het vlinderdasmodel in relatie tot de veiligheidsketen. Daarnaast wordt ook duidelijk hoe de inspanningen van de Brandweer per taakveld zijn verdeeld.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 27
Afbeelding 7: veiligheidsketen (bron: Brandweer over morgen)
Aan de linkerkant worden de preventieve voorzieningen c.q. maatregelen weergegeven. Hiermee moet worden voorkomen dat er brand ontstaat. Wanneer alle voorzieningen c.q. maatregelen falen treedt brand op. Aan de rechterkant worden de maatregelen c.q. voorzieningen weergegeven die leiden tot een beperking van de brand. De nieuwe ‘richting’ van de Brandweer legt veel nadruk op het voorkomen van branden. Om dat te verduidelijken wordt aangesloten op het voorgaande figuur. De nieuwe ‘richting’ van de Brandweer legt bij het beperken van de risico’s meer de nadruk op het reduceren van de kans op incidenten en slachtoffers. Voor brandveiligheid ligt de nadruk op het voorkomen van branden. Hierbij is dus het veiligheidsbewustzijn binnen ziekenhuizen essentieel.
Afbeelding 8: Nieuwe ‘richting’ Brandweer (bron: Brandweer over morgen)
Uit bovenstaand figuur komt de verschuiving naar de ‘voorkant’ van de Brandweer goed naar voren. Hierbij wordt opgemerkt dat de ‘hoogte’ van het effect ook positief kan worden beïnvloed door de verschuiving naar de ‘voorkant’. Met andere woorden, het effect kan minder groot zijn. \
3.5
Eigen verantwoordelijkheid ziekenhuizen
Zoals al eerder aangegeven zijn de ziekenhuizen zelf verantwoordelijk voor de brandveiligheid op basis van de Woningwet en de Arbo-wet. Om deze reden zijn er een aantal initiatieven ontplooid door de markt die zich richten op (brand)veiligheid in een ziekenhuis.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 28
Het UMC Utrecht is hiervan het ultieme voorbeeld. Sinds mei 2011 heeft het ziekenhuis de 12 beschikking over Fire Safety Training Center geopend . Deze oefenlocatie biedt de mogelijkheid de praktijk zo goed mogelijk na de bootsen. Uiteraard zijn niet alle initiatieven zo uniek, de belangrijkste worden hieronder beschreven. 3.5.1 Veiligheidsmanagementsysteem Het Veiligheidsmanagementsysteem (VMS) vormt het systeem waarmee ziekenhuizen continue risico’s signaleren, verbeteringen doorvoeren en beleid vastleggen, evalueren en aanpassen. Het is 13 daarmee de verankering van patiëntveiligheid in de praktijk. Het ziekenhuis kan met het VMS risico’s voor de patiënt beheersen en (onbedoelde) schade aan de patiënt verminderen. 14
Om dit vorm te geven is er een Nederlandse Technische Afspraak (NTA) opgesteld . Hierin worden de basiseisen voor het VMS voor ziekenhuizen beschreven. Het VMS richt zich op het beheersen van risico’s voor de patiënt en het verminderen van de schade aan de patiënt. Het doel is het aantal incidenten (in de breedste zin van het woord), waarbij schade optreedt aan de patiënten te reduceren tot nul. Opvallend is dat de NTA zich niet specifiek richt op brandveiligheid. 3.5.2 Firefish - veiligheidsmatrix Na de opheffing van het College bouw is de expertise wat betreft brandveiligheid in ziekenhuizen ondergebracht bij TNO centrum zorg en bouw. TNO heeft voor zorginstellingen de applicatie Firefish ontworpen waarmee door instellingen zelf het brandveiligheidsniveau kan worden bepaald. Firefish is 15 gebaseerd op de bestaande veiligheidsmatrixen . In het kader van dit onderzoek gaat het niet om de applicatie zelf, maar om het feit dat marktpartijen ziekenhuizen in de gelegenheid stellen zelf hun verantwoordelijkheid te nemen op het gebied van brandveiligheid.
3.6
Tussenconclusie
De Brandweer organisatie valt onder de Wet op de Veiligheidregio’s. Op basis van deze wet worden geen inhoudelijke eisen gesteld aan de brandveiligheid binnen ziekenhuizen. Dit valt binnen het kader van de Woningwet, van waar uit AMvB’s worden aangestuurd. Voor het beperken van brand en het veilig vluchten bij brand gelden hiervoor het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit. Omdat brandveiligheid wordt vormgegeven door de juiste samenhang tussen BIO-maatregelen, is naast de genoemde AMvB’s ook de Arbo-wet een belangrijk onderdeel van het beoordelingskader van de Brandweer. De kritische vraag die moet worden gesteld is of de huidige wet- en regelgeving wel ‘dekkend’ is voor een voldoende mate van brandveiligheid. Ten grondslag aan deze vraag liggen een aantal zaken: 1. Het is onduidelijk welk brandveiligheidsniveau in een ziekenhuis door de wet- en regelgeving precies wordt nagestreefd. 2. De achterliggende gedachte(n) die ten grondslag liggen aan de regelgeving zijn op zich duidelijk, en staat met name in de bouwregelgeving als functionele eis helder verwoord. Het probleem is dat de motivatie voor de vertaling naar de prestatie-eisen niet (altijd) zijn vastgelegd en/of niet voor een ieder toegankelijk zijn. Het is daarom de vraag of met de prestatie-eisen wordt voldaan aan de functionele eisen. 3. De regelgeving gaat uit van effectenbestrijding. Er worden nagenoeg geen voorschriften geven voor het voorkomen van brand. Als wordt gekeken naar het brandveiligheidsrisico is dit niet voldoende. Een risico wordt namelijk bepaald door effecten en kansen. De Brandweer toetst dus eigenlijk maar op één facet van het risico, de effecten. 4. De voorschriften zijn gebaseerd op het normatief brandverloop, dit geeft een theoretisch beeld van het brandverloop. Het is niet aannemelijk dat een brand zich ook zo gedraagt.
12
http://www.umcutrecht.nl/zorg/nieuws/2011/05/nieuwe-oefenlocatie-bedrijfsBrandweer.htm Definitie patiëntenveiligheid: Het (nagenoeg) ontbreken van (de kans op) aan de patiënt toegebrachte schade (lichamelijk/psychisch) die is ontstaan door het niet volgens de professionele standaard handelen van hulpverleners en/of door tekortkoming van het zorgsysteem. 14 NEN (2007). NTA 8009:2007 15 http://www.brandveiligheidindezorg.nl/smartsite.dws?ch=KEN&id=8641 13
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 29
5. Het beeld van de maatschappij is dat de Brandweer hulp biedt bij brand c.q. ontruiming. Maar de voorschriften gaan niet uit van een inzet van de Brandweer te behoeve van het veilig vluchten, tijdtechnisch is dit ook niet haalbaar. Hierdoor ligt er een grote verantwoordelijkheid bij de interne organisatie. Uiteraard ligt er wel een rol voor de Brandweer ten behoeve van repressie. Voor een integrale benadering van brandveiligheid is door de overheid het Brandbeveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen opgesteld. Dit is geen regelgeving, maar beschrijft een kader voor het beveiligen van gezondheidszorggebouwen tegen brand waarbij rekening wordt gehouden met de repressie inzet, de bouwkundige en installatietechnische voorzieningen, de interne organisatie en het feitelijke gebruik van het pand. In het Brandveiligheidsconcept wordt gesteld dat; Mensen die niet in staat zijn op eigen kracht te ontvluchten, mogen er op rekenen dat zij daar veilig zijn en dat zij geen slachtoffer kunnen worden van een brand in een gezondheidszorggebouw, die buiten hun schuld ontstaat. ‘Slachtoffer’ is hierbij niet gekwantificeerd. Bovenstaande impliceert dus dat bij een brand geen slachtoffers mogen vallen. In het Brandbeveiligingsconcept Gezondheidszorggebouwen wordt daarom een zeer nadrukkelijke rol bij de interne organisatie neergelegd. Deze organisatie moet op basis van de Arbo-wet worden opgezet. Hierbij is het opvallend dat er geen specifieke eisen met betrekking tot het aantal BHV-ers, instructies, geoefendheid en instructies zijn opgenomen. Het is dus maar de vraag of de interne organisatie wel aan de verwachtingen kan voldoen. Naast het stellen van eisen, richt de overheid zich op het verhogen van het veiligheidsbewustzijn. Door de kansen op brand te reduceren, wordt het brandveiligheidsniveau ook hoger. Dat een ziekenhuis zich hier op richt is ook logisch, immers zij hebben de zorg voor de werknemers, patiënten en bezoekers. Gelet op de huidige bezuinigingen in de zorg, is maar de vraag hoe deze verantwoordelijkheid wordt opgepakt door de ziekenhuizen. Dit gezien de investeringen die moeten worden gedaan om een brand te voorkomen en de gevolgen daarvan te beperken, in relatie tot het aantal slachtoffers ten gevolge van bijvoorbeeld medische fouten. Het is maar de vraag waar de prioriteit wordt gelegd.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 30
4.
Leren van (branden in) het verleden
Er is geen directe aanleiding om aan te nemen dat de huidige brandveiligheidsvoorschriften niet afdoende zijn. Met name als ervan wordt uitgegaan dat een brand met slachtoffers niet kan worden voorkomen, zie paragraaf 3.4.2. In Nederland vallen er bij brand gemiddeld 4,1 doden per miljoen 16 inwoners, terwijl in Europa dit gemiddelde ligt op 12 doden per miljoen inwoners . Toch kan op basis van deze cijfers geen antwoord worden gegeven of de huidige wet- en regelgeving, waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, zich juist verhoudt ten opzichte van de daadwerkelijke risico’s en gebruik in ziekenhuizen. Om dit te kunnen bepalen moet ook worden gekeken naar de praktijksituatie, gericht op ziekenhuizen. In dit hoofdstuk wordt daarom de relatie gezocht tussen de uitgangspunten vanuit de wet- en regelgeving en de praktijk. Hierbij is gekeken naar diverse onderzoeken naar brandveiligheid in ziekenhuizen. Ondanks het feit dat het gaat om een beperkt aantal onderzoeken, geeft dit wel een beeld van brandveiligheid in ziekenhuizen. Daarnaast wordt een link gelegd met de praktijk in ziekenhuizen in Twente, dit naar aanleiding van een inventarisatie hoe ziekenhuizen omgaan met het naleven van de brandveiligheidsregels in het kader van de gebruiksvergunning, zie paragraaf 3.1.2.
4.1
Onderzoeken
In deze paragraaf worden op hoofdlijnen de conclusies uit verschillende onderzoekrapportages weergegeven. Daarnaast is een samenvatting van oorzaken van wereldwijd genoteerde branden in ziekhuizen opgenomen. De volgende documenten worden in deze paragraaf behandeld en daar waar noodzakelijk geacht geciteerd: -
17
brandveiligheid zorginstellingen en Bouwbesluit 18 brandveiligheid bij zorginstellingen 19 inventarisatie brandveiligheid in de zorgsectoren 20 brand in een operatiekamer Twenteborgziekenhuis onderzoek naar aanleiding van de brand in operatiekamer 8 van het Twenteborg Ziekenhuis te 21 Almelo op 28 september 2006 22 database FACTS
4.1.1 Brandveiligheid zorginstellingen en Bouwbesluit Het onderzoeksrapport geeft een weergave van een onderzoek dat in begin 2003 is uitgevoerd door TNO, ten tijde van de introductie van het Bouwbesluit 2003. In het Bouwbesluit 2003 zijn, volgens het Ministerie van VWS, eisen opgenomen met betrekking tot veiligheid bij brand, welke in normale bedrijfsomstandigheden in onder andere ziekenhuizen problemen zullen opleveren. De reden hiervoor is het inflexibele karakter van de nieuwe brandbeveiligingstechnische eisen uit het bouwbesluit 2003. Gesteld wordt dat het Bouwbesluit eisen beschrijft voor bouwwerken zonder dat hierbij rekening is gehouden met het specifieke gebruik van bijvoorbeeld ziekenhuizen. Ruimten moeten namelijk van gebruiksfunctie kunnen wisselen, zonder dat er grote bouwkundige dan wel installatietechnische aanpassingen noodzakelijk zijn.
16
Min. van VROM (2009): Visie op brandveiligheid. Den Haag TNO (2003). 2003-CVB-R0062, Brandveiligheid zorginstellingen en Bouwbesluit. Delft VROM Inspectie (2004). Brandveiligheid bij zorginstellingen, beoordeling van brandveiligheidsvoorzieningen in dertig zorginstellingen. Delft 19 College bouw zorginstellingen (2007). Inventarisatie BRANDVEILIGHEID in de zorgsectoren, risico-inventarisatie brand (on) veiligheid gebouwen. Eerste verkennende rapportage. Utrecht 20 Onderzoeksraad voor Veiligheid (2008). Brand in een operatiekamer Twenteborgziekenhuis, Almelo 28 September 2008. Den Haag 21 VROM Inspectie (2008). Onderzoek naar aanleiding van de brand in operatiekamer 8 van het Twenteborg Ziekenhuis te Almelo op 28 september 2006. Den Haag 22 http://www.factsonline.nl/ 17 18
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 31
De belangrijkste gesignaleerde problemen die in dit onderzoek naar voren komen zijn: -
-
In het bouwbesluit 2003 worden subbrandcompartimenten geïntroduceerd van ten hoogste 50 2 m , terwijl sinds begin jaren 90 de trend in de gezondheidszorg is dat er minder patiënten op iets kleinere kamers liggen. De noodzaak tot het aanbrengen van zelfsluitende deuren in de toegangen tot de subbrandcompartimenten. Dit is logisch vanuit de gedachte van subbrandcompartimentering, maar strookt niet met wens de deuren open te hebben in verband met het sociale karakter en het feit dat minder zelfredzame personen hinder kunnen ondervinden bij het openen van zelfsluitende deuren.
In het onderzoek van TNO is gezocht naar mogelijke technische alternatieven voor maatregelen als 2 subcompartimentering met zelfsluitende deuren van maximaal 50 m voor bedgebonden patiënten. Hierbij is praktisch gekeken naar het aantal mensen dat uit het subbrandcompartiment dient te 2 ontvluchten en niet zozeer naar de in het bouwbesluit 2003 beoogde 50 m . Bij het onderzoek is het veiligheidsniveau zoals door regelgeving beoogd als volgt geformuleerd: Mensen die niet in staat zijn op eigen kracht te ontvluchten, mogen er op rekenen dat zij daar veilig zijn en dat zij geen slachtoffer kunnen worden van een brand in een gezondheidszorggebouw, die buiten hun schuld ontstaat. Om een inschatting te maken van het veiligheidsniveau zijn voor het onderzoek van TNO drie zorginstellingen bezocht, waarbij gekeken is naar de invloed van de nieuwe voorschriften uit het Bouwbesluit op het dagelijks functioneren en het veiligheidsniveau. Geconstateerd wordt dat de zelfsluitende deuren vanwege de belemmering en de slechte sociale beleving onklaar zijn gemaakt. Er wordt dan ook geconcludeerd dat de in het nieuwe Bouwbesluit voorgeschreven zelfsluitende deuren geen verhoging van het veiligheidsniveau betekenen in vergelijking met de praktijk. Verder wordt gesteld dat in de normale dagsituatie het geformuleerde veiligheidsniveau met betrekking tot de ontruiming en ontvluchting waarschijnlijk wel wordt bereikt. In de nachtsituatie is een tijdige ontruiming bij brand in de bezochte instellingen waarschijnlijk niet te realiseren vanwege een te kort aan personeel en vanwege het feit dat de benodigde tijd voor ontruiming langer zal zijn dan in de dag situatie vanwege desoriëntatie. Om het gewenste veiligheidsniveau uit het bouwbesluit te bereiken, zonder dat dit ten kosten gaat van de sociale beleving en het gebruiksgemak van personeel, wordt voorgesteld deurdrangers te voorzien welke worden gestuurd door een alarmsysteem. Een andere optie is het installeren van een sprinklersysteem. Gesteld wordt dat dit alleen bij grootschalige nieuwbouw of grootschalige renovatie een financieel te overwegen keuze is. Hierbij wordt aangegeven dat een sprinklerinstallatie niet zonder meer gelijkwaardig is aan het voorzien van zelfsluitende deuren. 4.1.2 Brandveiligheid bij zorginstellingen Dit onderzoeksrapport geeft een weergave van een onderzoek naar de brandveiligheid, zoals dat is uitgevoerd door de VROM-Inspectie bij een dertigtal zorginstellingen. De conclusie uit het onderzoek is dat de onderzochte gebouwen veelal voldoen aan de bouwtechnische minimumeisen die het Bouwbesluit, niveau bestaande bouw, aan gebouwen stelt. Er zijn wel een aantal strijdigheden die, bij zowel bestaande bouw als nieuwbouw, veelvuldig voorkomen. Dit betreffen voornamelijk het ontbreken en/of niet functioneren van zelfsluitende deuren van subbrandcompartimenten en het gebruik van (spiegeldraad)glas in een brandwerende scheiding. Daarnaast is veelvuldig geconstateerd dat scheidingsconstructies tussen brandcompartimenten niet op orde zijn ter plaatse van doorvoeringen van kabels en kanalen. Dit is met name het geval bij de wat oudere bouwwerken. In de onderzoeksrapportage wordt ook antwoord gegeven op de vraag hoe de onderzochte bouwwerken zouden scoren als ze zouden worden getoetst volgens de brandveiligheidseisen van nieuwbouw. Geconcludeerd wordt dat het onderdeel brandcompartimentering dan de zwakke schakel vormt, dit gezien de staat en/of simpelweg het ontbreken ervan.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 32
4.1.3 Inventarisatie brandveiligheid in de zorgsectoren 2007 Dit rapport is opgesteld naar aanleiding van een brief van 19 december 2006, waarin de toenmalige Staatssecretaris van VWS aan het bestuur van het College Bouw Zorginstellingen stelt dat zij zo snel mogelijk geïnformeerd wil worden over de brandveiligheid in de VWS-sectoren. Reden hiervoor is het debat in de tweede kamer over het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid betreffende de Schipholbrand. De rapportage sluit aan op de in 2003 uitgevoerde onderzoeken van onder andere de VROM-Inspectie. Compartimentering blijkt een kwetsbaar element en is moeilijk volledig in stand te houden. Op het gebied van de brandbeveiligingsinstallatie blijken nagenoeg alle instellingen te beschikken over brandmeldinstallaties. De kwaliteit van de voorzieningen is zeer verschillend, zo is niet overal sprake van geadresseerde meldingen. Hierbij is een link gemaakt naar het Brandbeveiligingsconcept Gezondheidszorggebouwen, zie ook hoofdstuk 3. Hierin wordt gesteld dat niet-zelfredzame personen binnen twee minuten na en brandmelding door tenminste twee BHV-ers moeten zijn bereikt. In de praktijk blijkt dit veelvuldig niet haalbaar vanwege de personele bezettingen in met name de avonduren. Omdat vanwege de personele consequenties niet kan worden voldaan aan dit aspect van brandveiligheid, wordt in deze inventarisatie de vraag geopperd in hoeverre met de toepassing van sprinklersystemen een gelijkwaardige oplossing kan worden geboden. Hiervoor is een nader onderzoek voorgesteld. 4.1.4 Brand in een operatiekamer Twenteborg ziekenhuis 28 september 2006 Dit onderzoek geeft een weergave van het onderzoek naar de brand in een operatiekamer in het Twenteborg ziekenhuis, zoals dat in 2006 ook is uitgevoerd door de Onderzoeksraad voor Veiligheid. Uit het onderzoek naar de brand op de operatiekamer, waarbij een patiënt om het leven is gekomen, zijn de volgende conclusies getrokken: -
-
De brand is ontstaan in de anesthesiependel nadat een hoeveelheid zuurstof door een lek in de zuurstofleiding in de pendel is vrijgekomen. De brand heeft kort geduurd, maar verliep door de instroom van zuurstof uit de zuurstofleiding zo heftig dat het onmogelijk was de patiënt te redden. Gedurende het gebruik en onderhoud van de anesthesiependel is door het onderhoudsbedrijf onvoldoende verantwoordelijkheid genomen voor de invulling van veiligheid. De raad van bestuur van het ziekenhuis heeft in 2002 ten onrechte besloten het onderhoud aan de pendels zelf uit te gaan voeren. Gesteld wordt dat hiervoor onvoldoende kennis en kunde aanwezig was om de daaraan verbonden veiligheidsrisico’s te beheersen. Er bestaan onduidelijkheden ten aanzien van de verschillende vormen van toezicht op medische apparatuur in relatie tot brandveiligheid, zowel tijdens ontwerp als tijdens gebruik.
Aanbevolen wordt dat: -
-
De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt aanbevolen zich uit te spreken over de vraag of ziekenhuizen bij invulling van hun verantwoordelijkheid mogen rekenen op een juiste invulling van de eigen verantwoordelijkheid door (professionele) partijen die werk uitvoeren in opdracht van het ziekenhuis; De minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport wordt, gezien de risico’s van medische apparatuur en het feit dat momenteel geen extern toezicht hierop plaatsvindt, aanbevolen te bewerkstelligen dat eenduidig overheidstoezicht zal plaatsvinden op risicovolle medische apparatuur.
4.1.5 Onderzoek brand in operatiekamer 8 in het Twenteborg Ziekenhuis Dit onderzoeksrapport gaat net als bovenstaand onderzoek in op de brand in het Twenteborg Ziekenhuis te Almelo, maar is uitgevoerd door de Inspectie voor de Gezondheidzorg. In de rapportage wordt aangegeven dat de brand is ontstaan in de anesthesiependel. Oorzaak wordt gezocht bij het ontwerp en onderhoud van de anesthesiependel. Daarnaast zijn er ongeoorloofde modificaties aan de anesthesiependel gemaakt.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 33
Geconcludeerd wordt dat pogingen om de patiënt, die de operatie onderging, te redden werden bemoeilijkt door het feit dat de patiënt was gefixeerd op de operatietafel. De operatietafel zelf, met een gewicht van 300 kilo, was hierbij geborgd in de statische positie. Pogingen het mechanisme om te zetten, zodat de operatietafel kon worden weggereden, mislukten. 4.1.6 Fire Fact Database Aan het eind van de jaren zeventig heeft TNO de database FACTS opgericht. Een feitendatabase met informatie over ongevallen met gevaarlijke materialen welke hebben geleid tot ernstige schade en gevaar voor levens. De informatie in database FACTS is grotendeels verkregen uit professionele bronnen, zoals ongeval rapporten gemaakt door bedrijven, overheidsinstellingen (zoals CSB, NTSB, NRC, Mars, ARIA, Zema) of uit publicaties in technische tijdschriften en andere literatuur. Voor dit onderzoek is het mogelijk gemaakt inzicht te krijgen in de database in de vorm van een uitdraai. In bijlage 3 is deze lijst met ongevallen in ziekenhuizen opgenomen. In de onderstaande tabel is op basis van het overzicht een selectie gemaakt van ongevallen door brand, waarbij op basis van brandoorzaak hoofdgroepen zijn gevormd. Oorzaak Branden in ziekenhuizen veroorzaakt door zuurstof en CO2 gebruikt bij medische apparatuur Branden in ziekenhuizen veroorzaakt door brandbare gassen gebruikt bij medische apparatuur. Brand veroorzaakt door brandbare vloeistoffen welke worden gebruikt als schoonmaakmiddel c.q. desinfecteer middel Brand veroorzaakt door patiënt in combinatie met aanwezige zuurstof en brandbare producten in de patiëntenkamers Brand veroorzaakt door gebouwgebonden installaties en door onderhoud werkzaamheden.
Aantal ongevallen 16
Doden 24
1
0
2
1
2
5
3
12
Tabel 3: overzicht ongevallen – oorzaak - doden
Ondanks dat de bovenstaande tabel uitsluitend branden met brandbare (chemische) stoffen betreft, 23 komt deze (deels) overeen met de meest recente casuïstiek van CBS . De gelijkenis is te vinden in het feit dat uit de gegevens van CBS voor zorginstellingen ook naar voren komt dat, naast brandstichting, defecten aan apparatuur het grootste brand risico betreft. In bijlage 4 is dit overzicht weergegeven.
4.2
Naleving voorschriften
Uit praktijk voorbeelden uit de regio Twente blijkt dat in de ziekhuizen de gebruiksvoorschriften, zoals deze zijn voorgeschreven in de gebruiksvergunning, niet altijd worden nageleefd. Ondanks het feit dat het hier gaat om ‘slechts’ 5 ziekenhuizen, zijn de tekortkomingen wel representatief voor alle 24 ziekenhuizen in Nederland . Onderstaande tekortkomingen komen veelvuldig voor in ziekenhuizen: -
-
-
23 24
Brand- en rookscheidingen voldoen niet aan de eisen die er aan worden gesteld. De oorzaken zijn zeer verschillend. Zo worden er kegjes tussen zelfsluitende deuren geplaatst of is de dranger onklaar gemaakt. Daarnaast zijn er door de constante verbouwingen sparingen in de brand- en rookscheidingen gemaakt, maar deze zijn vervolgens niet gedicht. De brandmeldinstallaties zijn niet gecertificeerd. Anders dan voorgaande punt, houdt dit niet per definitie in dat deze brandmeldinstallatie daarom niet kan voldoen aan de verwachtingen. Onduidelijk is of hetgeen beschreven in het ontruimingsplan ook daadwerkelijke kan worden bewerkstelligd door de interne organisatie. Denk hierbij bijvoorbeeld aan de capaciteit tijdens de nachtelijke uren. Vluchtroutes zijn niet goed aangegeven. Ook hier geldt dat dit niet per definitie betekent dat men niet in de gelegenheid is om veilig te kunnen vluchten.
Brandweer statistiek CBS, versie 2009 Bron: gesprek d.d. 6 april 2011 H. Langenburg, portefeuillehouder Risicobeheersing Brandweer Twente
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 34
Vervolg tekortkomingen -
4.3
Brandslanghaspels zijn niet toegankelijk omdat er bedden voor staan. Door de vele verbouwingen komen de tekeningen, die ten grondslag liggen aan de gebruiksvergunning, niet meer overeen met de werkelijke situatie. Hierdoor komt de brandveiligheid weliswaar niet direct in gevaar, maar het kan wel leiden tot onaangename verrassingen bij een eventuele binnenaanval.
Tussenconclusie
Uit de voor deze rapportage gehanteerde onderzoeken blijkt dat de brandveiligheidsvoorzieningen en dan met name de (sub)brand- en rookcompartimentering niet zijn afgestemd op het gebruik van ziekenhuizen. Gesloten deuren van patiëntenkamers wordt veelal als lastig en niet sociaal beschouwd. Hierdoor worden de betreffende zelfsluitende deuren in (sub)brandcomparimenten vaak onklaar gemaakt en permanent open gezet. Mede hierdoor is het de vraag of de interne organisatie wel in staat is een evacuatie uit te voeren. Vanuit wet- en regel wordt namelijk als uitgangspunt gehanteerd dat de patiëntenkamers zijn uit gevoerd als (sub)brandcomparimenten. Dit komt deels overeen met de praktijk in de Twentse ziekenhuizen. Een ander aandachtspunt welke kan worden opgemerkt is de personele bezetting in bijvoorbeeld de nachtelijke. Doordat deze lager is dan overdag kan de evacuatietijd te lang worden Daarnaast blijkt uit onderzoeken dat de oorzaak van de branden in ziekenhuizen in veel gevallen moet worden gezocht in het falen, dan wel verkeerd gebruiken van medische apparatuur. Het betreft in die gevallen specifieke apparatuur, waarbij gebruik wordt gemaakt van licht ontvlambare stoffen dan wel zogenaamde aanjagers als zuurstof. De reden waardoor branden uiteindelijk konden escaleren is toe te schrijven aan gebrekkig onderhoud. Door te kijken en te leren van het verleden, kunnen de risico’s in ziekenhuizen beter worden ingeschat.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 35
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 36
5.
Brandrisicoanalyse
Het feit of personen zich in veiligheid kunnen brengen bij brand wordt bepaald door mens-, gebouwen brandkenmerken. In dit hoofdstuk worden daarom de risico’s op brand geanalyseerd. In eerste instantie wordt ingegaan op de mogelijke oorzaken van brand. Daarna wordt ingegaan op de kenmerken van brand en hoe deze zich verhoudt tot het menselijk handelen. Vervolgens worden de risico’s geïdentificeerd van die delen in het ziekenhuis die centraal staan in dit onderzoek, de OK, IC en patiëntenkamer. In de laatste paragraaf wordt ingegaan op de interne organisatie, dit gezien de rol die zij moet vervullen bij brand.
5.1
Mogelijke oorzaken brand
De oorzaken van brand zijn zeer divers, maar op basis van hoofdstuk 4 kunnen de oorzaken van brand worden onderverdeeld in drie aspecten: -
technische aspecten organisatorische aspecten menselijk handelen aspecten
Hierbij moet worden opgemerkt dat de oorzaak van een groot aantal branden simpelweg onbekend zijn. In de volgende paragrafen is voor de beeldvorming een grove uiteenzetting van de bovengenoemde aspecten op basis van factoren die een rol kunnen spelen. Hieruit wordt duidelijk dat het brand- veiligheidsniveau in een ziekenhuis afhankelijk is van vele factoren. In bijlage 5 is de volledige, meer detaillistische uiteenzetting van alle factoren weergegeven. 5.1.1 Technische oorzaken De technische factoren die brand kunnen veroorzaken zijn te herleiden uit: -
-
-
-
-
ontwerp en engineering ontwerpprincipe ontwerpfout engineering bouwfase inkoop bouw toezicht en inspectie beheer en onderhoud beheer inspectie herstel en onderhoud aanpassing en vernieuwing stand van techniek niet gemelde aanpassing testen gebruik tijdelijke wijzigingen technische falen geen of verkeerde hulpmiddelen lichamelijke beperkingen
5.1.2 Organisatorische oorzaken De organisatorische factoren die brand kunnen veroorzaken zijn terug te herleiden uit: -
onduidelijke verantwoordelijkheid
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 37
vervolg organisatorische oorzaken -
-
geen of verkeerde procedure vastgelegd risico niet onderkent risico onderkent, maar geaccepteerd geen en/of verkeerde hulpmiddelen risico niet onderkent risico onderkent, maar geaccepteerd
5.1.3 Menselijk oorzaken Het menselijk handelen dat brand kan veroorzaken is terug te herleiden uit: -
-
-
skill-based errors (vaardigheden bepaalde fout) onvoldoende kennis en vaardigheden onjuist uitgevoerde handelingen (slip en Lapse) rule-based error (procedure bepaalde fouten) onvoldoende kennis en vaardigheden vergissing overtredingen onzorgvuldigheid knowledge based error (kennis bepaalde fout) onvoldoende kennis en vaardigheden bewust nemen van risico vergissing
Naast de genoemde oorzaken is ook de kans op brand van invloed op het werkelijke brandrisico. Bij de kans op brand moet een onderverdeling worden gemaakt tussen omgevingsfactoren en persoonlijke factoren. Bij omgevingsfactoren moet gedacht worden aan specifiek omstandigheden in (een deel van) het ziekenhuis, veiligheidsmanagement en de veiligheidscultuur. Bij persoonlijke factoren moet gedacht worden aan psychische en fysieke factoren, belastingstoestand en persoonskenmerken en capaciteit. In Bijlage 5 is de volledige, meer detaillistische uiteenzetting van de factoren weergegeven.
5.2
Kenmerken brand in relatie tot menselijk handelen
Bij brand in een ziekenhuis moeten alle mensen in veiligheid worden gebracht. Zoals uit paragraaf 2.3.2 is gebleken dat dit niet noodzakelijkerwijs direct naar buiten is, hiervoor zijn bouwkundige maatregelen getroffen. Hierbij moet wel rekening worden gehouden dat de effecten van brand de mogelijkheid hiertoe ernstig kunnen belemmeren. Dit betekent dat brand invloed heeft op de mate van zelfredzaamheid. De kritische factoren voor zelfredzaamheid bij brand gerelateerd vanuit 25 brandkenmerken zijn : -
de waarneembare kenmerken van brand; de snelheid van brandontwikkeling; de rookdichtheid; de toxiciteit van brand; de hitte die bij brand vrijkomt.
Waarneembare kenmerken Alleen indien een brand wordt waargenomen zijn mensen in staat op een adequate manier op brand te reageren, waardoor de mate van zelfredzaamheid verbeterd. Dit beïnvloedt vervolgens de vluchtveiligheid in positieve zin. Maar dit betekent ook dat de vluchtveiligheid in het gedrang komt indien een brand niet waarneembaar is.
25
Kobes en Oberijé (2010). Analysemodel vluchtveiligheid, Systematische analyse van vluchtveiligheid van gebouwen. Arnhem
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 38
26
Onderzoek wijst uit dat mensen zich in praktijksituaties minder bewust zijn van de gevaren van brand, dan vooraf verondersteld. De gevaarperceptie van mensen is lager dan in een brandsituatie is vereist. Snelheid van brandontwikkeling Bij een snelle brandontwikkeling is er weinig tijd beschikbaar voor een succesvolle ontvluchting. Dit omdat alle brandbeveiligingsvoorzieningen (bouwkundig, installatie technisch, organisatorisch) uitgaan van het normatief brandverloop. Daarom zal een snelle brandontwikkeling resulteren in een lagere mate van vluchtveiligheid. Uit hetzelfde onderzoek als hierboven genoemd is gebleken dat mensen de snelheid van een brandontwikkeling moeilijk kunnen inschatten, hetgeen kan leiden tot te laat reageren. Rookdichtheid Een hoge rookdichtheid heeft een negatief effect op de vluchtveiligheid, onder andere doordat rook het zicht belemmerd en verstikkend kan werken. Eerder genoemd onderzoek wijst uit dat mensen de gevaren van rook niet onderkennen. Toxiciteit van brand Rook heeft op mensen een aantal negatieve gevolgen. Er kan oogirritatie optreden, waardoor verminderd zicht is op een vluchtroute. Daarbij wordt ook het ademhalen bemoeilijkt. Verder kan door toxische gassen die, via de ademhaling, in het bloed worden opgenomen narcotische effecten optreden, waardoor personen anders gaan reageren dan wel niet reageren. Hitte De vrijgekomen hitte bij brand kan eveneens aanleiding zijn om te starten met de ontvluchting. Een gemiddelde en voor de mens fysiek toelaatbare hitte heeft daarom een positief effect op de vluchtveiligheid. Met betrekking tot hitte zijn twee factoren belangrijk, straling en temperatuur. Dit is de maximale temperatuur dat mensen nog veilig kunnen vluchten. 5.2.1 Criteria veilig vluchten Zoals hierboven aangegeven zijn er diverse factoren die het vluchten van mensen kunnen belemmeren. De waarneembaarheid en snelheid van brand is niet te definiëren in relatie tot het veilig vluchten. Daarnaast wordt de toxiciteit van rook niet meegenomen in de wet- en regelgeving. De overige factoren kunnen wel worden gedefinieerd in relatie tot veilig vluchten. Deze criteria volgen 27 uit het meest recente voorhandenzijnde onderzoek van Rijkswaterstaat met betrekking tot het veilig vluchten: -
temperatuur: maximaal 70 ºC; straling: maximaal 2 kW/m²; rookdichtheid: 0.2 m ¹ (zichtlengte van 6,5 m voor zwarte rook)
Voor een volledige onderbouwing wordt verwezen naar bijlage 6. Hierin is het relevante hoofdstuk uit het onderzoek van Rijkswaterstaat opgenomen. Volledigheidshalve wordt opgemerkt dat dit afwijkt van de grenscondities waarbij het verblijven in die 28 ruimte nog juist mogelijk is conform het Bouwbesluit . Het gaat in deze specifiek om het veilig vluchten, dus kortstondig verblijf. Om deze reden zijn de grenscondities ‘opgerekt’. Voor het langdurig verblijven in een ruimte worden de volgende criteria aangehouden: -
stralingsflux niet groter dan 1 kW/m²; temperatuur niet hoger dan 45 °C; zichtlengte niet kleiner dan 100 m.
26
Kobes (2008). Zelfredzaamheid bij brand, Tien mythen ontkracht. Arnhem RWS (2002). Rapportage brandproeven. Den Haag 28 Bouwbesluit (2003): toelichting verwijzing naar TNO Bouw rapport 1997-CVB-R0883 27
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 39
5.3
Risico-identificatie
In hoofdstuk 4 is naar voren gekomen dat bij veel branden medicinale zuurstof betrokken was. In eerste instantie lijkt dat niet voor de hand liggend, omdat zuurstof zelf niet brand. Echter zuurstof (of lachgas) bevorderd de verbranding en fungeert als een soort aanjager. Het is bekend dat bij branden, waarbij medicinale zuurstof (dus meer dan 21%) was betrokken, de brand zeer fel was en in verloop vaak maar een fractie vergt van de normale tijd die nodig is voor het verbranden van een hoeveelheid brandbaar materiaal. Voor vuur, maar in deze brand (ongewenst vuur) zijn, naast zuurstof, nog twee factoren noodzakelijk, te weten; brandstof en ontstekingstemperatuur. Dit tezamen wordt ook wel de branddriehoek genoemd, zie onderstaande afbeelding.
Afbeelding 9: Branddriehoek (bron: www.wikipedia.nl)
Op basis van deze branddriehoek wordt hieronder voor de OK, IC en de patiëntenkamer een risicoinschatting gemaakt. 5.3.1 Operatiekamer Brandstof De gebruikelijke materialen voorkomend op een operatiekamer vormen de brandstof. Tot deze gebruikelijke materialen behoren: -
operatietafelmatrassen, beddenlakens, dekens en kussens of schuimrubber hoofdsteunen; apparaten, verlichting, etc.; kleding van de patiënt; kleding, kapjes, handschoenen en laarsjes van het personeel; handdoeken, chirurgisch afdekmateriaal, incisie afdekmateriaal, bandages; verbanden en sponsjes.
Zuurstof Zoals aangegeven bestaat de lucht om ons heen voor ca 20 % uit zuurstof, wat voldoende is voor een een brand te onderhouden. Daarnaast zijn op operatiekamers verschillende zogenaamde medische gassen aanwezig als zuurstof en lachgas in bijvoorbeeld anesthesie kolommen welke als aanjager kunnen fungeren. Temperatuur Elektronchirurgie is een veel gebruikte chirurgische technologie, waarbij een hoogfrequente elektrische stroom wordt toegepast om weefsel te snijden. Elektronchirurgie-toestellen kunnen vonken produceren. Vooral in een zuurstofrijke omgeving kan dit het ontbranden van bepaalde materialen 29 veroorzaken . Bij elektrocauterisatie is ook een risico te onderkennen in de vorm van ontstekingstemperatuur. Bij elektrocauterisatie wordt een elektrische stroom toegepast om een draad of scalpel tot een hoge temperatuur te verhitten. Met de hete draad of het verhitte lemmet wordt weefsel of vaten als het ware 30 dichtgeschroeid. Bij elektrocauterisatie kan een temperatuur worden bereikt boven 500 ºC .
29 30
Sanne Vaartjes en Pieter Wolbers (2007): Risicoanalyse OK. Enschede Sanne Vaartjes en Pieter Wolbers (2007): Risicoanalyse OK. Enschede
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 40
Ook laser wordt vaak gebruikt tijdens operaties. Lasertechnologie voor chirurgische ingrepen maakt gebruik van een gerichte, intense straal van elektromagnetische straling om te snijden. De gebruikte golflengten omvatten ultraviolette, zichtbare en infrarode straling. Het afgegeven vermogen ligt in de ordegrootte van enkele tientallen Watts, maar kan in sommige lasers oplopen tot 120 W. Het vermogen varieert ook met de afstand van de laseropening of het brandpunt van de laserstraal tot 31 het doelweefsel. Lasertoepassingen vormen dus een belangrijk risico . 5.3.2 Patiëntenkamer Brandstof De gebruikelijke materialen die voorkomen op een patiëntenkamer vormen de brandstof. Tot deze materialen behoren: -
matrassen, beddenlakens, dekens en kussens; kleding van de patiënt; apparaten, verlichting, etc; gordijnen; televisie toestellen; meubilair als stoelen voor bezoekers, patiënten kastje.
Zuurstof Zoals aangegeven bestaat de lucht om ons heen voor ca 20 % uit zuurstof , wat voldoende is voor een brand. Daarnaast is in patiëntenkamer veelal een aansluiting op het medisch gassendistributienetwerk aanwezig zoals zuurstof en lachgas, welke als aanjager kunnen fungeren. Temperatuur Ontstekingstemperatuur in patiëntenkamers wordt veelal gegenereerd door kortsluiting, menselijke fouten of onachtzaamheid. Bij dit laatste moet worden gedacht aan bijvoorbeeld stiekem roken. Kortsluiting kan optreden in elektrische apparatuur welke door patiënten wordt meegenomen als adapters voor mobile dvd spelers enzovoorts. 5.3.3 IC De IC kan, weliswaar kort door de bocht, worden gezien als een patiëntenkamer, maar met dien verstande dat er meer medische apparatuur staat opgesteld. Daarnaast is er sprake van een permanente bewaking door het verplegend personeel in zowel dag als nachtsituatie.
5.4
Interne organisatie
Zoals eerder beschreven heeft de interne organisatie binnen het ziekenhuis de verantwoordelijkheid om de aanwezige personen die niet zelfstandig kunnen vluchten in veiligheid te brengen en een beginnende brand te blussen. Hierbij moet echter kritisch worden gekeken of zij ook daadwerkelijk een brand kunnen blussen en/of de patiënten in veiligheid kunnen brengen. Er zijn ook nog andere factoren die een cruciale rol spelen met betrekking tot het al dan niet adequaat optreden van de interne organisatie. Deze factoren worden hieronder uiteengezet. Hierbij wordt rekening gehouden met de uitgangspunten zoals beschreven in het Brandveiligheidconcept Gezondheidszorggebouwen. Capaciteit Binnen 2 minuten na de brandmelding moeten er 2 BHV-ers aanwezig zijn op de plaats van de calamiteit. Door de geringe capaciteit in de avonduren is het maar de vraag of aan deze eis kan worden voldaan. Hetgeen de ontruimingstijd negatief beïnvloed. Reactiesnelheid Binnen 2 minuten na het melden van de brand moeten er 2 BHV-ers bij de patiëntenkamers aanwezig zijn. Indien de capaciteit onvoldoende is, wat zich bijvoorbeeld voor kan doen tijdens de nachtelijke uren, is de reactietijd ook een kritische factor.
31
Sanne Vaartjes en Pieter Wolbers (2007): Risicoanalyse OK. Enschede
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 41
Gezien het gebruiksoppervlakte van ziekenhuizen, legt dit korte tijdsbestek een druk op de organisatie. Dit omdat met een beperkt aantal mensen in korte tijd alle patiënten in veiligheid moeten worden gebracht. Daarbij is de kans groot dat een brand zich sneller ontwikkeld door de inmenging van zuurstof en/of lachgas, zie hoofdstuk 4. Waardoor de beschikbare ontruimingstijd in vergelijking tot het normatief brandverloop veel korter zou kunnen zijn. Één en ander zal nader worden onderzocht in hoofdstuk 6. Ten aanzien van de reactietijd moet ook rekening worden gehouden met de vele loze meldingen die voorkomen in ziekenhuizen. Door deze loze meldingen is het niet aannemelijk dat op elke brandmelding met de gewenste prioriteit wordt gereageerd. Hierdoor is het aannemelijk dat de brand pas in een later stadium wordt bestreden en/of de evacuatie in gang wordt gezet. In bijlage 7 is een geanonimiseerd overzicht gegeven van alle loze meldingen in ziekenhuizen in Twente. Ondanks dat het ‘slechts’ gaat om een beperkt aantal ziekenhuizen, geeft dit wel een beeld van het ‘fenomeen’ loze meldingen (aantal, oorzaak en tijdstip). Stressfactor De interne organisatie heeft niet dagelijks te maken met een brand. Het is daarom maar de vraag hoe wordt gereageerd bij een eventuele brand. Met name als een brand zich met veel hitte en rook ontwikkeld is het de vraag of de interne organisatie zo handelt zoals dit wordt verwacht. In het Brandbeveiligingsconcept wordt er vanuit gegaan dat de BHV alle patiënten binnen 2 minuten uit de bedreigde ruimte moet hebben gehaald. Middelen Met name in ziekenhuizen is de kans aanwezig dat er een zuurstof en/of lachgasbrand ontstaat, zie hoofdstuk 4. Indien dan de materialen relatief makkelijk brandbaar zijn heeft dit een snelle branduitbreiding tot gevolg. Dit komt omdat zuurstof en/of lachgas brandbare stoffen sneller laten branden, waardoor de brand zeer fel ontwikkeld en verloopt in een fractie van de normale tijd. Het is niet aannemelijk dat het geijkte blusmiddel, de brandslanghaspel, geschikt is om een zuurstof en/of lachgasbrand te kunnen blussen. Dit kan eigenlijk alleen met een blusmiddel dat een negatieve katalyserende werking heeft op het verbrandingsproces, bijvoorbeeld een poederblusser. De brandslanghaspel is wel effectief om na het afsluiten van de zuurstof- en/of lachgastoevoer secundaire branden te blussen of slachtoffers te koelen. Het is maar de vraag of een interne organisatie te allen tijde de middelen heeft om een brand te blussen.
5.5
Tussenconclusie
Het daadwerkelijke risico op brand kan allerlei oorzaken hebben, maar vinden hun oorsprong in technische aspecten, organisatorische aspecten en/of menselijk handelen. Het feit of personen wel of niet in veiligheid kunnen worden gebracht bij brand wordt daarbij bepaald door mens-, gebouw- en brandkenmerken. Hoe en wanneer mensen reageren heeft een directe link met de brandkenmerken, kritische factoren hierbij zijn: -
de waarneembare kenmerken van brand; de snelheid van brandontwikkeling; de rookdichtheid; de toxiciteit van brand; de hitte die bij brand vrijkomt.
Hierbij spelen rook en temperatuur de belangrijkste rol. Bij een temperatuur van maximaal 70 ºC, een straling van maximaal 2 kW/m² en een rookdichtheid (zichtlengte) van minimaal 0.2 m ¹ (6,5 m), wordt door Rijkswaterstaat verondersteld dat men in de gelegenheid is veilig te kunnen vluchten. Voor brand zijn minimaal drie elementen noodzakelijk, zuurstof, temperatuur en brandstof. Dit wordt ook wel de branddriehoek genoemd. Deze elementen zijn allemaal in meer of mindere mate aanwezig op een OK, IC en in patiëntenkamers. Met andere woorden, er is altijd een risico op brand.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 42
Een belangrijke factor bij brand is het optreden van de interne organisatie. Omdat de patiënten niet zelf kunnen vluchten, zijn zij afhankelijk van deze organisatie. Echter het wel of niet adequaat kunnen optreden van deze organisatie is afhankelijk van vele factoren, zoals tijdsdruk, capaciteit, reactiesnelheid, stress en middelen.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 43
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 44
6.
Brandscenario’s
Om de onderzoeksvraag te kunnen beantwoorden zullen in dit hoofdstuk een aantal brandscenario’s worden uitgewerkt. In dit onderzoek staan de IC’s, OK’s en de patiëntenkamers centraal. Op basis van de specifieke risico’s die naar voren zijn gekomen in het onderzoek, worden een aantal maatgevende brandscenario uitgewerkt. Om e.e.a. inzichtelijk te maken en de resultaten te kunnen onderbouwen wordt gebruik gemaakt van zonemodellen.
6.1
Selectie van maatgevende scenario
Om het maatgevende scenario te bepalen worden de betreffende locaties met elkaar vergeleken. OK Als wordt gekeken naar de onderzoeksvraag en de koppeling wordt gemaakt met wet- en regelgeving waaraan de Brandweer toetst, dan is het de vraag of een scenario van brand in een OK maatgevend is. Weliswaar is het risico van een brand op een OK nadrukkelijk aanwezig, getuigen de lijst uit FireFacts, echter heeft de Brandweer hier, in het vergunningsproces, vanwege gezondheidstechnische redenen veel minder invloed dan in de rest van het gebouw. Brandveiligheidsvoorzieningen in een OK vergen een andere aanpak, waarbij ook hele andere belangen spelen dan in andere delen van een ziekenhuis. Om een beeld te schetsen van de complexiteit op een OK is in bijlage 8 een opsomming van alle wet32 en regelgeving en normen opgenomen die van invloed zijn op een OK en de aldaar gebruikte apparatuur. Daarnaast zijn er door de brand in de operatiekamer in Almelo (zie paragrafen 4.1.4 en 4.1.5) reeds een aantal voorzieningen c.q. maatregelen voorgesteld welke herhaling zouden moeten voorkomen. De belangrijkste zijn hieronder geformuleerd: -
-
-
Het creëren van de mogelijkheid om de toevoer van medicinale gassen centraal af te schakelen. Dit kan worden bewerkstelligt door het indrukken van een nooddrukknop die aanwezig is op diverse plaatsen in een OK. Voor beademingsdoelstelling moeten er alternatieven voorhanden; Het aanbrengen van zuurstof detectie nabij de O.K. tafels, die hoge concentraties zuurstof kunnen detecteren en signaleren; Het plaatsen van middelen om de veiligheidsriemen waarmee patiënten in sommige gevallen worden gefixeerd Plaats door te kunnen snijden; Het plaats van blusdekens om de patiënten af te kunnen schermen van brand; Het plaatsen van poederblussers op minimaal 2 plaatsen in een O.K. ruimte. Dit is bij een zuurstofverrijkte brand het meest efficiënte blusmiddel (zie paragraaf 5.4), maar geeft echter wel veel nevenschade; In het jaarlijkse BHV-programma aandacht schenken aan het blussen met poeder en het in veiligheid brengen van patiënten welke liggen vast geketend op een operatietafel .
Gezien de recent reeds voorgestelde aanpassingen om een OK beter te beveiligen tegen brand, dan wel een brand te voorkomen, en het feit dat hier altijd personeel aanwezig is waardoor de ontdekkingstijd van brand en de reactietijd bij brand nul is, wordt dit scenario op het criteria grootste afhankelijk van de interne organisatie niet als maatgevend gezien. Een brand in een OK zal dan ook niet verder worden uitgewerkt. IC of Patiëntenkamer Een IC en patiëntenkamer zijn in beginsel twee vergelijkbare ruimten waarbij meerdere patiënten bij brand direct afhankelijk zijn van het handelen van de interne organisatie. 32
Sanne Vaartjes en Pieter Wolbers (2007): Risicoanalyse OK. Enschede
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 45
Op basis van het al dan niet aanwezig hebben van permanente bewaking mag een IC een gebruiksoppervlakte hebben van 500 m², en een patiëntenkamer 50 m², zie paragraaf 3.2.2. Tegenover het grote gebruiksoppervlakte staat de aanwezigheid van de interne organisatie. Hierdoor is de ontdekkingstijd van brand nagenoeg nul, waardoor snel kan worden begonnen met de evacuatie of zelfs direct kan worden geblust. Bij een patiëntenvleugel is de verhouding verplegend personeel afgezet tegen het aantal patiënten lager. Daarbij komt dat deze verhouding in de nachtelijke uren nog lager ligt. Zoals blijkt uit de hoofdstukken 3 t/m 5 speelt de interne organisatie een cruciale rol bij het in veiligheid brengen van de patiënten. Om deze reden zal in dit hoofdstuk worden gefocust op een brand op een patiëntenvleugel en in het bijzonder de patiëntenkamer. Hierbij zal de patiëntenkamer worden beschouwd bij een brand in een patiëntenkamer, maar ook bij een brand buiten de patiëntenkamer (gang). Deze laatste is minstens zo belangrijk, omdat bij brand de patiënten op hun kamer moeten kunnen verblijven en/of moeten kunnen vluchten via de gang, zie paragraaf 3.2.2. De volgende twee brandscenario’s zullen worden uitgewerkt: -
Brand in een patiëntenkamer; Brand in de balieruimte.
In hoofdstuk 4 is gebleken dat dat in veel van ziekenhuizen de subcompartimenten niet op orde zijn doordat deurdrangers ontbreken. Hier zal in de uitwerking van de scenario’s rekening mee worden gehouden, door het verschil aan te geven tussen aanwezigheid en afwezigheid van zelfsluitende deuren.
6.2
Simulatieprogramma’s
De brandscenario’s zoals genoemd in paragraaf 6.1 worden uitgewerkt met behulp van zogenaamde zonemodellen. Voor het modelleren van de brand wordt gebruik gemaakt van CFast en Ozone. Hierbij wordt opgemerkt dat Ozone ‘slechts’ gebruikt is om de brand modelleren. Dit op basis van de brandcurve die is opgenomen in Ozone (Hospital). Hieronder staat een korte toelichting van deze programma’s. 6.2.1 CFast CFast (Consolidated model of Fire growth And Smoke Transport) is uitgegeven door het NIST (Institute of Standards and Technology). Dit is een modelsimulatieprogramma, waarmee een voorspelling kan worden gedaan voor wat betreft de brandontwikkeling en rookverspreiding. CFast maakt hiervoor gebruik van het zogenaamde zonemodel zoals weergegeven in afbeelding 10.
Afbeelding 10: zonemodel CFast (bron: www.nist.com)
Het zonemodel betreft een 2-zonemodel, waarbij in de ruimte een hete en een koude zone wordt onderscheiden (upper layer en lower layer). Daarnaast wordt voor de brandhaard gebruik gemaakt van een pluimmodel (plume). Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 46
CFast kan meerdere ruimten c.q. zones modelleren, zie afbeelding 11.
Afbeelding 11: meerdere compartimenten mogelijk (bron: www.nist.com)
In het zonemodel CFast wordt gebruik gemaakt van de wet op behoud van massa en energie, de ideale gaswet, dichtheid en interne energie. CFast berekent een grootheid in relatie tot tijd. Voor het vaststellen van de betrouwbaarheid van CFast is het programma voorzien van een validatierapport, waarin de afwijkingen en overeenkomsten ten opzichte van live proeven staan omschreven . 6.2.2 Ozone Ozone is een softwareprogramma waarmee de brandontwikkeling kan worden gesimuleerd. In het programma kunnen verschillende zonemodellen en pluimmodellen worden toegepast. Zonemodellen zijn numerieke tools, die het temperatuurverloop en de ontwikkeling van rookgassen in kaart kan brengen bij een brand in een compartiment. Het pluimmodel wordt in de 2-zone situatie van het fysisch brandmodel gebruikt om het transport van massa en energie van de koude zone onder in de ruimte naar de hete zone boven in de ruimte te bepalen.
6.3
Beschrijving patiëntenvleugel
De patiëntenvleugel bestaat uit een gangdeel waar zich aan weerszijden patiëntenkamers bevinden, zie onderstaande afbeelding. Gang
Balie
Patiënten kamer
Patiënten kamer
Patiënten kamer
Werkkast Afbeelding 12: patiëntenvleugel
In de patiëntenkamers kunnen vier patiënten per kamer aanwezig zijn. Aan het begin van de patiëntenvleugel is een balie gevestigd met daarnaast een berghok.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 47
Aanvullend op afbeelding 12 staat in onderstaande afbeelding een eenvoudige weergave gegeven van een patiëntenvleugel. De patiëntenkamers zijn uitgevoerd als subbrandcompartiment, die tezamen een brandcompartiment vormen. In het algemeen wordt een patiëntenvleugel ontsloten met aan de ene kant een hal en aan de andere kant een trappenhuis, die beiden buiten het brandcompartiment liggen. patiëntenkamers hal
gang trappenhuis
Afbeelding 13: eenvoudige weergave patiëntenvleugel
Uitgangspunten wet- en regelgeving De afdeling bestaat uit een brand- en/of rookcompartiment met meerdere patiëntenkamers. De patiëntenkamers zijn uitgevoerd als subcompartiment. Hiermee moet worden voorkomen dat in een brandsituatie warme rookgassen verspreiden naar de gang (vluchtroute) en de overige patiëntenkamers, waardoor de ontvluchting wordt belemmerd. Daarnaast hebben subcompartimenten ook de functie om patiënten te beschermen tegen een brand van buiten het subcompartiment.
6.4
Uitwerking brandscenario’s
In deze paragraaf worden een vijftal brandscenario’s nader uitgewerkt. Hierbij wordt gekeken naar de wet- en regelgeving met betrekking tot de zelfsluitendheid van deuren, maar ook hoe het in de praktijk is (zie hoofdstuk 4). De volgende scenario’s worden uitgewerkt Conform regelgeving -
Brand in patiëntenkamer met de deur naar de gang gesloten; Brand in balieruimte met de deuren van de patiëntenkamers gesloten.
De praktijk -
Brand in patiëntenkamer met de deur naar de gang is geopend; Brand in balieruimte met de deuren van de patiëntenkamers open; Brand in patiëntenkamer met de deur naar de gang gesloten, maar met een snel brandverloop. Dit in verband met het brandverloop dat wordt beïnvloed door aanjagers al zuurstof en/of lachgas.
Bij de uitwerking van de brandscenario’s staat weliswaar de onderzoeksvraag centraal, maar omdat vanuit het Bouwbesluit en Gebruiksbesluit geen invulling is gegeven aan hoe en wanneer de patiënten moeten worden geëvacueerd is een link gelegd met het brandveiligheidsconcept Gezondheidszorggebouwen, zie paragraaf 3.3. Het geschetste normatief brandverloop en de daaruit voortvloeiende acties zijn als onderlegger genomen om te bepalen of het beoordelingskader van de Brandweer aansluit op de praktijk. Tabel 4 geeft aan welke tijdstappen zijn gekozen en welke acties moeten worden ondernomen op dat moment. Tijd 1 minuut na ontstaan brand 3 minuten na ontstaan brand 5 minuten na ontstaan brand 15 minuten na ontstaan brand
Acties Brand wordt ontdekt 2 BHV-ers aanwezig bij de brandruimte Alle aanwezigen uit brandende subbrandcompartiment Brandweer inzetgereed
Tabel 4: tijdstappen brandscenario
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 48
Bij de tabel op de vorige pagina wordt uitgegaan van de kritische omgevingscondities die naar voren zijn gekomen in paragraaf 5.2.1 waarbij mensen nog kunnen handelen c.q. vluchten: -
-
Temperatuur: maximaal 70 ºC Hinderlijke temperatuur. Dit lijkt een zware eis, maar is gerechtvaardigd omdat personen inspannend werk moeten leveren. Straling: maximaal 2 kW/m² Hinderlijke straling zonder beschermende kleding Rookdichtheid (zichtlengte): 0.2 m ¹ (zichtlengte 6,5 m). Ernstige hinder.
Hierbij zal onderscheid worden gemaakt tussen de brandruimte en de temperatuur in de gang. Beperkingen simulatie -
Ter vereenvoudiging is niet gerekend met windsnelheden. Ter vereenvoudiging zijn de targets in ruimten allen in het midden geplaatst. Ter vereenvoudiging is de hoogte van de rooklagen niet meegenomen, dit gezien de geringe hoogte van de ruimten geeft dit geen meerwaarde. Ter vereenvoudiging is niet gerekend met moleculaire verhoudingen ten behoeve van het bepalen van de zichtlengte. De zichtlengte is op een vereenvoudigde wijze bepaald, zie bijlage 9. Hierbij wordt uitgegaan van: Zwarte rook (conservatieve waarde gezien de aard van materialen in een patiëntenkamer en balie). Zichtlengte = 1.3 / rookdichtheid Rookdichtheid (zichtlengte): 0.2 m ¹ (6.5 m) -1 Een rookpotentieel van 250 m m³/kg (eigen inschatting).
-
33
CFast is te allen tijde een 2-zone model. Hierdoor zal de flashover niet direct te herleiden zijn uit de het programma. Flashover treedt op bij een temperatuur van 600 ºC of een warmte34 straling op de vloer van 20 kW/m² . In CFast kan slechts eenmalig een opening dicht en/of open worden gestuurd. Deuren kunnen dus niet meerdere keren open en dicht gaan. Om deze reden zullen inschattingen worden gedaan. Daar waar dit van toepassing is zal dit nader worden toegelicht. De waarden gemeten in de patiëntenkamer, gang en balieruimte zijn gemiddelde waarden.
6.4.1 Brand in patiëntenkamer met de deur naar gang gesloten In dit scenario is een brand gemodelleerd in een patiëntenkamer die grenst aan de gang. De deur van de patiëntenkamer is, conform regelgeving, voor het grootste deel van de tijd gesloten. Er is rekening gehouden met het feit dat de personen in de brandruimte moeten worden geëvacueerd. De evacuatie zal starten op tijdstip 1 minuut en eindigen op tijdstip 5 minuten. Gezien de beperking van CFast is gemodelleerd dat na de ontruiming (5 minuten na ontdekken brand) de deur open blijft staan. In werkelijkheid zal de deur sluiten waardoor opwarming van de gangzone verder zal worden voorkomen. In het gemodelleerde scenario is hiermee rekening gehouden door de gangtemperatuur na 5 minuten gelijk te houden. Voor het uitwerken van het scenario zijn de volgende uitgangspunten gekozen, zie tabel 5.
33
www.wikipedia.nl: Betekenis flashover: De vlamoverslag (flashover) vindt plaats bij een brand als de brandbare gassen, afkomstig van brandende en door de rookgassen opgewarmde elementen in de ruimte, zich verzamelen in die ruimte en dan plotseling ontbranden. 34 Yuen en Chow (2004): the role of thermal radiation on the initiation of flashover in a compartment fire. Santa Barbara
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 49
Onderdeel Afmeting patiëntenkamer (l x b x h) Opening deur (h x b) Opening raam (h x b) Ventilatierooster boven het raam ( h x b) Afmetingen gang (l x b x h) Gegevens uit OZone Gebruiksfunctie en referentie brand Referentie vermogensdichtheid Verbrandingswaarde Vuurbelasting Overeenkomende vuurlast Tijdconstante Overig De temperatuur, straling en zichtlengte in patiëntenkamer.
Omschrijving 6 x 6 x 2,5 meter 2,3 x 1,2 meter 1,55 x 4 meter (uitgangspunt raam bezwijkt bij 150º C) 0,1 x 4 meter 23 x 4 x 2,5 meter Ziekenhuis brandcurve volgens EN 1991-1-2 2 250 kW/m (fysisch brandmodel) 17,5 MJ/kg x 80% = 14,0 MJ/kg 2 2 280 MJ/m bij brand oppervlak van 36 m 530,53 kg vurenhout Medium (300 seconden) de gang blijven constant bij het sluiten van de deur van de
Tabel 5: uitgangspunten scenario
Voor de brandruimte is met behulp van Ozone de brandcurve bepaald welke is ingevoerd in CFast. Onderstaande grafiek toont hiervan het brandverloop. In bijlage 10 is het complete rapport van Ozone opgenomen.
Grafiek 1: temperatuursverloop brand patiëntenkamer
Resultaten simulatie In afbeelding 14 wordt de situatie weergegeven op het tijdstip 5 minuten (4 minuten na ontdekking van de brand). Dit is het moment dat een evacuatie moet zijn afgerond. Voor een weergave van de situatie op de overige tijdstippen wordt verwezen naar bijlage 11.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 50
Afbeelding 14: situatie op t = 5 minuten (4 minuten na ontdekking brand)
Ruimten Patiëntenkamer Gang
Tijdstip (minuten) 5* 5*
Tabel 6: kritische factoren na 5 minuten
2
Temperatuur (ºC) Straling (kW/m ) Zichtlengte (m) 194 0,9 5,5 58 0,3 18 * vanaf dit tijdstip is de deur weer gesloten
De in de bovenstaande tabel met rood aangemerkte vakken geven aan dat hier de maximale waarden zoals deze is gekwantificeerd door Rijkswaterstaat wordt overschreden. In onderstaande grafieken worden de kritische factoren elk afzonderlijk inzichtelijk gemaakt. De waarden zijn afgeleid uit de outputfile van CFast. Voor de volledige outputfile van dit scenario wordt verwezen naar bijlage 12.
Grafiek 2: temperatuur patientenkamer
Grafiek 3: straligsflux patientenkamer
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 51
Grafiek 4: zichtlengte patientenkamer
Grafiek 5: temperatuur gang
Grafiek 6: stralingsflux gang
Grafiek 7: zichtlengte gang
Toelichting resultaten Uit de grafieken is af te leiden dat voor de patiëntenkamers de temperatuur de kritische factor is. Na 3 minuten (2 minuten na ontdekking brand) zal de BHV de patienten al niet meer kunnen evacueren. De temperatuur in de patiëntenkamer is dan gestegen tot 101 ºC, waardoor de ruimte niet meer te betreden is. Na ca. 13 minuten (12 na ontdekken van de brand) zal er in de patiëntenkamer flashover optreden. In de gang zullen, na het sluiten van de deur van de patiëntenkamer naar de gang, de kritische omgevingscondities niet gehaald worden. Daar zal dus ook geen flashover kunnen optreden. Uitgangspunt is dat de omgevingscondities constant blijven na het sluiten van de deur, dit is af te lezen uit de grafieken. 6.4.2 Brand in balieruimte met de deuren van de patiëntenkamers gesloten In dit scenario zal worden gekeken welke effecten een brand in de balieruimte heeft op de aangrenzende gang, maar ook op de patiëntenkamers (waarvan de deuren open staan). Het open staan van de deuren is niet conform de voorschriften, maar wel de praktijk. In wet- en regelgeving is vastgelegd dat patiëntenkamers moeten worden uitgevoerd als subbrandcompartiment. Voor de overige ruimten, in dit geval de balieruimte, is dit niet vereist. Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 52
Bij het modelleren van de brand in de balieruimte zijn de volgende uitgangspunten gekozen: Onderdeel Afmeting balieruimte (l x b x h) Opening balie (h x b) Opening raam (h x b) Ventilatierooster boven het raam ( h x b) Afmetingen gang (l x b x h) Gegevens uit OZone Gebruiksfunctie en referentie brand Referentie vermogensdichtheid Verbrandingswaarde Vuurbelasting Overeenkomende vuurlast Tijdconstante
Omschrijving 6 x 4 x 2,5 meter 1,3 x 3,8 meter 1,55 x 3 meter (uitgangspunt raam bezwijkt bij 150º C) 0,1 x 3 meter 23 x 4 x 2,5 meter Ziekenhuis brandcurve volgens EN 1991-1-2 2 250 kW/m (fysisch brandmodel) 17,5 MJ/kg x 80% = 14,0 MJ/kg 2 2 511 MJ/m bij brand oppervlak van 24 m 645,5 kg vurenhout Medium (300 seconden)
Tabel 7: uitgangspunten scenario brand balieruimte
De onderstaande afbeelding geeft het temperatuurverloop weer die ten grondslag ligt aan de analyse. In bijlage 13 is het complete rapport van Ozone opgenomen.
Grafiek 8: temperatuursverloop brand balieruimte
Resultaten simulatie In afbeelding 15 wordt de situatie weergegeven op het tijdstip 5 minuten (4 minuten na ontdekking van de brand). Dit is het moment dat een evacuatie moet zijn afgerond. Voor een weergave van de situatie op de overige tijdstippen wordt verwezen naar bijlage 14.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 53
Afbeelding 15: situatie op t = 5 minuten (4 minuten na ontdekking brand)
Ruimten Balieruimte Gang
Tijdstip (minuten) 5 5
Temperatuur (ºC) 284 113
Straling (kW/m 1 1
2)
Zichtlengte (m) 4,4 8,5
Tabel 8: kritische factoren na 5 minuten
De in de bovenstaande tabel met rood aangemerkte vakken geven aan dat hier de maximale waarden zoals deze is gekwantificeerd door Rijkswaterstaat wordt overschreden. In onderstaande grafieken worden de kritische factoren elk afzonderlijk inzichtelijk gemaakt. De waarden zijn afgeleid uit de outputfile van CFast. Voor de volledige outputfile wordt verwezen naar bijlage 15.
Grafiek 9: temperatuur balieruimte
Grafiek 10: straligsflux balieruimte
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 54
Grafiek 11: zichtlengte balieruimte
Grafiek 12: temperatuur gang
Grafiek 13: stralingsflux gang
Grafiek 14: zichtlengte gang
Toelichting resultaten De temperatuur bij brand in de balieruimte neemt sneller toe dan bij een brand in de patiëntenkamer, dit gezien de kleinere afmeting van de balieruimte ten opzichte van de patiëntenkamer. Ook is in de balieruimte een ander brandvermogen en vuurbelasting aangehouden, zie uitgangspunten tabel 7. Uit de grafieken is af te leiden dat voor wat betreft de gang de temperatuur de kritische factor is. Na 4 minuten (3 minuten na ontdekking brand) zal de BHV de personen al niet meer via de gang kunnen evacueren. De temperatuur in de gang is dan al gestegen tot 74 ºC. Daarnaast kan de Brandweer de patiëntenkamers niet makkelijk bereiken. Na ca. 12 minuten (11 minuten na ontdekking brand) zal in de balieruimte flashover optreden. In de gang zal geen flashover optreden. Omdat de deuren van de patiëntenkamers zijn gesloten, worden deze niet direct bedreigd door een brand. Hiervan is geen grafiek opgenomen, maar wordt verwezen naar de outputfile in bijlage 15. 6.4.3 Brand in patiëntenkamer met de deur geopend In dit scenario is een brand gemodelleerd in een patiëntenkamer die grenst aan de gang. De deur van de patiëntenkamer is geopend, omdat in de praktijk de deuren van patiëntenkamers veelal niet zelfsluitend zijn. In dit scenario wordt dan ook de praktijk nagebootst. De uitgangspunten zoals beschreven in paragraaf 6.4.1 blijven verder ongewijzigd. Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 55
Resultaten simulatie Onderstaand wordt de situatie weergegeven op het tijdstip 5 minuten (4 minuten na ontdekking van de brand). Dit is het moment dat een evacuatie moet zijn afgerond. Voor een weergave van de situatie op de overige tijdstippen wordt verwezen naar bijlage 16.
Afbeelding 16: situatie op t = 5 minuten (4 minuten na ontdekking brand)
Ruimten Patiëntenkamer Hal
Tijdstip (minuten) 5 5
Temperatuur (ºC) 194 58
Straling (kW/m 0,9 0,3
2)
Zichtlengte (m) 5,5 18
Tabel 9: kritische factoren na 5 minuten
De in de bovenstaande tabel met rood aangemerkte vakken geven aan dat hier de maximale waarden zoals deze is gekwantificeerd door Rijkswaterstaat wordt overschreden. In onderstaande grafieken worden de kritische factoren elk afzonderlijk inzichtelijk gemaakt. De waarden zijn afgeleid uit de outputfile van CFast. Voor de volledige outputfile wordt verwezen naar bijlage 17.
Grafiek 15: temperatuur patientenkamer
Grafiek 16: stralingsflux patientenkamer
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 56
Grafiek 17: zichtlengte patientenkamer
Grafiek 19: stralingsflux gang
Grafiek 18: temperatuur gang
Grafiek 20: zichtlengte gang
Toelichting resultaten Dit scenario komt de eerste 5 minuten overeen met het eerste scenario, zie paragraaf 6.4.1. Na 3 minuten (2 minuten na ontdekking brand) zal de BHV de personen al niet meer kunnen evacueren. De temperatuur in de patiëntenkamer is dan al gestegen tot 101 ºC, waardoor de ruimte niet meer te betreden is. Na ca. 13 minuten zal flashover optreden in de patiëntenkamer. In tegenstelling tot het eerste scenario sluit de deur na 5 minuten niet. Uit de grafieken komt duidelijk naar voren wat het effect is van het wel of niet sluiten van de deur is. Na ca. 7 minuten zal ook in de gang de kritische temperatuur wordt bereikt.. Hierdoor kan niet meer worden geëvacueerd via de gang, en kan de Brandweer de patiëntenkamer nagenoeg niet meer betreden. Na 10 à 11 minuten worden ook de kritische waarden met betrekking tot de zichtlengte en straling overschreden. In de gang zal geen flashover optreden. 6.4.4 Brand in balieruimte met de deuren van de patiëntenkamers open In dit scenario is een brand gemodelleerd in de balieruimte, waarbij de deuren van de patiëntenkamers open staan. De uitgangspunten zoals beschreven in paragraaf 6.4.2 blijven verder ongewijzigd.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 57
Resultaten simulatie Onderstaand wordt de situatie weergegeven op het tijdstip 5 minuten (4 minuten na ontdekking van de brand). Dit is het moment dat een evacuatie moet zijn afgerond. Voor een weergave van de situatie op de overige tijdstippen wordt verwezen naar bijlage 18.
Afbeelding 17: situatie op t = 5 minuten (4 minuten na ontdekking brand)
Ruimten Balieruimte Hal Omliggende patiëntenkamers
Tijdstip (minuten) 5 5 5
Temperatuur (ºC) 322 74 41
Straling (kW/m 0,8 0,4 0,1
2)
Zichtlengte (m) 4,8 15 31,4
Tabel 10: kritische factoren na 5 minuten
De in de bovenstaande tabel met rood aangemerkte vakken geven aan dat hier de maximale waarden zoals deze is gekwantificeerd door Rijkswaterstaat wordt overschreden. In de grafieken zoals aangegeven op de volgende bladzijden worden de kritische factoren elk afzonderlijk inzichtelijk gemaakt. De waarden zijn afgeleid uit de outputfile van CFast. Voor de volledige outputfile wordt verwezen naar bijlage 19.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 58
Grafiek 21: temperatuur balieruimte
Grafiek 23: zichtlengte balieruimte
Grafiek 25: stralingsflux gang
Grafiek 22: stralingsflux balieruimte
Grafiek 24: temperatuur gang
Grafiek 26: zichtlengte gang
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 59
Grafiek 27: temperatuur patientenkamer
Grafiek 28: stralingsflux patientenkamer
Grafiek 29: zichtlengte patiëntenkamer
Toelichting resultaten De temperatuur bij brand in de balieruimte neemt sneller toe dan bij een brand in de patiëntenkamer, dit gezien de kleinere afmeting van de balieruimte ten opzichte van de patiëntenkamer. Ook is in de balieruimte een ander brandvermogen en vuurbelasting aangehouden, zie uitgangspunten tabel 7. Uit de grafieken is af te leiden dat voor de gang de temperatuur de kritische factor is. Na 4 minuten (3 minuten na ontdekking brand) zal de BHV de personen al niet meer via de gang kunnen evacueren. Dit komt overeen met het scenario zoals beschreven in paragraaf 6.4.2. Uit de grafieken is goed af te leiden wat de gevolgen zijn van de openstaande deuren. In de patiëntenkamers wordt de kritische temperatuur van 70 ºC na ca. 8 minuten (7 minuten na ontdekking brand) al gehaald. Ondanks dat de kritische temperatuur voor een flashover niet wordt gehaald, is duidelijk dat de patiënten niet veilig kunnen verblijven in hun kamers bij brand buiten hun subbrandcompartiment. 6.4.5 Brand in patiëntenkamer met de deur open met snel brandverloop In dit scenario is een brand met een snel verloop gemodelleerd in een patiëntenkamer, welke zich in het midden van de gang bevindt. De deur van de patiëntenkamer is, conform de praktijk, geopend. Voor de brandruimte zal met behulp van Ozone de brandcurve worden bepaald en worden ingevoerd in CFast. Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 60
Voor het uitwerken van het scenario zijn de volgende uitgangspunten gekozen, zie tabel 11. Onderdeel Afmeting patiëntenkamer (l x b x h) Opening deur (h x b) Opening raam (h x b) Ventilatierooster boven het raam ( h x b) Afmetingen gang (l x b x h) Gegevens uit OZone Gebruiksfunctie en referentie brand Referentie vermogensdichtheid Verbrandingswaarde Vuurbelasting Overeenkomende vuurlast Tijdconstante
Omschrijving 6 x 6 x 2,5 meter 2,3 x 1,2 meter 1,55 x 4 meter (uitgangspunt raam bezwijkt bij 150º C) 0,1 x 4 meter 23 x 4 x 2,5 meter Ziekenhuis brandcurve volgens EN 1991-1-2 2 250 kW/m (fysisch brandmodel) 17,5 MJ/kg x 80% = 14,0 MJ/kg 2 2 280 MJ/m bij brand oppervlak van 36 m 530,53 kg vurenhout Fast (150 seconden)
Tabel 11: uitgangspunten scenario
Grafiek 30 geeft het temperatuursverloop van de brand weer die ten grondslag ligt aan de analyse. In bijlage 20 is het complete rapport van Ozone opgenomen.
Grafiek 30: temperatuurverloop brand patiëntenkamer met snel brandverloop
Resultaten simulatie Onderstaand wordt de situatie weergegeven op het tijdstip 5 minuten (4 minuten na ontdekking van de brand). Dit is het moment dat een evacuatie moet zijn afgerond. Voor een weergave van de situatie op de overige tijdstippen wordt verwezen naar bijlage 21.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 61
Afbeelding 18: situatie op t = 5 minuten (4 minuten na ontdekking brand)
Ruimten Patiëntenkamer Hal
Tijdstip (minuten) 5 5
Temperatuur (ºC) 453 161
2
Straling (kW/m ) 10,1 1,8
Zichtlengte (m) 3,5 6,3
Tabel 12: kritische factoren na 5 minuten
De in de bovenstaande tabel met rood aangemerkte vakken geven aan dat hier de maximale waarden zoals deze is gekwantificeerd door Rijkswaterstaat wordt overschreden. In de grafieken zoals aangegeven op de volgende bladzijden worden de kritische factoren elk afzonderlijk inzichtelijk gemaakt. De waarden zijn afgeleid uit de outputfile van CFast. Voor de volledige outputfile wordt verwezen naar bijlage 22.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 62
Grafiek 31: temperatuur patientenkamer
Grafiek 32: stralingsflux patientenkamer
Grafiek 33: zichtlengte patientenkamer
Grafiek 34: temperatuur gang
Grafiek 35: zichtlengte in patientenkamer
Grafiek 36: temperatuur in gang
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 63
Toelichting resultaten Dit scenario is te vergelijken met het derde scenario, zie paragraaf 6.4.3. De tegenstelling zit in het snelle brandverloop, binnen 2 minuten na ontstaan van de brand is de kritische temperatuur al bereikt. Hierdoor kan de BHV-organisatie de patiëntenkamer niet meer betreden. Na 2 à 3 minuten zijn ook de overige kritische omgevingscondities bereikt. 8 minuten na ontstaan van de brand (7 minuten na ontdekken van de brand) treedt flashover op. In de gang wordt na 3 minuten (2 minuten na ontdekking brand) de kritische temperatuur bereikt. De omgevingscondities in de gang verslechteren in snel tempo. Na ongeveer 5 minuten is de straling te hoog en de zichtlengte te beperkt. Hierdoor kan in het beginstadium al niet meer worden geëvacueerd via de gang, maar kan de Brandweer de patiëntenkamers ook niet makkelijk bereiken. In de gang zal geen flashover optreden.
6.5
Tussenconclusies
Algemene opmerking: De verschillende scenario’s zijn uitgewerkt op basis van aannames. Hierbij is geen gevoeligheidsanalyse uitgevoerd, met uitzondering van een medium brandverloop ten opzichte van een snel brandverloop. Gezien het aantal parameters dat kan worden ingevoerd gaat dit te ver voor dit onderzoek. Wel zijn er een aantal (tussen)conclusies te trekken uit de uitgewerkte scenario’s. De temperatuur is in alle scenario’s de maatgevende factor. Als het temperatuurverloop in de eerste vier brandscenario’s wordt afgezet tegen het “normatief brandverloop” dan is deze wezenlijk anders. Bij het “normatief brandverloop” wordt een temperatuur van 600 ºC gehaald na ca. 15 minuten. Terwijl deze in de scenario’s veel sneller optreedt, zowel in de patiëntenkamers als de balieruimte. Uit de scenario’s met brand in de patiëntenkamer blijkt dat de BHV-organisatie niet binnen de gestelde 5 minuten (4 minuten na ontdekking brand) de aanwezigen in de patiëntenkamers kan evacueren. Sterker nog, na 2 minuten (3 minuten na ontdekking brand) kan de BHV-organisatie de kamer niet meer betreden. De temperatuur is hier de maatgevende factor. Bij aankomst van de BHV is namelijk de temperatuur in elk scenario minimaal 101 ºC is. Daarnaast komt uit de scenario’s naar voren dat de deuren van de patiëntenkamer waar brand woedt gesloten moet zijn om de overige patiëntenkamers te kunnen evacueren via de gang. Indien dit niet het geval is wordt in de gang al na ongeveer 7 0 minuten de kritische temperatuur van 70 C bereikt. Verder komt naar voren dat bij een brand in de balieruimte de personen in de patiëntenkamers alleen veilig zijn indien de deuren brandwerend en zelfsluitend zijn. Daarnaast is de zelfsluitendheid van de deuren essentieel voor de evacuatie. Omdat anders de gang onbruikbaar zou kunnen raken bij brand. Het uitgangspunt van het brandveiligheidsconcept Gezondheidszorggebouwen welke aangeeft dat “Mensen die niet in staat zijn op eigen kracht te ontvluchten, mogen er op rekenen dat zij daar veilig zijn en dat zij geen slachtoffer kunnen worden van een brand in een gezondheidszorggebouw, die buiten hun schuld ontstaat” lijkt op basis van uitgewerkte brandscenario’s niet altijd realistisch. Als op basis van de resultaten wordt gekeken naar de praktijk, moet het volgende worden geconstateerd. Zoals aangegeven in paragraaf 6.3 (afbeelding 13) worden in het algemeen patiëntenvleugels ontsloten met aan de ene kant een hal en aan de andere kant een trappenhuis. Overigens is dit conform wet- en regelgeving toegestaan. Volledigheidshalve staat de genoemde afbeelding hieronder nogmaals weergegeven. patiëntenkamers
hal
gang trappenhuis
Afbeelding 13: eenvoudige weergave patiëntenvleugel
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 64
Een aandachtspunt is dat patiënten niet langs een brandruimte kunnen worden geëvacueerd vanwege de straling en rookgassen die vrijkomen. Uitzondering hierop is als de deur van het subbrandcompartiment gesloten is. Bij een brand in de balieruimte betekent dit, weliswaar afhankelijk van de locatie van de brandruimte, dat alle patiënten moeten worden geëvacueerd via de andere zijden van de patiëntenvleugel. Dit kan het trappenhuis zijn. Ondanks dat wordt voldaan aan de wet- en regelgeving, is hierbij geen rekening gehouden met het evacueren van niet zelfredzame personen. Het is in die gevallen slechts mogelijk om aan één zijde van de patiëntenvleugel aan bedgebonden patiënten in veiligheid te brengen (andere brandcompartiment). Volledigheidshalve moeten een tweetal zaken worden benoemd om de bovenstaande (tussen) conclusies te nuanceren. Ten eerste wordt opgemerkt dat bij de uitwerking van de scenario’s wordt uitgegaan dat vanaf t = 0 de brand zich ontwikkeld. Dit is zeker niet altijd het geval, omdat een brand normaliter wordt voorafgegaan door een smeulfase. Deze fase kan enkele minuten, maar zelfs uren duren voor een brand zich daadwerkelijk ontwikkeld. De uitgewerkte scenario’s kunnen dus een enigszins vertekend beeld geven. Daarnaast is niet iedereen die verblijft op een patiëntenkamer per definitie afhankelijk van derden. Daar tegenover staat dat indien een smeulbrand wordt gevoed door bijvoorbeeld zuurstof, deze zich juist sneller zal ontwikkelen waardoor de ontruimingstijd ten opzichten van het normatief brandverloop wordt verkort.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 65
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 66
7.
Conclusie en aanbevelingen
Hoofdvraag Analyseer of de huidige wet- en regelgeving waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, voor die gedeelten van ziekenhuizen waar patiënten bij brand afhankelijk zijn van derden, zich juist verhoudt ten opzichte van de daadwerkelijke risico’s op brand en gebruik in ziekenhuizen.
7.1
Hoofdconclusie
Uit het onderzoek is gebleken dat de hoofdvraag niet met een eenduidige ‘JA’ of ‘NEE’ kan worden beantwoord. De motivatie hiervoor is tweeledig; -
-
De wet- en regelgeving, waaraan de Brandweer de brandveiligheid toetst, richt zich met name op effecten. Dit is niet dekkend voor een risico. Die wordt namelijk niet alleen bepaald door het effect, maar ook door de kans op een brand. (Risico = Kans x Effect). De Brandweer toetst dus maar op één aspect van het risico, zijnde het effect. In de wet- en regelgeving zijn geen concrete doelstellingen gekwantificeerd, met andere woorden het is niet duidelijk welk doel wordt nagestreefd met de regels. Zonder een doel kan niet bepaald worden of het effect van de huidige wet- en regelgeving aansluit op risico’s.
Wel kunnen aan dit onderzoek een aantal deelconclusies worden gekoppeld welke, zij het gefragmenteerd, antwoord geven op de hoofdvraag.
7.2
Deelconclusies
Op basis van de deel- en onderzoeksvragen, zoals beschreven in paragraaf 1.2, kunnen naast bovenstaande hoofdconclusie op basis van dit onderzoek de volgende deelconclusies worden getrokken, waarbij de volgende deelconclusies aan de orde zullen komen: -
BIO-maatregelen beoordelingskader Brandweer maatgevend brandscenario subbrandcompartimentering functionele eisen versus prestatie-eisen evacuatie in de praktijk in relatie het gewenste gebruik van ziekenhuizen inzet Brandweer risicogericht lerend vermogen Brandweer veiligheidsbewustzijn kritische slotvraag
BIO-maatregelen Brandveiligheid met betrekking tot uitbreiding van brand en het veilig vluchten wordt vormgegeven door de juiste samenhang tussen BIO-maatregelen. De Brandweer baseert de (inhoudelijk) brandveiligheidsvoorzieningen in ziekenhuizen ‘slechts’ op de bouwkundige en installatietechnische maatregelen. Deze worden vormgegeven door tweetal AMvB’s, het Bouwbesluit en het Gebruiksbesluit. De enige link met de organisatorische maatregelen is het ontruimingsplan die wordt geëist op basis van het Gebruiksbesluit. De Brandweer heeft echter geen invloed op daadwerkelijke inrichting van de interne organisatie die ten grondslag ligt aan het ontruimingsplan, dit maakt onderdeel uit van de Arbo-wet. Omdat het evacueren van patiënten die niet zelfredzaam zijn een essentiële factor is, ontstaat er voor de Brandweer een leemte voor wat betreft het toetsen aan brandveiligheid.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 67
Beoordelingskader Brandweer Het beoordelingskader van de Brandweer beperkt zich niet tot de Wet- en regelgeving. Een belangrijk onderdeel van het beoordelingskader is het door het Ministerie van BZK opgestelde 35 Brandbeveiligingsconcept Gezondheidszorggebouwen . Deze richtlijn is specifiek geënt op ziekenhuizen en beschrijft een kader voor het beveiligen van gezondheidszorggebouwen tegen brand, waarbij een integrale benadering van brandveiligheid wordt gehanteerd waarbij een belangrijke rol is weggelegd voor de interne organisatie. Bij deze integrale aanpak is het noodzakelijk dat de Brandweer inspraak krijgt in de opzet van de interne organisatie, dan wel een toetsende rol hierin krijgt. Bij toepassing van het Brandbeveiligingsconcept Gezondheidszorggebouwen moet worden opgemerkt dat hierin wordt geïmpliceerd dat bij een brand geen slachtoffers mogen vallen. Uit de uitgewerkte scenario’s is op te maken dat dit in een aantal situaties niet realistisch lijkt. Maatgevend brandscenario De patiëntenkamers brengen ten opzichte van de OK’s en IC’s, voor die delen waar personen afhankelijk zijn van derden, het grootste risico met zich mee. De brandpreventieve voorzieningen voor deze delen zijn dan grotendeels wel hetzelfde, maar maatgevend is de interne organisatie. Deze is in de OK en IC permanent aanwezig, dit is niet het geval in patiëntenkamers. Naast een brand op een patiënten-kamer, is ook brand op de naastgelegen gang (balieruimte) een realistisch scenario. Subbrandcompartimentering De patiëntenkamers moeten sinds 1998 zijn uitgevoerd als subcompartiment. Hiermee moet worden voorkomen dat in een brandsituatie warme rookgassen verspreiden naar de gang (vluchtroute) en de overige patiëntenkamers, waardoor de ontvluchting wordt belemmerd. Daarnaast hebben subcompartimenten ook de functie om patiënten te beschermen tegen een brand van buiten het subcompartiment. 1. Evacuatie uit patiëntenkamer De uitgangspunten van het brandveiligheidsconcept Gezondheidszorggebouwen blijken bij toetsing aan brandscenario’s niet haalbaar te zijn. Eén of meerdere van de genoemde kritische omgevings-factoren om veilig te kunnen vluchten vanuit de patiëntenkamer worden bij 3 minuten (2 minuten na ontstaan van brand) al overschreden. Hierdoor kan de BHV de ruimte niet meer betreden, waardoor de patiënten niet meer kunnen worden geëvacueerd. 2. Bescherming patiëntenkamers Uit het brandscenario’s komt heel duidelijk naar voren dat subbrandcompartimenten (met zelfsluitende deur) een substantiële rol bij het brandveiligheidsniveau van de overige patiëntenkamers spelen. Ondanks dat niet wordt voorkomen dat er slachtoffers vallen in de patiëntenkamer, worden de overige kamers wel beschermd. Ook biedt de subbrandcompartimentering de patiëntenkamers bescherming tegen een brand op de gang. Interne organisatie Een belangrijke factor bij brand is het optreden van de interne organisatie, dit omdat de patiënten niet zelfstandig kunnen vluchten. Hierbij moet kritisch worden gekeken of de interne organisatie daadwerkelijk een brand kunnen blussen en/of de patiënten in veiligheid kunnen brengen. Belangrijke factoren hierbij zijn de beperkte capaciteit, reactiesnelheid, stress en het voorhanden hebben van de juiste (blus)middelen. Met inachtneming van het brandverloop en de bovengenoemde factoren is het niet aannemelijk dat alle personen veilig kunnen worden geëvacueerd vanuit de patiëntenkamer. Brandmeldinstallatie Het vroegtijdig ontdekken van brand is essentieel voor de brandveiligheid in een ziekenhuis. Hierdoor kunnen zowel de interne organisatie, als de Brandweer in een zo vroeg mogelijk stadium ingrijpen bij brand. Om deze reden moet er een brandmeldinstallatie op basis van volledige bewaking aanwezig en doormelding naar de Brandweer aanwezig zijn.
35
Min. BZK (1994). Brandbeveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen. Den Haag
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 68
Functionele eisen versus prestatie-eisen Bij de functionele (bouwkundige) eisen voor de uitbreiding van brand kan met de huidige prestatieeisen worden volstaan. Door de ruimten waar personen verblijven die afhankelijk zijn van derden uit te voeren als de subbrandcompartimentering (wbdbo en zelfsluitend) wordt het uitbreiden van brand beperkt. Bij het veilig vluchten is dit niet het geval. Omdat de ruimte is uitgevoerd als subbrandcompartiment wordt wel voorkomen dat rook zich niet snel zal kunnen verplaatsen naar de overige ruimten. Maar de ruimte moet ook snel kunnen worden verlaten. Omdat de aanwezige personen afhankelijk zijn van derden is dit niet gewaarborgd. Dit omdat de BHV-organisatie bij brand in de kamer de kamer afhankelijk van het brandverloop niet meer kan betreden. Evacuatie in de praktijk in relatie het gewenste gebruik van ziekenhuizen In de praktijk blijkt dat (sub)brand- en rookcompartimenten niet aan de verwachtingen kunnen voldoen. Deze zijn bewust onklaar gemaakt of simpelweg niet aanwezig. Dit in veel gevallen omdat zelfsluitende deuren middels deurdrangers veelal als onhandig en niet passen binnen het sociale karakter van ziekenhuizen worden gezien. Hierdoor kan een situatie ontstaan dat de patiënten niet kunnen worden geëvacueerd via de aanliggende gangen. Dit omdat de omgevingscondities (temperatuur, straling en zichtlengte) simpelweg te slecht zijn om daar zonder beschermende kleding door te vluchten. Daarnaast moet rekening worden gehouden met de lay-out van patiëntenvleugels. Aan het uiteinde van de gang bevindt zich vaak een trappenhuis, terwijl aan de andere kant er centrale hal is gelegen. Het is niet aannemelijk dat aan bedgebonden personen kunnen vluchten via het trappenhuis. Aan de andere kant moet er wel rekening worden gehouden dat niet langs een patiëntenkamer kan worden gevlucht bij een brand. Er moet dus rekening worden gehouden dat aan beide zijden van een gangzone ruimte is gecreëerd om patiënten op bedden tijdelijk veilig te stellen in een ander brandcompartiment. Waarbij moet worden opgemerkt dat een evacuatie alleen kan worden uitgevoerd als de patiëntenkamers zijn beschermd, dat wil zeggen uitgevoerd als subbrandcompartiment, ondanks dit indruist tegen het gewenste “specifieke” gebruik van ziekenhuizen. Daarnaast zijn (sub)brandcompartimenten onontbeerlijk om veilig te kunnen verblijven indien brand op de gang plaatsvindt, bijvoorbeeld een balieruimte. Inzet Brandweer Ondanks dat er voorzieningen opgenomen zijn die een inzet van de Brandweer mogelijk moeten maken, gaat de wet- en regelgeving er niet van uit dat de Brandweer de aanwezige personen ontruimd. Dit ligt bij de interne organisatie. Uit de uitgewerkte scenario’s blijkt dat dit te kort door de bocht is. Gezien het feit dat de patiënten, bij brand buiten het subbrandcompartiment, slechts een beperkte tijd op de kamer kunnen verblijven. Wet- en regelgeving gaat er dus indirect vanuit dat wordt ingegrepen door de brandweer. De inzet van de Brandweer zou dus bij ziekenhuizen moeten worden meegenomen bij het toetsen van de brandveiligheid. Risicogericht De uitwerking van de brandscenario’s zijn gebaseerd op een aantal aannames. Daarnaast zijn ook een aantal vereenvoudigingen doorgevoerd. Desondanks geeft dit rapport duidelijk aan dat in ziekenhuizen de brandveiligheid op een andere manier zou moeten worden benaderd dan op basis van de huidige wet- en regelgeving. Brandveiligheid moet worden benaderd op basis van de risico’s, met andere woorden een risicobenadering. Daarnaast moet om de brandveiligheid in ziekenhuizen te kunnen toetsen het overallplaatje worden meegenomen. Hierbij moet de invulling van de interne organisatie (BHV) een belangrijke rol spelen, dit omdat zij essentieel zijn voor het veilig vluchten van niet zelfredzame personen.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 69
Lerend vermogen Brandweer Het risico op brand kan allerlei oorzaken hebben, maar vinden hun oorsprong in technische aspecten, organisatorische aspecten en/of menselijk handelen. Om risico’s goed te kunnen inschatten moet daarom naar de specifieke situatie in ziekenhuizen worden gekeken en worden geleerd van branden uit het verleden. Uit de in de rapportage genoemde onderzoeken blijkt dat de oorzaak van de branden in ziekenhuizen in veel gevallen moet worden gezocht in het falen, dan wel verkeerd gebruiken van medische apparatuur waar zuurstof en/of lachgas wordt gebruikt. Medicinale zuurstof en/of lachgas fungeren bij een brand namelijk als aanjager en versnellen het brandverloop. Deze risico’s zijn door de Brandweer niet te ondervangen met voorschriften op basis van de huidige wet- en regelgeving. Veiligheidsbewustzijn In de praktijk blijkt dat de brandveiligheidsvoorzieningen, met name de (sub)brand- en rookcompartimentering, niet zijn afgestemd op het gebruik in ziekenhuizen. Deuren in de (sub)brand- en rookcompartimenten worden veelvuldig opzettelijk opengehouden, waardoor de brand en/of rook zich eenvoudig kan verspreiden. Dit komt ook naar voren uit de in deze rapportage mee gewogen onderzoeken. Dit bevestigt dat brandveiligheid niet wordt verkregen door het opleggen van ‘regeltjes’. Mede om deze reden zijn er door marktpartijen diverse initiatieven ontwikkeld die, zonder gebonden te zijn aan wet- en regelgeving, zich richten op het verhogen van het veiligheidsbewustzijn. Hiermee wordt bevestigd dat de nieuwe weg die de Brandweer heeft ingeslagen, het verhogen van het veiligheidsbewustzijn, de juiste weg is. Kritische slotvraag Tot slot kan op basis van de conclusies de kritisch vraag worden gesteld, waarom er in Nederland geen patiëntenkamers of zelfs gehele afdelingen in ziekenhuizen uitbranden. Een mogelijk antwoord op deze vraag kan worden gezocht in het feit dat een beginnende brand in het beginstadium wordt geblust door de interne organisatie in een ziekenhuis of zelfs door patiënten dan wel bezoekers. Hieruit zou kunnen worden opgemerkt dat de ‘nieuwe weg’ van de brandweer, het verhogen van het veiligheidsbewustzijn, reeds onopgemerkt is ingezet.
7.3
Aanbevelingen
Onderliggend onderzoek geeft een aantal duidelijk conclusies, maar pretendeert niet onuitputtelijk te zijn. Dit onderzoek kan voor Brandweer Twente de basis vormen voor eventuele vervolgonderzoeken naar: 1. De mogelijkheid of regionaal, maar bij voorkeur landelijk, politiek-bestuurlijk doelen kunnen worden gekwantificeerd die de basis kunnen vormen voor het na te streven brandveiligheidsniveau. 2. Het veiligheidsbewustzijn in ziekhuizen kan worden verhoogd door als doel te stellen gebruikers van ziekenhuizen de gevaren van brand te laten inzien, waardoor zij gestimuleerd worden zelf de verantwoordelijkheid te nemen om brand te voorkomen. Maar daarnaast ook aandacht krijgen voor de noodzakelijke brandveiligheidsvoorzieningen. Hierbij kan aansluiting worden gezocht bij de werkgroep Brandveilig Leven binnen Brandweer Twente 3. Hoe de Brandweer ‘Handvaten’ kan ontwikkelen die het mogelijk maken om brandveiligheid integraal te kunnen beoordelen. Dit hoeft zich uiteraard niet te beperken tot ziekenhuizen. Hiervoor kan aansluiting worden gezocht bij het Kenniscentrum Brandveiligheid van Brandweer Twente. 4. De invloeden van de diverse parameters die van invloed kunnen zijn op het brandverloop in ziekenhuizen, moeten inzichtelijk worden gemaakt middels een gevoeligheidsanalyse. Hierbij moet ook aansluiting worden gezocht met team Brandonderzoek Brandweer Twente, dit om de resultaten uit onderliggend onderzoek te valideren. NB: de eerste gesprekken tussen het Kenniscentrum Brandveiligheid van Brandweer Twente en team Brandonderzoek Brandweer Twente hierover hebben op 9 juni jl. plaatsgevonden. Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 70
Naast de bovenstaande aanbevelingen tot vervolgonderzoeken, volgen hieronder concrete aanbevelingen die direct voortvloeien uit de onderzoeksrapportage: 5. Alle ruimten waar zich personen bevinden die afhankelijk zijn van derden moeten worden uitgevoerd als subbrandcompartiment (WBDBO en zelfsluitendheid), dit conform regelgeving. Indien subcompartimentering niet op orde is moet de Brandweer, gezien het grote risico bij brand, de bevoegde autoriteit een handhavingverzoek indienen. NB: Op basis van wijziging op het Bouwbesluit in 1998 had dit al moeten gebeuren. Bij de aanschrijving moet hier rekening mee worden gehouden. Om het gewenste sociale karakter van ziekenhuizen overeind te houden verdient het de aanbeveling om de noodzakelijke zelfsluitende deuren van (sub)brandcompartimenten te voorzien van kleefmagneten welke worden gestuurd door een automatische brandmeldinstallatie, dit in plaats van de deurdranger waardoor deuren standaard gesloten zijn. 6. Brandveiligheid moet door de Brandweer meer in relatie worden gezien met BIO-maatregelen. Hierbij moet minder gekeken worden naar de ‘regeltjes’, maar meer naar de doelstellingen van de voorschriften. Ondanks dat het directe wettelijke kader ontbreekt (Arbo-wet), moet de interne organisatie hierin een prominente plaats innemen. Dit geldt overigens niet alleen voor ziekenhuizen. NB: dit geldt eigenlijk voor alle bouwwerken waar men afhankelijk is van een interne organisatie. 7. Bij het beoordelen van de brandveiligheid in ziekenhuizen moet gekeken worden naar de daadwerkelijke risico’s. Eén van de aandachtspunten is de aanwezigheid van medicinale gassen waardoor het brandverloop veel sneller zal zijn. Het is aan te bevelen om voor OK’s, IC,s en patiëntenkamers de brandveiligheid af te zetten tegen een aangepast brandverloop (Fast Fire). Hierbij moet ook aandacht zijn voor het eenvoudige stopzetten van de zuurstoftoevoer, bijvoorbeeld door een noodknop. Verder moet hierbij ook onderzoek worden gepleegd naar het verleden en moet oog zijn voor de praktijksituatie, met name of de gestelde voorschriften in het gebruik wel wenselijk zijn (dus ook nageleefd worden). 8. In het kader van branduitbreiding en rookverspreiding moet meer aandacht zijn voor de inventaris. Hierbij moet worden gekeken naar de brandbaarheid, afgifte rook en de opstelling. 9. Uit oogpunt van brandveiligheid moet worden ingestoken om niet alleen de patiëntenkamers uit te voeren als subbrandcompartiment, maar alle ruimten binnen een patiëntenvleugel. Dit om de verspreiding van brand (en rook) zoveel mogelijk te beperken en zo de omgevingsfactoren in een aanliggende gang dusdanig te houden dat met behulp van de interne organisatie via de gang kan worden geëvacueerd. 10. De Brandweer moet zich meer richten op het verhogen van het veiligheidsbewustzijn in ziekenhuizen. De Brandweer moet zich hierbij richten op 3 aspecten: -
De BHV-organisatie moet zich bewust(er) gemaakt worden van zijn rol waarbij het verwachtingspatroon van de Brandweer moet worden bijgesteld dan wel duidelijk worden gesteld. Hierbij dient te worden ingestoken op de risico’s van brand, maar ook het doel van de brandpreventie voorzieningen moet duidelijk zijn. Daarnaast moet meer worden geleerd van branden uit het verleden, immers de geschiedenis herhaald zich altijd. Dit kan met de bestaande RIE.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 71
Vervolg 10 -
Indien dit duidelijk is moet elke BHV organisatie worden getoetst en daar waar nodig worden bijgesteld op basis van de volgende criteria:
-
omvang van de BHV (ook in de avond- en nachturen); paraatheid (ook in de avond- en nachturen); taken en verantwoordelijkheden; uitrusting; benodigde voorzieningen (blusmiddelen afgestemd op risico); geoefendheid (ook zuurstofbranden en oefenen met evacuatie bedlegerige personen).
Ziekenhuizen moeten zich (meer) richten op het voorkomen van brand en brandgevaarlijke situaties. Door materialen te gebruiken die niet of moeilijk brandbaar zijn wordt een grote stap gemaakt. Denk bijvoorbeeld hier aan matrassen, gordijnen, etc. Ook periodieke controles zijn hiervoor een middel, hierbij moet bijvoorbeeld worden gelet op:
toezien op rookverbod in ziekenhuizen; sluiten van rook- en brandscheidingen; afstand van gordijnen tot warmtebronnen (bijvoorbeeld spotjes); netheid (opslag, inventaris, etc.); op tijd legen van afvalbakken.
11. De brandweer moet de ziekenhuizen meer bewust maken van de initiatieven van marktpartijen, bijvoorbeeld het programma Firefish van TNO. Met dit programma kunnen ziekenhuizen zelf het brandveiligheidsniveau bepalen. Hiermee worden de ziekenhuizen in de gelegenheid gesteld zelf hun verantwoordelijkheid te nemen op het gebied van brandveiligheid. 12. Uit te voeren werkzaamheden in ziekenhuizen zouden moeten worden geregeld in een werkvergunning. Dit heeft een aantal voordelen. Er kan worden toegezien op de brand-veiligheid. Daarnaast wordt inzicht verschaft in wat en waar preventieve voorzieningen onderhavig zijn geweest aan de verbouwing. Deze vergunningen zouden onderdeel uit kunnen maken van het VMS. Bij periodieke controles op basis van het VMS zijn de risico’s dan direct inzichtelijk en kan hier de aandacht op worden gevestigd. 13. Bij ziekenhuizen zou de brandweer moeten insteken op het installeren van een sprinklerinstallatie. Kostentechnisch zal dit alleen haalbaar zijn bij nieuwbouw (of grootschalige renovatie) van ziekenhuizen. Door het toepassen van een sprinklerinstallatie zal het brandverloop drastisch veranderen, waardoor de brandgrootte en het vermogen beperkt blijft. Hierdoor worden de evacuatie omstandigheden aanmerkelijk verbeterd. Sprinklerinstallaties zijn er in diverse uitvoeringen. Tegenwoordig wordt veelal een watermistinstallatie geïnstalleerd in ziekenhuizen. Een nadere toelichting van de werking en uitvoering van sprinklerinstallatie staat beschreven in bijlage 23. Hierbij wordt nadrukkelijk opgemerkt dat een sprinklerinstallatie niet zondermeer kan worden toegepast als invulling voor subbrandcompartimentering, dan wel rookcompartimentering. Dit omdat de betreffende installatie, voorschrifttechnisch, zijn uitgelegd een brand onder controle te houden. Met andere woorden het uitgangspunt is een brand controleren, hoe klein ook. Hierdoor zal nog steeds rookvorming optreden die door het koelende vermogen van de sprinkler zal neerslaan, hetgeen de zichtlengte niet ten goede komt. Daarnaast zal er tot het moment dat de sprinklerinstallatie zal aanspreken (reactie tijd bij een hoogte van 2,5 meter is ca. 3 minuten) al een behoorlijke rookproductie op de gang aanwezig zijn. Bij de toepassing van watermist in ziekenhuizen moet nader aandacht worden besteed aan het 36 onderzoek welke heeft aangetoond dat bij blootstelling aan warmte van ‘watermist’ omgeving bij een temperatuur van 50 ºC de warmteoverdracht naar de huid sterk is toegenomen ten opzichte van een droge omgeving. Hierdoor is de kans op condensatie in de longen zodanig toegenomen dat dit dodelijk kan zijn.
36
RWS (2002). Rapportage brandproeven. Den Haag
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 72
14. Er moet gegarandeerd worden dat een brand in een vroeg stadium wordt ontdekt. Om deze reden moeten er altijd rookmelders worden voorzien. In de toelichting van het Gebruiksbesluit staat aangegeven dat om het aantal loze meldingen tegen te gaan er thermodifferentiaal-melders kunnen worden toegepast. Dit zijn rookmelders die pas activeren bij een maximale temperatuurstijging per tijdseenheid. Dit temperatuurstijging per tijdseenheid is bij de nieuwste melders vrij instelbaar. In bijlage 24 is een berekening ingevoegd waarmee rekening is gehouden met een thermodifferentiaal-melder. Bij een standaard temperatuursstijging van 20 ºC/min duurt het bijna 4 minuten voor de melder aanspreekt, in plaats van de gestelde 1 à 2 minuten van een conventionele rookmelder. Er moet op worden toegezien dat in ziekenhuizen deze conventionele rookmelder wordt geplaatst, in plaats van de thermodifferentiaal-melders.
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 73
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 74
Lijst met afkortingen AMvB BARVW BIO-maatregelen BZK CFAST IC NIST OK PZI RIE VMS VROM Wbdbo Wghor Wrzo WWI
Algemene Maatregelen van Bestuur Besluit aanvullende regelgeving Veiligheid Wegtunnels Bouwkundige, installatietechnische en organisatorische maatregelen Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties Consolidated model of Fire growth and Smoke Transport Intensive Care Institute of Standards and Technology Operatiekamer Personenzoekinstallatie Risico Inventarisatie en Evaluatie Veiligheidsmanagement systeem Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer Weerstand tegen branddoorslag en brandoverslag Wet geneeskundige hulpverlening bij ongevallen en rampen Wet rampen en zware ongevallen Ministerie voor Wonen, Wijken en Integratie
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 75
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 76
Literatuur -
Actieprogramma Brandveiligheid opgesteld door het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) Brandweer statistiek CBS, versie 2009 College bouw zorginstellingen (2007): Inventarisatie BRANDVEILIGHEID in de zorgsectoren, risico-inventarisatie brand (on)veiligheid gebouwen. Eerste verkennende rapportage. Utrecht FACT database van TNO Handleiding Ozone Kobes en Oberijé (2010): Analysemodel vluchtveiligheid, Systematische analyse van vluchtveiligheid van gebouwen. Arnhem Kobes (2008): Zelfredzaamheid bij brand, Tien mythen ontkracht. Arnhem Min. BZK (2010): Leidraad Repressieve basisBrandweerzorg. Den Haag Min. BZK (1994): Brandbeveiligingsconcept gezondheidszorggebouwen. Den Haag Min. VROM (2003): Bouwbesluit. Den Haag Min. VROM (2008): Besluit brandveilig gebruik bouwwerken / Gebruiksbesluit. Den Haag Min. VROM (2009): Visie op brandveiligheid. Den Haag NEN 2535 (1996): NEN2535, Brandveiligheid van gebouwen - Brandmeldinstallaties - Systeemen kwaliteitseisen en Projecteringsrichtlijnen NEN (2007): NTA 8009:2007 NIST (2008): CFAST – consolidated model of fire growth and smoke transport, user Quide. Onderzoeksraad voor Veiligheid (2008): Brand in een operatiekamer Twenteborgziekenhuis, Almelo 28 September 2008. Den Haag Projectteam strategisch reis brandweer (2010): Brandweer over morgen. RWS (2002): Rapportage brandproeven. Den Haag Sanne Vaartjes en Pieter Wolbers (2007): Risicoanalyse OK. Enschede TNO (2003): 2003-CVB-R0062, Brandveiligheid zorginstellingen en Bouwbesluit. Delft TNO (2007): TNO-rapport2007-D-R0929/B, Historische achtergronden gestelde eisen in het Bouwbesluit 2003 en de Regeling Bouwbesluit 2003 VROM Inspectie (2004): Brandveiligheid bij zorginstellingen, beoordeling van brandveiligheidsvoorzieningen in dertig zorginstellingen. Delft VROM Inspectie (2008): Onderzoek naar aanleiding van de brand in operatiekamer 8 van het Twenteborg Ziekenhuis te Almelo op 28 september 2006. Den Haag
Internet http://www.brandveiligheidindezorg.nl/smartsite.dws?ch=KEN&id=8641 http://www.factsonline.nl/ http://www.ine.be http://www.nist.com http://www.rws.nl http://www.umcutrecht.nl/zorg/nieuws/2011/05/nieuwe-oefenlocatie-bedrijfsBrandweer.htm http://www. wikipedia.nl
Onderzoek naar het daadwerkelijke brandveiligheidsniveau van ziekenhuizen 77