Toelichting voorkant De foto op de voorkant laat treffend zien hoe waardering voor natuur en landschap al vroeg ontwikkeld kan worden. Door het enthousiasme voor landschap al op vroege leeftijd over te brengen op kinderen, wordt de basis gelegd voor een goede relatie met het landschap van morgen.
Winnaar fotowedstrijd Een onderdeel uit het proces om tot een landschapsbiografie te komen was de fotowedstrijd. De winnende foto zou op de voorkant van de landschapsbiografie prijken. De winnende foto is gemaakt door Marijke Domhof. Op de foto is te zien hoe opa Theo lesgeeft over het landschap aan Hannes, Jaap en Rein.
Opdrachtgever: In samenwerking met:
Projectleider cultuurhistorie: Andre Kaper
Zieuwents Belang: coördinatie Björn Domhof & Jos Kolkman
Begeleiding:
Opleveringsdatum:
Docenten: Roos van Doorn, Hedwig van Loon, Daan van der Linden en Derk-Jan Stobbelaar Opdrachtnemers: Peter Bongen, Johan de Bijl, Hanneke Hietink, Janette Hofman, Edward Hutten, Gerard Kamperman, Ruben Kluit, Nick Kroese, Imke Nabben, Marcel Ruijs, Rick Staudt, Lisette van Soest en Marjolein Vermeij.
17 januari 2014
Bennie te Roller, Bennie Rouwhorst, Harry Spekschoor, Willy Spekschoor, Anton Stortelder, Ben Venderbosch, Henry Waalderbos, Teun Wassink, Jan Wopereis.
Er was eens een groep studenten Bos- en Natuurbeheer van de Hogeschool Van Hall Larenstein. Zij kwamen in november 2013 uit alle uithoeken van Nederland naar Zieuwent. De meesten hadden nog nooit van dit dorp gehoord. Nu voelen wij ons bekend met het dorp, en kennen we het verhaal van bos, beek en kerkepad. De bewoners hebben hun herinneringen en ervaringen met ons willen delen. We hebben ondervonden wat een hechte gemeenschap kan betekenen voor een dorp. Misschien zijn we nu zelf wel een alinea geworden in ‘Het Verhaal van Zieuwent’. We hebben dit verhaal van het landschap kunnen schrijven dankzij de hulp en enthousiaste ondersteuning van een aantal personen. Op 8 november werden wij zeer gastvrij ontvangen door twaalf contactpersonen. Zij hebben veel tijd aan dit project besteed en hebben ons met raad en daad terzijde gestaan en veel kennis en ervaring met ons willen delen. Later kwamen er nog veel mensen bij die ook hun kennis en ervaring met ons hebben gedeeld. Wij hebben bij alle mensen veel enthousiasme en liefde voor het dorp herkend en wij willen hen van harte bedanken voor hun bijdrage aan dit landschapsproject. Ten eerste willen we Björn Domhof en Jos Kolkman bedanken voor hun coördinatie vanuit Zieuwent! Bedankt ook: Willy Doppen, Ronald van Harxen, André Hendriks, Bernard Hulshof, familie Hulzink, Frans Krabbenborg, Jos te Molder, Jan Nijenhuis, Joop Nijenhuis, Josef Nijenhuis,
Behalve deze mensen zijn nog meer inwoners betrokken geraakt bij het project en sommigen hebben hun verhaal voor de camera verteld: Luuk Domhof, Pim Kolkman, Jeanne Besselink, Riek Grotenhuis, Lars Kolkman, Pim Kolkman, Gerrie Penterman, Sandra te Plate en Jan Wopereis. Dan zijn er nog de inwoners die mee deden aan de fotowedstrijd. Zij stuurden een foto van een plek die bijzonder voor hen is, met een persoonlijk verhaal achter die foto. Geweldig dat jullie allemaal hebben bijgedragen aan de totstandkoming van ‘Het Verhaal van Zieuwent’. Een woord van dank ook voor de enthousiaste begeleiding van onze docenten: Roos van Doorn, Hedwig van Loon, Daan van der Linde en DerkJan Stobbelaar en voor de enthousiaste bijdrage van onze opdrachtgever Stichting Landschapsbeheer Gelderland: Sander Nijhuis en André Kaper.
“Wij hopen dat deze landschapsbiografie voor oude en nieuwe inwoners de aanzet is om met een andere blik naar het landschap te kijken.” Peter Bongen, Johan de Bijl, Hanneke Hietink, Janette Hofman, Edward Hutten, Gerard Kamperman, Ruben Kluit, Nick Kroese, Imke Nabben, Marcel Ruijs, Rick Staudt, Lisette van Soest, Marjolein Vermeij.
Voorwoord Inleiding ...................................... 1.Kaarten vertellen het verhaal. ........ 2.Zieuwent van vóór Google maps..... 3.Inwoners en hun verhalen ............. 4.Natuur in het landschap .............. 5.Zieuwent nu ............................. 6.Buitenkans ................................ Bronnen ......................................
Zieuwent
ligt in de provincie Gelderland. Het is een kerkdorp in de Achterhoek en één van de kernen van de gemeente Oost-Gelre. Het heeft ongeveer 2000 inwoners. Het dorp heeft landelijk bekendheid gekregen door de aanleg en deels reconstructie van kerkepaden, die wandelaars en fietsers vanuit alle windrichtingen naar het dorpsplein van Zieuwent leiden. Daar bevindt zich de grote kerk, de ‘kathedraal van de Achterhoek’. Datzelfde dorpsplein hebben de bewoners met vereende krachten heringericht waarvoor ze de dorpsvernieuwingsprijs 2013 kregen. De saamhorigheid die hiervoor nodig is karakteriseert de bewoners van Zieuwent. Zij zijn trots op hun dorp, en terecht! De creativiteit, de behulpzaamheid en de daadkracht siert de bewoners waarvan er velen in het dorp actief zijn als vrijwilliger in verenigingen of andere organisaties.
Het verleden, de levensloop van een dorp, is vaak nog zichtbaar in het landschap. Er zijn sporen van gebeurtenissen van duizenden jaren geleden, van menselijke ingrepen en Zieuwent Het ‘Verhaal van Zieuwent’ is nooit af, gelukkig maar. Elke generatie schrijft een nieuw hoofdstuk door sporen achter te laten, bewust of onbewust. Deze sporen worden opgeslagen in het geheugen van mensen en gedeeld met anderen door er over te schrijven of te vertellen, bijvoorbeeld in boeken of in lessen op school. Een beschrijving van de veranderingen in de loop der eeuwen, de beleving en de betekenis van het landschap, dat noemen we een ‘Landschapsbiografie’. Deze landschapsbiografie maakt het mogelijk het landschap werkelijk te begrijpen en nóg meer te gaan waarderen en is geschreven in het kader van een landschapsproject.
belevenissen , maar ook de planten en dieren vertellen over de geschiedenis van Zieuwent en zijn er onderdeel van. De opdrachtgever van het landschapsproject Stichting Landschapsbeheer Gelderland (SLG) zet zich in voor het cultuurlandschap en werkt daarin samen met vele partijen. Zo deelt ze kennis en informatie met bewoners van dorpen die aan hun landschap willen werken, en faciliteren ze bij de uitvoering van projecten door bijvoorbeeld gereedschap uit te lenen en plantmateriaal te leveren. Samen met Hogeschool van Hall Larenstein in Velp is er een pilotproject ontworpen waarin studenten de opdracht kregen om sámen met de bewoners van Zieuwent een biografie van het landschap te maken. Hiermee beoogt SLG een voorzet te geven voor hun aanpak ‘Levend landschap’ (zie www.landschapsbeheergelderland.nl), een succesvolle
manier om bewonersinitiatieven te ondersteunen. De landschapsbiografie is dus in wezen geschreven voor alle bewoners van Zieuwent die hun eigen landschap en leefomgeving beter willen leren kennen. Dan kunnen zij ‘nóg meer van hun dorp gaan houden en zich thuis voelen zodra ze de deur uit stappen’ (uitspraak: Jos Kolkman). Werkwijze en producten SLG heeft de studenten in contact gebracht met de dorpsraad ‘Zieuwents Belang’, waaruit een samenwerkingsverband is ontstaan van 13 studenten en een groot aantal contactpersonen; bewoners van Zieuwent en omstreken. Dankzij hun lokale netwerk, kennis, ervaring en enthousiasme was het mogelijk om in korte tijd unieke informatie over het landschap binnen de parochiegrenzen van Zieuwent te verzamelen. De Landschapsbiografie inclusief DVD met verhalen De landschapsbiografie bevat dankzij de inbreng van bewoners unieke informatie over het landschap rond Zieuwent uit heden en verleden. Daarnaast worden er kansen gezien door bewoners om de kwaliteiten en de rijke historie van het landschap te herstellen of versterken. Deze informatie en kansen zijn beschreven en zoveel mogelijk in kaart gebracht. Onderdeel hiervan is de ‘mondelinge geschiedenis’; een aantal bewoners vertelt over hun leven in het landschap van Zieuwent. Zij vertellen hoe ze het landschap beleven of beleefd hebben en hoe zij vroeger woonden en werkten in het landschap. Een film hiervan staat op DVD. De fotowedstrijd Verder is er een fotowedstrijd georganiseerd. Iedereen mocht een foto insturen van een plek in het landschap van Zieuwent waar men een speciale band mee heeft, met daarbij kort beschreven waarom die plek voor hem/haar zo bijzonder is. De aftrap vond plaats op het dorpsplein met een groene caravan om veel aandacht te vragen voor de wedstrijd. Die dag zijn diverse mensen op straat aangesproken over de wedstrijd,
het landschapsproject in het algemeen en werd hen gevraagd of zij betrokken willen worden of op de hoogte willen blijven van vervolgactiviteiten in Zieuwent met betrekking tot het landschap. Presentaties en ander materiaal Bij de eindpresentatie van het project zijn alle wedstrijdfoto’s tentoongesteld, is de landschapsbiografie samengevat op een aantal posters en is een audiovisuele presentatie verzorgd. Een ‘fotobanner’ maakt onderdeel uit van de presentaties. Voor de bewoners van Zieuwent blijven deze producten beschikbaar voor eventueel hergebruik.
Tot slot is een aantal artikelen over natuur en landschap verzameld op een USB-stick. Deze kan doorgegeven worden als een soort ‘landschapssleutel’ aan bewoners die meer willen weten over natuur en landschap in het algemeen en in de omgeving van Zieuwent in het bijzonder. Leeswijzer
De landschapsbiografie bestaat uit drie delen: dit rapport, een bundeling van kaartenbijlagen met toelichting (in A3-formaat) en een DVD met interviews met enkele bewoners uit Zieuwent. De losse kaartbijlage maakt het mogelijk om de themakaarten per hoofdstuk naast de tekst te leggen. In hoofdstuk 2 wordt de ontwikkeling van het landschap gevolgd door oude en recente kaarten te vergelijken. In hoofdstuk 3 wordt aan de hand van namen het verhaal van Zieuwent vertelt, met in de bijlagen kaarten over droebels, velden en paden. In hoofdstuk 4 worden natuurwaarden in kaart gebracht en de diversiteit aan landschapstypen beschreven. In hoofdstuk 5 worden recente en huidige ontwikkelingen ten aanzien van het landschap beschreven.
Hoofdstuk 6 bevat een overzicht van kansen en ideeën die uit gesprekken met bewoners naar voren kwamen, om aan de slag te gaan met het verhogen van natuurwaarden en landschapskwaliteit.
Toen in het verre verleden mensen zich gingen vestigen op de plek die we nu Zieuwent noemen, troffen ze een landschap aan met relatief droge hoger gelegen zandige gronden en lagere plekken die erg nat waren. Overal groeiden bossen: drogere bossen en ondoordringbare moerasbossen. Het was destijds niet de meest populaire vestigingsplek, omdat het er zo nat was. Om te begrijpen waarom het er toen zo uit zag moet je weten hoe de ondergrond van Zieuwent is opgebouwd. De ondergrond van Zieuwent De bodem en ondergrond zijn voor een groot deel gevormd tijdens twee ijstijden, in perioden 200.000 en 50.000 jaar geleden. Er is in de eerste ijstijd veel zand en grind door wind in dit gebied afgezet, maar ook een laag keileem door de schuivende ijsmassa’s. De keileem laat slecht water door naar de ondergrond, en dit zorgt voor de natte gronden. Zieuwent ligt landschappelijk gezien op een laagterras ten westen van een plateau: het Oost-Nederlands Plateau. Winterswijk en omgeving liggen op dit hoge plateau. Het plateau eindigt vrij plotseling bij Lichtenvoorde en vormt daar een terrasrand, die als een soort steile helling nog wel zichtbaar is. Ook op een hoogtekaart waarop elke hoogte een eigen kleur heeft is dit goed te zien. Van oost naar west loopt het land af van +35 NAP (rood/geel) naar +18 m NAP (blauw).
Terrasrand op de hoogtekaart. (1)
Alle regen die op het plateau viel stroomde in beken naar het westen van de terrasrand af. Daar kwam het water terecht op een vlakte met weinig verval. Zo ontstond er na de eerste ijstijd een moerassige beekvlakte op de plek waar nu Zieuwent ligt. In de tweede ijstijd speelde opnieuw de wind een belangrijke rol. Droge zandige plekken verstoven, waardoor lagere vlaktes gevormd werden. Waar het zand nat was, was het plakkerig en groeide het aan tot er dekzand kopjes of langgerekte dekzandruggen ontstonden, die één of twee meter uitstaken boven de omgeving.
Er ontstond dus een omgekeerd reliëf: de hoogtes in het landschap liggen op van oorsprong natte plekken en de huidige natte laagtes liggen op van oorsprong droge plekken. De kleine dekzandruggen zijn nu nog zichtbaar in het landschap rond Zieuwent. Dit zijn de plekken waar de eerste boeren zich vestigden op de zogenoemde ‘droebels’. De mensen hielden duidelijk van droge voeten. Op de reliëfkaart (Geomorfologische kaart) in bijlage I en de bodemkaart in bijlage II is deze ontstaansgeschiedenis af te lezen. Er zijn bruine en groene vlakken te zien op de reliëfkaart. De bruine geven de hoge plekken in het landschap aan, waarbij de verschillende kleuren bruin meer details van het reliëf aangeven. De groene vlakken geven de lage vlaktes aan.
het ‘potstalsysteem’. Pas bij de introductie van de kunstmest aan het eind 19e eeuw raakte deze vorm van bemesting overbodig.
In de tijd dat er nog geen kunstmest was maakte men gebruik van het potstal systeem. De boeren lieten hun schapen op de zogenaamde ‘woeste gronden’, de heidevelden, in de omgeving lopen en ’s avonds bracht men de schapen weer in de stal. Daar deden de schapen hun behoefte. Deze mest, aangevuld met heideplaggen, werd in het voorjaar over de akker verspreid. Deze vorm van bemesting is eeuwenlang toegepast. Zo zijn de dekzandkopjes en -ruggen opgehoogd geraakt met vruchtbare grond, een zogenaamd ‘cultuurdek’.
Reliëfkaart en bodemkaart van Zieuwent Mensen vestigen zich in het gebied Al in 1059 wordt er gesproken over Syenwede. Dit betekent zoveel als laaggelegen weide of bos (2). De eerste bewoners, voornamelijk boeren, gingen op de hogere drogere dekzandruggen en –kopjes wonen. In Zieuwent zijn deze hoge droge gebieden niet groot. Soms konden zich verschillende mensen bij elkaar vestigen. Soms waren de dekzandkopjes zo klein dat er maar één boerderijtje kon staan met wat bouwland eromheen. Dit zijn de kleinste ‘kampen’ of ‘eenmansessen’. Boeren woonden en verbouwden hun gewassen op de verhogingen in het landschap. Doordat het gebied zo moeilijk begaanbaar was in verband met de nattigheid in vergelijking met de omgeving, was de bevolking erg op elkaar aangewezen (3). De heidevelden werden echter intensief gebruikt om de grond vruchtbaar te maken. Eeuwenlang gebruikte men
Op de bodemkaart van Zieuwent (Bijlage II) is goed te zien waar de mensen de grond bewerkt hebben. De bovenste anderhalve meter van de grond noemt men de bodem. Met codes worden diverse bodemtypes onderscheiden. Zodoende vertelt deze kaart iets over het ontstaan van het landschap in Zieuwent.
De bodemcodes die beginnen met zEZ verwijzen naar de oude kampen of essen. Het zijn gronden met een cultuurdek van meer dan één meter dik. De bodemcodes die beginnen met de letter c verwijzen naar gronden met een cultuurdek van minimaal 50 cm dik. Alle droebels, behalve ’t Kevelder, liggen op die bodemsoorten. De code pZg23 verwijst naar beekdalgronden. Het zijn gronden die regelmatig onderwater staan, maar soms wel in landbouwkundig gebruik zijn geweest vroeger, bijvoorbeeld als hooiland. De Binn’nkamp is een mooi voorbeeld van deze beekdalgronden (4).
schapen en het plaggen voor de potstal. De kampen werden gebruikt om te wonen en de gewassen op te verbouwen. Door invloeden van de mens zoals de komst van de kunstmest, ruilverkaveling en schaalvergroting zijn deze landschapstypen tegenwoordig bijna niet meer zichtbaar in het landschap. Oude kaarten van Zieuwent Dat de mens grote invloed heeft gehad op het landschap is goed te zien op kaarten van Zieuwent door de eeuwen heen. Aan de hand van de kaarten van 1650, 1879-1925, 1960 en de huidige topografische kaart wordt deze invloed op het landschap toegelicht.
Het potstalsysteem (a) In de winter stonden grote delen van Zieuwent bijna onder water of was het erg drassig. Deze natte omstandigheden bracht grote beperkingen voor de landbouw en leefbaarheid met zich mee. Om dit te verbeteren werden al vroeg ontwateringmaatregelen genomen, zoals het graven van sloten en graven/kanaliseren van beken. Tegenwoordig is de afwatering geregeld door de Veengoot aan de westkant van Zieuwent en de Baakse beek (voorheen de Molenbeek) die dwars door het gebied loopt. Ondanks de moeilijkheden door natte omstandigheden kwamen mensen in dit gebied wonen. Je vraagt je af: waarom juist hier? In Zieuwent kwamen vier landschapstypen bij elkaar: moeraslandschap, heideontginningslandschap, beekdallandschap en het kampenlandschap (bijlage III). Hierdoor hadden de mensen alles wat ze nodig hadden om te overleven. De voedselrijke gronden rondom de beek waren belangrijk om te hooien voor het vee. De houtwallen en singels werden gebruikt als brandhout of voor timmerhout en gebruikshout.
Er wordt gezegd dat Zieuwent tot ongeveer 1950 klimaatneutraal was! Daarna werd hout als brandstof ingeruild voor kolen, olie en gas, en werd het hout niet meer geoogst. De heidevelden waren belangrijk voor de
De kaart van 1650 De oudst bekende kaart van de omgeving van Zieuwent (bijlage IV) is van rond 1650. (i) Op deze kaart staan namen als: Olde Mate, Rijtbergh en Rondeelhuis. Deze namen zijn heden ten dage nog terug te vinden als Oude maat, Rietberg (een droebel) en Rondeel. De bewoning is nog erg verspreid in deze tijd.
Detail van de kaart uit 1650. (5) De naam ‘Zuwensche veld’ geeft aan dat het woeste gronden waren die waarschijnlijk uit heidevelden bestaan hebben. ‘Het Grote Zuwent’ betekent ‘grote laag gelegen weide of bos’ en duidt op erg nat gebied. Nu
is dit gebied bekend als het Zuidelijke broek. Waarschijnlijk waren grote delen van het Grote Zuwent uitgestrekte broekbossen. Duidelijk is dat grote delen van Zieuwent in 1650 nog niet ontgonnen waren. De kaart van 1879-1925 Tweehonderd jaar later ziet het er heel anders uit (bijlage V). Bijna het gehele gebied is ontgonnen, op een paar kleine moerassen (bijvoorbeeld de Riette) en heidevelden na. Op de kampen ontstaat door de ontginning een aaneengesloten kleinschalig landschap met om elke akker een houtwal. Het broek is ook ontgonnen. Hier ontstaat een kleinschalig landschap met sloten en greppels en op de randen veel elzensingels. De graslanden werden gebruikt als hooilanden (ook wel ‘maten’ of ‘maatjes’ genoemd) of er werd vee geweid. Er waren ook boeren die in het dorp woonden en in ’t Broek hun vee lieten lopen of hun hooilandjes hadden. In 1905 waren er 176 gemengde boerenbedrijven in Zieuwent met samen 590 ha bouwland en 620 ha weiland (gemiddeld 3,35 ha bouwland en 3,52 ha weiland per boer). De grote boeren hadden ca.10-20 ha weiland met ca. 8 koeien. De overige boeren hadden gemiddeld 3 ha weiland met ca. 1-4 koeien. In die tijd werd er een grote diversiteit aan landbouwgewassen verbouwd: rogge, haver, aardappelen, spurrie, knollen, boekweit, tarwe, gerst, koolzaad, vlas, bieten, koolraap, wortels, boerenkool, mais en klaver. Dit allemaal op honderden perceeltjes! (6)
Door erfdeling binnen de grote katholieke gezinnen ontstond er een enorm aantal kleine perceeltjes. In Zieuwent leeft het gezegde “dat je op sommige perceeltjes je fiets nog niet kon draaien...”.
Uitsnede van de kaart met kadastrale eigendomsgrenzen in 1830, bewerkt door historische vereniging ’t Zuwent. (groen = grasland, geel = akkers, paars = heide) Voor 1900 was het grondgebruik nog erg afhankelijk van de aard van de ondergrond. Op sommige plekken in het landschap waren er scherpe overgangen tussen de opgehoogde en goed bemeste bouwlanden en de laaggelegen arme weilanden. Dit worden ‘steilranden’ genoemd. Ze waren altijd begroeid met houtsingels om het vee te keren. Restanten van die steilranden zijn in het huidige landschap nog te zien.
Zieuwent was in de 19e eeuw uitgegroeid tot een welvarend dorp. Dit kwam door de goede kwaliteit vlas die hier verbouwd werd. Rijke textielbaronnen uit het noorden kochten hier hun vlas in. Zodoende heeft Zieuwent haar eigen kerk kunnen bouwen in 1899. Toen de kerk gebouwd was, moest deze nog wel afbetaald worden. De pastoor had hiervoor de ‘vlasmeisjes’. Deze meisjes werden door de pastoor op pad gestuurd naar de rijkere vlasboeren (de pastoor hield goed in de gaten wie er net vlas verkocht had) om hun charmes in de strijd te gooien bij het inzamelen van geld. In 2013 is het laatste vlasmeisje op 95 jarige leeftijd overleden (iv) De kaart van 1960 De kaart van 1960 (bijlage VI) laat het landschap zien zoals het werd door de mechanisatie en schaalvergroting na de tweede wereldoorlog. De kunstmest had haar intrede gedaan. Hierdoor konden voorheen onvruchtbare gronden ontgonnen worden. Broekgebieden en natte heide werden in landbouwgebruik gekomen. Toch zijn er nog veel overeenkomsten tussen de kaarten van 1925 en 1960. Het landschap is nog steeds kleinschalig en gesloten.
Alle percelen werden omgeven door singels en bomenrijen. Er waren veel zandwegen en door de vele aparte kleine percelen waren er veel drinkpoelen voor het vee. De kleine percelen maakten het onmogelijk om de landbouwbedrijven te moderniseren. Tot in het late voorjaar was het vaak nog nat, waardoor men de grond moeilijk met de steeds groter en zwaarder wordende machines kon bewerken. De vele zandpaden en bochtige weggetjes voldeden ook niet meer aan de eisen van die tijd.
In de oorlog werd het vee naar de boerderij in het zuidelijke broek gebracht om te voorkomen dat de Duitsers alle paarden en koeien en varkens in beslag namen. Daar was het toen nog zo nat en onbegaanbaar dat de Duitsers er niet kwamen. In de oorlog heeft in het bosje van Velvers Buske een Canadese Shermantank lang vastgezeten. Gewoon omdat het er zo nat was. Bij boerderij de Brander zaten in de oorlog onderduikers in de gierput. De gierput was helemaal leeg en schoon en was nog nooit gebruikt. De onderduikers moesten via het pompgat, waar vroeger de slang in gelegd werd om gier eruit te pompen, naar hun schuilplek. Voor de Duitsers leek het net of de put vol gier stond. Er was een onopvallende afscheiding buiten het gezichtsveld gemaakt waardoor het leek dat de put gewoon in bedrijf was, maar in werkelijkheid was hij leeg. De kaart van 2012 Tussen 1960 en 2012 is het landschap van Zieuwent aanzienlijk veranderd (bijlage VII). Tot 1960 voegde men zich naar de mogelijkheden van het landschap, na 1960 paste men het landschap aan naar de wensen van de mens. In de periode van 1968 tot 1978 ging het Rijk een steeds grotere rol spelen in de vorming van het landschap. Ruilverkaveling werd het belangrijkste instrument om in te grijpen in ontsluiting, verkaveling, en waterbeheersing.
In Zieuwent werden in 1965 beslissingen over de ruilverkaveling genomen waar de bewoners erg blij mee waren. Men zegt dat ‘zonder de ruilverkaveling Zieuwent geen toekomst meer had. Zo zwaar was het leven hier’. (iv) Het wegen- en waterlopenplan is uitgevoerd tussen 1968 en 1973. De kavelinrichtingen zijn uitgevoerd tussen 1968 en 1978, evenals de uitvoering van het landschapsplan. In het
landschapsplan werd de ‘aankleding’ van het nieuwe landschap omschreven. Hier wordt in hoofdstuk 5 verder op ingegaan.
Aanleg van wegen en waterlopen voor de ruilverkaveling (5)
Voor de ruilverkaveling werden de nodige landschapselementen gerooid
Een rij oude eiken midden in het veld markeert de plek waar vroeger een pad liep (foto M. Ruijs).
door boeren. Men was al die beplanting zo zat! Omdat ze een beetje bang waren dat de beplanting behouden zou moeten blijven rooiden ze die alvast. Pas daarna gingen ze naar de ruilverkavelingcommissie om te vragen welke landschapselementen behouden moesten blijven. ‘de vergunning zat in de motorkettingzaag’! (v)
Tijdens de ruilverkaveling zijn veel onverharde wegen opgeheven of verhard, en nieuwe wegen aangelegd. Het wegenpatroon als geheel werd veel grofmaziger. De kavels in het gebied werden groter, omdat verspreid liggende kavels van boeren nu geruild werd voor één grotere kavel dichter bij de boerderij.
Voor de ruilverkaveling waren er veel meer paden. Vele zijn er opgeruimd. In het huidige landschap zijn veel vroegere paden nog te herkennen aan een rij solitaire bomen in een weiland, of een sloot langs een bosschage. De sloot was vroeger een zandpad. Dit scheelde weer onteigening.
Veel houtsingels om de oorspronkelijke kleine kavels werden verwijderd en de nieuwgevormde percelen werden diepgeploegd en aanzienlijk geëgaliseerd. Hierdoor is veel van het oorspronkelijke reliëf verdwenen. (7) De steilranden, die vroeger een duidelijke grens waren tussen bouwland op de essen en lager gelegen weiland, waren oorspronkelijk beplant als veekering. Deze steilranden en hun beplanting zijn voor een groot deel verdwenen door de ruilverkaveling. De waarde van aardkundig erfgoed in het landschap werd pas in de jaren ’90 in ruime kring erkend.
De ruilverkaveling is afgerond in 1979. Een landschap blijft echter steeds veranderen. De schaalvergroting en intensivering in de landbouw is in hoog tempo doorgegaan. Hierdoor zijn houtsingels gerooid en langzaam aan is het kenmerkende kleinschalige landschap van Zieuwent verdwenen. De intensivering heeft ervoor gezorgd dat de graslanden niet meer de weilanden van vroeger zijn. Ze worden beheerd als bouwland, waar een monocultuur van Engels raaigras groeit. Sinds het eind van de jaren ‘70 kwam de maisteelt in opkomst. Het is een goed voedergewas voor melkkoeien, maar hierdoor zijn de graanvelden bijna geheel verdwenen uit Nederland.
Tegenwoordig is er meer aandacht gekomen voor de waarde van natuur en landschap. In Zieuwent zijn er kerkepaden hersteld en vindt natuurontwikkeling plaats rond de kerkepaden en de Baakse Beek.
Er is door Alterra in Wageningen onderzoek gedaan naar veranderingen in het landschap in de periode tussen 1991 en 2000.(8) Zieuwent was toen één van de vier proefgebieden. Zieuwent sprong er positief uit, omdat in die tijd de Stichting Kerkepaden Zieuwent samen met veel andere vrijwilligers gezorgd heeft voor de aanleg van fietspaden en de natuurontwikkeling daar omheen. In die 9 jaar bleken er 18 poelen aangelegd te zijn en 4 km lijnvormige opgaande beplanting aangeplant. In diezelfde periode was ook 2,7 km beplantingen verdwenen. Dit betekent dat ‘niets doen’ als gevolg heeft dat langzamerhand de groene linten korter worden en in stukjes opgeknipt raken.
De namen van plekken in het landschap, velden, paden, boerderijen en van mensen zijn ontstaan vanaf het moment dat de eerste bewoners zich in de omgeving van het huidige Zieuwent vestigden. Ze zijn afgeleid van allerlei omstandigheden in verschillende perioden en veel namen worden tot op de dag van vandaag gebruikt. Daardoor vertellen deze namen het verhaal van het landschap.
zo dienstbaar werd aan de kastelen en havezaten als in omliggende bewoningen het geval was (6).
Hoe ging dat nou, als iemand door middel van vrije vestiging grond wilde
Her en der verspreid lagen delen die droog genoeg waren, daar stichtte men zogenaamde kampen of buurtjes. Op de kampen kon een gezin het beste wonen en daar werd er op heel kleine schaal landbouw bedreven. Eerst lag er steeds maar één boerderij of woning, die van de ontginner. De kamp en de daarop liggende eerste woning kregen vaak een naam die de ligging en/of begroeiing van het terrein aangaf. Soms werd een kamp genaamd naar de pionier, zoals de Beerterij, de Kriegerij en Rietberg.
ontginnen? Het recht om een huis te bouwen in een onontgonnen gebied werd vroeger ’s nachts verworven. In de nacht bouwde men met familie en buren een huis. Dan moest men de schoorsteen laten roken en een ´vore´ land trekken. Als aan de laatste voorwaarden was voldaan mocht men er blijvend gaan wonen (3).
Al in het jaar 1059 wordt in officiële stukken melding gemaakt van het gebied Syenwede. ‘Syen’ gaf aan dat het gebied laaggelegen was en ‘wede’ verwijst naar ‘weide’ of ‘bos’. De mensen bevonden zich in een laag gelegen moerasbos en het was er vaak kletsnat. Vergelijk het gebied met een groot ondiep bord. Je kunt je goed voorstellen dat het instromende water er lang in kan blijven staan. In 1059 konden er maar weinig mensen wonen omdat ongeveer de helft van het gebied zeer drassig was of zelfs helemaal onder water stond. De Graaf van Gelre liet rond het jaar 1250 een afwateringskanaal graven, daarna werd voor 12 boerderijen grond uitgegeven. In ruil voor de grond leverden de boerderijen tarwe, bonen, gevogelte, varkens en hout aan het Hof van Gelre. Mensen die op deze goede plekken grond wilden ontginnen betaalden aan het Hof, deze betalingen noemde men ‘thins’. Er was echter ook vrije vestiging in het Zieuwent, waardoor de bevolking niet
Men had uiteraard geen grote graafmachines, dus de mensen gingen wonen waar het land zo droog mogelijk was.
Droebels Toen de bevolking van Zieuwent begon te groeien ontstonden er kleine groepjes van boerderijen en ambachtshuizen op de kampen die ‘droebels’ werden genoemd. In het jaar 1395 waren er 22 boerderijen bekend, in het jaar 1460 waren dat er al 46 (6). Sommige van deze droebels zijn nog goed zichtbaar in het landschap omdat er woonhuizen en boerderijen dicht bij elkaar staan. Denk bijvoorbeeld aan de Wopereis, het Spekschoor en ‘t Rolder. Rondom de droebel ’t Hoenderboom heeft het dorp Zieuwent zich ontwikkeld. De droebels die binnen de parochiegrenzen van Zieuwent vallen zijn in beeld gebracht op onderstaande kaart.
Boerderijen
kregen vaak ‘horstnamen’, denk aan de Katershorst en Voshorst. De horst verwijst naar de hoogte in het landschap. Ook kregen boerderijen namen die aanvankelijk op ‘laar’ eindigden. Later is ‘laar’ vertaald naar ‘elder’. Een laar is een bosweide, ofwel een grasveld in het bos. De namen Eekelder, Bokelder en Sprenkelder komen daar vandaan. Eek verwijst naar eik en Bok naar beuk. Sprenk verwijst naar buigzaam hout, waarschijnlijk van sporkehout en wilgen. Daarmee werden de binnenwanden van huizen gevlochten en vervolgens met leem bestreken.
De droebels in Zieuwent (bijlage VIII)
Boerderijnamen werden ook afgeleid van voornamen. Zo ging in 1679 de heer Rabe Sprenckeler op het Boeckelder wonen. Zijn boerderij werd ´Rabe´ genoemd en staat nu nog steeds bekend als ‘Raben’. In de tijd van Napoleon (rond het jaar 1810) werden van veel veldnamen achternamen gemaakt. De namen Kolkman en Rouwhorst bijvoorbeeld.
Velden Er waren van nature een heleboel hoogten en laagten aanwezig in het landschap. Het is gebleken dat in het gebied van Zieuwent en Harreveld zo’n 534 hoogten konden worden aangewezen. Maar er lagen ook ca. 182 bekende laagten in het landschap die allemaal net van elkaar verschilden. Deze kenmerkende hoge én lage plekken in het landschap kregen allemaal verschillende namen. Door middel van namen die aangaven hoe een plaats eruit zag wist men waar je het over had. In die tijd bestond er natuurlijk geen Google Maps. De bewoners kenden het landschap allemaal heel goed en wisten precies welke gebieden goed of slecht waren. De goede plekjes bevonden zich bijvoorbeeld zo’n 1,5 meter boven het gemiddelde veld. Andere plekken lagen misschien maar 0,5 meter boven het gemiddelde veld maar die waren nog steeds beter dan de vele plekjes die laag en nat gelegen waren. De allerhoogste plekken werden ‘horsten´ genoemd. Iets lager lag de ‘borg’ en weer wat lager lag de ‘reis’. Natte en drassige plekjes lagen onder het gemiddelde veld, deze plekjes kregen namen als ‘zomp, slat, goor of kolk’ (3). Sommige plekken waren niet geschikt voor landbouw, daar lag moerasbos of rietland. Voorbeelden van zulke plekken zijn het Roetslat, de Riete, de Leeg´n Könningstool en delen van de Hemmele en het Brook (6).
De bewoner die zich op een bepaalde plek vestigde had natuurlijk een voornaam. De voornaam werd gecombineerd met
informatie over de woonplek van diegene. De woonplek werd weer aangeduid met bijvoorbeeld de ligging in het landschap. De volgende termen werden vaak gebruikt: ‘kamp’ voor hoge- en ‘moat’ voor lage natte percelen, ‘velden’ voor percelen die voorheen uit heide bestonden en ‘riete’ of ‘zompe/zumpe’ voor natte percelen. Ook zijn bij veldnamen verwijzingen te vinden naar het gebruik in die tijd, zoals ‘bleke’ voor een perceel waar de was te bleek werd gelegd of ‘roggeland’ voor een perceel waar rogge verbouwd werd. In de buurt van het Ruurlose Zieuwent (‘het broek’) bleef het langer nat en ging men pas later bouwen toen de ontwatering beter werd. Die huizen kwamen verspreid te liggen waardoor je er geen droebels vindt. Daar werden namen gebruikt als ´Achter de Tolhutte´, ´In het Veld´, ´An de Bekke´ en ´Op ’t Brook´. Al met al zijn er zeer veel van veldnamen ontstaan en een deel ervan bestaat nog steeds. In de hieronder opgenomen kaart-uitsnede zijn enkele voorbeelden te vinden. Uitsnede uit de kaart met veldnamen (bijlage IX) In de jaren na 1960 zijn er helaas een heleboel oude veldnamen verdwenen. Toen werden tijdens de ruilverkaveling allerlei kleine en verspreid liggende stukjes landbouwgrond met elk een aparte naam samengevoegd. Het dorp was blij met de grotere stukken land omdat men veel beter de gewassen kon verbouwen en het vee kon houden. Voor de diversiteit van het landschap en de herkenbaarheid van veldnamen was de ruilverkaveling desastreus. Kleine bosjes en moerasjes verdroogden, oude bomen werden (soms illegaal) gekapt en van de honderden drinkpoelen voor het vee bleven er weinig over. Veel perceelgrenzen die bestonden uit singels en houtwallen werden overbodig en verdwenen.
Het oude landschap is sindsdien moeilijker terug te vinden.
Het naslagwerk De gemeente Lichtenvoorden 1815-2005 (1) beschrijft dat het Zieuwent geen hogere ‘esgronden’ had, maar verspreid liggende kampen met omliggend weide, heide en bos. Er waren slechts flauwe welvingen in het terrein en om er te kunnen wonen moest het water minimaal 20 centimeter onder maaiveld liggen. In latere jaren toen de afwatering beter werd en de droebels groter, zouden er in Zieuwent hoger gelegen akkers (of ‘essen’) zichtbaar worden in het landschap. De es kwam elk jaar hoger te liggen, omdat men daar jaarlijks de mestplaggen opbracht. Deze hoger gelegen essen zijn vaak nog goed zichtbaar. Elke kamp had gebruikelijk ook een weiland (= nat en laaggeleden) dat de ´moat´ werd genoemd. Vraag maar eens aan een boer of een wat ouder persoon, deze weet vast zulke plekken aan te wijzen. Paden Tussen 1800 en 1950 liepen er overal rond het dorpje Zieuwent kleine paadjes. Deze waren vaak onverhard en zo smal dat er geen karrespoor overheen kon. Deze paadjes vormden de verbinding tussen boerderijen, droebels en de kerk van Zieuwent.
Noodgedwongen liep men over elkaars grondgebied waardoor een ongeschreven maar gerespecteerd recht van overpad ontstond. Zo konden de mensen naar de dagelijkse mis lopen en later werden het ook schoolpaden. Sommige van deze zogenaamde ´kerkepaden´ zijn niet zo lang geleden mooi opgeknapt en de meeste inwoners van Zieuwent zullen ze wel kennen (6). Een paar oude smalle paden van vroeger die heel veel werden gebruikt zijn op dit moment geen onderdeel van de opgeknapte kerkepadenroute. Op onderstaande kaart zijn er een paar te zien en misschien zijn op sommige plekken de paadjes nog steeds in het landschap terug te vinden.
Huidige en verdwenen paden in Zieuwent (bijlage X) Bijnamen Het boek ‘Waor bu’j van?’ (6) bespreekt een NRC krantenartikel uit 1905 waaruit blijkt dat Zieuwent lang geïsoleerd heeft gelegen. Het buurtschap Zieuwent wordt omschreven als een ‘afgezonderde stam in een woestijn van heide en broekgrond’. De landbouwgrond was enorm versnipperd doordat bij boedelscheidingen alle gronden in de breedte werden gedeeld tot het niet meer kon. Daarna werden de smalle stroken in de lengte ‘gekorven’. Verder was de landbouwgrond versnipperd doordat moeras en heide zeer geleidelijk werden ontgonnen. Elke landbouwer had vele
stukjes land van 1 tot 5 are, overal door en tussen andermans grond gelegen. Dat blijkt wel uit de Kadastrale Atlas van Gelderland uit 1832. De gezinnen waren groot en men trouwde vrijwel alleen binnen de eigen gemeenschap maar iedereen moest toch een herkenbare naam hebben.
Waarom zijn die bijnamen nou zo moeilijk voor buitenstaanders? Een paar voorbeelden: * Anna Specksgoor leefde rond het jaar 1700. De verkleinnaam van Anna was: ‘Enneken’. Enneken trouwde in 1719 met Garrit ten Boeckeler. Ze gingen op de droebel het Specksgoor wonen. Hun kinderen werden geen Boeckeler genoemd, zoals de vader, maar Specksgoor. Hun boerderijnaam en bijnaam werden ‘Ennekes’ en dat is nu nog steeds zo. * Het plaatsen van een achternaam voor de voornaam is gebruikelijk om iemand te duiden: bijvoorbeeld ´Harmes Jehan´ voor iemand die Johan Harmes heet. * Er ontstonden dubbele achternamen en bijnamen. Ene Janderk woonde bijvoorbeeld in een huis in het Mollersvoort. Later kwam een zekere Jan Rouwhorst er te wonen en deze boer werd `Janderk zien Jan´ genoemd. Een dochter van Jan trouwde met een man genaamd Toone. Die Toone kreeg vervolgens de naam ´Janderk zien Jan zien´n Toone´. En zo ging het verder… `Zien´ staat hier trouwens voor ´zijn´, dat de afkomst aanduidt.
De familienamen waren niet duidelijk genoeg, want velen hadden dezelfde familienamen zoals Hoenderboom, Krabbenborg, Wopereis, Speksgoor, Rouwhorst of Boeckeler. Daarom ontstond er een systeem van bijnamen. De mensen in Zieuwent waren onder hun bijnaam beter bekend dan onder hun officiële familienaam. Vaak is dat nog steeds zo en dat is voor een buitenstaander niet gemakkelijk te begrijpen. De bijnamen komen in de regel voort uit oude boerderijnamen/erfnamen, die vaak weer te maken hadden met de eerdergenoemde veldnamen. Zo kom je nergens
met het noemen van de naam Wopereis; daar zijn er gewoon teveel van. Je noemt de boerderij- of erfnaam in combinatie met de voornaam. Vaak komt er nog een extra verwijzing bij, zoals de voornaam van de vader. Dhr. Antonius Alphonsus Wopereis is de schrijver van het boek ‘Waor bu’j van’. Zijn bijnaam is Tone van Oldhoes Bennad. Oldhoes is hier de erfnaam en Bennad de naam van de vader. Ook zijn er bijnamen die op een vroeger beroep duiden, bijvoorbeeld Sniedas (snijder = kleermaker) of Wèvas ( = wever).
Het taalgebruik in Zieuwent is zeer plaatselijk vormgegeven doordat het zo lang geïsoleerd heeft gelegen. Enkele uitspraken willen we hier noemen, omdat deze vaak terugkomen in veldnamen, boerderijnamen en bijnamen. Zo is er de uitspraak van woorden met ‘as’ en ‘at’. Voor het jaar 1750 eindigden veel namen op ‘ler’. Na 1750 werd alles ‘der’. Dus Tiller werd Tilder en Veller werd Velder. Maar de uitspraak van alles op ‘ler’ en ´der´ werd uitgesproken als ‘as’. Dus Tiller werd uitgesproken als Tillas en Velder als Vellas. Namen die eindigde op ‘laar’ en ‘ler’ zijn vaak vertaald naar ‘elder’, zoals bij Stortelder of Boekelder. Op zijn beurt werd de uitgang ‘ert’ weer uitgesproken als ‘at’. Dus Bongert werd Bongat. Veel van de hier genoemde informatie is terug te vinden in het boekje `De historie van Zieuwent´ van Jan en Raymond Boekelder (9) . Die informatie is verkregen uit grondig onderzoek en komt uit verschillende bronnen en archieven. In sommige gevallen berust die informatie op sterke vermoedens of voor de hand liggende aannames. Waar andere bronnen zijn gebruikt wordt daar met nummers apart naar verwezen.
‘haar’ = hoger gelegen stuk grond, meestal bouwland
‘Spek’ = als in Spekschoor; spek verwijst naar ‘stek’; de
‘hutte’ = hut; eind 1700 werden in het natte Ruurlose Broek
stekken
er veel hutten gebouwd, aanvankelijk voor het vee en om
genoemd ‘stroot’ / ‘stroet’ = verwijst naar moerassige grond en een
eenden te fokken. Later ging men er ook wonen ‘ink’
=
‘behorende
aan’
of
‘zoon
van’,
in
de
naam
van
buigzame
bomen
zoals
wilgen,
ook
rijshout
waterloop daarnaast
‘Hoppinckreise’ bijvoorbeeld (ink-namen zijn vaak importnamen
‘velver’= een afgeleide van een van de oudste boerderijnamen,
geweest en dus later verschenen dan uitgangen als horst maat
te weten Veluwe
kamp reis laar en borg.
‘zomp’ = verwijzing naar een plas, moeras, laagte, poel,
‘katershorst’ = kater is waarschijnlijk van koter en keuterboer.
drinkbak, drinkplaats voor vee
‘kooyer’ = vernoemd naar eendenhouder, vele eendenpoelen en eendenhutten werden beheerd; ‘Kremer/kramer’= de mensen die in marsen naar de markten van
grotere
steden
liepen
werden
‘marskramers’
of
‘hoonderkremers’ genoemd ‘man’ = is te lezen in dezelfde zin als ‘ink’ dus ‘afstammende van’ of ‘zoon van’ ‘paal’ = verwijzing naar een grenspaal, bijv. ‘paalhaar, paalder en hoge paalder’ ‘papenborg’ = een paap of heilige die gebruiksrechten had op een grond, bijv. houtgebruik ‘rode’ = verwijzing naar ‘ontginnen / bos wegkappen / rooien’, zie verbasterd in ‘Ruurlo’ en ‘rolder’ ‘sel’ / ‘zel’ = verwijst naar salha en dat betekend wilg, bijv. Zelhorst = hoogte met wilgen
Om de beleving en het gebruik van het platteland door de jaren heen vast te kunnen leggen zijn naast kaartmateriaal, veldonderzoek en literatuurstudie ook het vastleggen van de mondelinge verhalen en beleving van groot belang. Een groot deel van de plaatselijke cultuur en gebruiken wordt in veel gevallen immers mondeling overgedragen van ouders op kinderen. Wanneer mensen van buiten de gemeente immigreren in een dorp als Zieuwent zijn zij in veel gevallen niet op de hoogte van de gebruiken die de cultuur van de streek en het dorp eigen zijn. Integreren in een hechte gemeenschap kan in sommige gevallen moeilijk verlopen doordat men geen kennis heeft van de sociale cultuur in het dorp. Het lezen van de kaders met korte verhalen en het zien van de DVD die in deze biografie is bijgevoegd, kan voor deze mensen een positieve toevoeging zijn bij het leren kennen van de nieuwe leefomgeving. Ook voor mensen die wel zijn opgegroeid in het dorp kan het zien van de korte filmpjes en het lezen van de verhalen tot andere inzichten en beleving van het landschap leiden. Pim Kolkman, 9 jaar Ik ben Pim. Ik woon op de boerderij iets buiten Zieuwent. Onze boerderij heet melkveebedrijf “het Brook”. Wij hebben een hut in het bos. De hut is van mij en mijn broertjes Pelle (4 jaar), en Lars (8 jaar). De hut heeft een uitkijkplek en de koeien lopen daar ook buiten. Soms krijgt de koe een kalf, soms lukt het de koe niet om het kalf er uit te krijgen dan help je ze even met het kalf er uit te krijgen, dan moet de koe goed drinken dan pakken wij even wat water uit de sloot. Soms gaan we ook weleens zwemmen in die sloot met onze hond Frits en zien we ook wel eens een haas, kikker, egel of vis. Wij vissen vaak in de Baakse beek. We vissen dan met brood en vangen voorntjes. In de beek zwemmen ook altijd zwanen en die hebben in het voorjaar jongen, die geven we dan brood.
Onder andere door de tijd, maar ook door vele veranderingen in het landschap zoals ruilverkaveling, ontwatering en verharding van wegen en paden, zijn bewoners en bezoekers het buitengebied van Zieuwent anders gaan beleven dan voorheen. Mensen die wat ouder zijn hebben zowel de tijd vóór als na de ruilverkaveling gekend, en hebben hier vaak wel een verhaal over te vertellen. Kinderen daarentegen beleven het landschap op dít moment waarin zij wonen, spelen en/of meehelpen op de boerderij van familie of buren. Om een goed beeld te krijgen van de beleving van het landschap door bewoners van Zieuwent, is daarom geprobeerd om verhalen en belevenissen te verzamelen uit alle leeftijdscategorieën. Er is gesproken met mensen die in het buitengebied wonen, maar ook met mensen die in het dorp wonen. Wel hebben ze allen op eigen wijze binding met het landschap. Jeanne Besselink, 10 jaar Mijn oma woont op een kwekerij samen met Maurice. Maurice en zijn vrouw Ilona en Kevin, Naomi en Niek de kinderen. Oma en Maurice wonen niet samen in een huis, maar naast elkaar. Een kwekerij is een landschap waar bloemen, bomen en struiken en bosjes staan en Maurice verzorgt die met nog een paar anderen jongens. Maurice heeft ook struikjes in beertjes, konijnen en zwanen gesnoeid. Die struiken en bloemen komen mensen kopen. Ik bouw daar wel eens hutten, en volgend jaar krijgen mijn nichtjes neefjes en ik daar een eigen moestuin. Soms mogen wij ook bij Maurice op de trekker. In de herfst als de kalebassen in de moestuin volgroeid, zijn mogen Kevin, Naomi, mijn zusje en broertje, en ik ze er af halen met een knijptang of mesje en dan doen wij ze in een kar. Als dat klaar is mogen ze worden gewassen. Mijn konijn Snuffie ligt daar ook ergens bij een boompje
begraven in een schoenendoos. En voor mijn opa hebben wij een boom geplant. Mijn vader heeft een soort vogelhuisje gemaakt. Daar zit het schilderijtje in van opa. Maurice heeft er nog bosjes om heen geplant en dan hangen wij er wel eens tekeningen in. De Schurinkweg heette eerst Melkheuvelweg, vernoemd naar de heuvel die verderop buiten de parochiegrens ligt, een verhoging in het landschap aan de Heideweg (rand Heelweg-Oost) bij de aftakking Nicolaasweg. De verhoging heette de Melkheuvel. Of deze naam te maken heeft met melkvee dat er ooit graasde, is twijfelachtig. (Het hele gebied in de driehoek Harreveld-Achter-Zieuwent (Mariënvelde)- Heelweg was in de vooroorlogse jaren heide). In de oorlog heette deze weg de Moffenweg, omdat aan het einde van deze weg de zoeklichten stonden en via deze weg de Duitsers daar bevoorraad werden. Na de ruilverkaveling is het de Schurinkweg gaan heten. Schurink was de plaatselijke klompenmaker en varkenshouder die vlak bij deze weg woonde. Hij had alleen beren. De lokale boeren liepen over deze weg met hun zeugen altijd naar Schurink om ze door de beer te laten dekken. Na de eerste keer wisten de zeugen de weg al en dus liepen ze de volgende keer vanzelf naar de beren van Schurink toe. (nummer 9 op bijlage XI) Voor de Ruilverkaveling was het Zuidelijke broek zo nat, dat als de varkens opgehaald moesten worden voor de slacht, ze een kilometer over het zandpad opgejaagd moesten worden naar de vrachtwagen. Want de vrachtwagen kon niet bij de boerderij komen. (nummer 10 op bijlage XI)(iii)
Zieuwent
herbergt een schat aan natuurwaarden. Van kleine landschapselementen als houtwallen en poelen die van belang zijn voor vogels, insecten en amfibieën tot gebieden als de Olde Maten en het Roetslat. Het landschap rond Zieuwent kan ingedeeld worden in een aantal verschillende landschapstypen. Namelijk het kampenlandschap, het beekdal- en broekontginningenlandschap, moerasgebied en het heideontginningslandschap (bijlage III). (10) Deze landschapstypen zijn ingedeeld op grond van hun verschillende eigenschappen. Voorbeelden van deze eigenschappen zijn: bodemtype, water, reliëf en ontginningsgeschiedenis. Elk landschapstype bezit zijn eigen karakteristieke natuurwaarden en soorten dieren en planten, die het verhaal van dat landschapstype vertellen. Er zijn echter soorten die juist kenmerkend zijn voor het kleinschalige landschap van de Achterhoek en niet direct aan de hierboven genoemde landschapstypen zijn verbonden. De boomkikker is zo’n soort. Deze kleine groene kikker kwam vooral veel voor in en bij de gegraven veedrinkpoelen die rond 1960 in het hele landschap rond Zieuwent aanwezig waren. Tegenwoordig hebben de poelen hun oorspronkelijke functie verloren en zijn er veel gedempt. De vegetatie is soms verdwenen (veelal bramen), waar de boomkikkers buiten de voortplanting op leven. Toch zijn er nog steeds verspreid in het landschap poelen waar roepende boomkikkers worden gehoord. (11, 15)
Karakteristieke diersoorten in Zieuwent zijn bijvoorbeeld ook de roodborsttapuit, patrijs, steenuil, knoflookpad en wielewaal. (vi, vii, viii, ix)
Vindplaatsen van karakteristieke diersoorten in Zieuwent (bijlage XIII) Het gebied rond Zieuwent is een vlak, laaggelegen gebied dat oorspronkelijk voor een groot deel uit moerasbossen bestond. Door de lage ligging vormt het huidige gebied een bron van kalkrijk kwelwater (grondwater). De sloten hebben hierdoor vaak een roestbruine kleur en een olieachtig vliesje.
Het kwelwater geeft potenties voor de ontwikkeling van bijzondere natuur, omdat het van goede kwaliteit is. Door het
hele gebied heen vindt men rietkragen die duiden op deze ondergrondse waterstromen. (ix) Het gebied rond de Baakse Beek, met een buffer van 15 m aan weerzijde, behoort tot de Ecologische Hoofd Structuur (EHS). Het vormt een natte verbindingszone tussen de natuurgebieden het ‘Korenburgerveen’ bij Boomkikker
Het kampenlandschap Het grootste deel van het landschap rond Zieuwent is het zogenaamde kampenlandschap. Dit landschapstype, wat ontstaan is door ontginningen vanaf de 13e eeuw, bevindt zich op de net iets hoger gelegen delen. Het is een landschap dat gekenmerkt wordt door een afwisseling van hoeven (soms meerdere bij elkaar) en graslanden omzoomd met houtwallen en essen (bouwlanden).
In vergelijking met de broek- en heideontginningen is het landschap na de ruilverkaveling nog relatief kleinschalig.
Foto: Wojsyl (d) Habitat: kleinschalig landschap, landhabitat is de struweelzone van bosranden, houtwallen en moerasgebieden. De zuidkant van braamstruwelen heeft de voorkeur. Voortplanting in niet te diepe, open liggende, zonnige poelen met een goed ontwikkelde oever- en watervegetatie dichtbij het landhabitat (c). Voedsel: allerlei insecten, vooral tweevleugeligen en andere vliegende insecten zoals kevers en wantsen (d). Boomkikker in Ned.: Landelijk bleek de soort eind vorige eeuw met 80% te zijn afgenomen. De boomkikker komt verspreid voor op geïsoleerde locaties in het oosten (vooral Achterhoek) en zuiden van Nederland (Ravon.nl). Boomkikker in Zieuwent: In 2011/2012 zijn boomkikkers gehoord in de buurt van de Maatweg (bij het Roetslat), Kunnerij en Scheiddijk en verder op enkele locaties net buiten Zieuwent (11, 15). Zie bijlage XIII Winterswijk en de natuurgebieden rond de gemeenten Lochem, Bronkhorst en Zutphen (bijlage XIV). (12)
De bebouwing is vaak geconcentreerd aan de benedenrand van de es. Wegen waren oorspronkelijk bochtig (Oude Ruurloseweg nog steeds!) en percelen onregelmatig van vorm. Op het fragment van de historische kaart uit 1879-1925 is dit goed te zien. De essen zijn ontstaan door opeenhoping van mest en heideplaggen; ze moesten door hun ligging op de arme zandgronden flink bemest worden. Her en der liggen de essen als een bol in het landschap. Vaak waren ze omzoomd met houtwallen die aangelegd zijn als bescherming tegen wildvraat. Langs de essen vind je af en toe nog steilranden met hun karakteristieke begroeiing zoals de eik. (ix)
Uitsnede van de kaart 1879-1925 (bijlage V)
Flora De essen zelf zijn niet beplant, vaak staan er bomenrijen langs die de es accentueren.
Karakteristiek voor het kampenlandschap is de beplanting met zomereiken. In wat mindere mate is de gewone es geplant. Dit hout werd vroeger gebruikt in de wagenmakerij. Op de erven
Fauna Er zijn veel soorten die dankbaar gebruik maken van het relatief kleinschalige kampenlandschap rond Zieuwent. Bijvoorbeeld zwarte roodstaart en witte kwikstaart. Op de graslanden en de akkers komt een aantal weidevogels voor zoals de kievit en de scholekster. Patrijs
werden leilindes gebruikt als natuurlijke zonwering. Op de plek waar nu het Sprenkelderpad is aangelegd heeft oorspronkelijk een ‘bronnetjesbos’ gestaan (‘spreng’ wijst op bron en ‘elder’ wijst op bos). Op deze plek treedt namelijk het grondwater naar buiten. In de sloten is dit nu waar te nemen doordat op die plekken o.a. moeraszegge voorkomt. (ix) Steilrand langs de es Oude Ruurloseweg Door herstelwerkzaamheden langs de es aan de Oude Ruurloseweg is de steilrand hier weer goed herkenbaar. Een steilrand biedt door zijn microreliëf (kleine hoogteverschillen over een korte afstand) een grote natuurwaarde voor veel soorten flora en fauna zoals bijvoorbeeld graafbijen.
Foto: IVN.nl / Kaart Waarnemingen patrijs 2007-2013 (e) Habitat: open agrarisch gebied. Het liefst houden ze zich op in akkerland met aangesloten ruige stroken met akkeronkruiden, slootranden of houtwallen. Voedsel: zowel plantaardig (zaden en knoppen) als dierlijk (insecten en andere kleine dieren). Patrijs in Nederland: Landelijk is er een afname van 5 % per jaar, dit is te wijten aan schaalvergroting en intensivering van de landbouw (f). Patrijs in Zieuwent: zie kaart Waarnemingen patrijs 2007-2013 hierboven.
De vele poelen zijn karakteristieke landschapselementen voor het landschap rond Zieuwent. Steilrand es bij ’t Rolder en aan de Oude Ruurloseweg (foto: J.de Bijl)
De poelen werden door het vee gebruikt als drinkwaterplaatsen. Na de ruilverkaveling zijn veel van deze poelen verdwenen. Tegenwoordig worden hier en daar weer nieuwe poelen aangelegd. Poelen hebben een grote natuurwaarde; ze zijn belangrijk voor vele planten en diersoorten.
Hierbij worden amfibieën gezien als een maatstaf voor de milieukwaliteit. Opvallende bewoners zijn de boomkikker en de knoflookpad. Op de kansenkaart (bijlage XV) zijn de poelen in kaart gebracht waar de knoflookpad zich bevindt (13). Daarnaast zijn de poelen in kaart gebracht die in de directe omgeving van bouwland liggen en daarom potentieelgeschikt zijn voor de knoflookpad. Die poelen zijn nu nog niet bewoond. Knoflookpad
Steenuil (Door: Ronald van Harxen)
Zieuwent is gelukkig nog rijk gezegend met steenuilen, al is hun aantal de laatste 25 jaar wel afgenomen. Het is een typische broedvogel van boerenerven. Hij broedt van oudsher in knotwilgen en hoogstamappelbomen. Deze zijn helaas op veel plekken uit het landschap verdwenen. De meeste steenuilen broeden nu onder daken van grote en kleine schuren en in speciaal voor hen opgehangen nestkasten. Zijn menu bestaat behalve uit muizen in alle soorten en maten, ook uit meikevers, regenwormen, larven, rupsen, kikkers, jonge mussen, merels en spreeuwen, maar ook een vleermuis, jong konijntje of zelfs een jonge rat versmaadt hij niet als hij de kans krijgt er een te pakken.
Foto: J. Herder Habitat: De knoflookpad heeft een voorkeur voor vergraafbare grond zoals akkers, volkstuinen of andere kale gebieden. Voedsel: voornamelijk insecten. Knoflookpad in Nederland: Landelijk is er een dalende trend te zien in de populatie knoflookpadden. De knoflookpad is een beschermde soort (c). Knoflookpad in Zieuwent: De knoflookpad bevindt zich in de poelen ten zuiden van de Ottersweg en een poel aan de Maatweg (13). Enkele jaren geleden werd bij werkzaamheden in de tuin van de familie Hulzink een knoflookpad opgegraven. (x).
Poel en vijver van de fam. Hulzink waar de knoflookpad zich voortplant (foto: J. de Bijl)
Je kunt steenuilen eenvoudig helpen door een nestkast op te hangen op een geschikte plek. Belangrijk is ook dat er voldoende voedsel is. Zorg dus voor ruige overhoekjes, een stukje met overstaand graan (goed voor de muizen), extensief beheerde graslandjes, een drinkpoel, een boomgaardje met hoogstamfruit en enkele hoge bomen (eiken leveren veel voedsel op). Samen met Pascal Stroeken doe ik al sinds het midden van de jaren ’80 van de vorige eeuw onderzoek naar steenuilen. In de loop der jaren hebben we honderden boerenerven bezocht, ook in Zieuwent. Met veel erfbewoners hebben in de loop der tijd een leuk contact opgebouwd, zowel zij als wij kijken ieder jaar weer uit naar het voorjaar. We controleren dan of de steenuilen er weer zitten en of de koffie nog steeds goed smaakt. In de bijlagen is een kaart opgenomen met de verspreiding van de steenuil rondom Zieuwent. Het verspreidingskaartje laat weliswaar het beeld zien van de onderzoeksperiode uit 1986-1990 maar dat geeft in grote lijnen nog steeds de actuele verspreiding weer. Uit het kaartje blijkt dat de steenuil niet regelmatig verspreid in het gebied voorkomt. Duidelijke concentraties vinden we in het oude hoeven- kampenlandschap rondom Zieuwent waar we relatief veel boerderijen aantreffen (g).
Binnen de grenzen van Zieuwent zijn geen heideterreinen meer aanwezig. Ongeveer twintig jaar geleden lag er nog een stukje heide op een perceel tussen de Maatweg en de Berkendijk. Inmiddels staan hier berkenbomen en is de heide verdwenen. (vi, viii).
Langs de Japikweg staat in de berm nog heide, maar omdat Heideontginningen Ten noordoosten van de Baakse Beek en in het zuidoosten van Zieuwent komen heideontginningen voor. Op deze plekken lagen tot in de negentiende eeuw de woeste gronden.
Op de hogere delen de droge heide en op de overgangen naar de beekdalen de natte heiden. Van deze woeste gronden is weinig tot niets meer terug te vinden. In de negentiende eeuw zijn deze gronden ontgonnen. De uitvinding van de kunstmest maakte het mogelijk op deze arme zandgronden akkers en weidegrond aan te leggen. (10)
hier niet gemaaid wordt, is het waarschijnlijk dat deze heide ook verdwijnen zal. (ix) In de directe omgeving van Zieuwent ligt in Beltrum, aan de zuidwest kant van de spoorlijn, aan de Nijkampsweg nog een heiderestant. De heideontginningen kenmerken zich door openheid. De percelen zijn groot en uitgestrekt. De wegen zijn lang en recht. Hier en daar zijn verspreid nog kleine stukjes bos aanwezig. Op de randen van percelen zijn soms nog bomenrijen aanwezig. Nijkampsheide
De Nijkampsheide bestond oorspronkelijk uit twee hectare natte en droge heide en heischraalgrasland. Tijdens de laatste ruilverkaveling, die afgerond is in 2008 is een buffer van 6 hectare aangelegd rond het gebied. Soorten als blauwe knoop, klokjes gentiaan en gevlekte orchis komen hier voor evenals de levendbarende hagedis ii(j).
Foto: Baaksebeek.nl / J. de Bijl
Heideontginningen aan de Zegendijk (h)
Natuurgebieden In het voormalige heidelandschap in Zieuwent liggen weinig natuurgebieden. Je vindt slechts restanten woeste grond waar inmiddels spontaan bos is ontstaan. Enkele voorbeelden hiervan liggen aan de Maatweg op particulier terrein en zijn niet toegankelijk. Net buiten Zieuwent liggen een tweetal natuurgebieden te midden van de heideontginningen; het eerder genoemde heiderestant aan de Nijkampsweg en aan de Koolmansdijk (bijlage XII).
Heideontginning met heiderestant Nijkamp (h) De bodem bestaat uit schraal zand. Tussen de akkers en weilanden zijn hier en daar nog zandwegen aanwezig. De teelten bestaan voornamelijk uit mais en grasland voor de melkveehouderij. De boerderijen zijn allen rond 1900 gebouwd en doorgaans kleiner dan de boerderijen in het oude kampenlandschap. Op enkele plekken zijn vennen of poelen te vinden (10).
Koolmansdijk De Koolmansdijk is een van de grootste blauwgraslanden van Nederland. Er komt kalkrijke kwel aan de oppervlakte doordat water van het iets hoger gelegen plateau via kalkrijke lagen in het gebied aan de oppervlakte komt. De Koolmansdijk is 140 ha groot en ligt grotendeels op voormalige landbouwgrond. Door de sluiting van een pompstation komt het schone kwelwater weer beschikbaar voor de vegetatie. Vanuit restpopulaties hebben bijzondere soorten als geelhartje en spaanse ruiter zich in het nieuwe natuurgebied kunnen vestigen. Er zijn grote populaties aanwezig van zeldzaamheden als gevlekte orchis, melkviooltje, draadgentiaan en moeraswespenorchis (14).
Roodborsttapuit Habitat: houtwallen, heide met bosopslag en bosranden droge zandgronden. Voedsel: zaden en in broedtijd ook insecten (Vogelbescherming.nl). Roodborsttapuit in Zieuwent: o.a. Brandersdijk, Schurinkweg (e, ix) Flora De bomen in het voormalige heidelandschap verwijzen naar de oorspronkelijke vegetatie die voor de ontginning voorkwam op de heiden
Foto: Vogelbescherming Nederland
rond Zieuwent. Op perceelsranden, overhoekjes en bermen staan ruwe berk, lijsterbes (b.v. Maatweg), vuilboom, brem en mogelijk een grove den (b.v. Schurinkweg). Langs enkele zandwegen zijn goed ontwikkelde schrale bermen aanwezig met veel bloeiende planten.
Een mooi voorbeeld van een zandweg met bermflora is te vinden ten noorden van de Maatweg in het verlengde van de Brandersdijk. Een ander voorbeeld is de Japikweg waar heide in de berm groeit. In de berm van de Maatweg komen soorten als hengel, lelietje-van-dalen en gewone salomonszegel voor. (viii) Bloemrijke schrale bermen Soorten: stijf havikskruid, vertakte leeuwentand, sint-janskruid, vlasbekje, dagkoekoeksbloem, brem. Standplaats: droge zandige plekken. Voorkomen in Zieuwent: Zandweg in het verlengde van de Brandersdijk en Japikweg.
Fauna In het open landschap van de heideontginningen broeden op de weidegronden in het voorjaar de wulp en de kievit. Op de overgangen van de bosjes naar de weiden en akkers kunnen soorten als roodborsttapuit, geelgors en patrijs voorkomen. (10) Moerassen Ooit bestond het grootste deel van Zieuwent uit moerassen. Na de ontginningen in de Middeleeuwen kwamen moerassen alleen nog voor in het beekdal van de Baakse beek en op enkele geïsoleerde plekken in het kampenlandschap. Deze moerassen zijn pas tijdens de ruilverkavelingen ontgonnen.
Veel oudere bewoners van Zieuwent kunnen de locaties van deze voormalige moerassen, de ‘Riete’, de ‘Kienbane’ en ’t Roetslat’ aanwijzen.
Uitsnede uit landschapstypenkaart (bijlage III). Voormalige moerassen de Riete, Kienboane en 't Roetslat (blauw) in het kampenlandschap (groen).
Foto: W. van der Neut / J. de Bijl
De moerassen bestonden voor de ruilverkaveling uit een zeer natte hooilanden, rietruigtes en stukjes moerasbos met elzen en grauwe wilg. (10) Met de ruilverkaveling zijn de moerassen ontwaterd. In de Riete is bijvoorbeeld een pomp aangebracht die deze minipolder drooghoudt.
In ‘t Roetslat is moerasbos, deels op rabatten, aanwezig. Hier wordt de wielewaal regelmatig gezien. (vii, viii) Beekdal- en broekontginningen
Baakse Beek en ’t Roetslat (foto: J. de Bijl)
De gegraven Baakse Beek met het omliggende beekdal landschap snijdt het Zieuwentse landschap letterlijk door van noordwest naar zuidoost. Typische kenmerken van dit beekdallandschap zijn de lage ligging ten opzichte van de omgeving, het onbebouwde kleinschalige cultuurlandschap,
de sterke invloed van kwel en de rechtlijnige verkaveling. Deze kenmerken behoren tot het landschapstype broekontginning. (10) In de afbeelding hieronder is het broekontginningenlandschap in Zieuwent aangegeven met een gele arcering.
Broekontginningenlandschap in Zieuwent
Omdat in vroegere tijden deze lagere delen in het landschap zeer nat of zelfs moerassig waren, kwam op deze gronden geen akkerbouw voor. Daar was het te nat voor. In het Zieuwentse landschap is meer sprake van een doorstromingsvlakte dan een typisch beekdal. Flora Dit landschapstype met zijn typische kenmerken brengt karakteristieke plantensoorten met zich mee. Planten met aanpassingen aan de natte omstandigheden. Kenmerkende soorten zijn waterviolier, dotterbloem, gele lis en echte koekoeksbloem.
De meest kenmerkende boomsoorten voor dit landschapstype zijn
de
gewone
es en
zwarte els. Andere
voorkomende
boomsoorten zijn schietwilg, populier en in mindere mate zomereik. (10) Fauna Omdat het beekdallandschap niet zeer uitgesproken aanwezig is, is het voorkomen van karakteristieke beekdalsoorten beperkt. Wel komt de weidebeekjuffer, een typische soort van het beekdallandschap, in Zieuwent voor. (ix) En in de vochtige bossen in de omgeving van de Baakse beek wordt regelmatig de jodelende roep van de wielewaal gehoord. (vii, viii) De wielewaal heeft een voorkeur voor bosjes op vochtigere gronden met voornamelijk loofhout (k).
Wielewaal
Weidebeekjuffer
Bron: wikimedia commons Foto: Wikimedia Commons; kaart gebaseerd op waarnemingen van Hendriks en Doppen. Habitat: parken, loofbossen en rivierbossen. Veelal in populieren- en eikenbossen. Voedsel: voornamelijk insecten, maar na de broedtijd ook aanzienlijke hoeveelheden vruchten. Wielewaal in Nederland: Redelijk stabiel, maar wel een veranderde verspreiding van bossen op droge zandgrond naar bijvoorbeeld populierenbossen in de Flevopolder en het Lauwersmeer (k). Wielewaal in Zieuwent: voornamelijk in vochtige loof- en populierenbosjes, bijvoorbeeld in ’t Roetslat.
Habitat: beken, rivieren en kanalen. Voornamelijk aanwezig op plaatsen met een natuurlijk beekverloop en water met een hoge zuurstofverzadiging. Voedsel: diverse insecten die vliegend worden gevangen. Weidebeekjuffer in Nederland: In de 20e eeuw sterk achteruitgegaan, maar sinds 1999 sterk toegenomen door verbeteringen in watersystemen (m). Weidebeekjuffer in Zieuwent: Baakse Beek (10).
Natuurgebied Langs de Baakse beek ligt het natuurgebied de ‘Olde Maten’, onderdeel van de ecologische hoofdstructuur die sinds 2013 wel ‘Nationaal Natuur Netwerk’ genoemd wordt (bijlage XII). Het natuurgebied is pas enkele jaren geleden aangelegd op voormalige landbouwgrond. Door de zeer flauwe oevers en laagtes is een brede gradiënt van nat naar droog ontstaan wat veel kansen biedt voor verschillende soorten flora en fauna (j).
Natuurgebied de Olde Maten langs de Baakse beek (foto: M. Ruijs)
Grondgebruik rond Zieuwent nu en in de toekomst Zieuwent heeft binnen de parochiegrenzen duidelijk een agrarisch landschap. De N312 die dwars door Zieuwent loopt is de hoofdweg door het gebied. Anno 2013 zijn er ongeveer 25 melkveehouderijen (een aantal kent geen opvolging), 4 varkenshouderijen, 2 kippenhouderijen, 3 (boom-)kwekerijen en 1 wormenkwekerij. Van de (boom-) kwekerijen zijn er 2 in de afgelopen 10 jaar gestart. Het agrarisch grondgebruik bestaat hoofdzakelijk uit grasland en mais. De toekomstige ontwikkelingen in het grondgebruik worden besproken met Jan Nijenhuis, Jos te Molder en later met Björn Domhof.
Schaalvergroting: Als de landelijke trend in Zieuwent zichtbaar wordt zullen hier op termijn ± 10 grote melkveebedrijven overblijven. Wanneer bedrijven stoppen wordt de grond verkocht aan andere agrariërs, zodat het grondgebruik ongewijzigd blijft. Er kunnen landschapselementen verdwijnen wanneer grote stukken grond van één eigenaar worden omdat singels die langs de oude eigendomsgrenzen lopen worden verwijderd om praktische redenen. Tegelijkertijd zijn er kansen voor natuurontwikkeling bij boeren die hun land uit landbouwkundig gebruik halen, gaan verbreden of gronden bezitten die te nat zijn (slechte grond). Zo zijn er vergevorderde plannen voor natuurontwikkeling bij Jos Kolkman. Ook een andere agrariër in het gebied overweegt dit.
Woningbouw: Nieuwbouw wordt op beperkte schaal verwacht in de toekomst. Het gaat dan vooral om starterswoningen binnen de bebouwde kom van Zieuwent. Wegen: Er is een Tracébesluit genomen voor de N18. Tijdens de ruilverkaveling heeft Rijkswaterstaat een strook grond gekocht omdat mogelijk in de toekomst de A18 daar zou worden aangelegd. Er is nu een definitief Tracébesluit genomen voor de N18; de aanpassingen zullen in het huidige tracé worden uitgevoerd. Wanneer Rijkswaterstaat deze grond gaat verkopen ontstaan er mogelijkheden voor landschapsontwikkeling. De grond wordt tot nu toe jaarlijks verpacht. Jos te Molder liet eerder weten dat Rijkswaterstaat niet wilde meewerken aan de aanleg van een elzensingel op hun grond. Landbouw: In de buurt van Zieuwent zijn enkele LOG’s (landbouwontwikkelingsgebieden) aangewezen. Er zijn twee nieuwe vestigingen geweest van lokale agrariërs in dit gebied, maar in de praktijk zijn de ontwikkelingskansen voor bestaande boeren in het verwevingsgebied even groot. De LOG’s worden dus niet als bedreiging gezien. Zowel in het verwevingsgebied als in het LOG geldt de verplichting van landschappelijke inpassing!
Boerderij Kolkman met aan de horizon grond met bestemming natuurontwikkeling (foto: M. Ruijs) Toerisme: Er is op dit moment geen hotelaccommodatie en slechts prille plannen voor een bed & breakfast (Zieuwent Treats) in Zieuwent en directe omgeving.
Hierdoor is er geen overnachtingsmogelijkheid voor fietstoeristen die niet willen kamperen. Dit geldt ook voor Harreveld en Mariënvelde. Er is wel een boerderijcamping in het buitengebied van Zieuwent. Er zijn twee theetuinen en een bedrijf dat huifkarren verhuurt. Eigenaren van dergelijke bedrijven die zelf grond bezitten hebben direct belang bij een mooi landschap. Het is hun visitekaartje. De slotsom is dat in de nabije toekomst er geen ingrijpende wijzigingen in het grondgebruik van Zieuwent worden verwacht. Het landschap rond Zieuwent: Elzensingels, houtwallen en bosjes De identiteit van het Zieuwents landschap wordt voor een belangrijk deel ontleend aan de groene landschapselementen: de elzensingels, houtwallen en bosjes. Deze beplanting is kenmerkend voor het oude hoevenof kampenlandschap en maakt het landschap zo typisch en karakteristiek. Ze wordt door veel mensen als waardevol ervaren omdat zij zich met dit landschap verbonden voelen. Men noemt het landschap dat door deze landschapselementen ontstaat wel het coulisselandschap van de Achterhoek. In de dikke van Dale wordt het woord coulisselandschap omschreven als ‘het landschap waarin weiden of akkers door bossen, hagen of struiken zijn begrensd’.
Coulisselandschap in Zieuwent (foto: M. Ruijs) Vroeger gebruikte men geen prikkeldraad en dienden singels en hagen als veekering. Het hout werd gebruikt voor verwarming en als
bouwmateriaal. Zo is het coulisselandschap ontstaan. Later was dat niet meer nodig en verdwenen de groene grenzen voor een deel.
Langs slootkanten bleven de singels langer in stand en daar ontstonden ze ook spontaan. Langs de randen van de kampen, daar waar voetpaden liepen, bleven de singels langer in stand omdat ze beschutting gaven tegen de wind aan voetgangers en fietsers. Door de ruilverkaveling zijn veel oude singels en houtwallen gekapt, maar er werden ook enkele bredere nieuwe houtwallen aangelegd. De verkaveling en bijbehorende beplanting was op de tekentafel ontworpen in een landschapsplan. De kaart van dit plan is te zien in onderstaande figuur.
zijn houtsingels verdwenen. Dit gebeurde tijdens de ruilverkaveling, of in de jaren daarna. In het kader van het landschapsplan zijn enkele bosjes en singels met een hoge natuurwaarde aangekocht door het Rijk. Verder zijn er bomenrijen, houtwallen en bosjes geplant. Deze zijn niet altijd volgens de oude landschapspatronen aangeplant waardoor het steeds lastiger is om het waardevolle coulisselandschap nog te herkennen. Het landschap wordt opener, waardoor mensen het niet meer herkennen. Voor planten en dieren zijn houtsingels belangrijk als verblijfplaats en om langs te trekken. Zie de kadertekst hierna.
Verdwijnen van het coulisselandschap. Eén van de langste zichtlijnen in het oorspronkelijke Oude hoevenlandschap binnen de parochiegrenzen (foto: M. Vermeij)
Kaart van het landschapsplan van de Ruilverkaveling Zieuwent. (7) De lichtgedrukte stippellijnen en dichte lijnen op deze kaart geven aan waar bestaande lijnvormige beplantingen en perceelscheidingsbeplantingen gehandhaafd dienden te worden, zowel tijdens als na de ruilverkaveling. De dikke stippellijnen geven aan waar nieuwe beplanting moest komen. Op de inventarisatiekaart in bijlage XVI is aangegeven waar op dit moment groene landschapselementen te vinden zijn en waar solitaire bomen of bomengroepjes aanwezig zijn. Op sommige plaatsen
Lijnvormige landschapselementen, ofwel de groene linten, vervullen een belangrijke taak voor dieren. Dit geldt voor vleermuizen en zoogdieren die zich over de grond verplaatsen, voor vlinders en andere insecten, amfibieën. Vooral brede singels zijn waardevol. Zij hebben een zoommantel begroeiing. Dat betekent dat er behalve bomen ook een rand is met struiken en ruigtekruiden, voordat de afrastering de grens vormt met het cultuurland. Vooral de zonkant is belangrijk voor dieren.
Vleermuizen
gebruiken (oude) bomen en houtsingels intensief. Ze gebruiken de groene linten als trekroute tussen verschillende bosjes. Zij vinden er insecten en beschutting onderweg, maar hebben mogelijk de beplanting nodig voor echolocatie. Baardvleermuis, rosse Vleermuis, gewone dwergvleermuis en grootoorvleermuis kun je aantreffen langs houtwallen. Vlinders en andere insecten Ook voor vlinders vormen houtwallen verbindingsbanen. Vlinders trekken in de beschutting van bomen en struiken door het landschap. Vooral aan de zonkant van brede singels met ruigtes en struiken vind je veel insecten, waaronder vlinders. De Kleine ijsvogelvlinder staat als bedreigd op de Nederlandse Rode Lijst maar houdt in de Achterhoek nog redelijk stand. Een dicht netwerk van vochtige bosjes en houtwallen helpt deze soort goed. Amfibiën De boomkikker is zeldzaam en bedreigd in Nederland maar komt nog voor rond Zieuwent. De soort heeft vochtige bosjes, poelen en sloten met oeverplanten nodig, maar houdt zich daarnaast op in dichte houtsingels met zonnige braamstruwelen. Zoogdieren Houtwallen zijn voor bosmuizen een plek waar ze hun hele leven kunnen doorbrengen Voor een das vormt een houtwal een belangrijke verbindingsweg tijdens nachtelijke voedseltochten. Ook egels en konijnen voelen zich thuis in houtwallen en singels. Wat je nu buiten ziet in Zieuwent is het resultaat van oude en nieuwe groene ‘coulissen’. Een momentopname. Hoe zal het landschap er over 10 jaar en over 50 jaar uitzien? Kun je nog wel spreken van een coulisselandschap als je vanuit Zieuwent de kerktoren van Mariënvelde kunt zien?
Wat vinden de bewoners van Zieuwent hiervan? Jos te Molder, Jan Nijenhuis en Björn Domhof vertellen over de kansen voor landschapskwaliteit rond Zieuwent. De resultaten zijn samengevat op de kansenkaart in bijlage XVII met de toelichting in bijlage XVIIa. Hieronder volgt een selectie. De grootste uitdaging Bereidheid vinden bij grondeigenaren en bewoners om te werken aan een levend landschap kost moeite en geld. Singels geven schaduw op boerenland, ze moeten elke 10-15 jaar onderhouden worden en de loonwerker moet meer bochten maken. Zijn zij dan bereid ze toch te laten staan? Er zijn nog veel onbeantwoorde vragen om dit te kunnen beslissen: Wie onderhoudt de groene landschapselementen? Hoeveel tijd en geld mag het kosten als er geen vergoeding tegenover staat? Is er (alternatieve) financiering te vinden? Willen de bewoners van Zieuwent meehelpen? Ook kinderen kunnen bomen planten! Acute problemen Er zijn flink wat solitaire bomen en singels die niet zijn ‘uitgerasterd’ in weilanden. Uitrasteren betekent dat een raster de planten afschermt en zo beschadigingen voorkomt. Het vee beschadigt namelijk wortels en bast, waardoor de vitaliteit afneemt en de bomen raken dan bij storm gemakkelijk beschadigd of vallen om. Uitrasteren is snel nodig en dit moet goed gebeuren; geen prikkeldraad aan de boom zelf maar op afstand. Vaak zijn solitaire bomen nog de laatste bomen van een oude singel. Op de kansenkaart zijn enkele plaatsen aangegeven waar goed uitrasteren zeer belangrijk is.
Overhoekjes bieden kansen Van nature is het landschap gekenmerkt door afwisselingen in droge hooggelegen zandgronden en natte laaggelegen gronden. Er zijn daarom op veel laaggelegen percelen overhoekjes of randen die bij natte zomers weinig opleveren. Dit zijn de plekken waar met weinig inspanning natuurontwikkeling plaats kan vinden.
Solitaire bomen zijn vaak restanten van oude singels of wegbeplantingen (foto: M. Ruijs) Een gemiste kans goedmaken Jos te Molder toont de rand van de nieuwbouwwijk de Steege/Mollemanhof. Hier heeft de gemeente na de bouw nagelaten zorg te dragen voor de landschappelijke inpassing: er is geen groen rond de wijk zodat je van veraf de kale bebouwing ziet. Langs een sloot zou alsnog een singel aangelegd kunnen worden die aansluit op de singel aan de overkant van de weg.
Landschappelijke inpassing gewenst van de ‘oude’ nieuwbouwwijk (foto: M. Vermeij)
Natte overhoek, de Hinnenkamp (foto: M. Ruijs) Jos Te Molder geeft het voorbeeld van de Hinnenkamp. Dit perceel valt binnen het voormalige A18- tracé en is eigendom van Rijkswaterstaat. Er is een natte hoek waar de agrarische opbrengst mager is en er zijn kwelverschijnselen in de aangrenzende sloot. Bovendien is er een steilrand zichtbaar die geaccentueerd kan worden. Steilranden zijn inmiddels zeldzaam geworden in Zieuwent en een nieuwe singel op deze plek kan aansluiten op een bestaande singel. Al deze omstandigheden maken deze plek geschikt voor aanleg van een poel en singelbeplantingen. Op dit soort plekjes kunnen boeren bereid zijn wat grond voor landschapselementen beschikbaar te stellen. Helaas wil Rijkswaterstaat bij de Hinnenkamp nog niet meewerken op dit moment. Mogelijk vanwege kosten van toekomstig onderhoud. Op de kansenkaart
in bijlage XVII zijn nog enkele percelen aangegeven waar vergelijkbare natte overhoekjes zijn.
Grijp de kansen Langs de Schoppenweg, midden in het land, ligt een stuk essensingel van vóór de ruilverkaveling. Op de grens van twee percelen ligt een slootje waar kwel duidelijk zichtbaar optreedt. In de oever is de aarde rood van het hoge ijzergehalte in het kwelwater. Verder vertelt Jos dat hier vroeger, al rond 1900, een voet-/fietspad liep in de richting van de boerderij in de verte. De essensingel dient nodig uitgerasterd te worden aan de weilandzijde om hem vitaal te houden. Hier liggen volop kansen om het mooie en rijke landschap beleefbaar te maken en houden voor bewoners en fietstoeristen.
Vlakbij de kruising van de Oude Ruurlose weg en de Reindersweg ligt in het land een mooi klein rabattenbosje. Het bos en de poel zijn aan onderhoud toe. Een aantal houtsingels rond Zieuwent is eigendom van Staatsbosbeheer. Vanaf 1 januari ’14 neemt SBB dat zelf in bestendig beheer. SBB staat open voor een gesprek over het beheer en onderhoud. Op veel plaatsen zijn er gaten gevallen in bestaande singels. Door nieuwe aanplant (inboeten) blijven de singels in stand.
Gemeentebosje en oud rabattenbos met poel (foto’s: M. Vermeij)
Restant van een essensingel langs verdwenen voetpad en een watergang met hoge natuurpotenties langs de Schoppenweg (foto: M. Ruijs) Kansen voor behoud Er zijn enkele bosjes die eigendom zijn van de gemeente. Ze zijn al zo’n 20 jaar niet onderhouden. Kinderen spelen er af en toe in. Dat is belangrijk, maar daarom is er wel onderhoud nodig. De agrarische natuurvereniging wil dit wel op zich nemen.
‘We kunnen geen vijf jaar meer wachten’ De schaalvergroting in de landbouw gaat hard. De percelen worden groter na bedrijfsovernames. Tijdens de aanleg van de kerkepaden zijn nieuwe groene linten aangelegd, maar ondertussen zijn ook groene linten verdwenen. Dit betekent dat je moet blijven planten als je op lange termijn het coulisselandschap wilt behouden.
Grensbeplantingen verdwijnen sneller als er minder grondeigenaren komen in de toekomst (foto: M. Ruijs)
Kansen
voor landschap; zo doe je dat! Landschapsinitiatieven van particulieren: Aan de rand van de Wopereis heeft een bewoner uit liefde voor het landschap een oude waterloop open gegraven. Tijdens het graafwerk werd het oude bodemprofiel gevolgd. Langs die waterloop is een elzensingel aangeplant.
Nieuwe oude waterloop en elzensingel (foto: M. Vermeij)
Een moestuin waar een hek omheen is gezet om konijnen en
andere dieren buiten te houden en om dat hek is weer een meidoornhaag geplant. Hierin zitten veel vogels die weer schadelijke insecten eten: mooi landschap, natuurwaarde en onbespoten groente. Sommige particulieren met een stukje grond planten een nieuwe hoogstamboomgaard: Liefde voor het landschap en lekker fruit nadat je 10 jaar geduld hebt gehad.
Particulier hoogstamfruit en moestuin met meidoornhaag (foto’s : M. Vermeij)
Jan Nijenhuis geeft aan dat er plannen zijn om in de pastorietuin hoogstamfruitbomen te planten. Jan Nijenhuis geeft aan dat hij kansen ziet om op zijn eigen bedrijf een stuk singel aan te planten, om een verbinding tot stand te brengen tussen het Roetslat en bestaande groene landschapselementen.
’De slechtste grond is de beste’ Deze uitdrukking gebruikte Anton Stortelder in een lezing voor bewoners van Oost-Gelre op een thema-avond over natuur en landschap. Deze avond was georganiseerd door de politieke partij Onafhankelijken OostGelre en draaide om de vraag: Welke kansen zijn er voor de relatie boeren--natuur/landschap? Het huidig grondgebruik rond Zieuwent is sterk agrarisch van karakter, dus de kansen die daar liggen zijn belangrijk voor het landschap van Zieuwent. Anton Stortelder houdt zich al jaren, ook beroepshalve, bezig met die relatie en kan er enthousiast en vol humor over vertellen in het Achterhoeks. ‘Allereerst moet je er rekening mee houden dat iedereen iets anders verstaat onder de begrippen natuur en landschap.’ Daar moet je rekening mee houden als je met elkaar praat. Bovendien, wat de één mooi vindt kan de ander lelijk vinden. Van boeren moet je niet verwachten dat ze de paradepaardjes van de natuurbescherming onderdak kunnen bieden op hun land. Maar onderzoeksbureaus onderschatten soms de mogelijkheden die er wel zijn met agrarisch natuurbeheer. Boeren kunnen veel bijdragen aan de vergroening van het landschap. Stortelder ziet duidelijk dat er de laatste jaren een veel positievere houding komt van boeren ten opzichte van natuur en landschap, vooral bij de bedrijven met verbreding. Financiering Met het wegvallen van de melkquota wordt de druk op de grond groter, dus het is inkomstenderving als je langs een perceel een strook niet bewerkt. Ook de kosten van loonwerkers zijn hoog. Singels
liggen in de weg. Dus er moeten regelingen komen die de inkomstenderving en beheerkosten compenseren. Nu gaat het meeste geld van Rijk en Provincie in de Achterhoek naar het Nationaal Landschap rond Winterswijk. Een deel daarvan moet juist naar de ‘witte’ gebieden op de kaart, waar Zieuwent middenin ligt: ‘Een miljonair maak je niet blij met 1000 euro, maar een bedelaar wel met een tientje’. De gemeente zou elk jaar wat geld beschikbaar moeten stellen voor het landschap. Een klein potje voor 10 of 20 boeren en dan is het weer op. Dan gebeurt er tenminste elk jaar iets. De bedrijven in de gemeente en regio moeten meer benaderd worden om het landschap te sponsoren. Voor 5000 euro kan een flink bedrijf zich groen profileren voor de gemeenschap en het personeel kan jaarlijks een dag aan teambuilding doen door te werken in het landschap.
Het moet uit de mensen zelf komen ‘Natuurlijk mogen boeren geen singels rooien op hun land, maar je kunt zo’n singel in 10 jaar laten verdwijnen door eerst het draad weg te halen en dan de koeien erin te laten lopen. Dan gaat het verder vanzelf’ (gelach in de zaal). Maar gelukkig geldt wel: ‘De slechtste grond is de beste’. Veel boeren hebben bij hun percelen natte randen, slechte hoekjes of een puntig perceel waar ze niet kunnen keren. Dat zijn juist de plekken waar je minder inkomstenderving hebt als je er een draadje spant. En juist die natte plekken of steilranden of hoekjes zijn de beste plekken voor waardevolle vergroening van het landschap. Als de boer op termijn vanuit Europa 5% moet vergroenen, dan kom je al een heel eind met dit soort plekken!
Hoe beleeft de Zieuwentenaar het landschap heden ten dage? De fotowedstrijd heeft hier inzicht in gegeven. Door het landschap te fotograferen met in het achterhoofd de vraag ‘wat maakt deze plek zo speciaal voor mij?’ wordt men uitgenodigd om met een nieuwe blik naar een vertrouwde omgeving te kijken en kan iemand zich meer bewust worden van wat de omgeving voor hem of haar betekent. 29 mensen hebben één of meer foto’s met hun verhaal ingezonden. Elementen die meer dan eens gefotografeerd zijn: De kerk van Zieuwent (in de verte), de kerkepaden, bomen (vooral oude), boerenland met inlijsting van hekken, water en bomenrijen. Er zijn een aantal thema’s in de onderwerpkeuze te vinden: - Een plek in het landschap waar de ervaring is van ‘thuis zijn’, geworteld zijn of waar(langs) je thuis komt. - Het landschap als drager van geschiedenis en jeugdherinneringen. - Een plek in het landschap waar stilte, rust en schoonheid van de natuur ervaren kan worden. - De nabijheid van het landschap in Zieuwent: binnen en buiten loopt vloeiend in elkaar over. De bewoners die de foto’s hebben ingezonden geven met hun verhalen en onderwerpkeuze aan dat zij een sterke binding hebben met het landschap waarin zij wonen en dat de binding die zij ervaren positief is.
In de voorgaande hoofdstukken zijn veel onderwerpen behandeld. Daaruit komen kansen naar voren, waarmee in het dorp aan landschapskwaliteit gewerkt kan worden. De identiteit van het landschap en het dorp wordt daardoor versterkt. In het volgende kader wordt een aantal kansen genoemd. De kansen zijn in wezen aanbevelingen aan de inwoners van Zieuwent, om samen met elkaar en met SLG aan de slag te gaan. Uiteraard is dit een beperkte opsomming van kansen. Zie verder ook bijlagen X, XV, XVI en XVII, waar veel kansen op de kaart zijn ingetekend.
Bronnen Literatuur 1 2
AHN hoogtekaart, van www.AHN.nl Gemeente Oost-Gelre (2006). Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving Oost- Gelre. Een beeld van ontginningssporen tot wederopbouwarchitectuur. 3 Beukelaar, H. de (2005). De gemeente Lichtenvoorde 1815-2005. De moeite van vastleggen meer dan waard. 4 Gemeente Oost-Gelre (2007). Groen licht voor het landschap. Landschapsontwikkelingsplan voor de Gemeente Oost Gelre. 5 Archief van historische vereniging ’t Zuwent 6 Wopereis, A.A. (2006). Waor bu’j van? 7 Farjon, J.M.J., W.B. Harms, I.L. Loopstra (1983). Gevolgen van ruilverkaveling voor het landschap. Deel 4. Wageningen “De Dorschkamp”, rapport 332. 8 Farjon, J.M.J., C.H.M. de Bont, J.T.R. Kalkhoven, A.J.M. Koomen, W. Nieuwenhuizen (2001). Naar een Steekproef Landschap. Ontwerp van een methode en pilotstudie. Wageningen, Alterrarapport 359. 9 Boekelder, J., Boekelder, R (1987). De historie van Zieuwent. Coöperatieve Rabobank Zieuwent B.A. 10 Stortelder, A.H.F., R.W. de Waal & J.H.J. Schaminée (2005) Streekeigen natuur; Identiteit en diversiteit van Nederlandse landschappen. Wageningen, Alterra, Alterra-rapport 1111. 11 Stronks, D.J. (2012) Monitoring boomkikker Achterhoek 20102011. Rapportage van de onderzoeksresultaten in 2010 en 2011. Stichting Staring Advies, Zelhem. Rapportnr.1220 / projectnr. 1191. 12 Provincie Gelderland (2009) Kaart Ecologische Hoofdstructuur, begrenzing 2009. Provincie Gelderland, Arnhem.
13 Struijk, R.P.J.H., Bosman, W. & F. Spikmans (2006) Onderzoek naar het voorkomen van knoflookpad in de omgeving van Lichtenvoorde. Ravon, Nijmegen. 14 Inberg, H. (2012) Groot succes natuurontwikkeling in de Achterhoek. 48 zeldzame planten gevonden bij Zieuwent en Lievelde. Natuurbericht.nl 20 augustus 2012. Bureau Waardenburg, Culemborg. 15 Stronks, J. (red.) (2012) Jaaroverzicht 2012 Vogelwerkgroep Zuidoost Achterhoek. Vogelwerkgroep Zuidoost Achterhoek, Winterswijk. 16 Leest van der A. et al (red) (2005). Grote historische topografische atlas van Gelderland, schaal 1: 25.000. Tilburg, Uitgeverij Nieuwland. 17 Topografische dienst (1960). Topografische kaart 41B Lichtenvoorde, schaal 1:25.000. Emmen. Topografische dienst.