Samenvatting Nota Werken in het Onderwijs 2011 22 september 2010 Sippy van Akker, Rob Hoffius, Richard Defourny
De Nota Werken in het onderwijs (WIO) 2011 is op 21 september 2010 gepubliceerd door het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap als bijlage van de miljoenennota. In de nota wordt gerapporteerd over de voortgang van de afspraken die gemaakt zijn in het convenant ‘Leerkracht van Nederland’. Ook is er informatie over de werkgelegenheid in het onderwijs, de (regionale) verwachtingen voor de toekomst, de professionalisering van het personeelsbeleid in het onderwijs, de ontwikkelingen bij de lerarenopleidingen, de arbeidsvoorwaarden en pensionering. 1. Voortgang Actieplan Leerkracht De regering heeft op Prinsjesdag aangegeven het onderwijs te ontzien in de begroting. De stimuleringsmaatregelen uit het Actieplan LeerKracht blijven overeind. Deze maatregelen zijn bedoeld voor een verdere professionalisering van het onderwijspersoneel, met als doel de kwaliteit van het onderwijs te verhogen en kwantitatieve knelpunten te beperken. Het gaat in 2011 om een bedrag van 688 miljoen euro. In de totale OCW-begroting zijn echter enkele bezuinigingen doorgevoerd die indirect het onderwijspersoneel treffen. De eventuele gevolgen daarvan voor de arbeidsmarkt worden niet uitgewerkt in de nota WIO. Functiemix Het doel van de functiemix is het aandeel leraren in hogere salarisschalen substantieel te vergroten. In de convenanten met de deelsectoren zijn hier streefcijfers over geformuleerd voor 2011 en 2014. Het primair onderwijs (po) heeft de eerste middelen hiervoor onlangs ontvangen. In het voortgezet onderwijs (vo) is de functiemix al eerder ingevoerd en zijn, met name in de randstad, de eerste resultaten al zichtbaar. In de nota WIO 2010 werd nog gewezen op het belang van goede communicatie door scholen over de implementatie van de maatregelen uit het Actieplan. Nu blijkt dat een meerderheid van de scholen dit voorjaar concrete invoeringsplannen heeft en dat de communicatie hierover met leraren en medezeggenschapsraden goed verloopt. De bekendheid met de functiemix is in deze sectoren in het afgelopen jaar ook toegenomen. OCW verwacht dan ook dat in het po en vo de versterking van de functiemix goed zal verlopen.1 In het po en vo zijn de middelen voor het inkorten van de salarislijnen en de functiemix vrijwel volledig besteed. Dat is ook te zien aan de doorstroom naar hogere salarisschalen, met name in het vo in de randstadregio’s. De mogelijkheden voor leraren op vmbo-scholen om te promoveren naar een hogere salarisschaal lopen iets achter. Voor het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het hoger beroepsonderwijs (hbo) geldt dat de bekendheid met de salarismix, zoals de functiemix in deze sectoren wordt genoemd, een stuk lager is (respectievelijk 25 procent en 33 procent). De bijhorende middelen zijn later dan in het po en vo verstrekt. In het mbo en hbo is het effect van de middelen nog niet inzichtelijk. In het mbo is bovendien nog geen zicht op hoe de middelen zijn besteed. Wel blijkt dat het budget voor de versterking van de salarismix in de randstadregio’s nauwelijks is 1
Meer informatie over de functiemix is te vinden op: http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/webdossiers/functiemix-po/ en http://www.functiemix.minocw.nl/ Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
1
aangesproken en dat van doorstroom naar hogere salarisschalen in het mbo vooralsnog geen sprake is. Lerarenbeurs De lerarenbeurs is volgens de nota WIO een succes. Inmiddels zijn er ruim 20.000 beurzen toegekend. Het merendeel wordt gebruikt voor masters, gevolgd door bachelors en een restcategorie voor korte opleidingen. Ruim de helft van de beurzen is toegekend aan leraren uit het po, een derde aan leraren uit het vo. De aanvragen vanuit het mbo blijven achter ten aanzien van de gereserveerde middelen. Naast de lerarenbeurs is er vanaf 2011 ook een promotiebeurs, die leraren in staat stelt, met behoud van salaris, een proefschrift te schrijven. Professionele ruimte Om de zeggenschap van docenten over het uitoefenen van hun beroep te vergroten, is in dit voorjaar een wetsvoorstel ingediend waarin de professionele ruimte van leraren wordt vastgelegd.2 Lerarenregister Momenteel is de omvorming van de Stichting Beroepskwaliteit Leraren en ander onderwijspersoneel (SBL) in een coöperatie van beroepsorganisaties in volle gang. Het SBL zal het lerarenregister, dat nu in voorbereiding is, in 2011 openstellen. Kwaliteit lerarenopleidingen Om de kwaliteit van de lerarenopleidingen te verbeteren, zijn in de eerste fase de basisvakken op de pabo’s (taal en rekenen) en de vakkennisbasis van de tweedegraads lerarenopleidingen beschreven. De tweede fase, welke nu aanvangt, bestaat uit het vastleggen van de generieke kennisbasis voor de lerarenopleidingen. 2. Ontwikkelingen en prognoses van de arbeidsmarkt Twee derde van de werknemers in het onderwijs werkt in het po en vo. In deze sectoren is de werkgelegenheid in de laatste jaren gestegen. Dit heeft te maken met de groei van het aantal leerlingen, de stijging van het aantal ‘zorgleerlingen’ en omdat de grootte van groepen in het basisonderwijs is verkleind. Daarnaast zijn er door functiedifferentiatie in het po en vo meer ondersteunende functies bijgekomen.3 In het mbo is, ondanks een stijging van het aantal leerlingen, het aantal leraren iets afgenomen. Het aantal ondersteuners is hier echter toegenomen. Zij hebben enkele lesgevende taken overgenomen en verzorgen nu ongeveer 10 procent van de lessen in het mbo. Diversiteit In de publieke sector betreft het aandeel niet westerse allochtonen 6 procent. In het onderwijs ligt dit percentage lager en is het in 2 jaar tijd met 0,2 procentpunt gedaald naar 4,6 procent in 2009. De daling is met name te zien in het mbo en het po. In het wetenschappelijk onderwijs is het aandeel juist gestegen. De cijfers naar etniciteit zijn echter niet bekend naar functiegroep (en dus naar opleidingsniveau). Dit maakt vergelijken met andere sectoren lastig, omdat de verhoudingen van de opleidingsniveaus behorend bij de functies verschillen tussen sectoren.
2
Tweede Kamer 2009-2010, kamerstuk 32396, nr. 2. Factsheets over werkgelegenheid: http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/cijfers-entrends/factsheets-analyses/#Werkgelegenheid 3
Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
2
In het onderwijs is het aandeel vrouwen relatief hoog. Met name het po feminiseert, met een bezetting onder de leraren van 81 procent van de voltijdbanen. Het aandeel vrouwen in management- of hoge functies stijgt ook. Zo is het aandeel vrouwelijke directeuren in het po in drie jaar tijd met 10 procentpunt gestegen naar 35 procent. Mobiliteit De afgelopen jaren was er geen zicht op de mobiliteit in het onderwijs. Dit jaar zijn daar gegevens over vrijgekomen. Uit de Voortgangsrapportage Actieplan Leerkracht bleek dat netto ongeveer 6 procent in het po en 8 procent in het vo van de leraren in het eerste jaar na indiensttreding vertrekt. Na vijf jaar liggen deze percentages op 15 procent in het po en 20 a 25 procent in het vo. Echter niet alle vertrekkers keren het onderwijs definitief de rug toe. Bekend is dat een goede begeleiding van starters de uitstroom beperkt. De mobiliteit is bij jongeren hoger dan bij leraren in de leeftijdscategorie 35 tot 60 jaar. De mobiliteit is, met name in het po, hoger onder mannen dan onder vrouwen. In het vo daarentegen vertrekken vrouwelijke leerkrachten van 45 tot 60 jaar relatief vaker uit het onderwijs dan mannen.
Tekorten: stand van zaken Door de economische crisis is in de brede arbeidsmarkt meer werkloosheid ontstaan. Laagconjunctuur is echter altijd gunstig voor de onderwijsarbeidsmarkt, meer mensen willen dan in het onderwijs (blijven) werken. Dit is ook te zien in de daling van het aantal openstaande vacatures in het onderwijs, met name in het po. De verschillen in de vacaturegraad verschillen echter sterk per regio.4 De vergrijzing in het onderwijs heeft zijn weerslag op een grote uitstroom in de komende jaren; veel ouderen zullen uitstromen naar (pre)pensioen, met name in het vo en het mbo. De gemiddelde uittredeleeftijd in het onderwijs is gestegen5, omdat de regeling voor vroegtijdig uittreden is veranderd en het langer doorwerken fiscaal aantrekkelijker is gemaakt.6
4
De vacature-ontwikkelingen heeft het SBO in factsheets nader uiteengezet http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/cijfers-en-trends/factsheets-analyses/ 5 Voor exacte cijfers, zie stamos.nl : http://stamos.nl/index.bms?verb=showitem&item=1.67 6 Het zogenoemde amendement-Vendrik. Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
3
Om kwantitatieve en kwalitatieve tekorten zo veel mogelijk te voorkomen, is beleid gevoerd waarmee meer instroom is gegenereerd via alternatieve kanalen en is de beloningsstructuur verbeterd. Door al deze ontwikkelingen zijn er momenteel, ondanks de eerdere voorspellingen, landelijk gezien geen grote tekorten. Deze kunnen echter wel binnen de komende twee jaar ontstaan. Er zijn bovendien grote regionale verschillen in de huidige en toekomstige krapte op de arbeidsmarkt. In de nota WIO worden enkele regionale verwachte ontwikkelingen weergegeven, die nog geen volledig beeld geven van alle verwachte regionale knelpunten.7 Tekorten: verwachtingen voor de toekomst In de voortgangsrapportage over het Actieplan Leerkracht uit mei 2010 werd een voorpublicatie gegeven van de nieuwe ramingen. Hierin waren de verwachte tekorten flink hoger dan de nu naar beneden bijgestelde ramingen in de Nota WIO. De reden die het Kabinet geeft voor de lagere verwachte tekorten zijn de investeringen in het beroep voortvloeiend uit het Actieplan en daarnaast de economische recessie. In de gepresenteerde ramingen is de recente ontwikkeling van de nullijn voor de contractloonontwikkeling niet meegenomen in de berekeningen. Een andere kanttekening bij de ramingen is dat een vacature die volgens de berekeningen niet opgevuld kan worden met een gekwalificeerde leraar, door scholen in de praktijk wordt opgevangen met onbevoegden en andere oplossingen als instructeurs en onderwijsondersteuners.8 Raming PO Door demografische factoren zijn de komende jaren minder leraren nodig, maar er is wel een grote uitstroom van ouderen. De verwachting is dat er tot 2016-217 geen problemen ontstaan. Daarna kunnen tekorten ontstaan, oplopend tot 1400 fte aan docentfuncties en 200 fte aan schoolleiders. Dit laatste is flink minder dan het eerder voorziene tekort van 500 schoolleiders.
7
Er volgt nog een publicatie van OCW met de vernieuwde arbeidsmarktramingen met meer gedetailleerde informatie. Omdat er veel regionale verschillen zijn en de vraag naar deze ontwikkelingen groot is, heeft het SBO regionale leerling-prognoses laten ontwikkelen, waarbij ook berekend wordt hoeveel formatie daarvoor nodig is. Deze gegevens zijn binnenkort te downloaden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl . 8
Informatie over het voeren van strategisch personeelsbeleid: http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/dossiers/2009/strategische-personeelsplanning/ Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
4
Raming VO Vanwege demografische factoren (meer leerlingen) stijgt de werkgelegenheid tot 2016, en neemt daarna licht af. Er is de komende jaren een hoge uitstroom van ouderen. Het gebruik van de BAPO neemt echter af, wat voor meer arbeidsvolume zorgt. Tevens wordt verwacht dat leraren gemiddeld meer uren gaan werken. De komende jaren wordt een vacatureproblematiek verwacht, die pas in 2020 voorbij is. De uitstroom van de lerarenopleidingen zal niet genoeg zijn om in de vraag te voorzien. Het tekort kan oplopen tot 3.000 fte aan docentfuncties in 20169, waarbij wordt uitgegaan van volledige doorvoering van het Actieplan, van een stabiel (pre)pensioneringsysteem en een marktconforme loonontwikkeling. De laatste twee voorwaarden zijn de komende jaren echter onzeker.
Raming MBO Door dalende leerlingaantallen zal de werkgelegenheid afnemen de komende 10 jaar. Aangezien het mbo de meest vergrijsde sector is van Nederland, zullen er veel ouderen uitstromen. De aanpassing van de BAPO zorgt voor een hoger arbeidsvolume. Er zijn geen exacte voorspellingen voor het mbo gemaakt, omdat een groot deel van de leraren uit de ‘gewone’ markt wordt gehaald. Er wordt verwacht dat het MBO alleen problemen zal krijgen als we de komende 10 jaar een periode van hoogconjunctuur zullen kennen. 3. Professionalisering van de arbeidsorganisatie Innovatie Innovatie kan volgens het Actieplan Leerkracht een rol spelen bij de oplossing van toekomstige lerarentekorten. Daarom is in het najaar van 2009 gestart met de regeling InnovatieImpuls Onderwijs, die scholen moet stimuleren de arbeidsproductiviteit van leraren te verhogen.10 Om de urgentie van het naderende lerarentekort onder de aandacht te brengen bij het onderwijsveld, is in opdracht van OCW het onafhankelijke Netwerk Onderwijsinnovatie opgericht. De kern van het advies uit maart 2010 is dat er meer uit het onderwijs gehaald kan worden door slimmer te werken en het personeel meer ruimte te geven. Om 9
In de Voortgangsrapportage liep het verwachte lerarentekort in het vo op tot ruim 6000 fte. De regeling innovatieimpuls wordt in opdracth van OCW uitgevoerd door het SBO. Meer informatie is te vinden op www.innovatieimpulsonderwijs.nl en http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/themas/slimmer-werken/ 10
Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
5
meer kennis te verschaffen over het begrip productiviteit in het onderwijs waar beleid op kan worden gevoerd, heeft het SBO opdracht gegeven voor een onderzoek naar het productiviteitsconcept in het onderwijs. Opbrengstgericht werken De laatste jaren is er meer aandacht voor ‘opbrengstgericht werken’, waarbij de resultaten van de leerlingen worden geëvalueerd. In de nota WIO wordt benadrukt dat een professionele organisatie doorlopend zicht heeft op de opbrengsten van het onderwijs. Volgens de Onderwijsinspectie stemmen leraren het onderwijs nog onvoldoende af op de verschillen in onderwijsbehoeften van de leerlingen (differentiatie). Op een kwart van de basisscholen wordt voor reken- en wiskundeonderwijs opbrengstgericht gewerkt. Leerlingen van deze scholen presteren gemiddeld beter dan leerlingen op scholen die minder aandacht hebben voor leeropbrengsten. Om dergelijke systemen goed te kunnen laten werken is draagvlak en vertrouwen van het onderwijspersoneel een voorwaarde. Het eenduidig meten en interpreteren van leeropbrengsten kan echter lastig zijn. Functioneringsgesprekken en belonen van opbrengstgericht werken Beloning kan een rol spelen om opbrengstgericht werken te stimuleren. In 2007 was maar een klein deel van het onderwijzend personeel het eens met de stelling dat hun prestaties voldoende meetelden bij hun beloning. Wellicht mede dankzij het invoeren van de functiemix is de invloed van prestaties op de beloning wel gegroeid. Hoewel werkgevers evenveel belang hechten aan het voeren van beoordelingsgesprekken, voeren leraren minder vaak formele functionerings- en beoordelingsgesprekken dan werknemers in de marktsector. Ongeveer 70 procent van de leraren in het po en zo'n 80 procent in het vo heeft de afgelopen maanden minimaal één formeel gesprek gevoerd met de leidinggevende. De frequentie van de gesprekken is het laagst van alle arbeidsmarktsectoren. De cultuur binnen de scholen is hier vermoedelijk grotendeels de achterliggende oorzaak van; formele gesprekken staan niet centraal en bovendien worden beoordelingsgesprekken (nog) niet gekoppeld aan mogelijke loonsverhogingen.11
Professionele ontwikkeling Om goed onderwijs te verzorgen is het van belang dat ook de leraar zichzelf verder kan ontwikkelen en ruimte heeft voor ontplooiing. Leraren maken actief gebruik van de mogelijkheden die zij krijgen voor professionele ontwikkeling. In 2009 heeft 61 procent van hen een opleiding of training gevolgd. Werkgevers in de onderwijssectoren kennen dan ook vaker dan werkgevers uit andere sectoren een hoge prioriteit toe aan 'loopbaanontwikkeling en mobiliteit'. Dit sluit aan bij hun werknemers die op hun beurt veel belang hechten aan 'interessant werk'. Aan arbeidsvoorwaarden en beloning kennen de onderwijswerkgevers een minder hoge prioriteit toe. 11
Meer informatie over personeelsbeleid: http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/onderwijspersoneel/personeelsbeleid-scholen Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
6
Omdat schoolleiders grote invloed hebben op de kwaliteit en resultaten van het onderwijs en het opzetten van een professioneel personeelsbeleid, moeten volgens de nota WIO schoolbesturen investeren in de bekwaamheid van schoolleiders en ander directiepersoneel. Tevredenheid Onderwijsmedewerkers zijn in het algemeen tevreden over hun werk en noemen dit vaker dan werknemers in de marktsector creatief, gevarieerd en hectisch12. Andersom wordt in het onderwijs het salaris veel minder vaak dan in de marktsector genoemd als aspect van het werk waarover men tevreden is. Belangrijke redenen om te kiezen voor een baan in het onderwijs zijn 'interessant werk' en de mogelijkheid om in deeltijd te werken. Hierop scoort het onderwijs hoger dan andere arbeidsmarktsectoren.
Aan bekwaamheid van docenten wordt door OCW veel waarde gehecht. Onderdeel hiervan is het streven naar minder vrijblijvendheid ten aanzien van naen bijscholing. Bedoeling is dat het lerarenregister het 'bekwaamheidsonderhoud' zichtbaar maakt. Om in het register te komen en te blijven moet men voldoende nascholing volgen, want ‘op die manier is het register een afspiegeling van de kwaliteit van de docent en van de beroepsgroep als geheel’. 4. Arbeidsvoorwaarden en pensioen Ondanks een aangenomen motie om voor het onderwijs een uitzondering te maken, vallen de onderwijssectoren onder het kabinetsbeleid dat er in 2010 geen arbeidsvoorwaardenruimte wordt gegeven in de overheidssectoren. De marktlonen zijn in 2010 ongeveer 1 procent gestegen, dat betekent dus een relatieve inkomensachteruitgang. Dankzij het functiemix-beleid en het verkorten van de carrièreschalen is het gemiddelde salaris in po en vo echter wel gestegen. Een grote groep werknemers in het onderwijs (ondersteuners en mensen aan het eind van de schaal) kan echter niet van deze maatregelen profiteren. Mede doordat er geen arbeidsvoorwaardenruimte wordt gegeven door de overheid, zijn er ook geen nieuwe CAO’s afgesloten in po, vo, mbo en het wo. Pensioenen Ook het ABP heeft last van de gevolgen van de economische crisis; de dekkingsgraad van de pensioenaanspraken is gedaald. Vanaf 1 augustus is de pensioenpremie 1 procentpunt verhoogd (zoals in 2009 ook tijdelijk het geval was) en is er geen indexering van de pensioenen. Eventuele stijging van de pensioenleeftijd is uiteraard ook van invloed op het onderwijs.
12
Meer over de beleving van werknemers op het gebied van arbeidsomstandigheden is te lezen in de analyse van de Nationale enquête arbeidsomstandigheden: http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/actueel/2010-q2/sbo-analyse-van-nationale-enquetearbeidsomstandigheden/ Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
7
Topinkomens Vanaf 2010 moeten alle onderwijsinstellingen beloningen van individuele bestuurders in het jaarverslag opnemen. Als daarbij beloningen voorkomen van meer dan 130% van het ministersalaris, de ‘Balkenendenorm’, kan de minister van OCW ingrijpen. 5. Lerarenopleidingen Instroom in de hbo-lerarenopleidingen De instroom van studenten in de lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs steeg, met name bij de vakken Engels, geschiedenis en Nederlands. Bij de pabo’s daalde het aantal nieuwe studenten enigszins ten opzichte van vorig jaar. Wanneer 2009 wordt afgezet tegen 2005 is de pabo-instroom met tweeduizend studenten gedaald. In 2009 stroomden meer vwo’ers in op de pabo’s dan vorig jaar, dit verschil wordt vermoedelijk mede bepaald door de kwaliteitsimpuls en de opkomst van de academische pabo’s. Naast een stijging van het aantal studenten dat wordt opgeleid voor het tweedegraadsgebied, neemt ook het aantal studenten dat instroomt in de eerstegraadsopleidingen (hbo-master en ulo’s) toe.13 Diversiteit in de lerarenopleidingen De lerarenopleiding voor het basisonderwijs (pabo) blijft vooral populair onder vrouwen, het aandeel mannen in de instroom van 2009 was onder de 20 procent. In de lerarenopleidingen voor het voortgezet onderwijs daarentegen, vormen mannen bijna de helft van de instroom. In andere Europese landen is de meerderheid van het onderwijzend personeel in zowel het primair als het voortgezet onderwijs vrouw. Naast mannen, zijn ook allochtone studenten ondervertegenwoordigd. In 2009 bestond 7 procent van de totale instroom van de pabo’s en 11 procent van de tweedegraads opleidingen uit allochtone studenten, tegenover een aandeel van 15 procent in het totale hbo14. Voor een evenredige verdeling van het onderwijspersoneel, wordt gestreefd meer mannen en allochtonen op te leiden voor een baan in het onderwijs. Arbeidsmarktsituatie jonge leraren In 2009 studeerden 5.910 studenten af aan de pabo’s, 4.150 aan de tweedegraads lerarenopleidingen en 580 aan de universitaire lerarenopleidingen. Van de afgestudeerde pabo-studenten vond 83 procent binnen een half jaar een baan in het onderwijs. Hierbij zijn er wel sterke regionale verschillen, niet alleen kost het afgestudeerden in sommige regio’s meer tijd om een baan te vinden, ook duurt het langer voor men een vast contract krijgt aangeboden. Zo’n 11 procent van de pabo-afgestudeerden dat werkzaam is in het onderwijs, werkt in het speciaal onderwijs. Van de afgestudeerde leraren voortgezet onderwijs die werkzaam zijn in het onderwijs werkt 15 procent in het mbo en 10 procent in het po. Het gaat bij de laatste groep vooral om afgestudeerden leraren lichamelijk opvoeding.15
13
Instroomcijfers van alle afzonderlijke lerarenopleidingen: http://www.stamos.nl/index.bms?verb=findvar&var=31 14 Op het kennisportaal van het SBO zijn verschillende factsheets te downloaden waarin u meer informatie kunt vinden over instroom, uitval en rendement van de hbo-lerarenopleidingen naar geslacht en etniciteit. Deze factsheets zijn als PDF-bestand te downloaden via: http://www.onderwijsarbeidsmarkt.nl/cijfers-en-trends/factsheets-analyses/#Lerarenopleiding 15
Beroepsrendement lerarenopleidingen: http://www.stamos.nl/index.bms?verb=findvar&var=62 Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
8
Goede begeleiding van beginnende leraren van groot belang Een goede begeleiding bij de start van de loopbaan als leraar zorgt ervoor dat men minder snel het onderwijs verlaat. Beginnende leraren die hun begeleiding onvoldoende vinden, stromen vaker uit dan beginnende leraren die daarover tevreden zijn. Het verschil in verloop tussen deze twee groepen bedraagt ongeveer 10 procentpunt en dit geldt voor zowel het basis- als het voortgezet onderwijs. 6. Nieuwe routes naar het leraarschap Naast de reguliere lerarenopleidingen zijn er ook andere wegen naar het leraarschap. De mogelijkheid om als zij-instromer leraar te worden, bestaat al langer. Daarnaast zijn er de laatste jaren verschillende nieuwe wegen ontwikkeld en pilots opgestart om meer mensen te interesseren voor het vak van leraar: de academische pabo, het programma ‘Eerst de Klas’, opleiden in de school, de educatieve minor en het mede door SBO opgezette PAL-project. Academische pabo Sinds 2008 bestaat de mogelijkheid om in vier jaar zowel het pabo-diploma als een wetenschappelijke bachelor en/of master onderwijskunde te halen. Deze ‘academische pabo’s’ worden aangeboden in Utrecht, Leiden, Amsterdam, Doetinchem, Nijmegen en met ingang van studiejaar 2010-2011 ook in Groningen. Hiermee hoopt men meer academici voor de klas te krijgen in het basisonderwijs. Programma ‘Eerst de klas’ Het programma ‘Eerst de klas’ is een tweejarig opleidings- en ervaringstraject voor excellente academici. Enerzijds komen hiermee meer academici voor de klas te staan en anderzijds kunnen de deelnemers leiderschapscompetenties ontwikkelen. De eerste 19 deelnemers zijn in januari 2010 van start gegaan en de tweede groep van 16 deelnemers is in augustus 2010 gestart. Eind 2012 wordt deze pilot geëvalueerd en wordt naar aanleiding daarvan besloten of er een vervolg komt. Opleiden in de school Het ‘opleiden in de school’ is in 2009 structureel geregeld met behulp van 56 door OCW gesubsidieerde opleidingsscholen, die in samenwerking met de lerarenopleidingen toekomstige leraren een groot deel van hun studietijd op de werkplek opleiden. Educatieve minor Sinds studiejaar 2009-2010 bestaat de mogelijkheid om binnen een aantal academische bacheloropleidingen een zogenaamde ‘educatieve minor’ te volgen. Wanneer zowel de bachelor als de minor goed worden doorlopen, leidt dit tot een ‘beperkte’ tweedegraads bevoegdheid16. In studiejaar 2009-2010 begonnen 275 studenten aan de educatieve minor17. Zij-instroom De mogelijkheid om als zij-instromer het onderwijs in te gaan bestaat al langer.In 2009 heeft OCW een nieuwe subsidieregeling in het leven geroepen voor begeleiding en opleiding van zij-instromers. Dit heeft in 2009 416 ‘extra’ leraren opgeleverd die direct inzetbaar zijn en die naar verwachting binnen 2 jaar hun 16
Met de bevoegdheid die voortvloeit uit de educatieve minor mag les geven worden in de theoretische leerweg van het vmbo en in de eerste drie leerjaren van havo en vwo. 17 Het SBO verzamelt de gegevens over de educatieve minor. Verwacht wordt dat deze in oktober gepubliceerd zullen worden op www.stamos.nl Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
9
bevoegdheid halen. Het is niet duidelijk of dit aantal al onbevoegd werkzaam was in het onderwijs of dat zij anders via andere wegen zou zijn ingestroomd. Voor 2010 is een budget beschikbaar voor begeleiding en opleiding van ruim 600 nieuwe zij-instromers. Persoonlijke Assistent van de Leraar (PAL) Een van de mogelijkheden om het vak van leraar aantrekkelijker te maken is het verminderen van de werkdruk van de leraren. Dit kan onder andere door het aanstellen van een assistent die de leraar in de klas ondersteunt. PAL’s zijn studenten uit het hoger onderwijs die als bijbaan leraren ondersteunen in het vo. Het PAL-project wordt uitgevoerd door het SBO en het Platform Bètatechniek. Het ministerie van OCW heeft €2 miljoen beschikbaar gesteld om 600 PAL-plekken te creëren. Op dit moment zijn er ongeveer 300 persoonlijke assistenten aan het werk op ongeveer 100 scholen.
Meer informatie over de onderwijsarbeidsmarkt is te vinden op www.onderwijsarbeidsmarkt.nl cijfers zijn te vinden op www.stamos.nl
10