Onderwijsmodule Wie is er nou raar? Jongeren in dialoog over beeldvorming rondom mensen met een psychiatrisch probleem
Dr. Martha van Biene & Dr. Meike Heessels Lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief, HAN L 10 juli 2012
Inhoudsopgave De Wmo werkplaatsen
3
Inleiding
5
In de praktijk – casussen
6
Casus 1: Het verhaal van Jesse
6
Casus 2: Het verhaal van Marleen
7
Casus 3: Het verhaal van Ilse
8
Casus 4: Het verhaal van Mayke
10
Casus 5: Het verhaal van Esther
12
Competenties en doelgroep
14
Vaardigheden
14
Kennis
15
Doelgroep
15
Opzet van de module
17
Inhoud van de lessen
18
Toelichting
18
Werkvormen
18
Leeropbrengsten
20
Lesmateriaal
20
Evalueren
22
Literatuurlijst
23
Wie is er nou raar? Inhoudsopgave
2
De Wmo werkplaatsen Context: een paradigmawisseling in sociale dienstverlening Vergrijzing, ontgroening, de toegenomen arbeidsparticipatie, individualisering, marktwerking en democratisering: deze en andere sociaal-maatschappelijke veranderingen hebben in het afgelopen decennium geleid tot ingrijpende veranderingsprocessen in zorg en welzijn. Niet langer staan diensten en producten centraal, maar de vraag van de cliënt / bewoner / burger en zijn of haar mogelijkheden om te participeren in de samenleving. Integrale sociale dienstverlening staat dicht bij de leefwereld van kwetsbare mensen zelf. Interventies zijn erop gericht de zelfredzaamheid van cliënten te versterken en hun sociale netwerken te activeren en te vergroten. Het vraagt van sociale professionals dat zij outreachend te werk gaan, samenwerken in ketens en netwerken en daarbij over de schotten van wonen, welzijn en zorg heen kijken. De invoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) in 2007 en de veranderingen in de AWBZ hebben dit veranderingsproces in een stroomversnelling gebracht. Centrale doelstellingen van de wet zijn: bevordering van zelfredzaamheid, participatie, actief burgerschap en sociale samenhang. In het veld wordt in dit verband gesproken over de noodzaak een kanteling (VNG-project) of een paradigmawisseling (Lectorenplatform Zorg en Welzijn) te realiseren. Een dergelijke omslag bij zowel instellingen en beroepskrachten als (gemeentelijke) overheden, is nodig om de doelstellingen van de wet te realiseren.
Wat is een Wmo werkplaats? In september 2009 startten zes regionale Wmo-werkplaatsen in Nederland. Het zijn regionale samenwerkingsverbanden van Hbo-instellingen en lectoren, zorg- en welzijnsinstellingen en gemeenten, gericht op praktijkonderzoek, beroepsinnovatie en deskundigheidsbevordering op het terrein van de maatschappelijke ondersteuning. Het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geeft deze werkplaatsen een stimuleringssubsidie. De werkplaats is een kennisnetwerk waarin een hogeschool en/of lectoraat, gemeenten, organisaties en beroepsbeoefenaren samenwerken aan onderzoek, methodiekontwikkeling en (regionale en landelijke) kennisverspreiding rond community care. In een Wmo-werkplaats staat de ontwikkeling van praktijkkennis, prescriptieve kennis voor het handelen, centraal. Empirisch onderzoek en professioneel handelen zijn met elkaar verbonden in een zogenaamde empirischregulatieve cyclus. De Wmo-werkplaats verbindt praktijkgericht onderzoek en beroepspraktijk en bevordert het evidence- en practice-based werken in de sector zorg en welzijn. Vragen van gemeenten, instellingen, burgers en cliënten sturen de onderzoeksactiviteiten, de praktijkontwikkeling en de scholing.
Onderwijsmodules Drie jaar hebben de zes Wmo-werkplaatsen nieuwe werkvormen voor zorg en welzijn opgespoord, verder ontwikkeld en geëvalueerd. Op basis van deze praktijkervaringen en –onderzoek, ontwikkelden de werkplaatsen onderwijsmodulen, die om niet ter beschikking gesteld worden aan gemeenten, organisaties in de zorg- en welzijnssector, opleiders en andere belangstellenden. In de onderwijsmodules staat een bepaald maatschappelijk probleem en een door de Wmo-werkplaats gevolgde en ontwikkelde methodiek centraal.
Wie is er nou raar? De Wmo werkplaatsen
3
De onderwijsmodules zijn gratis digitaal toegankelijk en mogen aangepast worden aan de lokale context. Ze mogen niet zonder voorafgaande toestemming voor commerciële doeleinden gebruikt worden. Vragen over inhoud en toepassing van deze specifieke onderwijsmodule en suggesties voor verbetering kunnen gestuurd worden aan
[email protected] t.a.v. dr. Martha van Biene of dr. Meike Heessels. De kennisproducten van de Wmo-werkplaatsen worden uitgegeven en beheerd door MOVISIE.
Wie is er nou raar? De Wmo werkplaatsen
4
Inleiding Deze onderwijsmodule is ontwikkeld naar aanleiding van een vraag uit de praktijk, komend van de Gemeente Elburg, die meer inzicht wilde in de groep mensen in hun gemeente die kampten met psychisch en/of psychiatrische problematiek. Het lectoraat Lokale Dienstverlening vanuit Klantperspectief, houder van de Wmo werkplaats Nijmegen, heeft middels vraagpatronenonderzoek meer inzicht gekregen in de competenties, wensen en behoeften van deze mensen (Bussink, Van den Eertwegh & Keijzer 2011; Schimmel & Van Biene 2012). Uit een eerste onderzoek bleek dat mensen met psychiatrische problematiek behoefte hebben aan meer contact met ‘gewone’ burgers (Schimmel & Van Biene 2012). Het daaropvolgende onderzoek toonde bovendien aan dat vooral de kloof tussen jongeren en mensen met psychische en/of psychiatrische problemen groot was (Bussink, Van den Eertwegh & Keijzer 2011). Uit onderzoek is gebleken dat pure kennisoverdracht niet leidt tot het veranderen van attitude. De houding van mensen verandert pas als er daadwerkelijke uitwisseling ontstaat. Daarom hebben we deze onderwijsmodule gemaakt met het doel om jongeren meer inzicht te geven in het leven van mensen met psychiatrische problematiek. Wij hebben er voor gekozen om daadwerkelijk contact te creëren tussen jongeren en de mensen met psychische problemen. Om deze bevindingen te praktiseren kiezen we voor interactieve werkvormen, zoals het in dialoog gaan met elkaar en een collectief leerproces doorlopen. Tijdens de lessen worden jongeren zich bewust van de kloof tussen de ‘normale’ burger en de burger met een ‘psychiatrische achtergrond’. Verhalen ervaren en daar betekenis aan geven zijn leidend in de methode. Er is gebruik gemaakt van de ervaringsverhalen van vijf verschillende personen. Iedereen kan in zijn of haar leven te maken krijgen met een psychisch en/of psychiatrisch probleem. Dit kan de persoon zelf zijn, maar ook iemand in zijn of haar omgeving. De vijf verhalen die gebruikt worden voor deze lesmethode zijn vanuit persoonlijke ervaringen geschreven en hebben ieder een eigen kleur. Aan de hand van de levensverhalen van Marleen, Jesse, Mayke, Ilse en Esther krijgen jongeren een ‘kijkje’ in het verleden en het heden van mensen met een psychiatrische problemen. Ook komen we te weten wat de toekomstverwachtingen van deze vijf hoofdpersonen zijn. We stellen jongeren in de gelegenheid in dialoog te gaan over hun eigen opvattingen en meningen, deze tijdelijk op te schorten en vooroordelen ter discussie te stellen. We sluiten aan bij drie bakens Wmo Welzijn Nieuwe Stijl: Direct er op af, Gebaseerd op de eigen kracht van de burger en Formeel en informeel in optimale verhouding. Het idee is dat als jongeren ervaren en meemaken wat het betekent om een psychiatrisch probleem te hebben zij hopelijk iets voor hen willen gaan betekenen in welke vorm dan ook. Het materiaal wordt op dit moment al gebruikt door verschillende onderwijsinstellingen op VMBO-, MBO- en HBO-niveau. Daarnaast wordt het gebruikt door zorg- en welzijnsorganisaties verspreid door het land zoals bijvoorbeeld verschillende GGZ-instellingen.
Wie is er nou raar? Inleiding
5
In de praktijk – casussen Casus 1: Het verhaal van Jesse Toch durfden mensen nooit door te vragen naar hoe het écht met mij ging Mijn vader is degene in mijn omgeving die iets ‘anders’ heeft. Hij is alcoholist. Sinds wanneer dat precies is weet ik niet. Maar mijn ouders zijn ongeveer 6 jaar geleden uit elkaar gegaan. Mede om de reden dat mijn vader te veel dronk. Naar ik heb horen vertellen van vrienden en bekenden dronk hij wel vaker vrij veel en is het uiteindelijk zo uit de hand gelopen dat hij er verslaafd aan is geraakt. Omdat het om mijn vader gaat, staat dat natuurlijk heel erg dichtbij. Nadat het bekend werd dat hij alcoholist was, kreeg ik veel medeleven vanuit mijn omgeving. Ook omdat mijn ouders uit elkaar gingen, werd er veel aan mij gevraagd hoe het met mij ging. Toch durfden de mensen niet echt door te vragen naar hoe het nu écht met mij ging. Ik kon mijn verhaal nergens echt kwijt. Mijn moeder wilde het er ook niet over hebben. Ze wilde er zo min mogelijk aan denken en alles wegstoppen in de hoop dat alle problemen en de pijn zo voorbij zouden gaan. Dat gebeurde natuurlijk niet. Omdat ik, samen met mijn broertje, nog een tijdje in het weekend of door de week bij hem heb gewoond, heb ik hem ook wel eens aangeschoten of dronken meegemaakt. Of dingen gezien die kwamen doordat hij dronken was. Mijn broertje en ik moesten vaak afwassen, de was doen of schoonmaken. Zijn auto zat vol deuken en de post stapelde zich langzaam op tot bergen. Hij is ook wel eens gevallen, thuis of op straat. Dan kwam ik toevallig langs gefietst en vond ik hem. Op zo'n moment schaam ik me voor mijn vader. Ook naar mijn omgeving toe, omdat bij ons de rollen werden omgedraaid. Ik moest voor mijn vader zorgen in plaats van andersom. Dit soort voorvallen en het feit dat we moeilijk met elkaar konden praten heeft er uiteindelijk voor gezorgd dat ik nauwelijks tot geen contact meer heb met mijn vader. Alleen als ik hem op straat tegen kom af en toe, maar zelfs dan kan ik hem voorbij lopen. Hij ziet me toch niet. In het begin liet hij nog wel eens wat van zich horen via een telefoontje of smsje, maar dat hield op een gegeven moment ook op. Ik ben een van de laatste geweest die nog contact met hem hebben gezocht en gehad. Zijn vrienden, familie en de rest van mijn gezin had het contact al lang opgegeven. Nu is de enige met wie hij nog echt contact heeft zijn moeder, mijn oma. Uiteindelijk is hij dus iedereen kwijtgeraakt. Ondanks alle hulp die we hebben aangereikt, alle hulp die hij heeft gehad en gesprekken met hulpverleners wil en/of kan hij niet stoppen met het gebruiken van alcohol. Ik weet nu dat ik er alles aan zal doen wat in mijn macht ligt om te voorkomen dat ik zelf ook ooit verslaafd raak aan iets. En aan andere mensen die in eenzelfde situatie zitten of misschien ooit komen wil ik zeggen: blijf jezelf. Probeer niet voor je ouder te gaan zorgen. Als hij/zij zelf niet wil veranderen, dan gaat het niet lukken! Het beste wat je kan proberen, is om je ouder ervan te overtuigen dat hij/zij een probleem heeft. En als dat tot ze doordringt, dan pas kan hulp effect hebben. Maar onthoud altijd bij alles wat je doet of probeert, niets moet ten koste gaan van jezelf!!
Wie is er nou raar? In de praktijk – casussen
6
Casus 2: Het verhaal van Marleen Als mensen aan mijn lichaam konden zien hoe ziek ik ben zou ik helemaal in het gips zitten! Mijn moeder is erg ziek geworden toen ik 14 was. Mijn vader was in die tijd heel beschermend naar mijn moeder toe en zelf ontvluchtte ik het huis en ging dan naar de paarden om mijn zinnen te verzetten. Ik had in die tijd weinig sociale contacten omdat ik óf thuis was óf bij de paarden, vertelt Marleen wanneer we bij haar op bezoek zijn in haar benedenwoning in 't Harde. Het is mooi weer en omdat het lunchtijd is heeft Marleen lekkere broodjes voor ons gehaald. ‘Ik ben een erg zorgzaam, lief, open en gezellig persoon’ vertelt ze. ‘Maar onder die vrolijke buitenkant gaat wel wat schuil. Toen ik 19 was is mijn moeder overleden. Dit was een hele traumatische periode voor mij. Daarna ben ik ook voor het eerst ziek geworden.’ Marleen is manisch depressief. Dit betekent dat ze periodes kent waarin ze de hele wereld aankan en in de ogen van andere mensen soms gekke dingen kan doen (manisch) en perioden waarin ze ontzettend down is en zich verloren voelt. In die periode kan ze haar bed nog niet uitkomen (depressief). In mijn manische periode heb ik bijvoorbeeld wel eens de paarden buiten gezet in mijn ondergoed, midden in de nacht! Voor mijn gevoel is dat op dat moment helemaal niet raar. Maar voor andere mensen is dat natuurlijk niet helemaal normaal. In die periode ben ik ook opgenomen geweest in een psychiatrische instelling. Ik had daar zelf nog nooit van gehoord en toen zat ik daar ineens. Het is heel raar als je in een keer in zo'n instelling zit waar je niet weg kan en niet de dingen kunt doen die je normaal thuis wel zou doen. In die tijd ging mijn manische periode ook over in een depressie periode. Gelukkig heb ik die depressieve periode maar één keer meegemaakt. Je voelt je dan echt heel erg ellendig. Ik ben altijd heel levenslustig geweest maar in die tijd voelde ik me ontzettend ongelukkig. Ik heb een half jaar in die instelling gezeten en toen ging ik begeleid wonen. Ik woon nu al zo`n 4 á 5 jaar in Elburg. Ik heb nog maar een klein beetje begeleiding nodig. Het is eigenlijk meer dat ik nu iemand heb die af en toe een oogje in het zeil houdt. Om te kijken of alles nog goed gaat. En goed gaat het nu ook! Dit komt mede doordat ze nu goed afgestemd is op medicijnen. Maar helemaal over zal het nooit gaan. Ik zit hier mijn hele leven aan vast’ verteld ze. ‘Maar ik laat me er niet onder krijgen. Ik doe ontzettend veel leuke dingen! Ga dagelijks naar de DAC (dagactiviteitencentrum). En ik ga 's avonds regelmatig naar het kroegje om onder de mensen te zijn. Daarnaast ga ik geregeld klaverjassen, zit ik op naailes en natuurlijk tussendoor zoveel mogelijk naar de paarden, mijn grote hobby! Ik denk dat sommige mensen denken dat ik het maar lekker heb, zo de hele dag vrij en alleen maar dingen doen die ik leuk vind. Dat vind ik soms wel lastig. Want zo is het helemaal niet! Ik wil ook wel graag gaan werken maar dat kan gewoon (nog) niet. Ik kan er ook niks aan doen dat ik deze ziekte heb. Ik heb er niet voor gekozen maar het is me gewoon overkomen. Ik denk dat mensen dat wel eens onderschatten, het kan namelijk iedereen overkomen! Mijn ouders zeiden vroeger altijd tegen mij: Ooit wel eens een normaal mens ontmoet?, 'Nou nee dus!’ lacht ze. ‘Want Iedereen heeft toch eigenlijk wel wat?!’
Wie is er nou raar? In de praktijk – casussen
7
Casus 3: Het verhaal van Ilse Ik heb geleerd om te vechten voor mijn geluk Ilse (18) Krabbelt op uit een moeilijke periode in haar leven. Ze heeft een depressie gehad en ‘sneed’ in zichzelf. ‘Ik ben Ilse, 18 jaar oud en ik woon in Apeldoorn. Mijn hobby’s zijn tekenen, schilderen, fotograferen, en hockeyen’ vertelt Ilse. ‘Ik ben in aanraking gekomen met de psychiatrie tijdens een moeilijke periode in mijn leven. Ik had een depressie. Ik voelde me anders dan de rest. Eigenlijk kun je het, het best omschrijven als ‘leeg’. In die periode kon ik niets vinden wat mij vrolijker maakte. Ik nam er eigenlijk ook niet eens de moeite voor om iets te vinden waardoor ik me beter zou gaan voelen. Op school had ik het moeilijk. Ik zat altijd alleen in de klas en als er wel iemand naast me zat dan was dat vaak alleen omdat er verder geen plek meer vrij was. Ik voelde me in die tijd erg alleen en had het gevoel dat er niemand was die mij begreep. Het begon eigenlijk allemaal doordat ik gedumpt werd door mijn eerste vriendje. Door hem, of eigenlijk voor hem, had ik al mijn vrienden laten zitten. Ik ging veel liever met hem afspreken na school dan iets leuks doen met mijn vriendinnen. Maar toen ging het uit tussen mijn vriendje en mij. En toen drong het tot me door dat mijn vriendinnen boos op mij waren. Boos omdat ik niet genoeg aandacht aan hen had besteed. Toen begon het eigenlijk allemaal. Ik kon nergens met mijn verdriet terecht, want vriendinnen had ik niet meer en met mijn vriendje was het over. Toen dacht ik voor het eerst ‘ben ik wel goed genoeg?’ 'Wat vond hij dan allemaal niet leuk meer aan mij?’ En daar verzon ik vervolgens zelf wel een antwoord op. Een antwoord wat waarschijnlijk veel erger was dan wat zijn echte antwoord geweest zou zijn. Doordat ik me zo alleen voelde, wilde ik op een gegeven moment ook alleen nog maar met rust gelaten worden. Mijn ouders begrepen dat natuurlijk niet. We kregen steeds meer ruzie, om alles eigenlijk. Slapen vond ik het fijnst. Want dan voelde ik de pijn niet. Ik ging vroeg naar bed en kwam het liefst zo laat mogelijk uit bed. Toen al dacht ik stiekem wel eens 'werd ik maar nooit meer wakker, voor altijd slapen zou dat niet heerlijk zijn...'. Een tijd later kreeg ik ontzettende ruzie met mijn ouders. Na de ruzie voelde ik zoveel pijn van binnen. Ik kon er niet meer tegen! Ik wilde die pijn niet meer. Ik pakte een piepklein mesje en zette het in mijn been. Het voelde als een opluchting. Met het bloed wat vrij kwam leek ook de pijn mijn lichaam voor even te verlaten. Daarna kwam de schaamte. Wat heb ik mezelf aangedaan? Maar het snijden werd hierdoor niet minder. Ik heb zelfs een keer een armbandje gesneden om mijn pols. Misschien wilde ik toen al stiekem geholpen worden. Ik weet het niet. Mijn moeder heeft het toen uiteindelijk opgemerkt. Ze was zo verdrietig. Ik moest beloven het nooit meer te doen. In die tijd wilde ik nog steeds het liefst alleen maar slapen. Maar op een begeven moment kon ik gewoon niet meer slapen. Hiervoor ben ik toen met mijn moeder naar de dokter geweest. En toen ging het balletje rollen. Op dat moment was ik er ook gewoon klaar mee. Ik wilde geholpen worden! De huisarts merkte meteen dat het niet lichamelijk maar psychisch was waarom ik niet kon slapen. Ik heb toen met de huisarts een aantal gesprekken gevoerd. Ze vertelde me toen dat ik een depressie had en stuurde me door naar een psychiater. De eerste 7 of 8 afspraken heb ik alleen maar gepraat. Over mezelf, over wat ik deed en wat ik niet deed, mijn relaties, ouders, zus, vrienden, sport en ga zo maar door. Tot ik op een punt kwam dat ik was uitgepraat. En toen kwam het lastigste van allemaal, ik moest alles vertellen aan mijn moeder. Mijn moeder en ik moesten huilen maar verder heeft ze toen niet veel gezegd geloof ik. We gingen naar huis en ik moest mijn littekens laten zien. Weer huilen en beloven om het nooit meer te doen. En tot op de dag van vandaag heb ik me daaraan gehouden! De antidepressiva die ik toen ook kreeg ging na een week of 4 werken. Ik voelde me wat minder down en ik kon zelfs af en toe weer een lach op mijn gezicht toveren. En na nog een tijdje durfde ik een
Wie is er nou raar? In de praktijk – casussen
8
opmerking te maken in de klas, een grapje. Ik werd met grote ogen aangekeken. Zo van, kun jij praten?! En mijn opmerking? Iedereen moest lachen!! En geloof me, ik weet het verschil tussen uitlachen en echt lachen, en ze lachten echt! Mijn zelfvertrouwen begon te groeien! Na een jaar mocht ik ook stoppen met de medicijnen. En na een half jaar mocht ik ook stoppen met de therapie. Ik voel me nu nog steeds prima! Natuurlijk, iedereen heeft wel eens een periode dat het even wat minder gaat, maar ik heb geleerd om te vechten voor mijn geluk!
Wie is er nou raar? In de praktijk – casussen
9
Casus 4: Het verhaal van Mayke Ik voelde dat ik anders was dan mijn vriendinnen Mayke (23) woont sinds 1,5 jaar in Nijmegen. Ze is opgegroeid in Arcen. Aan de tijd in Arcen heeft ze behalve goede ook heel vervelende herinneringen. ‘Ik ben op de middelbare school 3 jaar heel erg gepest. Hierdoor werd ik erg onzeker over mezelf. En ik kreeg heel erg last van faalangst. Daarnaast werd ik op een begeven moment ook heel erg bang in drukke ruimtes, zoals een volle bus, kroeg, trein, discotheek enz.' Ik ging die ruimtes en situaties ook expres vermijden, waardoor mijn angst in een rap tempo alleen maar groter werd. Ik kreeg alsmaar paniekaanvallen en was dan heel bang om over te moeten geven waar iedereen bij was. En bang dat anderen mij dan daardoor uit zouden lachen (dit was een gevolg van het pestgedrag). Toen ik op mijn 20e naar de dokter ging kwam eruit dat ik een angststoornis had. Toen ik tegen mijn psychologe vertelde dat ik ook altijd heel erg bang was over te moeten geven op momenten dat andere mensen dit konden zien, werd de diagnose angststoornis gesteld gecombineerd met een braakfobie. Eigenlijk werd ik hierdoor alleen maar meer onzeker over mezelf. Ik voelde gewoon dat ik anders was dan mijn vriendinnen. Ik probeerde heel erg te werken aan mijn angst. Ik oefende elke dag. Maar toen er niks veranderde raakte ik erg gefrustreerd. Ik bleef alsmaar oefenen en ik bleef de confrontatie met mijn angst aangaan, maar het leverde niks op! Ik kon niet meer op eigen kracht herstellen, ondanks het oefenen bleef ik extreem angstig en ik voelde me dood ongelukkig. Hierdoor raakte ik steeds dieper in de put, kreeg een nog lager zelfbeeld. Na 2 jaar therapie zonder echt resultaat, begon ik langzamerhand depressief te worden. Ik kon alleen maar huilen tijdens de sessies en thuis kon ik ook snel in tranen uitbarstten. Op een begeven moment was het zo erg dat ik eigenlijk liever gewoon niet meer wilde leven… Toen heeft mijn psychologe me geadviseerd om te starten met antidepressiva. Dit was voor mij echt het steuntje in de rus dat ik nodig had. Als ik er niet zelf uit kon komen dan maar met hulp van medicijnen. En het werkte! Na 6 weken kon ik al reizen in de drukte, durfde ik midden in een volle kroeg te gaan staan zonder dat mijn angst het van mij won. Ik kon eindelijk weer mijn leven oppakken en dat doen wat ik leuk vond! Mijn vriendinnen zijn altijd bij me gebleven en hebben altijd veel begrip gehad voor mijn stoornis. Als we bijvoorbeeld op stap gingen, dan gingen ze samen met mij dichtbij het toilet staan, omdat ik anders bang was dat ik over moest geven en dat iedereen dat zou zien. Ik ben momenteel stabiel maar heb er wel heel veel van geleerd! Ik weet bijvoorbeeld dat mijn vriendinnen ook echte vriendinnen zijn, ze zullen er altijd voor me zijn. En mijn zelfbeeld is nu veel positiever! Ik heb weer zelfvertrouwen gekregen. Als ik nu terugkijk op die periode vind ik het eigenlijk echt belachelijk dat ik 3 jaar lang zo met me heb laten sollen door klasgenoten. Als ik het over mocht doen zou ik zeker naar een andere school gaan waar ik niet dagelijks gepest zou worden. Ik weet nu wat ik waard ben, ik heb geleerd assertief te zijn, ik weet wat ik wel en niet wil en ik kies vaker voor mezelf. Ik laat me ook zeker niet meer door anderen zeggen wat ik wel en niet moet doen! Mensen vergeten soms wel eens dat de littekens die van binnen zitten bij gepeste kinderen altijd zullen blijven zitten. En op latere leeftijd
Wie is er nou raar? In de praktijk – casussen
10
kunnen die op een hele vervelende manier weer naar boven komen, bijvoorbeeld in de vorm van een psychiatrische stoornis. Ik zal ook altijd een hoog gevoelige meid blijven, dus ik moet leren beter naar mezelf en naar mijn lichaam te luisteren. Ik ben nu goed op weg. Ik wil maatschappelijk werker worden binnen de GGZ (geestelijke gezondheidszorg). En dan wil ik graag faalangsttrainingen geven aan jongeren. Verder volg ik nu zanglessen, ga ik graag shoppen en lekker op stap! Ik kan nu echt zeggen: "ik ben een gelukkig mens!!"’
Wie is er nou raar? In de praktijk – casussen
11
Casus 5: Het verhaal van Esther Ik ben niet eng, je kunt gewoon met mij praten Ik ben altijd een heel gevoelig kind geweest, kon erg slecht tegen veranderingen. Ook hing ik enorm aan mijn moeder, had veel last van heimwee en was bang voor de wereld. Ik voelde me vaak niet begrepen. Ik ben drie jaar lang misbruikt. Door verschillende personen. Dit heeft diepe sporen achtergelaten. Ook omdat ik er met niemand over kon of durfde te praten. Ik dacht dat ze me zouden veroordelen en me vies zouden vinden. Dus voor de buitenwereld deed ik me altijd voor als dat vrolijke, extraverte meisje. In die tijd ging ik naar weekenden van de EO. En daar durfde ik voor het eerst te praten over mijn problemen. Daar waren veel lieve mensen en wat nog beter was, was dat ze op afstand stonden. Ik kon ze niet zomaar in mijn eigen omgeving tegenkomen en dat voelde veilig. Ze steunden me en gaven me liefde, en veroordeelden mij niet. Wat dat betreft draag ik de EO nog steeds een heel warm hart toe. Nadat ik de MAVO had afgerond en een diploma op zak had, ging ik naar het MBO ik deed de opleiding sociale dienstverlening. Maar die overgang was teveel voor mij. Ik heb de middelbare school volgehouden omdat dat toch een veilige omgeving was en ik daar het reilen en zeilen gewend was, maar op het moment dat ik hulp ben gaan zoeken en ook nog naar een andere school ging, ging het in een stroomversnelling bergafwaarts. Ik stond mezelf voor het eerst toe om te voelen, maar deze gevoelens waren zo heftig dat ik het niet meer aankon. Ik raakte in een diepe depressie. En deed toen ook mijn eerste zelfmoordpoging. Hierdoor werd ik opgenomen. Ik ben toen in 4 maanden tijd op 5 verschillende plaatsen ondergebracht tot er plek vrij kwam in Ermelo op de Rietschans. Ik kwam op een gesloten afdeling terecht en daar heb ik ruim een jaar gezeten. Daarna nog een tijdje op de open afdeling en daarna ben ik in deeltijd behandeling gegaan. Dit was een hele zware tijd, ik was erg depressief en suïcidaal. Maar toch kijk ik er nu met een goed gevoel op terug. Het heeft mijn leven gered! Op mijn 18de ben ik naar de volwassen zorg gegaan. Daar had ik elke week gesprekken en volgde ik een jaar lang intensieve therapie. Ook heb ik therapie gevolgd om de trauma's uit mijn jeugd te verwerken. Hierdoor heb ik veel minder last van de herinneringen en voor het eerst in mijn leven kon ik mezelf weer op waarde schatten. Ik ben begeleid gaan wonen en sinds ruim een jaar woon ik op mezelf. Door de medicatie die ik kreeg en nog steeds krijg gaat het goed nu. Uiteindelijk heb ik meerdere diagnoses gehad in mijn leven. Dit vond ik wel lastig omdat er vaak vooroordelen bestaan over bepaalde diagnoses. Uiteindelijk kreeg ik de diagnose depressie, post traumatische stresstoornis en een borderline persoonlijkheidsstoornis. Over deze laatste diagnoses zijn heel veel vooroordelen en dat is niet altijd even gemakkelijk! Uiteindelijk ben ik nu al 8 jaar bezig met mijn leven leefbaar te maken. Na jaren van veel nare ervaringen en gevoelens word ik sinds een jaar weer wakker zonder tegenzin. Ik geniet weer van de mooie dingen in het leven en zie het leven niet meer als een grote boze wereld. Wat ik wel nog lastig vind is dat mijn stemming erg wisselt. Het ene moment ben ik vrolijk en het andere moment voel ik me heel erg down. Ook vind ik drukke plekken waar veel mensen zijn die ik niet ken soms nog lastig. Dit komt omdat ik al snel denk dat mensen over mij praten. Ik ben een heel open persoon. Ik schaam mij niet voor het feit dat ik psychiatrische stoornissen heb. Ik heb er zelf niet voor gekozen. Wat dat betreft is het gewoon een ziekte. Wat ik graag zou willen is dat andere mensen er ook zo naar kijken. En dat het taboe en de vooroordelen over de psychiatrie verbroken worden. Dat het niet zwak is om over je gevoelens te praten maar juist heel sterk. Ik ben niet gek. En niet eng. Je kunt gewoon met mij praten!!
Wie is er nou raar? In de praktijk – casussen
12
Wat ik anderen mee zou willen geven is dat als je problemen hebt: praat erover, niks is gek, en je zult merken dat er ook niets is wat nog nooit iemand anders al heeft meegemaakt. Of in elk geval een soortgelijke situatie. En de oordelen die je zelf misschien hebt, schaamte, schuld etc. zijn niet nodig. Het is zo belangrijk om te praten. Dat lucht zoveel op. En voor mensen die in hun omgeving zien dat iemand ergens mee worstelt, probeer er voor diegene te zijn. Laat merken dat je om iemand geeft. En oordeel niet. Luister eerst naar de andere kant van het verhaal, dan kun je, je mening pas onderbouwen.
Wie is er nou raar? In de praktijk – casussen
13
Competenties en doelgroep Vaardigheden
Narratief werken De deelnemers worden uitgenodigd ook hùn verhaal te vertellen. De deelnemer vertelt zijn verhaal in eigen woorden oftewel de narratieve taal. In de verhalen kan gezocht worden naar manieren van denken en doen en deze kunnen gezamenlijk worden besproken (dialoog). De docent gebruikt het lesmateriaal als een flexibel design: gericht op begrijpen. De belevingswereld, logica en het waardesysteem van de verteller staan centraal. Het is de kunst van de vraag achter de vraag (dieptestructuur) naar boven te halen. Narratieven komen tot stand als gelegenheid wordt geboden om tot (onderlinge) betekenisgeving te komen. Tegelijkertijd wordt een beroep gedaan op de motivatie en het leervermogen van de deelnemer, zodat deze daadwerkelijk tot een narratief komt ( een verhaalfragment met een begin en een plot). Hierbij kan een inviterende en coachende (faciliterende) aanpak van de docent/trainer ondersteunend zijn (dialoog, vragen stellen en doorvragen, laten samenvatten, helpen deconstrueren). Door het ontwikkelen van een ‘zelfverhaal’ (vertelling over jezelf, self-narrative) creëren we met de deelnemers coherente verbanden tussen de voorvallen in hun levens. Hun huidige identiteit is geen plotseling en mysterieus gegeven, maar het logische resultaat van een levensverhaal.
Dialogisch werken De deelnemers maken tevens kennis met het dialogisch werken. Dit gaat om open vragen stellen en doorvragen: hoe bedoel je dat?; wat heb je meegemaakt?; en hoe is dat toen afgelopen?; etc. We willen voorkomen dat we in discussies terecht komen, omdat het in de les niet gaat over wie er gelijk heeft, maar hoe vanuit meerdere perspectieven en alternatieven naar de situaties van de personages gekeken kan worden. De deelnemers aan een dialoog zijn partners, geen tegenstanders of medestanders. Tijdens het voeren van de dialoog is er geen sprake van hiërarchische verschillen tussen de deelnemers, ongeacht of dat daarbuiten wel zo is. Luisteren is even belangrijk, zo niet belangrijker, dan praten. Bij een dialoog luisteren de gesprekspartners echt naar elkaar. Dit wil zeggen dat ieder moeite doet om de ander te verstaan zoals die verstaan wil worden. Actief luisteren houdt in dat men vragen stelt om na te gaan of men begrepen heeft wat de ander heeft willen meedelen. De docent/trainer/coach heeft een voorbeeldfunctie als het gaat om het leren stellen van open vragen (Van Biene, 2005). Het streven is niet de ander te willen veranderen, maar wel om van elkaar te weten welke effecten het gedrag oproept, zodat de ander kan kiezen om daar rekening mee te houden. Verschillen in visie worden gerespecteerd, herkend en erkend. Verschillen in visie maken de dialoog alleen maar rijker. Men zoekt hoe men constructief kan omgaan met de waargenomen verschillen. De vraag is niet wie gelijk heeft, maar wel wat ieder aanreikt om samen een stap verder te komen. De deelnemers proberen niet elkaar te overtuigen, men zoekt samen naar de juiste gegevens, de zinvolle interpretatie, het helder inzicht, de gepaste conclusie, de beste keuze. Uit onderzoek is gebleken dat pure kennisoverdracht niet leidt tot het veranderen van attitude. We stellen voor een attitudeverandering teweeg te brengen bij jongeren, met name bij hen die snel
Wie is er nou raar? Competenties en doelgroep
14
oordelen en niet gewend zijn vanuit meerdere perspectieven naar zaken te kijken. Dit doen wij door hen kennis te laten maken met hoe het is om ‘anders’ te zijn dan anderen. We proberen de oude denkwijzen en rollen en oude oplossingen om te vormen tot nieuwe inzichten, nieuwe denkwijzen en vooral nieuwe rollen met betrekking tot het thema mensen met een psychiatrisch probleem. Om dit op een positieve en effectieve manier te kunnen bewerkstelligen is het belangrijk om de uitgangspunten van het dialogisch werken in de lessen voorop te stellen. Verhalen ervaren en daar betekenis aan geven zijn leidend in de methode.
Kennis
Actief leren en construeren Leertheoretisch werken we met het constructieleerconcept. Centraal staat: leren is reflecteren, interacteren en construeren. Praktisch betekent het dat de deelnemers - aan de hand van de oefeningen en de DVD - kennis en ervaring construeren (verbinden) naar nieuwe inzichten en beeldvorming. Dit vraagt het actief toepassen van deconstructie en constructie. Eerst iets over het nut van deconstructie. We halen eerst de verschillende manieren van denken naar boven. We gaan niet direct op zoek naar overeenkomsten in het denken van de deelnemers. Deelnemers gaan in gesprek over de verschillen die ze samen opbrengen. Het snel met elkaar eens zijn levert niet zoveel nieuws op (je denkt zoals de ander). Constructie is het verbinden van verschillende inzichten en ideeën tot iets wat de deelnemer of de groep in zijn geheel aanspreekt (samen komen tot gelijkgerichtheid). Kortom: kennis maak je uiteindelijk zelf uit het mengsel van de dingen die je al weet èn nieuwe informatie. We spreken in dit verband over actief leren, we bevorderen het zelfstandig leren leren. Sleutelbegrippen bij actief leren: zelfstandig leren leren toestaan van tijd en ruimte aanvullen in plaats van invullen direct in de actie ervaring opdoen begrijpen, integreren, toepassen onthouden
Doelgroep Voor jongeren is de periode op het voortgezet onderwijs vaak een onzekere periode en een zoektocht naar ‘wie ben ik’ en ‘wie wil ik zijn?’. Gericht op het eigen ik in relatie tot de ander (die je niet of juist wel wilt zijn). Er zijn veel valkuilen als het gaat om het ontwikkelen van negatieve gevoelens en identiteit. Erbij willen horen. Twijfels over het uiterlijk. Je minder voelen dan anderen. Verlegen zijn. Een scheiding van ouders. Gepest worden. Een opeenstapeling van negatieve ervaringen kan leiden tot somberheid, het ontwikkelen van angsten of het grijpen naar alcohol en/of drugs. Meer dan eens proberen jongeren, maar ook volwassenen hun negatieve gevoelens of gedachten uit te wissen door te grijpen naar deze middelen. Het ontwikkelen van een ‘psychisch probleem’ wordt hiermee in de hand gewerkt. De vraag is wanneer is het normaal om somber of angstig te zijn en wanneer neemt het extreme vormen aan? Dit zijn onderwerpen waar niet gemakkelijk over wordt gesproken. Jongeren laten over het algemeen niet graag hun Wie is er nou raar? Competenties en doelgroep
15
onzekerheden zien. Het is des te belangrijker dat jongeren weten dat iedereen deze gevoelens of gedachten heeft of kan ontwikkelen. We vallen allemaal wel eens buiten de ‘norm’. Hoe raar is de ander dan nog? In het lesmateriaal zetten we de schijnwerper op de verhalen van mensen die zelf een psychisch probleem hebben. We nemen een kijkje in het leven van mensen die ervaren hebben of nog steeds ervaren hoe het is als je wordt gezien als ‘anders dan anderen’. Jongeren worden aan het denken gezet. Zij gaan met elkaar in gesprek om zich bewust te worden van hun houding ten aanzien van dit onderwerp. Secundaire doelgroepen zijn docenten en andere professionals. Docenten van het Vmbo kunnen het lesmateriaal gebruiken in het onderwijs als het gaat om maatschappijleer en ten behoeve van andere sociaal maatschappelijke lesinhouden (zorg en welzijn). Het materiaal kan ook gebruikt worden op een lerarenopleiding om als ‘docent-in-wording’ grip te krijgen op de overdracht van eigen kennis en kunde aangaande mensen met een psychiatrische probleem. Het doel kan dan zijn het leren transfereren van kennis over mensen met een psychiatrische problematiek. Het lesmateriaal kan ook gebruikt worden voor deskundigheidsbevordering binnen de beroepspraktijk, door zelfhulpgroepen en zelforganisaties. Ook zijn er schoolvoorlichters van de GGZ die het materiaal gebruiken op scholen. Kortom zij die kennis willen maken met de levensverhalen van Marleen, Ilse, Esther, Mayke en Jesse kunnen het lesmateriaal gebruiken
Beginvereisten Om het effect van de opdrachten te vergroten is het belangrijk dat er een goede band is tussen leerlingen en docent/trainer. Er kunnen associaties en ervaringen naar boven komen bij een leerling en dan is (ter plaatse) emotionele ondersteuning gewenst. Het creëren van vertrouwen kan in een groep een eerste stap of zelfs een vereiste zijn. Laat de persoon ervaren hoe persoonlijke aandacht helpt om het eigen verhaal te (durven en kunnen) vertellen. Zo ook is (emotionele) veiligheid in de groep belangrijk. Bij het starten met dit leerprogramma kunnen deelnemers samen regels opstellen die het groepsproces ten goede komen. Dit om de veiligheid in de groep te bevorderen: niemand beledigt iemand, elkaar niet uitlachen, alles wat binnen de les besproken wordt blijft ook binnen de les. Er kan op de regels teruggegrepen worden. Tot slot is het van belang dat de docent, trainer of coach zich inhoudelijk verdiept in de materie, op basis van het lesmateriaal, de verhalen van de ervaringsdeskundigen en andere bronnen.
Wie is er nou raar? Competenties en doelgroep
16
Opzet van de module Deze methode geeft tal van mogelijkheden om jongeren actief te laten werken rondom dit thema. We hopen dat zij elkaar uitdagen om te komen tot nieuwe manieren van denken over mensen met psychiatrische problematiek en over mensen die soms een beetje anders zijn. We hopen zo een aantal van de mythen en vooroordelen op te heffen. Daarnaast leren zij anders naar elkaar en zichzelf te kijken en dit kan een positieve sfeer in een groep teweeg brengen en in stand houden. Om deze bevindingen te praktiseren kiezen we voor interactieve werkvormen, in dialoog gaan en een collectief leerproces doorlopen. Tijdens de lessen worden jongeren zich bewust van de kloof tussen de ‘normale’ burger en de burger met een ‘psychiatrische achtergrond’. Getracht wordt deze kloof te verkleinen door te werken aan nieuwe attituden, inzichtvergroting en kennisoverdracht van, door en met jongeren. De handleiding bestaat uit diverse werkvormen waarin de deelnemers steeds ervaren hoe zij over zichzelf en de ander denken. Deelnemers ervaren vastgeroeste overtuigingen of ervaren juist ruimte om op een andere manier te denken en acties te ondernemen met mensen met een psychiatrisch probleem. De instructies geven de docent/trainer/coach handvatten om met een groep in dialoog te gaan over dit onderwerp. Het biedt de mogelijkheid om op een niet confronterende manier niet over, maar met elkaar te praten en tegelijkertijd biedt het de mogelijkheid om steeds dieper op het onderwerp in te gaan. Het belangrijkste doel van deze aanpak is de houding van jongeren ten aanzien van mensen die zich ‘anders’, ‘raar’, of ‘gek’ gedragen in hun ogen, positief te veranderen. Wij gebruiken deze termen, omdat we in onze maatschappij niet alleen mensen met een psychische beperking in een hokje duwen, maar ook vaak mensen die zich niet helemaal volgens de norm gedragen. Het is belangrijk dat we beginnen een ieder met een eigen-aardigheid te accepteren en dat we ons bewust worden, van waarom we ons op een bepaalde manier verhouden tot de ander. Is dat onzekerheid? Uit angst misschien? Laten we over onze eigenaardigheden in gesprek gaan, met het idee elkaar te willen leren begrijpen.
Wie is er nou raar? Opzet van de module
17
Inhoud van de lessen Toelichting Verhalen Er is gebruik gemaakt van de ervaringsverhalen van vijf verschillende personen. Iedereen kan in zijn of haar leven te maken krijgen met een psychisch en/of psychiatrisch probleem. Dit kan de persoon zelf zijn, maar ook iemand in zijn of haar omgeving. De vijf verhalen die gebruikt worden voor deze lesmethode zijn vanuit persoonlijke ervaringen geschreven en hebben ieder een eigen kleur.
Jesse is de zoon van een aan alcoholverslaafde vader. Mayke is gepest met als gevolg angststoornis en braakfobie Ilse is gepest met als gevolg een depressie Marleen is een vrouw met een manisch-depressieve stoornis Esther heeft een borderline-persoonlijkheidsstoornis en een posttraumatische stress-stoornis
Subgroepjes Het is de bedoeling dat de groep in vijf subgroepjes wordt verdeeld. Elke subgroep krijgt een eigen verhaal (casus) toegewezen. Bij elke casus hoort een eigen kleur. Subgroep 1 krijgt de casus van Jesse, en zij doorlopen de werkvormen met de kleur ‘blauw’. Subgroep 2 krijgt de casus van Mayke en zij hebben de kleur ‘rood’, etc. Gedurende het hele programma zijn subgroep en casus dus onlosmakelijk met elkaar verbonden.
Werkvormen De handleiding bestaat uit zes verschillende lessen met werkvormen. Een les duurt ± 90 minuten. Deze tijd is nodig om de werkvormen volledig en op effectieve wijze te kunnen uitvoeren en afronden. De zes lessen met werkvormen zijn onderverdeeld in thema's. Elke les heeft een thema. Les 1 Les 2 Les 3 Les 4 Les 5 Les 6
Kennismaking Over de streep Complimenten Rollenspel Face to face Creatieve presentatie
Voor een uitwerking van alle lessen zie het handboek en de instructieboeken per subgroep. DVD ‘Wie is er nou raar?’ Onderdeel van elke les is een filmfragment van de DVD. De DVD is opgedeeld in 4 fragmenten namelijk: Ik ben…
Wie is er nou raar? Inhoud van de lessen
18
Mijn kwetsbaarheid… Mijn omgeving… Mijn boodschap aan jou… Op deze DVD vertellen de 5 personen telkens een deel van hun levensverhaal. Deze delen zijn gerelateerd aan de inhoud van de werkvorm. 1.In het eerste hoofdstuk van de DVD ‘Ik ben…’ vertellen de 5 hoofdpersonen ieder in een paar minuten tijd wie ze zijn en wat hen ‘anders’ maakt. 2. In het tweede hoofdstuk van de DVD ‘Mijn kwetsbaarheid…' geven de 5 hoofdpersonen achterliggende informatie en theorie over hetgeen hen anders maakt. Jesse vertelt over alcoholverslaving; Mayke vertelt over pesten en een angststoornis in combinatie met een braakfobie; Ilse vertelt over somberheid en wanneer somberheid omslaat in een depressie; Marleen vertelt over wat manisch-depressief is; Esther gaat dieper in op wat een borderline-persoonlijkheidsstoornis inhoudt. De theorie die wordt behandeld is laagdrempelig en spreekt bij iedere deelnemer tot de verbeelding. Het is de bedoeling te komen tot kennisoverdracht EN verdieping te zoeken op de materie zodat iedere deelnemer zich een voorstelling kan maken van wat de problematiek inhoudt. 3.In het derde hoofdstuk van de DVD ‘Mijn omgeving…’ vertellen de hoofdpersonen iets over het effect van een positieve en een negatieve benadering. Wat doet dit met hen? En wat voor effect heeft dat op verergering of oplossing voor hun probleem en hun functioneren? 4. In het vierde hoofdstuk van de DVD ‘Mijn boodschap aan jou…’ zullen de 5 personen iets meegeven over wat zij geleerd hebben van hun situatie. Zij gaan in op hoe zij hun toekomst tegemoet gaan en geven de kijker ‘iets’ mee ter overweging, om over na te denken.
Ervaringsdeskundigen In les 5 Face to Face, gaat een ervaringsdeskundige in gesprek met de groep. We praten niet over een van de hoofdpersonen, maar we praten in levende lijve met een ervaringsdeskundige! Hij/zij komt vertellen wat hem/haar ‘anders’ maakt. Dit ‘face to face’ contact maakt door de lijfelijke aanwezigheid dat de informatie directer binnenkomt bij de deelnemers. Het effect is groter als deelnemers zich moeten verhouden tot die ander en ze moeten praten met die ander. Ervaringsdeskundigen boeien de deelnemers met hun levensverhaal en deelnemers leggen sneller verbanden tussen datgene wat de ervaringsdeskundige bedoelt en hoe zij er zelf over denken. Bijzonder is de kwetsbare kant die zowel de ervaringsdeskundige als de deelnemer laat zien. Vragen van deelnemers kunnen door een ervaringsdeskundige direct worden beantwoord. De docent nodigt de deelnemers uit waardoor de deelnemers aan het denken worden gezet. Het in gesprek gaan over het verhaal van de ervaringsdeskundige maakt hen hopelijk nieuwsgierig. Het is een mooie opbrengst als deelnemers bijvoorbeeld meer informatie gaan zoeken op het Internet of zich meer verdiepen in mensen die ‘anders zijn’. De ervaringsdeskundige die in de les komt wordt doorgaans gedreven door de motivatie om te voorkomen dat kinderen ooit meemaken wat hij of zij heeft meegemaakt. Door hun verhaal te vertellen krijgen jongeren een completer beeld van hoe het leven eruit ziet van iemand die gepest is, of manisch-depressief is, etc. En dat een ieder mag zijn wie hij is!
Wie is er nou raar? Inhoud van de lessen
19
LET OP! De ervaringsdeskundigen die zijn aangesloten bij dit lespakket komen uit verschillende delen van Nederland. Wanneer u als begeleider dit lespakket gaat uitvoeren is het van belang dat u tijdig contact opneemt met een van de aangegeven ervaringsdeskundigen. Met hem of haar kunt u dan verdere afspraken maken over bijvoorbeeld de datum, eventuele vergoeding reiskosten etc.
Participatieve aanpak De voorkeur gaat uit naar het betrekken van de jongeren in de voorbereiding van de lessen. Uitgaande van maximale participatie van jongeren, ofwel actieve deelname aan de voorbereiding van en tijdens de lessen, bijvoorbeeld: de instructieboekjes laten uitdelen, de subgroepen samenstellen, de afronding (presentaties) van bijvoorbeeld Les 6 voorbereiden. Het aanspreken op de verantwoordelijkheid en zelfstandigheid (actief leren) maakt dat de deelnemers gemotiveerd raken, zich inspannen en zaken succesvol worden. Zo kan een deelnemer of de groep meehelpen met het inrichten van de ruimte of meedenken over de manier van werken. Als een jongere bij aanvang meehelpt, groeit het enthousiasme. De methode is gericht op actief leren en dialoog. Dialogisch werken is je opstellen als persoon, het benaderen van de ander als persoon, het starten en in gang houden van een dialoog. De omgang met elkaar dient vrij te zijn van overmacht van de één over de ander. Het moet een betekenisvolle en ontdekkende omgang tussen personen zijn. De dialoog kan er toe bijdragen dat oude rollen, exclusiviteit van kennis en positie, 'de' waarheid, oude oplossingen, weten wat goed is voor de ander, fragmentatie en angst om te leren, worden losgelaten.
Leeropbrengsten De aanpak van dialogisch werken zorgt er voor dat deelnemers niet louter informatie tot zich nemen, maar hiermee aan de slag gaan, waardoor attitudeverandering ingezet wordt. De uitgewerkte aanpak voor de docent zorgt dat deze leertheoretische uitgangspunten hanteert vanuit de constructivistische leertheorie (leren = reflecteren, interacteren en construeren). Het feit dat de ervaringsdeskundigen in les 5 in levende lijve langskomen, maakt dat informatie nog directer binnenkomt bij de deelnemers. Het effect is groter als deelnemers zich niet alleen in dialoog met elkaar, maar nu ook met die ander, moeten verhouden. Vragen van deelnemers kunnen nu direct worden beantwoord. Bijzonder is de kwetsbare kant die zowel de deelnemers als de ervaringsdeskundige dan laten zien. De audiovisuele aanpak (film) versterkt de bewustwording van de levensverhalen verhalen, het gaat niet om “psychiatrische problematiek” in het algemeen, maar om jongeren in eenzelfde leeftijd als de doelgroep, zoals bijvoorbeeld Marleen, die manisch-depressief is.
Lesmateriaal Het studiemateriaal bestaat uit vijf boekjes met zes lessen, een film en een handleiding voor docenten, trainers of coaches gemaakt door Martha van Biene, Marloes Bussink, Nikky van den Eertwegh en Nicky Keijzer, in samenwerking met Jesse, Marleen, Ilse, Mayke en Esther, het gehele pakket is gepubliceerd in 2011. Instructieboeken met oefeningen en casuïstiek: Wie is er nou raar? Inhoud van de lessen
20
Instructieboek 1, het verhaal van Jesse Instructieboek 2, het verhaal van Marleen Instructieboek 3, het verhaal van Ilse Instructieboek 4, het verhaal van Mayke Instructieboek 5, het verhaal van Esther Handleiding voor docenten en trainers met instructie lesmateriaal, DVD ‘Wie is er nou raar? Dat dient als beeldmateriaal ter ondersteuning van het lespakket. Toetsing: digitale evaluatie voor gebruikers. Het lespakket is verkrijgbaar bij de ontwikkelaar via Helmie Kayser
[email protected] of te downloaden via www.wmo.werkplaatsnijmegen.nl en http://blog.han.nl/wmowerkplaatsnijmegen/downloads/ .
Wie is er nou raar? Inhoud van de lessen
21
Evalueren In de handleiding wordt aangeraden om aan het einde van iedere les iedereen te laten invullen wat zijn of haar bevindingen van die les waren met behulp van de drie B’s (Bekend: Wat deed ik al? Besluiten: Wat doe ik niet meer? Bereiken: Wat ga ik anders doen?) (Van Biene 2005). Door invullen van de drie B’s wordt niet alleen op kennisaspecten geëvalueerd, maar veel meer op handelingsaspecten: wat deed ik al, wat doe ik niet meer en wat ga ik nu anders doen? In de module wordt aandacht besteed aan hoe jezelf leren beoordelen en wel vanuit zelf waardering en waardering voor anderen. Deelnemers ervaren: hoe je jezelf waardeert heeft ook te maken heeft met hoe anderen over je denken. Deelnemers leren dat ‘waarderen’ kan veranderen en van meerdere factoren afhankelijk is en geen vast gegeven is. Daarna wordt geadviseerd hierop gezamenlijk te reflecteren en ervaringen te delen. Evaluatie gesprekken tussen deelnemers gaan dan ook over eigenwaarde, respect, eigendunk en zelfbewustzijn. Of er wordt en dialoogvraag gesteld: ‘hoe kun je met een lage zelfwaardering meer eigenwaarde creëren?´. Deze vorm van toetsen en beoordelen ligt vooral op het gebied van terugblikken (feedback) en vooruit kijken (feedforward) zodat je weer verder kunt en stevigheid ervaart in wie je bent en wat je (anders) gaat doen. De laatste les draait om een creatieve presentatie die gericht is op inhoud, samenwerking, veranderde attitudes en ontwikkelde competenties te evalueren. De docent, coach of trainer en eventuele andere begeleiders kunnen daarbij gebruik maken van een in de handleiding opgenomen evaluatieformulier met de drie B’s (Van Biene 2005). Bekend (Wat deed ik al?), Besluiten (Wat doe ik niet meer?) en Bereiken (Wat ga ik anders doen?). De leden van ieder sub groepje laat zien wat zij de afgelopen periode hebben geleerd en welke boodschap (one-liner) ze willen meegeven aan de groepsgenoten
Wie is er nou raar? Evalueren
22
Literatuurlijst Adriaansens, H. (2005). Civil Society, nare droom of mooie realiteit. Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling: Den Haag. Basten (2002) Discourses of Activism, http://www.orleon.nl/sites/default/files/etgace_discourses_of_activism.pdf. Biene van, M.A.W. (2005). Wederkerig leren. Eburon: Delft. Biene, van en Basten (2009) Voorbij de standaardvraag. Werken met vraagpatronen, in Maatwerk. Vakblad voor Maatschappelijk Werk, 4 augustus 2009: 26-28. Biene, M. van, Basten, F., Erp, M. van, Hoof, P. van, Meesters, J., Satink, T., Joosten, H., Hulst, H. van der, Lenkhoff, M., & Lips, K. (2008). De standaardvraag voorbij: narratief onderzoek naar vraagpatronen. HAN LDVK: Nijmegen. Briggs, J., Peat, D. (1999). The Dialogue Experiment, Seven Life Lessons of Chaos — spiritual wisdom from the science of change. Harper Perennial: New York. Boekaerts, M., Simons, R-J. (1995). Leren en Instructie. Psychologie van de leerling en het leerproces. Van Gorcum: Assen. Davelaar, M., Duyvendak, J.W., Swinnen, H. & Graaf, van der, P. (2001). Good Governance en de sociale pijler in het Grotestedenbeleid. Gemeente Eindhoven: Eindhoven. Dixon, N.M. (2000). Dialoog op het werk. Nieuwezijds: Amsterdam. Dixon. N.M. (2002). De organisatie leercyclus: hoe we collectief kunnen leren. Nieuwezijds: Amsterdam. Gemeente Elburg (2009) Onze toekomst zorgzaam, gastvrij en vitaal! Toekomstvisie Elburg 2020. SAB & BMC: Elburg. Gergen, K.J. (2000). The saturated self: dilemmas of identity in contemporary life. New York: Basic Books. Glaser, B.G., (1978). Theoretical Sensitivity. Advances in the Methodology of Grounded Theory. Mill Valley: Sociology Press. Houten.D. van (1999). De standaardmens voorbij. Over zorg, verzorgingsstaat en burgerschap. Maarsen: Elsevier/De Tijdstroom. Johnson, D.W., Johnson ,F.P. (2009). Groepsdynamica, theorie en vaardigheden. Pearson Education: Benelux. Junger, M. (2003). Psychosociale problemen bij adolescenten. prevalentie, risicofactoren en preventie. Van Gorcum: Assen. Kohnstamm R. , (2007). Kleine ontwikkelingspsychologie 3, de puberjaren. Bohn Stafleu van Loghum: Houten.
Wie is er nou raar? Literatuurlijst
23
Kousemaker, N.P.J. (1997). Onderkenning van psychosociale problematiek bij kinderen. Van Gorcum: Assen. Oostrik, H., Schilder, L. (2001), Leren van dilemma’s in de onvrijwillige hulpverlening. Een handreiking voor maatschappelijk werkers. HAN, De Grift, Welzijn Arnhem: Arnhem Regeer, B. J., & Bunders, J. F. G. (2007). Kenniscocreatie: samenspel tussen wetenschap en praktijk.Complexe, maatschappelijke vraagstukken transdisciplinair benaderd. COS, RMNO: Den Haag. Schimmel, A. & Oostrik, H. (2004) Ik heb dat nooit eerder zo uitgesproken. Een narratieve benadering van de praktijk in de zorg. HAN VDO: Nijmegen. Wester, F. & Peters, V. (2004). Kwalitatieve analyse: uitgangspunten en procedures. Coutinho: Bussum.
Wie is er nou raar? Literatuurlijst
24