WWS Dameszeilen! !
Kort lesschema! Hieronder een zeer beknopte beschrijving van het basiszeilen. Wanneer je dit allemaal onder de knie hebt kun je gerust een bootje meenemen. Het is geschreven als korte leidraad voor instructeurs, dus wees niet verbaasd als je het niet helemaal begrijpt.! Voor uitgebreidere beschrijving verwijs ik graag naar andere boeken. Ik heb de ‘Leidraad voor zeilers’ geraadpleegd.! Veel plezier!!
Benamingen en begrippen! Onderdelen van de boot romp boeg spiegel dek gangboord voordek achterdek kiel roer helmstok stuurboord bakboord kuip
!
Tuigage mast verstaging want giek gaffel grootzeil fok vallen schoten huik mik
Omgeving loef lij hogerwal lagerwal bovenlangs onderlangs oploeven afvallen
Zeilklaar maken! Huik eraf! Schoten aanslaan! Vallen aanslaan, klauwval en piekeval. Kraanlijn aanslaan.! Hijsen! Boot met de kop in de wind! Grootzeil hijsen. Bemanning aan de zijde waar de kraanlijn zit voor veiligheid. Schoot los, piek omhoog, klauw en piek gelijktijdig, klauw doorzetten en beleggen, halstalie vast, piek doorhalen.! Fok hijsen? Waarschijnlijk rolfok, dus niet nodig.! Vallen netjes opschieten.!
Varen! Sturende werking van de zeilen uitleggen. Grootzeil heeft loevende werking, fok laat afvallen. Sturen doe je met zeilen, roer is voor het fijne werk.! Oefenen met oploeven en afvallen. Gebruik zeilen en roer gezamenlijk.! Koers varen met punt op de wal. Gevoel krijgen voor de werking van zeilen en roer.! Stand van de zeilen en koersen oefenen. Aan de wind, halve wind, ruime wind en voor de wind. Gebruik eventueel de windroos met alle koersen. Hierin is ook de dode hoek zichtbaar die handig is om overstag uit te leggen.!
Overstag gaan. ! Uitleg dode hoek.! Hoog aan de wind zeilen. Kijken of er ruimte is om overstag te gaan. “Klaar om te wenden”, “ree”. Fok iets vieren. Schip gaat vanzelf door de wind. Eventueel fok bak. Fok over. Netjes aan de wind varen over de nieuwe boeg.! Probeer netjes overstag te gaan met een rechte hoek, geen vraagteken achterlaten in het kielzog.! Opkruisen in nauw vaarwater! Dit is een goede oefening voor de meer gevorderde zeiler. Let hierbij op snelheid houden, zowel tijdens de slag als tijdens het overstag gaan. Is het recht in de wind of is er een lange en korte slag. Op korte slag meer snelheid houden, op lange slag hoogte houden. Let op luwtes en geef schepen aan SB ruimte.! Dwarspeiling! Ook een goede oefening om gevoel te krijgen voor “lijnen op het water”. Neem een bovenwinds gelegen punt op ruim water. Laat zeiler mbv dwarspeiling op een rechtstreekse koers naar dit punt komen. Hou rekening met de afstand tot het punt, verlijeren en de ruimte nodig voor de overstag manoeuvre. ! Gijpen! Uitleg over wanneer een gijp nodig is. Gebruik eventueel weer de windroos.! Goed voor de wind varen. Verzitten naar lijzijde. “Klaar voor de gijp!”. Grootzeil inhalen, helmstok controleren met lichaam. Indien nodig verder door de wind sturen, grootzeil laten overkomen en schoot vieren. Helmstok controleren met arm.! Tijdens de gijp goed koers houden. Neem punt op de wal als hulpmiddel.! Stormrondje! Uitleg over gijpen dmv overstag gaan. Dit is veiliger, maar kost meer ruimte. Voer een stormrondje rustig uit.!
!
Manoeuvres!
!
Afvaren van hogerwal! Afvaren van hogerwal wordt gedaan met gehesen zeilen. De boot ligt aan één landvast.! Voor afvaart een keuze maken voor welke richting wordt gekozen om vol te vallen. Hiervoor wordt de grootste hoek gekozen, waarbij de boot minder ver moet afvallen om vrij te komen van de wal. Dit omdat de boot eerst weinig vaart heeft en dus slecht bestuurbaar met het roer.!
! Stuurman kiest de zijde van volvallen en gaat aan toekomstige loefzijde zitten. Schoten goed los. Uitkijken of het water vrij is. Afduwen recht naar achter of in de juiste richting. Roer geven voor deinzend schip. Fok bak en wachten tot er goed is afgedraaid van de wal. Fok over en grootzeil aantrekken.! Aankomen aan hogerwal! Uitleg over het minderen van vaart. Alleen mogelijk door in- of aan de wind te varen en zeilen te vieren.! In principe twee mogelijkheden: sliplanding en opschieter. De sliplanding heeft de voorkeur omdat de snelheid beter gecontroleerd kan worden.! Oefenen met het zoeken van de juiste aan de windse lijn op ruim water. Niet te laag en niet te hoog. Probeer te “slippen” door langzaam schoten te vieren. Pas vlak voor het eindpunt de schoten helemaal los.! Daarna proberen aan een hoger wal. Zoek ruimte. Juiste koers is erg belangrijk. Goed naar de zeilen kijken. Niet te vroeg stil liggen omdat op gang komen bijna niet meer mogelijk is.! Iemand naar voren met landvast om af te houden. Vergeet landvast niet mee te nemen!!
Man over boord manoeuvre! Voor de liefhebbers een leuke oefening en wellicht nuttig.! Bij man overboord (gebruik stootwil met meerpen oid) val je snel af tot voor de wind. Dit om zodoende de man overboord als bovenwinds gelegen punt dmv sliplanding aan te kunnen varen. Roep: “Zwem!” en laat iemand de man aanwijzen om hem niet uit het oog te verliezen. Na 4-5 scheepslengtes oploeven tot aan de wind, dwarspeiling op de man (denk eraan dat je dichtbij bent en dat de overstag nog een scheepslengte hoogte oplevert), overstag en slippend naar de man varen. Binnenhalen aan loef om er niet overheen te varen. Zodra de man vast is, fok bak om niet over de man heen te draaien.!
!
Schipperen! Na de basistechnieken kun je aan de gang met:! Varend hijsen en strijken! Bomen. Aan de wind grootzeil hijsen. Fok kan altijd.! Ankeren! Lokatie kiezen. Grond peilen. Fok strijken. Anker neer. Lengte ankerlijn of ketting. Achtergrondspeiling! Afmeren! Landvasten beleggen op kikkers. Stootwillen, plaats en bevestiging. Spring aanbrengen.! Reven! Knopen! •
Halve steek!
•
Mastworp!
•
Paalsteek!
•
Achtknoop!
•
Schootsteek!
•
Platte knoop!
Regelement (BPR)! 1.
Goed zeemanschap!
2.
Koers houden of duidelijk uitwijken!
3.
Klein wijkt voor groot!
4.
Schip dat een gestrekte koers aan SB wal vaart gaat voor.! Tegengestelde koersen!
5.
Beide schepen wijken naar SB uit.!
6.
Motor wijkt voor zeil!
7.
Bij twee zeilboten: SB wijkt voor BB! Kruisende koersen!
8.
Schip van rechts heeft voorrang (twee motorboten)!
9.
Motor wijkt voor zeil!
10. Twee zeilende schepen: SB boeg wijkt voor BB boeg, loef wijkt voor lij! Oplopende koersen! 11.
Oploper haalt links in. Opgelopene geeft mogelijkheid.