MEI 2014 | JAARGANG 25
NR 5/6
Water en Bodem
Botanische rwzi Ultrasoon zuiveren Atsma’s bodemlijstje Regels bodemgebruik Kabels ondergronds Membranen troef Nano & water
Dé afvalverwerker Verwerker van: Industrieel afvalwater Oliehoudend afval Brandstofresten Chemisch afval Ook verwerker van: Verontreinigde grond en TAG
ATM Vlasweg 12, 4782 PW Moerdijk www.atmmoerdijk.nl Tel: 0168-389289 Fax: 0168-389270
Contactpersonen: Rick Leerink (06-53698983) & Ron van Verk (06-51124004)
Een incompany-training van Kluwer voor uw organisatie….
EEN SLIMME KEUZE! De incompany-trainingen van Kluwer zijn succesvol doordat we aansluiten op de strategie en wensen van uw organisatie of afdeling. Het ontwikkelen van uw medewerkers in hun eigen omgeving vergroot de kwaliteit van het succes van uw organisatie waardoor uw medewerkers de inhoud daardoor nog beter herkennen. Uw opleidingspartner voor inhoudelijke opleidingen en vaardigheidstrainingen Uw eigen praktijk staat centraal Uw opleidingen altijd up-to-date door actuele Kluwer-content De voordelen van een incompany-training van Kluwer Hoger rendement tegen lagere kosten Groot netwerk aan hooggewaardeerde docenten Uw vakspecifieke rollen en competenties als uitgangspunten voor onze trainingen Keuze uit opleidingen in de vakgebieden: Juridisch Openbaar bestuur Ruimtelijke ordening & Milieu Vaardigheden
www.kluwer.nl/incompany
Interesse? Vraag dan nu een offerte aan. T: 0172 46 6368 E:
[email protected]
INHOUD
16
22
14 Water en Bodem 10 12 14 16 18 20 22 24 29
Gebiedsgericht saneren Botanische waterzuivering Gereguleerd schatgraven Afvinken op de ‘Lijst Atsma’ Membranen zijn troef Hoogspanning ondergronds Nano & water: risico en kans Weglekkende milieuwinst? Ultrasone waterzuivering
29 10
Grondwatersanering Vervuild grondwater op grote diepte is het stiefkind van de bodemsanering. De ‘pluimen’ laten zich aanpakken met een gebiedsgerichte benadering.
12
RWZI, maar dan anders In Boedapest zuiveren weelderige planten onder glas stedelijk afvalwater. Zo’n zuivering wordt in de wijk waarschijnlijk met open armen ontvangen.
18
Hergebruik van afvalwater Een zo groot mogelijke herbenutting blijft de natte droom in de industrie. Koploper in de aanpak: de membraantechnologie.
24
5e Actieprogramma Nitraat De aanpak van nitraatuitspoeling heeft vrucht afgeworpen. Maar het 5e Actieprogramma Nitraat schat de milieueffecten te positief in, zeggen critici.
Verder 04 04 07 09 26 28 30 32 34 35 35
Hoofdredactioneel Nieuws Column Internationaal nieuws Bedrijf en product De milieuprofessional Modernisering milieubeleid Bedrijfsprofiel Forum Agenda Colofon
MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE
3
NIEUWS | HOOFDREDACTIONEEL
Het bofkontstaatje
Wim Verhoog Hoofdredacteur
[email protected]
En toen stond het zomaar gedrukt in m’n ochtendkrant: ‘Klimaatrampen onafwendbaar’ (Trouw), daags na het verschijnen van het nieuwste IPCC-rapport. Interessant om na te gaan wat zoiets met je doet. ‘Weinig’, zeg ik dan snel, omdat dat voor mij natuurlijk al tíjden duidelijk was. (Vroeger op het schoolplein: ‘Oh dus jij vindt dat ik flaporen heb? - Nou dat wist ik alláng joh!’). Maar ik weet ergens wel dat ik zo de boodschap overschreeuw waar mijn diepste ‘ik’ niet aan toe wil komen. Want op welke manier zou ik dan over - bijvoorbeeld - de toekomst van mijn dochters moeten denken? Of zij over hun toekomst? Maar gelukkig: er zijn nog meer kranten op deze aardbol, zoals het gerenommeerde Metro dat een dag later kopte met ‘Klimaatrampen gaan aan Nederland voorbij’. Ik citeer: ‘Al met al zijn de gevolgen voor Nederland wel te hanteren’ en ‘Voor ons is de opwarming zelfs gunstig’, een uitspraak die wordt gestaafd met ‘prettiger weer’ voor de toeristen, lagere stookkosten, een verlengd groeiseizoen voor onze gewassen (met extra groeikracht dankzij de extra CO2), plus de mogelijkheid om gewassen te gaan kweken die hier eerst ondenkbaar waren. En het is zelfs goed voor onze concurrentiepositie als de kwekers in Zuid-Europa véél meer problemen met droogte krijgen. Kan best kloppen natuurlijk. Zeker als Nederland maar ik ben niet zo goed in economie en aardrijkskunde - een heel autonoom staatje is met nauwelijks enige afhankelijkheid van de rest van de wereld. Zo’n
zichzelf bedruipende natie mag zich terecht gelukkig prijzen. Zekerheidshalve toch even de bron van het goede nieuws in Metro, het Planbureau voor de Leefomgeving, gebeld. “Ik heb het stuk nog niet gelezen”, zegt de geïnterviewde aldaar. “Het was een kort gesprekje met de expliciete vraagstelling wat in Nederland de directe effecten zijn.” Hij kan zich vanuit dat perspectief dan ook wel vinden in de kop die ik hem voorlees. “Al zijn er natuurlijk wel degelijk indirecte effecten voor Nederland, en dat heb ik ook wel aangegeven door bijvoorbeeld te wijzen op de consequenties voor de landbouw buiten onze grenzen.” Geen woord verkeerd dus. Wel jammer dan dat de krant voor z’n lezer de specifieke vraagstelling niet verduidelijkte. Nou ja…jammer? Het blad doet zo wel z’n stinkende best om de potentiële struisvogel in ons op z’n wenken te bedienen. De enige zorg die de gemiddelde Nederlander na lezing van het stuk nog zou kúnnen hebben is dat dit bofkontstaatje, dat te midden van wereldwijde rampspoed gespaard blijft, straks wordt overlopen door (eventueel als toeristen verklede) gelukszoekers. En dat, nu we nét van de strafbaarheid van illegaliteit hebben afgezien! Ik zelf voel me met deze berichtgeving eerder als kalkoen dan als struisvogel behandeld. Alleen voelt deze kalkoen wel aan dat er iets niet klopt. Dat het zo goed verteerbare nieuws dat ie via deze krant krijgt voorgezet, eindigt in een hele zwarte kerstmaaltijd.
Land dbouw en natuur
Slechts één stikstofdepositiebank telt Het college van GS van Gelderland mag bij het verlenen van een natuurvergunning aan intensieve veehouderijen geen gebruik maken van twee verschillende provinciale stikstofdepositiebanken. Aldus een uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waartegen geen beroep meer mogelijk is. Provinciale staten van Gelderland stelden eerder (januari 2012) de provinciale stikstofverordening vast, waarbij een zogenoemde stikstofdepositiebank werd opgericht. Deze depositiebank wordt gevuld met vrijgekomen ‘stikstofrechten’ van veehouderijen die zijn gestopt en waarvan de milieuvergunning is ingetrokken. In de stikstofveror-
4
dening is bepaald dat de depositiebank alleen gevuld wordt met stikstofrechten die boven een bepaalde drempel liggen. Vrijgekomen stikstofrechten beneden die drempel worden niet meegenomen. Als een veehouderij in de buurt van een beschermd natuurgebied wil starten of uitbreiden, neemt de uitstoot van stikstof op het natuurgebied toe. Zij kan een deel van die vrijgekomen stikstofrechten uit de depositiebank opvragen, zolang per saldo niet meer stikstof in het beschermd natuurgebied terechtkomt. Een varkens- en rundveehouderij te Angerlo kreeg echter een natuurvergunning, zonder in aanmerking te komen voor stikstofrechten uit de officiële pro-
MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
vinciale stikstofdepositiebank. Het provinciebestuur maakte daarbij gebruik van een ‘niet geregelde’ stikstofdepositiebank. Deze tweede depositiebank’ is gevuld met stikstofrechten die op grond van de Gelderse stikstofverordening niet mogen worden opgenomen in de officiële stikstofdepositiebank. De Raad van State bekeek deze zaak toen een aantal omwonenden tegen de natuurvergunning in beroep ging. Het oordeel luidt dat de stikstofverordening een ‘uitputtende en exclusieve regeling’ bevat. Deze laat het provinciebestuur daarom geen ruimte om daarbuiten nog een andere stikstofdepositiebank aan te houden. Nu de beoordeling niet goed is uitgevoerd, heeft het
provinciebestuur niet de zekerheid verkregen dat de varkensen rundveehouderij het beschermde natuurgebied (‘Uiterwaarden IJssel’) niet zal aantasten. De Raad van State heeft de natuurvergunning daarom vernietigd. Het provinciebestuur zal een nieuw besluit moeten nemen op de aanvraag van de veehouderij. Voor de uitspraak zie: tinyurl.com/N-depositiebank
NIEUWS Wind denergie
De Commissie voor de m.e.r. heeft het milieueffectrapport voor de Structuurvisie wind op zee beoordeeld. Ze concludeert dat er nog wel het een en ander aan dit rapport ontbreekt. De rijksoverheid zoekt ruimte voor nieuwe windparken op de Noordzee binnen de zoekgebieden ‘Hollandse Kust’ en ‘Ten Noorden van de Waddeneilanden’. De structuurvisie Wind op Zee legt de nieuwe gebieden voor windparken vast. Op verzoek van de ministers van Infrastructuur en Milieu en Economische Zaken toetste de Commissie m.e.r. de kwaliteit van het daarvoor opgestelde milieueffectrapport. Volgens de Commissie blijkt uit het rapport dat binnen de zoekgebieden (meer dan) genoeg ruimte aanwezig is om het gewenste vermogen aan windenergie te realiseren. Er is dus keuzeruimte om te zoeken naar locaties voor windparken binnen de zoekgebieden die het beste scoren
FRANKJOE1815 | DREAMSTIME.COM
MER-rapport: er mist essentiële informatie
op energieopbrengst, natuur en milieu. Dit onderzoek heeft echter niet plaatsgevonden. De Commissie m.e.r. vindt dit essentiële informatie om een goed onderbouwde afweging te kunnen maken over locaties. Zij adviseert in een aanvulling op het rapport de keuzeruimte in beeld te brengen via alternatieven met verspreid gelegen of juist zoveel mogelijk aaneengesloten windparken. Het rapport geeft ook aan dat door het nemen van mitigerende maatregelen de aantasting van de natuur op de Noordzee
(vogelslachtoffers en ongewenste geluideffecten door heien voor bruinvissen en zeehonden) beperkt zal zijn. De commissie vindt deze uitspraak niet goed onderbouwd. Het is namelijk nog onduidelijk wat de ecologische draagkracht van de Noordzee is. Ook stelt ze dat de consequenties van een aantal voor het Noordzeegebied belangrijke richtlijnen, verdragen en beleidsregels zijn niet aangegeven. Ten slotte vereist ook de berekening van de scheepvaartveiligheid nadere toelichting. Advies: http://tinyurl.com/zeewindmer
Gentechnolo logie
Mutual gains bij GGO? De patstelling over gentechnologie in de landbouw kan deels worden doorbroken als betrokken partijen gaan samenwerken op basis van wederzijds voordeel. Aldus het Platform Landbouw, Innovatie & Samenleving. In de samenleving woedt al tijden een verlammend pro/contra debat over biotechnologie. Er is nauwelijks ruimte voor discussie over nieuwe biotechnologische ontwikkelingen. Hoe kan in Nederland ruimte ontstaan om er nuchter over te debatteren en te onderhandelen? Het Platform werkte deze vraag uit voor ontwikkelingen in de aardappelteelt, waar de ziekte Phytophthora een groot probleem is. Verschillende partijen werken aan initiatieven om de aardappelteelt te verduurzamen. Vier initiatieven, Bio-Impuls, DuRPh, Solynta en het Pieperpad, zijn in opdracht van het Platform door WUR-CTC onder de loep genomen. Ieder initiatief past zijn eigen denkkader toe en interpreteert ‘verduurzaming van de aardappelteelt’
verschillend. DuRPh en Solynta zoeken de oplossing in technologische verandering van de plant. Binnen Bio-Impuls en het Pieperpad worden aardappelziekten als een systeemprobleem gezien en wordt de oplossing gezocht in maatschappelijke en landbouwkundige verandering: groei van de biologische sector, kortere producentconsument relaties en een actievere rol voor boerenkwekers en aardappeltelers bij de ontwikkeling van nieuwe gewassen. Het onderzoek laat zien dat juist deze diversiteit in visies kansen biedt voor dialoog. Niet door opnieuw een academische discussie aan te gaan over pro of contra ggo’s, maar door elkaars werkwijze te respecteren en te onderzoeken of die van de andere partij een bijdrage kan leveren aan de eigen benadering. Het Platform heeft negen concrete raakvlakken benoemd tussen activiteiten van deze initiatieven. De technieken die binnen de verschillende initiatieven worden gebruikt, kunnen elkaar versterken. Ook kan
de maatschappelijke acceptatie worden bevorderd. Zo zou Solynta van Greenpeace kunnen leren welke aanpassingen van de door hen toegepaste technologie nodig zijn om de kans op maatschappelijke acceptatie te vergroten. Met welk verdienmodel wordt gewerkt? Waar ligt de macht in de keten? Welke keuzevrijheid is er voor boer en consument? Het Platform adviseert het ministerie van EZ deze dialogen te faciliteren, om de innovatie te verbreden en maatschappelijk in te bedden. Dat kan ook met specifieke onderzoeksubsidies voor projecten waarin deze interactie tussen partijen is ingebouwd. Ook heroriëntatie van de onderzoeks- en innovatieagenda is gewenst. Het technologiebeleid kan innovatie bevorderen door niet alleen projecten met een top-down technologiestijl te ondersteunen, maar ook bottum-up projecten. Naast de ‘reguliere partijen’ verdienen ook nieuwe onderzoekspartijen of partijen met een geheel andere invalshoek meer kansen. Het ministerie kan zo bevorderen dat de ‘dialoog tussen doven’ plaatsmaakt voor een ‘dialoog tussen horenden’’ Rapport: tinyurl.com/platform-advies-ggo
MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE
5
AVSLT71 | DREAMSTIME.COM
NIEUWS
Duurrzaam ondernemen
Verwarrend woud aan keurmerken Keurmerken kunnen een milieuvriendelijke keuze makkelijker maken, maar er verschijnen wel érg veel fabrikantenlogo’s en keurmerken. In de afgelopen anderhalf jaar zijn er ruim 90 duurzaamheidskeurmerken en -logo’s in Nederland bijgekomen, aldus een inventarisatie van Milieu Centraal. Dat schept verwarring en ze worden niet allemaal goed gecontroleerd. Sommige logo’s zijn misleidend. Zo staat op blikjes tonijn vaak dat deze ‘dolfijnvriendelijk gevangen’ is. Bij slechts één van de zeker tien verschillende logo’s van dit type is sprake is van betrouwbare controle. Voor al deze logo’s
geldt dat bijvangst van dolfijnen alleen bij een specifieke visserij een rol speelt: die op de geelvintonijn in het oostelijk deel van de Stille Oceaan. Niet voor tonijn die elders is gevangen, en niet voor skipjacktonijn - in die gevallen heeft het logo dus sowieso geen betekenis. Ook belangrijk: het logo stelt geen eisen aan overbevissing van tonijn, noch aan bijvangsten van ander zeeleven. Het is daarom beter om af te gaan op het MSC-keurmerk. Of neem de betekenis van het logo: ‘Ik kies bewust’ Mensen denken dat het iets zegt over duurzaamheid of milieu, terwijl het gaat over gezondheid. Of het logo van
‘Der Grüne Punkt’, waarbij mensen kunnen denken dat het product bestaat uit gerecycled materiaal. Het vertelt echter alleen dat bedrijven voor de afvalscheiding en -verwerking hebben betaald. Andere voorbeelden van verwarrende boodschappen: ‘niet getest op dieren’ op cosmetica, of het ‘chloorvrij gebleekte papier’: voor beide claims geldt dat dit al gangbare praktijk is in Europa en het product dus niet onderscheidend maakt. Om meer duidelijkheid te scheppen is er nu de keurmerkenwijzer met informatie over ruim 170 duurzaamheidskeurmerken en logo’s. http://www.milieucentraal.nl/keurmerken
Energ rgiebesparing
Isoleren voor Groningen Stichting Natuur en Milieu koppelt isolatie aan het terugdringen van de effecten van de Groningse gaswinning In Nederland zijn 2,4 miljoen huizen (nog) niet goed geïsoleerd. Onder het motto ‘Geef uw huis een warme jas. Daarmee sparen we Gronings gas’ is Natuur en Milieu een isolatiecampagne gestart. Voor elke duizendste inschrijver op de website
6
MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
Slimwoner.nl schenkt de stichting een ‘warme jas’, een gratis isolatiepakket voor het huis van een Groninger die ook aan de campagne meedoet. De eerste slimme actie waarvoor mensen zich op de site kunnen inschrijven is spouwmuurisolatie. ‘Met een investering van €750 in spouwmuurisolatie bespaar je elk jaar ruim €200 op je gasrekening’, aldus de stichting.
COLUMN | NIEUWS Sted delijke luchtkwaliteit
Interesse voor sloopregeling De Haagse sloopregeling die juli vorig jaar van start ging wordt verlengd. Met de sloopregeling wilde de gemeente Den Haag bijdragen aan het verbeteren van de luchtkwaliteit en daarmee aan de gezondheid van inwoners en bezoekers van de hofstad. Inmiddels is het budget van de regeling (1,5 miljoen euro) verdubbeld vanwege de grote belangstelling. De looptijd van de regeling is ook verlengd. Deze zou op 31 maart aflopen, maar dat wordt nu 1 december 2014. Door de regeling kunnen in totaal circa 2000 vervuilende auto’s gedemonteerd worden. De regeling richt zich op benzineauto’s van voor 1991 en dieselauto’s van voor 2005. Wie een schonere auto terugkoopt kan meer subsidie krijgen dan wie alleen een auto laat slopen. Het subsidiebedrag kan hierdoor oplopen tot 3.500 euro. Naast de subsidie van de gemeente ontvangen deelnemers ook gemiddeld 200 euro per auto van het sloopbedrijf. Inwoners en bedrijven hebben tot nu toe 1200 auto’s aangeboden waaronder 75 procent personenauto’s en 25 procent bestelwagens. 85% van de mensen die tot nu toe van de sloopregeling gebruik maakten leverden een oude dieselauto in, een voertuig dat relatief veel stikstofdioxiden uitstoot. De grootste groep aangeboden auto’s zijn de zogenoemde ‘youngtimers’ (diesels van voor 1996). Zo zijn er ruim 400 oude, vervuilende Mercedessen gesloopt. Van alle verleende aanvragen koopt ongeveer 40% een schonere auto terug, waaronder auto’s die op elektriciteit en groen gas kunnen rijden. Van de overige 60% koopt 18% een dieselvoertuig terug, 42% procent blijkt geen andere auto terug te kopen. Meer over de opzet van deze regeling: http://tinyurl.com/Haagse-sloopregeling
Duurzaam Leiderschap
Marga Hoek Directeur De Groene Zaak
Mijn boek ‘Zakendoen in de Nieuwe Economie’ is verkozen tot Managementboek van het Jaar. Daar ben ik natuurlijk trots op, maar vooral ook erg blij mee. Blij, omdat de belangrijkste boodschap van dit boek nu kennelijk breed wordt onderkend. Te weten: echte verduurzaming is niet te bereiken door kleine voorwaartse stappen, bijvoorbeeld x% minder energie, y% meer hernieuwbare energie of z% minder uitstoot. Echte verduurzaming betekent een radicaal ‘omdenken’ van je huidige business model waarbij je vertrekpunt moet zijn dat je minimaal waarde behoudt, maar liefst waarde toevoegt aan alle economische assets – ecologisch, sociaal, financieel en intellectueel. Tegelijkertijd ben ik realistisch genoeg om te weten dat een dergelijke theorie zich niet één-op-één in de praktijk laat vertalen. Dat blijkt ook uit een recent onderzoek onder meer dan duizend bestuursvoorzitters wereldwijd, uitgevoerd door Accenture, samen met de VN. Daaruit blijkt dat maar weinig leiders in staat zijn hun onderneming daadwerkelijk te ‘kantelen’ en hun business model fundamenteel te verduurzamen. Maar liefst 67% van de ondervraagden is van mening dat zijn of haar organisatie onvoldoende inspeelt op de global sustainability challenges en slechts 32% is van mening dat de wereldeconomie als geheel op koers ligt als het om verduurzaming gaat. Deze cijfers doen op zijn minst vermoeden dat echt ‘duurzaam leiderschap’ in het (grote) bedrijfsleven zeldzaam is. Dat vermoeden wordt nog eens bevestigd door het feit dat je eigenlijk altijd dezelfde paar namen hoort als koploper: Paul Polman van Unilever, Feijke Seibesma van DSM, Marc Bolland van Marks & Spencer, om er enkele te noemen. Echte believers die een stip aan de horizon durven zetten en hun organisatie op sleeptouw nemen. Zij maken, om met Simon Sinek te spreken, verduurzaming tot het why van de organisatie. Voor de meeste andere leiders blijft verduurzaming een lastig dossier. Ze willen wel, maar doen het er teveel ‘bij’. Ze onderkennen daarmee onvoldoende dat het gaat om het realiseren van een totale portfolio shift. Daarvoor moet het duurzaam denken en doen tot in de haarvaten van de onderneming doordringen en worden verankerd in kpi’s, integrated reporting, beloningsen promotiebeleid. Of ze beschikken eenvoudigweg over onvoldoende intrinsieke motivatie om duurzame maatregelen te nemen waarvan het resultaat (op z’n minst op de korte termijn) ongewis is. Dat kan alleen als je op je eigen kompas durft te varen en opgewassen bent tegen de druk van stakeholders zoals aandeelhouders en medewerkers. En dat niet even, maar consequent en over langere termijn. De revenuen van verduurzaming staan niet langer ter discussie (net als de immense risico’s van niet verduurzamen!), maar het is wel een zaak van de lange adem. Uit het Harvard-artikel ‘How to become a Sustainable Company’ blijkt dat het minstens drie jaar duurt voor intensief duurzaam beleid zichtbaar financieel resultaat oplevert. En dan is er nog de misvatting dat een verduurzamingstrategie in de top ‘bedacht’ kan worden en dan als vanzelf zal worden gerealiseerd. Niet dus. Echte duurzame leiders geven medewerkers de ruimte ook zélf een leiderschapsrol op zich te nemen en zich verder te ontwikkelen. Alleen zo versterk je de innovatiekracht van de onderneming en die is cruciaal om tot echte verduurzaming te komen! MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE
7
Nieuw in Collectie Omgevingsrecht Thema’s van omgevingsrecht
Deze uitgave biedt u snel toegang tot praktische en verdiepende informatie met betrekking tot het omgevingsrecht. Ieder thema bestaat uit drie onderdelen: wetgeving, jurisprudentie en commentaar. Hierdoor krijgt u snel en diepgaand inzicht in het onderwerp over bestaande situaties. Handige links leiden u naar bijvoorbeeld wetsartikelen, jurisprudentie en vakliteratuur. De informatie is samengesteld door gespecialiseerde juristen met een gedegen praktijkervaring in het omgevingsrecht. Wilt u ook gebruikmaken van hun expertise? Neem dan een (proef)abonnement.
Bekijk onze filmpjes en vraag een proefabonnement aan! kluwer.nl/omgevingsrecht
Kluwer Navigator. Sneller tot essentie. Kluwer Navigator is de online content portal (zoekmachine) die u toegang geeft tot een omvangrijke database met vakinformatie. Eenvoudig en gericht zoeken met de Kluwer Navigator zorgt ervoor dat u alle relevante en praktische informatie direct beschikbaar krijgt.
kluwernavigator.nl
INTERNATIONAAL NIEUWS KLIMAAT SLAG VOOR ZEEBODEMLEVEN
LUCHTVAART VERVLOGEN KLIMAATBELEID
Opwarming van oceanen door klimaatverandering zal de hoeveelheid voedsel die het leven op de zeebodem bereikt doen afnemen, blijkt uit recent onderzoek. Op de diepe zeebodem zijn organismen voor hun voedsel aangewezen op dood organisch materiaal, de resten van planten en dieren die in de bovenste lagen van de oceanen leefden en die uitzakken naar de diepere lagen. Klimaatverandering zal naar verwachting het oppervlakkige zeewater zo opwarmen dat het temparatuurverschil met dieper water de toevoer van voedingsstoffen uit die onderliggende lagen - de terugkeer van grondstoffen voor de primaire productie in de bovenlaag - zal gaan hinderen. Dit heeft invloed op de groei van fytoplankton dat aan de basis van het mariene voedselweb staat, met, zoals gezegd, invloed op het voedsel dat het zeebodemleven op zich af ziet komen. De onderzoekers becijferden de daaruit resulterende afname van de biomassa van het zeebodemleven op 5.2% (wereldwijd gemiddelde) aan het eind van deze eeuw. In bepaalde zeeën kan dat veel meer zijn, zoals in de noordoostelijke Atlantische Oceaan tot maar liefst 38%. In de Zuidelijke en de Noordelijke IJszee zal de zeebodembiomassa naar verwachting toenemen, maar niet voldoende om tegenwicht te bieden aan de negatieve effecten elders. Bron: Jones. et al. (2013) in Global Change Biology. DOI : 10.1111/ gcb.12480.
Vorig jaar besloot Europa de internationale luchtvaartsector voor één jaar uit te zonderen van het Europese emissiehandelssysteem, onder de voorwaarde dat er een mondiale aanpak van de CO2-uitstoot zou komen. Dat jaar is nu voorbij en er is geen internationaal akkoord bereikt. De EU durft daar echter niet de consequentie aan te verbinden dat de internationale luchtvaart nu gewoon onder het systeem gaat vallen. D66-Europarlementariër Gerben-Jan Gerbrandy is zwaar teleurgesteld, omdat Europa buigt voor de druk vanuit landen als China, Rusland en de Verenigde Staten en zo haar internationale positie ondermijnt. “Dit gaat over de geloofwaardigheid van Europa op het wereldtoneel. De luchtvaartsector tot 2017 vrijwaren van iedere verplichting is absurd. Europa heeft het recht om eigen milieumaatregelen te nemen en had die kans moeten grijpen”, aldus Gerbrandy. De chantage en druk waarop Gerbrandy wijst bestond er onder meer uit dat China en Amerika dreigden hun luchtvaartmaatschappijen te verbieden mee te betalen aan het Europese emissiehandelssysteem. Tot grote schrik van Frankrijk, Duitsland, het VK en Spanje schortte China ook tijdelijk de bestelling van Airbustoestellen op. “Europa laat zich volledig uit elkaar spelen”, zegt Gerbrandy. “China hoeft maar te dreigen niet meer in zee te gaan met een groot Europees bedrijf en de lidstaten zijn opeens tot alles bereid.”
DUURZAME ENERGIE EUROPESE WINDBAROMETER
MATERIALENBELEID THEMATISCH CENTRUM EU Het Europees Milieuagentschap is binnen Europa en de lidstaten de voornaamste bron van informatie op het vlak van ontwikkeling, implementatie en evaluatie van Europese milieuregelgeving. Het lanceerde vorig jaar een oproep voor het opzetten van een ‘Europees Thematisch Centrum voor Afval en Materialen in een Groene Economie’. Dat centrum moet het agentschap in de periode 2014-2018 bijstaan in de omslag van afval- naar materialenbeleid. Het thematisch centrum zal gegevens uit Europese afval- en materiaalstatistieken en data uit bevraging door lidstaten samenbrengen en modellen en indicatoren opstellen om zo het werk van het milieuagentschap mogelijk te maken. De Vlaamse onderzoeksorganisatie VITO diende een dossier voor zo’n centrum in, samen met de Openbare Vlaamse Afvalstoffenmaatschappij (OVAM) en een consortium van partners uit Duitsland, Italië, Tsjechië, Finland en het Verenigd Koninkrijk. Dit voorstel werd als beste verkozen. De partijen zullen onder meer bestuderen welke beleidsmaatregelen er het best in slagen om kringloopsluiting te bevorderen, en een Europees afvalmodel opstellen waarmee te voorspellen is hoeveel afval er zal zijn en wat de economische daarvan is. www.ovam.be, www.vito.be
Met 11,3 GW nieuw geïnstalleerd windvermogen in 2013, waarvan 1,6 GW op zee, is windenergie in de EU het laatste jaar wat langzamer gegroeid. In 2012 kwam er nog 12,7 MW bij. Cumulatief stond eind 2013 in de EU 117,7 GW opgesteld ( +10,2% ten opzichte van 2012). De opwekking over het jaar 2013 wordt geschat op 234,4 TWh. Daarmee was windenergie goed voor ongeveer 7,2% van de Europese elektrici teitsproductie, tegenover 6,2% in 2012. Het belang van windenergie laat zich - beter dan aan de hand van geïnstalleerd vermogen - goed aflezen aan het aantal kW per 1000 inwoners. Voor de gehele EU staat dit nu op 233 kW per 1000 inwoners. Bekeken per land spant Denemarken de kroon (852 kW/1000 inwoners), gevolgd door Spanje (492/1000) en Zweden (468/1000). Nederland belandt volgens deze indicator op plaats twaalf met 162 kW/1000 inwoners. (Bron: EurObserv’ER.). Downloads op www.eurobserv-er.org/downloads.asp
BIOBRANDSTOF PRODUCTIE BEETJE GROENER De productie van biobrandstoffen krijgt kritiek vanwege druk op landbouwgrond, ontbossing, en de impact van het geproduceerde afvalwater, omdat veel water wordt gebruikt om onzuiverheden (soaps) uit het product te verwijderen. Vijftig procent van dat vuile water belandt in het milieu. Op het punt van watergebruik meldt het Institution of Chemical Engineers vooruitgang. Onderzoekers van de Universiteit van Porto gebruikten catalysatoren voor een voorbehandeling, waarna onzuiverheden werden verwijderd door absorptie aan harsen of met behulp van keramische membranen. In een watervrij proces wisten ze zo kwalitatief goede biodiesel te produceren uit zowel nieuwe plantaardige olie als secondaire grondstoffen zoals oude frituurolie. Het nieuwe proces kan aanzienlijke ecologische (behalve water ook energie) en economische voordelen opleveren ten opzichte van de traditionele productiemethoden. www.icheme.org
MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE
9
GEBIEDSGERICHT SANEREN Succesvolle aanpak grondwatervervuiling
Vervuild grondwater op grote diepte is het stiefkind van de bodemsanering. De ‘pluimen’ laten zich aanpakken met een gebiedsgerichte benadering. Eigenaren kunnen hun vuile grondwaterpluimen nu afkopen bij de overheid. “In de oude situatie zat alles op slot.” PIETER VAN DEN BRAND
O
p het uit 1953 daterende bedrijventerrein Vosdonk-Noord in Etten-Leur stond een diepe grondwatervervuiling nieuwe ontwikkelingen in de weg. De vroegere activiteiten van drukkerijen en metaalbewerkers hebben gezorgd voor een immer wegsijpelende stroom oplosmiddelen en ontvetters richting diepere grondwaterlagen. Tal van verontreinigingen lopen door elkaar heen en kunnen niet los van elkaar worden gesaneerd. Het trieste resultaat: sterk verouderde opstallen, leegstand en ongebruikte bedrijfskavels. Een gebiedsgerichte aanpak werpt echter zijn vruchten af. Op initiatief van de provincie Noord-Brabant en de Brabantse Ontwikkelings Maatschappij (BOM) hebben de gemeente Etten-Leur en vier bedrijven op het zo’n 50 hectare tellende industrieterrein de verantwoordelijkheid voor het verontreinigde grondwater (tot 180 meter) afgekocht. De ondiepe verontreinigingen tot vijf meter diep pakken de gemeente en bedrijven zelf aan. Het beheer en dus de risico’s van de grondwaterverontreiniging zijn in handen van Bodemzorg. Dit bedrijf controleert de grondwaterkwaliteit op cruciale plaatsen met een meetnet van peilbuizen. “Als er iets misgaat, moeten we maatregelen gaan treffen. Maar die kans is vrij klein”, legt geohydroloog en projectleider Peter Assenberg uit. “Het lijkt een risicovolle aangelegenheid, maar we weten waar we aan beginnen. Daarvoor hebben we alle expertise in huis.” Bodemzorg is een onderdeel van NV Afvalzorg. Aandeelhouders van dit afvalverwerkingsbedrijf zijn de provincies NoordHolland (90 procent) en Flevoland (10 procent). “Als overheidsgelieerde nazorgorganisatie hebben we nadrukkelijk een pre, omdat we langjarige continuïteit kunnen bieden”, zegt Assenberg. De bedrijven binnen Vosdonk-Noord hadden al sinds 1990 een door het bevoegd gezag goedgekeurd saneringsplan in huis. Dat ze niet tot sanering overgingen, was de provincie altijd een doorn in het oog. In het 10 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
contract heeft het viertal bedrijven zich verplicht de sanering van het ondiepe deel vóór 2016 uit te voeren. “Sanering is nodig, want de vervuiling sijpelt onze kant uit”, zegt Assenberg. De afkoopsom is in een fonds bij de notaris gestort. Als het deelsaneringsplan voor de ondergrond in juridische termen onherroepelijk is, komt het geld naar Bodemzorg toe. Volgens Assenberg blijft deze weg voor de bedrijven het meest aantrekkelijk. “De afkoopsom is substantieel minder dan wanneer ze tot individuele sanering over zouden gaan.
Bedrijventerrein Vosdonk-Noord
ARCADIS
WATER EN BODEM1
Gebiedsgerichte benadering in het Gooi
Dan zou ze vele miljoenen kosten.” De grote winst is echter, stelt hij, dat de ondergrond weer is vrijgegeven. “Bedrijven kunnen weer grondwater onttrekken of een WKO installeren. In de oude situatie zat alles op slot.” Een van de braakliggende terreinen is al door de gemeente verkocht. De vervuilde grond is reeds ontgraven en een nieuw bedrijfspand is in aanbouw.
Het Gooi Etten-Leur heeft niet de primeur. Die eer valt het Gooi te beurt. Daar inspireerde de gebiedsgerichte aanpak van de diepe grondwaterverontreinigingen de Haagse wetgever tot een verruiming van de uiteindelijk in 2012 herziene Wet bodembescherming (Wbb). De vuile erfenis van chemische wasserijen, metaalbewerkers, stortplaatsen en gasfabrieken, die in vele decennia daarvoor in de grote zandbak van de gemeenten Blaricum, Bussum, Laren, Naarden, Wijdemeren, Hilversum en Huizen was weggezakt, liet zich niet met een traditionele gevalsgerichte sanering aanpakken. Op de meeste locaties was de vervuiling van de bodem aan het maaiveld weliswaar opgeruimd of gesaneerd. Door de specifieke bodemgesteldheid in het gebied was de vervuiling echter in het diepere grondwater op vijf tot tweehonderd meter diepte doorgedrongen. De provincie koesterde de hoop de vervuilde grondwaterpluimen samen met de eigenaren van de circa honderd vervuilde locaties te gaan saneren. Voor de eigenaren werd een methodiek opgetuigd, waarmee ze de sanering op basis van vracht per geval af konden kopen. Daar gaf geen van hen gehoor aan. Te ingewikkeld en te duur en omgeven met onzekerheden, vonden ze. “Ook was er veel discussie over wie voor welk deel van de grondwaterverontreinigingen moest opdraaien. Daardoor liep alles vast”, blikt Edwin de Vos, huidig projectmanager bij de provincie Noord-Holland terug. De oplossing die de provincie daarop in 2011 samen met de zeven gemeenten, waterschap Amstel, Gooi en Vecht, drinkwaterbedrijven Vitens en de PWN en het rijk smeedde, was de gebiedsgerichte benadering. De eigenaren konden kiezen tussen volledig individueel saneren of deze opgave splitsen door zelf de bronnen in de grond en het grondwater in het ondiepe deel (tot
vijf meter) aan te pakken en de dieper gelegen grondwatervervuiling af te kopen bij de provincie als gebiedsbeheerder. In ruil voor deze bijdrage zou de provincie de verantwoordelijkheid overnemen en een vrijwaring aan de eigenaar verlenen. Op basis van een gebiedsbeheerplan kon de provincie de afgekochte grondwatervervuilingen gaan beheersen. In de nieuwe Wbb werd de aanpak gelegitimeerd. De risicobenadering in het nieuwe beleid noopte bovendien niet langer tot saneren, maar tot het beschermen van kwetsbare objecten, in dit geval de drinkwaterwinning in het Gooi. Wat voor de probleembezitters weer betekende dat ze goedkoper afscheid konden nemen van hun vervuilde pluimen. Beheersen is immers veel minder duur dan saneren. De sluitende aanpak in het Gooi bestaat uit een ring van peilbuizen rondom de plekken waar veel verontreinigde locaties liggen. Doel is het monitoren van de verontreiniging om drinkwaterputten en natte natuurgebieden te beschermen tegen de instroom van vervuild water. Waar nodig treft men tijdig maatregelen. De grondwaterverontreiniging vormt overigens geen bedreiging voor de volksgezondheid, wil De Vos opmerken. “Berekeningen hebben aangetoond dat de verontreinigingen op zijn vroegst over een eeuw aan de oppervlakte komen. Wanneer dat gebeurt, vallen de meeste stoffen bovendien direct uiteen. Daarnaast is ook sprake van natuurlijk afbraak.”
Zuiver Anno 2014 hebben de eerste vijf eigenaren afgekocht. Onder de probleemeigenaren bevinden zich ook de gemeenten zelf. “Dat klopt, maar dat houden we zo zuiver mogelijk. We spreken ook hen als derde aan”, zegt De Vos. De provincie gaat sowieso handhavend optreden, wanneer ze de eigenaren van locaties gaat benaderen waar sprake is van ernstige bodemvervuiling die met spoed moet worden aangepakt. “Het is de peen of de zweep”, benadrukt De Vos. “Afkopen is een aantrekkelijk alternatief, al moet de eigenaar wel de middelen hebben. Soms gaat het om kleine bedrijfjes. Voor eigenaren die het niet op kunnen brengen, gelden de gebruikelijke vangnetconstructies uit de Wbb.” MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 11
BOTANISCHE WATERZUIVERING Decentrale rwzi komt zo letterlijk dichterbij
In Boedapest zuiveren weelderige planten onder glas stedelijk afvalwater. Weg met de stinkende open bassins en nog mooi ook. Vergeleken bij de bescheiden Nederlandse ‘waterharmonica’ is de Hongaarse kas een compleet orkest. De voordelen? In ieder geval wordt zo’n zuivering in de wijk waarschijnlijk met open armen ontvangen. HARRY VAN DOOREN
H
oewel afvalwaterzuivering al ongeveer een eeuw op een slimme manier gebruik maakt van biologische processen waarin diverse bacteriën en protozoa een belangrijke rol spelen, is het geurige aangelegenheid die je niet in je achtertuin wilt hebben. Ook landschappelijk zijn de open bassins en vijvers geen lust voor het oog. Het Hongaarse bedrijfje Organica spande vijftien jaar geleden bij wijze van experiment netten over de bassins, bedekte die met waterplanten en bouwde er een kas overheen. De wortels van de waterplanten bleken een grote aantrekkingskracht te hebben op nieuwe bacteriesoorten, wormen, slakken en zelfs vissen. Hoewel het nieuwe ecosysteem niet direct een meetbare uitwerking had op de zuivering nam de energieefficiëntie toe. De volgende stap: een serie van kleinere bassins met elk een eigen ecosysteem, die zorgen voor een natuurlijke cascade in de voedselketen. Daarmee werd de zuivering daadwerkelijk efficiënter. Het was de geboorte van de ‘biomakery’. Medebedenker Istvan Kenyeres: “We leerden van de natuur hoe we met filamenten en nanostructuren een kunstmatige habitat konden creëren op plekken waar plantenwortels niet wilden of konden functioneren.” Volgens Kenyeres kan een goed doordachte kas met gevarieerde ecosystemen op 30% van de ruimte hetzelfde reinigende werk verrichten als traditionele waterzuivering die vooral veel oppervlakte behoeft voor de beluchting. Daarnaast produceren de meest efficiente units tot 50% minder slib en vragen ze maar een derde van de energie. De botanische benadering is inmiddels geëxporteerd naar een 50-tal rwzi’s wereldwijd. Kenyeres: “Onze grootste installatie in de Loire-vallei verwerkt per dag 80.000 m3 afvalwater van een half miljoen mensen. In Shenzen in China hebben we een gesloten waterrecyclesysteem ontworpen voor de 35.000 werknemers van de Apple-fabriek.” 12 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
Kenyeres mag graag de niet-financiële voordelen van de biomakery benadrukken: “Een geurvrije kas met een aantrekkelijke gevarieerde vegetatie is een plek voor recreatie en educatie. Het bewijs dat efficiency en ecologie samengaan, stimuleert duurzaam denken en doen.” Het is niet moeilijk om dat te geloven. De volledig functionele kas in Boedapest doet op het oog niet onder voor een hortus botanicus. Een biomakery midden in de woonwijk? Die wordt waarschijnlijk met open armen ontvangen, terwijl de traditionele rwzi’s naar de stadsranden zijn verbanden. Decentrale zuivering komt letterlijk dichterbij. In de geest van de tijd wil Kenyeres nog meer waarde oogsten uit stedelijk afvalwater. Het is immers een bron van herbruikbaar water, energie en herinzetbare grondstoffen. Kringlopen sluiten is het devies. Het pilot-project vindt onderdak in de uitbreiding van de dierentuin van Boedapest (ontworpen door de Nederlander Erik van Vliet). Onderdeel daarvan is de
WATER EN BODEM deren ze de groei van mogelijk ongewenste organismen als blauwalgen. Uiteindelijk wordt het groeioppervlak beperkend en moet er geoogst worden. Planten kunnen immers niet tot in het oneindige voedingsstoffen blijven ophopen. Net als de ingezette bacteriën, protozoën, wormen, slakken, schelpdieren en vissen. Die geoogste biomassa is trouwens ook een hersenbreker voor de traditionele zuivering. Je zult uiteindelijk iets met de biomassa moeten doen, en dan is de kwaliteit vaak een obstakel om het in bijvoorbeeld diervoeding af te kunnen zetten.” Of alle reductieclaims van de biomakery kloppen kan Verschoor niet controleren. “Puur plantaardige systemen zijn juist vaak wat minder efficiënt dan bacteriële, maar het is goed mogelijk dat de synergie-effecten het rendement verhogen. Als uiteindelijk hetzelfde zuiveringsrendement tegen vergelijkbare kosten kan worden gehaald, moet je nieuwe technologie een kans geven. In dit geval kun je positieve effecten als ruimtebesparing en belevingswaarde in je berekening meenemen, want deze zijn niet altijd in euro’s uit te drukken.”
Plantaardige energie Bij Plant-é, een technologiebedrijf dat wortelt in de Wageningen UR, ligt de focus op het winnen van energie uit planten zonder het groeiproces af te breken of te verstoren. De energie wordt opgewekt met behulp van de elektronen die micro-organismen afscheiden die leven op de stoffen die de plant uitscheidt. Onderzoeker David Strik: “Een recent inzicht is dat die micro-organismen ook uitstekend gedijen als je afvalwater toevoegt aan de biotoop. Dit biedt uitgelezen kansen voor energiewinning uit helofytenfilters die op verschillende plekken in het land centraal of decentraal een rol spelen in de waterzuivering.”
Bioplus-toren die de dierentuin moet helpen om 95% water, 90% afval en 65% energie te besparen.
Waterharmonica In Nederland wordt de botanische benadering vooral ingezet in de nazuivering. De meest bekende verschijning is de ‘waterharmonica’: moerasachtige zones met riet en oeverplanten (helofytenfilters) en vijvers met watervlooien. Waterharmonica’s worden vaak bij de rwzi aangelegd, maar er zijn ook helofytenfilters bij boeren- en landelijke bedrijven en in duurzaam ingerichte of semi-autarkische woongebieden. Anthony Verschoor, aquatisch ecoloog bij Wetsus, vindt het Hongaarse voorbeeld boeiend. “Planten, dieren en micro-organismen bieden in al hun variatie veel mogelijkheden voor oude en nieuwe waterproblemen. Succes staat of valt met de omzetting van afvalstoffen. In wortelzonesystemen als deze wordt zwevend stof afgevangen tot het systeem is verzadigd, met het risico dat het zijn functie verliest of doorslaat. Om dit te voorkomen dienen de biologische processen de stoffen snel af te breken en om te zetten in iets onschadelijks of - liever nog - iets nuttigs, zoals stikstofgas, kooldioxide en biomassa. Afbraakproducten als ammoniak en fosfaat moeten dus rap worden opgenomen, anders komen ze in het water terecht en bevor-
Uitlopers naar NL Bioplus - het bedrijf waar Organica in is opgegaan werkt in Nederland samen met het cleantech-bedrijf Metabolic uit Amsterdam. Metabolic werkt op dit moment onder meer aan een semi-autarkisch ‘creatiefbedrijventerrein’ in Amsterdam-Noord op het zwaar verontreinigd terrein van scheepswerf Ceuvel de Volharding. Omdat niemand belangstelling had voor de gratis grond die na tien jaar weer moet worden teruggegeven aan de gemeente, bedachten de architecten Marjolein Smeele en Sascha Glasl dat je ook net boven de grond kunt bouwen met aan land getrokken woonboten op betonnen bakken. Verhoogde paden zorgen dat de gebruikers van het terrein geen contact met de vervuilde bodem hoeven te maken. De grond wordt beplant met zwarte wilg, struisgras, Engels gras en groene naaldaar die giftige stoffen aan de bodem onttrekken; botanische zuivering. Metabolic levert de techniek voor een eigen sanitatie, grondstoffenrecycling, energie- en waterwinning in zoveel mogelijk gesloten kringlopen.
Meer informatie: www.organicawater.com www.waterharmonica.nl/index.htm plant-e.com, www.metabolic.nl MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 13
GEREGULEERD SCHATGRAVEN
Nieuwe wettelijke procedures ter voorkoming wanorde Regelmatig halen we iets uit de aardbodem te voorschijn, olie, zout, water of warmte, en soms stoppen we ook weer wat terug, zoals brak water of CO2. Hoogste tijd om dit soort activiteiten goed op elkaar af te stemmen, bijvoorbeeld om te voorkomen dat de verschillende toepassingen elkaar in de weg gaan zitten. RIJKERT KNOPPERS
14 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
ziltingsprojecten met omgekeerde osmose, waarbij het concentraat mogelijk andere chemische stoffen zou kunnen bevatten. “De overheid stond eigenlijk op het punt om dit soort infiltratie in tuinbouw te verbieden, omdat het brakke afvalwater, dat na het zuiveringsproces in de bodem terecht kwam, mogelijk restanten chemische stoffen bevat”’ aldus Van den Berg. “Ook voor die toepassing zou ons concept interessant kunnen zijn, omdat het bij ons proces technisch onmogelijk is dat er milieuvreemde stoffen de bodem in gaan.”
Bodemenergie Het lijkt geen overbodige luxe dat er steeds meer regels komen met betrekking tot alles wat in de bodem gebeurt. Het winnen van delfstoffen, de opslag van CO2, drinkwaterproductie en bijvoorbeeld het bewaren van warmte of koude in de bodem vraagt om een nauwkeurige onderlinge afstemming. Om de recente ontwikkelingen op dit gebied beter te reguleren is de verplichte certificering van bodemenergiesystemen
OASEN
B
ij waterbedrijf Oasen in Ridderkerk is afgelopen januari in een put op 100 meter diepte een omgekeerde osmose-installatie geplaatst. De installatie bevindt zich halverwege de 200 meter diepe put, en is bedoeld om uit het zilte grondwater zout te filteren en schoon zoetwater te produceren. Uit het brakke grondwater ontstaat voor de helft zoetwater, de andere helft is concentraat dat op 200 meter diepte de bodem in gaat. Het betreffende waterbedrijf verwacht dankzij de in de ondergrond aanwezige waterdruk energie te kunnen besparen ten opzichte van een bovengronds opgestelde omgekeerde osmose installatie. Bij dit zogeheten PURO-project (Put met Reversed Osmose) is behalve waterbedrijf Oasen ook onder meer de TU Delft, grondboorbedrijf Haitjema en Logisticon Water Treatment betrokken. “Op twee andere plaatsen in ons land hebben vergelijkbare projecten plaatsgevonden”, vertelt projectmanager Ronald van den Berg van het in Groot-Ammers gevestigde Logisticon. “Bij alle projecten vindt zuivering van het grondwater plaats met behulp van omgekeerde osmose. Het verschil tussen ons project en dat van de anderen is, dat wij het omgekeerde osmoseproces in de put zelf toepassen, terwijl bij de andere twee projecten de ROinstallatie boven de grond staat. Daardoor zijn er twee putten met transportleidingen nodig om het water te kunnen onttrekken, zuiveren en opnieuw te infiltreren. Het voordeel is niet alleen, dat het door ons omhoog gepompte water meteen geschikt is als drinkwater, bovendien verwachten we dat bij onze aanpak het energieverbruik ongeveer 40 procent lager ligt.” Bij alle drie projecten komt concentraat vrij dat een hoger zoutgehalte heeft dan het brakke water dat oorspronkelijk uit de bodem kwam, maar door dit zilte afvalwater in diepere bodemlagen te infiltreren met een even hoog zoutgehalte, zijn de effecten op het milieu verwaarloosbaar. Volgens Van den Berg lopen er bij verschillende tuinbouwbedrijven elders in ons land ont-
PURO-put wordt uitgerust met de RO-installatie
Put met reversed osmose (PURO)
ingevoerd, waarover het Ministerie van Infrastructuur & Milieu officieel heeft gepubliceerd in de Staatscourant van 29 maart 2013. Hierin staat beschreven dat er een verplichte certificering moet komen voor bepaalde werkzaamheden aan de bovengrondse energiecentrale en het ondergrondse deel van zowel open en gesloten bodemenergiesysteem. Ook warmtepompsystemen voor woningen met een gesloten bodemwarmtewisselaar vallen onder deze bepaling. De verplichte certificering moet niet alleen garanderen dat de aardwarmte-installaties betrouwbaar zijn, maar ook dat ze daadwerkelijk energiebesparing opleveren. “Als het gaat om bodemenergiesystemen maken we onderscheid tussen open systemen, die grondwater onttrekken, en gesloten systemen”, verduidelijkt Nicole Hardon van Rijkswaterstaat. “De aanleg van open systemen was al geregeld in de Waterwet, daar is verder niet veel aan veranderd behalve dat de procedures zijn verkort. Met betrekking tot de gesloten systemen zijn er nu voor het eerst algemene procedures vastgelegd. Er is nu onder meer bepaald dat de gemeente ten aanzien van deze installaties bevoegd gezag krijgen. Voor grote gesloten systemen is parallel aan de grote open systemen ook een vergunning vereist, een zogenaamde ‘Omgevingsvergunning beperkte milieutoets’.”
CALIFORNIË B.V.
Diepe aardwarmte De ontwikkeling rond de nieuwe wet- en regelgeving is
Boren naar aardwamte in glastuinbouwgebied Californië
ook relevant voor een recent project op het gebied van diepe geothermie, dat momenteel in ontwikkeling is in het glastuinbouwgebied Californië ten noordwesten van Venlo. Vanuit een diepte van minstens 2.500 meter zal een leidingstelsel voor drie tuinbouwondernemingen warm water gaan oppompen. “De grootste uitdaging ligt niet eens op het gebied van het boren van de putten voor de aan- en afvoer van het water, want met die techniek is met name in de olie- en gasindustrie veel ervaring opgedaan”’ vertelt Lodewijk Burghout, directeur van gebiedsontwikkelaar Californië B.V.. “Het is immers van te voren goed bekend op welke locatie het boren van een productieput het meest kansrijk is, aan de hand van seismisch onderzoek valt dit nauwkeurig te bepalen. Een verschil is natuurlijk wel, dat het hier om water gaat, in plaats van om olie en gas. Je weet niet wat de kwaliteit van het water is. Als het bijvoorbeeld heel zout is heb je kans op corrosiegevaar. Ook kan het water olie- of gas bevatten, wat een lastig probleem kan zijn.” In het glastuinbouwgebied Californië zouden op termijn vijf tot zes dubbele putten, zogenaamde doubletten, te realiseren zijn. Wereldwijd zijn al langer projecten op het gebied van aardwarmte uitgevoerd, onder meer in Parijs en op IJsland. Maar in de glas- en tuinbouw is de ontwikkeling in ons land pas rond ongeveer 2007 begonnen. Omdat het om een voor ons land betrekkelijk nieuwe techniek gaat, waarmee nog weinig ervaring is opgedaan, vraagt de uitvoering om relatief veel improvisaties. Dat blijkt volgens Burghout ook wel uit de houding van de overheid. “Alles wat je onder de 500 meter diepte doet valt onder Staatstoezicht op de Mijnen - SodM -, een onderdeel van Economische Zaken”, vertelt Burghout. “Maar je merkt dat de diepe geothermie ook voor dat ministerie relatief nieuw is. Tot nu toe hebben de ambtenaren ervaring opgedaan met de olie- en gasmaatschappijen, die in de bodem gingen prikken. Maar er is een verschil, en dat is dat wij niet alleen iets uit de bodem halen maar we stoppen er ook weer iets in, we circuleren nu eenmaal het water. Dit alles maakt dat de desbetreffende regelgeving voortdurend aan actualisatie onderhevig is. Dat is voor ons heel vervelend, maar ja, dat heb je nu eenmaal met een nieuwe techniek.” Het gebruik van de bodem kan in veel opzichten veel profijt opleveren. Nu maar hopen dat de pioniers op dit terrein niet in de modder verzeild raken. Daarbij komt het met name aan op de speelruimte die de overheid biedt.
Glastuinbouwgebied Californië
MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 15
CALIFORNIË B.V.
OASEN
WATER EN BODEM1
AFVINKEN OP DE ‘LIJST ATSMA’
Bodemsanering verloopt grotendeels volgens plan Bodemsanering, ooit een hot item, is inmiddels een zaak van lopend beleid. De afgesproken saneringsoperatie uit het Bodemconvenant van 2009 ‘ligt op schema’, meldde de tussenrapportage vorig jaar. Maar de weg is nog lang, en wie gaat investeren? MICHEL ROBLES
D
e wethouder had het de gemeenteraad in 1982 nog zó beloofd: Nijmegen wil geen Lekkerkerk-achtige toestanden!”. Toch zijn nu verhoogde concentraties gechloreerde koolwaterstoffen gemeten in twee huurwoningen, gebouwd op het voormalige terrein van schroevenfabriek ASW (“nippelkiet” in buurtjargon) in de wijk Bottendaal. De grond was destijds slechts gedeeltelijk gesaneerd. Wettelijk afdoende, maar niet voldoende, waarschuwden wijkactievoerders en de SP. De gemeente houdt de vinger aan de pols via bemonstering. Toen vorig jaar ook eens binnenshuis werd gemeten, stak het gifgrondduveltje de kop op. Uitgaande van de gemeten waarden bestaat geen gezondheidsrisico, becijfert de gemeente, en desgewenst mogen betreffende huurders zich laten checken bij de GGD. Nadere bodemluchtmetingen volgen. Weinig milieukwesties liggen lokaal zo gevoelig als bodemvervuiling, vooral onder kinderrijke woonwijken. Affaires als ‘Lekkerkerk’ vormden midden jaren tachtig zelfs mede de aanzet tot ons moderne milieubeleid. Jonge ingenieurs stortten zich gretig op het onderwerp. Archieven werden doorgespit, nieuwe bemonsteringmethodes en rekenmodellen zagen het licht. In 2005 waren maar liefst 425.000 mogelijke probleemlocaties bekend. Die rijstebrijberg heeft, zo vertellen Gerd de Kruif en Michiel Gadella van het Uitvoeringsprogramma Bodemconvenant, alles te maken met de industrialisatie, maar ook met het voortdurende grondverzet in onze dichtbebouwde natte-voetendelta. De Kruif trekt het uitvoeringsprogramma voor de gezamenlijke convenantpartners: Rijk, provincies, gemeenten en waterschappen. “Onze opdracht is tweeledig. We ondersteunen zowel de afgesproken versnelling van de bodemsanering, als het voorwerk voor een toekomstig integraal bodemontwikkelingsbeleid.” 16 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
Gadella was vorig jaar verantwoordelijk voor de jongste ‘midterm review’. Het convenant uit 2009 is een erfenis van toenmalig milieuminister Jacqueline Cramer, voorheen activiste bij Milieudefensie. Eenmaal minister, wilde zij de bodemsanering vlot trekken, die was vastgelopen in megakosten en ingewikkelde aansprakelijkheidskwesties rond oude vervuilde locaties. Eerder, midden jaren negentig, was reeds een uitweg gezocht: via het zoge-
Bodemsanering (Hilversum, 2009) ten behoeve van woningbouw
WATER EN BODEM spoedlocaties. Nou ja, definitief … 414 werd sindsdien 404, later werden juist weer 133 locaties toegevoegd. “Het zijn geen statische lijsten”, verduidelijkt Michiel Gadella: “Nieuwe bemonstering kan soms nieuwe locaties opleveren.”
MICHIEL WIJNBERGH
heten ‘functiegericht bodembeheer’. Grond hoefde niet altijd meer brandschoon te zijn. Feitelijk gebruik werd bepalend. “Realistisch” beheersen van bijvoorbeeld uitspoelingspluimen kon voortaan desnoods ook. Niet iedereen was er gerust op en uitkomst had functiegericht bodembeheer niet geboden, bij gebrek aan geld en effectieve prikkels. Cramer wilde een doorbraak forceren, middels concrete wie-wat-waar-enwanneer afspraken plus een helder budget. Diverse aanpalende beleidstrends speelden voor Cramer mee. Zoals steeds scherpere Europese milieueisen, de decentralisatie van rijkstaken en de groeiende behoefte aan duurzaam integraal ondergrondbeleid, vanwege ons almaar ingrijpender bodemgebruik. Bodembescherming wordt straks opgenomen in de nieuwe integrale Omgevingswet.
Trechteren Niet dat het bodemwerk intussen had stilgelegen. Alle bekende 425.000 locaties waren sinds 2005 op urgentie beoordeeld. Anno 2009 had Cramer een ‘werkvoorraad’ op tafel liggen van circa 250.000 locaties waar de bodemkwaliteit misschien ‘niet overeenkomstig de functie’ was; daaronder 18.000 vermoedelijke ‘spoedlocaties’. Van 425.000 naar 18.000… is dat geen politieke verdwijntruc? Gadella en De Kruif lachen: “Nee, zulk onderzoek is als een trechter. Uitgangspunt zijn historische locatiegegevens, nader onderzoek en gesprekken met bevoegde gezagen. Welke bedrijvigheid heeft waar gezeten? Wat zijn modelmatig de milieurisico’s, gegeven de verwachte verontreinigingen, de (geo)hydrologische omstandigheden en huidig gebruik? Op verschillende plekken is daarnaast daadwerkelijk gemeten.” Binnen het convenant werd, op basis van normen in de Circulaire Bodemsanering, verder getrechterd richting twee definitieve lijsten: ééntje met humane ‘spoedlocaties’, en één met locaties die ecologische urgentie en/of verspreidingsrisico’s meebrengen. Eind 2015 moest de humane-risicolijst zijn ‘afgehandeld’, hetzij door daadwerkelijke sanering, hetzij door ‘beheersing’ (monitoring en/of geleidelijk functiegericht reinigen). Tevens moesten alle ‘ecologische en verspreidings-risicolocaties’ dan zijn geïnventariseerd. In 2011 gaf toenmalig staatssecretaris Atsma onder mediadruk zijn ‘definitieve’ lijst vrij met 414 humane
20=80 Wat is de tussenstand, nu de deadline nadert? Beide heren brommen tevreden. Volgens de jongste tussenrapportage waren vorig jaar 176 van Atsma’s 404 Spoedlocaties ‘afgehandeld’. Bij veruit de meeste van de overige 228 waren de risico’s ‘beheerst’ of was sanering gaande. Slechts voor ruim 20 locaties leek de deadline van 2015 onhaalbaar. De Kruif: “Echt stoer vind ik dat het ons zelfs gelukt is om de inventarisatie van ecologische en verspreidings-spoedlocaties nu al goeddeels af te ronden, in plaats van eind 2015. Daarmee kunnen we op tijd vervolgafspraken maken. Het gaat om ruim 1.500 locaties, maar zelfs daar loopt soms de uitvoering al.” De Kruif prijst de inzet van de decentrale bevoegde gezagen. “Zij zijn leidend, want bodemontwikkeling is heel plaatselijk maatwerk.” Aan de vroegere terriërs van de milieubeweging, daarentegen, hebben Cramers erfgenamen weinig. Vanuit die hoek is het tegenwoordig oorverdovend stil. Een belrondje milieuclubs onthult twee hoofdoorzaken: tekort aan subsidie, dus menskracht, maar ook een tunnelachtige focus op klimaat- en energie. Ten dele hebben regelgeving en marktwerking het stokje overgenomen, constateert Michiel Gadella: de schonegrondverklaring staat scherp op het netvlies van (water)bouw- en vastgoedpartijen. “Trouwens, ook burgers hoor je heus nog wel. En vergeet niet: 95 procent van onze Nederlandse bodem is gewoon schoon, in ieder geval functieconform.” Echter, daar beginnen de kanttekeningen. Immers: functieconform schoon is niet altijd werkelijk schoon. Dat kan in de toekomst nieuwe discussie geven. Bovendien: de resterende 20 procent grootste locaties - samen goed voor ruwweg 80 procent van de geraamde totaalkosten! – zijn vaak rasechte hoofdpijndossiers. Deels schieten geoormerkte financieringspotjes tekort, bijvoorbeeld voor voormalige stomerijen. Deels betreft het grote, hardnekkig vervuilde terreinen. Zo lukt het in Haarlem technisch niet om de bodem onder de Nassaulaan tolueenvrij te krijgen. “We moeten daardoor zowel onze doelstellingen als de saneringstechniek bijstellen”, verzucht gemeentelijk beleidsmedewerker Steven van ’t Veer. Daarnaast zijn door de crisis gebiedsontwikkelingen stilgelegd, waarin bodemsanering normaliter kan meeliften. Desondanks is hoop gevestigd op een integrale gebiedsaanpak. Gadella: “Soms kun je gebruik maken van nieuwe bodemfuncties, zoals warmte/koude-opslag. Onder de Utrechtse binnenstad is de ‘biowasmachine’ bedacht: verontreinigd grondwater wordt door het WKO-systeem rondgepompt en deels verwarmd. Door toevoeging van nutrienten verbetert de bacteriële afbraak nog verder.” Maar vervolgens komen nog de 1.500 ecologische en verspreidingslocaties, en de ‘werkvoorraad’ van 250.000 locaties! Wie dat gaat betalen? “We gaan er afspraken over maken voor na 2015”, verzekert men bij het Uitvoeringsprogramma. Hoe dan ook, onze bodemsaneerders hebben nog wel even te gaan. MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 17
MEMBRANEN ZIJN TROEF
Industriewaterzuivering met e-zuinige membranen Een zo groot mogelijk hergebruik van water blijft de natte droom in de industrie. Steeds ‘spannender’ water met lastige en onvoorspelbare verontreinigingen komt in beeld. Het bedrijf dat de meest energiezuinige en efficiënte technologie levert, is spekkoper. Koploper blijft de membraantechnologie. PIETER VAN DEN BRAND
M
et zijn techniek van vacuümmembraan-destillatie won het Nederlandse Aquaver vorig jaar de prijs Water Innovator of the Year en recent nog de prestigieuze European New Product Innovation Leadership Award van het Amerikaanse advies- en onderzoeksbureau Frost & Sullivan. “We hebben drie jaar aan de ontwikkeling en vermarkting van onze technologie gewerkt”, vertelt directeur Rob Hollering. “Het slimme ervan is dat ze bespaart op energieverbruik door de restwarmte uit het zuiveringsproces te hergebruiken.” Het procédé in een notendop: vervuild water (zestig tot tachtig graden warm) wordt tussen een folie en een waterafstotend membraan door geleid. In de ruimte tussen folie en membraan ontstaat een dunne waterfilm die kookt vanwege de lage systeemdruk. Het waterafstotende membraan laat de stoom door, die op een folie aan de andere zijde van het membraan condenseert. Het condensaat (gedestilleerd water) wordt opgevangen in een tank. De condensatiewarmte die vrijkomt is beschikbaar voor het opwarmen van de volgende waterfilm. “Op deze wijze wordt de warmte zo’n vier tot acht keer hergebruikt. Omdat het water niet tot het kookpunt opgewarmd hoeft te worden, is minder energie nodig.” Volgens Hollering komt de techniek in beeld om percolaatwater van stortplaatsen te zuiveren en zeewater tot drinkwater te ontzilten. De waterkwaliteit voldoet aan de Europese en WHOstandaarden (World Health Organization). Inmiddels is er wereldwijd veel belangstelling voor de energiezuinige technologie, in eerste instantie om moeilijk behandelbaar afvalwater in te dikken. Zo deed zusteronderneming Memsys in Texas in de VS een proef om het zoutrijke afvalwater aan te pakken dat vrijkomt bij het ‘fracken’ bij de winning van schaliegas. 18 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
Aquaver-installatie op de Maldiven
Energiezuinig is onbetwist de trend, bevestigt Wilbert van den Broek, process engineer bij Evides Industriewater. “Duurzaamheid en maatschappelijk onderne-
WATER EN BODEM
Container met proeftestopstelling CAPWA bij een energiecentrale
men zijn een belangrijke drijfveer, niet alleen voor onszelf maar ook voor onze klanten. Energiewinst levert immers CO2-reductie op.” Uit een onderzoek onder de eigen klanten weet Evides dat bedrijven volop bezig zijn met onder meer het terugwinnen van grondstoffen uit proceswaterstromen en het hergebruik van afvalwater. Niet alleen duurzaamheid is de trigger. Bij deze volumes is een lager waterverbruik goed voor een lagere waterrekening, dus goed voor de bedrijfsportemonnee. “Die twee gaan hand in hand”, beaamt Van den Broek.
E4water Evides neemt deel aan een omvangrijk internationaal project dat ‘E4water’ is gedoopt. ‘E4’ staat voor ‘Ecologically Economically Efficient Water Management in the European chemical industry’. Aan dit tot mei 2016 lopende project zijn negentien bedrijven en kennisinstellingen verbonden (budget: 17 miljoen euro, waarvan 1,3 miljoen euro voor Evides). Het bedrijf voert een aantal proeven uit bij Dow in Terneuzen en Solvic in Antwerpen. Bij Solvic wil men twee verschillende waterstromen opwerken tot demiwater: het oppervlaktewater uit de havendokken en het afvalwater uit het spuiwater van een koeltoren dat voor vijftien procent uit een stroom bestaat die continu van samenstelling wisselt. “De pH-waarde schommelt, soms zitten er deeltjes plastic en koolstof in. Er gelden hoge kwaliteitseisen voor het demiwater, dus het is een uitdaging deze waterstromen aan te pakken”, zegt Van den Broek. De ambitie van Dow op zijn achttien chemiefabrieken tellende terrein in Terneuzen is de drinkwatervoorziening – die hiervoor gebruik maakt van zoet water uit de Maas bij de Biesbosch – zoveel mogelijk te ontzien. In het E4-project wil het chemiebedrijf kostenefficiënte technieken vaststellen voor het opwerken van lokale afval- en proceswaterstromen, zoals het sterk ingedikte spuiwater van de koeltoren, waaraan ook tal van conditioneringschemicaliën zijn toegevoegd. De zuivering moet resulteren in multifunctioneel inzetbaar water, toepasbaar voor het weer vullen van de koeltoren of als grondstof voor de productie van demiwater. Kosten Tientallen bestaande technieken en innovaties zijn bij E4 onderwerp van bureaustudies en labtesten. Ook de
factor ‘kosten’ speelt mee, waardoor een flink aantal technieken is afgevallen. Van den Broek: “Het lastige bij de nieuwe zuiveringstechnieken is dat ze nog in de ontwikkelfase zitten. Je kunt pas installaties gaan bouwen, als ze op grote schaal zijn gerijpt.” In de proeven bij Solvic is gekozen voor ultrafiltratie (UF) dat zwevende deeltjes, denk aan slib, verwijdert en reversed osmosis (RO), gericht op het scheiden van zouten en organische vervuilingen. Voor het zuiveren van het water uit de kanaaldokken wordt een dubbele RO-stap uitgevoerd. Bij Dow viel de keus op nanofiltratie (een stap verder dan UF om afvalwater te ontzouten en te ontharden) en elektrodialyse reversal (EDR). Waar bij omgekeerde osmose het water door membranen getrokken wordt en de zouten achterblijven, gaan bij EDR juist de zouten door het membraan als gevolg van een elektrische spanning, wat een beter scheidingsresultaat oplevert. Het gaat allemaal om reeds bewezen technologie. Het experimentele zit hem in de samenstelling van de te behandelen afvalwaterstroom. Onder de technieken die afvielen voor de proef bij Dow, is CapDI van Voltea. Al drong de technologie door tot de top vijf. Dit bedrijf is een spin-off van Unilever, dat als wasmiddelenproducent een techniek zocht om water te ontharden. CapDI (Capacitieve DeIonisatie) is echter ook geschikt om water te ontzouten. De techniek is gebaseerd op elektroden die de voor het zoutgehalte en waterhardheid verantwoordelijke ionen door een membraan heen trekken en afvoeren. Volgens Voltea onderscheidt haar technologie zich van andere membraantechnieken, zoals RO, door een hogere wateropbrengst en een geringer energieverbruik zonder dat chemicaliën nodig zijn. In 2012 rondde het bedrijf een eerste proef af op de afvalwaterzuivering Harnaschpolder bij Delft. Volgens R&Ddirecteur Bert van der Wal heeft de in maar liefst 33 octrooien beschermde technologie zich daar bewezen om afvalwater geschikt te maken voor de tuinbouwkassen in het Westland. “Technisch was de pilot een succes, alleen in economisch opzicht bleek CapDI nog niet rendabel.” Toch krijgt de proef een vervolg, Een Japans bedrijf wil CapDI gaan toepassen op plekken in Azië waar water schaars is, zoals in Singapore.
Water uit rookgassen In de witte rookpluimen uit de fabrieksschoorsteen zit nog veel water van hoogwaardige kwaliteit. Onder leiding van DNV GL (voormalig KEMA) is een membraantechnologie ontwikkeld – CapWa (‘Water Capture’) geheten – die zo’n veertig procent van dit water terug kan winnen. Het CapWa-proces ontwatert de waterdamprijke gasstromen met ‘holle vezel’-membranen, die alleen watermoleculen doorlaten. Het water wordt zo afgevangen. De rest van de (rook)gassen komt ‘ontwaterd’ in de atmosfeer terecht. De toepassing van CapWa in industriële processen, zoals een papierdroogproces, zou tot grote besparingen leiden, aldus DNV GL. Uit een studie van het CapWaconsortium zou blijken dat de Europese papiersector alleen al jaarlijks één miljard euro kan besparen. MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 19
HOOGSPANNING ONDERGRONDS Voorschotje op Rijks Verkabelingsprogramma
In Apeldoorn-Zuid gaat drie kilometer hoogspanningslijnen ondergronds. Een uniek huzarenstukje waarvan de stad zal opknappen Al had het - getuige het verslag in dit artikel - qua financiering de nodige voeten in de aarde. Apeldoorn neemt hiermee een voorschot op het Rijks Verkabelingsprogramma. Wie volgt?
S
20 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
is voor de corporatie een belangrijke reden om te investeren in het project en ook particuliere huiseigenaren verwachten dat hun huizen meer waard worden zonder bovengrondse hoogspanningsverbindingen. De bijval voor de verkabeling was dan ook unaniem. In 2009 kwam de begroting van €10 miljoen rond en konden over een afstand van drie kilometer alle kabels door de zuidelijke stadswijken worden ingegraven.
Tegenslag In datzelfde jaar wordt TenneT eigenaar van de hoogspanningslijnen in Apeldoorn. De nieuwe beheerder komt met technisch zwaardere eisen. Die komen er in het kort op neer dat de ondergrondse kabels vrije doorgang moeten krijgen en dat er dus geen plaats zou zijn voor andere leidingen onder hetzelfde wegdek. De geraamde kosten lopen op naar €12,5 miljoen. De economische crisis, die noopt tot afwaardering van de grond, slaat nog een krater in de begroting. Gemeentelijk projectleiders Pauline Tiecken en Arno Klein Goldewijk en hun team schakelen over op plan B en verkorten op de tekentafel het project met een kilometer. Daarmee zullen in ieder geval de masten uit het
Fotografie: Rob Voss
inds 1949 voorziet het transformatorhuis in het Vogelkwartier Apeldoorn van elektriciteit. Aan de Oude Beekbergerweg komen de 150kV hoogspanningslijnen uit de richting Zwolle en Arnhem samen. Hoogspanning pal boven de woonwijk is ondenkbaar in deze eeuw. Diverse onderzoeken hebben in voorbije jaren een verhoogde kans op kinderleukemie en alzheimer geturfd bij mensen die in de buurt van de masten wonen. Dat elektromagnetische straling de boosdoener is, staat echter niet vast. Niettemin zijn de regels aangescherpt en is het voorzorgprincipe leidend: nieuwbouw in de buurt van de masten is uitgesloten en nieuwe tracés moeten voldoende afstand houden van woongebied. Bestaande lijnen die te dicht bij woningen lopen, kunnen worden ingegraven om stralingsoverlast te beperken. Het ministerie van Economische Zaken heeft daarvoor een nationaal ‘verkabelingsprogramma’ bedacht dat na de vereiste wetswijziging in 2017 van start gaat. Maar Apeldoorn-Zuid staat aan de vooravond van een ingrijpende transformatie. De veelal uitgeleefde jaren ‘50 huizen worden dit jaar gesloopt en maken plaats voor eigentijdse woningen. Om het stadsdeel het gewenste nieuw elan te geven, brengt Apeldoorn de kabels nu al ondergronds. Geen eenvoudige opgave, omdat in een druk ‘binnenstedelijk wegprofiel’ tussen rioolbuizen, gasleidingen en een wirwar van elektriciteits-, telefoon en mediakabels, ruimte moet worden gezocht voor de hoogspanningslijnen. Dat betekent onder meer dat langs de route van de in te graven hoogspanningskabels een compleet nieuw groot transportriool moet worden aangelegd van glasvezel versterkt kunststof, dat bestand is tegen de door de hoogspanning veroorzaakte hogere bodemtemperatuur. Dat zoiets niet over een nacht ijs gaat, spreekt vanzelf. De eerste schetsen voor een ondergronds tracé dateren van 2005. Naast de provincie zijn ook belanghebbenden als corporatie De Goede Woning in wijk Zuid betrokken bij de financiering. Een betere woonomgeving
Fotografie: Rob Voss
WATER EN BODEM
Vogelkwartier verdwijnen en de kan de herinrichting van die wijk doorgang vinden. Maar plan B schiet de bewoners van de Rivierenbuurt aan de stadsrand in het verkeerde keelgat. Daar wordt de verkabeling immers op de lange baan geschoven. Het actiecomité Hoogspanning eist dat de gemeente zich aan haar oorspronkelijke belofte houdt. Hoewel het protest de gemeentelijke planning dwarsboomt, is er een gedeeld belang en inzicht: de verkabeling gefaseerd uitvoeren is kapitaalvernietiging omdat er tijdelijke stijgpunten nodig zijn en de enorme logistieke operatie twee keer moet worden opgetuigd.
Keerpunt De spanning wordt doorbroken als minister Kamp in maart 2013 het verkabelingsprogramma aankondigt, dat de mogelijkheid schept om 135 kilometer hoogspanningslijnen in de bebouwde kom onder de grond te werken. De operatie uitstellen tot 2017 is voor Apeldoorn echter geen optie, omdat de medefinanciers niet garanderen dat ze hun bijdrage drie jaar later gestand kunnen doen en de operatie al in veel agenda’s in 2014 is ingetekend. Maar de financiële opzet van het programma, waarbij de gemeente ‘slechts’ 25% zelf hoeft te financieren, terwijl 75% voor de rekening van TenneT komt, betekent dat er weer voldoende budget is om het oorspronkelijke plan uit te voeren. Er volgen onderhandelingen op het ministerie van de Economische Zaken om de verdeelsleutel van het Rijksprogramma vervroegd te claimen. Keiharde toezeggingen krijgt Apeldoorn niet, maar toch voldoende zekerheden om de gemeenteraad te overtuigen. Die gaat vlak voor de jaarwisseling akkoord met de financiering van het oorspronkelijke plan. Toekomst Dat Apeldoorn voor de muziek uitloopt, wil niet zeggen dat verkabeling elders in het land in een stroomversnelling komt. Voor gemeenten die nog geen geld hebben vrijgemaakt, zal de eigen bijdrage van 25% nog een behoorlijk hindernis zijn. Voor projecten van Apeldoornse schaal moet er nog altijd €3 miljoen uit de gemeentekas
komen. Toch meent Arnold Hoekjen van ingenieursbureau Arcadis - dat voor Apeldoorn de aanbesteding begeleidde - dat er ook in financieel moeilijke tijden win-win-situaties zijn waarbij de eigen bijdrage meer oplevert dan hij kost: “Vooral voor gemeenten die het op eigen kracht net niet rond krijgen, liggen de kaarten straks heel gunstig. Verkabelen is een boost voor herstructurering van woonwijken en bedrijventerreinen, en kan de stilgevallen woningbouw op gang helpen. Niet alle effecten zijn in harde euro’s uit de drukken, maar ze moeten zeker in de afweging worden betrokken.” In alle gevallen zullen gemeenten vanaf 2017 moeten onderhandelen met actieve buurtcomités die met het Rijksprogramma in de hand verkabeling willen afdwingen. The game is on.
Verkabelingsprogramma Het Rijksprogramma voor verkabeling van hoogspanningslijnen en uitkoop van huizenbezitters is van toepassing in 160 gemeenten. Vanaf 2017 krijgen ca. 400 huishoudens een uitkoopaanbod: alle huishoudens die (deels) onder een 220/380 kV-verbinding wonen, plus bewoners in buitengebieden die (deels) onder een 110/150 kV-verbinding wonen. Hiervoor stelt de overheid €140 miljoen ter beschikking. Daarnaast kan vanaf 2017 135 kilometer aan 110/150 kV-lijn in bebouwde kom ondergronds gebracht worden. Het is de bedoeling dat TenneT -via een nog te regelen wetswijzigingde verkabelingskosten uit het programma voor driekwart terug mag verdienen via transporttarieven. Een verkabeling gaat alleen door als de desbetreffende gemeente het laatste kwart zelf bijdraagt. Het programma loopt 15 jaar en zal TenneT en de gemeenten naar verwachting €440 miljoen kosten.
Meer informatie: http://bit.ly/1kxhU7P www.apeldoorn.nl/hoogspanning http://tinyurl.com/arcadishgspnng http://tinyurl.com/roelofsgroephgspnng MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 21
NANO & WATER RISICO EN KANS Nano in waterland heeft twee gezichten
Nanodeeltjes in het water worden gezien als potentieel risico. Wij moeten daar iets mee gaan doen, klinkt het vanuit waterschappen. Maar het is nog onduidelijk hoe je ze moet meten en wat voor beleid je er op moet loslaten. Bij toepassing in (afval)waterfilters worden ze daarentegen juist gezien als kansrijk middel om efficiënter te zuiveren. HARRY PERRÉE
Afwachtend Waterschappen, verantwoordelijk voor de kwaliteit van ons oppervlaktewater, zijn afwachtend in de aanpak van nanodeeltjes. “Wij moeten daar iets mee gaan doen. Alleen, op dit moment beschikken wij nog niet over analysemogelijkheden om dat goed te monitoren”, legt beleidsmedewerkster watersysteemkwaliteit Anja Dijkstra van het Hoogheemraadschap Delfland uit. “En het is ook nog even zoeken: stel dat wij die data verzamelen, wat zou je er als waterschap aan kunnen doen? Daar hebben wij nog geen uitgesproken beleid op.” Aanleiding om de alarmbel te luiden is er niet, meent STOWA, de Stichting Toegepast Onderzoek Waterbeheer, het kenniscentrum van de waterschappen. ‘Vooralsnog lijkt het niet aannemelijk dat we ons zor22 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
gen moeten maken over nanodeeltjes in de afvalwaterketen en het ontvangende oppervlaktewater’, meldt het rapport Nanodeeltjes in de afvalwaterketen (2013). De deeltjes zullen, zo schat STOWA, samenklonteren of hechten aan organisch materiaal en zo hun nanoeigenschappen verliezen. Bovendien zijn tot nu toe geen negatieve effecten aangetoond en zijn de concentraties in de afvalwaterketen lager dan de concentraties waarmee studies zijn uitgevoerd. De onderzoekers houden nog een slag om de arm omdat ‘de tot op heden uitgevoerde toxicologische studies niet altijd eenduidig zijn’. Verder ontbreken goede onderzoeksprotocollen (inclusief analysetechnieken) en bovendien zal de hoeveelheid nanodeeltjes komende jaren sterk toenemen. Maar bestrijdingsmiddelen en hormoonverstorende stoffen, zo stelt STOWA, hebben aantoonbare toxische effecten op het ecosysteem en brengen veel meer risico’s met zich mee.
PETER DE KIEVITH | DREAMSTIME.COM
N
anodeeltjes zijn vooral bekend van hun toepassingen in bijvoorbeeld zonnebrandcrème, antistinksokken en brandstof. Daar worden ze gebruikt vanwege hun bijzondere kwaliteiten: omdat ze respectievelijk doorzichtig zijn, een antibacteriële werking hebben of zorgen voor een efficiënte verbranding. Na geleverde diensten kunnen nanodeeltjes in het water belanden. Het is nog onduidelijk of dat een probleem kan veroorzaken voor mens en milieu. Het RIVM houdt de vinger aan de pols door onderzoek te volgen en zelf uit te voeren. Dat onderzoek staat volgens het RIVM echter nog in de kinderschoenen. Zo is het niet duidelijk of nanodeeltjes (deeltjes van 1 - 100 nanometer) zich vrij - ieder voor zich - in het milieu blijven bewegen of dat ze samenklonteren. Samengeklonterde deeltjes gedragen zich heel anders in het milieu dan vrije deeltjes en brengen ook andere risico’s met zich mee. Daar komt bij dat het de vraag is of de huidige methodes van milieurisicobeoordeling bruikbaar zijn voor nanodeeltjes.
Geen aanleiding om de alarmbel te luiden over nanodeeltjes in de afvalwaterketer, meent STOWA
SERGBOB | DREAMSTIME.COM
WATER EN BODEM
´Bestrijdingsmiddelen en hormoonverstorende stoffen zijn aantoonbaar toxisch en brengen veel meer risico’s met zich mee´
Kansen Vormen nanodeeltjes aan de ene kant een potentieel gevaar voor het oppervlaktewater, aan de andere kant biedt nanotechnologie kansen om water steeds verder te reinigen. Rob Lammertink, hoogleraar Soft matter, Fluidics and Interfaces aan de Universiteit Twente, maakt onderscheid tussen enerzijds nanogestructureerde membranen, waarbij de poriën tot op nanoniveau gecontroleerd kunnen worden, en anderzijds katalyse, die “de activiteit van een katalysator benut door op nanometerniveau de samenstelling te controleren.” De hoogleraar is binnen NanoNextNL (een consortium van bedrijven, universiteiten en kennisinstellingen) actief als programmadirecteur voor het onderzoek naar watertoepassingen van nanotechnologie. Een membraantechniek, zoals omgekeerde osmose, wordt, al decennialang toegepast, zo merkt Lammertink op. “Met omgekeerde osmose ben je drinkwater aan het reinigen van alle opgeloste deeltjes die er in zitten. Of dat nu zouten of grotere moleculen zijn, maakt niet zoveel uit. Eigenlijk wordt alles tegengehouden behalve water. Dat is de meest extreme stap om heel puur water te vormen. Waar we binnen het project (NanoNextNL, red.) naar kijken is verontreiniging katalytisch af te breken. Dat is met name heel interessant als je kleine moleculen die moeilijk door membranen zijn tegen te houden, wilt verwijderen. Wij proberen deze katalytisch af te breken tot onschadelijke stoffen. Net zoals een katalysator in een auto werkt: niet volledig verbrande producten omzetten naar onschadelijke producten.” Het lijkt logisch om eventuele nanoverontreiniging met nanotechnologie uit het water te halen, maar het verband tussen deze twee is volgens Lammertink nog niet duidelijk. “We kijken wel naar het gedrag van materialen op een heel kleine schaal. En als je het gedrag van die deeltjes in water beter begrijpt, kun je ook betere zuiveringsmethoden gaan ontwikkelen.” Wellicht zijn nanodeeltjes af te vangen in membranen, “maar het hoeft niet per se. Kijk, het probleem is dat nog niet duidelijk is wat het ‘nano zijn’ van materialen voor een invloed heeft. Bepaalt het heel klein zijn van een deeltje het gedrag en de toxiciteit van zo’n deeltje?” De hoogleraar onderzoekt nu alvast kleine organische
verontreinigingen in water, die al bij lage concentraties schadelijk zijn. “Een alledaags voorbeeld zijn hormoonresten. Die komen in het riool terecht, via urine of medicijnresten. Dat is een verontreiniging die relatief lastig is aan te pakken met conventionele filters en methoden, juist omdat ze klein zijn en al bij lage concentraties schadelijk zijn. Wij kijken nu hoe je die met katalyse kunt afbreken. Dus niet alles filteren, maar de schadelijke componenten afbreken door middel van een katalysator.”
Bulk Daarbij dient titaniumdioxide als katalysator. “Dus hetzelfde als wat in zonnecrème en ook tandpasta zit. Dat is een fotokatalysator: als er zonlicht opkomt, wordt deze actief en kan die water reinigen. Het versnelt een reactie, zonder dat ie daarbij zelf geconsumeerd wordt.” Hoewel ‘nano’ klinkt naar kostbare hightech, hoeft dat helemaal niet het geval te zijn. “Nanotitaniumoxide koop je in bulk, per duizend kilo. Andere stoffen die bij wijze van spreken per atoom worden opgebouwd zullen veel duurder zijn.” Lammertink wil maar zeggen: ‘nano’ is een verzamelvat van een breed scala aan activiteiten en stoffen. De begripsvorming daarover ziet hij met sprongen toenemen, en daarmee de mogelijke toepassingen,. Hoewel waterschappen aan de ene kant nog geen zicht hebben op de nanoverontreinigingen, nemen ze aan de andere kant al afscheid van de toegepaste nanotechnologie, althans bij membraantechnologie. Beleidsmedewerker Hielke van der Spoel van het Waterschap Rivierenland schat dat afgelopen jaren in Nederland pakweg vijf rioolwaterzuiveringsinstallaties membranen hebben toegepast. “Het werkt wel, maar het is te hightech en te duur. We maken dan té schoon water voor wat het oppervlaktewater nodig heeft. Die technieken zijn deels ontwikkeld als exportproduct. In industrie en drinkwaterproductie wordt membraantechnologie veel toegepast, in de zuivering van huishoudelijk afvalwater zijn er voldoende andere technologieën die simpeler en minder duur zijn.” Daarom zijn de membraaninstallaties afgelopen jaren deels weer ties. ti omgebouwd naar conventionele installaties. MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 23
WEGLEKKENDE MILIEUWINST?
Verdeeldheid over 5e Actieprogramma Nitraat De actieprogramma’s tegen nitraatuitspoeling hebben vrucht afgeworpen. Met name in de melkveehouderij; varkens- en pluimveehouders in vooral Zuid-Nederland blijven achter. Niettemin krijgt Nederland andermaal derogatie uit Brussel. “Op termijn wordt het onontkoombaar dat we minder dieren houden”, zegt nutriëntenonderzoeker Jaap Schröder. RENÉ DIDDE
Te positief De milieuorganisaties krijgen steun uit onverwachte hoek. De Commissie voor de milieueffectreportage (Commissie voor de m.e.r.) concludeert dat de zogeheten plan-MER voor het 5e Actieprogramma Nitraat de milieueffecten te positief inschat. De commissie concludeert bovendien dat allerlei ‘kansrijke alternatieve opties met gebieds- en bedrijfsspecifieke maatregelen’ niet zijn bekeken. “Het milieu-effectrapport (MER) dat het Ministerie heeft laten maken is zeer beknopt en vertoont weinig samenhang tussen de ambities van beleidsvoornemen en autonome ontwikkelingen zoals het loslaten van de melkquota, het probleem van de uitspoeling van nitraat en fosfaat naar grond- en oppervlaktewater en de neerslag van stikstof uit de lucht”, 24 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
licht secretaris Gijs Hoevenaars van de Commissie voor de m.e.r. toe. Op de Alma Mater van de landbouwwetenschappen, WUR te Wageningen, lijkt een wat ander geluid te klinken. “Vanaf 1990 hebben de achtereenvolgende actieprogramma’s geleid tot een draconische afname van de overschotten van stikstof en fosfaat”, zegt Jaap Schröder van Plant Research International van WUR. “Om precies te zijn, nam het overschot stikstof af van 300 kilogram per hectare per jaar tot 175 kilogram en daalde de fosfaatuitspoeling van 50 - 70 kilogram per hectare per jaar naar 10 – 40 kilogram.” Vijfenzeventig procent van de melkveehouders haalt bovendien de EU-norm van 50 milligram nitraat per liter grondwater, er zijn er bij die de norm overschrijden maar als geheel haalt de melkveehouderij de EUnorm, aldus Schröder. Er wordt ten slotte over de hele linie minder mest en kunstmest op het land gebracht”, zegt Schröder, een van de hoofdauteurs van een recente evaluatie van het nutriëntenbeleid door het Planbureau van de Leefomgeving en WUR.
Achterblijvers Er is in het Nederlandse nutriëntenbeleid slechts één zwakke broeder, aldus de onderzoeker. “De akker-
MICHA KLOOTWIJK | DREAMSTIME.COM
H
et geldt als een van de hoofdpijndossiers van het Nederlandse milieubeleid. Mest, nitraatuitspoeling, fosfaatverzadiging. Al bijna 35 jaar wordt gewaarschuwd tegen de fnuikende gevolgen van uitspoeling van nitraat en fosfaat als gevolg van de ongebreidelde mestgift op de Nederlandse akkers. Vooral op zandgronden draagt die uitspoeling bij aan eutrofiëring, vermesting, achteruitgang van kwaliteit van het oppervlaktewater en de gestage teloorgang van de biodiversiteit. De Landbouw- en Milieuministers en staatssecretarissen van de laatste pakweg tien kabinetten moesten menige reis naar Brussel ondernemen om uitstel te vragen (derogatie) om te voldoen aan de Europese normen voor nitraat (en fosfaat). Criticasters uit onder meer milieuorganisaties wijzen er op dat het loslaten van de melkquota in 2015 - één van de succesvolle instrumenten om de milieueffecten van mest enigszins te beteugelen - Nederland weer achteruit zal zetten. Boeren die daartoe kansen zien, zullen hun melkveestapel uitbreiden. De mestproductie zal navenant toenemen, aldus de ngo’s.
ZORANSIMIN | DREAMSTIME.COM
PANCAKETOM | DREAMSTIME.COM
WATER EN BODEM
bouwbedrijven, vooral die op de hoge zandgronden in Zuid-Nederland, voldoen niet aan de normen.” Dat komt vooral door het hoge aandeel gewassen die de meststoffen slecht opnemen. Daarnaast speelt de jarenlange toediening van ‘bovenwettelijke’ drijfmest een rol. “Dat is een eufemisme voor het dumpen van frauduleuze drijfmest uit de zwarte boekhouding van varkenshouderijen op akkerbouwgebieden. Op die hoge zandgronden ligt het grondwater laag en vindt nauwelijks denitrificatie plaats, dus de nutriënten spoelen vrijwel geheel uit.” Toch hebben het nutriëntenbeleid en de achtereenvolgende actieprogramma’s vrucht afgeworpen, concludeert Schröder. “De sector heeft, zij het knarsetandend, meegewerkt aan de harde voorschriften.” En het loslaten van de melkquota dan? “Dat leidt niet tot overschrijding van de normen door de melkveehouderij. Het loslaten van de melkquota zal leiden tot tien à twintig procent meer melk, maar dat leidt niet tot tien à twintig procent meer mest”, doceert Schröder. Allereerst worden koeien efficiënter naarmate ze meer melk produceren. Ze krijgen ook steeds mineraalarmer voer. “En ten derde”, betoogt Schröder, “zelfs al zou er meer koemest worden geproduceerd, dan is de afzet ervan geen enkel probleem. De koemest zal de varkensmest eruit drukken.”
‘Niet uit te leggen aan een boer’ Het vijfde actieprogramma staat bol van scherpere stikstofnormen voor veehouders en groentetelers in Zuid-Nederland, meer strikte handhaving, vasthouden aan dierrechten voor pluimvee en varkens( dat is het recht om een bepaalde hoeveelheid dieren te houden en heeft niets met rechten van het dier te maken). Melkveehouders moeten bovendien niet langer 70 maar 80 procent grasland hebben om meer mest op eigen land af te mogen zetten. Dat deze nieuwe maatregelen pittig zijn, bewijst de felle reactie van LTO Nederland. “De politiek begrijpt niet wat nodig is voor een goede landbouwpraktijk. Deze voorstellen zijn niet aan een boer uit te leggen”, aldus LTO-voorman Hans Huijbers. De lobby-organisatie overhandigde half april een petitie aan de Tweede Kamer in de hoop het tij te keren. Op de vergadering van eind april fiatteerde de European Nitrate Committee het 5e actieprogramma. De verwachting is
dat de Europese Commissie vervolgens ook akkoord gaat. Bij de commissie voor de m.e.r. reageert secretaris Gijs Hoevenaars kritisch op zowel Jaap Schröder als Hans Huijbers. “We zien in bijvoorbeeld de aanvragen van vergunningen voor stallen en bestemmingsplannen in het buitengebeid dat boeren duidelijk voorsorteren op het houden van meer dieren. En dat betekent in absolute zin meer uitstoot en meer mest. Die stallen gelden ook koeien, want die staan steeds minder in de wei.” Verder mag de uitspoeling van stikstof naar (grond-) water succesvol zijn, het is jammer dat de veehouderij de prestaties weer te niet dreigt te doen door vergroting van de uitstoot van stikstof in de lucht in de vorm van ammoniak, aldus Hoevenaars. “Vooral varkens- en pluimveestallen dichtbij natuurgebieden dragen substantieel bij aan vermesting en verzuring en daarmee aan de achteruitgang van de biodiversiteit. Hoewel verbeterd, blijft de landbouw kortom de grootste bijdrage leveren aan stikstofuitstoot, namelijk tachtig procent. Andere sectoren als industrie en verkeer hebben zich sterker verbeterd.”
Ecologische principes eerst De commissie voor de m.e.r. vindt het jammer dat er geen bedrijfs- of gebiedsspecifieke maatregelen zijn onderzocht. “Daarin kunnen beleidsmakers aangeven welke bedrijven zich in welke gebieden kunnen vestigen om lekstromen naar de omgeving te minimaliseren. Bovendien wordt nu erg geleund op het bestaande beleid, terwijl in een MER had kunnen worden onderzocht wat het betekent als ecologische principes als leidraad voor de landbouw moeten gelden, aldus de Commissie. Daarmee is Jaap Schröder het eens. “Het is onontkoombaar dat er op den duur minder dieren worden gehouden in Nederland.” De voortgaande efficiëntie en schaalvergroting gaan ten koste van de biodiversiteit, vindt ook Schröder. De achteruitgang van weidevogels komt door de stelselmatige verlaging van het grondwaterpeil om vroeg te kunnen maaien met steeds zwaardere machines. Dat heeft dus niets te maken met nutriëntenbeleid. Zo zijn er grootschalige akkerbouwbedrijven met nauwelijks nutriëntenuitspoeling en veel biodiversiteit doordat ze akkerranden vrijlaten en wintervoer voor vogels achterlaten.” MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 25
BEDRIJF EN PRODUCT Verantwoord consumeren
Questionmark: het verhaal achter de boodschappen Met een gratis app en website geeft Questionmark inzicht in de wijze waarop producten worden gemaakt en wat de invloed is op mens, dier en milieu. Zo kunnen consumenten bij het kopen van een biefstukje achterhalen of er regenwoud voor is gekapt. Of zien of de hazelnoten in een reep door kinderhanden geplukt zijn. Een score per product en een lijst met alternatieven maakt het gemakkelijk een bewustere keuze te maken. Het begon met 22.000 producten in de categoriën vlees, vleesvervangers, eieren, melk, yoghurt, kaas, boter, kwark en toetjes. Inmiddels zijn ook pindakaas en meer dan 1000 chocoladeproducten toegevoegd. Consument kunnen de producten met de app scannen of op de website op-
zoeken. Als een echte beweging wil Questionmark verder groeien, met 10.000 producten per jaar tot het gehele aanbod in de supermarkt onderzocht is. Later zullen ook producten als elektronica en kleding meegenomen worden. Questionmark zegt te opereren als een neutrale, onafhankelijke organisatie die product- en duurzaamheidsinformatie verzamelt op basis van wetenschappelijk geaccepteerde standaarden. Die informatie wordt op objectieve wijze beoordeeld met de input van deskundigen van maatschappelijke organisaties, uit de wetenschap en bedrijfsleven. Questionmark is mogelijk gemaakt door een bijdrage van de Nationale Postcode Loterij. www.thequestionmark.org
Biobased
Schoonmaakmiddel uit algenolie Ecover heeft aangekondigd om als eerste schoonmaakmiddelenproducent wereldwijd oppervlakte-actieve stoffen voor haar producten te gaan maken op basis van algenolie. Negentig procent van de grondstoffen voor oppervlakte-actieve stoffen op basis van plantaardige materialen is afkomstig uit kokosnoten en - vooral - palmboompitten. Voor de productie van plantaardige olie worden de tropische regenwouden in regio’s als Sumatra en Borneo al decennia lang gekapt en vervangen door commerciele palmolieplantages.
In 2009 zette Ecover al de toon door de oppervlakte-actieve stoffen uit palmolie in schoonmaakproducten te vervangen door alternatieven op basis van in Europa geproduceerd koolzaad. Nu neemt ze een volgende stap met de inzet van algenolie. Algen, zo stelt Ecover, kunnen lokaal geproduceerd worden, en een bijkomend voordeel daarvan is dat dit producenten en retailers volledige traceerbaarheid binnen de supply chain geeft. De nieuwe producten op basis van algenolie liggen later dit jaar in de supermarkt. www.ecover.com
Duurzame energie
Warmtepomp is nét een dakraam In Nijmegen wordt voor woningcorporatie Portaal een serie energienotaloze woningen gebouwd. Zeven van deze woningen zijn uitgerust met de integrale lucht/water-warmtepomp Hydrotop van Dutch Heatpump Solutions. De warmtepomp voorziet de huurwoningen van warmte voor de luchtverwarming en voor het tapwater. In de Hydrotop zijn de buiten- en de binnenunit tot één toestel geïntegreerd. Deze wordt door het dak in de woning geplaatst, waarbij het deel dat de buitenlucht aanzuigt circa tien centimeter boven het dak uitsteekt. Vanaf de buitenkant lijkt het 26 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
daarom alsof er een dakraam op het dak ligt (de welstandscommissie was onmiddelijk overtuigd). Aan de binnenkant zorgt het toestel er voor dat de warmte die de warmtepomp uit de buitenlucht haalt, aan de klimaat- en tapwaterinstallatie wordt afgegeven. De benodigde elektrische energie wordt volledig opgewekt door de 21 zonnepanelen op het dak van elke woning. De woningen worden gerealiseerd door de Klaassen Groep. Het installatieconcept, waarin de Hydrotop een cruciale rol speelt, is bedacht door de Van Losser Installatiegroep http://www.dutchheatpump.nl
BEDRIJF EN PRODUCT MVO
Scorekaart voor verfproducten Sigma Coatings heeft de Product Sustainability Indicator (PSI) geïntroduceerd. De scorecard geeft klanten inzicht in de duurzame kwaliteiten van haar producten. De PSI verschaft in een oogopslag duidelijkheid over de impact van de verf op het milieu en de eventuele gezondheidsrisico’s voor de schilder en de gebruikers van het gebouw (emissie van vluchtige stoffen). Bovendien geeft de PSI informatie over de kwaliteit van de verf; zoals dekking en hoe lang deze meegaat voordat er overgeschilderd moet worden. Alle drie de aspecten wegen voor Sigma zwaar en moeten zoveel mogelijk met elkaar in evenwicht zijn. Voor de nieuwe duurzame service heeft Sigma voor alle lakken en muurverven de duurzaamheidscores bepaald aan de hand van erkende internationale methoden, zo-
Groene stroom
‘Stroometiket? Zand erover!’ DONG Energy adviseert haar klanten om het verplichte stroometiket dat op hun mat is gevallen te begraven. Uit het stroometiket van dit bedrijf groeit dan dit jaar een groene plant. Het energiebedrijf ageert al jaren tegen het verplichte stroometiket, door de overheid ingevoerd om te zorgen voor meer transparantie op de energiemarkt. ‘De groene stroom die vermeld staat op het stroometiket blijkt bij veel energiemaatschappijen vaak grijzer dan het overzicht doet vermoeden’, aldus het bedrijf. ‘Nergens op het stroometiket staat of de energieleverancier de groene stroom zelf produceert of investeert in de productie van groene stroom. Het systeem is achterhaald en brengt niet meer het juiste effect’. In de woorden van marketing manager Lennart Lallieu: “Het stroometiket in deze niets-zeggende vorm strooit alleen maar meer zand in de ogen van de klant. Verduurzaming vindt alleen plaats door te investeren in fysieke windmolens of zonneparken, echte fysieke verandering dus. Wij hebben een voorzet gegeven door het nutteloze stroometiket nu ten minste groen te maken.” Het Scandinavische DONG Energy (meer dan 1,5 miljoen klanten wereldwijd) produceert momenteel ruim 28% elektriciteit uit hernieuwbare bronnen. Ze streeft naar 85% in 2040. www.dongenergy.com
als de levenscyclusanalyse (LCA) en intern getoetste standaarden. Daarbij kregen de producten een beoordeling van 1 (‘slecht’) tot 5 (‘zeer goed’). Sigma heeft gekozen voor een eigen PSIscorekaart, omdat het bedrijf zocht naar een manier om alle aspecten van duurzaamheid van producten te beoordelen. Belangrijke aspecten bij de keuze van een verfsysteem, zoals de gezondheid van de schilder of de verwachte levensduur, komen volgens haar in labels vaak niet terug. ‘Met de PSI kunnen die duurzaamheidsaspecten worden gekozen die voor de gebruiker of opdrachtgever relevant zijn.’ Als onderdeel van PPG, deelt Sigma Coatings in de corporate milieudoelstellingen, onder meer om het energieverbruik en de CO2-uitstoot jaarlijks met 1,5 procent terug te dringen tot 2020. Daarnaast
wordt er gewerkt aan vermindering van de hoeveelheid afval door maximaal in te zetten op recycling in het productieproces. Geïnteresseerden kunnen de PSI-scores opvragen per e-mail:
[email protected]. www.sigma.nl
Lichthinder
Vogelvriendelijk licht Enkele jaren terug werd een nieuw type verlichting gelanceerd dat vogels niet verstoort tijdens hun vogeltrek over de Noordzee. Ontwikkeld samen met Philips, maar uiteindelijk niet in het assortiment van dat bedrijf opgenomen. Desalniettemin is deze verlichting nu toch weer verkrijgbaar. Joop Marquenie, bioloog en destijds werkzaam bij de NAM voor Shell, deed jarenlang onderzoek naar het gedrag van vogels boven zee. De onderzoeksresultaten leidden, in samenwerking met het bedrijf Philips, tot de lancering van ClearSky. De lampen - met een rustige blauw/groene kleur - bleken niet alleen vriendelijk te zijn voor vogels. Ook mensen hebben baat bij de verlichting: met ClearSky zie ze ’s nachts meer én hebben ze een betere perceptie van diepte en afstanden. Nadat Philips de lampen uiteindelijk niet in het assortiment opnam zijn deze nu weer verkrijgbaar via het bedrijf IMT en de belangstelling is groeiende. Niet alleen voor de offshore-toepassing maar ook voor het gebruik in natuurgebieden en bij openbare terreinen, en bij tijdelijke en permanente bouw- en industriële locaties. www.clearsky.lighting, www.IMT.eu
MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 27
FE DE MILIEUPRO
SSIONAL
Textielketens verduurzamen Janet Mensink programmacoördinator Katoen & Textiel bij Solidaridad www.solidaridad.nl
WIM VERHOOG
Janet Mensink (1972) werkt als programmacoördinator bij Solidaridad aan verduurzaming van de textielproductieketens. “Ik ben zelf geen modemeisje, maar ben wel gefascineerd door de veelzijdigheid van het product en de diversiteit aan partijen die je in deze ingewikkelde ketens tegenkomt; van de katoenboer die blij wordt van z’n opbrengst en de designer die wild wordt van een patroon, tot de kledingmerken met groeiende duurzame ambities.” Wat is je achtergrond? “Ik studeerde Milieutechnologie in Wageningen. Na een korte stage bij Oranjewoud werkte ik zeven jaar bij onderzoeks- en adviesbureau CREM. Op wat eerst ‘milieu en handel’ en later ‘duurzaamheid en handel’ heette. Ik kreeg in dat werk vaak met het onderwerp textiel te maken. Tien jaar geleden maakte ik de overstap naar Solidaridad om full time met textielketens aan de slag te gaan.” Ik denk dan gelijk: dat zal vooral over lonen gaan. “Tamelijk uniek van Solidaridad is dat ze als ontwikkelingsorganisatie de problematiek zo over de hele breedte, inclusief milieu, benadert. En dat klopt ook. Misschien dat de consument vooral wil horen dat er geen kinderhandjes aan zijn of haar kleding werkten, maar er is geen scheidslijn tussen mens en milieu. Dat wordt duidelijk als je mensen in een textielfabriek met gevaarlijke chemicaliën ziet werken, blauw afvalwater uit de fabriek het oppervlaktewater in ziet stromen, het water waarop omwonenden weer zijn aangewezen. Of als je ziet hoe het grondwatergebruik van een ververij het peil in omgelegen waterputten jaarlijks met 2 meter doet zakken. Arbo, beloning, milieu; alles is duidelijk met elkaar verbonden.” Je werkt samen met grote kledingmerken? “Ontwikkelingswerk was lange tijd: aaibare projecten doen in gemeenschapen, maar het is nu: werken aan concrete resultaten die ook vanuit een business point of view verstandig zijn. Solidaridad doet projecten met zo’n 25 kledingmerken. Met koploper H&M, die al heel vroeg net als wij in de breedte bezig ging met verduurzaming, hebben we sinds kort een meerjarig strategisch partnership. Samen met diverse kledingmerken ondersteunen we het BCI, het Better Cotton Initiative,
28 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
dat is gericht op duurzame katoenbouw, met minder watergebruik, inzet van andersoortige pesticiden en andere bemestingsmethoden. Daarbij stijgt het inkomen van de boeren door de grotere opbrengst en lagere kosten. Daarnaast hebben we samen met o.a. H&M, C&A en G-star, het Water PaCT-programma, gericht op ververijen en wasserijen in Bangladesh. Voor soortgelijke bedrijven in China hebben we met H&M het Better Mill Initiative opgezet. De bedrijven krijgen advies op maat over besparing van energie en water, afval en chemicaliën. En wat sociale kant betreft: het BCI gaat ook over thema’s als kinderarbeid en scholing, en Solidaridad zit in een adviesorgaan van H&M, waar we samen met academici en andere experts van vakbonden en NGO’s adviseren over H&M’s plan van aanpak voor betere lonen voor fabrieksmedewerkers.” Wat moet je in huis hebben voor jouw werk? “Ik heb zeker plezier van mijn milieutechnische achtergrond. Ik zie bijvoorbeeld snel of een zuivering die met veel bombarie getoond wordt inderdaad zoden aan de dijk zet. Maar het is in dit werk toch vooral veel coördineren, partijen bij elkaar brengen en daarbij flinke culturele verschillen overbruggen. Want de ketens in deze branche zijn complex; de katoen kan uit India komen; worden geverfd in Bangladesh; en verwerkt in naaiateliers in China. Voor de technische details schakelen we regelmatig TNO in. En we werken samen met lokale universiteiten, bijvoorbeeld in China. Bij voorkeur wil je ook stimuleren dat lokaal kennis wordt opgebouwd, dat er lokale consultants komen met verstand van bijvoorbeeld energie en waterzuivering.” Zit er schot in de verduurzaming? “Ik noemde net het Water PaCT programma: DBL Groep, een van de grootste textielfabrieken in Bangladesh, heeft het waterverbruik in de productie al teruggebracht van 120 liter naar 60 liter water per kilogram textiel. Dergelijke concrete resultaten zijn geweldig, maar er is nog een weg te gaan. Kijk naar het instorten van de fabriek in Bangladesh, en dat, terwijl juist veiligheid al zo lang de aandacht heeft, omkleed met codes of conduct, audits enzovoorts. Ik zie wel bij bedrijven meer transparantie, en dan ook over dingen die nog niet goed gaan. Die groeiende transparantie en agendering is sowieso een positieve ontwikkeling.”
WATER EN BODEM
ULTRASONE WATERZUIVERING Zuiveren zonder inzet van filters of chemicaliën
Geen last meer van verstopte waterfilters. Het is geen illusie als de vinding van dr. ir. Hans Cappon werkelijkheid wordt. Hij ontwierp een systeem om deeltjes uit water te zeven door middel van geluid. Voor zijn promotie aan de Wageningen University bouwde hij een werkend prototype. Het wachten is op een investeerder. MAARTEN EVENBLIJ
D
e meeste mensen kennen de staande golf met buiken en knopen wel van de natuurkundeles met de aangeblazen orgelpijp. De luchtdeeltjes in de pijp verdichten zich op vaste plaatsen onder de druk van het geluid. Hans Cappon, werktuigkundig medisch technoloog en docent-onderzoeker aan de Delta Academy van HZ University of Applied Sciences in Vlissingen, gebruikte een vergelijkbaar principe om deeltjes in water te verzamelen op een vaste plaats. Afhankelijk van het formaat van het bakje water, de doorstromingssnelheid van de vloeistof en het vermogen van het geluid, kunnen vaste deeltjes in een waterstroom worden vastgehouden, terwijl het water verder stroomt. Zo kunnen vloeistoffen worden gezuiverd. Een paar jaar modelleren met de computer en knutselen in het laboratorium resulteerden in een glazen bakje van 7x3x2 centimeter dat in trilling wordt gebracht door een piëzo-element – een miniluidspreker aan de buitenkant op het glas geplakt. Het bakje heeft verschillende in- en uitgangen en als de deeltjes gezamenlijk zwaarder zijn dan water zakken ze naar de bodem van het bakje, waar ze worden afgezogen. Zijn de deeltjes lichter dan water (bijvoorbeeld vetdeeltjes) dan stijgen ze en worden ze via de bovenkant van het bakje afgezogen. Het klinkt als een ingewikkelde manier voor een probleem waarvoor al eeuwen geleden filters zijn bedacht.
om over naar huis te schrijven. Een reactor op basis van dit ontwerp bestaat uit wel duizend parallel geschakelde bakjes en de energie die nodig is voor ultrasone scheiding is vergelijkbaar met die van een hydrocycloon of een centrifuge – rond de 1,5 kWh per kuub. “Maar dat kan zeker omlaag, want ik heb het proces nog niet geoptimaliseerd, slechts laten zien dat de techniek haalbaar is. Het Wetsuscentrum voor Watertechnologie in Leeuwarden, de opdrachtgever, heeft diverse patenten op de technologie en probeert fondsen te werven voor de opschaling van de ultrasone scheider.” Vooralsnog verwacht Cappon kleinschalige toepassing, zoals het wegvangen van vlokdeeltjes met een ultrasone bioreactor in plaats van ze te laten te bezinken of een membraan te gebruiken. “We kijken ook naar het oogsten van algen en toepassingen in de voedingsmiddelenindustrie. Misschien duurt het nog wel tien jaar voor de technologie op grotere schaal op de markt is en wellicht komt er opeens een hele nieuwe techniek, die de mijne overbodig maakt. Dit is in elk geval wel een mooi prototype.”
Geen verontreinigde reststroom Cappon: “Het grote voordeel is dat je niets hoeft toe te voegen, dus geen filtermateriaal of chemicaliën. Je houdt zuiver afval of zuiver concentraat over. Je hebt dus geen verontreinigde reststroom. Een ander voordeel is dat je geen extra pompdruk nodig hebt die de vloeistof tegen een – dichtslibbende – filter in moet pompen. Dat scheelt energie.” Maar er is wel energie nodig om de vloeistof in trilling te brengen en het volume van het bakje is, met nog geen 50 milliliter, ook niet MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 29
MODERNISERING MILIEUBELEID ‘Ik wil terug naar de essentie’
Marjan Minnesma vatte haar kritiek op het Nederlandse klimaatbeleid in MilieuMagazine (MM2014-3) kort en krachtig samen: “De overheid laat na om toereikende maatregelen te nemen.” Voor Urgenda reden om de Staat te dagen. Tijd voor een reactie van staatssecretaris Wilma Mansveld. JOS VAN DER SCHOT
D
Staatssecretaris Wilma Mansveld
e rechtszaak die Urgenda tegen de Staat der Nederlanden heeft aangespannen vraagt om een reactie van staatssecretaris Mansveld die verantwoordelijke is voor het milieubeleid. Het artikel in MilieuMagazine over juridisering van het milieubeleid kwam daarvoor te vroeg. Nu haar brief over de modernisering van het milieubeleid bij de Tweede Kamer ligt, is het tijd voor een (per e-mail afgenomen) interview. Daarin spreekt ze, evenals in haar verweerschrift aan de rechtbank, de aantijging tegen en beroept zich op het nakomen van de gemaakte afspraken: “Nederland voldoet aan al z’n 30 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
internationale verplichtingen en doet er alles aan om andere landen ertoe te bewegen verder te gaan dan ze tot dusver van plan zijn. Kijk maar naar de toezegging van de Europese Unie: we stoten in 2020 hoe dan ook minstens 20% minder broeikasgassen uit dan in 1990, maar als andere landen vergelijkbare inspanningen doen wordt dat 30% minder.” Het Nederlandse klimaatbeleid is, volgens Mansveld, met de nodige behoedzaamheid vormgegeven: “We moeten een zo ambitieus mogelijk klimaatbeleid voeren, maar zonder dat dit grote negatieve effecten heeft op de staatsfinanciën, zonder dat we bang moeten zijn voor de concurrentie-
MILIEUBELEID
Over de rechtzaak van Urgenda: ‘Uiteindelijk moet de discussie over het klimaatbeleid natuurlijk in het Parlement gevoerd worden.’
positie van het Nederlandse bedrijfsleven en zonder dat de werkeloosheid oploopt. Urgenda heeft over dat optimum een andere opvatting dan het kabinet.” En dat Urgenda daarmee de rechter opzoekt…… “Urgenda heeft de rol gegrepen het maatschappelijk debat aan te jagen, dat is nodig en ik ben blij dat ze dit doen. Urgenda heeft met deze rechtszaak een nieuw middel gevonden om deze verduurzaming op de agenda te zetten, en dat is op z’n minst creatief te noemen. Uiteindelijk moet de discussie over het klimaatbeleid natuurlijk in het Parlement gevoerd worden.”
Opgave Mansveld is zich bewust van de enorme milieuopgave: “We zijn er nog lang niet. (…) Voor echte gezonde en veilige steden en dorpen is nog veel werk te doen. (…) De aanpak van grote mondiale milieuvraagstukken, zoals klimaatverandering, energievoorziening en grondstoffenschaarste, is misschien nog wel ingewikkelder. Hiervoor zijn flinke veranderingen in onze manier van produceren en consumeren vereist. In zekere zin gaat het om veel fundamentelere aanpassingen dan we in de voorgaande periode gekend hebben.” Deze urgentie leidt Mansveld onder andere af uit het PBLrapport ‘Wissels omzetten; bouwstenen voor een robuust milieubeleid voor de 21e eeuw’. Ze combineert dit met het eveneens van het PBL afkomstige ‘De energieke samenleving’. “De samenleving van de 21e eeuw bruist van initiatieven van burgers, maatschappelijke organisaties en marktpartijen.” Deze twee kanten van de analyse brengen haar tot een modernisering van het milieubeleid, die ze begin maart naar de Tweede Kamer stuurde. Gezondheid staat daarin centraal. Mansveld: “De basis van het milieubeleid was ooit de bijdrage die het gaf aan de volksgezondheid. Dat is te zeer buiten beeld geraakt. Ik wil terug naar die essentie.” Dat doet ze onder andere door in te zetten op nieuwe coalities, een internationale aanpak en eenvoudiger regelgeving. Mondig Uit de toegenomen mondigheid van de samenleving trekt Mansveld de conclusie dat hier tegenover een terughoudende Rijksoverheid past. “De tijd waarin we
vanuit Den Haag, en enkele andere hoofdsteden, alles konden regelen ligt ver achter ons. De tijd waarin we alles probeerden te sturen met normen en regeltjes ook. Samenwerking en maatwerk zijn nodig om verder te komen.” Ze toont weinig vertrouwen in een normstellende overheid: “Het is zaak om normen regelmatig opnieuw tegen het licht te houden. (…) Van belang is of de normen maatschappelijke innovaties niet in de weg staan en of we met deze normen onze doelen wel bereiken.” Ze voegt daaraan toe dat “veel van onze normen Europese normen zijn. Het kabinet is niet van plan daar nationale koppen op te zetten.” Mansveld kiest voor coalities met de koplopers in de samenleving, de milieuvoorhoede bij het bedrijfsleven en bij burgers. Met de website Duurzaam Doen “wil het kabinet alle mensen die duurzaamheid voorop stellen concrete handelingsperspectieven bieden en inspireren bij het duurzaam handelen.” Binnen het bedrijfsleven zoekt het kabinet aansluiting bij de Dutch Sustainable Growth Coalition (DSGC). “Strikt genomen heb ik geen rol in deze coalitie. Ik kan de coalitie natuurlijk wel uitdagen door soms te applaudisseren, dan weer te kritiseren. Ook kan ik proberen de DSGC in te zetten in het halen van de overheidsdoelen.” Maar, vervolgt ze, “van ‘sturen van de coalitie in duurzame richting’ is geen sprake. Op de eerste plaats omdat de coalitie zich niet (met een boodschap) laat sturen. En op de tweede plaats omdat de ‘duurzame richting’ niet eenzijdig door de overheid kan worden vastgesteld.”
Overheidsrol Maar wat is dan nog de rol van de rijksoverheid? Mansveld: “Dé rijksrol bestaat dus niet. (…) Het rijk kiest de rol die het meest bijdraagt aan het resultaat dat we willen bereiken. Dat neemt niet weg dat er soms gekozen zal moeten worden tussen de ene functie of de andere. De nadruk ligt steeds meer op de overheid als instelling die ontwikkelingen mogelijk maakt, partijen bij elkaar brengt en waar nodig stimuleert.” Maar krijgt milieu zo wel de plaats die het verdient? Het contrast met het voormalige ministerie van VROM is groot: dat liep in de milieustrijd van de jaren negentig voorop, omdat het dit van levensbelang achtte voor onze toekomstige welvaart. Mansveld wijst op gezamenlijke beleidsplannen – de Klimaatagenda, de Groene Groei brief, het Energieakkoord, projecten als ‘beter benutten’ en ‘eenvoudig beter’ – om de volwaardige plaats van milieu in het beleid te illustreren: “Milieu moet niet als ‘single issue’ benaderd worden maar als onderdeel van een grote verandering. De inzet op het gebied van ‘groene groei’ is daarvan een voorbeeld: werkgelegenheid creëren met groene innovaties. De integraliteit heeft niet eerder zo pregnant een plek gekregen in het milieubeleid. Nu komt het erop aan het ook in daden waar te maken.” Of dit voldoende tegenwicht biedt aan het verwijt van Urgenda dat ‘de overheid nalaat om toereikende maatregelen te nemen’? Het antwoord van Urgenda laat zich raden. De rechter zal zich hierover vermoedelijk pas in 2015 uitspreken. MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 31
BEDRIJFSPROFIEL Zeewier kan ons voedselpatroon verduurzamen. Het bedrijf Zeewaar levert verantwoord geteeld Nederlands zeewier via een korte, transparante keten.
WIM VERHOOG
DUURZAME ‘ZEEWAAR’ Een nieuwsitem over een ‘zeewierboerderij’ wekte in 2012 nieuwsgierigheid op bij twee Amsterdamse ondernemers, Rebecca Wiering en Jennifer Breaton, daarvoor actief in respectievelijk de marketing en als advocate. Nog meer toen het item over zeekraal bleek te gaan. Maar waar was dan een zeewierboerderij te water in Nederland? Wiering: “We besteedden acht maanden aan onderzoek, het schrijven van een ondernemingsplan, en overleg met provincie Zeeland, met natuurorganisaties en vergunningverlener Rijkswaterstaat. Voor het teelttechnische deel spraken we met Wageningen UR, dat sinds kort teeltgericht onderzoek deed in tanks en in de Oosterschelde. Alle seinen gingen na dat werk op groen en in juli 2013 startten we de eerste commerciële zeewierboerderij in Nederland die duurzaam zeewier teelt voor de consumptie.”
Hoe ziet de installatie eruit? “Tussen vier stalen palen zijn acht 125 meter lange lijnen met boeien gespannen, waaraan onder water ons startmateriaal hangt: afhankelijk van het seizoen telen en oogsten we suikerwier, vingerwier en zeesla. Het blijkt te groeien als kool. We werken ook nauw samen met het NIOZ en Hortimare, de leverancier van het startmateriaal.” Waarin zit ‘m de duurzaamheid? “Zeewier wordt in Azië veelvuldig gegeten en is een mooie bron van vitaminen, mineralen, eiwitten, en spoorelementen. Met name die eiwitten zijn in het licht van voorspelde mondiale eiwittekorten interessant. Zeewierteelt legt geen beslag op schaarse landbouwgrond en zoetwatervoorraden en kan zonder bemesting. Dat laatste punt is de crux. Vrijwel alle zeewier komt uit Azië, waar grotendeels grootschalige teelt plaatsvindt die juist niet duurzaam is. De herkomst is altijd moeilijk te traceren, waardoor we niet weten hoe schoon het water is. De VN waarschuwen dat de massateelt verstikkend werkt voor het zeeleven. De inzet van bestrijdingsmiddelen en meststoffen in Azië is desastreus voor het zeemilieu, en zonder interventie van overheden blijven deze praktijken gehandhaafd. Wij kunnen noch via de FOA of elders informatie vinden over de teeltmethoden. Onze teelt vindt plaats op korte afstand van de con32 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
sumptie, in het schone water van de Jacobahaven net binnen de Oosterscheldekering. Deze kweek is kleinschalig en biologisch, waarmee je als kraamkamer voor het zeeleven mogelijk zelfs een positief ecologisch effect teweeg kunt brengen - Europese studies daarnaar, waaraan wij meedoen, staan in de steigers.”
Voor welke toepassing telen jullie? We oogsten voor verse producten en gedroogde producten. Gedroogd zeewier is net zo knisperig en groen als gedroogde peterselie, en een heerlijke toevoeging aan gerechten. Daarnaast zijn we met partners in gesprek om de verpakking, het transport, en de distributie op te zetten achter een verslijn. We zijn klein gestart, maar onze baai van 6 hectare is in de toekomst goed voor een geschatte half miljoen kilo per jaar! Voorlopig genoeg voor de consumptie in ons land en wellicht een deel van de consumptie in onze buurlanden. We werken dan ook aan het laten toenemen van de vraag naar deze geweldige zeewaar.” www.zeewaar.nl
Wakame “We zien op onze lijnen spontaan ook andere soorten verschijnen, zoals Wakame en Japans Bessenwier. Maar als we die willen gaan telen, door met startmateriaal te werken, moeten we eerst een studie laten uitvoeren. Wakame geldt als exoot en als wij het willen gaan telen, zegt het ministerie van EZ dat we eerst moeten aantonen dat het geen invasieve soort is. Voordat we geld hebben voor zo’n studie, kunnen we het gelukkig wel oogsten en verkopen.”
Verplicht beheerplan voor Natura 2000-gebieden
Verplicht beheerplan voor Natura 2000-gebieden Op basis van artikel 6 Habitatrichtlijn heeft de Nederlandse wetgever gekozen voor een verplicht beheerplan voor ieder Natura 2000-gebied om natuurwaarden te beschermen en het gebruik te reguleren. Sander Kole heeft tijdens zijn aanstelling aan de Radboud Universiteit Nijmegen de effectiviteit van dit beheerplan onderzocht. Analyse van de (on)mogelijkheden In dit boek analyseert hij de (on)mogelijkheden van het beheerplan. Hij onderzocht in hoeverre het mogelijk is Natura 2000-gebieden (mede) met behulp van natuursubsidies, inrichtings-, bestemmings- en waterplannen te beschermen. Omdat in Engeland vergelijkbare problemen optreden als in Nederland, analyseert hij tot slot de Engelse werkwijze. Een unieke uitgave voor professionals die vanuit werk of persoonlijke interesse meer willen weten over deze specifieke materie.
Auteurs:
mr.drs. Sander Kole
Druk:
1
ISBN:
9789013123562
ISBN e-book:
9789013124323
Verschijningsdatum:
15 apr 2014
Aantal pagina’s:
452
Prijs:
€ 56,-
shop.kluwer.nl in onze shop bestelt u zonder verzendkosten
FORUM
Schaliegas? Eerst winning veilig krijgen!
‘Het schaliegas zit goed opgeborgen en loopt niet weg’, zegt Europarlementariër Lambert van Nistelrooij, die namens het CDA deel uit maakt van de fractie van de Europese Volkspartij. Reageren? Stuur uw reactie naar
[email protected], met als titel “Forum-reactie”.
LAMBERT VAN NISTELROOIJ
Het hoofdstuk energievoorziening is nog niet gesloten. In de Verenigde Staten is een ware schaliegasrevolutie aan de gang, een soort goudkoorts 2.0. De Amerikaanse industrie kan hierdoor aanzienlijk goedkoper produceren dan de Europese. Ook in geopolitieke zin speelt schaliegas een belangrijke rol, doordat het de Westerse afhankelijkheid van buitenlandse brandstoffen vermindert. Maar er zijn volop vraagtekens, vooral over de belangrijkste winningstechniek van dit moment: ‘fracking’. Gas uit alternatieve bronnen, zoals schaliegas, wordt de komende jaren steeds belangrijker, aldus het rapport ‘Golden rules for a golden age of gas’ van het Internationaal Energie Agentschap (IEA). Volgens de directeur van het IEA, Maria van der Hoeven, bestaat de kennis en de technologie om schaliegas milieuvriendelijk te winnen. Wel moeten er duidelijke afspraken komen om de winning van gas op een maatschappelijk aanvaardbare manier te laten verlopen. Chemisch afval Het winnen van schaliegas, dat in Nederland onder andere in Noord-Brabant in de bodem zit, is omstreden. Milieuorganisaties maken zich onder meer zorgen over de vervuiling van grondwater. Het schaliegas bevindt zich in leisteenlagen op twee kilometer diepte of meer, dus onder de watervoerende pakketten in onze bodem. Het wordt gewonnen door het ondergronds breken van de steenlagen door het inspuiten van water en zand onder hoge druk, gemengd met oplossende chemicaliën. Het mengsel dat bij dit ‘fracken’ ontstaat, het zogenaamde ‘produced water’ wordt omhooggepompt om te worden afgevoerd als zwaar chemisch afval. Een deel blijft achter in de bodem. 34 MILIEUMAGAZINE | NR 5/6 | MEI 2014
Onafhankelijk Volgens het IEA zullen de VS en Europa door de eigen productie minder afhankelijk worden van buitenlands gas. De invloed van grote producenten zoals Rusland zal daarom afnemen. Dat is juist ook de bedoeling van het Europees Parlement en vooral van de Oost- en Midden-Europese landen. Tegelijkertijd wil ik de rol van fossiele brandstoffen terugdringen ten gunste van duurzame bronnen. Daarom heb ik voor strenge energie en klimaatdoelen voor 2030 gestemd: 40% CO2-reductie, een aandeel van 30% van duurzame energie in de energiemix en 40% meer energie-efficiëntie. Nationale bevoegdheid In de VS is men volop bezig met schaliegasproductie, en ook Groot-Brittannië heeft er wel oren naar. In beide landen is men tegen problemen opgelopen, zoals ontsnappend methaangas en aardbevingen. Het staat als een paal boven water dat de huidige winmogelijkheden niet veilig zijn. De verschillende landen waar schaliegas gewonnen wordt maken hun eigen afweging, de delfstoffenwetgeving valt onder de nationale bevoegdheid. Frankrijk, Duitsland en Bulgarije hebben een verbod uitgevaardigd voor fracken. Nederland is er nog niet uit. Het kabinet schuift het besluit steeds voor zich uit. 100% safe De winningstechnieken van het schaliegas zijn volop in ontwikkeling. Ik heb de Europese Commissie gevraagd de mogelijkheden van winning zonder het gebruik van chemicaliën te onderzoeken. Want winning moet wel 100% safe zijn. De positie van de unieke Nederlandse drinkwatervoorziening moet goed beschermd blijven, dat staat voor mij als een paal boven water. Daarom is het nu helemaal niet erg de schaliegasvoorraden in de bodem te laten zitten.
‘Het staat als een paal boven water dat de huidige winmogelijkheden niet veilig zijn.’ Wildwest In de VS, heersten er wildwest-toestanden in deze branche, waarbij soms zelfs niet bekend was welke cocktails van chemische middelen men gebruikte bij het fracken. Volstrekt onaanvaardbaar. De wetgeving en de zeggenschap zijn in Nederland beter geregeld. We hebben een sterke centrale overheid die een belangrijke rol speelt bij vergunningverlening en toezicht, waardoor hier echt een serieuze afweging wordt gemaakt, aan de hand van strenge veiligheidseisen.
AGENDA | COLOFON 11-12 JUNI 2014 Parijs, Proxima Cité (Green Areas & Town Planning), www.proxima-cite.com
11-13 JUNI 2014 Madrid, TECMA-International Town Planning and Environment Trade Fair, http://tinyurl.com/tecmamadrid
3-6 JULI 2014 Brighton, ECSEE 2014 - Conference on Sustainability, Energy & the Environment, http://tinyurl.com/ecseeconfgb
4-6 SEPTEMBER 2014 Hoe verder? Energiewinning blijft een nationale zaak. Europa heeft niet veel te zeggen op dit gebied, behalve dat wij in de milieuwetgeving bepalen welke stoffen niet worden toegelaten. Bovendien heb ik gevraagd om een EU-verplichting de best beschikbare technieken toe te passen. Bij het Joint Research Centre in Sevilla wordt hier nu aan gewerkt. De noodzaak om de huidige fracking-technologie verder te ontwikkelen biedt verder kansen voor innovatie en economische groei. De tijd die gemoeid is met het ontwikkelen van veilige winningsmethoden verdient zich terug. Volgas voor duurzame energieproductie is ons voornaamste spoor. Het schaliegas zit goed opgeborgen een loopt niet weg. Daarom zeg ik nu nee, maar niet voor de eeuwigheid.
Boekarest, Int. Workshop Environm. Conflicts: Planning, Issues & Resolution, http://tinyurl.com/workshop-env-romania
16-18 SEPTEMBER 2014 Birmingham, RWM 2014, resource efficiency and waste management, www.rwmexhibition.com
24-26 SEPTEMBER 2014 Siena, Eco-Architecture 2014, www.wessex.ac.uk/ecoarch2014
9-10 OKTOBER 2014 Augsburg, Renexpo, www.renexpo.de
15-17 OKTOBER 2014 Barcelona, Greenport Congress, www.greenport.com/events/greenportcongress-2014
4-6 NOVEMBER 2014 Toulouse, TP Bat, (duurzame) bouw en stedelijke inrichting, www.tpbatsudouest.com
4-6 NOVEMBER 2014 Halifax, 5th International Conference on Ocean Energy (ICOE), www.icoe2014canada.org
volgende nummer
BORGING EN WETGEVING
Milieumagazine is een uitgave van Kluwer B.V. Redactie mauritsgroen.mgmc (hoofdredactie: Wim Verhoog, eindredactie: Monique Bos) Medewerkers Pieter van den Brand, Harry van Dooren, Maarten Evenblij, Marga Hoek, Rijkert Knoppers, Harry Perrée, Michel Robles, Jos van der Schot, en (forumbijdrage) Lambert van Nistelrooij Uitgever Jan Wessel Ham Basisontwerp en cover Astrid Janssen, Amsterdam Lay-out Colorscan BV Voorhout, www.colorscan.nl Beeld cover Elena Elisseeva | Dreamstime.com Druk Williams Lea Advertentie-acquisitie Niek-Jan van den Brink (Welbrink) tel.: +31 6 – 105 174 00 email: niek-jan@welbrink. Media order services Marijke Hagens/ Anja Wanink tel.: +31 570-648915/8604 email:
[email protected] Abonnementenadministratie Kluwer, Postbus 878 7400 GW Deventer tel.: +31 570 673344 www.kluwer.nl/klantenservice ISSN-nr: 1384-6035 Abonnementen: € 225,- p/j (incl. btw). Losse nummers: € 33,- (incl. btw). Studentenabonnement: € 112,50 p/j (incl. btw). Abonnementen kunnen schriftelijk of per e-mail tot uiterlijk drie maanden voor het einde van de abonnementsperiode worden opgezegd. Bij niet-tijdige opzegging wordt het abonnement automatisch met een jaar verlengd. Het complete productaanbod van Kluwer vindt u op: www.kluwer.nl/shop Auteursrecht Alle rechten in deze uitgave zijn voorbehouden aan Kluwer. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd, opgeslagen in een geautomatiseerd gegevensbestand, of openbaar gemaakt, in enige vorm of op enige wijze, hetzij elektronisch, mechanisch, door fotokopieën, opnamen, of enige andere manier, zonder uitdrukkelijke schriftelijke toestemming van Kluwer. Voor zover het maken van kopieën uit deze uitgave is toegestaan o.g.v. art.16h t/m 16m Auteurswet jo. Besluit van 27 november 2002, Stb.575, dient men de daarvoor wettelijk verschuldigde vergoeding te voldoen aan de Stichting Reprorecht te Hoofddorp (Pb 3060, 2130KB) Hoewel aan de totstandkoming van deze uitgave de uiterste zorg is besteed, aanvaarden de auteur(s), redacteur(en) en uitgever(s) geen aansprakelijkheid voor eventuele fouten en onvolkomenheden, noch voor de gevolgen hiervan.
LONNY GARRIS | DREAMSTIME.COM
verschijnt 20 juni 2014
Boren naar schaliegas in Colorado
MEI 2014 | NR 5/6 | MILIEUMAGAZINE 35
CERTIFICERING EN TRAINING
ALS HET GOED IS, IS HET GOED. Maar verbetering zit in een klein hoekje.
Certificeren? Dan moet u voldoen aan de norm. DNV GL toetst u snel en goed. Maar iedereen houdt van opstekers, niet van standjes. Daarom kijken we bij certificering ook naar wat goed gaat en zelfs nog beter kan. Op die gebieden die voor uw bedrijf of organisatie belangrijk zijn. Aandachtspunten waarop u zélf beoordeeld wilt worden. Certificering die net even verder voert. Want verbetering zit in een klein hoekje. U kunt ons bereiken via 010 2922 700 of www.dnvba.nl
SAFER, SMARTER, GREENER
Online beschikbaar! Whitepapers over certificering, training, interne audits, tips & trucs www.dnvba.nl/whitepapers