Instructie lesmateriaal voor docenten, trainers, coaches, e.a.
Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over de beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem
handleiding
|
colofon
hogeschool van arnhem en nijmegen, dr. m.a.w. van biene, lector lokale dienstver lening vanuit klantperspectief & drs. a. schimmel-spreeuw, j. j. klein gunnewiek, docent post-hbo spv han nijmegen auteurs: m. bussink, n.a.g.a van den eertwegh, n.g.r.g keijzer producent ondersteunend beeldmateriaal: louis de mast vormgeving: bureau ketel grafisch ontwerp fotografie: anne van boekel drukwerk: eerste druk juni 2011, drukkerij efficiënt nijmegen isbn: 9789071118005 bestellen via: www.wmo werkplaatsen.nl alles uit deze uitgave mag, mits bronvermelding, worden vermenigvuldigd en open baar gemaakt. een digitale versie van deze leerproducten is gratis te downloaden via onder meer www.wmowerkplaatsen.nl. wmo-werkplaatsen zijn samenwerkingsprojecten tussen het ministerie van vws en lectoraten van een aantal nederlandse hbo-instellingen. ze zijn gericht op beroeps innovatie in de sociale sector in het kader van de wet maatschappelijke ondersteu ning (wmo). dat doen ze via praktijkgericht onderzoek en bijdragen in diverse vormen aan onderwijs en deskundigheidsbevordering. meer informatie is beschikbaar via www.wmowerkplaatsen.nl. dit leerproduct is totstandgekomen dankzij financiering van het ministerie van vws. deze publicatie is gecoördineerd door de wmo-werkplaats nijmegen van hogeschool van arnhem en nijmegen.
Woord vooraf Deze leerproducten zijn gemaakt om jongeren meer inzicht te geven in het leven van mensen met een psychiatrische en psychosociale problematiek(specifiek: verslaving, angststoornis, braakfobie, depressie, borderlinestoornis en PTST). Aan de hand van de levensverhalen van Marleen, Jesse, Mayke, Ilse en Esther krijgen jongeren een ‘kijkje’ in het verleden en het heden van mensen met een psychiatrische en psychosociale problematiek. Ook komen we te weten wat de toekomstverwachtingen van deze vijf hoofdpersonen zijn. We stellen jongeren in de gelegenheid in dialoog te gaan over eigen opvattingen en meningen, deze tijdelijk op te schorten en vooroordelen ter discussie te stellen. Het studiemateriaal bestaat uit vijf boekjes met zes lessen, een film en een handleiding voor docenten, trainers of coaches. Daarnaast is er nog aanvullend lesmateriaal. Met dialogische werkvormen leren jongeren zichzelf in relatie tot mensen met een psychiatrische problematiek beter begrijpen. Waarom is het van belang dat jongeren een positieve beeldvorming ontwikkelen over mensen met psychiatrische problemen? We begrijpen inmiddels dat ook deze mensen zo gewoon mogelijk moeten kunnen wonen en werken, moeten kunnen leren en ontwikkelen. Soms met ondersteuning en zorg. Soms zijn zij volledig aangewezen op zichzelf, soms hebben zij een rijk sociaal netwerk. In Nederland wordt vaak nog met een scheve blik gekeken naar mensen die zich vreemd of raar gedragen. Het gaat om mensen die lichte tot zware psychische klachten hebben. Ondanks deze wetenschap worden deze mensen vaak vermeden of raar aangekeken in plaats van dat ze hulp of begrip krijgen. Zij voelen zich vaak eenzaam of wonen geïsoleerd en komen doorgaans moeilijk in contact met anderen. De kans is groot dat u iemand kent die een psychische aandoening heeft, heeft gehad, of die gewoon een beetje anders is dan een ander. Een psychiatrische ziekte als angst, depressie, eetstoornissen, drugsen alcoholmisbruik, dementie of schizofrenie kan eenieder krijgen. Ondanks dit trekken mensen met deze aandoeningen vaak angst, vijandigheid en afkeuring aan in plaats van mededogen, steun en begrip. Dergelijke reacties zorgen er niet alleen voor dat deze mensen zich vaak geïsoleerd en ongelukkig voelen, maar werken in de hand dat ze de juiste effectieve hulp, ondersteuning en behandeling niet krijgen. De onderzoeksresultaten zijn bijeengebracht en hebben geleid tot de volgende bevinding: ‘er bestaat een kloof tussen jongeren en mensen met een psychiatrische of psychosociale problematiek’. Deze kloof wordt veroorzaakt doordat er een stigma bestaat rondom psychia trische ziekten en dit belemmert het contact tussen mensen. Een aanbeveling is het kennis niveau(bijvoorbeeld ennis van psychiatrische ziektebeelden opdoen en gedragsuitingen van psychische problemen leren begrijpen) van de jongeren met interactieve leermiddelen te vergroten, zodat zij meer inzicht kunnen krijgen in het eigen denken over mensen met psychiatrische problemen. Tegelijkertijd is het van belang dat er een beroep wordt gedaan op de sensitiviteit en de bereidheid van jongeren iets voor de ander te willen betekenen nu of in de nabije toekomst. Wie weet is die ene leerling van vandaag de vrijwilliger voor morgen.
handleiding
|
inhoudsopgave
Inleiding 5 Onderzoek naar WMO Welzijn Nieuwe Stijl
6
Het lesmateriaal
8
Gebruikersinformatie voor docent/trainer/coach
8
Identiteiten en hoe deze beïnvloeden
9
Leertheoretische uitgangspunten
9
Sleutelbegrippen bij actief leren:
10
Narratief werken
10
Dialoog en actie
11 12
Uitgangspunten dialogisch werken
Het stellen van open vragen
13
Zo zijn onze manieren
14
Omgangscodes bij onderlinge communicatie
14
Coachen van de groep deelnemers
15
Opbouw 16
Verhalen
16
Subgroepjes
16
Werkvormen
16
DVD ‘Wie is er nou raar?’
17
Ervaringsdeskundige
18
Vijf instructieboekjes
19
Participatieve aanpak
20
20
Voorbereiden met de jongeren
Signaleren en actie ondernemen
20
Toelichting op de begrippen psychisch en psychiatrisch
20
Instructiemateriaal 21
Les 1: Kennismakingsles
21
Les 2: Over de streep
26
Les 3: Complimentenspel
30
Les 4: Rollenspel
34
Les 5: Face to Face
38
Les 6: Creatieve presentatie
42
Literatuurlijst 46
Bijlage 1: Ervaringsdeskundigen
47
Bijlage 2: Vraagkaarten ‘over de streep’
48
Bijlage 3: Dialoogkaarten
50
Bijlage 4: De 3 B’s
51
4
Inleiding Voor jongeren is de periode op het voortgezet onderwijs vaak een onzekere periode en een zoektocht naar ‘wie ben ik’ en ‘wie wil ik zijn?’. Gericht op het eigen ik in relatie tot de ander (die je niet of juist wel wilt zijn). Er zijn veel valkuilen als het gaat om het ontwikkelen van negatieve gevoelens en identiteit. Erbij willen horen, maar dat lukt niet echt. Twijfels over het uiterlijk. Je minder voelen dan anderen. Verlegen zijn. Een scheiding van ouders. Gepest worden. Opeenstapeling van negatieve ervaringen kan leiden tot somberheid, het ontwikkelen van angsten of het grijpen naar alcohol en/of drugs. Meer dan eens proberen jongeren, maar ook volwassenen hun negatieve gevoelens of gedachten uit te wissen door te grijpen naar deze middelen. Het ontwikkelen van een ‘psychisch probleem’ wordt hiermee in de hand gewerkt. De vraag is: wanneer is het normaal om somber of angstig te zijn en wanneer neemt het extreme vormen aan? Dit zijn onderwerpen waar niet gemakkelijk over wordt gesproken. Jongeren laten over het algemeen niet graag hun onzekerheden en apartheden zien. Het is des te belangrijker dat jongeren weten dat iedereen deze gevoelens of gedachten heeft of kan ontwikkelen. We vallen allemaal wel eens buiten de ‘norm’. Hoe raar is de ander dan nog? In het lesmateriaal zetten we de schijnwerper op de verhalen van mensen die zelf een psychiatrisch probleem hebben. We nemen een kijkje in het leven van mensen die ervaren hebben of nog steeds ervaren hoe het is als je wordt gezien als ‘anders dan anderen’. Jongeren worden aan het denken gezet. Zij gaan met elkaar in gesprek om zich bewust te worden van hun houding ten aanzien van dit onderwerp. Uit onderzoek is gebleken dat pure kennisoverdracht niet leidt tot het veranderen van attitude. De houding van mensen verandert pas als er daadwerkelijk contact is met mensen met een psychiatrisch probleem. Bij mensen met psychiatrische problemen ligt vaak de behoefte tot het vertellen van hun verhaal en leren maken van contact. Vandaar dat wij er in deze instructie voor gekozen hebben om daadwerkelijk contact tussen de jongeren en de mensen met psychiatrische problemen te creëren. Verhalen ervaren en daar betekenis aan geven zijn leidend in de methode. Deze handleiding geeft tal van mogelijkheden om jongeren – verder te noemen deelnemer actief te laten werken rondom dit thema. We hopen dat zij elkaar uitdagen om te komen tot nieuwe manieren van denken over mensen met psychiatrische problematiek en over mensen die soms een beetje anders zijn. We hopen zo een aantal van de mythen en vooroordelen op te heffen. Daarnaast leren zij anders naar elkaar en zichzelf te kijken en dit kan een positieve sfeer in een groep teweegbrengen en in standhouden. Veel plezier en succes met de uitvoering! 5
handleiding
|
onderzoek naar wmo welzijn nieuwe stijl
Onderzoek naar WMO Welzijn Nieuwe Stijl De gemeente Elburg is van mening dat mensen met een psychiatrische problematiek onvoldoende gebruikmaken van hulp en ondersteuning vanuit de WMO. Het is er de gemeente niet om te doen op een aanbodgerichte manier een ongevraagd hulpaanbod te creëren, maar het is de gemeente er om te doen dat ook deze mensen als volwaardig burgers gebruikmaken van de juiste balans tussen informele en formele zorg en ondersteuning. We denken bij meer ernstige hulpvragen aan participatieve vormen van trajectondersteuning, casemanagement, buurtcoaches, buddy- en maatjessystemen en het samenbrengen van lotgenoten. Steeds gaat het erom zorg, ondersteuning en service dichtbij de mensen te brengen. Het idee is dat als jongeren ervaren en meemaken wat het betekent om een psychiatrisch probleem te hebben zij hopelijk iets voor hen willen gaan betekenen in welke vorm dan ook. Dat kan zijn op het gebied van ‘burgers helpen burgers’ en het bevorderen van inclusie, erbij horen. Zo ook het ondersteunen van mensen met een psychiatrische problematiek bij ‘leren meedoen’ en ‘leren meetellen’ binnen de lokale gemeenschap van Elburg. De gemeente Elburg werkt samen met de WMO-werkplaats Nijmegen aan het vormgeven van WMO Welzijn Nieuwe Stijl binnen de gemeente. Er vonden twee onderzoeken plaats: burgers uit Elburg met een psychiatrische problematiek zijn geïnterviewd. De hoofdvraag van de gemeente Elburg was beter zicht te krijgen op de competenties, behoeften en wensen van mensen met psychiatrische problematiek binnen de gemeente. Het onderzoek wees uit dat de burger met psychiatrische en/of psychosociale problematiek betere aansluiting wil vinden bij de ‘normale burger’. Zij ervaren een kloof tussen hen als ‘doelgroep’ en de ‘normale burger’. Voortbordurend op de eerste resultaten van dit onderzoek is een tweede onderzoek gedaan naar kennis, inzicht en attitude van jongeren jegens mensen met een psychiatrische en/of psychosociale achtergrond. Dit onderzoek is uitgevoerd in samenwerking met het Nuborghcollege locatie Oostenlicht in Elburg, een Vmbo-school. Leerlingen van jaar 2 en 3 zijn geënquêteerd met behulp van een vragenlijst waarin hun kennis, ervaring met en attitude jegens mensen met een psychiatrische problematiek aan bod kwamen. Naar voren kwam dat vrijwel alle leerlingen in hun (nabije) omgeving te maken hebben met het thema. Velen zien contact aangaan met hen echter als een drempel. Jongeren geven aan dat zij weinig weten over deze mensen. Een bevinding is dat de sociale invloed van de peergroup en te weinig 6
kennis over het thema in de hand werken dat mensen met een psychiatrische problematiek worden ervaren als ‘raar’ of ‘anders dan anderen’. Wij als onderzoekers vroegen ons gaandeweg het onderzoek af: ’wie is er nou raar, iedereen is toch een beetje raar?’. De uitspraak ‘wie is er nou raar?’ kozen we als titel van het leerproduct omdat het iets zegt over alle mensen. Hiermee wordt de vraag beantwoord: ‘Waarom het van belang is dat jongeren een positieve beeldvorming ontwikkelen over mensen met psychiatrische problemen’. Om deze bevindingen te praktiseren kiezen we voor interactieve werkvormen, in dialoog gaan en een collectief leerproces doorlopen. Tijdens de lessen worden jongeren zich bewust van de kloof tussen de ‘normale’ burger en de burger met een ‘psychiatrische achtergrond’. Getracht wordt deze kloof te verkleinen door te werken aan nieuwe attituden, inzichtvergroting en kennisoverdracht van, door en met jongeren.
7
handleiding
|
het lesmateriaal
Het lesmateriaal Gebruikersinformatie voor docent/trainer/coach ‘Wat kun jij doen om een bijdrage te leveren aan het leven van iemand die het moeilijk heeft?’. Het belangrijkste doel van deze aanpak is de houding van jongeren ten aanzien van mensen die zich ‘anders’, ‘raar’, of ‘gek’ gedragen in hun ogen, positief te veranderen. Wij gebruiken deze termen, omdat we in onze maatschappij niet alleen mensen met een psychische beperking in een hokje duwen, maar ook vaak mensen die zich niet helemaal volgens de norm gedragen. Het is belangrijk dat we beginnen een ieder met een eigen-aardigheid te accepteren en dat we ons bewust worden van waarom we ons op een bepaalde manier verhouden tot de ander. Is dat onzekerheid? Angst misschien? Laten we over onze eigenaardigheden in gesprek gaan, met het idee elkaar te willen leren begrijpen. De handleiding bestaat uit diverse werkvormen waarin de deelnemers steeds ervaren hoe zij over zichzelf en de ander denken. Deelnemers ervaren vastgeroeste overtuigingen of ervaren juist (experimenteer) ruimte om op een andere manier te denken en acties te ondernemen met mensen met een psychiatrisch probleem. De instructies geven de docent/trainer/coach handvatten om met een groep in dialoog te gaan over dit onderwerp. Het biedt de mogelijkheid om op een niet confronterende manier niet over, maar met elkaar te praten en tegelijkertijd biedt het de mogelijkheid om steeds dieper op het onderwerp in te gaan. Het lesmateriaal kan gebruikt worden voor tal van groepen en doeleinden. Docenten van het Vmbo kunnen het lesmateriaal gebruiken in het onderwijs als het gaat om maatschappijleer en ten behoeve van andere sociaal maatschappelijke lesinhouden (zorg en welzijn). Het materiaal kan ook gebruikt worden op een lerarenopleiding om als ‘docent-in-wording’ grip te krijgen op de overdracht van eigen kennis en kunde aangaande mensen met een psychiatrische probleem. Het doel kan dan zijn het leren transfereren van kennis over mensen met een psychiatrische problematiek. Het lesmateriaal kan ook gebruikt worden voor deskundigheidsbevordering binnen de beroepspraktijk, door zelfhulpgroepen en zelforganisaties. Kortom, zij die kennis willen maken met de levensverhalen van Marleen, Ilse, Esther, Mayke en Jesse, kunnen het lesmateriaal gebruiken. Het lesmateriaal laat creatieve aanpassingen toe bij gebruik. Om het effect van de opdrachten te vergroten is het belangrijk dat er een goede band is tussen leerlingen en docent/trainer. Er kunnen associaties en ervaringen naar boven komen bij een leerling en dan is (ter plaatse) emotionele ondersteuning gewenst. Het creëren van vertrouwen kan in een groep een eerste stap of zelfs een vereiste zijn. 8
Identiteiten en hoe deze beïnvloeden Jongeren zijn druk bezig met het ontwikkelen van een eigen identiteit. Het lesmateriaal nodigt uit tot het in dialoog brengen van verschillende identiteiten:
- Identiteit van het buitensluiten: met mensen met een psychiatrisch probleem wil ik
- Identiteit van het binnensluiten: het exclusieve lidmaatschap van de een of andere
niets te maken hebben. groep is te herkennen aan: ik ben vooreerst rapper, aanhanger van AJAX , etc. Een jongere vindt dat hij behoort tot een categorie en sluit zich af voor de diversiteit van het sociale gebeuren en mensen met andere leefomstandigheden.
- Identiteit van het reduceren: ik weet het beste wat goed is voor mij en mijn maten.
- Identiteit van het insluiten: ik zie dat jij anders bent en ik respecteer dat (de mens lievende benadering). Ik ben nieuwsgierig hoe het met jou gaat en of ik iets voor je kan doen.
We zien in bovenstaande identiteiten dat het wenselijk is dat opvattingen en meningen ter tafel komen, dat onderling wordt doorgevraagd naar achterliggende denkbeelden en vooroordelen. Het bevorderen van wederkerigheid biedt mogelijkheid elkaar beter te begrijpen.
Leertheoretische uitgangspunten Leertheoretisch werken we met het constructieleerconcept. Centraal staat: leren is reflecteren, interacteren en construeren. Praktisch betekent het dat de deelnemers - aan de hand van de oefeningen en de DVD - kennis en ervaring construeren (verbinden) naar nieuwe inzichten en beeldvorming.
Dit vraagt het actief toepassen van deconstructie en constructie Eerst iets over het nut van deconstructie. We halen eerst de verschillende manieren van denken naar boven. We gaan niet direct op zoek naar overeenkomsten in het denken van de deelnemers. Deelnemers gaan in gesprek over de verschillen die ze samen opbrengen. Het snel met elkaar eens zijn levert niet zoveel nieuws op (je denkt zoals de ander). Constructie is het verbinden van verschillende inzichten en ideeën tot iets wat de deelnemer of de groep in zijn geheel aanspreekt (samen komen tot gelijkgerichtheid). In de verschillende onderwijskundige handboeken wisselen de omschrijvingen van het begrip leren met de jaren. Als je iets tenminste 24 uur later nog terug kunt vertellen, als er een blijvende verandering in je gedrag optreedt tengevolge van nieuwe kennis (Boekearts & Simons, 1995) of het proces van construeren van kennis en vaardigheden op basis van reeds 9
handleiding
|
onderzoek naar wmo welzijn nieuwe stijl
aanwezige kennis (Glaser, 1978). De hiervoor genoemde beschrijvingen passen binnen de theorie van het constructivisme dat binnen het onderwijs inmiddels breed wordt ondersteund. Kortom: kennis maak je uiteindelijk zelf uit het mengsel van de dingen die je al weet en nieuwe informatie. We spreken in dit verband over actief leren, we bevorderen het zelfstandig leren leren. We onderscheiden vier niveaus: onthouden, begrijpen, integreren en toepassen. Hierin worden onthouden en begrijpen veelal omschreven als leren 1 en integreren en toepassen als leren 2. Dat onderscheid wordt gemaakt om duidelijk te maken dat in veel leerboeken veel aandacht uitgaat naar leren 1 en relatief weinig aandacht aan leren 2 wordt besteed. Als leren 2 weinig aandacht krijgt mag je veronderstellen dat er slechts oppervlakkige kennis wordt ontwikkeld waarvan niet te voorzien valt of die langdurig zal blijven en of de deelnemer er ook iets mee kan. Kennis als resultaat van uitsluitend leren 1 zakt relatief snel weg. De verschillende werkvormen in deze handleiding zijn er met name op gericht om een brug te slaan tussen leren I en leren 2 en zo dieper leren mogelijk te maken. De werkvormen ondersteunen het proces van kennis construeren van de deelnemer.
Sleutelbegrippen bij actief leren:
• zelfstandig leren leren
• toestaan van tijd en ruimte
• aanvullen in plaats van invullen
• direct in de actie ervaring opdoen, actief omgaan met de taak/opdracht/leerstof in plaats van passief
• begrijpen, integreren, toepassen (BIT)
• onthouden
Narratief werken De deelnemers worden uitgenodigd ook hun verhaal te vertellen. De deelnemer vertelt zijn verhaal in eigen woorden oftewel de narratieve taal. In de verhalen kan gezocht worden naar manieren van denken en doen en deze kunnen gezamenlijk worden besproken (dialoog). De docent gebruikt het lesmateriaal als een flexibel design: gericht op begrijpen en inzicht en het gaat niet om toetsing. De belevingswereld, logica en het waardesysteem van de verteller staan centraal. Het is de kunst van de vraag achter de vraag (dieptestructuur) naar boven te halen. Narratief werken is zeer geschikt als het gaat om relaties te onderzoeken tussen uitspraken. Bij narratief werken worden verschillende narratieven met elkaar geconfronteerd 10
teneinde dialogen tot stand te brengen in de zoektocht naar betekenissen en oplossingen voor vragen. Narratief werken veronderstelt een betekenisgerichte manier van leren. Om die reden leggen we hier het verband tussen narratief werken en betekenisgestuurd leren/werken. Narratieven komen tot stand als gelegenheid wordt geboden om tot (onderlinge) betekenisgeving te komen. Tegelijkertijd wordt een beroep gedaan op de motivatie en het leervermogen van de deelnemer, zodat deze daadwerkelijk tot een narratief komt (een verhaalfragment met een begin en een plot). Hierbij kan een inviterende en coachende (faciliterende) aanpak van de docent/trainer ondersteunend zijn (dialoog, vragen stellen en doorvragen, laten samenvatten, helpen deconstrueren). Door het ontwikkelen van een ‘zelf-verhaal’ (vertelling over jezelf, self-narrative) creëren we met de deelnemers coherente verbanden tussen de voorvallen in hun levens. Hun huidige identiteit is geen plotseling en mysterieus gegeven, maar het logische resultaat van een levensverhaal. Vertellingen zijn actieve reflecties (Gergen, 2000).
Dialoog en actie De deelnemers maken kennis met het dialogisch werken. Het gaat om open vragen stellen en doorvragen: hoe bedoel je dat?; wat heb je meegemaakt?; en hoe is dat toen afgelopen? etc. We willen voorkomen dat we in discussies terechtkomen, omdat het in de les niet gaat over wie er gelijk heeft, maar hoe vanuit meerdere perspectieven en alternatieven naar de situaties van de personages gekeken kan worden. In deze instructie wordt gewerkt volgens het principe van dialogisch werken. Dialogisch werken is je opstellen als persoon, het benaderen van de ander als persoon, het starten en in gang houden van een dialoog. De omgang met elkaar dient vrij te zijn van overmacht van de één over de ander. Het moet een betekenisvolle en ontdekkende omgang tussen personen zijn. De dialoog kan ertoe bijdragen dat oude rollen, exclusiviteit van kennis en positie, 'de' waarheid, oude oplossingen, weten wat goed is voor de ander, fragmentatie en angst om te leren worden losgelaten. We stellen voor een attitudeverandering teweeg te brengen bij jongeren, met name bij hen die snel oordelen en niet gewend zijn vanuit meerdere perspectieven naar zaken te kijken. Dit doen wij door hen kennis te laten maken met hoe het is om ‘anders’ te zijn dan anderen. We proberen de oude denkwijzen en rollen en oude oplossingen om te vormen tot nieuwe inzichten, nieuwe denkwijzen en vooral nieuwe rollen met betrekking tot het thema mensen met een psychiatrisch probleem. Om dit op een positieve en effectieve manier te kunnen bewerkstelligen is het belangrijk om de uitgangspunten van het dialogisch werken in de lessen voorop te stellen. De dialogische aanpak zal ook bij het uitvoeren van de verschillende werkvormen naar voren komen als de docent een coachende werkstijl hanteert. 11
handleiding
|
onderzoek naar wmo welzijn nieuwe stijl
Het empoweren van de jongeren zien we als een belangrijke stijl van coachen. Hierna wordt het verschil weergegeven tussen dialoog en discussie.
DIALOOG
DISCUSSIE
• Tweegesprek • Onderzoeken van de vraag achter de vraag • Vragen en doorvragen • Van de ander iets willen weten • Aanvullen i.p.v. invullen • Nieuwe kennis opdoen • De kwaliteit/kennis van de ander wordt zichtbaar
• Ja maar… • Ik vind dat... • Eigen mening opdringen • Deponeren van je mening • Gelijk willen hebben • Vasthouden aan eigen visies (patroon) • Bestaande kennis handhaven • In de verdediging schieten, er komt geen nieuwe kennis vrij
Het kan wel als…
Het kan niet want…
Uitgangspunten dialogisch werken • De deelnemers aan een dialoog zijn partners, geen tegenstanders of medestanders. Tijdens het voeren van de dialoog is er geen sprake van hiërarchische verschillen tussen de deelnemers, ongeacht of dat daarbuiten wel zo is. Docent staat dus gelijk aan deel nemers en deelnemers onderling staan gelijk aan elkaar. Docent is hierin wel gespreks leider en heeft zo een neutrale positie. • De inbreng van de ander wordt serieus genomen. Wat de ander inbrengt wordt zonder meer aanvaard als zinvol binnen haar of zijn context, vanuit haar of zijn perspectief, ook al begrijpt men op dit ogenblik de ander niet. De ander zegt niets zomaar. • Al wat hij of zij zegt, kan begrepen worden binnen de context van zijn of haar ervaringen, gevoelens en beleving. De deelnemers proberen zich in te leven in de gedachtengang en belevingswereld van de ander. • Luisteren is even belangrijk als praten. Bij een dialoog luisteren de gesprekspartners echt naar elkaar. Dit wil zeggen dat ieder moeite doet om de ander te verstaan zoals die verstaan wil worden. Actief luisteren houdt in dat men vragen stelt om na te gaan of men begrepen heeft wat de ander heeft willen meedelen. • 12
Er is betrokkenheid bij het gespreksthema en dit thema is voor alle deelnemers helder.
• Tijdens een dialoog kan het gespreksthema regelmatig veranderen. Er is een vrije stroom van vragen, gedachten en gevoelens. Het thema kan daardoor op een flexibele manier maar toch gericht veranderen. • Het streven is niet de ander te willen veranderen, maar wel om van elkaar te weten welke effecten het gedrag oproept, zodat de ander kan kiezen om daar rekening mee te houden. • Verschillen in visie worden gerespecteerd, herkend en erkend. Verschillen in visie maken de dialoog alleen maar rijker. Men zoekt hoe men constructief kan omgaan met de waargenomen verschillen. De vraag is niet wie gelijk heeft, maar wel wat ieder aanreikt om samen een stap verder te komen. • De deelnemers proberen niet elkaar te overtuigen, men zoekt samen naar de juiste gegevens, de zinvolle interpretatie, het helder inzicht, de gepaste conclusie, de beste keuze. Men streeft niet naar een compromis maar tracht door een beter begrijpen van elkaars visie en het laten bevragen van de eigen visie, te komen tot een gezamenlijk inzicht dat de basis kan zijn voor gemeenschappelijke doelen en keuzes (Briggs & Peat, 1999).
Het stellen van open vragen De docent/trainer/coach heeft een voorbeeldfunctie als het gaat om het leren stellen van open vragen (Dixon, 2000; 2002; Van Biene, 2005).
Open vragen beginnen met ….. Hoe
vraagt naar dingen die zich in de omgeving voordoen, roept ervaring op HOE-vragen zetten antwoorden in een verband. Je kunt actief met de uitkomst aan de gang.
Wie
vraagt naar personen
Wat
vraagt naar dingen, ‘wat bedoel je’
Welke
vraagt naar ‘wat voor een’
Waar
vraagt naar plaats
Wanneer
vraagt naar moment, tijd, datum
Waarom TIP!!!!!
vraagt om te verantwoorden Vermijd WAAROM-vragen, dan volgt meestal DAAROM. Je raakt snel in discussie i.p.v. in dialoog
13
handleiding
|
onderzoek naar wmo welzijn nieuwe stijl
Zo zijn onze manieren We hanteren in werk en onderwijs standaard omgangsnormen (zo zijn onze manieren), waar mensen zich aan dienen te houden. Zo ook is (emotionele) veiligheid in de groep belangrijk. Bij het starten met dit leerprogramma kunnen deelnemers samen regels opstellen die het groepsproces ten goede komen. Dit om de veiligheid in de groep te bevorderen: niemand beledigt iemand, elkaar niet uitlachen, alles wat binnen de les besproken wordt blijft ook binnen de les. Er kan op de regels teruggegrepen worden ( we hadden toch afgesproken dat….). Als een groep bedenkt ‘elkaar laten uitspreken’ dan kan de docent daarnaar verwijzen. Het is handig om de regels op te schrijven (flip-over), zodat ze iedere les weer op het netvlies van de deelnemer staan. Als de les begint kan de docent de groep uitnodigen de regels nog even te herhalen: respect voor elkaars mening, elkaar niet uitlachen, etc. Het aanbieden van een les ‘Wie is er nu raar?’ vraagt om omgangscodes, gedragscodes en correcties op onmacht.
We geven hieronder een aantal omgangscodes en een wenselijke grondhouding:
• Een proactieve houding (vooruitkijkend)
• Een integere houding (oprecht)
• Een constructieve opstelling (zaken verbinden)
• Bereidheid tot reflectie (nadenken over hoe en wat iemand doet, zegt)
• Bereidheid de eigen grenzen te onderzoeken
• Bereidheid macht te delen
• Bereidheid meningen, inzichten en stellingnamen te veranderen
• Bereidheid waarden op grond waarvan betekenis wordt gegeven te veranderen
• De grenzen die de ander aangeeft respecteren
• Bereidheid tijd en energie in het proces te stoppen
Omgangscodes bij onderlinge communicatie. De deelnemer is bereid:
• Eigen oordelen tijdelijk op te schorten
• Gevoelens en gedachten uit te spreken (binnen de eigen grenzen)
• Over zichzelf te praten, niet over de ander
• Met de ander te praten, niet over hem/haart
• Ieders inbreng te waarderen
• Goed te luisteren
• De ander willen begrijpen
14
Correcties op onmacht
• Wat zou er gebeuren?
• Wat voor mogelijkheden ontstaan er als deze belemmering er niet was?
• Etcetera
Coachen van de groep deelnemers Coachen is een vorm van begeleiden, gericht op:
• het optimaliseren van het functioneren van mensen
• herkennen van potentieel bij mensen
• stimuleren en ontwikkelen van zelfsturing
• invoelend en meedenkend
• ruimte biedend, losmakend
• benieuwd naar het andere, de ander
• niet invullen, maar aanvullen waar nodig
Coachen is niet:
• ‘Vertellen hoe het moet’
• Geven van oplossingen
• Aandragen van tips
Bij het doorlopen van de werkvormen kunnen emoties bij deelnemers naar boven komen, die zij normaliter niet zo snel in de groep zouden laten zien. Het gaat soms om woorden en beleving die dichtbij komen. Het is belangrijk dat de docent aandacht schenkt aan de situatie, ofwel persoon. Met een coachende aansluiting kan de deelnemer zelf aangeven of hij erover wil praten of juist niet. Een goede evaluatie na elke les is dus van groot belang, zo ook nazorg als daar behoefte aan is! Mochten bepaalde onderwerpen te confronterend zijn voor bepaalde deelnemers of merkt u als docent dat de sfeer in de groep ervoor zorgt dat bepaalde deelnemers zich niet vrij kunnen uiten, maak dan een positieve ombuiging zonder afbreuk te doen aan de sensitiviteit die aanwezig is. Lukt het niet om de sfeer om te buigen, neem dan tijd en ruimte voor reflectie met de groep. Door samen terug en vooruit te kijken (feedback en feedforward) krijgen deelnemers de gelegenheid een nieuwe situatie te creëren en worden zij zich bewust dat zij zelf die nieuwe situatie creëren.
15
handleiding
|
opbouw
Opbouw Verhalen Er is gebruikgemaakt van de ervaringsverhalen van vijf verschillende personen. Iedereen kan in zijn of haar leven te maken krijgen met een psychisch en/of psychiatrisch probleem. Dit kan de persoon zelf zijn, maar ook iemand in zijn of haar omgeving. De vijf verhalen die gebruikt worden voor deze lesmethode zijn vanuit persoonlijke ervaringen geschreven en hebben ieder een eigen kleur. ★ Jesse is de zoon van een aan alcoholverslaafde vader ★ Mayke is gepest met als gevolg angststoornis en braakfobie ★ Ilse is gepest met als gevolg een depressie ★ Marleen is een vrouw met een manisch-depressieve stoornis ★ Esther heeft een borderline-persoonlijkheidsstoornis en een posttraumatische stress-stoornis
Subgroepjes Het is de bedoeling dat de groep in vijf subgroepjes wordt verdeeld. Elke subgroep krijgt een eigen verhaal (casus) toegewezen. Bij elke casus hoort een eigen kleur. Subgroep 1 krijgt de casus van Jesse, en zij doorlopen de werkvormen met de kleur ‘blauw’. Subgroep 2 krijgt de casus van Mayke en zij hebben de kleur ‘rood’, etc. Gedurende het hele programma zijn subgroep en casus dus onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Werkvormen De handleiding bestaat uit zes verschillende lessen met werkvormen. Een les duurt ±100 minuten. Deze tijd is nodig om de werkvormen volledig en op effectieve wijze te kunnen uitvoeren en afronden. De zes lessen met werkvormen zijn onderverdeeld in thema's. Elke les heeft een thema. De thema's zijn als volgt: -
Kennismaking
-
Over de streep
16
-
Complimenten
-
Rollenspel
-
Face to face
-
Creatieve presentatie
DVD ‘Wie is er nou raar?’ Onderdeel van elke les zal is een filmfragment van de DVD. De DVD is opgedeeld in 4 fragmenten namelijk: -
Ik ben…
-
Mijn kwetsbaarheid…
-
Mijn omgeving…
-
Mijn boodschap aan jou…
Op deze DVD vertellen de 5 personen telkens een deel van hun levensverhaal. Deze delen zijn gerelateerd aan de inhoud van de werkvorm.
1. In het eerste hoofdstuk van de DVD ‘Ik ben…’ vertellen de 5 hoofdpersonen ieder in een paar minuten tijd wie ze zijn en wat hen ‘anders’ maakt.
2. In het tweede hoofdstuk van de DVD ‘Mijn kwetsbaarheid…' geven de 5 hoofdpersonen achterliggende informatie en theorie over hetgeen hen anders maakt.
- Jesse vertelt over alcoholverslaving; - Mayke vertelt over pesten en een angststoornis in combinatie met een braakfobie; - Ilse vertelt over somberheid en wanneer somberheid omslaat in een depressie; - Marleen vertelt over wat manisch-depressief is; - Esther gaat dieper in op wat een borderline-persoonlijkheidsstoornis inhoudt. De theorie die wordt behandeld is laagdrempelig en spreekt bij iedere deelnemer tot de verbeelding. Het is de bedoeling te komen tot kennisoverdracht EN verdieping te zoeken op de materie zodat iedere deelnemer zich een voorstelling kan maken van wat de problematiek inhoudt.
3. In het derde hoofdstuk van de DVD ‘Mijn omgeving…’ vertellen de hoofdpersonen iets over het effect van een positieve en een negatieve benadering. Wat doet dit met hen? En wat voor effect heeft dat op verergering of oplossing voor hun probleem en hun functioneren? 17
handleiding
|
opbouw
4. In het vierde hoofdstuk van de DVD ‘Mijn boodschap aan jou…’ zullen de 5 personen iets meegeven over wat zij geleerd hebben van hun situatie. Zij gaan in op hoe zij hun toekomst tegemoetgaan en geven de kijker ‘iets’ mee ter overweging, om over na te denken.
Ervaringsdeskundige In les 5, Face to Face, gaat een ervaringsdeskundige in gesprek met de groep. We praten niet over een van de hoofdpersonen, maar we praten in levenden lijve met een ervaringsdeskundige! Hij/zij komt vertellen wat hem/haar ‘anders’ maakt. Dit ‘face to face’ contact maakt door de lijfelijke aanwezigheid dat de informatie directer binnenkomt bij de deelnemers. Het effect is groter als deelnemers zich moeten verhouden tot die ander en ze moeten praten met die ander. Ervaringsdeskundigen boeien de deelnemers met hun levensverhaal en deelnemers leggen sneller verbanden tussen datgene wat de ervaringsdeskundige bedoelt en hoe zij er zelf over denken. Bijzonder is de kwetsbare kant die zowel de ervaringsdeskundige als de deelnemer laat zien. Vragen van deelnemers kunnen door een ervaringsdeskundige direct worden beantwoord. De docent nodigt de deelnemers uit waardoor de deelnemers aan het denken worden gezet. Het in gesprek gaan over het verhaal van de ervaringsdeskundige maakt hen hopelijk nieuwsgierig. Het is een mooie opbrengst als deelnemers bijvoorbeeld meer informatie gaan zoeken op het Internet of zich meer verdiepen in mensen die ‘anders zijn’. De ervaringsdeskundige die in de les komt wordt doorgaans gedreven door de motivatie om te voorkomen dat kinderen ooit meemaken wat hij heeft meegemaakt. Door zijn verhaal te vertellen krijgen jongeren een completer beeld van hoe het leven eruitziet van iemand die gepest is, manisch-depressief is, etc. En dat eenieder mag zijn wie hij is! LET OP! In bijlage 1 is een overzicht te vinden van de ervaringsdeskundigen die zijn aangesloten bij dit lespakket. Deze ervaringsdeskundigen komen uit verschillende delen van Nederland. Wanneer u als begeleider dit lespakket gaat uitvoeren is het van belang dat u tijdig contact opneemt met een van de aangegeven ervaringsdeskundigen. Met hem of haar kunt u dan verdere afspraken maken over bijvoorbeeld de datum, eventuele vergoeding reiskosten etc. Het is van belang deze ervaringsdeskundigen tijdig te benaderen!
18
Vijf instructieboekjes Iedere subgroep krijgt één van de vijf instructieboekjes toebedeeld. Ieder instructieboekje heeft een eigen hoofdpersoon (Marleen, Ilse, Jesse, etc.). De werkvormen staan eveneens beschreven. In stappen staat per werkvorm uitgelegd wat in die les wordt behandeld en wat er van de deelnemers wordt verwacht. De lesrouting wordt aangegeven met: ‘onderwerp van de les’ ‘wat gaan we doen?’ Stap 1 geeft een introductie van wat er in die les zal worden uitgevoerd (dit gebeurdt door de docent) Stap 2 t/m 4 stap (deze stappen variëren per les van inhoud) Stap 5 vraagt een reflectieve integratie van het geleerde en opgedane ervaringen. Hiervoor gebruiken we het formulier met de 3 B’s. Er wordt per stap aangegeven of een onderdeel plenair of in subgroepjes wordt uitgevoerd. In deze handleiding voor de docent is dit tevens terug te vinden.
Plenair
Subgroepjes
19
handleiding
|
participatieve aanpak
Participatieve aanpak Voorbereiden met de jongeren De voorkeur gaat uit naar het betrekken van de jongeren in de voorbereiding van de lessen. Uitgaande van maximale participatie van jongeren, ofwel actieve deelname aan de voorbereiding van en tijdens de lessen, bijvoorbeeld: de instructieboekjes laten uitdelen, de subgroepen samenstellen, de afronding (presentaties) van bijvoorbeeld Les 6 voorbereiden. Het aanspreken op de verantwoordelijkheid en zelfstandigheid (actief leren) maakt dat de deelnemers gemotiveerd raken, zich inspannen en zaken succesvol worden. Zo kan een deelnemer of de groep meehelpen met het inrichten van de ruimte of meedenken over de manier van werken. Als een jongere bij aanvang meehelpt, groeit het enthousiasme.
Signaleren en actie ondernemen Het doel is jongeren te stimuleren actief deel te nemen aan alle onderdelen. Wanneer iemand er voor kiest wat terughoudend te zijn tijdens de dialogen, dan respecteert de docent en de groep dit. Echter helemaal geen inbreng hebben vraagt om gesprek. Een ander heeft dan ook niets aan de aanwezigheid van die persoon. De docent neemt een inviterende houding aan door open vragen te stellen (vragen naar ervaringen van deelnemers). De docent moedigt de groep (zonder overdrijving) aan en complimenteert gepast. Het is belangrijk dat jongeren waardering ervaren voor hun inzet. De docent signaleert bijzonderheden en afwijkende individuele reacties. De docent kan waar nodig een persoonlijk gesprek aangaan. De docent is echter geen hulpverlener dus waar nodig verwijst de docent door naar een andere deskundige.
Toelichting op de begrippen psychisch en psychiatrisch Psychisch is als begrip ruimer dan psychiatrisch. Indien men iets psychiatrisch beschouwt, dan gaat het over dingen die onder 'psychiatrie' en dus met andere woorden onder 'psychisch ziek' kunnen vallen. Dingen zoals depressie, ADHD, een persoonlijkheidsstoornis worden beschouwd als een psychiatrisch ziektebeeld (met vastgestelde criteria volgens de DSM, het classificatiesysteem dat door de meeste hulpverleningsinstellingen gebruikt wordt om vast te stellen of sprake is van een psychiatrische stoornis). Gaat het over psychisch, dan gaat het dus over een ruimer iets, over dingen die met de geest te maken hebben. Bijvoorbeeld buikpijn hebben omdat je niet naar school wilt, kan een psychisch iets zijn, maar is niet noodzakelijk een psychiatrische stoornis.
20
Les 1. Kennismaking Tijdsduur: (+/- 80 minuten) Benodigdheden: Digi-bord of flip-over Werkvorm: Kennismaking met het onderwerp
Kern: Met elkaar in gesprek gaan over de beeldvorming die de jongeren (verder te noemen deelnemers) hebben over mensen met een psychiatrisch probleem. Het onderwerp ligt niet helemaal vast. De jongeren bepalen zelf waar zij aan denken als het over ‘raar’ of ‘vreemd’ gaat. Tip voor de docent: De docent nodigt de groepsleden uit kennis te maken met de lesstof en gaandeweg kan de vraag gesteld worden ‘Wat kun jij bijdragen aan het succes van deze les?’. Waar nodig maken deelnemers met elkaar kennis: ‘Wie ben jij?’. Maak een flitsende en inspirerende start waarin iedereen onmiddellijk bij de les is. Als docent neem je een open houding aan. Je hebt zelf geen oordeel. Het gaat er gedurende deze hele les juist om dat jongeren gaan inzien dat iedereen eigenlijk wel een beetje raar of anders is. En dat juist dat iemand uniek maakt!
Tijdsduur:
Opbouw les:
(+/- 30 minuten) •
STAP 1
Introductie les 1
Introduceer de methode ‘Wie is er nou raar?’
Benodigdheden Digibord of flip-over
Leg daarbij globaal uit wat de deelnemers de komende weken/lessen kunnen verwachten. •
Uitleg instructieboek
Elke deelnemer krijgt een instructieboek. In dit instructieboek draait het om het levensverhaal van een persoon. Er zijn vijf verschillende personen. Als we in subgroepen gaan werken heeft iedere subgroep een ander persoon die ze leren kennen. Deze hoofdpersonen zijn op de DVD terug te zien. De stappen uit deze handleiding komen overeen met de stappen
21
handleiding
Tijdsduur:
|
les 1 kennismaking
Opbouw les: in de instructieboeken. Stap 1 in deze handleiding staat dus ook als stap 1 in de instructieboeken. De icoontjes geven aan of de stap met de gehele groep of in de subgroep worden uitgevoerd. De subgroepen zullen gedurende de zes lessen werken met hetzelfde instructieboekje. Zo kunnen de deelnemers zich inleven en verdiepen in één van de hoofdpersonen en het verhaal. Op de DVD maakt de hele groep kennis met alle vijf de personen. •
Instructieboek uitdelen
De groep wordt opgedeeld in vijf subgroepen. Vraag aan de deelnemers juist met deelnemers in een groep te gaan zitten die ze minder kennen etc. De kans is dan groter dat deelnemers nieuwe gespreksstof hebben. Een instructieboekje heeft een eigen casus (Jesse, Marleen, Mayke, etc.). Een instructieboekje heeft een eigen kleur: Subgroep 1 krijgt het instructieboek van Jesse Subgroep 2 krijgt het instructieboek van Marleen Subgroep 3 krijgt het instructieboek van Ilse Subgroep 4 krijgt het instructieboek van Mayke Subgroep 5 krijgt het instructieboek van Esther Let op! Voor stap 4 heeft iedere jongere een dialoogkaart nodig. Voor stap 5 heeft iedere jongere de 3 B’s nodig. Deze zijn te vinden achter in deze handleiding en kunnen gekopieerd worden.
22
Benodigdheden
Tijdsduur:
Opbouw les: •
Benodigdheden
Wie is er nou raar???
De docent voert met de groep een kringgesprek over ‘Wie is er nou raar?’ Het is de bedoeling dieper op het onderwerp in te gaan door de volgende vragen te stellen: - Wanneer vind je iemand raar? - Wie kent er iemand in zijn of haar omgeving die zich wel eens raar of vreemd gedraagt? - Hoe ga je met diegene om? - Vermijd je hem of haar het liefst of juist niet? - Wie voelt zichzelf wel eens anders dan anderen?
Wat is er dan aan de hand met je?
- Hoe ga je daarmee om? - Praat je erover of verberg je het liever? Etc. Gebruik een groot vel papier of (digi) bord en laat een van de deelnemers de belangrijkste punten opschrijven.
Wie is er nou raar???
23
handleiding
Tijdsduur:
|
Opbouw les:
(+/- 10 minuten) •
STAP 2
Benodigdheden
Bekijk samen de DVD, film 1. ‘Ik ben…’
In het filmfragment dat de deelnemers te zien krijgen, stellen de vijf hoofdpersonen zich voor.
(+/- 10 minuten) •
STAP 3
les 1 kennismaking
Iemand uit de subgroep leest het verhaal voor
Laat de subgroepen bij elkaar zitten. Eén iemand uit de subgroep leest het verhaal uit het instructieboek voor. De andere deelnemers wordt gevraagd te luisteren (luisteroefening).
(+/- 10 minuten) •
STAP 4
Vragen stellen
De deelnemers kunnen zich inleven in het verhaal van Dialoogkaarten hun hoofdpersoon door een vraag te bedenken. Wat
Alle deelnemers
wil je nog graag van hem of haar weten? Ieder krijgt
zijn in het bezit
één minuut de tijd om een vraag op zijn of haar dia-
van een dialoog-
loogkaart te schrijven. In de subgroep gaan deelne-
kaart. Deze vind je
mers samen in dialoog over de vragen. Als de
achter in bijlage 3.
deelnemers in discussie raken, leg het gesprek even
Deze worden voor
stil en vraag opnieuw aandacht voor de dialoog
dat de les begint
(er zijn steeds maar twee personen aan het woord,
uitgedeeld.
elkaar niet overtuigen, etc.). Het gaat om luisteren, begrip tonen voor ieders inbreng en opschorten van de eigen mening. De vragen die niet zijn beantwoord nemen de deelnemers mee naar de volgende les en zoeken alsnog naar passende antwoorden.
24
Bijlage 3:
Tijdsduur:
Opbouw les:
(+/- 10 minuten) •
STAP 5
Nadenken over les 1 met de 3B’s
Iedere deelnemer krijgt een werkblad met daarop de
Benodigdheden Bijlage 4: werkblad 3 B’s
3B’s (zie voor werkblad bijlage 4). Deze is achter in de handleiding te vinden. Iedere deelnemer krijgt aan het eind van de les zo’n blad met de 3 B’s.
De deelnemer neemt even de tijd om de bevindingen van deze les in kernwoorden op te schrijven. Ieder doet dat in zijn of haar eigen woorden. Belangrijk is dat jongeren een positieve beeldvorming willen uitstralen ten op zichtte van mensen met psychiatrische problemen. •
Afsluiting van de les
Bespreek met de deelnemers hoe zij deze les hebben ervaren. Ga hierover kort met elkaar in gesprek. De docent geeft kort aan wat er de volgende les zal worden behandeld.
25
handleiding
|
les 2 over de streep
Les 2. Over de streep Jongeren krijgen in deze les beter zicht op wie de ander is. Bepaalde vragen die anders niet gesteld worden komen naar boven en de deelnemers zien dat zij in veel gevallen niet de enige zijn die met bepaalde gevoelens en/of gedrag worstelen. Deze ervaring creëert saamhorigheid, maar ook respect en inzicht in de ander en zichzelf. Het affectieve aspect wordt bij de deelnemers aangesproken door waardering uit te spreken en door aanmoediging. Beide aspecten: waardering en aanmoediging moeten realistisch zijn. De deelnemer wordt aangemoedigd mee te denken en bij gunstige uitwerking vormt hij een eigen mening. Met deze werkvorm kan worden bereikt dat deelnemers: •
Ervaringen uitwisselen
•
Meningen vormen
•
Theorie verwerken
•
Gedrag bespreekbaar maken
•
Problemen bespreekbaar maken
•
Oplossingen inventariseren
•
Vaardigheden verbeteren
Tijdsduur: (+/- 100 minuten) Benodigdheden: Digi-bord of flip-over Werkvorm: Over de streep Kern: Jongeren krijgen meer inzicht in de eigen situatie en de situatie van de hoofdpersonen. Hoe voelt het om bij een minderheid te horen? Hoe voelt het om ‘anders’ te zijn? Tips voor de docent: Deze werkvorm komt tot zijn recht als de docent een sfeer kan doen ontstaan met (emotionele) veiligheid. De docent neemt een open houding aan. Tijdens de werkvorm ‘over de streep’ is het van belang dat de oefening in stilte wordt uitgevoerd. Dit om te voorkomen dat de deelnemer die over de streep loopt niet het idee krijgt dat er over hem gepraat wordt. De docent hanteert weer een coachende werkstijl en geeft alle
26
uitspraken een plaats (ofwel de uitspraken blijven bij degene die ze uitspreekt). Een deelnemer die zich kwetsbaar opstelt door over de streep te lopen, kan van de groep waardering krijgen. De docent kan de groep uitnodigen die waardering kenbaar te maken. In bijlage 2 staan de vraagkaarten behorend bij deze werkvorm.
Tijdsduur:
Opbouw les:
Benodigdheden
(+/- 5 minuten)
•
Bijlage 2:
STAP 1
Introductie les 2
Leg de deelnemers kort uit wat er deze les te gebeu-
vraagkaarten
ren staat. In de les ‘over de streep’ zijn stilte en rust
‘over de streep’
een vereiste vanwege de sensitieve sfeer die kan ontstaan, omdat deelnemers iets van zichzelf (kunnen) laten zien. •
Uitleg werkvorm ‘over de streep’
De tafels en stoelen worden aan de kant gezet, zodat
Materiaal om de
er loopruimte ontstaat. Er wordt een geïmproviseerde lijn aan te geven, lijn op de grond gezet. De deelnemers staan allemaal
bijvoorbeeld tape,
aan dezelfde kant van de ruimte en de lijn ligt ca. 2
een touw.
meter van het startpunt. Er zijn 12 genummerde vragenkaartjes, zie bijlage 2. Belangrijk is om de aangegeven volgorde aan te houden. Wanneer de gestelde vraag op een van de deelnemers van toepassing is, loopt hij over de streep. (+/- 30 minuten) •
STAP 2
Het uitvoeren van de activiteit ‘over de streep’
De begeleider leest de kaartjes voor. De deelnemers lopen over de streep als het kaartje op hem/haar van toepassing is. De deelnemers laten weten respect te hebben voor degene die de lijn over is gelopen. Dit kunnen zij bijvoorbeeld aangeven door hun duim op te steken. Je kunt ook samen met de groep een teken bedenken dat staat voor ‘respect’.
27
handleiding
Tijdsduur:
|
les 2 over de streep
Opbouw les: •
Nabespreken van de activiteit
Na de activiteit bespreekt de docent met de groep na hoe ze ‘de streep’ hebben ervaren. Enkele reflectieve vragen worden gesteld: Wat is je opgevallen? Waar ben je verbaasd over? Hoe voelt het als je alleen staat of tot de minderheid behoorde? Hoe denk je dat mensen zich voelen als zij altijd ‘anders’ zijn? Wat kun jij persoonlijk doen voor iemand die moeilijk zijn gevoelens kan uiten? Wat kun je beter niet doen? Als docent ben je in de gelegenheid om het gesprek te coachen en waar nodig te sturen in de richting van de positieve beeldvorming. (+/- 20 minuten) • Bij welke vragen zou de hoofdpersoon over de
STAP 3
streep gaan We vormen weer subgroepen. De deelnemers gaan na bij welke vragen hun hoofdpersoon over de streep zou lopen. De opdracht is om te kijken welke vragen van toepassing zijn op jouw hoofdpersoon om de persoon ‘over de streep’ te halen.
STAP 4
•
Bekijk samen de DVD, film 2
Filmfragment 2. ‘Mijn kwetsbaarheid’. We gaan nu in op de kwetsbare kanten van de hoofdpersonen.
28
Benodigdheden
Tijdsduur:
Opbouw les:
(+/- 10 minuten) •
STAP 5
Nadenken over les 2 met de 3B’s
Iedere deelnemer krijgt een werkblad met daarop de
Benodigdheden Bijlage 4: werkblad 3 B’s
3B’s. Deze zijn achter in de handleiding te vinden. Iedere deelnemer krijgt op het einde van de les 8 minuten voor de afronding.
De deelnemer neemt even de tijd om de bevindingen van deze les in kernwoorden op te schrijven. Ieder doet dat in zijn of haar eigen woorden. Belangrijk is dat deelnemers een positieve beeldvorming willen uitstralen ten op zichte van mensen met psychiatrische problemen. •
Afsluiting van de les
Bespreek met de deelnemers hoe zij deze les hebben ervaren. Ga hierover kort met elkaar in gesprek. De docent geeft kort aan wat er de volgende les wordt behandeld.
29
handleiding
|
les 3 complimentenspel
Les 3. Complimentenspel Kinderen worden niet geboren met gedachten over zichzelf. Ze leren denken over zichzelf door wat er tegen hen wordt gezegd en ze laten blijken hoe ze behandeld willen worden. Bij een positieve reactie krijgt het kind het gevoel gewaardeerd en geaccepteerd te worden. Als je gewaardeerd wordt, ben je dus ‘de moeite waard’ en kun je een positief zelfbeeld ontwikkelen. De manier waarop je over jezelf denkt beïnvloedt vervolgens je gedrag. Een kind dat het gevoel heeft door zijn ouders lief gevonden te worden zal sneller geneigd zijn iets te doen voor zijn ouders dan een kind dat het gevoel heeft dat zijn ouders hem maar vervelend vinden. Zo werkt het ook bij mensen die bijvoorbeeld psychische en/of psychiatrische problemen hebben. Heel vaak heeft een negatief zelfbeeld bijgedragen aan de problemen die zij nu ondervinden. Door het gedrag dat de persoon laat zien krijgt hij nog vaker te maken met negatieve reacties. Het is moeilijk om die cirkel te doorbreken. Voor de hoofdpersonen Mayke, Ilse, Jesse e.a. komt het nogal precies welk type compliment je geeft. We herkennen verschillende soorten complimenten. Het kritische compliment: ‘dat bloesje staat je prachtig, maar die schoenen passen er toch niet helemaal bij’ of ‘je hebt erg mooie schoenen aan, maar ik vind de veters er eigenlijk niet echt bij passen’. Het compliment met vraag: ‘wat een mooie tas, waar heb je die vandaan?’ Een goed compliment kan dus zeker helpen. En kan een goede ijsbreker zijn voor een gesprek. Een echt compliment is eerlijk en oprecht.
Tijdsduur: (+/- 100 minuten) Werkvorm: Complimentenspel
Kern: Ervaren hoe het is om positief benaderd te worden. Tip voor de docent: Gebruik de coachende werkstijl. Nodig de deelnemer(s) uit te ervaren wat een compliment is. Deelnemers maken een compliment dat zij passend vinden voor 30
de situatie. Deelnemers gaan in gesprek over de achtergrond van een bepaald compliment (wat wil je de ander duidelijk maken met het compliment). Ook kun je als docent zelf meedoen. Benadruk dat de deelnemers uitsluitend positieve dingen benoemen.
Tijdsduur:
Opbouw les:
(+/- 10 minuten) •
STAP 1
Benodigdheden
Introductie les 3
De docent legt uit wat les 3 inhoudt. Je gaat met de groep in dialoog over de vragen: Wat zijn complimenten? Wat doet het met je als je een compliment krijgt? Hoe vind je het om een compliment te geven? Hoe kun je reageren op complimenten?
(+/- 25 minuten) Twee opties voor het complimentenspel
STAP 2
1. Met de hele groep: De tafels staan in een U-vorm. Alle deelnemers krij-
- voor iedereen een vel papier. - eventueel tape
gen een vel papier en zetten hun naam erop. Daarna
om het papier op
worden alle blaadjes naar rechts doorgegeven. De
de rug van de
jongere rechts van die persoon zet een compliment
deelnemers te
voor hem/haar op het blaadje en geeft het blaadje
plakken.
daarna weer door naar rechts. Zo gaan alle blaadjes alle jongeren rond. Wanneer de jongere het papier
- voor iedereen een stift of pen.
terugkrijgt, heeft hij/zij een papier vol complimenten van zijn/haar groepsgenoten! Dit kan voor de rest van iemands leven een waardevol papiertje blijven. Soms is het moeilijk iets op te schrijven. Leg dan uit dat je altijd iets positiefs over iemand kan bedenken. 2. In subgroepen: In de subgroepen heeft iedereen een wit vel papier op zijn rug geplakt met tape. De groepsgenoten zetten
31
handleiding
Tijdsduur:
les 3 complimentenspel
|
Opbouw les: een compliment op elkaars rug. Iedereen heeft aan het eind dus een compliment van alle subgroepgenoten op zijn rug staan. Wanneer iedereen zijn complimenten heeft gegeven, kan iedereen het vel van zijn rug afhalen en aan zijn groepje voorlezen wat erop staat. Daarna kan de persoon in kwestie zeggen of hij de complimenten die gegeven zijn waardeert of juist niet, • Docent legt het complimentenspel uit (één van de twee hierboven beschreven opties) •
Het uitvoeren van het complimentenspel
•
Nabespreken van de activiteit
Hoe hebben de deelnemers het ervaren om zo te worden benaderd? Kunnen ze zich vinden in de complimenten die gegeven zijn? Hoe vonden ze het om complimenten te geven? (+/- 15 minuten) •
STAP 3
Bekijk samen de DVD, film 3
Filmfragment 3, ‘mijn omgeving’. In dit filmfragment vertellen de hoofdpersonen over de rol van de sociale en fysieke omgeving in hun leven.
(+/- 15 minuten) •
STAP 4
Welke compliment zou je de hoofdpersoon geven
In deze opdracht gaan deelnemers met hun subgroep in gesprek over complimenten. Zij bedenken complimenten voor hun hoofdpersoon. Zij denken hierbij terug aan het filmfragment. Wat heeft hun hoofdpersoon nodig. Wat wil je hem of haar meegeven en wat is het effect van deze complimenten?
32
Benodigdheden
Tijdsduur:
Opbouw les:
(+/- 10 minuten) •
STAP 5
Nadenken over les 3 met de 3B’s
Iedere deelnemer krijgt een werkblad met daarop de
Benodigdheden Bijlage 4: werkblad 3 B’s
3B’s. Deze kan de docent achter in deze handleiding vinden. Zorg dat iedere jongere aan het eind van iedere les een blad heeft. De deelnemer neemt even de tijd om de bevindingen van deze les in kernwoorden op te schrijven. Eenieder doet dat in zijn of haar eigen woorden. Belangrijk is dat deelnemers een positieve beeldvorming gaan uitstralen (als ze dat nog niet hebben) ten opzichte van mensen met psychiatrische problemen. •
Afsluiting van de les
De docent geeft kort aan wat er de volgende les wordt behandeld. Bespreek met de deelnemers hoe zij deze les hebben ervaren. Ga hierover kort met elkaar in gesprek.
33
handleiding
|
werkvorm 4. rollenspel
Werkvorm 4. Rollenspel Rollenspelen zijn een belangrijk instrument om nieuwe vaardigheden te leren. In een rollenspel kunnen realistische situaties nagespeeld worden, zonder angst voor de mogelijke negatieve gevolgen. Door een rollenspel worden bepaalde gedragspatronen en de gevolgen daarvan onder de aandacht gebracht. De uitvoerders van het rollenspel beleven de situatie ook daadwerkelijk, ze ontdekken welk gedrag wel effectief is en welk gedrag niet. Daarbij krijgen ze inzicht in hun eigen gedrag en oefenen ze vaardigheden die adequaat zijn in de gespeelde situatie. In een rollenspel wordt een denkbeeldige situatie uitgespeeld. De uitvoerders wordt gevraagd om zich in te leven in de situatie en een bepaalde rol op zich te nemen. De gedragingen en handelingen die de deelnemers op dat moment uitvoeren, passen dus bij hun rol. Het resultaat van een rollenspel staat niet van tevoren vast. De uitvoerders krijgen een rolinstructie en bepalen vervolgens zelf wat er gaat gebeuren. De ervaringen van het uitvoeren van een rollenspel kunnen leiden tot attitude- en gedragsveranderingen. Tijdens het rollenspel kun je emoties ervaren die je vooraf niet verwacht zou hebben. Hoe echter het rollenspel en hoe effectiever de oefening, hoe meer emotionele betrokkenheid de uitvoerders ervaren en hoe meer ze daarvan leren. Als coach van een rollenspel moet je vier belangrijke punten in je gedachten houden: 1. Help de uitvoerders zich in te leven in hun rol. Doe dit door de rollen zodanig te introduceren dat de deelnemers er emotioneel bij betrokken raken. 2. Bespreek een rollenspel altijd na. 3. Haal de uitvoerders uit hun rol na het rollenspel. De uitvoerders hebben zich ingeleefd in de rol en sommige deelnemers zullen moeite hebben om hier weer uit te komen. Kondig duidelijk aan dat het rollenspel is afgelopen en dat het tijd is om het rollenspel na te bespreken. 4. Stop is Stop. Wanneer je merkt dat iemand het moeilijk heeft, kun je als coach het rollenspel stopzetten. Voordat het rollenspel begint maak je de deelnemers duidelijk dat zij te allen tijde de mogelijkheid hebben om te stoppen.
34
Tijdsduur: (+/- 90 minuten) Werkvorm: Rollenspel
Kern: De deelnemers inzicht geven in het aannemen van een adequate houding ten opzichte van mensen die ‘anders’ zijn. Het ervaren van de eigen houding en eventuele vooroordelen. Tip voor de docent: Draag zorg voor de emoties van de deelnemers en laat de groep elkaars grenzen bewaken.
Tijdsduur:
Opbouw les:
(+/- 5 minuten)
•
STAP 1
Benodigdheden
Introductie les 4
De docent legt uit wat les 4 inhoudt. In deze les gaan deelnemers naar aanleiding van een tekstfragment een rollenspel bedenken, het eerst uitspelen/oefenen in de subgroep en daarna in de grote groep spelen. Het rollenspel is een nabootsing van een situatie uit het leven van de hoofdpersoon.
(+/- 25 minuten) •
STAP 2
Lees het verhaal en bekijk samen de DVD, film 4
Een van de deelnemers leest in de subgroep het verhaal van de hoofdpersoon voor. Na het voorlezen van het verhaal bekijkt de groep plenair filmfragment 4: ‘mijn boodschap aan jou…’
35
handleiding
Tijdsduur:
|
werkvorm 4. rollenspel
Opbouw les:
Benodigdheden
(+/- 40 minuten) • Oefenen rollenspel en in dialoog met je
STAP 3
groepsgenoten Elke subgroep kiest uit het leven van de persoon een situatie om na te spelen. Als docent ben je actief aan het coachen. Je geeft tips als een subgroep moeite heeft met het kiezen van een rode draad in het rollenspel. •
Het uitvoeren van het rollenspel
Iedere subgroep speelt de situatie uit voor de grote groep. De docent laat eerst de deelnemers na ieder rollenspel reflecteren op de situatie. Daarna reflecteren de groepsleden op wat ze hebben gezien en ervaren. Er worden open vragen gesteld: Wat valt jullie op? Hoe is het om in de huid van de ander te kruipen? Wat doet het met de kijkers? Wat kun je voor de persoon doen in de gespeelde situatie? (+/- 15 minuten) •
STAP 4
Vragen beantwoorden
Bijlage 3:
In les 1 hebben de jongeren vragen voor hun hoofd-
Dialoogkaarten
persoon op de dialoogkaartjes geschreven. In het
Alle deelnemers
subgroepje wordt gezocht naar eventuele antwoorden zijn in het bezit op de nog resterende vragen.
van een dialoog-
kaart. Deze vind je achter in bijlage 3. Deze worden voordat de les begint uitgedeeld.
36
Tijdsduur:
Opbouw les:
Benodigdheden
(+/- 5 minuten)
•
Bijlage 4:
STAP 5
Nadenken over les 4 met de 3B’s
Iedere deelnemer krijgt een werkblad met daarop de
werkblad 3 B’s
3B’s. Deze zijn achter in de handleiding te vinden. Iedere deelnemer krijgt op het einde van de les 8 minuten voor de afronding. De deelnemer neemt even de tijd om de bevindingen van deze les in kernwoorden op te schrijven. Ieder doet dat in zijn of haar eigen woorden. Belangrijk is dat deelnemers een positieve beeldvorming willen uitstralen ten opzichte van mensen met psychiatrische problemen. •
Afsluiting van de les
Bespreek met de deelnemers hoe zij deze les hebben ervaren. Ga hierover kort met elkaar in gesprek. De docent geeft kort aan wat er de volgende les wordt behandeld.
37
handleiding
|
werkvorm 5: de ervaringsdeskundige en zijn verhaal
Werkvorm 5: De ervaringsdeskundige en zijn verhaal Voor deze les is een ervaringsdeskundige uitgenodigd zijn/haar verhaal te vertellen. De persoon heeft zelf ervaring met een bepaalde ziekte of stoornis. Hij heeft hier in zijn leven mee te maken gehad of heeft nog steeds een ziekte of stoornis. De ervaringsdeskundige deelt in deze les zijn levensverhaal met jullie. In de subgroepjes bereiden we (open) vragen voor waarover de deelnemers met de ervaringsdeskundige in dialoog gaan. Deze persoon komt dus in de les vertellen over wat hem/haar ‘anders’ maakt. Dat er lijfelijk iemand aanwezig is maakt dat het gesprek niet over iemand gaat, maar dat de deelnemers met de persoon in gesprek zijn. Een ervaringsdeskundige kan de deelnemers boeien en binden met zijn levensverhaal, omdat de kwetsbaarheid van die persoon zichtbaar wordt. Vragen van deelnemers hebben een andere lading in het directe contact met de ervaringsdeskundige. Deelnemers kunnen ervaren dat vooronderstellingen over wat raar is ter discussie staan.
Tijdsduur: (+/- 100 minuten) Werkvorm: Contact met een ervaringsdeskundige
Kern: De deelnemers ontwikkelen een positieve kijk en houding ten aanzien van mensen die te maken hebben met psychische en/of psychiatrische problemen in hun leven. In contact komen met deze mensen kan ervoor zorgen dat jongeren meer begrip krijgen voor hun eigenaardigheden. Tip voor de docent: Het is heftig om je levensverhaal te vertellen aan een groep onbekende mensen. Hou hier rekening mee en bereid de deelnemers voor op het bezoek van de ervaringsdeskundige. In sommige gevallen zal er begeleiding meekomen van de ervaringsdeskundige. Wanneer dit zo is, overleg dan goed met de begeleiding waar rekening mee te houden als het gaat om de ervaringsdeskundige en de deelnemers. Wanneer de ervaringsdeskundige geen begeleiding heeft, overleg dan goed wat hij/zij prettig vindt (denk aan ontvangst, waar de persoon wil zitten, etc.). Laat hem/haar zich welkom voelen. Voorbereiding met de deelnemersgroep is essentieel. 38
Tijdsduur:
Opbouw les:
(+/- 10 minuten) •
STAP 1
Benodigdheden
Introductie les 5
De docent legt uit wat les 5 inhoudt. Vertel de groep wie er komt en wat de achtergrond van deze persoon is. Neem samen door waar je als groep rekening mee houdt.
(+/- 20 minuten) •
STAP 2
Voorbereiden bezoek ervaringsdeskundige
De deelnemers gaan in de subgroep (open) vragen maken die zij aan de ervaringsdeskundige gaan stellen. Als docent kun je ervoor kiezen om iedere groep een aantal vragen te laten maken (vrij, naar eigen idee) of maak gebruik van onderstaande thema’s: ziekte, wonen, werken, school, sociale contacten (vrienden, familie enz.), verleden, heden, toekomst. Hiermee wordt voorkomen dat subgroepen dezelfde typen vragen stellen. In dialoog met de groep toets je vooraf of er geen dubbele vragen zijn of de groep krijgt de opdracht al gestelde vragen niet meer in te brengen tijdens het gesprek.
(+/- 45 minuten) •
STAP 3
Met een ervaringsdeskundige in dialoog!
Bij binnenkomst stelt de ervaringsdeskundige zich voor. Als het goed is weet je van hem of haar wat zijn verwachtingen zijn en hoe deze persoon zijn verhaal graag wil vertellen. Soms wil de ervaringsdeskundige tussendoor vragen beantwoorden en een ander doet dit liever na het vertellen van zijn verhaal. De vragen worden per groepje aan de ervaringsdeskundige gesteld. Natuurlijk is doorvragen mogelijk en wanneer er tijd voor is zijn nieuwe vragen altijd welkom.
39
handleiding
Tijdsduur:
|
werkvorm 5: de ervaringsdeskundige en zijn verhaal
Opbouw les: •
Het geven van een compliment:
De deelnemers schrijven allemaal een compliment voor de ervaringsdeskundige op een dialogenkaartje. De complimenten worden voorgelezen aan de ervaringsdeskundige. Ook is er de mogelijkheid om aan de ervaringsdeskundige te vragen of hij/zij ook een compliment voor de groep heeft, of voor iemand in het bijzonder. (+/- 10 minuten) •
STAP 4
Wat heb je geleerd?
Wanneer de ervaringsdeskundige afscheid heeft genomen, gaan de deelnemers in de subgroep in gesprek over de kwaliteit van de dialoog met de ervaringsdeskundige. Zij kunnen antwoord geven op de volgende vragen: ‘Welke vragen waren goed en waarom?’ En de vragen: ’Waar ben ik echt van onder de indruk geraakt?’ Wat vind ik goed om te horen? Wat stoort mij nog steeds? En wat grijpt mij aan (emoties)?; Waar denk ik anders over nu ik echt iemand met zijn eigenaardigheden heb gesproken?’.
(+/- 10 minuten) •
STAP 5
Nadenken over les 5 met de 3B’s
Iedere deelnemer krijgt een werkblad met daarop de 3B’s. Deze kan de docent achter in deze handleiding vinden. Zorg dat iedere jongere aan het eind van iedere les een blad heeft. De deelnemer neemt even de tijd om de bevindingen van deze les in kernwoorden op te schrijven. Eenieder doet dat in zijn of haar eigen woorden. Belangrijk is dat deelnemers een positieve beeldvorming gaan uit-
40
Benodigdheden
Tijdsduur:
Opbouw les:
Benodigdheden
stralen (als ze dat nog niet hebben) ten opzichte van
Bijlage 4:
mensen met psychiatrische problemen.
werkblad 3 B’s
•
Afsluiting van de les
De docent geeft kort aan wat er de volgende les wordt behandeld. Bespreek met de deelnemers hoe zij deze les hebben ervaren. Ga hierover kort met elkaar in gesprek.
41
handleiding
|
werkvorm 5: de ervaringsdeskundige en zijn verhaal
Werkvorm 6: Creatieve Presentatie Tijdsduur: (+/- 120 minuten) Werkvorm: Poster/presentatie ontwerpen
Kern: Het eerste doel is dat de jongeren alles wat ze geleerd hebben in de afgelopen lessen in een perspectief kunnen plaatsen. Alle informatie tezamen stelt de deelnemers in staat een (positieve) mening te ontwikkelen over mensen met een psychiatrisch probleem. Het tweede doel is bij jongeren kennis over psychiatrie te vergroten en het ‘durven’ aannemen van een positieve houding jegens mensen die te maken hebben met psychiatrische problemen te stimuleren. Deze les is bedoeld om informatie en meningen tussen de subgroepen uit te wisselen. Tips voor de docent: In deze les krijgen de jongeren de ruimte om een presentatie voor te bereiden en uit te voeren. Met een vijf minuten-presentatie en een interactief moment (10 minuten) is er voldoende tijd en gelegenheid de presentatie voor te bereiden en uit te voeren binnen 1,5 uur. De richtlijnen voor het presenteren zijn aangegeven in de instructieboekjes. De invulling ervan mogen de deelnemers op eigen creatieve wijze vormgeven.
Tijdsduur:
Opbouw les:
(+/- 5 minuten)
•
STAP 1
Introductie les 6
De docent legt uit wat les 6 inhoudt. Alles wat we tot nu toe hebben behandeld in de lessen komt samen in deze les. De bedoeling is dat elke subgroep één eindpresentatie (of product) maakt. Hierin laten zij zien wat ze de afgelopen periode hebben geleerd en welke boodschap (one-liner) ze willen meegeven aan de groepsgenoten. Mocht er echt tijd-
42
Benodigdheden
Tijdsduur:
Opbouw les:
Benodigdheden
gebrek ontstaan, bepaal dan samen op korte termijn een moment waarop het eindresultaat alsnog wordt gepresenteerd. (+/- 50 minuten) •
STAP 2
Uitleg over de opdracht
De subgroepen maken een creatieve eindpresentatie rondom het thema ‘Wie is er nou raar?’. Bijvoorbeeld d.m.v. een poster, powerpoint, een filmpje, quiz, een lied, etc. In elk eindresultaat wordt antwoord gegeven op de volgende vragen: - Hoe keek je eerst tegen mensen aan die ‘anders’ zijn? -
Wat heb je geleerd in de afgelopen lessen?
- Welke boodschap geven jullie je groepsgenoten mee (one-liners)? -
Wat ga je in de toekomst anders doen?
- Wat ga jij betekenen/bijdragen voor deze mensen? Bovenstaande punten komen in elke presentatie naar voren. Hoe de jongeren de presentatie creatief vormgeven vullen zij zelf in. Elke subgroep presenteert zijn ‘idee’ aan de groep (eventueel op een ander te bepalen tijdstip). Maak in je subgroep een pakkende en inspirerende one-liner waarmee jullie een positieve boodschap uitdragen. Zoals ‘Wie is er nu raar?’. Vertel aan de groepsgenoten waarom jullie juist voor deze boodschap kiezen.
43
handleiding
Tijdsduur:
|
Opbouw les:
(+/- 50 minuten) •
STAP 3
werkvorm 5: de ervaringsdeskundige en zijn verhaal
De presentaties aan de groep
Elk groepje krijgt 10 minuten om te presenteren. Een idee is om ook les 3 bij deze activiteit te betrekken door de deelnemers na de presentatie complimenten te laten geven aan de subgroep. •
Afsluiten
Dit was de laatste les van de methode ‘Wie is er nou raar?’. Rond naar eigen inzicht het leertraject af door bijvoorbeeld kort de belangrijkste punten uit de presentaties te herhalen. Vraag hoe de jongeren de aanpak en werkwijzen hebben ervaren. De eventuele zelf ontworpen producten zouden (in overleg met het groepje) in de school, organisatie of elders opgehangen/neergezet kunnen worden, zodat jongeren die nog niet met dit pakket hebben gewerkt, ook kennis kunnen maken met het thema ‘Wie is er nou raar?'
44
Benodigdheden
Dankwoord Wij willen iedereen bedanken voor de belangeloze inzet bij het totstandkomen van dit lespakket. Een speciaal woord van dank aan Ilse, Mayke, Esther, Jesse en Marleen die hun persoonlijk ervaringen en hun levensverhaal met betrekking tot het thema wilden delen en zo een grote bijdrage hebben geleverd aan het totstandkomen van dit lespakket. Daarnaast een speciaal woord van dank naar dr. M. A.W. van Biene, lector binnen het lectoraat locale dienstverlening vanuit klantperspectief van de HAN en Alletta Schimmel-Spreeuw, onderzoeker en adviseur binnen HAN VDO voor hun kritisch oog, feedback, inzet, inbreng en geloof in de waarde van dit lesmateriaal. Ook een speciaal woord van dank voor Henny van de Riet, zorgcoördinator binnen het Nuborgh college Oostenlicht te Elburg. En al de leerlingen van Oostenlicht die deel hebben genomen aan het onderzoek. Daarnaast dank aan alle mensen binnen lokale instellingen en organisaties die hun waardevolle tijd hebben ingezet om ons te woord te staan en mee te denken vanuit hun persoonlijke ervaring. Grote dank ook aan Louis de Mast. Als filmproducent heeft hij voor de begeleidende DVD fantastisch beeldmateriaal weten te realiseren.
Binnen de gemeente Elburg Met dank aan Gert Gerritsen, beleidsmedewerker gemeente Elburg, die ontzettend betrokken is geweest binnen het totstandbrengen van dit product. Door zijn doortastendheid en connecties binnen de gemeente en de lokale netwerken maakte hij tijdens het realiseren van dit lespakket de weg voor ons vrij!
Stichting Door en Voor Met name een woord van dank aan de ervaringsdeskundigen die zich via Stichting Door en Voor bereid hebben gesteld hun ervaringen en verhalen te delen binnen de les, Christel Beumer, Carol Limonard en Wilma Stevens
45
handleiding
|
literatuurlijst
Literatuurlijst Biene van, M.A.W. (2005). Wederkerig leren. Eburon, Delft. Briggs, J., Peat, D. (1999). The Dialogue Experiment, Seven Life Lessons of Chaos — spiritual wisdom from the science of change. Harper Perennial, New York. Boekaerts, M., Simons, R-J. (1995). Leren en Instructie. Psychologie van de leerling en het leerproces. Van Gorcum, Assen Dixon, N.M. (2000). Dialoog op het werk. Nieuwezijds, Amsterdam. Dixon. N.M. (2002). De organisatie leercyclus: hoe we collectief kunnen leren. Nieuwezijds, Amsterdam. Gergen, K.J. (2000). The saturated self: dilemmas of identity in contemporary life. New York: Basic Books. Glaser, B.G., (1978). Theoretical Sensitivity. Advances in the Methodology of Grounded Theory. Sociology Press, Mill Valley Johnson, D.W., Johnson ,F.P. (2009). Groepsdynamica, theorie en vaardigheden. Pearson Education Benelux, 9e editie.
46
Bijlage 1 Ervaringsdeskundigen In les 5 staat vermeld dat u gebruik gaat maken van een ervaringsdeskundige in de les. In de onderstaande lijst staan ervaringsdeskundigen vermeld die meewerken aan dit lesprogramma en die zich tot uw beschikking willen stellen bij de uitvoering van les 5. U kunt contact opnemen met een van onderstaande ervaringsdeskundigen en een afspraak maken voor een bijdrage aan de les. Naam:
Esther Boer
Leeftijd:
24
Adres:
Smeesteeg 13b, Elburg
e-mailadres:
[email protected]
achtergrond: Posttraumatische stress-stoornis in combinatie met depressie en borderline-persoonlijkheidsstoornis
Naam:
Christel Beumer
leeftijd:
45 jaar
adres:
Floralaan 33, Wervershoof (gemeente Medemblik)
e-mailadres:
[email protected]
tel.:
0228 - 58 37 61, 06 13 15 13 15
achtergrond:
Depressie en persoonlijkheidsstoornis NAO (niet anders omschreven)
Naam:
Carol Limonard
adres:
Pianoweg 1, Almere
e-mailadres:
[email protected]
achtergrond:
Angst en depressie
Naam:
Wilma Stevens
adres:
Roosendaal
e-mailadres:
[email protected]
achtergrond:
Borderline-persoonlijkheidsstoornis en relatieverslaving
47
handleiding
|
bijlage 2
Bijlage 2 Werkvorm 2 ‘over de streep’
1.
2.
Wie voelt zich wel eens anders dan anderen en laat dit niet zien?
Wie zou er graag iets aan zichzelf willen veranderen?
3.
4.
Wie kent er iemand die een stoornis, psychisch probleem of aandoening heeft?
5.
Wie kent er iemand die ooit heeft overwogen een eind aan zijn leven te maken of kent iemand die dit daadwerkelijk heeft gedaan?
48
Wie is er wel eens gepest, getreiterd, geplaagd of uitgelachen om zijn of haar gedrag, uiterlijk of gevoelens?
6. Wie is er wel eens somber en verdrietig en heeft het gevoel daar bij niemand mee terecht te kunnen?
Bijlage 2 Werkvorm 2 ‘over de streep’
7.
8. Wie kent er iemand die door problemen alcohol of drugs is gaan gebruiken?
Wie heeft het gevoel hoge cijfers te moeten halen, bijvoorbeeld omdat dit thuis van je wordt verwacht?
8 9 9.
10.
Wie heeft wel eens het gevoel dat hij niet goed genoeg is?
11.
Wie heeft er te maken gehad met geweld? (tegen jezelf of een ander)
Wie voelt zich wel eens alleen of bang?
12.
Steek over als je gelukkig bent.
49
handleiding
|
bijlage 3
Bijlage 3 Dialoogkaart
50
Dialoogkaart
Dialoogkaart
Dialoogkaart
Dialoogkaart
Dialoogkaart
Dialoogkaart
Bijlage 4 3 B’s In onderstaande vakken gaat het om persoonlijke aandacht voor het eigen leerproces. Je neemt even tijd om je bevindingen van deze les terug te brengen naar kernwoorden die voor jou van betekenis zijn. Je gaat ervanuit dat je een positieve beeldvorming wilt uitstralen naar mensen met een psychiatrisch probleem en je wilt deze beeldvorming ook overdragen aan anderen.
B
B
Wat deed ik al?
Wat doe ik niet meer?
BEKEND
BESLUITEN
B Wat ga ik anders doen?
BEREIKEN
51
handleiding
52
|
dvd