Federatie van Diensten voor Geestelijke Gezondheidszorg Martelaarslaan 204B - 9000 Gent Tel. 09.233.50.99 E-mail:
[email protected]
Zorgnet Vlaanderen Guimardstraat 1 - 1040 Brussel Tel. 02.511.80.08 - Fax 02.513.52.69 E-mail:
[email protected]
WERKINGSVERSLAG VDIP 2013
Auteur: Gorik Kaesemans, stafmedewerker Zorgnet Vlaanderen.
1
Inhoud 1.
Inleiding ............................................................................................................................... 3
2.
VDIP in een notendop: historiek van een vernieuwend GGZ-project ...................................... 4
3.
Structureel kader .................................................................................................................. 6
4.
Vooropgestelde doelstellingen 2013 ...................................................................................... 8
5.
Concrete realisaties in 2013 ................................................................................................... 9
6.
5.1.
Consolidatie VDIP-werking initiële doelgroep......................................................................... 9
5.2.
Onderlinge uitwisseling en afstemming ................................................................................ 12
5.3.
Methodiekontwikkeling voor nieuwe doelgroepen .............................................................. 13
Tot slot: een blik op de toekomst ........................................................................................ 17
Bijlage 1: besluit literatuuronderzoek haalbaarheid VDIPadaptatie nieuwe pathologiegroepen .... 18
2
1. Inleiding Het VDIP-project kadert binnen het 2de Vlaams Actieplan Suïcidepreventie (VAS II). Het samenwerkingsverband van de koepels FDGG-Zorgnet Vlaanderen staat in voor de ondersteuning van de 8 projecthoudende CGG die via een jaarlijkse BVR-projectsubsidie hun werking rond vroegdetectie en vroeginterventie uitbouwen. Het voorbije VDIP-jaar laat zich samenvatten in een drietal fundamentele sporen: -
-
-
eerst en vooral werkte elk van de betrokken CGG, binnen het eigen werkingsgebied en de eigen specifieke zorgcontext, aan maximale consolidatie van hun werking uit de voorbije jaren en van de opgebouwde expertise rond vroegdetectie en vroeginterventie bij (initiële) psychose en stemmingsstoornissen met psychotiforme kenmerken de acht projecthouders investeerden tegelijk in onderlinge uitwisseling en afstemming waardoor: o het VDIP-project overal in Vlaanderen op dezelfde werkingsprincipes gestoeld blijft, ondanks de regionale verschillen en de sterk gewijzigde context (bijvoorbeeld met betrekking tot de uitbouw van de mobiele teams 2a en 2b binnen de lokale 107projecten) o de twee VDIP-werkingen die in de 2e helft van 2012 opgestart werden (in Brussel en Limburg) zich verder ontwikkelden in een met de eerder opgestarte VDIPprojecten vergelijkbare evolutie op vraag van de Vlaamse overheid onderzochten de VDIP-projecthouders aan de hand van een uitgebreid literatuur-onderzoek in hoeverre de VDIP-methodiek voor initiële psychose ook toepasbaar is voor andere pathologiegroepen. Vlaanderen schoof in lijn met het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie 2012-20201 vier pathologiegroepen naar voor die mogelijk in aanmerking zouden komen voor een verbreding van de VDIP-methodiek in het kader suïcidepreventie: 1. stemmingsstoornissen 2. eetstoornissen 3. borderline persoonlijkheidsstoornissen 4. middelenmisbruik
Op elk van deze drie sporen bood het samenwerkingsverband FDGG-Zorgnet Vlaanderen ondersteuning aan de VDIP-CGG zoals voorzien in de overeenkomst 2012-2014.
1
Uit onderzoek blijkt immers dat bij meer dan 90% van de suïcides sprake is van een ernstige psychische aandoening (EPA)
3
2. VDIP in een notendop: historiek van een vernieuwend GGZproject Het letterwoord “VDIP” staat voor “Vroegdetectie en –Interventie bij Psychotische Stoornissen” en werd in 2007 als pilootproject opgestart door CGG Ahasverus. Na een eerste ontwikkelingsfase breidde de Vlaamse regering het project in 2009 uit over meerdere werkingsgebieden verspreid over Vlaanderen. In 2013 is er een VDIP-werking actief in acht werkingsgebieden (zie onderstaande tabel). projecthoudend CGG
werkingsgebied
CGG Andante CGG Ahasverus CGG VBO CGG Noord West-Vl CGG Largo CGG Waas&Dender CGG VGGZ CGG Brussel
Antwerpen Halle-Vilvoorde Vlaams-Brabant Oost Noord West-Vlaanderen Zuid West-Vlaanderen Waas & Dender Limburg Brussel
inwoners subsidie VTE Vlaanderen 883.331 170.000 513.004 102.000 563.920 102.000 427.154 68.000 732.212 136.000 464.084 85.000 423.463 68.000 359.548 68.000 4.366.716 799.000
2,5 1,5 1,5 1,0 2,0 1,3 1,0 1,0 11,8
Een eerste psychose ontstaat bijna altijd bij adolescenten tussen 16 en 25 jaar. Bij de start van het VDIP-verhaal vonden verschillende partners binnen de GGZ elkaar vanuit een duidelijke leemte in het aanbod voor deze groep. Grof geschetst kwamen psychotische patiënten vóór de uitbouw van VDIP weinig of niet in aanmerking voor een ambulant gespecialiseerd GGZ-aanbod. Pas na meerdere psychotische episodes en op latere leeftijd kwamen deze mensen in een residentiële GGZ-setting terecht met duidelijke tekenen van blijvend verminderd functioneren. Door deze late gespecialiseerde interventies gingen veel kansen verloren om de blijvende impact van iedere bijkomende psychotische episode te verkleinen en –in het beste geval- zelfs een eerste psychose te voorkomen. Immers, er bestaan heel goed onderbouwde screeningsinstrumenten en evidence based methoden die toelaten om de voortekenen van psychose snel te detecteren en op die manier vroeger te interveniëren indien nodig. Deze instrumenten en methoden waren echter weinig bekend en weinig verspreid in Vlaanderen, noch bij eerstelijnsactoren, noch bij gespecialiseerde GGZvoorzieningen in het ambulante veld. De VDIP projecten stelden zichzelf tot doel om via samenwerking de hele zorgketen te garanderen gedurende de eerste 3 kritische jaren na een eerste psychotische opstoot. Deze doelstelling vertaalde zich zowel naar de in het kader van VDIP opgezette samenwerkingsstructuren als naar de klinische praktijk. a) Structurele samenwerking: VDIP als zorgketen in een netwerk van samenwerkende actoren De ontwikkeling van VDIP gebeurde in een partnership dat zijn tijd ver vooruit was. Verschillende actoren (Psychiatrische Ziekenhuizen, Initiatieven Beschut Wonen, CGG, 1e lijnsactoren) bouwden vanuit een netwerkfilosofie een getrapt zorgaanbod uit waarbij sensibilisering, deskundigheidsbevordering en vroegdetectie gekoppeld werden aan gepaste vroeginterventie en (eventuele) 4
toeleiding naar vervolgzorg. Alle betrokken partners investeerden in deze netwerken vanuit een cofinancieringslogica. Vernieuwende evidence based concepten inzake screening, diagnostiek en aanklampende zorg in de eigen (thuis-)omgeving van de betrokkene2 werden succesvol geïmplementeerd. De VDIP methodiek lag helemaal in lijn met de latere vernieuwing van de GGZ (vermaatschappelijking van de zorg, ambulantisering). Sterker nog, VDIP zat in de kop van het peleton lang voor de start van de 107-projecten. b) Klinische werking: het organiseren van een omvattend aanbod De VDIP-doelgroep omvatte zowel jongeren die mogelijk een verhoogd risico liepen op psychose, als zij die een eerste psychose doormaakten en de eerste drie tot vijf jaar daarna omdat dan ook het grootste risico bestaat op herval. Het suïciderisico bij deze doelgroep is hoog. Veel aandacht ging en gaat binnen VDIP dan ook naar adequate opvolging van de suïcidale ideaties en eventuele pogingen. Opvolgonderzoek toonde het zeer gunstige effect aan –in termen van geïndiceerde preventie- dat de VDIP aanpak had/heeft op suïcidale gedachten en gedrag. Vanaf 2012 startte een herpositionering van de initiële VDIP-opdracht. De Vlaamse overheid legde veel meer de klemtoon op vroegdetectie (in termen van deskundigheidsbevordering) in het kader van suïcidepreventie. De keten van vroegdetectie, vroeginterventie en gepaste vervolgzorg werd – qua financiering- opgesplitst in lijn met de verschillende functies binnen de artikel 107-projecten. Vlaamse projectsubsidies konden niet langer ingezet worden voor vervolgzorg. Deze diende opgenomen te worden door de mobiele teams binnen de opgestarte 107-netwerken. De start van de 107-projecten maakte in de praktijk dat de oorspronkelijke VDIP-netwerken niet overal overeind bleven. Veel tijd ging en gaat naar afstemming tussen alle betrokken partners maar de herpositionering van VDIP enerzijds en de start van mobiele teams in de 107-regio’s anderzijds heeft een duidelijk effect op de aanmelding en instroom binnen VDIP. De opsplitsing tussen vroegdetectie en –interventie enerzijds en interventie en curatie anderzijds houdt het risico in dat voor de initiële VDIP-doelgroep gepaste zorgtrajecten in bepaalde regio’s niet of onvoldoende kunnen aangeboden worden. De herdefiniëring van de VDIP-opdracht had ook een duidelijke impact op de beschikbare middelen en inzetbare capaciteit. Waar in de eerste periode vanuit een cofinanciering meer dan 2 miljoen euro beschikbaar was voor 6 werkingsgebieden3 ( ofwel 3,5 mio inwoners), slonk dit bedrag (de bijhorende capaciteit halveerde) terwijl het ‘te bedienen’ inwonersaantal met 20% steeg.
2
Cfr belangrijke ontwikkelde goede praktijken voor de behandeling van mensen met een chronische psychiatrische stoornis in de voorbije dertig jaar: bemoeizorg (Jules Tielens, e.a.), Assertive Community Treatment, … 3 De werkingsgebieden Limburg Zuid en het Brussels Hoofdstedelijk Gewest zijn pas opgestart in 2012, bij de herpositionering van VDIP
5
3. Structureel kader De omkadering van het VDIP-project is weergegeven in onderstaande figuur:
De samenwerking en onderlinge afstemming tussen de VDIP-CGG wordt op verschillende manieren gegarandeerd:
het directie-overleg van de projecthoudende CGG is verantwoordelijk voor de algemene projectsturing. De projectleiders vanuit de koepels nemen de voorbereiding van dit overleg op, zitten de vergadering voor en verzorgen de verslaggeving. Tijdens het directieoverleg werden de gezamenlijke lijnen uitgezet rond aanpak en sjabloon voor het literatuuronderzoek en de verdere werkwijze voor verbreding van de VDIP methodiek. Daarnaast zijn rapportage & evaluatie, impact van de herdefiniëring van de VDIP kernopdrachten op de CGG-werking en op de bredere samenwerking binnen het GGZ netwerk vaste thema’s. Het directie-overleg is als volgt samengesteld: o Jan Mampuys – directie CGG Andante o Eric Stijnen – directie CGG Ahasverus o Anne Roekens – directie CGG Vlaams-Brabant Oost (VBO) o Frank Schillewaert – directie CGG Noord West-Vlaanderen o Tine Langedock – directie CGG Largo o Ben Engelen – directie CGG Waas en Dender o Karen Beuckx – directie CGG VGGZ o Julienne Wyns – directie CGG Brussel o Jan De Clercq – FDGG o Karen Dewaele (in dienst tot eind april) / Mercedes Wolters (in dienst vanaf midden april) - FDGG o Yves Wuyts – Zorgnet Vlaanderen o Gorik Kaesemans – Zorgnet Vlaanderen 6
Het directie-overleg kwam in 2013 op volgende momenten samen: - 6/3 - 22/4 - 5/6 - 25/9 - 13/11;
het coördinatorenoverleg brengt de VDIP-coördinatoren tweemaandelijks samen. De projectleiders vanuit de koepels staan in voor de voorbereiding, zitten de vergadering voor en zorgen voor de verslaggeving. Tijdens het coördinatorenoverleg zijn informatieuitwisseling, bespreking van inhoudelijke aspecten m.b.t. de VDIP taken, opvolging van het literatuuronderzoek en uitwerking/opvolging van een vormingsplan terugkerende topics. Het coördinatorenoverleg is als volgt samengesteld: o Geert Vandendriessche (tot juni) / Patrick Van Gossum (vanaf juli) – CGG Andante o Toon Dérison – CGG Ahasverus o Anne Vranckx (tot oktober) / Elisabeth Schoenaerts (vanaf november) – CGG VBO o Bart Desaeger – CGG Noord West-Vlaanderen o Nike Baeten – CGG Largo o Bart Peleman – CGG Waas en Dender o Frank Reynders – CGG VGGZ & Katrien Bonneu – CGG LITP o Katrien De Lombaert – CGG Brussel o Karen Dewaele (tot eind maart) / Mercedes Wolters (vanaf april) - FDGG o Gorik Kaesemans – Zorgnet Vlaanderen; Het coördinatorenoverleg kwam in 2013 samen op: -
14/1 14/3 23/4 25/6 30/9 17/12
op 10 december organiseerde het VDIP-coördinatorenoverleg een VDIP-intervisiedag voor alle VDIP-medewerkers. Naast groepsbevorderende activiteiten lag de focus van deze dag op twee intervisietafels rond de thema’s bemoeizorg en diagnostiek. We lichten aanpak en inhoud van deze dag verder toe onder punt 5 (concrete realisaties); tussen maart en september 2013 waren 4 werkgroepen actief in het kader van het literatuuronderzoek rond de verbreding van de VDIP-methodiek. We lichten dit traject van het literatuuronderzoek verder toe onder punt 5 (concrete realisaties).
7
4. Vooropgestelde doelstellingen 2013 In het inhoudelijk addendum bij de overeenkomst 2012-2014 tussen de Vlaamse gemeenschap enerzijds en FDGG-Zorgnet Vlaanderen anderzijds ter inhoudelijke-thematische ondersteuning van de medewerkers van de centra voor geestelijke gezondheidszorg, worden de verwachtingen en doelstellingen omtrent VDIP als volgt omschreven: Verwachtingen Vlaamse Overheid: -
samenwerking tussen de VDIP-CGG onderling bevorderen ondersteuning bieden inzake de ontwikkeling van passende methodieken (inzake vroegdetectie, vroeginterventie, nieuwe doelgroepen) ondersteunen van een coherente profilering en communicatie ondersteuning bieden inzake het organiseren van de registratie, opvolging, evaluatie en verslaggeving afstemming met de CGG suïcidepreventie
Doelstellingen 2013: -
-
verder ondersteunen van de betrokken CGG en de VDIP-werkingen bij hun eerste verkennende initiatieven naar een verbrede doelgroep verzamelen en collectief opvolgen van kansen en hindernissen ondersteuning bij verdere materiaalontwikkeling o Bekendmaking VDIP o Screeningsinistrument o Opvolgbord onderzoeken van de mogelijkheid tot het leggen van een verbinding met het patiëntendossier blijvende afstemming met de CGG-SP-werking
8
5. Concrete realisaties in 2013 5.1.
Consolidatie VDIP-werking initiële doelgroep
Het BVR dat de jaarlijkse projectsubsidiëring van de VDIP-CGG regelt omschrijft vier grote activiteitenclusters:
1) Activiteiten m.b.t. informeren en sensibiliseren: - bekendmaken bij alle relevante actoren van het risico op suïcide bij (mogelijke) psychose en stemmingsstoornissen met psychotiforme kenmerken - het belang van vroegtijdige inschatting suïciderisico bij deze problematieken bekendmaken bij alle relevante actoren - specifieke opdrachten CGG-VDIP kenbaar maken in het brede hulpverleningsnetwerk 2) Activiteiten m.b.t. vroeg-detectie/deskundigheidsbevordering: - deskundigheidsbevordering en ondersteuning hulpverleners binnen en buiten GGZ op gebied van signaalherkenning en risico-inschatting van suïcidaliteit - uitvoeren van eventuele bijkomende diagnostische inschatting waarvoor CGGexpertise nodig is - in functie van de beste opvolging voor patiënt en omgeving 3) Activiteiten m.b.t. vroeg-interventie - psycho-educatie naar persoon en omgeving met het oog op verminderen suïciderisico - instaan voor motivatie en andere vroeginterventies, ongeacht de mate van risico op suïcide - begeleiden naar gespecialiseerde hulpverlening, gericht doorverwijzen, koppeling met volwassen zorgprogramma’s en toeleiding naar vervolgzorg 4) Activiteiten m.b.t. methodiekontwikkeling voor nieuwe doelgroepen: op dit punt gaan we dieper onder paragraaf 5.3.
9
Elk van de betrokken projecthoudende CGG rapporteerde over deze activiteiten conform het BVR aan het Vlaams Agentschap Zorg en Gezondheid. Vanuit de ondersteuningsopdracht van de koepels werd in 2013 tussentijds gerapporteerd tijdens een overleg met kabinet en administratie op volgende momenten: -
22/4 2/7 16/12
We geven hieronder per activiteitencluster de belangrijkste conclusies weer van deze inhoudelijke rapportage en onderstrepen daarbij dat onderlinge vergelijking tussen de verschillende VDIP-CGG / werkingsgebieden niet mogelijk noch wenselijk is. Immers, een aantal CGG (Brussel en Limburg zuid) startten pas op in de 2e helft van 2012. Een vergelijking met werkingen die meer dan zes jaar functioneren is niet aangewezen. Daarnaast dwong de verschuiving in opdracht die in 2012 werd ingezet (van zorguitvoering naar zorgtoeleiding) elk VDIP-team tot een heroriëntering van haar bestaande werking. Hoe deze op het terrein vorm krijgt, wordt niet alleen bepaald door de eigen interne organisatie meer evenzeer door de specifieke zorgcontext en de wijzigende samenwerkingsverbanden met GGZ-partners onder invloed van de projecten 107. De initiële intersectoraal samengestelde VDIP-teams kwamen met de heroriëntering van VDIP en de uitbouw van de projecten 107 duidelijk onder druk. Psychiatrische ziekenhuizen die vroeger personeel inbrachten in een VDIP-team, trokken dit personeel terug en zetten dit in binnen de uitbouw van een mobiel team. In de meeste regio’s is de personeelsinzet in VDIP vanuit andere voorzieningen dan de CGG dan ook verminderd ofwel volledig stopgezet. Deze beweging spoorde samen met de opstart van de mobiele teams4. De opstart van de 107-projecten vergde heel wat overleg vanuit de projecthoudende CGG. Deze investering in afstemming binnen het veranderde GGZ-landschap zorgde er wel voor dat VDIP medewerkers gepast kunnen doorverwijzen naar de mobiele teams binnen 107. 1) VDIP-activiteiten rond sensibilisering In 2013 ondernamen de VDIP medewerkers meer dan 3.000 sensibiliseringsactiviteiten ten aanzien het betrokken netwerk. Het gaat daarbij zowel om: o
o o
mailings van folders met toelichting over VDIP naar organisaties zowel in de geestelijke gezondheidszorg als in de belendende sectoren en alle mogelijke relevante sectoren; telefonische contacten: het toelichten van de VDIP werking in een telefonisch gesprek; Face to Face contacten: persoonlijke gesprekken met 1 of meerdere medewerkers van een organisatie uit het betrokken netwerk
Van deze sensibiliseringsactiviteiten was 70% gericht op de nulde of eerstelijn. Twintig percent van de activiteiten was specifiek gericht op de huisartsen. Een overzicht van de belangrijkste bereikte actoren is weergeven in onderstaande figuur.
4
In regio Waas en Dender bleef de investering vanuit andere partners behouden, in de SEL-regio Noord-West Vlaanderen en Oostende werd de inbedding van VDIP in de 107 functies gerealiseerd via de uitbouw van het psychiatrisch expertise team (PET)
10
De VDIP-teams investeerden veel tijd en energie in bekendmaking ten aanzien van een zeer brede waaier aan actoren. Daarbij gebruikten ze ondersteunend materiaal zoals de gezamenlijke VDIPfolder, de VDIP-website en ondersteunende powerpoint-presentaties. 2) VDIP-activiteiten rond vroegdetectie/deskundigheidsbevordering In totaal participeerde men vanuit VDIP in 2013 aan meer dan 750 overlegmomenten. Daarbij werd telkens actief gewerkt aan afstemming, uitwerking van kwaliteitsvolle koppeling tussen vroegdetectie, vroeginterventie en gepaste vervolgzorg. Veel overlegmomenten kaderden binnen het netwerkoverleg 107. Daarnaast werd ook zeer intensief samengewerkt met de brede waaier aan relevante partners op de eerste lijn: CAW, CLB, huisartsen, diensten studentenbegeleiding, VDAB/GTB, beschutte werkplaatsen, PWA, JAC, … . De VDIP-medewerkers zijn in die zin heel duidelijke bruggenbouwers met bijzonder relevante expertise op het knooppunt tussen universele, selectieve, geïndiceerde en zorg-gerelateerde preventie. In 2013 realiseerden de VDIP-teams meer dan 500 vormingsactiviteiten voor 2.224 deelnemers. Vijfenzestig percent van deze deelnemers kwamen uit de nulde of eerste lijn. Focus lag daarbij altijd op deskundigheidsbevordering omtrent signaalherkenning, risico-inschatting suïcide en het aanbieden van diagnostische expertise vanuit CGG-expertise. Gegeven de beperkte VDIP-capaciteit (11,8 VTE) is dergelijke output inzake vroegdetectie en deskundigheidsbevordering niet anders dan indrukwekkend te noemen. 3) VDIP-activiteiten rond vroeginterventie en zorgtoeleiding ANTWERPEN HALLE VILVOORDE inwoners/werkingsgebied
883.331
513.004
VLAAMS BRAB OOST 563.920
NOORD WEST VLAANDEREN 427.154
ZUID WEST WAAS & VLAANDEREN DENDER 732.212
LIMBURG ZUID
464.084
BRUSSEL
423.463
359.548
aanmeldingen 2013
180
50
40
85*/28**/113***
63
76
54
23
opgestarte vroeginterventie-trajecten afgeronde assessments doorverwezen na assessment zelf opgestarte behandelingen 2013 reeds voor 2013 bestaande zorgperiodes
95 61 18 95 131
46 46
31*
46 43
37 4 4 0 0
43 12 20 43 41
57 42 16 26 47
45 0 5 5 2
16 7 9 2 0
226
89
37 85*/74**/159***
84
104
47
16
ALGEMENE CASELOAD 31/12/2013
9* 16* 6* 46*
TOTAAL
486 339
688
* PET **MVIP ***PET+MVIP
11
In 2013 kregen de VDIP-medewerkers over alle werkingsgebieden heen 486 aanmeldingen. Na een initiële screening werd voor zeventig percent van deze aanmeldingen een vroeginterventie-traject opgestart. Het gaat daarbij telkens om een geheel van vroeginterventie-activiteiten (psychoeducatie, huisbezoeken, ouderbegeleiding, gezinsgesprekken, psycho-educatie van de omgeving, pre-intake activiteiten, telefoongesprekken met cliënt, verwijzer, context, … ). Elk geregistreerd traject omvat dus een hele waaier aan vroeginterventie-activiteiten. Eigen aan kwaliteitsvolle vroeginterventie en zorgtoeleiding is het garanderen van voldoende lange opvolging van de bereikte populatie. De cliëntenopvolging van zorgperiodes opgestart voor 2013 opgeteld bij het geheel van vroeginterventieperiodes resulteert in een totale caseload bijna 700 cliënten. In de hierboven beschreven keten van vroegdetectie, screening, vroeginterventie, toeleiding en opvolging blijven de VDIP-medewerkers de uitgebouwde expertise inzake bemoeizorg en outreachend werken hanteren evenals de bijhorende instrumenten zoals: o o o o
5.2.
de online checklist, het Comprehensive Assessment of At Risk Mental States (CAARMS) het opvolgbord in functie van monitoring suïciderisico en bepalen benodigde gradatie van bemoeizorg …
Onderlinge uitwisseling en afstemming
In de beschrijving van het structureel kader (onder hoofdstuk 3) kwamen de verschillende door de koepels gefaciliteerde overlegfora reeds aan bod. Hierbij vormde onderlinge uitwisseling en afstemming de rode draad. Een aantal krachtlijnen op dit vlak zetten we kort extra in de verf. In 2013 werd bewust geopteerd om rond de profilering van VDIP dezelfde lijn van de voorbije jaren aan te houden. Inhoud en vorm van de communicatie-instrumenten (website, folder, …) bleef grotendeels behouden: -
-
de website www.vdip.be staat online en geldt als een belangrijk punt van eerste kennismaking en contactname met de VDIP-teams. De betrokkene en zijn/haar directe omgeving vindt op deze weblocatie op een gestructureerde manier informatie over eerste signalen, de vroege ontwikkeling van psychose of psychotiforme stoornissen en het concrete aanbod vanuit de VDIP-teams. Aan de hand van verduidelijkende educatieve filmpjes en aan de hand van een interactieve checklist kan snel worden nagegaan welke verdere stappen nodig zijn. De vdip-website is nog steeds een zeer bruikbare tool voor zowel 0de lijns-, 1ste lijns-, 2e lijns-, … doorverwijzers als voor betrokken patiënten en hun directe omgeving. In 2013 werden geen grondige wijzigingen aan de website doorgevoerd. Het nieuw algemeen nummer van de zelfmoordlijn (1813) werd opgenomen. Bovendien werden een aantal VDIP emailadressen geschrapt of aangepast aan de nieuwe inbedding van de lokale werking. het gezamenlijk sjabloon van de VDIP-folder werd begin 2013 geactualiseerd met de uitbreiding naar de doelgroep stemmingsstoornissen met psychotiforme kenmerken. Dit gezamenlijk folder-sjabloon wordt door elk van de VDIP teams verder aangevuld met specifieke contactinformatie, gebonden aan het eigen werkingsgebied. 12
-
in 2014 wordt verder gewerkt aan het methodiekontwikkelingstraject in functie van een verbreding van de VDIP-doelgroep. Eens dit traject ver genoeg is gevorderd, komt een grondige vormelijke én inhoudelijke aanpassing van de communicatie-instrumenten aan bod
We maakten het voorbije jaar werk van duidelijke afspraken omtrent registratie van alle VDIPactiviteiten. Zo werd op het niveau van het coördinatorenoverleg bekeken welke EPD5-codes en vrije variabelen best geschikt zijn in functie van een goede monitoring. Bovendien werden gewenste toekomstige functionaliteiten geïnventariseerd (bijvoorbeeld rond de koppeling van het opvolgbord binnen een update van EPD). Deze inspanningen maakten dat we uitgebreid konden rapporteren over de veelzijdige en hoge output van de VDIP-medewerkers. Het VDIP-coördinatoroverleg is een platform waar veel ruimte is om inhoudelijk uit te wisselen rond evoluties in de aanmeldingen, werkzame methoden,….. Dit wordt ondersteund door een online platform voor informatie- & kennisdeling (via Google drive) waar naast alle literatuur, aantekeningen en werkteksten vanuit het literatuuronderzoek ook de verslagen van door VDIP-medewerkers gevolgde studiedagen worden uitgewisseld. Dit platform wordt door de projectleider VDIP ondersteund In december organiseerden de koepels in samenwerking met de coördinatoren een intervisiedag voor alle VDIP-teams. Bedoeling was om de uitwisseling tussen de verschillende VDIPteams verder te stimuleren aan de hand van intervisiesessies. In de voormiddag bespraken de deelnemers aan de hand van ondermeer een stellingenspel en interactieve debatgroepjes de uitdagingen en knelpunten binnen hun eigen werkingsgebied. Uit deze bespreking viel –binnen de sterk verschillende regionale zorgcontexten- op hoe solide de methodologische basis van het VDIP-verhaal is. In de namiddag zaten de deelnemers in twee sessies samen rond intervisie over bemoeizorg en diagnostische uitklaring van eerste signalen. Aan deze intervisiedag namen 17 VDIP-medewerkers deel, zij gaven de inhoud en praktische organisatie een positieve evaluatie. Afstemming met de suïcidepreventie-werking van de CGG wordt op verschillende manieren gegarandeerd: -
-
5.3.
Lokaal heeft elk projecthoudend VDIP CGG samenwerkingsafspraken met de SP-werking: er vindt regelmatig overleg plaats tussen de betrokken medewerkers, in vormingsactiviteiten wordt gestreefd naar maximale afstemming (de medewerkers kennen elkaars expertises en verwijzen in vormingen naar elkaars werkingen, …), … Bovenlokaal is er regelmatig afstemming tussen projectleiders VDIP en ondersteuningsfunctie SP vanuit de koepels
Methodiekontwikkeling voor nieuwe doelgroepen
In het BVR ter subsidiëring van VDIP vroeg de Vlaamse overheid aan de VDIP projecthouders om aan de hand van een literatuuronderzoek de haalbaarheid te onderzoeken van een vertaalslag van de VDIP-methodologie naar nieuwe pathologiegroepen. Begin 2013 beslisten de VDIP-projecthouders om in vier werkgroepen dit literatuuronderzoek op te zetten. Gezien de beperkte capaciteit binnen 5
EPD staat voor het systeem van Elektronisch PatiëntenDossier dat door de 20 CGG beheerd wordt
13
de VDIP-teams en de blijvende nood aan effectieve vroegdetectie en –interventie voor de initiële VDIP-doelgroep diende de aanpak zo pragmatisch en tijdsefficiënt mogelijk te gebeuren. Van bij de start werd aanwezige expertise vanuit de verschillende CGG in de werkgroepen maximaal gebundeld en afgetoetst bij externe experten. Vanuit de ruime praktijkervaring van alle werkgroepleden en met inbreng van verschillende experten werd gewerkt aan een synthese van literatuur vanuit eenzelfde vraagstelling, met name: -
-
hoe vroeg is detectie en interventie mogelijk bij elk van de door binnen het BVR weerhouden pathologiegroepen ? hoe brengen we de meest efficiënte toeleiding naar gepaste behandelzorg in kaart ? wat is de correlatie tussen de ontwikkeling van de pathologie(ën) en het suïcide-risico ? zijn symptomen / eerste tekenen voor de pathologiegroepen in de literatuur omschreven en op een toegankelijke manier te herkennen ? bestaan er checklists/screeningsinstrumenten in functie van een eerste brede differentiaal-diagnose die: ste o eenvoudig hanteerbaar zijn en laagdrempelig voor de 1 lijn, familie en omgeving ? o is daarbij goed zicht op validiteit, betrouwbaarheid, percentage vals –positieven en valsnegatieven ? is er een stabiele methodiek in de literatuur beschreven en onderbouwd die o de pathologie kan vermijden of minder ingrijpend maken ? o het psychisch lijden kan verminderen ? o de frequentie van optreden kan verlagen ? o de protectieve elementen ten aanzien van suïcide kan versterken ? o geen negatieve effecten inhoudt voor de vals-positieven ?
Dit proces resulteerde in een uitgebreid syntheserapport dat bestaat uit vier hoofdstukken met telkens een vergelijkbare opbouw. De verschillende werkgroepen kwamen gemiddeld vier tot vijf keer samen tussen half maart en half september 2013 en werden gefaciliteerd door de CGG-koepels. WERKGROEP STEMMINGSSTOORNISSEN - Zorgnet Vlaanderen Bart Desaeger CGG Noord West-Vlaanderen Stefany Navez CGG Ahasverus Siska Claeys CGG Largo Eva Lanslots CGG Brussel Patrick Van Gossum CGG Andante Kim Vandraege CGG Waas & Dender WERKGROEP EETSTOORNISSEN - FDGG Katrien Bonneu Leen Vanassche Ann Fransen
CGG LITP CGG Andante CGG Vlaams-Brabant Oost
WERKGROEP BORDERLINE PERSOONLIJKHEIDSSTOORNIS - Zorgnet Vlaanderen Elisabeth Schoenaerts / Cindy Merlevede CGG Vlaams-Brabant Oost Fanny Dumarey CGG Noord West-Vlaanderen Jolien Mertens CGG Andante WERKGROEP MIDDELENMISBRUIK - Zorgnet Vlaanderen Eline De Proft Elisbeth Schoenaerts / Ann Fransen Ine Smits Jente Vandeburie Wim Veireman Katrien De Lombaert
CGG Ahasverus CGG Vlaams-Brabant Oost CGG VGGZ CGG Largo CGG Vagga CGG Brussel
Alle geanalyseerde literatuur was voor alle werkgroep-leden en VDIP-coördinatoren raadpleegbaar op een google drive platform. Deze werkwijze ondersteunde een vlotte en interactieve uitwerking 14
van het syntheserapport. De eerste ontwerpteksten werden bezorgd aan een aantal deskundigen binnen de GGZ voor kritische lezing en feedback. Deze externe expertise werd verzameld door de betrokken VDIP-werkgroepleden en verwerkt in het finale syntheserapport. Onderstaande experten werden geconsulteerd:
stemmingsstoornissen: er werd een interview afgenomen van prof. Ronny Bruffaerts, verbonden aan de onderzoeksgroep psychiatrie van de K.U. Leuven rond suïciderisico bij crisis en de mogelijke screenings- en diagnose-instrumenten rond suïcide en stemmingsstoornissen. borderline persoonlijkheidsstoornissen: de ontwerptekst werd besproken met - Dr. Hilde Vanderheyden, kliniekpsychiater, PZ Onze-Lieve-Vrouw Brugge kliniek voor angst-, stemmings- en persoonlijkheidsstoornissen - Dr. Joost Hutsebaut, doctor in de psychologie - onderzoeker, De Viersprong (Nederland) en lid van het Kenniscentrum voor persoonlijkheidsproblematiek - Prof. Dr. Barbara De Clercq, UGent, sectie persoonlijkheidspsychologie en lid van het Kenniscentrum voor persoonlijkheidsproblematiek - Prof. dr. Guido Pieters, diensthoofd gedragstherapie en netwerkcoördinator zorgprogramma 107 regio Leuven-Tervuren
Middelenmisbruik: de ontwerptekst werd besproken met verschillende deskundigen binnen het domein van preventie en drughulpverlening (CAD, VAD, De Sleutel). Joke Claessens van VAD gaf ook schriftelijk feedback. Eetstoornissen: An Vandeputte van Eetexpert, Guido Pieters (UPC Kortenberg) en Johan Vanderlinden (UPC Kortenberg) gaven allen feedback op de doorgestuurde ontwerp-teksten.
Op 25 september organiseerden de koepels een VDIP-reflectiedag rond dit syntheserapport. Een groep van 21 stakeholders finaliseerden de verschillende ontwerpteksten en bogen zich over:
de haalbaarheid/wenselijkheid van een vertaalslag van de VDIP-methodiek naar bijkomende pathologiegroepen de consequenties op vlak van capaciteit, rolverdeling binnen een breed netwerk van actoren, interne organisatie, …
Het reflectieforum was samengesteld uit directies van de 8 VDIP-CGG, de 8 VDIP-coördinatoren en vertegenwoordigers vanuit de vier verschillende werkgroepen. De input vanuit dit reflectieforum werd verwerkt in de verschillende hoofdstukken van het syntheserapport en in een samenvatting met duidelijke beleidsconclusies. Zowel het uitgebreide syntheserapport als de samenvatting werd
15
bezorgd aan en uitgebreid besproken met het Vlaams Agentschap Zorg & Gezondheid. Het besluit van dit syntheserapport is als bijlage toegevoegd aan dit werkingsverslag (zie bijlage 1). Uit het literatuuronderzoek bleek heel duidelijk dat een verbreding van de VDIP-methodiek een meer generalistische benadering vereist evenals een afbakening van een a-pathologiespecifieke at risk groep. Opteren voor een verdere uitwerking per pathologiegroep –zoals in artikel 11 van het BVR werd vooropgesteld- was dan ook weinig zinvol. In onderlinge samenwerking bepaalden de CGGprojecthouders in het najaar de blauwdruk voor verdere ontwikkeling en de randvoorwaarden die bij een verbreding van de VDIP-werkwijze noodzakelijk zijn. Deze blauwdruk en randvoorwaarden werden goedgekeurd op het VDIP-directieoverleg en teruggekoppeld naar de VDIP-coördinatoren.
16
6. Tot slot: een blik op de toekomst 2014 wordt voor het VDIP-project een cruciaal jaar in functie van consolidatie enerzijds en methodiek-ontwikkeling plus sterkere positionering anderzijds. Vanuit de thematische ondersteuningsopdracht van de koepels zal verder worden ingezet op de drie onderstaande sporen: -
-
-
De projecthoudende CGG ondersteunen in de continuering van hun werking naar de doelgroep initiële psychose, ultrahoog risico op psychose en stemmingsstoornissen met psychotiforme kenmerken Faciliteren van het traject van methodiekontwikkeling i.f.v. verbreding van de doelgroep naar een a-pathologiespecifieke at risk groep. Hiervoor zal een werkgroep worden opgericht die het ontwikkelingstraject aanstuurt zodat methoden en instrumenten in kaart worden gebracht en worden uitgebouwd rond: o sensibilisering rond voorstadia ernstig psychiatrische aandoeningen (EPA) en verhoogd suïciderisico o herkenning verontrustende signalen (markers) door 1ste lijn o diagnostische uitklaring / vraagverheldering o vroeginterventie en toeleiding naar vervolgzorg Aan dit traject van methodiekontwikkeling zal een belangrijk luik van deskundigheidsbevordering worden gekoppeld via vormings- en intervisiedagen die in 1ste plaats gericht zijn naar de VDIP-teams
17
Bijlage 1: besluit literatuuronderzoek haalbaarheid VDIPadaptatie nieuwe pathologiegroepen In Vlaanderen plegen jaarlijks ongeveer 1000 mensen suïcide. In vergelijking met suïcidecijfers in andere Europese landen scoort Vlaanderen slecht, ook bij adolescenten en jongvolwassenen. Onderzoek6 over deze verschillen leert dat de prevalentie van psychiatrische stoornissen in landen met hogere suïcidecijfers niet hoger ligt in vergelijking met landen met lagere suïcidecijfers. Hulpvragers in België zijn wel sterker gericht op medisch en niet-gespecialiseerde hulp in vergelijking met bijvoorbeeld Duitsland en Nederland, waar men vaker geestelijke gezondheidsspecialisten consulteert en minder medisch georiënteerd is. De hulpverlening voor psychiatrische stoornissen in ons land wordt in vergelijking met deze buurlanden gekenmerkt door een lager aandeel minimaal adequate behandelingen en follow up consultaties. Bovendien zijn Vlaamse huisartsen minder snel geneigd psychosociale problemen te detecteren. Psychiatrische kenmerken vormen een erg belangrijk aspect van de suïcideproblematiek. Uit psychologisch autopsieonderzoek (Cavanagh et al., 2003) blijkt dat bij 90% van de suïcides sprake is van een Ernstige Psychiatrische Aandoening (EPA). Vergelijkbaar onderzoek gaf bij Vlaamse adolescenten zelfs aan dat bij alle jonge suïcideslachtoffers een psychiatrische diagnose kon worden vastgesteld (Portzky et al., 2005). In het tweede Vlaamse Actieplan voor de preventie van Suïcide 2012-2020 is het inzetten op specifieke risicogroepen één van de vijf strategieën. In dat kader financiert de Vlaamse Regering een project rond vroegdetectie en vroeginterventie bij initiële psychose (VDIP) bij 8 Centra voor Geestelijke Gezondheidszorg (CGG). In 2013 kregen deze CGG de opdracht om een literatuuronderzoek uit te voeren naar de toepasbaarheid van de VDIP-methodiek voor vier bijkomende pathologiegroepen7. Vier werkgroepen gingen -met ondersteuning vanuit de koepelsaan slag, waarbij de ruime CGG- praktijkexpertise telkens gecombineerd werd met de inbreng van externe deskundigen. Elke werkgroep vertrok vanuit eenzelfde vraagstelling, met name: - hoe vroeg is detectie en interventie mogelijk bij de pathologiegroep ? - hoe brengen we de meest efficiënte toeleiding naar gepaste behandelzorg in kaart ? - wat is de correlatie tussen de ontwikkeling van de pathologie en het suïcide-risico ? - zijn symptomen / eerste tekenen voor de pathologiegroep in de literatuur omschreven en op een toegankelijke manier te herkennen ? - bestaan er screeningsinstrumenten in functie van een eerste brede differentiaaldiagnose die eenvoudig hanteerbaar zijn en laagdrempelig voor de 1ste lijn, familie en omgeving en is daarbij een goed zicht op validiteit, betrouwbaarheid, percentage vals –positieven en vals-negatieven ? - is er een stabiele methodiek in de literatuur beschreven en onderbouwd die o de pathologie kan vermijden of minder ingrijpend maken ? o het psychisch lijden kan verminderen ? o de frequentie van optreden kan verlagen ? o de protectieve elementen ten aanzien van suïcide kan versterken ? 6
Reynders, A. Van Heeringen, C., De Maeseneer, J., Van Audenhove, C. (2009) .Onderzoek naar verklarende factoren voor de verschillen in suïcidecijfers in Vlaanderen in vergelijking met Europese landen - Steunpunt Welzijn, Volksgezondheid en Gezin 7
Vlaanderen schoof in lijn met het Vlaams Actieplan Suïcidepreventie 2012-2020 vier pathologiegroepen naar voor die mogelijk in aanmerking zouden komen voor suïcidepreventie via deze methodiek: stemmingsstoornissen, eetstoornissen, borderline persoonlijkheidsstoornissen en middelenmisbruik.
18
o
geen negatieve effecten inhoudt voor de vals-positieven ?
De resultaten per pathologiegroep zijn terug te vinden in de verschillende hoofdstukken van het uitgebreide syntheserapport. De bespreking ervan resulteerde in onderstaande generieke conclusies: 1. een verbreding van de VDIP-methodiek is mogelijk: dit impliceert een meer generalistische benadering en afbakening van een a-pathologiespecifieke at risk groep 2. vanuit de literatuur en op basis van buitenlandse evidence based methoden (Nederland, Australië, …) wordt sterk gepleit om de VDIP-leeftijdsafbakening te verlagen van 16 naar 14 jaar 3. een herdefiniëring van de VDIP-kernopdrachten is naar de toekomst wenselijk evenals een vernieuwde positionering binnen de GGZ We lichten deze besluiten hieronder nader toe. De aangepaste VDIP-kernopdrachten en leeftijdsafbakening: VDIP richt zich tot jongeren en jongvolwassenen (leeftijdsgroep 14 tot 35 jaar) met een vermoeden van beginnende Ernstige Psychiatrische Aandoening (EPA) en heeft volgende kernopdrachten: a) de 1ste lijn ondersteunen in het herkennen van verontrustende signalen omtrent de vroege ontwikkeling van EPA (niet-pathologiespecifiek) b) deze verontrustende signalen diagnostisch uitklaren in nauwe samenwerking met de 1ste lijn c) de gedetecteerde jongeren via vroeginterventie-methodieken motiveren om in gepaste zorg te gaan, met bijzondere aandacht voor zorgmijders d) gepaste zorgtrajecten opstarten waarbij vroeginterventie-methodieken kunnen worden gehanteerd e) toeleiden naar de gepaste vervolgzorg
Nadere toelichting per kernopdracht: a) het herkennen van verontrustende signalen omtrent voorstadia van zich ontwikkelende EPA zit zoveel als mogelijk bij actoren op de 1ste lijn (huisartsen, CAW, voorzieningen jongerenwelzijn, CLB, scholen, peers,…) en gebeurt aan de hand van eenvoudige methodieken. Het gaat hierbij niet om het stellen van een differentiaaldiagnose, wel over het herkennen van eerste signalen b) begeleiding van die 1ste lijn in het herkennen van verontrustende signalen en ondersteuning (consultfunctie) in functie van vroegdetectie van ernstige psychiatrische pathologie vraagt klinische expertise die vertrekt vanuit een normaliserende visie. De VDIP-werkingen binnen de CGG spelen een belangrijke rol in gespecialiseerde, behandeling-ondersteunende diagnostiek (testing en contextuele uitklaring van de situatie) op vraag van de 1ste lijn. c) Er zijn verschillende evidence based methodieken inzake vroeginterventie bij EPA in ontwikkeling in het buitenland die vertaald kunnen worden binnen een ambulant aanbod vanuit de CGG, ingebed in een breder netwerk d) De VDIP-methodiek naar vroeginterventie kan vertaald worden naar borderline persoonlijkheidsstoornissen en bipolaire stemmingsstoornissen indien de nodige randvoorwaarden ingevuld zijn en de nodige capaciteit kan worden voorzien. Bij middelenmisbruik is het versterken van de reeds bestaande categoriale aanpak aangewezen evenals het complementair benutten van wederzijdse expertise in relatie tot het aspect
19
comorbiditeit8. In functie van effectieve vroeginterventie bij eetstoornissen werd in het huidige literatuuronderzoek onvoldoende onderbouwde methodologie gevonden die de een haalbare toepassing van de VDIP-methodiek ondersteunt. e) Opnemen van deze kernopdracht kan maar mits toeleiding naar gepaste vervolgzorg ook effectief mogelijk is
De vernieuwde VDIP-positionering: Vanuit een gezondheidseconomisch perspectief is het inzetten op vroegdetectie en vroeginterventie zeer kostenefficiënt9. De CGG pleiten er dan ook voor om hierin structureel te investeren en om de VDIP know how rond opvolging van het suïciderisico te integreren in alle trajecten van goede zorg. De VDIP-methodiek verdient een belangrijke plaats in het 107-netwerk en dit vereist een sterkere investering vanuit Vlaanderen in de functie 1 van 10710. In de verdere uitbouw van deze functie 1 wensen de CGG een voortrekkersrol op te nemen. De centra zijn vragende partij om een inschatting te maken van de benodigde capaciteit (vertaalslag zorgprogrammatorische nood) in functie van bovenstaande conclusies maar beseffen dat dit een moeilijke oefening is, onder andere omwille van het aspect van de comorbiditeit. Bovendien uiten ze de bezorgdheid om er over te waken dat de VDIP-doelgroep (jongeren, jongvolwassenen met verhoogd risico op EPA) bij de ontwikkeling van een vernieuwde GGZ voor kinderen en jongeren niet uit boot valt11. De CGG zijn bereid om in kaart te brengen wat binnen de huidige middelen mogelijk is m.b.t. de realisatie van de geformuleerde kernopdrachten en beseffen dat dit mogelijk doelgroep-verschuivingen binnen de eigen CGGpopulatie met zich meebrengt. De kansen op samenwerking met alle actoren binnen het netwerk (zoals bijvoorbeeld de nieuwe kansen die ontstaan m.b.t. de bijkomende revalidatiecentra) evenals de effecten op de huidige bereikte CGG- doelgroep zal onderwerp zijn van dialoog met overheid. In lijn met het VDIP-beleidsplan 2013-2017 zullen de CGG werken aan de hierboven geschetste verbreding van de VDIP-opdrachten. In het meerjarig beleidsplan was een uitwerking per pathologiegroep voorzien waarbij twee CGG telkens één bijkomende doelgroep zouden opnemen. Dit is in het licht van de eerder uiteengezette conclusies niet langer wenselijk. Wel zinvol is een apathologiespecifieke verbreding van de doelgroep. De verdere operationalisering zal sterk ingebed moeten zijn binnen de specifieke zorg-sociologische realiteit van elk werkingsgebied. De projecthoudende CGG willen in 2014 –naast deze regio-specifieke uitbouw- verder inzetten op gezamenlijke communicatie en methodiekontwikkeling (bijvoorbeeld in het kader van sensibilisering en deskundigheidsbevordering naar de 1ste lijn, in het ontwikkelen van verdere samenwerking met de 1ste lijns-psychologische functie, in het delen van expertise inzake vroegdetectie en opvolging van suïciderisico, …).
8
De comorbiditeit van stemmingsstoornissen, angststoornissen, psychose,… met middelenmisbruik is een belangrijk aspect waarbij vanuit een behandelperspectief een grote alertheid cruciaal is. 9 Voor een verdere onderbouwing van deze stelling verwijzen we ondermeer naar het Itinera-rapport: Hoe gezond is de geestelijke gezondheidszorg in België ? De feiten achter de mythen (2013) 10 Functie 1 binnen 107 zijn activiteiten inzake preventie, promotie van de GGZ, vroegdetectie, screening, diagnosestelling en eerste interventies 11 Het risico bestaat dat de doelgroep adolescenten, jongvolwassenen bij de GGZ vernieuwingsoperaties tussen twee stoelen valt, met name onvoldoende meegenomen in artikel 107 en niet voldoende gepositioneerd in de vernieuwing naar minderjarigen.
20