HOE KRIJG IK VREDE MET GOD? DOOR DS. P. DE VRIES Geliefde vrienden, Heel de wereld is sinds dinsdagmiddag in beroering. Van uur tot uur, een heel etmaal rond, kan het nieuws gevolgd worden: aanslagen in de Verenigde Staten van Amerika. Duizenden mensen vonden plotseling de dood en hebben de dood onafwendbaar zien naderen. Sommige mensen zijn letterlijk vloekend gestorven. Anderen zijn biddend gestorven. Er zijn mensen onvoorbereid gestorven. Maar we mogen ook zeker weten dat er mensen zijn gestorven die voorbereid waren op de ontmoeting met God. Hoe erg de situatie ook is, voor deze mensen was het persoonlijk niet erg! Voor hen geldt nu het volgende: ‘Na de dood is het leven mij bereid; God neemt mij op in Zijn heerlijkheid.’ Als wij de dood op ons af zien komen, als wij weggenomen worden door de dood, hoe is het dan met ons? Nu zijn we direct bij het onderwerp van deze avond: ‘Hebben wij vrede met God?’ Eén ding is zeker. Als we in dit leven geen vrede met God hebben gekregen en uit dit leven worden weggeroepen, zijn we voor eeuwig verloren. Aan de andere kant is de situatie eigenlijk nog zekerder. Als we wél vrede met God hebben, zal voor ons gelden wat staat beschreven in Psalm 73: ‘Bezwijkt dan ooit in bittere smart of bange nood mijn vlees en hart, zo zult Gij zijn voor mijn gemoed mijn Rots, mijn Deel, mijn eeuwig Goed.’
WAT IS NU EIGENLIJK ‘VREDE MET GOD’? Allereerst moeten we weten wat vrede met God nu eigenlijk inhoudt. Maar daarna moeten we ook over een andere vraag nadenken. Worstel jij met God om deze vrede te verkrijgen? We willen dus bij de volgende vragen stilstaan: - Wat is vrede met God? - Waar is deze vrede op gebaseerd? - Hoe kom je aan deze vrede? - Hoe weet je of je deze vrede ontvangen hebt in je eigen leven? Lieve vrienden, deze vragen hoop ik voor jullie te beantwoorden in het licht van de Heilige Schrift. Paulus schrijft: ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God door onze Heere Jezus Christus.’ Deze woorden grijpen terug op wat hij al eerder heeft geschreven. In dat gedeelte wordt gesproken over het tégendeel van vrede met God: ‘De toorn van God wordt vanuit de hemel geopenbaard over de goddeloosheid van mensen.’ Vrede staat tegenover oorlog. De vrede met God staat tegenover het ongenoegen van God, de toorn van God en de wraak van God. Paulus sprak en schreef over vrede met God. Maar hij sprak deze woorden wel in een bepaalde context. Van huis uit is de hele wereld voor God verdoemelijk. Op deze regel is geen enkele uitzondering. God is rechtvaardig als mensen voor eeuwig ten onder gaan, verloren gaan. Velen vragen: ‘Hoe is het nu mogelijk dat mensen verloren gaan? God is toch liefde?’ Het laatste is waar, maar God is ook heilig. De hele mensheid heeft de Schepper de rug toegekeerd. Daarom moeten we de situatie van de andere kant bekijken en onszelf de vraag stellen: ‘Hoe is het mogelijk dat een mens behouden wordt?!’
GODS TOORN OVER ALLE ONGERECHTIGHEID Lieve vrienden, als we eerlijk spreken over vrede met God, beginnen we met de toorn van God, die geopenbaard wordt op alle ongerechtigheid van mensen. Dan beginnen wij met het feit dat de hele wereld voor God verdoemelijk ligt. Want als we dit niet beseffen en erkennen, zal Christus nooit díe plaats in ons leven krijgen, die Hij behoort te hebben. Want Hij is de Zaligmaker, Die redt van de toekomende toorn. Ik kan niet in jullie harten kijken. Wie we ook zijn, God kijkt dwars door ons heen. Deze waarheid moesten we eens meer beseffen. Ons hart kan ernaar verlangen om anderen op te wekken tot de dienst des Heeren. ‘Kom, ga met ons en doe als wij!’ Maar waar moeten we dan beginnen als we hen vertellen over God? We moeten beginnen met het feit, dat God Schepper is; we mogen ook niet verzwijgen dat Hij Rechter is. Zijn Zoon Jezus Christus zal wederkomen op de wolken des hemels om te oordelen de levenden en de doden. Laat het zo zijn dat we heilig bewogen zijn met de mensen om ons heen. Met die mensen van wie in ieder geval geldt - dat schep je er om zo maar te zeggen zo af - dat ze niet beseffen dat zij op reis zijn naar de rechterstoel van Christus. Als ze al een Godsbesef hebben, zien ze God vaak als Iemand, Die voor ons klaar staat en ons op elk gewenst moment te hulp zal springen. Het kan ook dat mensen een heel stuk kritiek op God spuien. ‘Als God dan Liefde is…’ Maar ik ben nog nooit iemand op straat tegengekomen, die zei: ‘God is heilig.’ Van wie moeten zij dit dan horen? Van ons! Wij moeten hen vertellen Wie God is. Dat hebben de apostelen gedaan en dat is ook onze opdracht.
ANDEREN EERLIJK VERTELLEN WIE GOD IS Op de pinksterdag zegt Petrus: ‘Gij hebt Christus gekruisigd.’ Wanneer Paulus op de Areopagus is, zegt hij, dat God de tijden der onwetendheid overzien heeft en nu alom laat verkondigen aan de mensen dat zij zich zouden bekeren. Paulus sprak met Felix over rechtvaardigheid, matigheid en het toekomend oordeel. Want alleen in Gods licht zien wij Het Licht! In het licht van Gods heiligheid krijgen we licht over eigen verdorvenheid. Dan schrikken we van onszelf. Zie ik er zo uit? Ja, zo zien we eruit. Vanbinnen. Zo ziet God ons. Maar waartoe wordt onze verdorvenheid ons verkondigd? Niet opdat we het voor kennisgeving aannemen. Wij moeten het ook anderen vertellen, maar niet om hen daarmee om de oren te slaan. Wij kunnen het pas op de rechte wijze aan anderen doorgeven als we zelf in de klem gezet zijn. ‘O, mijn ziel, doorziet gij uw lot? Hoe zult gij rechtvaardig verschijnen voor God?’
HOE GOD TEGEN MENSEN AANKIJKT Op deze vraag geeft de Heere ons in Zijn Woord, in Zijn Evangelie, het antwoord. Daar wordt Christus ons getekend als de Zaligmaker, Die verlost van de toekomende toorn. De Zaligmaker, Die in het gericht van God ten onder gegaan is, opdat een ieder die in Hem gelooft vrijspraak, zaligheid en eeuwig leven ontvangt. ‘Wij dan, gerechtvaardigd zijnde uit het geloof, hebben vrede bij God,’ zo schreef Paulus aan de Romeinen. Vrede bij God. Je kan ook zeggen: vrede met God. Dat is precies hetzelfde. Een woord verschil, maar het gaat om exact dezelfde zaak, het is alleen een verschil in Nederlandse verwoording. Je mag het dus allebei zeggen: vrede bij God en vrede met God. Maar wat betekent het dan?
Lieve vrienden, dit slaat allereerst op Gods gevoelens tegenover ons; hoe God tegen mensen aankijkt. Het is heel belangrijk dat we dit beseffen. Wij moeten niet uitgaan van ons eigen gevoel. Het gaat erom, dat onze gevoelens gesteld worden in het licht van Gods heilig aangezicht en dat we beginnen vanuit God, bij wat Hij zegt in Zijn Woord. De Heere zegt aan de ene kant dat heel de wereld voor God verdoemelijk ligt. Ik weet wel dat er heel veel mensen zijn die dit niet in de gaten hebben. Zij hebben er helemaal geen last van, maar daarom is het nog wel waar! De waarheid hiervan wordt niet bepaald door de beleving van de mens. Het is zo! Daarom moet dit aan de mensen gezegd worden, zodat zij er last van zouden krijgen. Dat geldt ook voor jullie. De Heere kent jullie helemaal. Ik niet. De meesten van jullie heb ik nog nooit ontmoet, maar de Heere weet of jullie al hebben leren worstelen met de vraag: ‘Hoe krijg ik vrede met God?’ Als eerste moeten we erkennen dat we dit van huis uit missen. Ook als we uit christelijke ouders geboren zijn. Je krijgt geen vrede met God door je hele leven ‘in het spoor’ te lopen.
NIET DE GEVOELENS CENTRAAL STELLEN ‘Vrede bij God’ wil zeggen: God ziet in gunst op je neer. Op wie ziet Hij dan in gunst neer? Op allen, die door geloof de toevlucht hebben genomen tot de Heere Jezus Christus. Ik weet wel dat er tenslotte geen geloof is of er is ook gevoel, gevoel van verwondering, van verootmoediging. Maar toch moeten we de gevoelens niet centraal stellen. Want het eerste is niet of je voélt dat je vrede met God hebt, maar of je deze vrede hébt, vanuit God bezien. Vrede bij God slaat niet allereerst op wat mensen van binnen ervaren, maar slaat allereerst op het feit dat God in gunst neerziet op allen, die door een waarachtig geloof met Christus verenigd zijn. Dat God in gunst neerziet op allen, die Hij Zelf bekleed heeft met de gerechtigheid van Christus. Als we gaan verstaan dat God in gunst op ons neer ziet – terwijl we een kind des toorns waren enkel en alleen om het bloed van Christus, dan wordt een mens met blijdschap en vreugde vervuld. Ik kan me niet voorstellen dat het niet gebeurt. Dat lees je ook in de Schrift.
DE VREDE MET GOD LIGT NIET VAST IN HET GEVOEL Onze blijdschap over de vrede met God beantwoordt in dit leven nooit aan de zaak zelf ! De zaak zelf, vrede bij God, is altijd meer dan datgene, wat wij er van ervaren. Luther schreef in zijn uitleg van de brief aan de Galaten (in de laatste Nederlandse editie, een aantal jaren geleden verschenen, bij mijn weten op pagina 54): ‘De rechtvaardiging (en dat is hetzelfde als de vrede bij God) ligt wel vast in God, maar niet in de gewetens van zijn kinderen.’ Luther bedoelt dat het aan onze kant steeds op en neer gaat. De ene keer kunnen we het vast geloven en de andere keer is het: ‘Daar Uw golven, daar Uw baren, mijn benauwde ziel vervaren.’ Maar wat is het dan belangrijk te weten dat de vrede bij God niet vast ligt in ons gevoel. Dat het niet afhangt van datgene, wat wij er op dat moment van gevoelen. Het kan zijn, dat we op een bepaald moment de troost missen. De ene keer hebben we er toch meer troost uit dan de andere keer. Maar de zaak zelf ligt vast. God ziet in gunst op die Hem vrezen. ‘Vrede bij God hebben’ wil dus zeggen dat God in gunst op je neerziet. Zijn toorn rust niet meer op je, omdat Hij je Zelf bekleed heeft met de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus.
HOE KRIJG JE DEEL AAN VREDE MET GOD? Hoe krijg je deel aan Christus? Hoe krijg je deel aan de vrede bij God, die Hij heeft verworven?
Als een ander aan jullie zou vragen: ‘Wat moet ik doen om zalig te worden?’, wat zou je dan zeggen? Je zou kunnen zeggen: ‘Joh, lees de Bijbel. Ga op je knieën. Ga met mij mee naar de kerk.’ Ik zeg niet dat je deze dingen niet moet zeggen. Integendeel, want God spreekt tot ons door Zijn Woord. Hij wil dat wij Hem in gebed vragen om wijsheid en licht. De kerk is de plaats waar de Heilige Geest wil werken. Toch heb je de kern van de zaak niet geraakt als je het hierbij zou laten. Stel je voor dat ik, als dominee, alleen maar zou zeggen: ‘Bid maar veel en lees maar veel.’ In dat geval zou ik een hinderpaal zijn, maar geen wegwijzer naar Christus. Stel je voor dat iemand deze opdracht zijn hele leven zou gedaan hebben en nog geen vrede met God heeft, wat moeten we dan zeggen? Moeten we dan zeggen: ‘Dan weet ik het ook niet meer?’ of: ‘Dan zal het wel goed zitten?’
WE HEBBEN ER ONS HELE LEVEN OM GEVRAAGD Ik weet niet of jullie ooit wel eens gehoord hebben van ds. Jac. van Dijk. Niet zo’n alledaagse dominee. Van huis uit gereformeerd, in zijn studie hervormd geworden en hij werd een dominee van vrijzinnige overtuiging. Maar God greep hem in het hart. Hij werd een prediker van Gods vrije genade. Hij heeft onder andere in Gameren gestaan. Hij kwam daar eens op bezoek bij een oud echtpaar. Beiden in de tachtig. Ds. van Dijk vroeg of zij vrede met God hadden. Deze mensen zeiden: ‘Nee, dat hebben we niet, dominee.’ ‘Maar’, zeiden ze, ‘we hebben er wel ons hele leven lang om gevraagd.’ Toen antwoordde ds. van Dijk het volgende: ‘Als God twee van die oude tobbers niet verhoort, vind ik Hem een grote tiran!’ Als we er van uit gaan, dat je op je tweede of derde jaar begint te bidden, dan hebben deze mensen ruim zeventig jaar gebeden. Het echtpaar schrok. Zo mag je toch niet over God spreken? ‘Ja’, zei van Dijk, ‘dat doe ik niet, dat doen jullie!’ Op ons noodgeschrei doet God grote wonderen, zo leert ons de Schrift. Wij krijgen vrede met God door het geloof in Jezus Christus. Het is waar dat je, al zou je heel je leven lang naar de kerk gaan, bijbellezen en bidden, daarmee nog geen vrede met God hebt en dat is heel verdrietig. Maar als iemand waarlijk gelooft, al zou het zijn bij het naderen van de dood, geeft God volkomen uitkomst.
NIET DOOR DE WERKEN EN NETJES LEVEN Wat moet ik doen om vrede met God te krijgen? Wat moet ik doen om zalig te worden? Als één van de apostelen dit helder heeft mogen verwoorden, is het Paulus geweest. Hij heeft gezegd: ‘Deze vrede krijg je nu niet door de werken, door netjes te leven. Je krijg het niet door vele tranen te vergieten. De vrede bij God krijg je nu enkel en alleen door het geloof in de Heere Jezus Christus. Het is niet uit de werken. Het is alleen door geloof!’ ‘Niet uit de werken’ geldt niet alleen voor hen, die zeggen: ‘Ik heb altijd netjes geleefd en ieder het zijne gegeven.’ Er zijn onder kerkmensen heel wat verfijndere vormen van eigengerechtigheid en van werkheiligheid te vinden.
WE STAAN BINNEN OF BUITEN Kijk, we staan binnen of buiten, jongelui! Als jullie zouden zeggen: ‘Ik neem het niet zo makkelijk op en geloof zomaar niet! Ik ben niet zoals die mensen, die het zomaar aanpakken…’, dan lijk je op de Farizeeër en je zegt: ‘Heere, ik dank U, dat ik niet ben als al die anderen, die zomaar geloven en zomaar heenstappen over de breuk tussen U en mijn ziel.’ Dan zeg je uiteindelijk: ‘Heere, ik dank U, dat ik zo degelijk ben en zo ernstig en zo serieus!’
Helaas telt dit voor God niet mee. Je maakt dan onjuiste tegenstellingen. Er zijn veel wegen die leiden naar de eeuwige rampzaligheid. Eigenlijk is er maar één weg naar de eeuwige rampzaligheid, maar deze weg is heel breed. Er passen allerlei soorten mensen op. Mensen die nergens aan doen tot hele degelijke mensen toe. Deze weg is zo breed, dat iedereen er rustig op kan lopen. De één loopt aan de ene kant en de ander aan de andere kant en je hoeft elkaar helemaal niet in de wielen te rijden.
NAAR DE HEMEL MAAR ÉÉN WEG: DE WEG VAN HET LEVENDE GELOOF Met de smalle weg is het anders. Naar de hemel is er maar één Weg. En dat is de weg van het levende geloof. Wij moeten ons niet optrekken aan de gebreken (misschien wel de vermeende gebreken) van anderen. Want een mens wordt niet zalig omdat God zegt: ‘Je hebt wel gebreken, maar vergeleken met de gebreken van anderen vallen die van jou behoorlijk mee.’ Je wordt zalig omdat je bekleed bent met de gerechtigheid van de Heere Jezus Christus. God ziet jou als had je nooit één zonde gehad of gedaan, omdat Christus Jezus de schuld voor je betaald heeft en jouw hele leven van wieg tot graf heeft over gedaan. God ziet je aan in de Heere Jezus Christus. Hoe krijg je een band met Hem? Ik herhaal het nog eens: door geloof!
WAT IS GELOVEN? Wat is dat, geloven? Vaak wordt gezegd: ‘Je moet het maar geloven.’ Er wordt dan vaak mee bedoeld: ‘Je moet gewoonweg geloven dat je een kind van God bent. Je moet er niet over inzitten. Je moet er domweg vanuit gaan.’ Dit is niet het levende geloof. Wij weten uit de Handelingen dat er een kamerling was, die onderwijs kreeg van de diaken Filippus, de evangelist Filippus. Het raakte zijn hart, zijn ziel. Hij vroeg: ‘Wat verhindert mij gedoopt te worden?’ Filippus heeft hem geantwoord: ‘Indien gij van ganser harte gelooft, dan is het geoorloofd.’ Wat heeft die man toen gezegd? Zei hij: ‘Ik geloof dat ik een kind van God ben?’ Dat zei hij niet. Zei hij: ‘Ik geloof dat ik tot God bekeerd ben?’ Dat zei hij evenmin. Hij zij niet: ‘Ik geloof dat God in mij een goed werk begonnen is.’ Kijk, dat was op zich wel het geval, maar dat zei hij niet. Want dát is toch niet de essentie van het ware geloof. De essentie van het ware geloof is: ‘Moede kom ik, arm en naakt, tot de God, Die zalig maakt.’ en: ‘Daar het bloed, door U gestort, mij de bron des levens wordt!’
EEN MARSKRAMER DIE TOT INKEER KWAM In deze definitie past het meest beschroomde geloof (zoals het geloof van de bloedvloeiende vrouw), maar ook het meest verzekerde geloof. Er was eens een eenvoudige man, die tot inkeer kwam. Hij deed belijdenis voor de gemeente en voor de kerkenraad om als lid tot de gemeente te mogen worden toegelaten. Deze man was door een lied getroffen: ‘Ik ben een gans onwaardig zondaar en anders niemendal. Maar Jezus is mijn Heiland, Hij is mijn één en al.’ Hij vertelde dit onder tranen. Hij was verwonderd. Met vrijmoedigheid hebben de broeders hem toegelaten om belijdenis des geloofs af te leggen.
Er was een aantal jaren voorbij gegaan. En deze man zei eigenlijk nooit iets anders dan het bovenstaande. Hij was een wat simpele man. Eén van de broeders wilde hem toch nog eens spreken en zei tot hem: ‘Joh, hoe zit het toch met je, gaat het bij jou nooit vooruit?’ ‘Nee,’ zei hij, ‘dat kan ik niet zeggen. Jezus is mijn Heiland. Daar had ik een jaar geleden genoeg aan en daar heb ik nog steeds genoeg aan. Dus wat dat betreft ben ik niets vooruit gegaan.’
‘En gaat het ook niet achteruit?’ ‘Eigenlijk ook niet,’ zei de man, ‘want ik ben een gans onwaardig zondaar en anders niemendal.’ Toen was deze broeder, die veel meer verstand had toch beschaamd. Want wat zei deze eenvoudige marskramer? Hij wist van zijn verlorenheid in Adam en van zijn redding in Christus. Ongetwijfeld zijn de woorden ‘opwas in de genade’, ‘groeien in het geloof’, ‘staan in de genade’ wel van belang, maar uiteindelijk gaat het om de zaken in het hart!
WIJ BLIJVEN ONS LEVEN LANG LEERLING Wij leren alles niet in een keer. Zelfs dan zeggen we nog veel te weinig. Wij blijven ons leven lang een leerling. ‘Heere, maak mij toch Uw wegen door Uw Woord en door Uw Geest bekend.’ Het gaat steeds opnieuw om deze dingen. Het geestelijk leven begint daar, waar een mens leert roepen: ‘O God, wees mij, de zondaar, genadig.’ Aan deze roep is het ware geloof verbonden. Dit geldt natuurlijk niet als je alleen de woorden soms op de lippen neemt, maar het geldt als de ogen van een mens open gaan voor het feit, dat er bij God genade is. Je gaat ervaren dat je de rampzaligheid verdiend hebt, maar ook dat er vergeving bij God is.
GOD NIET ONTMOETEN MET MIJN GEREFORMEERDE DOGMATIEK Wat blijft er over als een christen de doodsjordaan nadert? Ik denk aan de grote Herman Bavinck. Hij zei, toen hij de dood naderde: ‘Ik kan God niet ontmoeten met mijn gereformeerde dogmatiek.’ Hij kon God niet ontmoeten met zijn werkelijk fenomenale wetenschappelijke kennis waar elk van zijn tijdgenoten van overtuigd was. Niet met zijn kennis, maar ook niet met zijn vierdelige gereformeerde dogmatiek. Niet met de bijbelse leer, de leer der zaligheid en de leer des heils die hij beschreven had. Er bleef maar één ding voor hem over: genade! In de hemel komt de mens niet in de hoedanigheid van professor in de theologie, niet in de hoedanigheid van dominee of van ouderling of van kerklid, van een trouw kerklid, van een voorbeeldig kerklid. In de hemel, in de eeuwige heerlijkheid komt de mens alleen in de hoedanigheid van een geredde zondaar.
ALS EEN VELOREN ZONDAAR VASTKLEMMEN AAN CHRISTUS Vrede bij God krijg je door het geloof in de Heere Jezus Christus. Dan is niet de vraag of dat geloof nu sterk is of zwak. Kijk, aan waar geloof is eigen dat het vraagt: ‘Heere, ik geloof; kom mijn ongeloof te hulp.’ We mogen nooit zeggen dat iemand wél waar geloof kan hebben, maar geen vrede met God. Dan is of het één leugen, of het ander. Als iemand een waar geloof heeft, heeft hij vrede bij God. En als iemand geen vrede bij God heeft, als jullie geen vrede bij God zouden hebben, dan heb je geen waar geloof. Wat is een waar geloof? Er is sprake van een waar geloof, als de mens zichzelf als een verloren zondaar vastklemt aan de Heere Jezus Christus. Zo begint het en zo blijft het.
CHRISTEN UIT STAD VERDERF GELEID Dit is één van de lessen die wij kunnen trekken uit het hele befaamde boek, de Christenreis. We moeten elk boek toetsen aan de Bijbel. Ik zeg niet dat de Christenreis onfeilbaar gezag heeft, zoals het Woord van God het heeft, maar de Christenreis heeft niet voor niets zo’n wijde verbreiding gevonden. Christen wordt door evangelist gewezen op het poortje en op het licht bij de poort. Als hij de poort niet ziet, zegt evangelist: ‘Zie je daar het Licht?’ Hij wilde zeggen: ‘Zie jij Christus, het Licht der wereld?’ Dan zegt hij: ‘Ik geloof dat ik het zie.’ Christen gaat op reis. Toen hij de dood naderde, ontviel hem alle hoop. Nu kom ik terug op een punt van straks. De eerste vraag is niet, of je vrede met God in je hart voelt, maar of je het hebt. Toen Christen de dood naderde, had hij wel vrede bij God. Dit had hij ook lange tijd gevoeld. Met name toen hij het einde van de reis naderde, heeft hij in bijzondere mate gevoeld dat hij vrede bij God had. Alleen het allerlaatste stuk niet meer. Toen hij de doodsjordaan inging, ontviel hem het gevoel dat hij vrede bij God had. Het kan gebeuren, dat de mens al het gevoel van deze zaken kwijt raakt. Als het jullie zou overkomen, of als wij bij anderen komen bij wie dit het geval is, wat moeten we dan zeggen?
MAG JE DAN ‘ZOMAAR’ GELOVEN? Je moet alleen maar zeggen: ‘Zie het Lam Gods, Dat de zonde der wereld wegneemt.’ Je moet alleen maar zeggen: ‘Die tot Hem komt, zal Hij geenszins uitwerpen.’ We moeten altijd weer beginnen bij God, Die ons in Christus Zijn vriendschap biedt. Want dat is het geval! Hij is het, Die aan ons zijn vriendschap biedt. Wat zijn er vele vragen over het geloven. Ik weet het; en misschien zijn er nog wel veel meer dan ik vermoed. Maar God is het, Die in Christus ons Zijn vriendschap biedt. Mag je dat zomaar geloven? Je moet oppassen dat je niet met de verkeerde vraag begint. Want geloof is nooit iets wat je zomaar doet. Daar zijn dingen die doe je zomaar gedachteloos. Maar geloven is nooit iets wat de mens zomaar doet. Mag je dat zomaar geloven? Dat is eigenlijk al een hele verkeerde vraag. Maar laten we het eens van de andere kant benaderen. Mogen we ons tegen God verzetten? Jullie kunnen zeggen: ‘Het Woord Gods heeft me nog nooit helemaal geraakt. Het heeft me nog nooit werkelijk wat gedaan.’ Dat is niet waar! Wij doen iets met het Woord van God. Wij doen wat met Christus, Die in het Woord Gods tegen ons zegt: ‘Komt herwaarts tot mij, allen, die vermoeid en belast zijt.’ Je gaat er aan voorbij,op welke wijze dan ook. Misschien niet omdat je helemaal de wereld ingaat. Dan zaten jullie hier niet. Maar misschien ga je wel aan Hem voorbij met vrome uitvluchten! Of heeft dit Evangelie je op de knieën gebracht? Het blijft een mysterie, dat het God behaagt Zijn Zoon in het hart van een mens te openbaren. Calvijn zegt in zijn Institutie: ‘Als het licht van Gods genade, al zou het maar één straal zijn, valt in de duisternis van onze ziel, gaan wij terstond de vaderlijke goedheid Gods in Christus opmerken.’ Hij bedoelde: ‘Wie waarachtig gelooft, al zou het nog zo zwak zijn, heeft vrede bij God.’
HOE KAN IK WETEN EEN KIND VAN GOD TE ZIJN? Ik las dat pas nog in een heel mooi boekje van de Zwitserse reveil dominee César Malan. De taal is soms wat moeilijk. Hij vraagt dan: ‘Theogenes, hoe kan ik weten dat ik een kind van God ben?’ Hij krijgt als antwoord: ‘Geloof je wat de Bijbel zegt over jouw verlorenheid? Ik vraag je niet in de eerste plaats of je voelt wat de Bijbel zegt over jouw verlorenheid, maar gelóóf jij wat de Bijbel zegt over jouw verloren staat? En geloof jij wat de Bijbel zegt over de genade Gods, geopenbaard in de Heere Jezus Christus?’
Als dit het geval is, en dat benadrukt ds. Cesar Malan, dan héb je vrede met God. Dan zijn je zonden vergeven. Iemand zei eens: ‘Dominee, heel veel mensen die het ware geloof beoefenen, durven dat laatste toch niet met zoveel stelligheid te zeggen.’ Dit is ongetwijfeld het geval, maar juist daarom moet de prédiker het zeggen! In de prediking maakt God ons Zichzelf bekend.
PREDIKING: NIET ALLEEN HEILSBESCHRIJVEND, MAAR OOK HEILSBEMIDDELEND De echte prediking is niet alleen heilsbeschrijvend (horen wat het heil in Christus te betekenen heeft en hoe het ervaren wordt), maar is in de kracht van de Heilige Geest ook heilsbemiddelend. Ik zal duidelijk maken wat dat betekent. Als het Woord recht bediend wordt, horen alle onbekeerde mensen dat de toorn Gods op hen rust. Als ze het niet voelen, is nu juist de bedoeling van de prediking dát ze het gaan voelen. Zo is het ook met de keerzijde. Allen, die Gods belofte in een waar geloof aannemen, horen dat hun zonden om Christus wil vergeven zijn. Het is niet als volgt: ‘Dan horen sommigen die de belofte Gods met een waar geloof aannemen, dat hun zonden vergeven zijn en anderen die de belofte Gods met een waar geloof hebben aangenomen, horen dat het nog een tijd zal duren voor ze vrede bij God krijgen.’ Nee, zo niet! Allen die in de belofte geloven, horen dat hun zonden vergeven zijn. Voor een ware christen is de vrede met God niet iets, wat zij in hun binnenzak hebben. Het ligt vast in Hem, maar dan ook alleen in Hem. Daarom blijft een christen een bedelaar.
EEN GEVEINSD GELOOF IS ER OOK Daarin onderscheidt zich het ware geloof van het geveinsde geloof. Een geveinsde gelovige kan alle woorden gebruiken die een ware gelovige gebruikt. De Deense filosoof Kierkegaard heeft eens gezegd: ‘Sinds de Heere Jezus de gelijkenis heeft verteld van de farizeeër en de tollenaar, bidden alle farizeeërs: O God, wees mij, de zondaar, genadig.’ Ik hoop dat we begrijpen wat hij daarmee bedoelde. Woorden kun je aanleren. Ook de meest bijbelse woorden; terwijl de zaak waar het om gaat, je onbekend is.
DE DOOP ALS PLEITGROND Het ware geloof maakt de mens klein. Maarten Luther zei: ‘Rechtvaardiging ligt vast in God, maar niet in de gewetens van Zijn kinderen.’ Het kon gebeuren dat Maarten Luther ‘s nachts zijn vrouw wakker maakte. Weet je wat hij dan zei? Hij zei niet: ‘Käthe, zeg toch tegen me dat ik bekeerd ben. Zeg toch tegen me dat ik een gelovige ben.’ Weet je wat hij zei? Dan zei hij: ‘Käthe, zeg toch tegen me dat ik gedoopt ben.’ Wat bedoelde Maarten Luther? ‘Käthe, zeg toch tegen mij dat Gods beloften in Christus ja en amen zijn en in de doop ook aan mij verzegeld zijn!’ De doop als pleitgrond. Niet in oppervlakkigheid: ‘Ik ben gedoopt en daarom zit het goed.’ Maar wel: in het midden van de grootste aanvechtingen, als mijn geweten mij aanklaagt dat ik tegen al Gods geboden heb gezondigd en er geen van heb gehouden en nog steeds tot alle kwaad geneigd ben - zo zie ik mezelf - de doop leren gebruiken als teken en zegel van de genade Gods in Christus. Een mens mag dan door genade zijn doop leren verstaan als een zegel en ontwijfelbaar getuigenis dat wij een eeuwig verbond van genade bij God hebben. Hebben jullie behoefte om zo van het teken en zegel van de doop gebruik te maken? Voor wie is de troost van het Evangelie? Maarten Luther heeft eens gezegd: ‘Voor aangevochtenen.’ Niet voor zorgeloze mensen, want die hebben er geen behoefte aan. Niet voor gearriveerde mensen, want die hebben het allang. Die ménen het allang te hebben. Want het ware geloof is wel een verzekerd weten, maar geen vanzelfsprekend weten.
DE GELOVIGE BLIJFT EEN AANGEVOCHTENE
Elke ware Christen, al mag die nog zo zeker zijn van zijn aandeel in Christus, blijft ook een aangevochtene. Het ware geloof is gebaseerd op de trouw van God. Dit mogen we nooit omkeren. De trouw van God is niet op ons geloof gebaseerd. Gods trouw, geopenbaard in Jezus Christus, is altijd meer dan datgene wat wij ervan geloven. Zelfs de meest verzekerde christen kan niet uitkomen boven de bede: ‘Kom mijn ongeloof te hulp.’ Hierin blijkt de eenheid van de Kerk. We belijden elke zondagmiddag of –avond: ‘Ik geloof één heilige algemene - je mag ook zeggen katholieke - christelijke Kerk.’ Waarin is Gods wereldwijde Kerk één? Niet allereerst in structuur, want alleen al in Nederland is de kerk qua structuur erg verdeeld. Maar de Kerk is één in het geloof; in het geloof, dat Jezus Christus de enige en volkomen Zaligmaker is. Het ware geloof ziet op Jezus.
BUITEN HET BLOED KUNNEN WE GOD NIET ONTMOETEN Ik denk in dit verband aan een uitspraak van J.A. Packer, die eens gezegd heeft: ‘Ik zou zelf, als ik niet gereinigd was door Christus’ bloed, niet weten hoe ik God moest ontmoeten. Ik zou Hem niet durven ontmoeten. Ik zou het ook niemand durven aanraden om buiten de reiniging door dat bloed de ontmoeting met God te wagen.’ Laten we er zo ook met anderen over spreken. ‘Zou een mens die Christus niet kent, mogelijkerwijs toch niet zalig kunnen zijn?’ De Schrift spreekt duidelijke taal. Die de Zoon heeft, die heeft het Leven en die de Zoon van God niet heeft, die heeft het Leven niet. Zonder Christus, zonder God en zonder hoop. Want ik heb geleerd dat al mijn gerechtigheden voor God een verwerpelijk kleed zijn en dat alleen het bloed van Christus van alle zonden reinigt. Wij dan, wetende de schrik des Heeren, bewegen de mensen tot het geloof.
RUSTEN OP GODS TROUW Het ware geloof rust op Jezus Christus, rust op Gods trouw. Geloof is nodig om zalig te worden. Maar het is niet zo, dat het geloof zélf onze Zaligmaker is. Tegenwoordig hoor je nogal eens mensen zeggen: ‘Ik wil wat gaan doen met mijn geloof. Ik heb zoveel aan mijn geloof.’ Dan hoop je dat deze mensen het goed bedoelen. Maar het is bepaald niet bijbels uitgedrukt. Het is niet de taal van apostelen, van profeten en van evangelisten. Zij waren mensen, die juist onder de indruk waren van de kleinheid, van de zwakheid, van de vele gebreken van hun geloof; zij hebben beleden: ‘Zo Gij in het recht zou treden, o Heere, en gadeslaan mijn ongerechtigheden, ach wie zal dan bestaan?’ Want dit is niet alleen de gang van een mens, die voor het eerst nadert tot God door Christus; het is en blijft de gang van elke christen als hij nadert tot God. Dan heb je bepaald niet zo erg veel aan je geloof. Wat moet je daar nou mee doen? Dan blijft alleen Degene in Wie je gelooft, over: De Heere Jezus Christus. Het ware geloof is trouwens een lege hand. De kracht van het geloof ligt in het voorwerp van het geloof, in Degene in Wie we geloven.
GODS LIEFDE TOT DE ZIJNEN Paulus zei: ‘Ik leef door het geloof in Hem, Die mij heeft liefgehad.’ Paulus spreekt niet over zíjn liefde tot Christus. Die was er ongetwijfeld ook en die moet er ook zijn. ‘Hebt gij mijn lief?’ vroeg de Heere aan Petrus. Maar daar achter ligt Gods liefde tot al de Zijnen, geopenbaard in Christus. Gods liefde geopenbaard in het Evangelie en omhelsd door een waar geloof. Ik leef door het geloof in Hem, Die mij heeft lief gehad. En ik vergeet wat achter mij ligt.
NIET ANDERS DAN ROEMEN IN HET KRUIS VAN DE HEERE JEZUS CHRISTUS Paulus zei ook: ‘Ik vergeet wat achter mij ligt.’ Dit slaat niet op zijn verleden, voordat het God behaagde Zijn Zoon in hem te openbaren. Want hij vergat nooit, dat hij eerst een kind des toorns was. Zoals alle anderen. Hij was een vijand geweest, een vervolger van Gods gemeente. Als Paulus dit zegt, bedoelt hij dat hij overvloediger gearbeid heeft dan al de apostelen. Hij vergeet al datgene wat hij in dienst van God gedaan heeft, sinds het God behaagd had Zijn Zoon in hem te openbaren. Hij vergat al datgene wat hij beleefd en meegemaakt had aan innerlijke vertroosting en bemoediging, sinds de Heere hem bij de hand gevat had. Elke dag begeerde Paulus te leren: ‘Het zij verre van mij te roemen, anders dan in het kruis van onze Heere Jezus Christus.’
Vrede bij God, dat wil zeggen: God ziet in gunst op je neer. Zijn toorn rust niet meer op je. Hij zal je eenmaal opnemen in Zijne heerlijkheid, omdat Hij je aanziet in Jezus Christus, Die de schuld op Zich nam; Die ons heeft liefgehad tot in de dood; wat meer is, Die ook is opgewekt. Indien wij behouden zijn door de dood van Christus -verzoend zijn door de dood van Christus hoeveel te meer zullen wij behouden worden door Zijn leven! God ziet je aan in Christus, Die zit aan de rechterhand van God en dag en nacht voor ons bidt. Dát is vrede bij God. Hoe krijg je die vrede bij God? Door geloof.
HET LEREN RUSTEN OP GODS BELOFTEN Mag je geloven? Het is een verkeerde vraag. Mag ik het laten? Want we doen altijd iets, een van beiden. We zeggen ja of we zeggen nee. Het nee - zeggen hoeft niemand ons te leren, dat zit ons in het bloed. Als we het woord ja - zeggen gebruiken, dat is eigenlijk een veel te zwakke omschrijving voor geloof. We kunnen alleen maar zeggen dat God het je leert om je hand te leggen op het Lam van God, Dat de zonde der wereld wegneemt, om te leren rusten op Gods beloften. Alles wat Uw mond aan mij heeft toegezegd, geeft aan mijn hart vertroosting, geest en leven. Het geloof rust op Christus. Vrede bij God - uit het geloof - en dat door onze Heere Jezus Christus. Het is onmogelijk dat een mens zalig is als hij Christus niet kent.
HEDEN ZO GIJ ZIJN STEM HOORT Je kunt nog zalig worden! Als jullie Christus niet kennen, dan mag ik niet zeggen dat je zalig bent. Ik mag wel zeggen dat je nog zalig kunt worden. Hoe lang zou je daarmee moeten wachten, met het vluchten tot Christus? Ik mag niet zeggen dat je moet wachten tot morgen, want dat zou wel eens te laat kunnen zijn. Ik moet je zeggen: ‘Heden, zo gij Zijn stem hoort!’ Vlucht tot Christus! Wat moet je doen als je het niet kan? Wie verbiedt ons aan God te vragen of Hij in ons werken wil wat Hij aan ons beveelt? Als mensen het ons al verbieden, God verbiedt het ons niet! Zo heeft Augustinus leren bidden: ‘Heere, geef wat Gij beveelt en beveel dan wat Gij wilt.’ Als Christus ons dierbaar is -dat is het ware geloof - is het onbestaanbaar verloren te gaan. De Engelse prediker Newton maakte een gezang: ‘O Jezus, hoe vertrouwd en zoet klinkt mij Uw Naam in het oor. Als ik van alles scheiden moet, gaat nog die Naam mij voor.’ Dit kan elke ware christen hem nazeggen. Niets kan ons scheiden van de liefde Gods, geopenbaard in de Heere Jezus Christus. We kunnen er hier slechts van stamelen, om eenmaal ongestoord te zingen van Gods goedertierenheid. Amen
VRAGENBEANTWOORDING 1. HOE MOETEN WE OMGAAN MET DE VELE VERSCHILLEN, DIE NIET TOT STICHTING VAN GODS KERK ZIJN? Het is goed om te weten dat vele schrijvers van boeken uit de kerkgeschiedenis, die wij nu op onze boekenplank naast elkaar zetten, in dit leven niet zo heel goed met elkaar overweg konden. Er zijn allerlei grotere en kleine verschillen geweest tussen mensen, leerstellige verschillen. Mensen zijn qua persoon op elkaar gebotst. De volmaakte kerk waarover we niet meer moedeloos of bedroefd over hoeven te zijn, wordt hier op aarde niet gevonden. Wat mij inderdaad wel bedroeft, is dat we aan de ene kant een christendom op zien rukken waarin de mens met zijn gevoelen in het middelpunt staat; waar over Christus wordt gesproken zonder dat naar voren komt dat de mens schuldig staat in Gods gericht. Hier zijn ook een paar vragen over. Als wij werkelijk vrede met God krijgen, gaat dat nooit buiten de veroordeling van onszelf om. ‘Ik ben, o Heer’, Uw gramschap dubbel waardig.’ En wij moeten elke vorm van christendom wantrouwen die geen recht doet aan deze ontzagwekkende werkelijkheid. Maar wat is het aan de andere kant verdrietig - dat merk je in kerkelijke bladen en ook in het RD dat de kerken van de gereformeerde gezindte meer ter rechter zijde zich vaak zo druk maken over de vraag: ‘Waar moet je nu precies een punt zetten en waar een komma?’ Niet praten over de punten en komma’s Wij moeten niet met elkaar gaan praten over de punten en de komma’s; althans zeker niet beginnen met het praten over de punten en de komma’s. Laten we liever zo beginnen: ‘Geloof je dat God Schepper is? Geloven wij dat de mens dood is in zijn zonden en misdaden? Geloven we dat het bloed van Christus van alle zonden reinigt en geloven we dat het levende geloof een gave van God is? Geloof je dat een ware christen een zondaar blijft?’ Als wij deze dingen waarlijk geloven, zijn de andere verschillen ten diepste onbelangrijk. Ik kan met al die mensen leven. En niet alleen leven - als ik het als prediker zie. Elke prediker die deze boodschap brengt, wil ik op mijn kansel uitnodigen. Al zou hij allerlei detailzaken anders zien als ik ze meen te moeten zien in het licht van het Woord van God. Het is niet zo, dat ik alleen een predikant uitnodig die tot in de punten en de komma’s hetzelfde denkt als ik. Newton zegt ergens: ‘God is al meer dan veertig jaar bezig om mij allerlei dingen te leren; zou ik dan verwachten dat Hij het bij een ander in vier weken zou doen?’
Het is een levenslang leerproces om de dingen dieper te gaan verstaan. Als we het over de wezenlijke dingen eens zijn, is dat voldoende. Onze belijdenisgeschriften heten ook Formulieren van Enigheid: Formulieren om de eenheid van het geloof tot uitdrukking te brengen. Het betekent dat we het over de inhoud van deze formulieren eens moeten zijn. Over alle andere dingen mogen we verschillend denken. Het is een hele ernstige misvatting als gemeend wordt dat je in de kerk over alle dingen gelijk moet denken. Het kenmerk van een sekte is dat je overal gelijk over moet denken.
VERSCHEIDENHEID EN TOCH ÉÉNHEID Het kenmerk van de Katholieke Kerk van Christus is dat er verscheidenheid is en toch ook eenheid. Eenheid! Drie-enig God, U zij al de eer. Er zijn ook verschillen die op aarde niet geheeld worden. Verschillen over de kinderdoop - dit speelt in Nederland niet zo zeer als kerkscheidende factor – zijn er wereldwijd. Ik hoop dat jullie de kinderdoop vasthouden en wel op de manier zoals Luther het deed: ‘Zeg toch tegen mij dat ik gedoopt ben. Wilt u mij daar de troost van schenken?’ Toch weet ik me verbonden met baptisten, zoals Spurgeon, Philpot en Bunyan en al die mensen meer. Er is maar een Kerk. Laat het dan zo zijn dat we vragen of de predikant onder wie we zitten zonde en genade preekt. Wet en Evangelie. Of hij het niet teveel heeft – of misschien wel helemaal niet heeft - over de punten en de komma’s maar over de hoofdsom van de christelijke leer. Daar gaat het om. Dat verbindt écht wereldwijd aan elkaar. Dan vallen ook echt alle verschillen weg. Zeker als we denken aan die ontzagwekkende vraag: ‘Hoe krijg ik vrede met God?’ De vraag is niet: ‘Hoe heb je gedacht over twee - of drie verbonden?’ en al dergelijke items meer. Het speelt dan geen enkele rol. Er is alleen maar de vraag: ‘Ben je Christus deelachtig?’
DE LEER MOET NOOIT EEN DOEL IN ZICH WORDEN De leer moet nooit een doel in zich worden. De gezonde leer maakt juist onderscheid tussen hoofd - en bijzaken, tussen de hoofdartikelen van het christelijk geloof en tussen dingen die middelmatig zijn. Heel veel dingen zijn zelfs puur cultureel bepaald. Je kunt er niet eens van zeggen dat ze middelmatig zijn. Laten we bidden dat God Zijn Kerk gedenkt. Ik heb ook wel eens tijden dat ik denk dat God bezig is Nederland te verlaten. Dan vecht ik tegen mezelf en tegen deze gedachte; soms mag ik ook nog wel eens hoop hebben voor deze wereld! Ik denk aan wat er gebeurd is in de VS van Amerika. Iemand vroeg me: ‘Moet je het WTC nu als Babylon zien?’ Ik zie het niet zo. Ongetwijfeld heeft ook de westerse samenleving - en zeker de Amerikaanse samenleving - trekken van het beest van Babylon. Maar we zien hier de strijd tussen het Licht en de duisternis. De VS van Amerika verlaten op de Durbin - conferentie, waarin heel duidelijk een antisemitisch standpunt ingenomen wordt, de conferentie en al de Europeanen blijven zitten… Daar moeten wij, als Europeanen, ons over schamen. Dit land wordt getroffen, dat nu een president heeft die uitdrukkelijker christen betoont te zijn dan welke president ook sinds tachtig jaar. In het feit dat dit land getroffen wordt, zien we iets van de strijd tussen de duisternis en het Licht. Wie het zaad van Abraham bemint, ook het vleselijk zaad van Abraham, omdat God daar nog een bijzondere bedoeling mee heeft, die zal door God bemind worden. We mogen wel vurig bidden of God president Bush wijsheid geeft. Ik heb vrienden in Amerika die ik gisteren opbelde om te vragen hoe het met hen was. Zij zeiden: ‘Wij bidden of God dit gebruiken wil om onze natie te verootmoedigen. En wij bidden voor onze president.’ Zij waren hartelijk verblijd dat president Bush psalm 23 aangehaald heeft: ‘Al ging ik ook door het dal van de schaduwen des doods, ik zou geen kwaad vrezen, want Gij zijt met mij.’
Dit was even een zijspoor, maar ik geloof toch dat God in heel de wereld werkt. We mogen ook vurig bidden voor de Amerikaanse president, die duidelijker dan welke leider ook, opkomt voor het christelijk geloof. Dit vinden we niet bij onze koningin, niet bij Kok, niet bij Blair, maar wel bij president Bush. Je kunt zeggen: ‘In hoeverre is het Amerikaans?’ Maar als jongelui op een middelbare school vragen: ‘Wie is voor u de belangrijkste?’ dan zegt hij: ‘Jezus Christus.’ Komt dat dan uit zijn hart? Dat hoeven wij niet te beoordelen, zegt de Heer Jezus. Laten wij wensen dat overal wereldleiders dit gaan belijden. Vraag jij jezelf maar eens af of je dit met een waar geloof belijdt!
2. KUNT U IETS MEER VERTELLEN OVER DE ‘VIERSCHAAR DER CONSCIËNTIE’ EN HOE U IN DIT VERBAND STAAT TEGENOVER DE PREDIKING VAN DS. KIEVIT? Rechtvaardiging in de vierschaar der consciëntie. Misschien hebben jullie er wel eens van gehoord. Ik zeg tegen de mensen: ‘Als je er nog nooit van gehoord hebt, doe dan ook niet je best om het te begrijpen, want het is verloren tijd.’ Maar als je er wel van gehoord hebt, kan het je heel erg belasten. Het is een uitdrukking, die je tegenkomt bij de oudvaders vanaf de 17e eeuw. En wat bedoelen zij? Zij makeneen onderscheid tussen de rechtvaardiging in de vierschaar van God en de rechtvaardiging in de vierschaar van de consciëntie. Het is een heel belangrijk onderscheid. In Nederland heeft men dat op een gegeven moment heel anders ingevuld dan onze oudvaders het bedoelden. Tegenwoordig begint men met de rechtvaardiging in de vierschaar van de consciëntie. Maar voor onze vaderen was op grond van de Schrift niet de rechtvaardiging in de vierschaar van de consciëntie het belangrijkste, maar de rechtvaardiging in de vierschaar van God. Wat bedoelden zij dan? Zij bedoelden, dat elke ware christen als een schuldig zondaar door een levend geloof aan Christus is verbonden en zo vrij gesproken is in de vierschaar van God. Betekent het dan dat elke ware christen ook de volle troost in zijn geweten, in zijn consciëntie heeft? De oudvaders zeiden dan: ’Deze uitspraak in de vierschaar van God wordt in het geweten herhaald door de Heilige Geest. Maar dat is in principe een levenslang proces. De rechtvaardiging in de vierschaar van je consciëntie zorgt ervoor dat Gods kind troost put uit het feit dat hij / zij vrij gesproken is in de vierschaar van God. De ene keer heb je die troost (de vrede met God in je geweten) en de andere keer heb je het wat minder. En soms heb je het helemaal niet.’ Dit bedoelden zij en dit wordt bedoeld door de Bijbel. Ds. Kievit, met alle achting voor ds. Kievit, was toch een man gestempeld door het gezelschapsleven van de 19e eeuw. Hij heeft hele waardevolle dingen gezegd, maar ik moet heel eerlijk zeggen dat ik zijn visie op de rechtvaardiging in de vierschaar van het geweten niet deel. Wij moeten altijd een verschil maken tussen de staat van mensen en hun inzichten. Ds. Kievit had de volgende gedachte: ‘God begint Zijn goede werk in je. Je hebt dan wel vrede met God, maar daar mag je eigenlijk geen troost uit putten. Jij mag daar pas troost uit putten als je een heel welomschreven ervaring hebt, dat je met alles wat je tot dusver beleefd hebt, vast komt te zitten en ten onder gaat. Dan openbaart Christus Zich aan je ‘van achter het recht’ en dan krijg je de vrijspraak in het hart.’ Ik heb mensen meegemaakt die dit zo beleefd hebben. Als het ware christenen waren en je kwam ze vijf jaar later weer tegen, hoorde je ze er niet meer over. Dan bleef er toch een bedelaar over. Het is niet bijbels om het zo te verwoorden. Ongetwijfeld kan God hele opmerkelijke dingen doen in het leven van mensen. Je kunt door hele diepe dalen gaan en hele grote hoogten mogen beklimmen, maar daarin hoeven wij God niet de les te lezen. Nooit mogen we zeggen, dat iemand wel een waar geloof heeft, maar dat hem de troost onthouden mag worden van de vrede met God. Zoals we niet
mogen nalaten aan onbekeerden te vertellen dat ze kinderen des toorns zijn, zo mogen we niet nalaten aan een ieder die gelooft, te vertellen dat hij vrede met God heeft. Ryle zegt: ‘Ik zou nog liever de brandstapel op gaan dan ontkennen dat een ware christen vanaf het allereerste moment dat hij gelooft vrede met God heeft.’ Het is de essentie van de leer van de rechtvaardiging door het geloof alleen! Ook in zijn tijd al was de tegenwerping: ‘Maar maakt deze leer geen goddeloze mensen?’ Het is onmogelijk dat iemand die door een waar geloof is ingeplant in Christus hiervan misbruik maakt. Ongetwijfeld maakt het onjuist verstaan van deze leer goddeloze mensen. Dat valt niet te ontkennen. Maar wie Christus werkelijk kent, kan alleen maar vragen: ‘O Zoon, maak mij Uw Beeld gelijk.’
3. N.A.V. DE RECHTVAARDIGING IN DE VIERSCHAAR VAN DE CONSCIËNTIE IS ER NOG EEN VRAAG OVER JOZUA. JOZUA, DIE WE TEGEN KOMEN ALS BEELD VAN HET VOLK IN ZACHARIA 3. DE HOGEPRIESTER JOZUA, DIE WORDT VRIJGESPROKEN IN GODS GERICHT. Elke ware christen herkent zich in Jozua. De één zal meer zekerheid hebben dan de ander, dat is mogelijk. Als iemand een ware christen is, zal hij als het stervensuur nadert, niet antwoorden op de vraag ‘Hoe zal ik God ontmoeten?’ met het antwoord ‘Door mijn tranen, mijn overtuigingen.’ Misschien durft hij / zij niet te zeggen: ‘Ik ben zijn eigendom.’ Maar hij / zij zal wel zeggen: ‘Jezus Christus is mijn houvast.’ Bunyan zei: ‘Of het hemel is of hel, ik klem me aan U vast!’ Je klemt je vast aan de woorden van Christus: ‘Die tot Mij komt, zal Ik geenszins uitwerpen.’ Luther zei: ‘Dan sla ik God met Zijn eigen beloften om Zijn oren.’ In de diepste aanvechting moeten wij zeggen: ‘Ik beroep mij op het Woord van God.’ De Kananese vrouw heeft uit Christus’ eigen mond gehoord dat Hij niet voor haar gekomen was. Het waren geen mensen die dit zeiden, maar God Zelf! Luther zegt: ‘We moeten deze vrouw navolgen. Want zij beriep zich van Christus mond op Christus hart; het hart van Christus, dat brandt van liefde tot zondaren.’ Er wordt wel eens gezegd: ‘Het is toch al een verloren zaak, waag het er dus maar op.’ Maar je moet nog veel meer zeggen! ‘Nee heb je en ja kun je krijgen’ is veel te zwak uitgedrukt! Gods beloften zijn in Christus ja en amen. Wie niet gelooft, is in ieder geval veroordeeld.
4. HOE WEET JE NU DAT JE EEN CHRISTEN BENT? WAAR KREEG CHRISTEN UIT DE CHRISTENREIS VREDE MET GOD? Hoe leg je de christenreis uit? Ik kwam pas bij een oudere vrouw en zij zei: ‘Dominee, ik heb nu nooit begrepen dat Christus onbekeerde mensen roept. Ik heb altijd gedacht dat je eerst bekeerd moest zijn voor je tot Christus mocht gaan. Als ik daar nu aan denk, dat Christus onbekeerde mensen roept, dan word ik zo blij. Dan kan het ook voor mij nog.’ Zou die vrouw een christen zijn of niet? Wij hoeven mensen het stempel niet op te zetten. Christen sjouwde met dat pak op zijn rug. Zijn vrouw en zijn kinderen zeiden: ‘Wat tob je toch mens. Het zit al lang goed met je zaligheid. Geloof het maar.’ Maar zo kon het ook niet. En nu komt evangelist hem tegen en hij zegt: ‘Zie jij dat licht? Of zie jij die poort?’ Evangelist zegt: ‘Zie op Christus.’ Ja, maar Wie is Hij? Dan daalt evangelist nog een stukje af en zegt: ‘Joh, daar valt licht door die poort.’ Hij gaat dus nog indringender vertellen
Wie de Heere Jezus Christus is. En dan zegt christen: ‘Ik geloof dat ik het Licht zie.’ Dan krijgt hij de opdracht: ‘Ga op dat licht af!’ Het is vaak heel moeilijk te zeggen waar de Heere precies begint. Ik bemoei me niet teveel met mensen die hier mee worstelen.
DE PAARDENSTAART Het gaat vaak om de vraag: ‘Hoeveel haren kun je uit een paardenstaart trekken, terwijl het toch nog een paardenstaart blijft?’ Ongetwijfeld heel veel. Hoe weinig kan iemand dogmatisch en bevindelijk weten en toch nog een christen zijn? Deze vraagstelling is verkeerd. Het is aan God om dit te beoordelen. Wij weten, dat wie de Zoon heeft, het Leven heeft. En wie de Zoon van God niet heeft, die heeft het Leven niet. Toen christen hoorde, dat hij naar de poort moest, zei hij niet: ‘We zullen wel eens kijken wanneer we naar die poort gaan.’ Nee! Gelijk er op af. Een levende bloem reageert op het licht. Ik vind Bunyan niet alleen een geweldig theoloog, maar ook een groot psycholoog. Christen had voor zichzelf niet altijd moed. Uiteindelijk is de moed hem nog op een gegeven moment helemaal ontvallen. Maar God bleek getrouw te zijn.
De meeste ware christenen plegen Gods genade eerder te zien dan ze aanvankelijk dachten. Meestal is het toch zo dat je voor jezelf pas kan geloven dat er iets bij je gebeurd is als je er een zekere troost uit schept. Als iemand mij zou zeggen: ‘Ik weet wel dat ik wedergeboren ben, dus ik weet wel dat ik op Christus lijk, maar ik weet niet dat ik Christus toebehoor,’ is dit een vreemde redenatie. Want ‘wedergeboren zijn’ wil zeggen: op Christus lijken. Ik kan me wel voorstellen dat iemand zegt: ‘Ik weet niet of ik wedergeboren ben. Ik weet niet of mijn zonden vergeven zijn.’ Maar als iemand zegt: ‘Ik weet wel dat ik wedergeboren ben, dat weet ik zo vast als wat, maar of mijn zonden vergeven zijn, weet ik nog niet,’ vraag ik me af hoe je het eerste dan wel kunt weten. In zoverre je het ene weet, weet je ook het andere. In zoverre ik mag geloven dat mijn zonden me vergeven zijn, in zoverre kan ik ook geloven dat God een goed werk in mij begonnen is.
5. IS ER VREDE EN BLIJDSCHAP MET GOD NAAR DE MATE VAN HET GELOOF? Inderdaad. Hoe sterker het geloof, hoe meer je mag weten: ik behoor Hem toe. Zo wordt er in onze Dordtse leerregels (hoofdstuk 5) over gesproken. Wij zijn zeker naar de mate van ons geloof. Ik kom nog even bij de vragensteller of opmerker die zei: ‘Vertel veel over Christus. Hij is het middel. Je kunt heel veel over het geloof horen, maar als je er over hoort zonder te horen over Christus, dan blijf je waar je bent met al je vragen!’ We moeten gedurig opzien tot Christus en dan straalt Gods goedheid ons toe. God wil ons Zelf ten Leidsman zijn. Hij schenkt ons dan hulp en Hij redt keer op keer.
6. ALS CHRISTUS JE DIERBAAR IS, KEN JE HEM DAN? Het is heel eenvoudig. Je kunt iemand kennen en toch niet liefhebben. Maar ik heb het nog nooit meegemaakt dat iemand zegt: ‘Ik hou van iemand, maar ik ken hem niet.’ Als je van iemand houdt, dan ken je hem helemaal. Dus als Christus ons dierbaar is, kennen we Hem juist! En dat is het. Een man houdt van zijn vrouw, als het goed is. Maar als je zou zeggen: ‘Ik ben getrouwd, maar ik weet niet met wie, en hoe heet ze ook al weer?’, zou dit heel vreemd zijn. Maar zo is het geestelijk ook. En daarom vraagt Christus aan Petrus: ‘Hebt Gij mij lief?’ Als Petrus op dat moment dacht aan wat hij
allemaal gedaan had, kon hij eigenlijk geen ja zeggen. Want zijn leven getuigde tegen hem, hij had Hem niet lief. En dan zegt hij: ‘Heere, Gij weet alle dingen, Gij weet dat ik U lief heb.’ Waarom zegt hij het zo? Er waren vlekken en rimpels als hij dacht aan de manier waarop hij zijn liefde geuit had. Maar hij is des te meer overtuigd geraakt wat Christus hem zei: ‘Ik heb voor u gebeden dat uw geloof niet ophoude.’ Hier zie je dat we Hem meer liefkrijgen als we dieper aan onszelf ontdekt worden. Je kunt Hem zo lief hebben, dat je zegt: ‘Ik zou me niet voor kunnen stellen dat ik Hem nog liever kan krijgen.’ Toch kan het! Je kunt zo vol van Christus zijn, dat je denkt (je zou het niet misschien durven of willen zeggen): ‘Wat zou ik nog van Hem nog moeten leren?’ Als je dan terug kijkt, zeg je: ‘De zaligheid is me nader dan toen ik eerst geloofde.’ Als het goed is, zeggen we dat over tien jaar weer. Als we dan nog mogen leven… ‘Wij, die anderen leren, moeten nog elke dag ook zelf nog leren,’ zegt Calvijn in een preek over de Galatenbrief. In dit verband betuigt hij, dat elke christen inderdaad vrede met God heeft. Hij zegt aan de ene kant: ‘Dat durven wij de zwakste christen te zeggen,’ en aan de andere kant: ‘Wij ,die dit anderen leren, moeten zelf nog elke dag door God geleerd worden.’ En zo is het. Het is heel goed als we daar ook met elkaar over spreken: over de bevinding, over de verborgen omgang met God. Wanneer het gaat over de drie ambten van Christus: Profeet, Priester en Koning zal een beginnend christen niet zeggen: ‘Dit heb ik van Christus als Profeet geleerd en dit als Priester en dit als Koning.’ Een beginnend christen zal zeggen: ‘Christus is Zaligmaker voor mij.’ Je wordt wel verder geleid en daarin heb je onderwijs nodig; van mensen, maar bovenal van Christus: Zijn profetisch Ambt. Ook word je wordt steeds meer ontdekt aan je zondige bestaan. Zo ga je steeds meer verstaan wat het wil zeggen, dat Christus Priester is, Die Zich niet alleen opgeofferd heeft, maar Die ook bidt. Je wordt aangevallen, misschien wel van buiten. Deuren gaan er voor je dicht. Maar Christus is Koning. Hij beschermt je! Er is sprake van een toename in de kennis van Christus. Je gaat zien dat achter Christus de Vader staat. Je hebt niet alleen gemeenschap met Christus, maar je ziet dat achter Christus de Vader staat, Die Zijn Zoon heeft gegeven. Ook weet je jezelf aangewezen op de leiding van Gods Geest. Was het er eerst niet? In principe wel, alleen het wordt allemaal ontvouwd. En dat gaat het hele leven lang door. Onlangs zei een collega tegen me: ‘Weet je wie er erg van systematische bekeringen houden? Huichelaars! Als je het 5 keer gehoord hebt, kun je het de zesde keer zelf vertellen, want dan weet je precies hoe het loopt.’ Het is makkelijk als je kunt zeggen: eerst gebeurt dit en dan dat. Makkelijk om na te vertellen! Maar kijk dan eens naar de kerkgeschiedenis. Als je de bekering van Augustinus vergelijkt met die van Bunyan, die van Bunyan met die van Spurgeon en die van Calvijn met die van Luther zul je zien dat ze heel verschillend zijn; en toch ergens één. God leidt degenen, die Hij kent langs wegen die ze niet hebben geweten. Aan Kohlbrugge werd gevraagd of hij bekeerd was en toen zei hij: ‘God is er mee bezig en hij heeft er een heel karwei aan.’ Wij vallen onszelf tegen en we doen meevallers op met God!
7. U ZEI DAT GOD IN GUNST NEERZIET OP DIE IN ZIJN ZOON GELOVEN, MAAR IN PSALM 103:18 STAAT: DIE ZIJN VERBOND HOUDEN. WAT WORDT HIERMEE BEDOELD?
Uiteraard staat er in het Oude Testament niet: ‘…die in Zijn Zoon geloven’. Waarom niet? Het was nog de oude bedeling. God sprak toen op velerlei wijze, maar spreekt nu door de Zoon. We moeten het hele Oude Testament lezen in het licht van de nieuwtestamentische vervulling. Er wordt ook wel eens gezegd: ‘Jakob kende voor Bethel Christus niet.’ Dat is natuurlijk onzin. Want hij kende Hem niet als God geopenbaard in het vlees, maar in die zin kende hij Hem ook nog niet toen hij stierf. Dat is het voorrecht van de nieuwtestamentische Kerk. Maar vanaf het moment dat God Jakob trok uit de duisternis tot Zijn Licht ging het hem om Gods zegen. En wanneer dat geweest is, weten we niet eens. In ieder geval voor Bethel, dat is wel zeker. Want het ging hem om Gods belofte. Hij heeft zelfs de toevlucht tot leugen genomen. Dat had hij niet moeten doen, maar het ging hem om Gods zegen. Eigenlijk zien we in heel Jakobs leven - niet alleen in Pniël - maar het begint al voor zijn geboorte: ‘Ik laat U niet los, tenzij Gij mij zegent!’ Dat is heel Jakobs leven van wieg tot graf. In heel Jakobs leven zit iets van Pniël. Alle oudtestamentische gelovigen hebben vanaf het moment van hun wedergeboorte gezien op Hem, Die komen zou. Ze hebben Zijn dag gezien en zijn verblijd geweest.
Dat betekent ook: Zijn verbond houden. Dat wil niet zeggen: ‘Ik doe mijn best voor God.’ Het geeft troost aan onze zielen dat Zijn onbezweken trouw van geen wankelen weet en dat het verbond vastgestaafd is! Onze oudvaders spreken van het inwilligen van het verbond der genade. Wat is nu het inwilligen van het verbond der genade? Het is het omhelzen van Christus als Middelaar. Zo spraken ze daarover en dat is Bijbels. De Middelaar van het verbond is Jezus Christus. Zijn beloften zijn - als we als kind gedoopt zijn - aan ons verzegeld en verzekerd.
8. VOOR WIE ZIJN GODS BELOFTEN? Deze vraag wordt vaak gesteld. Maar stel jezelf eens een andere vraag: ‘Wat doen Gods beloften in mijn leven?’ Dat is een betere vraag! Geven ze aan mijn hart vertroosting, geest en leven? Als dit het geval mag zijn, behoren wij bij diegenen die Gods verbond houden. Dan ervaar je de prediking als het huwelijksaanzoek van Christus aan een zondaar. ‘O dochter, hoor en zie en neig uw oren, verlaat, vergeet wat u ooit kon bekoren!’ Toen Rebekka gevraagd werd of ze nog even kon wachten, antwoordde ze dat ze het niet kon. ‘Ik zal trekken.’ Het ware geloof kan niet wachten. Augustinus heeft ervaren dat hij als onbekeerde wel kon wachten. ‘Ik wilde bekeerd worden,’ zegt hij, ‘maar toch wilde ik het niet. Want als ik het werkelijk zou willen, was ik het.’ Deze nood beschrijft hij in de Belijdenissen. Hij had de kerk verlaten. Hij kon het allemaal niet geloven wat in de Bijbel stond. En dan beschrijft hij eerst hoe zijn verstand verlicht wordt, dat hij weer gaat geloven dat de Bijbel waar is. Maar toen kon hij met zijn zonden niet breken. Hij zei: ‘Ik wou het wel, maar toch wilde ik het niet. Want als ik het werkelijk zou willen, dan gebeurde het.’ Hangt het dan van je eigen wil af? Augustinus heeft ervaren dat God de wil van de mens bevrijdt. Het is niet zo, dat de mens tegen zijn zin tot bekering komt. God maakt een mens gewillig. Het blijft een mysterie, dat God de Eerste is.
Er is hier ook een vraag over het gebed. Als je niet weet hoe je geloven moet, hoe zit het dan met het bidden? Er ligt een boekje op de boekentafel van de gebroeders Bonar. Zij werden gekenmerkt door een bepaalde denkwijze, waarin zij wel eens heel ver gingen. Ze zeiden dan: ‘Je moet niet bidden om geloof, je moet geloven. Want het gebed van een onbekeerde is eigenlijk nog eigengerechtigheid! Christus gebiedt je te geloven! Heden! Dus geloven.’ Later gingen ze eens op bezoek bij Duncan, een student in de theologie, om hem te vragen wat nu eigenlijk waar is: ‘Je moet bidden om te geloven,’ of bovenstaande uitspraak. Duncan gaf het volgende antwoord: ‘Als je kunt geloven zonder te bidden om geloof, doe het zo. Maar als je voelt dat het niet lukt, laat je dan door alle gebroeders Bonar niet weerhouden om op je knieën te gaan en te smeken: ‘Heere, ik geloof; kom mijn ongeloof te hulp. O God, wees mij, de zondaar, genadig.’ Het was een nuchter antwoord. Je kunt natuurlijk ook heel theoretisch over deze dingen gaan praten, maar daar hebben we niets aan. Het één sluit bovendien het ander niet uit. We sturen elkaar het riet in als we alleen maar zouden zeggen: ‘Je moet bidden en de Bijbel lezen!’ Maar we moeten natuurlijk ook niet gaan zeggen: ‘Bid maar niet meer,’ of: ‘Eerst geloven, en dan bidden!’ Zo werkt het in de praktijk niet. We moeten het Godswerk het Godswerk laten. Waarbij we moeten beseffen dat Gods wegen voor ons vaak ondoorgrondelijk zijn; God laat Zich niet narekenen. Vraag naar de Heere en Zijn sterkte. Laat het zo zijn dat we alle nood, die we bij onszelf zien, omzetten in een gebed. Dan is er voor elke nood, die we bij onszelf aantreffen, een belofte!
Als we zeggen: ‘Ik heb geen hart om te bidden!’ geldt: ‘Ik zal maken dat zij naar Mij zullen vragen.’ Als je zegt: ‘Ik heb een stenen hart,’ zegt God: ‘Ik geef je een vlezen hart. Al wat u ontbreekt, schenk Ik, zo gij het smeekt, mild en overvloedig.’ Laat u met God verzoenen; laat u tot geloof bewegen!
9. VERTELT U EENS WAT MEER VAN CHRISTUS. Nu moet ik toch zeggen: ‘Ik zou het wel willen, maar ik kan het niet. We zeggen altijd te weinig. Ik voel dat ik op dit punt stamel.’ Laten we niet gering denken over de heiligheid van God - vreselijk is het, te vallen in de handen van de levende God - maar laten we ook niet klein denken van Gods opzoekende zondaarsliefde in Christus. De Schotse oudvader Rutherford zegt: ‘Ik ben liever met Christus in de hel (dat is natuurlijk een onmogelijke zaak) dan zonder Christus in de hemel.’ Het is een hele scherpe uitspraak natuurlijk, maar het kan ook bevrijdend zijn om dit te horen. Wie Christus zo kent, kan niet verloren gaan. Dan zou God inderdaad willekeurig zijn. Als Christus ons dierbaar is, is het onbestaanbaar, dat wij niet zullen zijn waar Christus eenmaal volmaakt verheerlijkt wordt. En het is eveneens onbestaanbaar, dat we eenmaal daar zullen zijn waar de kroon neergeworpen wordt aan de voeten van het Lam als Hij ons niet dierbaar is. De Heere geve dat we met vrijmoedigheid Christus belijden, maar ook met ootmoed; als een bedelaar. Deze gestalte verbindt wereldwijd Gods Kerk aan elkaar. Over enkele weken is er weer een zangavond waar we Engelse hymns hopen te zingen. In één van de gezangen van Watts (over de triumferende Kerk in de hemel) wordt het volgende gezegd: ‘Allen die daar zijn, schrijven hun overwinning toe aan het Lam.’ Niet velen, maar allen! Ik hoop, bid en smeek, dat we zo naar huis gaan; dan is het voor ons allen zo, dat we zalig kunnen worden. Het is niet zo, dat er één mens in deze zaal zit voor wie het niet kan. We hoeven niet te zeggen: ‘Er zijn er zo veel, nu wordt het toch te vol.’ Dat geldt misschien wel voor deze zaal of voor de trein; dan moet je op de volgende wachten.
Naar de hemel is maar één weg en dat is Christus. ‘Dwing ze om in te gaan, opdat Mijn huis vol worde,’ zegt God. Er staat ook: ‘Ik zal u aannemen, één uit een stad, twee uit een geslacht,’ maar ook dit is een zeer dierbare belofte. Het wil het volgende zeggen. Stel dat je in een stad woont, waar niemand God zoekt. Als er in een stad maar één man voor een bepaald product belangstelling heeft, wordt er geen supermarkt geopend. Er is marktonderzoek gedaan en voor een man begint men geen zaak. Maar God zegt: ‘Al zou je de enige zijn in heel de stad, Ik neem je aan.’ Er wordt ook nog gesproken over ‘één uit een geslacht’. Hierbij moet je denken aan een streek, zoals wij de provincie Gelderland kennen met als streek de Veluwe; de provincie Zuid-Holland met als streek de Alblasserwaard. Al zou in de streek maar één ware christen leven, is het dan voor mij / voor jou de moeite waard om God te zoeken? Al zou je de tweede zijn, God zegt: ‘Ik doe het nog voor twee, Ik doe het zelfs nog voor één.’ Ook daartoe laat God Zijn genade verkondigen. Deze tekst wordt soms gebruikt om het tegendeel te beweren van wat er staat. God doet het maar bij één! Nee, al is er maar één, die naar God wil luisteren - ook dat werkt God uiteraard, maar dat verstaan wij pas achteraf - dan is God niet zo, dat Hij zegt: ‘Voor die ene is het Me niet de moeite waard.’ Zo moet een zakenman wel redeneren, maar God is toch anders. Ik hoop dat we deze dingen verstaan. We mogen in God bijzonder welgemoed zijn.