prominent
‘Wij mogen Rembrandt overschilderen’ Luuk Hoogstede beleeft de droom van elke kunstrestaurator. Nog voor zijn 30ste ligt de uitnodiging op de mat om mee te werken aan het wereldomvattend project over Jheronimus Bosch. In Venetië leeft hij zich nu uit op drie werken van Bosch, als wetenschapper én ambachtsman. “We kunnen er nu eindelijk achterkomen hoe uniek Bosch eigenlijk is.” tekst: paul van den broek en johan van de woestijne fotografie: marco secchi
Vanaf de Ponte del Accademia heb je waarschijnlijk het mooiste uitzicht van Venetië: de palazzi wedijveren in schoonheid aan weerszijden van het Canal Grande, dat zich hier verbreedt om uit te lopen in de lagune, met centraal pontificaal oprijzend de Santa Maria della Salute. Elke dag steekt Luuk Hoogstede de brug over om in de Galleria del ‘Accademia zijn dagelijks werk te hervatten: de restauratie van de schilderijen van Jeroen Bosch. Of preciezer: het begin van de restauratie, de structurele behandeling van drie op houten panelen geschilderde triptieken.
Het is 9 september. Maria Chiara Maida brengt ons naar het atelier van de Accademia en verontschuldigt zich voor alle ongemak van de restauratie van het gebouw zelf. “Ze zeiden dat het drie jaar zou duren, maar we zijn ondertussen de tel kwijt. Het is net als het Rijksmuseum bij jullie”, lacht ze. Tegen de wand van het atelier staat de triptiek van De gekruisigde martelares. Luuk Hoogstede staat gebogen over een paneeltje van Het heremietentriptiek. Aan weerszijden van het paneel ligt een lange lat, met daarover om de tien centimeter een dwarslatje. Op elk latje tekent hij de welving van het paneel ter plaatse. Het
Radboud Magazine 37 | september 2013
12
niet luuk hoogstede, alumnus kunstgeschiedenis en kunstrestaurator
13
Radboud Magazine 37 | september 2013
hout wordt op de aangegeven plaatsen met een beitel verwijderd en met een dun laagje kurk belegd. Zo ontstaat er in het frame van latjes een tegenvorm van het paneel, waarin het paneel kan worden opgesloten, waarna de restauratie van de achterkant op een veilige manier ter hand kan worden genomen. Pas als de panelen zo ‘stabiel’ zijn gemaakt, kunnen ze vervoerd worden naar de Scuola Grande della Misericordia iets verderop in Venetië. Daar vindt de esthetische restauratie plaats, waarna de panelen in 2016 hun plek krijgen in de grote overzichtstentoonstelling van Jeroen Bosch in zijn geboortestad Den Bosch, ter gelegenheid van zijn vijfhonderdste sterfjaar. Behalve de restauratie van Het heremietentriptiek staat in Venetië ook het herstel van De gekruisigde martelares en De visioenen uit het hiernamaals op het programma. “Op de eerste twee zijn aan de achterkant houten parketlatten en een ijzeren raamwerk aangebracht”, zegt Hoogstede. “Dat geeft onnatuurlijke spanning en zorgt actief voor schade aan de schilderijen.” Wat maakt Hoogstede bijzonder, vragen we Saccuman, een van ’s wereld toprestauratoren die via een donatie van de Amerikaanse Getty Foundation aan het project is verbonden. Die glimlacht. Natuurlijk de passie, die herkent hij. “Maar”, zegt hij, “het is vooral ook zijn kennis en zijn oog. Die versterken elkaar. Omdat hij zoveel weet, ziet hij meer.” En, ook niet onbelangrijk, hij is heel voorzichtig. “Non amiamo sperimentare.” jongensdroom Een paar dagen eerder, vlak voor zijn vertrek naar Venetië, ontvang Luuk ons in het gebouw van de Stichting Restauratie Atelier Limburg (sral), direct naast het Bonnefantenmuseum in Maastricht. Hij onderschrijft het voorschrift van Saccuman: experimenteren is er in zijn vak niet bij. “Het beroep lijkt heel creatief, maar je mag helemaal niet creatief zijn. Je mag niets verzin-
‘Tot nu toe hebben we aan elk schilderij dat we onderzocht hebben iets nieuws ontdekt’ nen. Je kunt bij Rembrandt niet zeggen: ‘Die snor, die moet iets langer’.” Links en rechts van de lange gang in Maastricht staan grote en kleinere schilderijen met de achterkant naar de bezoekers gekeerd, hier en daar een microscoop, een immense rol plastic aan het plafond. De gang geeft toegang tot de laboratoria en ateliers met nog meer kunstvoorwerpen. Verder ook zuurkasten, analyseapparatuur, camera’s in allerlei soorten en maten, en ezels met nog meer doeken en panelen. Een jonge man retoucheert geconcentreerd de gouden dekkleden op een eeuwenoud Bourgondisch wapenschild. In een atelier aan de andere kant van de gang is een stu-
dente met engelengeduld bezig met reepjes hout de uitgevreten achterkant van een paneel te vullen. Alles ademt hier ambachtelijkheid, maar ook scheikunde en natuurkunde. De vraag dringt zich vanzelf op. Hoe komt een student kunstgeschiedenis hier terecht? “Al voor ik kunstgeschiedenis ging doen, wist ik dat ik het restauratievak in wilde. Het was een jongensdroom”, antwoordt Luuk Hoogstede (32). “Ik was veertien en keek naar Het Klokhuis. Wat ik me ervan kan herinneren, is een man voor een schilderij, met een palet in de hand. De man was met een grote kwast aan het schilderen. In de mondhoek een pijp en op de ezel stond een glas whisky. Ik was verkocht.” De jongensdroom krijgt een hoge vlucht als Hoogstede na stages in het Van Gogh Museum en het Rijksmuseum een prestigieus fellowship bemachtigt voor het Metropolitan Museum of Art in New York, als enige Nederlandse restaurator ooit. Het is misschien daarom niet verrassend dat Jos Koldeweij, hoogleraar Kunstgeschiedenis en inspirator van het Bosch Research and Conservation Project, eind 2010 de dan nog geen dertigjarige Hoogstede uitnodigt om mee te doen (zie kader). Een jaar later wordt Hoogstede als enige Nederlander door de Amerikaanse Getty Foundation geselecteerd voor het Pale Paintings Initiative. De experts op het terrein van de restauratie van schilderijen op houten panelen zijn wereldwijd op twee handen te tellen, en velen zijn oud en zitten zonder opvolgers. Hun expertise dreigt zo verloren te gaan. Daarom krijgen dertien jonge restauratoren via het fonds de kans om in de leer te gaan bij de oudere generatie. Hoogstede is een van de dertien, Saccuman is een van de leermeesters. “Ik was ontzettend blij”, zegt Hoogstede. “Ik ben al langer met schilderijen op paneel bezig, daar ben ik naartoe gegroeid. In New York heb ik samengewerkt met George Bisacca. Toen wist ik al: ‘Hier wil ik mee verder, dit is wat ik wil.’”
Radboud Magazine 37 | september 2013
14
schilderij dat we onderzocht hebben iets nieuws ontdekt. Zelfs aan panelen die vijfhonderd jaar oud zijn en door ontelbaar veel mensen zijn bekeken, kun je door grondig onderzoek toch weer nieuwe dingen ontdekken.“
Toen zat je meteen ook bij de top. “Ja. George Bisacca is een van de topexperts.” uniek Wat maakt het Bosch Research and Conservation Project zo bijzonder? “De schaal en de consistentie. Op deze manier is nog nooit het oeuvre van een schilder onderzocht. Wereldwijd wordt elk schilderij bestudeerd en gedocumenteerd volgens een gestandaardiseerde opzet. Daardoor is nauwkeurige onderlinge vergelijking mogelijk. Fantastisch wat je daardoor ontdekt, ook omdat we samenwerken met een team van kunsthistorici, restauratoren, fotografen en onderzoekers met een material science-achtergrond. Zo leren we het werk van Jeroen Bosch echt beter begrijpen.” Wat maakt Bosch uniek? Is het zijn beeldtaal, zijn techniek? “Natuurlijk al die vreemde figuurtjes en details in zijn schilderijen die je niet verwacht. Omdat het kleurenpalet in de middeleeuwen nog heel beperkt was, weet hij zich vooral te onderscheiden in de manier waarop hij zijn materialen gebruikte.” Hoogstede wijst op een schilderij waarop Bosch rode gewaden heeft geschilderd. “Met loodwit modelleerde de kunstenaar vlotjes de plooival, waarna slechts een dunne laag rode lak werd aangebracht”, legt Hoogstede uit. “Dat gaat veel sneller en met die dikkere verf van loodwit kun je gemakkelijker een model in het gewaad aanbrengen.” Is het denkbaar dat jullie schilderijen ontdekken die helemaal niet van Bosch zijn? “Er zijn 27 schilderijen die tot het kernoeuvre behoren. Hij maakte de soms enorme schilderijen niet alleen. De opdrachtgever wil niet jaren wachten. Wat we proberen aan te tonen, is in welke fase van het proces de hand van Bosch zich aandiende, en wat hij overliet aan zijn medewerkers. Tot nu toe hebben we aan elk
15
Radboud Magazine 37 | september 2013
het narrenschip
‘We leren het werk van Jeroen Bosch echt beter begrijpen’
het narrenschip Kijk hier, zegt hij, als we een voorbeeld vragen. Het Narrenschip komt op tafel, een schilderij dat in het Louvre hangt. “Deze boom bijvoorbeeld. Hoe kan er nu een boom op een boot staan? We hebben dit schilderij onderzocht en wat blijkt? Van het gebladerte is alleen het binnenste deel origineel. Die kern zit aan een tak vast en die tak zit aan de mast van de boot. Dan is het opeens geen boom meer en dan wordt de compositie in één keer een stuk logischer.” Waarom hebben ze van een tak een boom gemaakt? “Mogelijk is dit toegevoegd toen het tot een zelfstandig schilderij werd gemaakt. Oorspronkelijk maakte het deel uit van een veel groter geheel.” Hoogstede werpt zijn blik op de achterkant, die ook iets nieuws aan het licht brengt: het schilderij bestaat uit twee planken, 3,5 centimeter links en 27,5 centimeter rechts, vrijwel dezelfde verhoudingen als de Allegorie op de gulzigheid in New Haven. Onderzoek naar de oudheid van het hout van de Dood van een vrek (National Gallery of Art in Washington) leert dat deze panelen oorspronkelijk één werk hebben gevormd. En de speurtocht gaat nog verder, legt Hoogstede uit. “Als je deze panelen spiegelt, komen de naden waar de planken verbonden zijn, exact overeen met die van De marskramer in Rotterdam. Je mist hier natuurlijk nóg een paneel, en dat is de Allegorie op de gulzigheid.” Conclusie: Het narrenschip is geen zelfstandig schilderij, maar een deel van een luik van de oorspronkelijke Marskramer-triptiek. Hoogstede relativeert onmiddellijk: “Dit was al eerder bekend. Maar dankzij ons onderzoek weten we nu
ook wat de afmetingen zijn van het nog ontbrekende centrale paneel. Zo voegen we nog heel veel nieuwe informatie toe.” De reden om van Het narrenschip een zelfstandig schilderij te maken is van alle tijden. Hoogstede: “Als je een triptiek hebt, heb je één schilderij. Maar als je de luiken eruit haalt en die planken die dubbelzijdig zijn beschilderd, doorzaagt, heb je vijf schilderijen. Die kun je natuurlijk voor veel meer geld verkopen.” dilemma’s Luuk Hoogstede is een multidisciplinair team in eigen persoon. “Mijn werk bestaat uit het in kaart brengen van alle componenten van het schilderij: de drager, de voorbereidende lagen, de verflagen, de oppervlaktelagen en de lijst en inlijsting. Centraal daarbij staan de schildertechniek, de gebruikte materialen en de toestand van het object. Als het even kan, speur ik iedere vierkante centimeter van elk schilderij met de microscoop af. Een immens werk, maar het levert ook enorm veel op.” Zijn samenwerking met Roberto Saccuman levert naast een schat aan ervaring, ook stof voor debat op. “Ik ben heel benieuwd naar zijn kijk: wat is ethisch verantwoord, welke technieken gebruikt hij om bepaalde problemen op te lossen? En hoe neemt hij bij dilemma’s in dat proces van restauratie zijn beslissingen?” Welk ethisch dilemma kan opdoemen? “Bijvoorbeeld het verwijderen van origineel materiaal. Om in vroeg-Italiaanse panelen barsten in de drager goed te kunnen verlijmen, wordt er vaak een v-groef aangebracht, zodat er een wigje ingezet kan worden om het paneel perfect te kunnen lijmen. Door deze methode heb je een betere verbinding, maar het is natuurlijk heel dubieus omdat je daarvoor origineel materiaal weghaalt. Dat kun je nooit meer ongedaan maken. Het kan zijn dat we op dit moment nog niet de beste oplossing hebben. Dus moet je je restauratie zo uitvoeren
luuk hoogstede en roberto saccuman (links) voor het triptiek van de gekruisigde martelares
‘Het werk van de kunstenaars is voor de eeuwigheid, dat van ons niet’ dat dat in de toekomst mogelijk wel kan.” ‘Reversibel’ is een kernbegrip voor Hoogstede. Als straks bij de schilderijen van Bosch schades worden gevuld en geretoucheerd, wordt er eerst een isolerende vernislaag op het schilderij aangebracht. “Als ze over honderd of tweehonderd jaar opnieuw moeten restaureren, kunnen ze door het weghalen van die vernislaag alle latere toevoegingen verwijderen. Ongetwijfeld komt er zo’n moment. De anatomische les van Dr. Nicolaes Tulp van Rembrandt is inmiddels 23 keer gerestaureerd. Natuurlijk gebruiken we nu veel betere en stabielere materialen en hebben we veel meer kennis, dus de periodes dat onze restauraties standhouden zijn veel langer dan in het verleden.” Maar Hoogstede is realistisch genoeg om zich te realiseren dat ook zijn restauraties niet blijvend zijn. “Het werk van de kunstenaars is voor de eeuwigheid, dat van ons niet.” replica’s De grens tussen restauratie en recreatie lijkt te vervagen. Of beter: als alles perfect gekopieerd kan worden, lijkt restauratie straks iets van vroeger. Het Maastrichtse
restauratieatelier werkt samen met Trento Robotics om 3d-replica’s te maken van waardevolle objecten uit kerkgebouwen die aan risico’s blootstaan: het origineel kan naar een museum, het kerkpubliek staat oog in oog met een natuurgetrouwe kopie. Hoogstede: “In Limburg heb je nog regelmatig processies en de echte, vaak eeuwenoude objecten worden dan buiten rondgedragen. Weer of geen weer. Lang niet alle objecten kunnen daartegen. Dan moet je een afweging maken: hoe belangrijk is die processie en hoe belangrijk is het beeld dat daar een rol in speelt? Mag het ook een heel goede replica zijn, zodat het origineel niet verder beschadigd raakt en volgende generaties er ook nog wat aan hebben?” Wat vindt u? “Als het object al eeuwenlang in zijn oorspronkelijke context getoond wordt, dan moet je het daar laten staan. Als er geen verlies dreigt, is een kopie niet op zijn plaats.” En als het kerkbestuur besluit een replica op te hangen, bijvoorbeeld omdat de verzekeringskosten anders te hoog worden? “Het is niet in het belang van een object om in een depot terecht te komen. Er moet
Radboud Magazine 37 | september 2013
16
een reden zijn om iets te conserveren. Als er geen aandacht is, geen liefde van het publiek voor een object, dan is er ook geen geld om het te behouden.” Eind 2012 opende in het Amsterdamse winkelcentrum Magna Plaza een tentoonstelling van replica’s van alle 325 schilderijen van Rembrandt. Wat dacht u? “Als je duidelijk maakt dat het replica’s zijn, is het een mooie manier om al die Rembrandts bij elkaar te zien. Dat heeft een toegevoegde waarde. Ook in het Jheronimus Bosch Art Center hangen alleen replica’s. Het is niet zozeer dat die prints interessant zijn, maar wel dat ze op de juiste schaal zijn gemaakt, inclusief de ‘originele’ lijsten. De luiken mag je open en dicht doen. Dat mag je in een museum niet. Dat geeft toch inzicht. Toen ik aan het brcp begon, ben ik dan ook eerst in het Art Center gaan kijken.” En een museum dat kopieën tentoonstelt van oude tekeningen? Overschrijdt dat een grens? “Musea moeten nu eenmaal keuzes maken. Tekeningen kunnen heel kwetsbaar zijn en verouderen snel door licht. Deze worden nu al vaak als facsimile getoond en de originelen zijn op afspraak te bestuderen. Je moet van goede huize komen wil je een goede facsimile kunnen onderscheiden van het origineel. Waar we nu inleveren aan kijkplezier, laten we toekomstige generaties er juist in delen.” Het Van Gogh Museum brengt ‘cultureel ondernemerschap’ in praktijk door samen met Fuji 3d-replica’s aan te bieden van de meesterwerken van Van Gogh: voor 20.000 euro beschik je over een getrouwe replica, extra realistisch omdat ook lijst en achterkant tot en met labels en etiketten exact zijn nagemaakt. De directeur van het museum zegt dat alleen ‘het meest geoefende oog’ in staat is het verschil te zien. U hebt dat geoefende oog? “Ja. Een printer print de kleuren zoals die gescand zijn op het oppervlak. De meeste
17
Radboud Magazine 37 | september 2013
schilderijen zijn echter objecten waarin de laagopbouw en de gebruikte materialen een grote rol spelen. Het licht schijnt door de ene laag langs pigmenten en reflecteert op een andere laag, waardoor je het beeld op een heel andere manier ervaart dan als je naar een print zit te kijken. Je mist toch veel van het effect van het origineel.” betoveren Zie je nog wel wat je ziet? Die vraag komt op tafel als Hoogstede verhaalt over zijn binnenkort te verschijnen publicatie, waarin hij dankzij minutieus onderzoek de turbulente geschiedenis van De kruisdraging uit Wenen blootlegt: van een triptiekluik is het via een enkelvoudig schilderij verworden tot het dubbelzijdig beschilderde paneel dat we nu kennen. “Kennis van het object en zijn conditie is nodig om het correct te kunnen interpreteren.” Dankzij die kennis kun je er beter van genieten? “Ik zie de bedoeling van de schilder, de verouderingsprocessen in een schilderij neem je in je achterhoofd mee. Hiernaast, in het museumatelier, staat een vroeg zeventiende-eeuws winterlandschap, waarvan het ijs en met name de lucht een grijze, grauwe kleur hebben. Daarin is smalt verwerkt, een blauw pigment. Maar smalt degradeert, het verliest zijn kleur en verdonkert het bindmiddel van de verf. Als ik door een museum loop en ik zie dat, dan denk ik: dat is smalt, dat is niet zo grauw bedoeld.” Dan corrigeert u dat meteen in uw hoofd? “Ja, in je hoofd maak je dat direct een paar tinten lichter en blauwer.” Kun je je dan nog wel laten betoveren, als je steeds met een wetenschappelijk oog naar een werk kijkt? “Zeker. Dat doen de werken van Jeroen Bosch ook nog steeds. Met een microscoop zit je zo dicht op het oppervlak, zo dicht op de hand van de kunstenaar. Dat maakt je kijkervaring juist heel bijzonder.”n Zie ook: www.bosch500.nl
Jeroen Bosch en de Radboud Universiteit Jeroen Bosch betrad in 1985 de Radboud Universiteit in de persoon van Jos Koldeweij, toen jong medewerker, nu hoogleraar Kunstgeschiedenis. Na zijn medewerking aan een grote middeleeuwententoonstelling in Den Bosch en een Bosch-tentoonstelling in Rotterdam, kreeg de hoogleraar in 2006 het verzoek van de gemeente Den Bosch om mee te werken aan het Boschjaar 2016. In dat jaar is het vijfhonderd jaar geleden dat Bosch stierf. De inzet: zoveel mogelijk originele werken van Bosch – vermoedelijk 27 – tentoonstellen in Den Bosch, de stad waar hij is geboren en zijn hele leven heeft gewerkt. De gangbare methode om topstukken in huis te krijgen is ruil, maar het Noordbrabants Museum heeft niks te bieden tegen de topstukken van Bosch. Alle 27 schilderijen zijn de pronkstukken van de betreffende musea, waaronder Prado in Madrid, het Louvre in Parijs, The National Art Gallery in Washington en het Kunsthistorisches Museum in Wenen. Zo ontstond het plan voor het Bosch Research and Conservation Project (BRCP), goed voor 2,7 miljoen euro. Na grondig onderzoek van alle werken – dat inmiddels in volle gang is - worden waar mogelijk restauraties uitgevoerd, wat deze maand van start is gegaan met het herstel van drie werken in Venetië. Omdat het BRCP alle bevindingen deelt met de musea – en de restauraties mogelijk maakt – willen die musea nu wél hun topstukken ter beschikking stellen. Onder meer Het narrenschip uit het Louvre en drie werken uit Venetië komen terug naar de stad waar ze gemaakt zijn, wat garant staat voor een blockbuster in 2016. De Nijmeegse inbreng is groot: de Radboud Universiteit levert vier leden van het vijfkoppige kernteam van het BRCP: kunsthistoricus Matthijs Ilsink (coördinator), de hoogleraren Jos Koldeweij en Ron Spronk en alumnus Luuk Hoogstede (namens de Stichting Restauratie Atelier Limburg). Iedereen spint garen bij het project: Den Bosch staat op de wereldkaart, de Boschliefhebber kan genieten, de musea beschikken over nieuwe documentatie over hun Boschstukken en de Radboud Universiteit schittert met een aantal publicaties, met als klap op de vuurpijl in 2016 een nieuwe monografie, die wereldwijd belooft hét nieuwe standaardwerk over de Bossche meester te worden.