Artikel pag. 5-8
Wie werken er in het christelijk en reformatorisch onderwijs? Opzet en verantwoording van het onderzoek In de afgelopen maanden heeft een projectgroep vanuit de redactie van DRS Magazine een uitgebreid onderzoek gedaan onder zo’n 1200 werkers in het christelijk en reformatorisch onderwijs. Doelstelling van dit onderzoek – dat financieel mogelijk is gemaakt door Driestar educatief, VGS en RMU sector Onderwijs GOLV – is inzicht te verkrijgen in datgene wat er leeft onder de respondenten en de behoeften en verlegenheden die er leven in kaart te brengen en hier als organisaties - maar ook als magazine - op in te kunnen spelen. In dit artikel geven we de lezer inzicht in de gehanteerde werkwijze en staat de vraag centraal wie de 1200 respondenten zijn. Door Dick Both Rond de zomervakantie van 2007 heeft de projectgroep zo’n 1200 christelijke en reformatorische scholen per mail geïnformeerd over het onderzoek en gevraagd of de directie bereid is vragenlijsten uit te zetten onder het personeel en in te (laten) vullen. Niet minder dan 119 scholen reageerden enthousiast en vroegen vragenlijsten op. Variërend van enkele exemplaren tot 200 exemplaren. Totaal werden 2245 vragenlijsten verzonden naar de scholen. Ook ontvingen de 1850 leden van de RMU sector Onderwijs GOLV de vragenlijst, die meegestuurd werd met DRS Magazine van september 2007. Op de uiterste datum van inleveren stond de teller op 1186 ingevulde en geretourneerde vragenlijsten. Een respons van zo’n 30%. Dr. Nico Broer heeft vervolgens de ingevulde gegevens digitaal verwerkt en geanalyseerd. Dit heeft geresulteerd in de uitkomsten zoals u ze – in beperkte mate – in deze special aantreft. Veel meer onderzoeksgegevens zijn te vinden op onze website www.drs-online.nl. Geslacht en leeftijd Ongeveer evenveel mannen als vrouwen hebben de vragenlijst ingevuld, zo blijkt uit figuur 1. Dit betekent dat relatief meer mannen dan vrouwen de vragenlijst hebben ingevuld. Dit blijkt ook als we landelijke cijfers hier naast zetten1. De gemiddelde leeftijd van de respondenten is bijna 39 jaar. Zoomen we in op de verschillende leeftijdscategorieën dan zien we dat 53% van de respondenten 44 jaar of jonger is. Uit de landelijke cijfers blijkt dat dit over de gehele onderwijssector gezien 43% is 2. Logisch gevolg is het beeld dat duidelijk wordt bij het bekijken van figuur 2: landelijk gezien is het percentage personen ouder dan 44 groter dan blijkt uit het onderzoek van DRS Magazine. Het relatief grote aantal oudere personeelsleden dat op korte termijn – m.n. in het voortgezet onderwijs – met pensioen zal gaan, geldt als een serieus probleem. Dit is gevisualiseerd terug te vinden in figuur 4 waaruit blijkt dat de aanstaande uitstroom onvoldoende opgevangen kan worden door de achterblijvende instroom in het VO, MBO en HBO. Uit figuur 3 blijkt dat het aantal jonge vrouwelijke respondenten sterk overheerst, maar dat naarmate de leeftijd stijgt het percentage mannen sterk toeneemt.
60 50 40 30 20 10 0
DRS Landelijk
Mannen
Vrouwen
Figuur 1: Mannen en vrouwen die deelnamen aan het DRS-onderzoek, afgezet tegen de landelijke cijfers in procenten
60 50 40
DRS
30
Landelijk
20 10 0 44 jaar of jonger
45 tot 54 jaar
55 jaar of ouder
Figuur 2: Respondenten ingedeeld naar leeftijdscategorie, afgezet tegen landelijke cijfers in procenten.
35 30 25 20 15 10 5 0
Mannen Vrouwen
25 jaar en 26-35 jaar 36-45 jaar 46-55 jaar 56 jaar en jonger ouder Figuur 3: Leeftijdsopbouw respondenten DRS-onderzoek, uitgesplitst naar geslacht in procenten.
50 45 40 35 30 25 20 15 10 5 0
BaO VO MBO HBO 25 jaar en jonger
26-35 jaar
36-45 jaar
46-55 jaar
56 jaar en ouder
Figuur 4: Leeftijdsopbouw respondenten DRS-onderzoek, uitgesplitst naar sector in procenten.
Opleidingsniveau Het onderwijspersoneel is hoog opgeleid, zo blijkt uit figuur 4 en 5. Dit komt mede doordat men voor het geven van onderwijs een lerarenopleiding op HBO- of academisch niveau moet hebben gevolgd. Uit ons onderzoek, maar ook uit landelijke cijfers, blijkt dat ruim driekwart van het onderwijspersoneel een hoog opleidingsniveau – minimaal een HBO-opleiding - heeft. Dit is beduidend meer dan bijvoorbeeld de 41% hoogopgeleiden in de gezondheidszorg. Verreweg de meeste respondenten hebben een afgeronde HBO-opleiding. Zo’n 42% heeft deze opleiding genoten aan de Driestar te Gouda. Het is opvallend dat in de categorie 25 jaar en jonger het percentage lager opgeleide respondenten significant hoger is dan onder hun oudere beroepsgenoten. Dit kunnen personen zijn die nog studeren voor een onderwijsbevoegdheid. Een tegengestelde ontwikkeling zien we bij de universitair opgeleiden. In de leeftijdsgroep jonger dan 25 jaar is 2% van de respondenten universitair opgeleid, in de categorie 26-35 jaar is dit 8% en naarmate de leeftijd stijgt, stijgt ook dit percentage en loopt dit op tot 16% in de categorie 56 jaar en ouder. Zoomen we in op het opleidingsniveau van de VO’ers dan blijkt dat 18,7% van hen een academische opleiding heeft. Landelijk gezien ligt dit percentage op 30%. Naar aanleiding hiervan spreekt het Sociaal en Cultureel Planbureau van een downgrading in de onderwijssector en worden verschillende oorzaken aangewezen. Ook wordt de verwachting uitgesproken dat deze ontwikkeling niet beperkt blijft tot het voortgezet onderwijs maar zich ook in het hoger beroepsonderwijs zal voltrekken3. 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
LBO/ VBO/ VMBO VO MBO HBO WO 25 jaar en 26-35 jaar 36-45 jaar 46-55 jaar 56 jaar en jonger ouder
Figuur 5: De hoogst genoten, afgeronde opleiding van respondenten uit het DRS-onderzoek, uitgesplitst in verschillende leeftijdscategorieën in procenten. .
100 90 80 70 60 50 40 30 20 10 0
LBO/ VBO/ VMBO VO MBO HBO WO
BaO
VO
MBO
HBO
Figuur 6: De hoogst genoten, afgeronde opleiding van de respondenten, weergegeven per sector in procenten.
Sector en functie Van de bijna 1200 respondenten is 61,9% werkzaam in het primair onderwijs en 32,7% in het voortgezet onderwijs. De respons vanuit het MBO en HBO was beduidend minder; vanuit beide sectoren deden ruim 30 collega’s mee. Gezien de beperkte representativiteit van deze kleine aantallen vraagt de interpretatie van deze categorieën de nodige voorzichtigheid.
In de figuren 7 en 8 is af te lezen in welke functie de respondenten werkzaam zijn uit respectievelijk het primair en voortgezet onderwijs. De categorie ‘Anders’ is gehanteerd voor respondenten die reeds met pensioen zijn en beleids- en stafmedewerkers. 4% 4%
12% 6%
Directie Middenm anagem ent Leerkracht O nderwijsassistent Anders
74% Figuur 7: De respondenten uit het basisonderwijs uitgesplitst naar functie in procenten.
2%2%3% 2% Directie Team leider Leraar Niet o nd erwijzen d perso neel An ders
Figuur 8: De respondenten uit het voortgezet onderwijs uitgesplitst naar functie in procenten.
91%
Kerkgenootschap De respondenten zijn hoogstwaarschijnlijk allen verbonden aan een kerkelijke gemeente. In figuur 9 is af te lezen dat bijna de helft van de respondenten (doop)lid is van de Gereformeerde Gemeenten. De Protestantse Kerk in Nederland volgt met 23%. Verreweg de meeste respondenten zijn werkzaam op een reformatorische school: 82%. In figuur 10 is per kerkgenootschap weergegeven waar de respondenten die tot het kerkgenootschap behoren, hun werk verrichten. 2% 3%
2% Gereform eerde Gem eenten
10%
Protestantse Kerk in Nederland 5%
Christelijk Gereform eerde Kerken 46%
9%
Gereform eerde Gem eenten in Nederland Hersteld Hervorm de Kerk (Nederlands) Gereform eerde Kerken (Vrijgem aakt) O ud Gereform eerde Gem eenten (in Nederland) Anders
23% Figuur 9: De respondenten uitgesplitst naar kerkgenootschap in procenten.
100 80 60
Ref. school
40
Prot. Chr. School Anders
20 0 GG
CGK
GGiN
HHK
(N)GK(V) O GG(iN)
PKN
Anders
Figuur 10: De respondenten, uitgesplitst naar kerkgenootschap en type school.
Werktijdfactor In het onderzoek dichten we alle respondenten met een werktijdfactor van 0,9 of meer een voltijdbaan toe. Dit betekent dat 63% fulltime werkt, 25% een werktijdfactor heeft tussen 0,5 en 0,9 en 12% minder dan 0,5 fte werkt. In figuur 11 zijn de verschillen tussen mannelijke en vrouwelijke respondenten te vinden. Zetten we deze cijfers naast de landelijke cijfers dan blijkt dat zowel onder mannen als vrouwen het percentage deeltijdwerkers beduidend hoger ligt dan binnen het christelijk en reformatorisch onderwijs: landelijk gezien werkt 29% van de mannen in deeltijd en 73% van de vrouwen. In ons onderzoek is dit respectievelijk 13% en 59%4. Uit figuur 12 blijkt dat in het basisonderwijs en het HBO de meeste parttimers zijn te vinden; in beide sectoren zo’n 40%. In het voortgezet onderwijs werken relatief gezien de meeste fulltimers, namelijk 70%.
100 80 60
Mannen
40
Vrouwen
20 0 Meer dan 0,9 fte
0,5 tot 0,9 fte
m inder dan 0,5 fte
Figuur 11: De respondenten ingedeeld naar werktijdfactor, uitgesplitst naar geslacht in procenten.
80 BaO
60
VO
40
MBO
20
HBO
0 Meer dan 0,9 fte
0,5 tot 0,9 fte
Minder dan 0,5 fte
Figuur 12: De betrekkingsomvang van de respondenten, uitgesplitst naar type onderwijs waar men werkzaam is in procenten.
Bevoegdheid De commissie Rinnooy Kan constateerde in haar rapport dat het lerarentekort niet alleen een getalsmatige, kwantitatieve uitingsvorm kent, maar dat ook in termen van de kwaliteit van het lesgeven het tekort naar voren komt. Geconstateerd wordt dat bijna 17% van de docenten in het voortgezet onderwijs onbevoegd is en dat 77% van de scholen één of meer leraren in dienst heeft die
onbevoegd voor de klas staan. Het blijkt met name moeilijk om bevoegde leraren te vinden voor de vakken Nederlands, wiskunde, natuurkunde en economie. De commissie constateert overigens dat dit nauwelijks te maken heeft met de zij-instromers omdat het slechts 1% betreft oftewel 2300 zijinstromers op 196.300 leraren5. Binnen het christelijk en reformatorisch onderwijs lijkt het percentage onbevoegde docenten nog hoger te liggen. In figuur 13 zien we dat 20% van de respondenten uit het voortgezet onderwijs, 23% uit het middelbaar beroepsonderwijs en 28% uit het hoger beroepsonderwijs onbevoegd is. Filteren we de docenten uit het voortgezet onderwijs hier uit dan blijkt dat 47 van de 234 docenten – of te wel 26% - geen onderwijsbevoegdheid heeft. 100 BaO
80 60
VO
40
MBO
20
HBO
0 Bevoegd
O nbevoegd
Figuur 13: De (on)bevoegdheid afgezet tegen het type onderwijs waarin men werkzaam is in procenten.
Afsluitend Het bovenstaande geeft enig inzicht in de vraag wie hun medewerking hebben verleend aan het onderzoek dat DRS Magazine heeft gehouden. Deze informatie is van belang om de tientallen pagina’s met onderzoeksresultaten goed te kunnen interpreteren die de lezer inzicht geven in wat die 1200 respondenten vinden. Dick Both is een van beide hoofdredacteuren van DRS Magazine en projectleider van het onderzoek ‘Mensen en meningen in het reformatorisch en christelijk onderwijs’.
1
BiZa (2007) Kerngegevens overheidspersoneel. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. BiZa (2007) Kerngegevens overheidspersoneel. Den Haag: Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties. 3 SCP (2006). Wie werken er in het onderwijs? Op zoek naar het eigene van de onderwijsprofessional. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 4 SCP (2006). Wie werken er in het onderwijs? Op zoek naar het eigene van de onderwijsprofessional. Den Haag: Sociaal en Cultureel Planbureau. 5 OCW (2007) LeerKracht! Advies van de commissie leraren. Den Haag: Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. 2