Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport
De Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal Postbus 20018 2500 EA DEN HAAG
Ons kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307
Inlichtingen bij
Onderwerp
beantwoording vragen commissie VWS progr Stroomlijning Indicatiestellingen
Doorkiesnummer
Den Haag
Bijlage(n)
Uw brief
27 maart 2008
Hierbij zend ik u, mede namens de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, de antwoorden op de vragen van de vaste kamercommissie voor VWS over het programma Stroomlijning Indicatieprocessen in Zorg en Sociale Zekerheid d.d. 1 februari 2008. Vragen en opmerkingen van de CDA-fractie 1. Voor de leden van de CDA-fractie is belangrijk dat schotten in wet- en regelgeving en indicatiestelling worden opgeheven. Op dit gebied is al een aantal processen gaande, waaronder uitwisseling van gegevens over werk en inkomen (UWV, CWI, gemeentelijke sociale dienst). Overheidsinstanties delen gegevens onderling, zodat ze maar één keer aan de overheid beschikbaar gesteld hoeven te worden. Waarom wordt met de nu voorgestelde pilots niet aangesloten bij deze processen? Deze leden wijzen ook op de motie Heerts c.s. (31 224, nr. 16). In deze motie wordt gepleit voor één nationale beoordelings- en indicatieorganisatie. Krijgen de pilots niet een te smalle opzet, gezien de andere initiatieven? 1. Het programma Stroomlijning Indicatieprocessen richt zich op stroomlijning in de uitvoering. Het programma is in 2006 vanuit de focus van administratieve lasten gestart. De ministeries van SZW en VWS en de uitvoerders de CWI, het UWV en het CIZ werken in het programma met een aantal gemeentes samen om de administratieve lasten in de uitvoering te verminderen en de burgers beter te bedienen. Het programma richt zich op de ‘samenloopgevallen’: de mensen met een meervoudige problematiek die bij meerdere instanties voorzieningen aanvragen. Daarbij wordt waar dat wenselijk is om redenen van efficiency en effectiviteit aangesloten bij reeds lopende processen. Het programma kent drie actielijnen: A. De webvoorziening www.Regelhulp.nl. Regelhulp is een domeinoverstijgende informatie- en aanvraagvoorziening. Regelhulp is inmiddels landelijk beschikbaar. Regelhulp geeft een overzicht van alle voorzieningen die
Postbus 20350 2500 EJ DEN HAAG Telefoon (070) 340 79 11 Fax (070) 340 78 34
Bezoekadres: Parnassusplein 5 2511 VX DEN HAAG
Correspondentie uitsluitend richten aan het postadres met vermelding van de datum en het kenmerk van deze brief
Internetadres: www.minvws.nl
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
2
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307 beschikbaar zijn voor de chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Daarnaast kunnen meerdere aanvragen voor voorzieningen kunnen op één dynamisch online formulier worden ingevuld. B. Pilots gezamenlijke beoordeling. Op 1 maart 2008 zijn in Doetinchem en Leeuwarden pilots van start gegaan met als doel de gegevensafhandeling in de backoffice sneller te laten verlopen. Dat gebeurt door: a) het vereenvoudigen van gegevensuitwisseling tussen betrokken organisaties, b) het zo veel mogelijk gezamenlijk doen van onderzoek (dus waar mogelijk één medisch onderzoek in plaats van meerdere) en c) het aanbieden van een zoveel mogelijk op de cliënt toesneden pakket van voorzieningen. C. Indicatiedossier/paspoort. Momenteel wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor een laagdrempelig prototype van een indicatiedossier/-paspoort. Dit geeft de cliënt de mogelijkheid om informatie die hij heeft aangeleverd bij de ene indicatie-organisatie, ook te gebruiken bij een andere. De gedachte achter de motie Heerts c.s. (Kamerstukken II, 2007/08, 31224 nr 16) strookt met de doelstelling van het programma Stroomlijning. In de brief van 19 december 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 29515, nr. 225) heb ik u aangegeven dat wij in mei rapporteren over de mogelijkheden tot verdere stroomlijning van indicatieprocessen, daar waar dit functioneel wenselijk is. De inschatting is dat het instellen van één indicatiestelling niet mogelijk is, gelet op het feit dat indicaties meerdere doelen dienen. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen a) informatieuitvraag en beoordeling in het kader van de vaststelling van feiten en b) de waardering van deze gegevens resulterend in het afgeven van een beschikking. In de context van het programma spelen diverse ontwikkelingen die van invloed zijn op de stroomlijning van uitvoeringsprocessen in de uitvoering. Zo wordt in de omgeving van het programma fundamenteel nagedacht over het stelsel en doelgroepen van een aantal voorzieningen (bijvoorbeeld aanpak Wajong, commissie De Vries inzake herziening WSW, ser-advies AWBZ). 2. Waarom is er ook geen verbreding gezocht met de indicatie voor onderwijsvoorzieningen, zoals de leerlinggebonden financiering en de REC’s? Heeft het kabinet het voornemen om Regelhulp wel hiermee uit te breiden? 2. In eerste instantie hebben wij het accent gelegd op de processen binnen sociale zekerheid en zorg, om daarmee ook het project beheersbaar te houden.De gesuggereerde verbreding met de indicatie voor onderwijsvoorzieningen ligt op zich voor de hand. Zo worden er bijvoorbeeld al plannen voorbereid om het gezamenlijke aanvraagformulier van het Kader Integraal Indiceren Jeugdzorg – Speciaal Onderwijs – AWBZ-zorg op te nemen in aanvraagmodule van Regelhulp. Voordat wij tot zo’n stap besluiten moet er echter eerst goed zicht zijn op de mogelijkheden, kosten en risico’s van zo’n uitbreiding.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
3
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307 3. Het komend jaar zullen de Wmo-voorzieningen van alle andere Nederlandse gemeentes – zo die dat willen – aanvraagbaar worden. Als niet alle gemeentes meedoen, zal regelmatig de website tevergeefs bezocht worden. Werkt dit niet ondoorzichtigheid en ongelijkheid in de hand? Hoe denkt de staatssecretaris te bewerkstelligen dat alle Nederlandse gemeentes hieraan deelnemen? 3. Vooralsnog merk ik dat de belangstelling vanuit de gemeentes om te participeren in de webvoorziening Regelhulp groot is. Ik zal de implementatie van Regelhulp na een jaar evalueren en dan vaststellen of er redenen zijn waarom gemeentes niet zouden willen participeren. Op basis van die evaluatie zal ik dan zo nodig maatregelen treffen. Overigens wordt er vanuit Regelhulp altijd doorgelinkt of doorverwezen naar de relevante website van de betreffende gemeente. 4. De problematiek van samenloop zal beduidend hoger liggen dan de in het rapport “Samenloop van regelingen” genoemde aantallen. Over welke getallen spreekt men dan? Kan er een schatting van worden gegeven? 4. Er kan geen schatting geven worden, want die is erg afhankelijk van het aantal regelingen dat in de onderzoeksvraag ligt besloten. Er is een groot aantal regelingen in Nederland waar de doelgroep (chronisch zieken, gehandicapten en ouderen) gebruik van maakt. De enige manier om uitputtend te onderzoeken hoe groot de samenloop is, is het uitvoeren van een uitgebreide en kostbare enquête. Ik heb er vanuit kostenoogpunt van af gezien dit onderzoek te laten uitvoeren. De bronnen die wel beschikbaar zijn, zoals het SCP-onderzoek ‘samenloop van regelingen’ en de evaluatie van de pilots uit het voorjaar 2006, geven aan dat er sprake is van een substantieel probleem. De in het SCP-onderzoek genoemde aantallen vormen slechts de ondergrens. 5. Begrijpen de leden van de CDA-fractie het goed dat in de meervoudige complexe gevallen cliënten ook actief worden gewezen op voorzieningen waar zij gebruik van kunnen maken, zonder dat men zelf een aanvraag daartoe heeft ingediend? Kan zo het bereik van de voorzieningen worden verbeterd? 5. De pilots beproeven een aantal zaken: 1. het vereenvoudigen van gegevensuitwisseling tussen de betrokken organisaties; 2. het zoveel mogelijk gezamenlijk doen van onderzoek ten behoeve van de indicatiestelling (dus waar mogelijk één medisch onderzoek in plaats van meerdere);
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
4
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307 3. het aanbieden van een zoveel mogelijk op de client toegesneden pakket van voorzieningen. Dat betekent dat er een betere kennis van het brede pallet aan voorzieningen aanwezig is binnen de pilots. In welke mate dat zal leiden tot een beter bereik van de voorzieningen, wordt meegenomen in de evaluatie. Vragen en opmerkingen van de PvdA-fractie 6. Op welke manier zal www.regelhulp.nl worden gekoppeld aan www.berekenuwrecht.nl over inkomensregelingen? 6. Www.regelhulp.nl en www.berekenuwrecht.nl zijn complementair aan elkaar. Op dit moment wordt gewerkt aan de mogelijkheid om direct door te klikken van de ene website naar relevante pagina's op de andere website. Uitgangspunt daarbij is dat de burger altijd uitkomt bij de relevante informatie, ongeacht op welke website hij binnenkomt. 7. Waaruit blijkt voor argeloze gebruikers van de site dat deze tot op heden alleen in de regio Eindhoven ook de Wmo-voorzieningen omvat? 7. Ook voor burgers in gemeenten die nog niet zijn aangesloten op Regelhulp is de website functioneel als wegwijzer om uit te zoeken op welke voorzieningen men eventueel aanspraak maakt en wie die voorzieningen aanbiedt. Voor deze burgers is het niet mogelijk m de Wmo voorzieningen direct aan te vragen, maar de voorzieningen van het CIZ, UWV en CWI zijn wel voor heel Nederland via het geïntegreerde webformulier aanvraagbaar. Regelhulp wijst de burgers in de niet aangesloten gemeenten wel op de mogelijkheid om de Wmo voorzieningen bij desbetreffende gemeente aan te vragen. 8. Wie is verantwoordelijk voor het up-to-date houden van deze site (inclusief het aanpassen van ‘dode links’ naar externe websites, zoals bij het lemma ‘proefplaatsingen’)? 8. Het up-to-date houden van de site is de verantwoordelijkheid van de projectorganisatie en de uitvoering is belegd bij Postbus 51. Om 'dode links' te voorkomen is er ter ondersteuning van de postbus vanaf april een 'link-checker' geïnstalleerd die automatisch controleert of de interne en externe links functioneren.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
5
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307
9. Het ministerie van VWS is aan het onderzoeken of en zo ja op welke wijze het stellen van indicaties zoveel mogelijk overgelaten kan worden aan zorgprofessionals en dan met name huisartsen en wijkverpleegkundigen. Hoe verhoudt dit onderzoek zich tot het programma Stroomlijning Indicatieprocessen in Zorg en Sociale Zekerheid? 9. De pilot waarop in de vraag wordt gedoeld, loopt op dit moment. Eerder is toegezegd dat de Kamer over de uitkomsten daarvan en de daaraan te verbinden conclusie(s) in het tweede kwartaal van 2008 zal worden geïnformeerd. Dit onderzoek staat in beginsel los van het programma Stroomlijning indicatieprocessen in zorg en sociale zekerheid. In het geval aan de hand van de uitkomsten van de pilot besloten wordt tot implementatie zal de verbinding met het programma stroomlijning gelegd moeten worden. Binnen de pilots stroomlijning gaat het om cliënten waar sprake is van complexe en meerdere indicaties die vaker diepgaand onderzoek vragen vanuit de verschillende wettelijke vereisten. 10. Worden de ervaringen met de indicatiestelling voor geïndiceerde (jeugd)zorg en (voortgezet) speciaal onderwijs betrokken bij het programma Stroomlijning Indicatieprocessen in Zorg en Sociale Zekerheid? 10. Ja. Zo worden er bijvoorbeeld al plannen voorbereid om het gezamenlijke aanvraagformulier van het Kader Integraal Indiceren Jeugdzorg – Speciaal Onderwijs – AWBZ-zorg op te nemen in aanvraagmodule van Regelhulp. 11. Waar zijn het verslag en de evaluatie van de pilots met gezamenlijke indicatieprocessen te vinden? De genoemde link verwijst namelijk naar een nietbestaande pagina op de website van het ministerie. 11. Deze zijn te vinden op onderstaande link: http://www.minvws.nl/dossiers/bureaucratie-en-regeldruk/stroomlijningindicatieprocessen/pilots-gezamenlijke-beoordeling/ De betreffende link is inmiddels gecorrigeerd. 12. Hoe is het mogelijk dat uitwisseling van gegevens lasten kan verlichten voor uitvoeringsorganisaties, maar dat tegelijkertijd sprake is van extra lasten voor de uitvoeringsorganisaties? Kan de staatssecretaris beide effecten met een voorbeeld toelichten?
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
6
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307
12. De primaire invalshoek van het programma is het vereenvoudigen van procedures voor cliënten en klanten van de diverse instanties, en niet het verminderen van de administratieve lasten binnen de uitvoeringsorganisaties. Het makkelijker maken voor de klant heeft gevolgen voor de uitvoering. Daarom worden de veranderingen eerst in pilots getest. De extra lasten, zoals die werden ervaren in de eerdere pilots in het voorjaar van 2006, vloeiden voort uit het feit dat binnen de pilots "papieren" dossiers moeten worden uitgewisseld en onderzocht en dat er een apart clientoverleg was georganiseerd, dat voorbereiding en uitwerking vergde. Deze activiteiten kwamen bovenop de reguliere processen van organisaties. Inmiddels zijn ook pilots gestart die de samenwerking op uitvoeringsniveau verder moeten verbeteren. Vooronderzoek met betrekking tot het Indicatiedossier en Regelhulp wijst uit dat met digitale gegevensuitwisseling en hergebruik uiteindelijk een aanzienlijke lastenvermindering kan worden bereikt, zowel voor burgers als de indicatieorganen zelf. Het zou niet verstandig zijn om daar nu in de pilotfase al te zeer op vooruit te lopen. 13. Hoe wordt het digitaal klantdossier benut in de ‘pilots voor integrale informatieuitvraag en beoordeling in het kader van de vaststelling van feiten’? 13. Er wordt in pilots beproefd welke gegevens hergebruikt kunnen worden in het kader van een integrale informatieuitvraag en op welke wijze dit technisch ondersteund kan worden. Bij de technische ondersteuning wordt gebruikt gemaakt van bestaande mogelijkheden van gegevens tonen en uitwisselen (waar onder meer het SUWInet en Digitaal Klantdossier onderdeel van maken). 14. In welke regio’s zullen de pilots worden uitgevoerd? 14 Leeuwarden en Doetinchem. 15. In de nieuwe regionale pilots staat het perspectief van de cliënt centraal. In hoeverre worden in de nieuwe pilots de cliëntervaringen meegewogen? 15. Er zal een cliënttevredenheidsonderzoek worden uitgevoerd, waarin wordt onderzocht in hoeverre de cliënten tevreden zijn over de wijze waarop ze geholpen worden.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
7
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307
16. Wanneer zal de Kamer een evaluatie van de pilots met bijbehorende kabinetsreactie ontvangen? 16. In juni 2009, na afronding van de pilots. Vragen en opmerkingen van de SP-fractie 17. Wordt onderzocht of de stroomlijning van de indicatieprocessen ook daadwerkelijk leidt tot een goed resultaat voor de aanvrager van de indicatie? Zo ja, wordt dit opgenomen in de rapportage? Zo neen, waarom niet? 17. Er zal een cliënttevredenheidsonderzoek worden uitgevoerd, waarin wordt onderzocht in hoeverre de cliënten tevreden zijn over de wijze waarop ze geholpen worden. 18. Is bij de ontwikkeling van de webvoorziening Regelhulp gebruik gemaakt van de kennis van de professionals? Zo ja, hoe en welke beroepsgroepen zijn erbij betrokken? Zo neen, waarom niet? 18. Regelhulp is ontwikkeld met behulp van de inbreng van professionals en cliënten, in de vorm van gebruikerspanels en diverse expertgroepen. Het professionalspanel bestond uit case managers (Mee consulenten en welzijnsloketmedewerkers), front office medewerkers (loketmedewerkers en call center medewerkers) en back office medewerkers van CIZ, UWV, CWI en gemeenten. 19. Op basis van welke parameters werden de pilots geëvalueerd? 19. De pilots die in maart 2008 van start zijn gegaan, worden geëvalueerd op de volgende punten: • De cliënten vinden dat ze goed en efficiënt door het indicatieproces worden meegenomen. • De productie van de medewerkers voldoet aan de reguliere productienormen van de organisaties. • De medewerkers vinden dat ze een betere dienstverlening kunnen leveren. • De uitvoeringslasten en -kosten nemen niet toe ten opzichte van de ‘reguliere’ situatie.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
8
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307 •
•
De administratieve lasten voor de cliënten verminderen net zoveel als bij de vorige serie pilots: minder aanvragen, minder keuringen, minder gesprekken met indicatiestellers, één aanspreekpunt, en zo mogelijk sneller beschikking over de benodigde voorzieningen (snellere doorlooptijden dan in het reguliere proces). Dit wordt óók gemeten in kosten en tijd. Duidelijk is voor welk clientprofiel welke gegevens zinvol uitgewisseld kunnen worden tussen de organisaties, met welk percentage de uitvraag van gegevens is verlaagd en hoeveel en welke informatie iedere organisatie aanlevert.
20. Hoe wordt vastgesteld, door wie wordt vastgesteld en welke criteria worden gebruikt om vast te stellen of het gaat om meervoudige en complexe aanvragen bij de regionale pilots? 20. Dat gebeurt door de betrokken organisaties zelf. De aanvraag van een voorziening komt ook in de pilots nog via de ‘reguliere weg’ binnen. Vervolgens vindt er een screening plaats waarbij bepaald wordt of de aanvraag thuishoort binnen de werkwijze van de pilot, of het reguliere proces ingaat. Om die screening mogelijk te maken, wordt er een cliëntprofiel opgesteld en een screeningsfilter ontwikkeld passend op de huidige systematiek van organisaties. 21. Is er altijd sprake van een huisbezoek of persoonlijk gesprek? 21. Nee, alleen als dat nodig is om de juiste informatie voor het beoordelen van de aanvraag boven tafel te krijgen. 22. Welke instantie wordt het aanspreekpunt? 22. De betrokken instanties blijven allemaal aanspreekpunt. Pas bij het indienen van de aanvraag, wordt er geselecteerd of de aanvrager mee kan doen in de pilotomgeving. Bij het toekennen van de voorzieningen blijven de betrokken instanties verantwoordelijk voor het besluit ten aanzien van hun ‘eigen’ wettelijke regeling. 23. Wanneer en op basis van welke parameters worden deze regionale pilots geëvalueerd? 23. De pilots die in maart 2008 van start zijn gegaan, worden geëvalueerd op de volgende punten: • De cliënten vinden dat ze goed en efficiënt door het indicatieproces worden meegenomen.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
9
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307 • • • •
•
De productie van de medewerkers voldoet aan de reguliere productienormen van de organisaties. De medewerkers vinden dat ze een betere dienstverlening kunnen leveren. De uitvoeringslasten en -kosten nemen niet toe ten opzichte van de ‘reguliere’ situatie. De administratieve lasten voor de cliënten verminderen net zoveel als bij de vorige serie pilots: minder aanvragen, minder keuringen, minder gesprekken met indicatiestellers, één aanspreekpunt, en zo mogelijk sneller beschikking over de benodigde voorzieningen (snellere doorlooptijden dan in het reguliere proces). Dit wordt óók gemeten in kosten en tijd. Duidelijk is voor welk clientprofiel welke gegevens zinvol uitgewisseld kunnen worden tussen de organisaties, met welk percentage de uitvraag van gegevens is verlaagd en hoeveel en welke informatie iedere organisatie aanlevert.
Vragen en opmerkingen van de VVD-fractie 24. De motie Heerts c.s. (31 224, nr. 16) verzoekt te onderzoeken of er één nationale beoordelings- en indicatieorganisatie kan komen. Kan al een antwoord op deze eenduidige vraag worden gegeven? 24. Het programma Stroomlijning Indicatieprocessen richt zich op stroomlijning in de uitvoering. Het programma is in 2006 vanuit de focus van administratieve lasten gestart. De ministeries van SZW en VWS en de uitvoerders de CWI, het UWV en het CIZ werken in het programma met een aantal gemeentes samen om de administratieve lasten in de uitvoering te verminderen en de burgers beter te bedienen. Het programma richt zicht op de ‘samenloopgevallen’: de mensen met een meervoudige problematiek die bij meerdere instanties voorzieningen aanvragen. Het programma kent drie actielijnen: A. De webvoorziening www.Regelhulp.nl. Regelhulp is een domeinoverstijgende informatie- en aanvraagvoorziening. Regelhulp is inmiddels landelijk beschikbaar. Regelhulp geeft een overzicht van alle voorzieningen die beschikbaar zijn voor de chronisch zieken, gehandicapten en ouderen. Daarnaast kunnen meerdere aanvragen voor voorzieningen kunnen op één dynamisch online formulier worden ingevuld. B. pilots gezamenlijke beoordeling. Op 1 maart 2008 zijn in Doetinchem en Leeuwarden pilots van start gegaan met als doel de gegevensafhandeling in de backoffice sneller te laten verlopen. Dat gebeurt door: a) het vereenvoudigen van gegevensuitwisseling tussen betrokken organisaties, b) het zo veel mogelijk gezamenlijk doen van onderzoek (dus waar mogelijk één medisch onderzoek in plaats van meerdere) en c) het aanbieden van een zoveel mogelijk op de cliënt toesneden pakket van voorzieningen. C. indicatiedossier/paspoort. Momenteel wordt gewerkt aan een plan van aanpak voor een laagdrempelig prototype van een indicatiedossier/-paspoort.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
10
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307 Dit geeft de cliënt de mogelijkheid om informatie die hij heeft aangeleverd bij de ene indicatie-organisatie, ook te gebruiken bij een andere. De gedachte achter de motie Heerts c.s. (Kamerstukken II, 2007/08, 31224 nr 16) strookt met de doelstelling van het programma Stroomlijning. In de brief van 19 december 2007 (Kamerstukken II, 2007/08, 29515, nr. 225) heb ik u aangegeven dat wij in mei rapporteren over de mogelijkheden tot verdere stroomlijning van indicatieprocessen, daar waar dit functioneel wenselijk is. De inschatting is dat het instellen van één indicatiestelling niet mogelijk is, gelet op het feit dat indicaties meerdere doelen dienen. Er moet onderscheid worden gemaakt tussen a) informatieuitvraag en beoordeling in het kader van de vaststelling van feiten en b) de waardering van deze gegevens resulterend in het afgeven van een beschikking. In de context van het programma spelen diverse ontwikkelingen die van invloed zijn op de stroomlijning van uitvoeringsprocessen in de uitvoering. Zo wordt in de omgeving van het programma fundamenteel nagedacht over het stelsel en doelgroepen van een aantal voorzieningen (bijvoorbeeld aanpak Wajong, commissie De Vries inzake herziening WSW, ser-advies AWBZ). 25. Is de staatssecretaris van mening dat het verbeteren van de samenwerking en stroomlijning van indicatieprocessen hetzelfde is als het oprichten van een nationale beoordelingsorganisatie? 25. zie vraag 24. 26. Uit de brief blijkt dat de aandacht momenteel vooral uitgaat naar de samenloopgevallen. Schuilt hierin niet het gevaar dat mensen die vanaf het begin een samenloopgeval zijn straks wel goed geholpen worden, maar mensen die door stapeling van problemen langzaam een samenloopgeval worden juist slechter bediend worden? Hoe gaat de staatssecretaris dit voorkomen? 26. Het begrip ‘samenloop’ wordt gedefinieerd als: meer dan één aanvraag. Vaak worden de aanvragen opvolgend ingediend. Dat wil zeggen dat iedereen die meer dan één aanvraag voor een voorziening (of voor een herindicatie) indient, hieronder valt. Ook de personen die in de loop der tijd meerdere voorzieningen aanvragen, vallen onder de categorie ‘samenloopgevallen’. Een voorbeeld is een MS-patient. In het begin van deze ziekte, doen de patienten vaak slechts een licht beroep op de voorzieningen. Naarmate de ziekte voortschrijdt, wordt het beroep op de voorzieningen groter, en dus ook het aantal aanvragen en indicaties. De projecten in het programma houden volledig rekening met met dit soort ‘samenloopgevallen’.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
11
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307
27. De leden van de VVD-fractie zijn, net als de staatssecretaris, enthousiast over Regelhulp. Deze leden zijn echter van mening dat Regelhulp vooral de toegang tot de indicatieprocessen vereenvoudigt, maar niet de administratieve last van de indicatie zelf aanpakt. Deelt de staatssecretaris deze mening en hoe gaat zij bevorderen dat Regelhulp ook bijdraagt aan het verminderen van juist die administratieve last? 27. De webvoorziening Regelhulp is een van de onderdelen van het programma Stroomlijning indicatieprocessen in Zorg en Sociale Zekerheid. De twee andere onderdelen (namelijk het ‘indicatiedossier’ en de pilots gezamenlijke beoordeling) gaan bijdragen aan het daadwerkelijk verminderen van de administratieve last van het indicatieproces. 28. Uit de pilot administratieve lasten/stroomlijning indicatieprocessen blijkt dat de extra organisatorische last voor organisaties zeer hoog is en daardoor niet opweegt tegen de geboekte winst. De bureaucratische last is dus niet verminderd, maar verschoven van burger naar organisatie. Deelt de staatsecretaris de mening van de leden van de VVD-fractie dat deze conclusie aantoont dat, wil men echte winst boeken, er niet langer uitgegaan moet worden van bestaande structuren, maar dat er een heel nieuwe structuur moet komen die aansluit bij het verzoek voor een onderzoek naar invoering van een centraal orgaan waar de motie Heerts c.s. (31 224, nr. 16) om vraagt? Zo ja, waarom? Zo neen, waarom niet? 28. Zie vraag 24. 29. Wat is belangrijker bij het stroomlijnen van indicatieprocessen: het verminderen van de administratieve lastendruk voor cliënten of voor professionals en organisaties? Hoe gaat de staatssecretaris dat meten? 29. Voorop staat het verminderen van de administratieve lasten voor de clienten. Maar dat betekent niet dat de administratieve lasten voor de organisaties omhoog mogen gaan, want dan zou dat weer extra kosten met zich mee brengen. In de pilots onderzoeken we daarom een werkwijze, die aan beide eisen voldoet: minder administratieve lasten voor cliënt èn voor de betrokken organisaties. Ook de andere onderdelen van het programma (indicatiedossier en regelhulp.nl) zijn er op gericht de administratieve lasten voor burgers te verminderen zonder dat de administratieve lasten voor de betrokken organisaties te vergroten.
Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport Blad
12
Kenmerk
DLZ/ZI-U-2830307
Vragen en opmerkingen van de PVV-fractie 30. Is de staatssecretaris bereid de mogelijkheid te onderzoeken om alle aanvraagformulieren van de verschillende zbo’s samen te voegen tot één aanvraagformulier met bijvoorbeeld een algemeen deel (ziekte/ handicap/ beperking) en verschillende delen voor de specifieke (zorg)vraag per zbo? 30. Een eerste stap in de richting van het bundelen van alle aanvraagformulieren is nu gezet met de aanvraagmodule in www.regelhulp.nl. Op basis van de ervaring die we daarmee opdoen, onderzoeken we of we andere voorzieningen ook aanvraagbaar kunnen maken via www.regelhulp.nl. Afbakening zit in de doelgroep: we willen op den duur alle regelingen die er zijn voor chronisch zieken, gehandicapten en ouderen aanvraagbaar maken via www.regelhulp.nl. 31. Is de staatssecretaris bereid te onderzoeken of het in de toekomst mogelijk is om alle zbo’s die in deze brief besproken zijn met één computersysteem te laten werken zodat uitwisseling van gegevens op een simpele manier mogelijk is, indien de cliënt hiervoor toestemming geeft? 31. In een van de deelprojecten binnen het programma wordt onderzoek gedaan naar de mogelijkheid om op eenvoudige manier digitaal gegevens tussen ZBO’s en gemeentes uit te wisselen, het zogenaamde Indicatiedossier. Daarbij gaat het meer om het aansluiten van de verschillende systemen op elkaar, dan om het bouwen van één computersysteem. De aspecten die daarbij in ogenschouw moeten worden genomen zijn van juridische, organisatorische, financiële en technische aard. In mijn brief van mei 2008 zal ik nader ingaan op het concept van dit indicatiedossier en hoe ik dit de komende jaren met mijn collega van SZW wil realiseren. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport,
mw. dr. J. Bussemaker