?
Wat heet (nog) ouderbegeleiding?
‘Ik ben niet zo’n zorgeloze moeder’
‘Ik ben niet zo’n makkelijke, zorgeloze moeder, en autisme is nog een ding erbij!’ Een narratief onderzoek naar ouderidentiteit
Samenvatting Ouderschap wordt vaak gezien als rol of taak, maar in dit artikel presenteert de auteur ouderschap als een identiteit. Een kind willen krijgen, zwanger zijn, de geboorte, een kind zien en helpen opgroeien: ouderschap bepaalt iemands leven en heeft invloed op hoe iemand zichzelf ziet en wat hij of zij belangrijk en waardevol vindt. Via diepte-interviews probeert de auteur te achterhalen wat ouderschap voor hen betekent; zijn zijzelf en hun leven door het ouderschap veranderd? In dit artikel staat het ouderschapsverhaal van Klara centraal. Zij typeert zichzelf als een moeder die duidelijke normen en waarden heeft én die zich snel zorgen maakt en beren op de weg ziet. Zij brengt een jongen met autisme groot en tegelijk leert ze om haar zorgen los te laten. Via negen ouderschapsverhalen vertelt zij wat het ouderschap voor haar betekent en geeft zij inzicht in haar overwegingen en intenties als ouder: haar bedoelingen, waarden, overtuigingen, aspiraties, hoop, doelen en verplichtingen. Trefwoorden: ouderschap, narratieve identiteit, verhaallijn analyse, intenties van ouders Margreth Hoek is eigenaar van Bureau Hoek. Zij onderzoekt ouderschap en ontwikkelt voor organisaties ‘producten’ waarin de ouder centraal staat. E-mail:
[email protected]
Ouderschap: meer dan een taak of een rol In dit artikel presenteer ik een narratieve analyse van een diepte-interview met een moeder die ik hier Klara noem. Klara is Nederlandse, heeft een hbo-opleiding gedaan en is 55 jaar oud. Zij is co-ouder van de veertienjarige Kurt en woont in een eigen huis in dezelfde straat als Titia, de biologische moeder van haar zoon. Sinds zijn geboorte is Kurt om de dag bij haar. Tijdens het interview wordt duidelijk dat hij op zevenjarige leeftijd de diagnose Asperger kreeg. Het interview nam ik af in het kader van een verkennend onderzoek naar wat ouderschap voor ouders betekent. In dit artikel onderzoek
ik de constructie van een ouderschapsidentiteit aan de hand van een narratieve analyse van het persoonlijke verhaal en ik sluit aan bij het pleidooi in het proefschrift van Alice van der Pas (2003) voor meer aandacht voor theorievorming op het gebied van ouderschap. Het is een vervolg op mijn artikel uit 2010 waarin ik – op basis van drie kwalitatieve onderzoeken onder prille moeders – het groeiproces van ouders beschrijf en concludeer dat ouderschap een identiteit is – en dus meer dan een rol of een taak. Ook Katie Lee Weille (2011) houdt een pleidooi om meer oog te krijgen voor ouders en hun identiteit. Ouder willen worden, proberen zwanger te worden, zwanger zijn, de geboorte, samen een kind willen grootbrengen: ouderschap bepaalt iemands leven en heeft invloed op hoe iemand zichzelf ziet en wat hij of zij belangrijk en waardevol vindt. Via diepteinterviews met ouders verken ik wat ouderschap voor hen betekent. Zijn zijzelf en hun leven door het ouderschap veranderd? Dit onderzoek past binnen de narratieve psychologie waarin wordt onderzocht hoe identiteit vorm krijgt in persoonlijke verhalen (Sools, 2011). Over identiteitsvorming bestaan er binnen de narratieve psychologie verschillende theorieën. Sommige leggen de nadruk op een relatief stabiele en autonome identiteit en andere benadrukken dat er geen autonoom zelf is, maar enkel sociaal geconstrueerde identiteiten die fragmentarisch en voortdurend aan verandering onderhevig zijn. De narratieve psychologie bestudeert onder andere hoe zelfidentiteit tot stand komt in relatie tot levensloop, cultuur en sociale context.
Onderzoeksmethode: een verhaallijnanalyse Het uitgangspunt van dit onderzoek is dat de constructie van de identiteit als ouder zichtbaar wordt in persoonlijke verhalen. Volgens psycholoog Jerome Bruner (1990) wordt de ontwikkeling van identiteit zichtbaar binnen verhalende structuren. Verhalen verweven volgens Bruner (1986) twee landschappen: het landschap van acties en het landschap van bewustzijn. In het landschap van acties wordt het verhaal gevormd door de samenhang tussen de verhaalonderdelen: actoren, gebeurtenis, doel, middel en setting. Het landschap van bewustzijn betreft de binnenwereld van de actoren in het verhaal: wat weten, denken en voelen zij of wat weten, denken en voelen zij niet. Michael White (2007), initiatiefnemer van de narratieve therapie, heeft het over het landschap van identiteit en wijst erop dat wat mensen doen, wordt gedreven door intenties zoals bedoelingen, waarden, overtuigingen, aspiraties, hoop, doelen en verplichtingen. In dit artikel presenteer ik de resultaten van een verhaallijnanalyse zoals die is beschreven door Murray en Sools (2014). Een verhaallijnanalyse past het interviewmateriaal in een samenhangende structuur waarmee de betekenis van een geheel (de verhaallijn) zichtbaar wordt. Deze analyse maakt het mogelijk om op een abstracter niveau naar de inhoud van het interview te kijken en oog te krijgen voor de samenhang binnen het materiaal. Daarmee is het een alternatief voor een thematische analyse waarbij het interviewmateriaal wordt opgeknipt in kleine stukjes tekst die vervolgens inhoudelijk worden gethematiseerd. Hoe vind je nu, volgens Murray en Sools, een verhaallijn in het materiaal?
Een verhaalstructuur bestaat uit vijf aspecten of verhaalonderdelen: 1 2 3 4 5
de setting (waar speelt het verhaal zich af) de karakters (wie spelen een rol in het verhaal) de gebeurtenis (wat gebeurt er) of agency (wie laat iets gebeuren in het verhaal) het doel van het verhaal de hulpmiddelen (wat helpt of werkt tegen bij het bereiken van het doel).
Een verhaallijn ontstaat volgens Murray en Sools doordat er een breuk tussen twee verhaalelementen aanwezig is. Iets klopt niet en dat is de reden dat er een verhaal is; zonder breuk geen verhaallijn. Als deze breuk goed wordt geïdentificeerd, vormen alle verhaalelementen een samenhangend geheel: het verhaal klopt. Laat ik dit verduidelijken met een voorbeeld uit mijn interviewmateriaal. Bij zo’n breuk gaat het vaak om een doorbroken vanzelfsprekendheid. Zo zegt Klara tijdens het interview bijvoorbeeld: ‘Ik dacht: je relatie wordt er sterker van. Dat had ik me van te voren voorgesteld.’ Deze zin maakt een breuk zichtbaar: haar verwachtingen over het ouderschap (doel van het verhaal) kloppen niet met haar ervaringen als ouder en partner (de gebeurtenis). Deze breuk tussen doel en gebeurtenis maakt de invloed van ouderschap op het landschap van bewustzijn zichtbaar: ouderschap heeft invloed op wat Klara denkt. Haar ervaringen als ouder maakt dat zij haar ideeën over de (positieve) invloed van ouderschap op de partnerrelatie moest bijstellen. Deze breuk laat zien dat de ouderidentiteit niet alleen actief is in de relatie met het kind, maar ook in de partnerrelatie. Via de verhaallijnanalyse en het opsporen van breuken daarin worden veranderingen in het landschap van bewustzijn van ouders zichtbaar: wat weten, denken en voelen zij en welke veranderingen treden op door het ouderschap. Ook krijgen we meer zicht op de intenties van ouders: wat is belangrijk voor ouders en hoe kleurt dit wat zij denken, voelen en hoe zij handelen. Tot slot geven de breuken inzicht in welke relaties de identiteit als ouder actief is. De volgende deelvragen kunnen door middel van deze analyse worden beantwoord: • • • •
Welke verhaallijnen zijn aanwezig in verhalen van ouders over ouderschap? Welke intenties zijn belangrijk voor ouders? Binnen welke relaties is de identiteit van de ouder actief? Welke gevolgen hebben de breuken op het landschap van bewustzijn van ouders?
Dataverzameling: een dialoog tussen ouder en onderzoeker Voordat ik in de volgende paragraaf de resultaten van de verhaallijnanalyse presenteer, zal ik eerst wat meer vertellen over het interview met Klara. Nadat zij van het onderzoeksproject hoorde, bood Klara aan om haar verhaal te vertellen. Voor dit interview kwam zij bij mij thuis. Het gesprek start met het verzamelen van personalia. Na uitleg over de aanleiding van het onderzoek vang ik het interview aan met de brede vraag: ‘Hoe zou je jezelf typeren als moeder?’
Klara krijgt alle ruimte om vrijuit te praten; ik onderbreek haar zo min mogelijk. Bij onduidelijkheden vraag ik door op de dingen die worden gezegd en als het gesprek stilvalt, stel ik een nieuwe vraag om het verhaal weer op gang te brengen. De meeste tijd is Klara aan het woord, maar soms is het gesprek een gezamenlijk zoekproces en ontstaat er een korte uitwisseling van ervaringen als moeders. Klara lacht veel en vaak lach ik mee omdat ik de humor van een bepaalde situatie herken. Het interview wijkt af van de andere interviews omdat Kurt autisme heeft. Klara benoemt autisme als een extra aspect dat het groeien en zelfstandig worden van Kurt beïnvloedt en waardoor zij zich extra zorgen maakt. Omdat ik geen kennis en ervaring heb met betrekking tot autisme vraag ik Klara hier meer over te vertellen en dan vooral over wat dat voor Klara betekent. Dit verzoek heeft het gesprek sterk beïnvloed. Het interview duurt ruim 42 minuten en wordt tweemaal kort onderbroken doordat Klara wordt gebeld. Na zo’n intermezzo vat ik het voorgaande kort samen om zo goed mogelijk de draad van het gesprek weer op te pakken. De volgende vragen heb ik gesteld: • • • • •
Hoe zou je jezelf typeren als moeder? Ben jij door het ouderschap veranderd als mens? Je woont niet samen, maar je hebt wel een langdurige relatie. Wat heeft ouderschap betekend voor die relatie? Denk je dat je alles hebt benoemd wat belangrijk is voor jou als ouder? Waar ik nieuwsgierig naar ben. Je kind wordt ouder. Ik vind het een vervelend woord, maar zijn er dan nog nieuwe uitdagingen?
De analyse: een goede ouder willen zijn, kent vele verhalen Het gesprek is in zijn geheel uitgetypt met aandacht voor met nadruk uitgesproken woorden, stiltes, geluiden, zuchten of lachen. Het streven was om in het materiaal één verhaallijn te traceren, maar ouderschap is te complex om binnen één verhaallijn te vangen. Een focus op het doel van het verhaal leverde wel het inzicht op dat Klara graag een goede ouder wil zijn, en dit gebeurt in diverse settings en relaties. De getraceerde breuken van uiteindelijk negen verhalen maken duidelijk dat het niet eenvoudig is om een goede ouder te zijn. Of om de woorden van Klara te gebruiken: ‘Het is voor mijn gevoel bijna niet te doen.’ Hieronder typeer ik allereerst de negen verhalen kort en globaal, daarna werk ik ze nader uit. Zo krijgen we zicht op wat Klara denkt, voelt, weet, wat haar intenties en overwegingen zijn. In Klara’s verhalen spelen vier actoren een rol: Klara (de geïnterviewde moeder), Kurt (de zoon), Titia (de biologische moeder) en de ouderbegeleiders. De hoofdrol is weggelegd voor Klara. Zij typeert zichzelf als moeder en construeert zo haar ouderidentiteit. Kurt komt regelmatig in de verhalen voor omdat deze grotendeels gaan over Klara’s ervaringen in relatie met hem. Titia wordt minder vaak genoemd, maar één verhaal gaat specifiek over de relatie van Klara met Titia. In verhaallijn acht worden ouderbegeleiders als belangrijke steun genoemd. En tenslotte komt in het laatste verhaal de
sociale setting van het ouderschap aan bod: iedereen doet maar of kinderen krijgen en opvoeden gewoon vanzelf gaat.
Verhaallijn 1: Het is wel de leerschool voor dingen loslaten Klara reageert vanuit zorgen, levert inwendig gevechten met zichzelf en leert loslaten want ze wil haar kind goed grootbrengen en niet gek worden. Verhaallijn 2: Voor mijn gevoel is het bijna niet te doen ‘Op het ogenblik vindt Kurt dat ik lieg, dat is helemaal niet zo. Het heeft met een soort misverstanden te maken, maar dat kunnen we hem niet duidelijk maken. Het is een heel moeizaam en moeilijk proces.’ Verhaallijn 3: Eigenlijk wil je gewoon, normaal, gezellig ouder zijn ‘Omdat hij autisme heeft, word je vanzelf een professional, maar eigenlijk wil je gewoon, normaal gezellig ouder zijn.’ Verhaallijn 4: Het geeft je natuurlijk ook heel veel. ‘Ik vind dat het bij kinderen op een of andere manier nog veel dieper gaat. Maar als het kind ouder wordt, kan je daar minder mee doen. Dat voelt tegenstrijdig.’ Verhaallijn 5: Een kind grootbrengen raakt snel aan je eigen opvoeding ‘Een brave moeder wil haar kind leren dat je niet braaf hoeft te zijn en gewoon van het leven kunt genieten.’ Verhaallijn 6: Ik ben anders gaan aankijken tegen mijn eigen opvoeding en mijn ouders ‘Ik schop niet langer tegen de dogmatische opvoeding van mijn ouders, maar heb ook oog gekregen voor hoe veilig en geborgen het thuis was en wil mijn zoon hetzelfde bieden.’ Verhaallijn 7: Het is een levenservaring voor hem ‘Lesbisch ouderschap. In het begin vraag je dat ook af. Goh, hoe is het voor kinderen om met een lesbisch stel op te groeien. Later dacht ik dan: het is een levenservaring voor hem. Ik vond dat wel een geruststellend idee.’ Verhaallijn 8: Ik dacht: ‘Je relatie wordt er sterker van. Dat had ik me van te voren voorgesteld’ ‘Dat je probeert oplossingen te zoeken voor het omgaan met een super-onhandelbaar kind. Ik vind het best wel een zwaar beslag leggen op je relatie. Eh, ten minste als je vaak anders in de dingen staat.’ Verhaallijn 9: Iedereen doet of dat gewoon vanzelf gaat ‘Ik vond het lastig, maar iedereen doet maar of kinderen krijgen en opvoeden of dat gewoon vanzelf gaat.’
Om de verhaalvorm in dit artikel meer tot zijn recht te laten komen, heb ik ervoor gekozen om Klara’s verhalen om te schrijven naar de derde persoon. De ik in het interviewmateriaal is vervangen door je, maar voor de rest zijn het Klara’s woorden. Zo blijft het ‘de stem van Klara’ die haar verhaal vertelt. Een deel van de gedachten of uitspraken van Klara worden wel in de ik-vorm weergegeven ter verlevendiging van het verhaal. Eerst noem ik de breuk aan de hand van de eerder genoemde vijf aspecten van een verhaalstructuur: de setting (waar speelt het verhaal zich af), karakters (wie spelen een rol in het verhaal), gebeurtenis (wat gebeurt er) of agency (wie laat iets gebeuren in het verhaal), het doel van het verhaal en de hulpmiddelen (wat helpt of werkt tegen bij het bereiken van het doel). Vervolgens werk ik uit hoe deze breuk het verloop van het verhaal bepaalt. Niet alle verhalen heb ik even uitgebreid kunnen beschrijven omdat Klara over sommige onderwerpen meer vertelde dan over andere. In de verhalen geef ik ook aan wanneer Klara lacht, want dit is een belangrijk kenmerk van haar verteltrant, waar ik aan het einde van dit artikel iets meer over zeg. Na de presentatie van de negen verhalen, probeer ik mijn onderzoeksvragen te beantwoorden.
Verhaallijn 1 Het is wel de leerschool voor dingen loslaten Klara reageert vanuit zorgen, levert inwendig gevechten met zichzelf en leert loslaten want ze wil haar kind goed grootbrengen en niet gek worden. Klara is geneigd zich overal zorgen over te maken. Van te voren al. Allemaal beren op de weg zien. Deze eigenschap maakt haar tot een lastige moeder voor Kurt, want ze heeft ook de neiging om vanuit die zorg te reageren. Maar het is vooral lastig voor Klara want dit zorgen maken, zit in de weg bij het bereiken van haar doel: als moeder moet je je kind laten groeien en zelfstandig laten worden. Het gevolg is dat Klara heel veel gevechten met zichzelf heeft, want ze moet zich inhouden (en Klara lacht). Zij moet er heel erg met haar verstand bij blijven en dan denkt ze bijvoorbeeld: ‘Daar zeg ik nu niets van. Hij moet het zelf uitzoeken of zelf ervaren. Dat heb ik de vorige keer al tig-keer gezegd. Titia en ik zeggen ook nog dezelfde dingen dus hij hoort alles dubbel en dan krijgt hij helemaal het gevoel van HELP!’ De breuk tussen haar neiging om zich zorgen te maken en haar opvoeddoel vormt een rode draad in haar ouderschap en speelt een rol in diverse opvoedepisodes. Het vraagt veel van haar want zoals ze zelf zegt: ‘Ik moet mezelf toch geregeld geweld aandoen.’ Een kind grootbrengen is voor Klara de leerschool voor dingen loslaten en de geleerde les strekt verder dan het ouderschap. Of zoals Klara het verwoordt: ‘Het leven is één en al loslaten. Ja, want alles is eindig. Alle mensen gaan op een gegeven moment dood of uit elkaar of weet ik wat. Uiteindelijk is het allemaal loslaten. Met je kind leer je dat wel in een snel tempo om daar iets mee te doen. Anders word je gek.’ Omgaan met deze breuk is voor Klara een afgedwongen leerschool en dit zou ze bij elk kind zijn tegengekomen. Dat Kurt autisme heeft, speelt daarin niet mee. Wel ziet Klara het autisme als een extra aspect waardoor zij zich extra zorgen gaat maken. Het is ook een aspect dat lastig is bij groei en zelfstandig worden, want Kurt kan niet altijd alles
zelfstandig doen op de manier zoals leeftijdsgenoten dat kunnen. Er zijn altijd dingen waarvoor hij haar meer nodig heeft. Wat dit voor Klara betekent, illustreert zij met een situatie die herkenbaar zal zijn voor veel ouders: je kind zelfstandig laten fietsen in het verkeer, en het geeft inzicht in haar afwegingen: ‘Je kan toch niet zeggen: nou jij kan dat niet. Andere kinderen wel, maar jij hebt minder overzicht dus jij maar niet.’ Hier wordt de sociale inbedding van een kind grootbrengen zichtbaar. Klara benoemt het zelf niet expliciet, maar ook daarmee houdt zij rekening. Eén van haar intenties als ouder wordt zichtbaar: het is niet haar bedoeling dat Kurt het gevoel krijgt dat hij anders is en dingen niet kan. Kortom; binnen een sociale inbedding schippert Klara tussen haar neiging om zich zorgen te maken, haar doel Kurt zelfstandig te laten worden en haar wens dat hij zichzelf niet ervaart als een uitzondering. Haar oplossing voor het zelfstandig fietsen was een paar maanden uitstel en wat meer begeleiden, maar toen moest ze hem toch laten gaan wetend dat er een risico is dat er echt iets zou gebeuren. Klara is zich bewust van het gevaar voor haar zoon, haar kwetsbaarheid als ouder, maar haar doel en intenties als ouder wegen zwaarder dan haar zorgen en ze laat los: haar zoon mag zelfstandig fietsen. Ondertussen wacht ze af. ‘En ja, af en toe gebeurde er ook wel eens wat. Maar gelukkig niet met erge afloop, maar dan lag ie wel weer over een stilstaande auto bijvoorbeeld. Dat soort dingen, weet je wel’ (en Klara lacht). Loslaten is volgens Klara het allerbelangrijkste bij een kind grootbrengen en zeker nu Kurt puber is, komt het echte loslaten pas. Hij gaat dingen doen, waarvan ze denkt: ‘Dat is helemaal niet oké.’ En dat weet ze dan helemaal zeker. De puberteit betekent ook een verandering in hoe zij vorm kan geven aan haar begeleiding. Ze kan nog een keertje een adviesje geven, maar hij doet het toch niet. Dus het heeft helemaal geen zin. ‘Nee, dat moet ie gewoon zelf ontdekken.’ Hiermee verwoordt ze een hoop die ze met veel ouders zal delen en ze vervolgt met de voor ouders herkenbare constatering: ‘En helaas ontdekken ze dat ook niet. Want de volgende keer blijven ze dat net zo doen. Dat doen al die pubers. Nou ja, dan is het pas echt dat je denkt: ‘Oké, ik heb dus hier geen rol in.’ En dan zijn er natuurlijk wel de dingen als alcohol, drugs en televisieverslaving. Bij Kurt is er sneller sprake van verslaving vanwege zijn autisme en deze kennis maakt dat Klara en Titia zich verplicht voelen om extra op te letten. Hun aspiratie is om hun zoon te beschermen. Maar ja, ze weet dat verbieden niet werkt en overleg ook moeilijk is. Nou, ja, ze moet het er maar over hebben. En er het meeste uithalen. Hetzelfde als met dat dieet. (Kurt blijkt gevoelig te zijn voor bepaalde kleurstoffen en E-stoffen.) Ja, af en toe dan vreet ie een zak snoep leeg waarvan hij ook wel weet dat ie dat eigenlijk niet moet doen. Klara kan niet langer zeggen: ‘Waarom heb je dat gedaan en dat mag je niet doen’. Nee, en zij kan het ook wel begrijpen dat het af en toe zo gaat. Wat overblijft is een opmerking als: ‘Nou eh, hoe je vanavond slaapt en of je wel kan slapen.’ En de volgende dag nog eens zeggen: ‘Vervelend hè.’ Zo hoopt ze Kurt te helpen bij het zelf terugkijken en conclusies trekken. Maar niet te veel, want dan raakt ie weer geïrriteerd. Kurt zegt dan: ‘Ja, dat weet ik ook wel.’ Aansluiting zoeken en de goede toon vinden. Dat is een nieuwe kunst. Vasthoudend aan haar bedoelingen manoeuvreert Klara bin-
nen een kleine bewegingsruimte; zij wil er het meeste uithalen en probeert haar kind zo goed mogelijk groot te brengen.
Verhaallijn 2 Voor mijn gevoel is het bijna niet te doen ‘Op het ogenblik vindt Kurt dat ik lieg, dat is helemaal niet zo. Het heeft met een soort misverstanden te maken, maar dat kunnen we hem niet duidelijk maken. Het is een heel moeizaam en moeilijk proces.’ In dit verhaal is er een breuk tussen een gebeurtenis en hoe Klara zichzelf ziet. De gebeurtenis is dat Kurt er op het ogenblik van overtuigd is dat Klara als ouder niet luistert. Hij vindt dat zij liegt. Maar liegen past niet bij Klara. Om dit te illustreren, haalt Klara Titia als getuige aan. Zij zegt altijd voor de grap tegen Klara: ‘Mag jij liegen? Ja, jij wel. Voor jou is het gezond om eens te liegen.’ En Klara lacht als ze dit vertelt. Titia vindt Klara te christelijk opgevoed. Klara verklaart de opmerking van Kurt vanuit zijn autisme en ziet het als een misverstand. Maar dat misverstand is niet makkelijk duidelijk te maken aan iemand die autisme heeft en ook nog puber is. Ook in dit verhaal helpt kennis over autisme Klara om een verklaring te geven voor Kurts gedrag dat lang niet altijd makkelijk is. Het autisme van Kurt gaat, en dat is Klara echt heel erg tegengevallen, heel erg diep. Kurt kijkt vanuit zijn eigen gezichtspunt naar de wereld en mensen. Ook heeft hij bepaalde voorstellingen over hoe iets moet gaan gebeuren. En als een ander dan opeens, want voor Kurt is dat altijd opeens, een heel ander idee heeft, dan kan hij daar niet van afstappen. Hij is heel star, bijna dwangmatig en niet flexibel. In de ogen van Klara zijn er heel veel misverstanden omdat Kurt vindt dat bepaalde woorden iets betekenen en hij niet door heeft dat een woord in een andere context iets anders kan betekenen. Dat is lastig voor hem, maar ook voor Klara, nu hij concludeert dat zij liegt. Het is een van de weinige momenten in het gesprek dat zij aangeeft hoe zwaar het haar valt. ‘Voor mijn gevoel is het bijna niet te doen.’ Titia, de partner van Klara, heeft in dit verhaal de rol van helper. Zij verklaart het onbegrip van Kurt niet alleen vanuit het autisme, maar wijst erop dat Kurt altijd heel erg op Klara’s advies geleund heeft. Titia denkt dat daardoor de dingen bij hem heftiger binnenkomen. Dat hij denkt: ‘Ze heeft dit van mij niet begrepen. Dan heb ik niets aan d’r.’ Zo helpt Titia Klara met het interpreteren van het gedrag van hun zoon. Titia heeft ook autisme en heeft vaak het idee dat mensen haar te pakken willen nemen omdat ze niet altijd begrijpt dat er sprake is van een misverstand. Misverstanden die volgens Klara via praten uit de wereld raken. Maar bij Kurt werkt dat vaak niet zo: ‘Het is altijd ingewikkeld.’ Titia helpt met haar insidersblik het verhaal vooruit. Zij kan het aan Klara heel goed uitleggen: ‘Dit hoort erbij en juist dit is wat Kurt moet leren. Hij heeft het nog lang niet geleerd en het zal heel veel moeite gaan kosten.’ Hiermee is zij een steun voor Klara. Het doel van dit verhaal is dat Kurt gaat begrijpen dat er zoiets als misverstanden bestaan. Dit doel is verbonden met Titia’s levensverhaal en haar intentie als ouder: Kurt moet leren omgaan met zijn autisme en het beter krijgen dan zij. Titia wist vroeger niet
dat ze autisme had en werd daar niet in begeleid. Dus zij heeft gewoon nooit doorgehad waarom ze problemen had met mensen. Zij wil nou heel graag dat zij en Klara dit Kurt duidelijk kunnen maken. Klara deelt deze intentie van Titia. Beiden willen dat hun kind het beter zal hebben dan Titia en zij kunnen door de begeleiding van Kurt daaraan bijdragen. Klara hoopt dat zij een ingang zal vinden om Kurt duidelijk te maken dat zijn interpretatie van de situatie niet klopt. Ze doet dat nu door als Kurt zegt: ‘Je liegt’, daar soms een lolletje over te maken. ‘Goh, Kurt, kijk me nou eens aan. Past dat liegen bij mij?’ Dan zit hij zo eens te denken. En dan zegt hij: ‘Maar het is wel gebleken.’ Ze laat zich door deze opmerking niet uit het veld slaan en probeert het in het midden te laten. Dat jij degene bent die gelijk heeft, dat hoeft niet zo te zijn. Het is de eerste stap: eerst maar in het midden laten wie er gelijk heeft. Het is allemaal stapje voor stapje. Heel langzaam druppelt er dan iets in hem door, maar voor Klara is het een heel moeizaam en moeilijk proces. Zij weet dat dit voor Kurt een heel belangrijke les is waar zij onderdeel van is (en Klara lacht).
Verhaallijn 3 Eigenlijk wil je gewoon, normaal gezellig ouder zijn ‘Omdat hij autisme heeft, word je vanzelf een professional, maar eigenlijk wil je gewoon, normaal gezellig ouder zijn.’ Verhaallijn 3 is minder uitgewerkt dan de eerste twee verhalen, maar vloeit er wel uit voort. De breuk in deze verhaallijn is tussen de gebeurtenis en doel. De gebeurtenis is dat Klara zich af en toe meer een professional voelt. Dit gevoel overkomt haar en past niet bij haar verlangen om een gewone ouder te willen zijn: het doel van dit verhaal. In deze breuk wordt een identiteitscrisis zichtbaar die voortvloeit uit de vorige twee verhaallijnen. Als je het hebt over de ouder zijn van een puber, je zorgen maken en over het proces dat je een kind steeds meer los moet laten (verhaallijn 1), dan is het heel lastig dat Klara dat niet op een gewone manier kan doen, omdat Kurt autisme heeft (verhaallijn 2). Klara laat Kurt zoveel mogelijk gaan en af en toe moet ze hem weer een beetje naar zich toetrekken. Of ze wacht tot ie zelf roept: ‘Help’ (en Klara lacht). ‘Waarom doe jij dit niet voor me want ik kan het niet.’ Klara maakt daarin afwegingen, want ze wil het niet overnemen: haar intentie is dat zij Kurt wil begeleiden. Ze zegt hierover: ‘Soms lijkt het wel alsof je professional wordt in plaats van een gewone ouder.’ Het autisme van Kurt veroorzaakt bij Klara een identiteitscrisis: ze lijkt wel een professional te worden. Haar professionaliteit kan tot bloei komen doordat ze van een afstand naar haarzelf en haar kind kan kijken. Ze coacht zichzelf als moeder als ze haar kind bijstuurt. Maar voor Klara klopt dit bewustzijn van zichzelf als ouder en haar kind niet bij wat zij wil: gewoon normaal, gezellig (en Klara lacht) ouder zijn. Dit verlangen van Klara is het doel van het verhaal. Om dit te bereiken, gaat zij meer gewoon spelletjes doen en lol maken. Ja, ook gewoon, gezellig ouder zijn, doet Klara soms bewust.
Verhaallijn 4 Het geeft je natuurlijk ook heel veel ‘Ik vind dat het bij kinderen op een of andere manier nog veel dieper gaat. Maar als het kind ouder wordt, kan je daar minder mee doen, dat voelt tegenstijdig.’
Dit verhaal is een reactie op de voorgaande verhalen waarin de nadruk vooral lag op het moeizame van een kind (met autisme) grootbrengen. Net als het vorige verhaal is dit korter omdat Klara hier minder over heeft gezegd. Mogelijk komt dit omdat Klara in dit deel van het gesprek onderbroken werd doordat ze werd gebeld. De breuk in dit verhaal zit tussen de verhaalsetting: de moedergevoelens en de gebeurtenis: Kurt groeit op en is een puber geworden. In dit verhaal benoemt Klara wat zij voelt voor Kurt en geeft zij zicht op haar landschap van bewustzijn. Het ouderschap geeft Klara natuurlijk ook heel veel: het knusse, samen spelletjes doen, samen wakker worden. Kinderen kunnen zo van die rake opmerkingen hebben. Maar soms ook op zo’n schattige manier geformuleerd dat je er helemaal wee van wordt. Kurt is met zijn opmerkingen nog steeds zo ontwapenend, want hij kijkt op zo’n ontzettend eigen manier naar de wereld en probeert het dan in woorden te vatten. Dat doet hij dan op zijn onhandige manier, en dan komt het er net zo aandoenlijk uit als bij kleine kinderen. ‘Ik vind dat het bij kinderen op een of andere manier nog veel dieper gaat’ (telefoon gaat). Dit verhaal maakt de emotionele dynamiek van Klara’s ouderidentiteit zichtbaar. Ze kan er minder mee want als het kind klein is dan geef je nog een flinke knuffel, maar dat wordt door Kurt nu minder op prijs gesteld (en Klara lacht), maar van binnen voelt het voor Klara nog gewoon hetzelfde. Het voelt wel een beetje tegenstrijdig. De band blijft hetzelfde ja, maar dat moet je een beetje op een afstandje houden als het kind groter wordt.
Verhaallijn 5 Een kind grootbrengen raakt snel aan je eigen opvoeding ‘Een brave moeder wil haar kind leren dat je niet braaf hoeft te zijn en gewoon van het leven kunt genieten.’ De breuk zit hier tussen de gebeurtenis en het doel van het verhaal. In dit verhaal typeert Klara zichzelf als een moeder met duidelijke waarden en normen die ze (te veel) wil overbrengen aan haar kind waardoor ze de neiging heeft om er te veel bovenop te zitten. Klara beschrijft in dit verhaal haar ambivalente verhouding met dit aspect van haar persoonlijkheid en legt een verband met haar eigen opvoeding. Ze heeft een christelijke opvoeding gehad waarin haar duidelijk is gemaakt hoe het moet en hoe je met mensen hoort om te gaan. Haar intentie als ouder is tweeledig: zij wil Kurt niet op dezelfde dogmatische manier opvoeden als zij is opgevoed én ze wil hem ook niet helemaal loslaten: ze wil hem de goede dingen meegeven. Haar doel is Kurt ook te leren dat je gewoon van het leven kunt genieten en dat je niet altijd ‘zo braaf’ hoeft te zijn. Zo formuleert zij wat zij waardevol vindt en wil overdragen aan haar kind. Dit is niet eenvoudig voor Klara: ze moet dingen laten, die ze anders zou corrigeren. Ook in dit verhaal is er net als in verhaallijn 1 sprake van een spanningsveld tussen haar intenties en haar neiging om er bovenop te zitten wat haar min of meer overkomt. Deze spanning vormt de tweede rode draad in haar ouderschap en speelt een rol in diverse opvoedepisodes. Wederom komt Klara naar voren als een zeer bewust opvoedende moeder die vanuit haar intenties haar eigen opvoedgedrag kritisch volgt. Ze
kijkt met lichte zelfspot naar zichzelf, want ze zegt met de nodige ironie: ‘Ik ben zó’n makkelijke (en Klara lacht) zorgeloze moeder, zeg maar.’ Het ouderschap heeft Klara veranderd in de zin dat ze minder star is geworden. Ze koppelt deze verandering aan een inzicht dat ze door het ouderschap zich eigen heeft moeten maken. Dat mensen verschillend zijn dat wist Klara altijd wel (en Klara lacht), maar dat ook echt zo meer van jezelf maken, dat is nog een ander ding. Door Kurt werd zij ertoe gedwongen, maar dat wilde ze ook: de verbintenis met haar zoon verplicht en motiveert haar om haar eigen neiging om er bovenop te zitten in de gaten te houden en in te perken. Haar ondervindingen als ouder maken dat haar overtuiging (mensen zijn verschillend) transformeert naar een doorleefde ervaring.
Verhaallijn 6 Ik ben anders gaan aankijken tegen mijn eigen opvoeding en mijn ouders ‘Ik schop niet langer tegen de dogmatische opvoeding van mijn ouders, maar heb ook oog gekregen voor hoe veilig en geborgen het thuis was en wil mijn zoon hetzelfde bieden.’ Ook verhaallijn 6 gaat ook over hoe Klara zelf is beouderd en hoe ouderschap haar heeft veranderd en beïnvloed. Dit verhaal begint tijdens de zwangerschap van Titia en de verhaalbreuk is dat Klara – de hoofdpersoon die altijd heel erg aangeschopt heeft tegen haar christelijke en dogmatische opvoeding – ineens moest terugdenken aan wat zij vroeger thuis prettig vond. Zij kreeg herinneringen zoals: paddenstoelen zoeken in het bos en herfststukjes maken en samen bij de piano zingen. Die herinneringen gingen gepaard met zulke heerlijke gevoelens over hoe het vroeger was. En opeens dacht ze: ‘Wat heb ik een heerlijk veilig huis gehad.’ Dit prettige beeld inspireert haar intenties als ouder. Het is haar doel dat het voor Kurt ook net zo lekker moet zijn. Dit verhaal maakt zichtbaar dat de vorming van de ouderidentiteit begint voor de geboorte van het kind, dat dit proces bij haar niet bewust is gegaan: Klara wordt overvallen door de positieve herinneringen, wat leidt tot een herwaardering van haar eigen opvoeding en haar ouders. ‘Haar ouderschap raakt aan hoe zij is grootgebracht.’ Klara’s ouderschap is gepaard gegaan met een herwaardering van een deel van haar levensverhaal.
Verhaallijn 7 Het is een levenservaring voor hem ‘Lesbisch ouderschap. In het begin vraag je dat ook af. Goh, hoe is het voor kinderen om met een lesbisch stel op te groeien. Later dacht ik dan: het is een levenservaring voor hem. Ik vond dat wel een geruststellend idee.’ Dit verhaal van Klara is een reactie op een verhaal van mij waarin ik vertelde dat ik in het begin van mijn ouderschap heel graag het juiste wilde doen, maar ook merkte dat dat niet altijd lukte. Klara geeft aan dat ze dat herkent en deelt met mij hoe zij daarmee heeft leren omgaan. De breuk in dit verhaal is tussen het juiste willen doen, maar ook merken dat bij het grootbrengen er allemaal situaties zijn die niet passen in het eigen plaatje van ‘het juiste’. Te boos zijn is voor Klara zo’n gebeurtenis, maar ook het lesbisch ouderschap. In het begin vroeg zij zich af: ‘Goh, hoe is het voor kinderen om met een lesbisch stel op te groeien?’ Later dacht zij: ‘Het is een levenservaring voor hem.’ Zij vindt dit een
geruststellend idee. Ze had zoiets van stevige kinderen en dacht: ‘weer een ervaring erbij. Niet alles hoeft huisje-boompje-beestje te zijn. Kurt heeft er wel profijt van gehad.’ Ook een boze moeder is ‘een levenservaring erbij’, maar als dat gebeurt zal Klara ‘goed sorry zeggen (en Klara lacht) en eh, uitleggen hoe het dat kwam en dat het helemaal niet te maken had met hoe ze over hem voelt, maar dat ze om hem geeft.’ Het idee dat een kind door levenservaringen steviger wordt, is een van de dingen die zij heeft geleerd in de beginperiode van het ouderschap. Het helpt Klara om met een mildere blik naar zichzelf en haar levenssituatie te kijken en misschien ook wel beter gewapend te zijn tegen de veroordelende blikken van de omgeving. Dat ze is gerustgesteld wil overigens niet zeggen dat haar innerlijke deliberaties verstommen. ‘Kurt heeft wel (en Klara lacht) veel uitzonderingen. En dan wonen we ook niet in één huis. Hoeveel uitzonderingen kun je nog meer hebben?’
Verhaallijn 8 Ik dacht: ‘Je relatie wordt er sterker van. Dat had ik me van te voren voorgesteld’ ‘Dat je probeert oplossingen te zoeken voor het omgaan met een super-onhandelbaar kind. Ik vind het best wel een zwaar beslag leggen op je relatie. Eh, tenminste als je vaak anders in de dingen staat.’ Dit verhaal speelt zich af in de liefdesrelatie tussen de twee moeders. Het doel van dit verhaal is dat de moeders overeenstemming willen bereiken over de aanpak van Kurt. Ondanks deze intentie valt dit niet mee omdat Klara en Titia vaak anders in de dingen staan én omdat ze ouders zijn. Of zoals Klara het kernachtig verwoordt: ‘Wat ik heel lastig vond en dat had ik me niet gerealiseerd: je kind is gewoon zo belangrijk voor je. Het is gewoon het allerbelangrijkste dus. Als je een verschil van mening hebt over hoe je iets moet aanpakken of niet. Dan is het voor alle twee zo belangrijk (en Klara lacht) dat je natuurlijk ook minder makkelijk dan bij andere dingen tot overeenstemming komt.’ Klara verwoordt zo dat de verbintenis met hun zoon de kern vormt van haar en Titia’s ouderidentiteit. Deze verbintenis is voor beiden bijzonder waardevol: Kurt is gewoon het allerbelangrijkste. Deze bijzondere verbintenis voedt hun intenties als ouders en omdat zij een puzzelkind hebben, komen Klara en Titia ondanks hun goede intenties niet zonder de hulp van derden tot overeenstemming. Klara dacht al snel: ‘Het klopt gewoon niet, zo doen kinderen niet.’ Het is anders dan met andere kinderen die ze mee opgevoed had, want ze had op groepen ook met kinderen gewerkt. Maar voor Titia is het gedrag van haar zoon heel gewoon, want zij heeft ook autisme en herkent juist heel veel van zichzelf in hem. Kortom: Klara en Titia hebben een andere visie op het puzzelkind. Ondertussen zaten ze vaak met een superonhandelbaar kind dat helemaal in de stress raakte van van alles en nog wat en helemaal woest werd en allemaal dingen deed die niet horen. Klara merkte al snel dat ze bij Kurt geen uitzonderingen kan maken want die werden de nieuwe regel. Kurt raakte daardoor helemaal in de war en Titia en zij kwamen voor grote problemen te staan (en Klara lacht). ‘Nou ja, dat kwartje viel dan later bij de begeleider dat dat allemaal met autisme te maken had.’
Toen Kurt zeven was kreeg hij de diagnose autisme. De begeleiding in het begin heeft hen geholpen. ‘Toen ging het nog wel’, zegt Klara. ‘We kregen begeleiding, werkten met schema’s en pictogrammen en hadden strakke afspraken over hoe we met Kurt omgingen. Nou dat was heel helder.’ Maar de begeleiding is gestopt en nu is Kurt een puber en Titia kan door haar autisme niet veel aan. Volgens Klara is de opvoeding voor Titia eigenlijk te veel van het goede. Titia raakt er gestrest door, krijgt het huis niet meer op orde. Te veel prikkels, aldus Klara.
Verhaallijn 9 Iedereen doet of dat gewoon vanzelf gaat ‘Ik vond het lastig, maar iedereen doet maar of kinderen krijgen en opvoeden of dat gewoon vanzelf gaat.’ De breuk in deze verhaallijn is tussen de setting waarin ouders hun kinderen grootbrengen: iedereen doet maar of kinderen krijgen en opvoeden of dat gewoon vanzelf gaat en de gebeurtenis: het ouder worden is daarmee in tegenspraak. Of zoals Klara het zegt: ‘En moe de eerste jaren, dan heb je sowieso weinig leven. Ik vond het ook best wel lastig en het bleek ook lastiger te zijn vanwege Kurts autisme. Ik heb dat me redelijk afgevraagd. Iedereen doet maar of kinderen krijgen en opvoeden of dat gewoon vanzelf gaat. Maar ik vond het toch een hele aanslag.’
Ouderidentiteit: je kind is gewoon het allerbelangrijkste Het doel van het analyseren van het interview van Klara met behulp van een verhalenlijn-analyse is om meer zicht te krijgen op de ouderidentiteit. Zo kan worden bestudeerd hoe de identiteit van ouder tot stand komt in relatie tot levensloop, cultuur en sociale context. In de negen verhalen bestaat het landschap van bewustzijn vooral uit de gedachten van Klara waarin haar intenties als ouder en haar observaties van Kurt en Titia de boventoon voeren. De kern van Klara’s ouderidentiteit zijn haar intenties die voortkomen uit haar verbintenis met Kurt: hij is het allerbelangrijkste voor haar. Als Klara hierover spreekt, gebeurt dit in gevoelstermen: het geeft haar ook veel. Deze verbintenis met Kurt als kern van haar ouderidentiteit is niet alleen relevant binnen de ouder-kindrelatie, maar ook in de relatie met Titia, ouderbegeleiders en andere ouders. In acht verhalen is een gebeurtenis onderdeel van de breuk. Bepaalde dingen gebeuren in Klara’s leven als ouder. De constructie van haar ouderidentiteit is grotendeels een gevolg van dingen die haar overkomen: Kurt zegt dat zij liegt, Klara voelt zich een professional, Kurt wordt puber, een spontane terugblik op het leuke van de eigen opvoeding, lesbisch ouderschap en boos zijn, als ouders anders in de dingen staan, de ervaring als prille ouder. Bij vier van de ouderschapsverhalen past de gebeurtenis niet bij een (opvoed)doel. Deze breuken illustreren de last van haar ouderschap. Klara wil het juiste doen, maar het bereiken van die doelen wordt bemoeilijkt door diverse omstandigheden. Alice van der Pas noemt dit de kwetsbaarheid van het ouderschap. Ouders willen het juiste doen, zij willen het beste voor hun kind, maar wat ‘het juiste’ is, staat niet vast en krijgt bete-
kenis binnen de levensgeschiedenis van ouders. De negen verhalen staan op zichzelf, maar hangen ook samen. Samen laten zij zien dat de vorming van Klara’s ouderschapsidentiteit plaatsvindt binnen de volgende relaties: de relatie met Kurt, Titia, ouderbegeleiders en overige ouders. In het vervolg van deze concluderende paragraaf bespreek ik deze vier relaties.
Ouderidentiteit in relatie met Kurt De relatie met Kurt is waardevol en vormt de kern van de identiteit van Klara als ouder. Deze relatie geeft haar veel: de intimiteit, verrast worden door de opmerkingen van haar kind en daar emotioneel diep door geraakt worden. Het ouderschap geeft niet alleen, maar vraagt ook veel van haar. Er zijn twee rode draden in haar ouderschap. Eén rode draad is de worsteling tussen haar persoonlijkheid – de vrouw die overal beren op de weg ziet – en haar intenties als ouder: de moeder die haar kind begeleidt in het volwassen worden. Dit innerlijke gevecht ziet zij als een leerschool voor loslaten en dit heeft haar niet alleen als ouder, maar ook als mens beïnvloed. Klara probeert het beste te maken van de diverse gebeurtenissen die bij haar ouderschap horen, zoals het krijgen van een kind met autisme. Voor Klara is dit een aspect erbij, maar nu Kurt een puber is en Klara onderdeel is geworden van een belangrijke les, is het bijzonder zwaar voor haar. Kurt zijn les laten leren is een proces dat stap voor stap gaat, druppeltje voor druppeltje en dat vraagt veel van Klara: het is bijna niet te doen. Ze voelt zich dan ook af en toe een professional terwijl ze gewoon gezellig zijn ouder wil zijn. Dit kan worden gezien als een identiteitscrisis binnen Klara’s ouderschap. Klara benoemt expliciet dat haar ouderschap raakt aan hoe zij zelf is grootgebracht. Haar ouderidentiteit als ouder komt tot stand in relatie tot haar levensloop. Zo is een deel van haar opvoeddoelen ingegeven door haar levensgeschiedenis. Linda Bolt (2000) noemt dit de sociale erfenis van ouders die zij wel of niet willen doorgeven aan hun kind. Klara wijst een deel van haar sociale erfenis af: de dogmatische opvoeding. Maar dat betekent niet dat ze er geen last van heeft, want ze heeft nu eenmaal deze normen en waarden geïnternaliseerd. Het is een heel proces om Kurt niet in een keurslijf te stoppen. Dit is de tweede rode draad in haar ouderschap. Ook hier levert het grootbrengen van Kurt haar als mens iets op. Het ouderschap heeft Klara geholpen minder star te worden en te ervaren dat mensen verschillen. Het ouderschap heeft haar als mens veranderd. Het ontwikkelen van haar ouderidentiteit heeft ook Klara’s visie op haar sociale erfenis gewijzigd. Tijdens Titia’s zwangerschap krijgt zij oog voor het veilige en heerlijke huis waarin zij opgroeide. Bij het grootbrengen van Kurt probeert ze deze sociale erfenis te vertalen, maar dat is lastig want ze wil het wel anders vormgeven. Dat Kurt mag genieten, niet altijd braaf hoeft te zijn en dat Klara verlangt om gewoon gezellig ouder te zijn: dat alles past in de herwaardering van hoe haar ouders haar hebben grootgebracht. Klara wil als ouder het juiste doen en dit gaat niet alleen over opvoeddoelen, maar ook over opvoedgedrag en de gezinssituatie waarbinnen Kurt wordt grootgebracht. Deze aspecten zijn persoonlijk én ingebed binnen de omringende cultuur. Zo is boosheid voelen en uiten tegen je kind of zoals Klara het benoemt (‘over het randje gaan’) een taboe.
Ook lesbisch ouderschap is niet gangbaar. Het zijn gebeurtenissen en omstandigheden waardoor ouders en de omgeving zich misschien wel afvragen: is dat wel goed voor een kind? Ouders oordelen over zichzelf en weten dat er over hen wordt geoordeeld. Klara maakt duidelijk dat zij hiervoor een oplossing heeft gevonden in het zinnetje: Het is een levenservaring die Kurt steviger maakt.’
Ouderidentiteit in relatie tot Titia Ook in de relatie met Titia wordt Klara aangesproken op haar ouderidentiteit. Voor beiden is Kurt het allerbelangrijkste. Samen Kurt grootbrengen, maakt dat zij niet alleen partners zijn, maar ook ouders. Klara constateert dat het ouderschap hen als partners niet dichter bij elkaar heeft gebracht. Zij verklaart dit als een gevolg van het ouder zijn. Als ouders hebben zij de intentie om overeenstemming te bereiken over de juiste aanpak, maar dit wordt bemoeilijkt doordat Kurt autisme heeft. Opvoeddoelen zijn verbonden met de levensgeschiedenis van beide ouders en Titia heeft invloed op de intenties van Klara. Het opvoeddoel dat Kurt inzicht moet krijgen in het fenomeen misverstanden, is ingegeven door het levensverhaal van Titia. Zij heeft last van haar autisme en wil dat haar zoon betere begeleiding krijgt dan zij heeft gekregen. In deze situatie is Titia met haar insidersblik een steun voor Klara: zij kan verwoorden waarom Kurt zo heftig reageert. Ook kan zij Kurt vertellen over haar eigen ervaringen. Maar het bereiken van dit opvoeddoel trekt een zware wissel op Klara omdat zij in haar begeleidende rol onderdeel is geworden van het ontwikkelingsproces van Kurt. Hij beschuldigt haar van liegen, waarmee er wantrouwen in hun relatie is binnengeslopen. Ook Titia heeft het zwaar nu Kurt een puber is. Volgens Klara is het opvoeden van een puber eigenlijk te veel voor Titia. De tijdelijke duidelijkheid die het gevolg was van de begeleiding is verdwenen. De relatie met ouderbegeleiders Klara en Titia hadden een ander zicht op hun kind en een verschillende visie op de noodzakelijke aanpak. De diagnose autisme en de begeleiding van Titia en Klara hebben geholpen om vorm te geven aan hun intentie om tot een eenduidige opvoedaanpak te komen. De helderheid met schema’s, pictogrammen en strakke afspraken zijn verdwenen nu Kurt een puber is. Klara en Titia worstelen opnieuw bij het grootbrengen van hun zoon. Voor Titia is het te veel en ook Klara geeft aan dat het voor haar bijna niet te doen is. Ze voelt zich professional en wil heel graag gewoon normaal gezellig ouder zijn. Tijdens het interview heb ik gevraagd of zij als ouders nog begeleiding krijgen. Maar die mogelijkheid is er niet; wel is er begeleiding mogelijk voor Kurt, bijvoorbeeld als hij problemen zou krijgen (zoals depressiviteit). Hierdoor staat Klara alleen in het proces van een puber loslaten die door zijn autisme haar meer nodig heeft dan leeftijdsgenoten. De puberteit vraagt sowieso om een transitie van ouders. Klara noemt onder andere dat het echte loslaten nu begint en dat oud opvoedgedrag niet meer werkt. Ondertussen dreigen nieuwe gevaren: seks, drugs en rock-’n-roll. Maar dat is niet het hele verhaal. Een van Klara’s verhalen maakt duidelijk dat het minder makkelijk wordt om
vorm te geven aan haar moedergevoelens. Het voelt tegenstrijdig, en daarmee wordt een belangrijke bron van ‘goede ouder’-ervaringen minder toegankelijk. Voor ouders die een kind met autisme grootbrengen, is een beetje meer aandacht voor hun ouderschap dan ook geen overbodige luxe. Daarbij zou ook aandacht moeten zijn voor autisme bij een van de ouders en wat dit betekent voor de partnerrelatie en het ouderschap. Klara constateert dat een puber grootbrengen eigenlijk te veel is voor Titia. Wederom trekt het ouderschap een zware wissel op hun liefdesrelatie.
De stilte onder collega-ouders Verhaallijn 9 bestaat uit een paar zinnen, maar het verhaal laat zien in welke cultuur ouders een kind grootbrengen: ‘Het gaat vanzelf.’ Alice van der Pas heeft dit een van de mythes genoemd die ons het zicht ontnemen op de inzet en de strubbelingen van ouders. Het is een mythe die Klara aan het denken zet over andere ouders (‘Iedereen doet maar …’). Ondertussen bleek haar ouderschap een aanslag te zijn. Klara is niet de enige ouder die worstelt met deze mythe. Prille ouders kunnen enorm blij zijn met hun kind en tegelijkertijd overweldigd raken door het besef dat zij verantwoordelijk zijn voor het grootbrengen van hun kind en geen idee hebben hoe ze dat moeten aanpakken (Hoek, 2010). De mythe dat het vanzelf gaat, belemmert ouders om al te openlijk toe te geven dat het moeilijk is of zwaar. Ze spelen het toneelstuk van de goede ouder en zoeken het op eigen kracht uit. In de media wordt de mythe versterkt door ouders te confronteren met een beeld van het maakbare kind en de maakbare opvoeding. De verhalen van Klara laten zien dat haar kind helemaal niet zo maakbaar is en dat geldt ook voor haarzelf: zij moet gevechten met zichzelf leveren om het in haar eigen ogen een beetje goed te doen. In de media voeren verhalen over hoe het misgaat met kinderen de boventoon, waarbij er vaak een oorzakelijk verband wordt gelegd met de opvoedvaardigheden van ouders. Het preventiebeleid opvoedondersteuning wordt gelegitimeerd met zulke oorzakelijke verhalen (Hoek, 2008). Opvoedvragen worden gezien als een teken van onzekerheid en niet als gezonde opvoedtwijfel. In zo’n cultuur ben je als ouder gek als je van de daken schreeuwt dat je het lastig vindt. En als Klara wel over haar ervaringen had gesproken, dan is het de vraag of zij voldoende herkenning en erkenning had kunnen krijgen omdat zij een puzzelkind heeft. Ouder zijn van een kind met autisme kan tot gevolg hebben dat andere ouders je kind en je gedrag als ouder niet snappen. Maar als Klara wordt uitgenodigd om te praten over haar ouderschap, dan liggen er binnen drie kwartier negen verhaallijnen op tafel die laten zien dat een kind het allerbelangrijkste is voor deze moeder en dat het grootbrengen van Kurt haar veel brengt, maar ook veel vraagt van haar, haar partner en de onderlinge relatie. Ouders uitnodigen om over hun ouderschap te vertellen en hoe dat hen of hun leven heeft veranderd en vervolgens deze data analyseren met een narratieve methode, geeft veel inzicht in wat ouders belangrijk vinden en hoe zij in het dagelijks leven worstelen om vorm te geven aan hun intenties: een goede ouder willen zijn.
Een moeder met humor Tot slot wil ik ingaan op Klara’s veelvuldig lachen tijdens het gesprek. Vaak was dit heel aanstekelijk. Ik lachte mee, want herkende het alledaags gestuntel als ouder en weet hoezeer je gedrag als ouder wordt ingegeven door maatschappelijke ideeën. Ook herken ik dat je als ouder moet dealen met een kind met bepaalde ‘eigenschappen’ en hoe die botsen met jouw intenties en doelen. Klara is een moeder die met humor, zelfspot en ironie zichzelf en de cultureel bepaalde normen voor ouderschap relativeert. Luister naar de uitspraak: ‘Ik ben zo’n makkelijke (haha) zorgeloze moeder, zeg maar. Ja!’ Met haar lach bagatelliseert Klara niet zichzelf of haar situatie, maar introduceert zij een vertelstijl die het mogelijk maakt om ook een pijnlijk verhaal te verwoorden. Lachen om jezelf en je situatie ‘vertelt’ dat je in een metapositie verkeert en neutraliseert de impact van emoties zoals schaamte en schuldgevoel. Met haar lachen geeft Klara lichtheid aan haar ervaringen, terwijl die lichtheid weer verdwijnt als haar woorden op papier staan. Bij de zoektocht naar de verhaallijnen en het vele malen doornemen van de tekst springen de paar zinnetjes eruit waarin Klara haar gevoel benoemt. Haar landschap van bewustzijn krijgt vooral vorm in haar kennis van kinderen grootbrengen en autisme. Ze is een moeder die veel denkt en ze maakt bijna zichtbaar hoe dat denken haar helpt om zichzelf te dwingen om een goede ouder te kunnen zijn. Slechts een paar keer zegt ze iets over haar gevoel. Het zinnetje ‘Het is bijna niet te doen’, was tijdens het interview al lastig. Met een gevoel van ‘mag ik hier wel op doorvragen’ heb ik toch doorgevraagd. Zonder het horen van haar lach wordt Klara’s verhaal nog zwaarder. De kwetsbaarheid van haar ouderschap komt op de voorgrond en mijn wens dat deze moeder begeleiding krijgt, gaat geleidelijk de boventoon te voeren. Hoe dat voor Klara is, wordt niet duidelijk; ze spreekt niet uit zichzelf over een behoefte aan begeleiding. Misschien omdat ze weet dat die alleen voor haar zoon beschikbaar is? Ook heb ik niet doorgevraagd naar haar behoefte aan steun, al hoor ik wel een duidelijke hulpvraag in het zinnetje: ‘Het is voor mijn gevoel bijna niet te doen.’ Literatuur Bolt, L. (2000). Sociale erfenissen. Oriëntaties van ouders bij het opvoeden. Delft: Eburon. Bruner, J. (1986). Actual Minds, Possible Worlds. Cambridge (MA)/London: Harvard University Press. Bruner, J. (1990). Acts of Meaning. Cambridge (MA)/London: Harvard University Press. Hoek, M. (2008). Ontheemd ouderschap. Betekenissen van zorg en verantwoordelijkheid in beleidsteksten opvoedingsondersteuning 1979-2002. Amsterdam: Uitgeverij SWP. Hoek, M. (2010). Ouderschapsgroei van beginnende ouders. Van besef van verantwoordelijk-zijn tot ‘goede ouder’-ervaringen. Ouderschap & Ouderbegeleiding, 13.1, 27-38. Murray, M. & Sools, A. (2014). Narrative research in clinical and health psychology. In: P. Rohleder & A. Lyons (Eds.), Qualitative research in clinical and health psychology. London: Palgrave Macmillan. Pas, A. van der (2003). A serious case of neglect: the parental perspective of child rearing. Outline for a psychological theory of parenting. Delft: Eburon.
Sools, A. (2011). Narratief onderzoek. In: F. de Boer & A. Smaling (Eds.). Benaderingen in kwalitatief onderzoek. Een inleiding. Den Haag: Boom/Lemma. Weille, K.L. (2011). Making Sense of parenthood. On ambivalence and resourcefulness. Amsterdam: Uitgeverij SWP. White, M. (2007). Maps of narrative practice. New York/London: W.W. Norton & Company.
(advertentie)
DE KRACHT VAN ALLEDAAGS OUDERSCHAP
OUDERSCHAP IN ONTWIKKELING Carolien Gravesteijn ISBN 978 90 8850 609 3 | 64 pagina’s | € 13,75 Bestel online op: www.swpbook.com/1840
Ouderschap is meer dan alleen opvoeden; het is een proces van continue interactie tussen ouder, kind, omgeving. In de huidige tijd wordt vanuit de omgeving steeds meer van ouders verwacht. Er is nog weinig onderzoek gedaan naar factoren die van invloed zijn op positief ouderschap en de manier waarop ouders hun ouderschap beleven. In de media, politiek en wetenschap is wel regelmatig aandacht voor opvoeden. Worden ouders daadwerkelijk gesteund door de voortdurende aandacht voor het onderwerp ‘opvoeden’, of maken we ouders hiermee alleen maar onzeker?
Uitgaven van Uitgeverij SWP zijn verkrijgbaar bij (online) boekhandels in Nederland en België Postbus 12010 | 1100 AA Amsterdam-Zuidoost | Tel. 020-3307200 |
[email protected] | www.swpbook.com | twitter @SWP01