Preekschets voor de Shoahherdenkingszondag Ds.Henk Poot “Waarlijk, om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood” (Psalm 44) In het najaar van 2011 bezocht een delegatie van Christenen voor Israël Oekraïne en sprak daar met overlevenden van de Shoah. Het werd een aangrijpende reis. In de oorlog werden naar schatting 1,5 miljoen Joden in Oekraïne omgebracht door zogenaamde einsatzgruppen. Er reden geen treinen naar de vernietigingskampen. Hier werden de Joden vermoord met één kogel persoon. Voor de kinderen was zelfs die kogel nog te duur. Zij werden meestal levend in de massagraven gegooid. Elk dorp heeft hier zijn eigen Babi Yar. Spreken over de Shoah dient door ons met grote bescheidenheid te gebeuren. Te vlug zouden we een betekenis willen geven aan wat uiteindelijk door ons niet te bevatten is. Elke verklaring laadt de verdenking op zich de waanzin van het gebeuren en het peilloze leed niet zwaar genoeg te wegen. We zouden al te vlug spreken als de vrienden van God en het gevaar lopen dwaze en valse getuigen van God te zijn. En toch mogen wij als kerk niet zwijgen. Het lijden van het Joodse volk heeft immers plaatsgevonden binnen de christelijke wereld en eeuwenlang kerkelijk antisemitisme heeft de aarde toebereid waarop de Shoah kon plaats vinden. Het is de vraag of men het aandurft in een zondagse kerkdienst het gedenken van de Shoah centraal te stellen. Als christelijke gemeente horen we hier niet in de eerste plaats de boodschap van het evangelie, maar geven we aandacht aan het lijden van het Joodse volk. Toch zou het moeten kunnen. We zijn immers onopgeefbaar met Israël verbonden en de Shoah is een gebeurtenis op de weg die Gods volk gaat tot op de komst van de Messias. Van belang is om te beseffen dat prediking vooral verkondiging is. De voorganger is een dienaar van het Woord. Zijn preek is geen exposé, maar een vertolken van de stem van God. Op deze zondag moet iets van de ontzetting van de Here doorklinken, maar moet ook geluisterd worden naar het perspectief wat God zijn volk aanreikt in zijn Woord. Schriftlezingen Ik heb gekozen voor Psalm 44. Daarnaast kan ook gekozen worden voor lezingen uit Jesaja 51:5-11, een Bijbelgedeelte dat ook doorklinkt in een andere lezing: Romeinen 8:29-39. Een mogelijke lezing is ook Jesaja 61:1-4. Jezus betrekt dit schriftgedeelte op zichzelf tijdens zijn optreden in de synagoge van Nazareth. Het is van belang Jesaja 61 verder te lezen dan de eerste verzen, die Jezus citeert om zo de inhoud van de Messiaanse tijd niet mis te verstaan.
Psalm 44 - Exegetische aantekeningen De psalm kent vier delen: a. Vers 1-9 God is de Koning van Israël. Door zijn kracht heeft Hij Israël in het Beloofde Land geplant. Hij heeft zelf voor zijn volk gestreden en haar vijanden overwonnen. Israël zelf antwoordt op Gods heilshandelen met voortdurende lofprijzing en aanbidding. b. Vers 10-17 In dit gedeelte van de psalm verwoordt de dichter de verbijstering over de afwezigheid van God. Heeft God gebroken met zijn volk? Het leger van Israël is verslagen en de vijand heeft naar hartelust geplunderd en gemoord. God is niet te hulp geschoten en de vijanden van Israël spotten en honen het volk. Misschien is de diepste smaad wel, dat de God van Israël zijn volk voor de ogen van de wereld in de steek gelaten heeft. De psalmist wijst in zijn klacht op God. Zeven maal klinkt een verwijtend 'Gij': God zelf heeft hen blijkbaar overgeleverd als slachtvee (vers 12). De zin ervan ontgaat de dichter volkomen. c. Vers 18-22 Is het lijden van Israël te wijten aan zichzelf? Heeft God zijn volk verstoten omdat het zijn verbond gebroken heeft en ontrouw andere goden heeft gediend. Het boek Deuteronomium legt zo'n verband tussen het lijden van het volk en haar goddeloosheid. Zie Deuteronomium 29:24-28. Misschien dat er zulke stemmen in de wereld opgaan: Israël heeft God verworpen en moet de gevolgen daarvan dragen. Maar niets is minder waar. Israël kenmerkt zich door vroomheid en eerbied voor God. Niet alleen vers 9 wijst daarop, maar ook vers 25 valt zo op te vatten. Hier is sprake van een diepe verootmoediging voor God in zijn heiligdom (aldus: H.J.Kraus in zijn commentaar op de Psalmen. BK). d. Vers 23-27 Als er een antwoord is op het diepe lijden van het volk, dan is dat juist haar verbondenheid met God. In vers 23 horen we: 'Waarlijk, om Uwentwil worden wij de ganse dag gedood. wij worden gerekend als slachtschapen.' Psalm 22 en Psalm 34:20 kennen ook dit lijden van de rechtvaardige. Evenals de prachtige parallel in Jesaja 51:5-11. Het is deze zekerheid die uitzicht en perspectief biedt. God heeft zijn volk niet verstoten dat Hij verkoren en geplant heeft. In deze wereld, hoe onverdragelijk het zwijgen van God ook is, lijdt Israël omwille van de Naam. En God zelf zal uiteindelijk het zwijgen doorbreken en zijn geschiedenis van heil met Israël voltooien. Vandaar dat de laatste zin van de Psalm, een smeekbede om de openbaring van God niet te vergeefs gebeden is.
Datering Velen dateren de Psalm in de tijd van de Makkabeeën. Tussen 170-163 woedt er een enorm conflict tussen de zogenaamde Hellenisten en de orthodoxe vromen in Jeruzalem en Judea. Dat leidt tot een enorm bloedvergieten. De vrome Joden worden bijna vernietigd en de tempeldienst wordt in het midden van deze zevenjarige periode gestaakt. Dit eindigt met de komst van Judas Makkabeüs, die het tij doet keren. Nog altijd herinnert het Chanuka-feest in Israël aan deze geschiedenis. Volgens de Talmud (Sota 48a) zongen de Levieten in deze donkere periode psalm 44 dagelijks. Anderen wijzen op een vroegere datering. Feit is wel dat de psalm oude wortels heeft die diep teruggaan tot in de geschiedenis van Israël. Aanwijzingen voor de prediking Inleiding 1. Het is goed om als inleiding iets te vertellen over de gebeurtenissen tijdens de Shoah. Er zijn veel gegevens te vinden, zeker ook op internet. Een goed voorbeeld is de publicatie van Patrick Desbois, Holocaust door kogels, met als ondertitel: Op zoek naar ooggetuigen en sporen van de massamoord in de Oekraïne. Uitgeverij Verbum 2009. Is God machteloos? 2. Was God niet in staat om zijn volk te hulp te komen? Sommigen spreken over de machteloosheid van God en zelfs over de dood van God. Men zou na de Shoah niet meer redelijkerwijs in het bestaan van God kunnen geloven. De psalmist geeft een ander antwoord: Hij gaat ver in zijn verdriet en klaagt God aan als degene die zijn volk in de steek verlaten heeft en zwijgt en lijkt te slapen, terwijl zijn volk als schapen naar de slachtbank gevoerd worden. Hij heft zijn vuisten als het ware op naar de hemel. Het zwijgen van God is onverteerbaar en zinloos. Maar hij belijdt God toch als koning. God is niet machteloos. Talloze malen heeft Hij zijn kracht laten zien aan zijn volk. En Israël prijst Hem daar ook voor. Is Israël door God verstoten? 3. Heeft God zijn volk misschien verlaten en verstoten vanwege haar ongeloof en ontrouw? Er zijn er die dit antwoord gegeven hebben als antwoord op de Shoah. Het hardnekkige Joodse volk heeft het over zich zelf afgeroepen. Maar niets is minder waar. In psalm 44 onderstreept de dichter de vroomheid van zijn volk. Ook in de Shoah zijn hele gemeenschappen van Joden die God lief hadden uitgemoord. Velen zijn gestorven met de Naam van God op hun lippen. De dichter zegt: 'Dit alles is ons overkomen maar wij vergaten U niet, noch verloochenden wij uw verbond.' Het zwijgen van de Here. Waarom? 4. Het lijden van het Joodse volk van God kunnen we niet eenvoudigweg verklaren. Ook de christelijke gemeente is met stomheid geslagen. Het lijden van Gods kinderen is een open wond. En het is verbijsterend om te merken
hoe Israël nog steeds bedreigd wordt. Er zijn machten in de wereld die het Joodse volk het liefst zouden zien verdwijnen. Als het waar is dat Iran een kernwapen ontwikkelt, dan zal zij dit richten op de staat Israël. Het 'dood aan de Joden' en het 'koop niet bij Joden' is helaas niet verstomd. 5. Waarom is er het zwijgen van God. Waarom staat Hij niet ogenblikkelijk op om zijn volk te redden, zoals de dichter klaagt? Nogmaals: God heeft zijn volk niet verstoten. Ook het getuigenis van het Nieuwe Testament weet dat: Paulus benadrukt in Romeinen 11: 1 en 2 tot twee maal toe, dat God zijn volk niet verstoten heeft, dat Hij tevoren gekend heeft! - Als er een verklaring is, dan is het die van het lijden omwille van de diepe verbondenheid van Israël met God. Jesaja 51 spreekt in dit verband over de knecht des Heren, die luistert als een leerling naar Gods geboden, die niet weerspannig is geweest en tegelijkertijd geslagen wordt met verdrukking en lijden: “Mijn rug heb ik gegeven aan wie sloegen, en mijn wangen aan wie mij de baard uittrokken, mijn gelaat heb ik niet verborgen voor smadelijk speeksel” (Jesaja 51:4-6). Het zijn woorden die op een gruwelijke manier concreet geworden zijn in de misdaden tijdens de Shoah. Het zwijgen van God, tastend naar een antwoord. 6a. Is het zwijgen van God, een zwijgen uit verbijstering? Is God zelf met stomheid geslagen als Hij ziet hoe zijn wereld, de mensen die Hij geschapen heeft zich verzetten tegen zijn aanwezigheid in deze wereld en zich vergrijpen aan het volk aan wie Hij zijn naam verbonden heeft? Zwijgt God in zijn heiligheid als Hij ziet hoe de aarde zich verzet tegen zijn heilshandelen. Want in Israël gaat het immers om de verlossing van de wereld? 6b. Is het zwijgen van God er misschien uit geduld met deze wereld? Hoe moeilijk dit zwijgen ook uit te houden is, is dit de reden? In Genesis 15 wordt verteld over de ontmoeting van God met Abram. Daarbij valt Abram in een diepe slaap en tijdens die slaap overvalt hem een angstwekkende diepe duisternis. Hierbij herhaalt God zijn beloften aan Abram en het volk Israël, maar Hij vertelt ook dat de vervulling van zijn beloften niet eerder zal komen voordat 'de maat van de ongerechtigheid der Amorieten vol is.' Daarvoor zullen de stammen van Israël verblijven in Egypte, in de diaspora. Maar dat dit geen simpel afwachten is, wordt ook duidelijk. Een wereld die zich niet tot de levende God bekeerd heeft, gaat vol vijandschap en haat om met alles wat met God te maken heeft en probeert Hem te raken in het volk dat Hij geschapen en verkoren heeft. Het is niet voor niets dat God in de hel van Egypte spreekt over Israël als zijn eniggeboren zoon (Exodus 4:22). Een dergelijk zwijgen van God vinden we ook in Jesaja 42:14. God heeft zich ingehouden, omdat Hij als geen ander weet wat zijn toorn en wraak kan zijn over deze wereld als Hij opstaat en het zwijgen doorbreekt.
Ook het Nieuwe Testament kent het geduld, het inhouden van God. God treedt niet eerder handelend op dan dat de zonden van Babel zich hebben opgestapeld tot aan de hemelpoort (Openbaring 18:5). Het is in deze tijd, in deze ruimte die God laat dat de Draak zich vol gramschap keert tegen degenen die de wet van God hebben en het getuigenis van Christus hebben en dat de hoer van Babel dronken wordt van het bloed van de heiligen en van de getuigen van Jezus (Openbaring 12:17 en 17:6). En het boek Openbaring spreekt ook over de volslagen stilte die in de hemel heerst voordat de toorn van God en van het Lam zich over de aarde ontlaadt (Openbaring 8:1). Is het zwijgen van God een zwijgen omwille van de wereld, waarbij Hij het lijden van zijn zoon Israël verdraagt? En dan een zwijgen terwijl Hij benauwd is in zijn benauwdheid en lijdt aan wat zijn volk in deze wereld overkomt? (Jesaja 63:9). Bewaard in Gods liefde 7. Dat het zwijgen van God en het lijden van zijn volk niet zullen voortduren is voor Psalm 44 duidelijk. Daarvoor zijn God en Israël te hecht met elkaar verbonden. Als Israël lijdt omwille van Gods Naam, zal die Naam zich ooit weer voor Israël in alle kracht en glorie openbaren. “Sta op, ons ter hulpe, verlos ons om uwer goedertierenheid wil” zijn de laatste woorden van de psalm. In alles is er het blijvende verbond van God met zijn volk. In Genesis 15 zien we dat God zelf de dragende kracht van zijn verbond is. Als de angstwekkende diepe duisternis Abram overvalt, gaat God als een vuur tussen de geslachte dieren heen. Hij alleen. Het zwijgen van God is niet leeg, maar gevuld met zijn beloften en zijn trouw. Het is goed om hier de 'oversteek' te maken naar Romeinen 8. Centraal staat hier de verhoogde Messias die aan de rechterzijde van God voor de uitverkorenen intreedt. Men wake ervoor hier te vlug te spreken over de kerk. Zeker als men de lezing van dit schriftgedeelte laat beginnen bij vers 29, zie je hoe Paulus hier als Jood in het midden van Israël spreekt. Het gaat hier over degenen die God tevoren gekend heeft en aan wie Hij de Messias gegeven heeft. Om met Jesaja te spreken “als een verbond voor het volk” (Jesaja 49:8). Je ziet hier ook Psalm 44 terugkeren (vers 36) en het al eerder genoemde Jesaja 51, dit keer vers 7-9. Christus is in de verborgenheid de dragende kracht van Gods relatie met Israël. Wat de Joden ook overkomt, hoe zij ook beschimpt worden en welke beschuldigingen de volkeren ook aandragen, alles stuit op het Middelaarschap van de Knecht des Heren, Immanuël, in wie God zijn liefde en trouw aan Israël bevestigd en bekroond heeft. Ook de zonde van de eerstgeboren zoon, heeft God in zijn zwijgen aan het kruis bij zijn eniggeboren Zoon verdragen en verzoend.
Verdrukking, gevaar, benauwdheid, engelen en machten, niets zal ons – en dat is in de eerst plaats Israël – kunnen scheiden van de liefde Gods. Dat opent de toekomst en het perspectief naar de uiteindelijke verlossing. God zal opstaan 8. De Joodse apostel Paulus heeft al eerder in Romeinen 8 gesproken over het lijden van de tegenwoordige tijd dat niet opweegt tegen de heerlijkheid die geopenbaard zal worden. De realisering van die heerlijkheid is begonnen met de verschijning van de Messias. God zal Hem de troon van zijn vader David geven en Hij zal tot in eeuwigheid over Israël regeren (Lucas 1:31). We moeten daarbij beluisteren hoe concreet en hoe aards dit heil voor Israël is. Maria zingt over machtigen die van hun tronen gestoten worden en Zacharias zingt over de tijd dat Israël, bevrijd van allen die hen haten, God zal kunnen dienen in volkomen vrede. Jezus spreekt in de synagoge van Nazareth, aan het begin van zijn prediking over de komst van het koninkrijk, dat de woorden van de profeten in Hem vervuld zijn en worden. Niet alleen worden gevangenen bevrijd en verbrokenen in vrijheid heengezonden (Lucas 4:18,19). Zijn komst betekent ook de vervulling van de rest van de desbetreffende lezing van Jesaja 61: De treurenden van Sion zullen getroost worden met vreugdeolie in plaats van rouw, met een lofgewaad in plaats van een kwijnende geest... Zij zullen de overoude puinhopen herbouwen en het verwoestte uit vroeger tijd doen herrijzen (vers 3 en 4). Zie ook het boven geciteerde Jesaja 49:8. Dat de Messias tot een verbond gemaakt is voor Israël betekent ook daar het herstel van het koninkrijk van Israël. 9.Wij geloven dat we iets daarvan mogen zien in onze tijd. God heeft zijn zwijgen doorbroken door zijn volk haar eigen land en onafhankelijkheid terug te geven, amper drie jaren na de Shoah. 10. Maar het opstaan van God betekent ook gerechtigheid en oordeel over allen die zijn volk gedood hebben. Jesaja 61:2 spreekt over “een dag der wrake van onze God”. En Jesaja 42 zegt: “Ik heb van oudsher gezwegen en Mij ingehouden; nu zal Ik schreeuwen als een barende vrouw, Ik zal snuiven en hijgen tegelijk. Ik zal bergen en heuvelen verschroeien tegelijk.” (vers 14). Zie ook Jesaja 51:9 en 11. Als God het zwijgen doorbreekt, houdt de wereld zijn adem in. Als God zichzelf de Heilige betoont en als een held uittrekt, zal de wereld met stomheid geslagen worden. Het ontzettende van dit gericht heeft de hemel tot stilte gebracht (Openbaring 8:1). En wij? Wij laten de vreselijke gebeurtenissen van de Shoah niet achteloos achter. Dit is niet iets wat we als een historische gebeurtenis achter ons laten en uiteindelijk vergeten. Daarvoor heeft het veel te veel te maken met de Naam van God.
We belijden onze schuld als christenheid daarin en belijden onze onopgeefbare verbondenheid met Gods volk als gemeente van Christus. Maar we zien ook uit naar het opstaan van God: “Zingt de Here een nieuw lied, zijn lof van het einde der aarde” (Jesaja 42:10). Aanbevelingen voor de liturgie Het moge duidelijk zijn dat de dienst niet al te uitbundig kan zijn. Het is te overwegen om aan het begin een moment stilte te nemen, waarbij een menorah wordt aangestoken als teken van Gods blijvende aanwezigheid in en voor zijn volk Israël. In de gebeden moet een moment van schuldbelijden worden opgenomen. Teveel is de geschiedenis van de kerk vervlochten geweest met het lijden van het Joodse volk om dat achterwege te laten. Als God de wereld richt omwille van wat zijn volk is aangedaan, staan wij daar niet schuldeloos buiten. Gedacht kan ook worden aan het gebruiken van gebeden uit het Joodse gebedenboek, de Siddoer, met name het gebed dat gaat over de Shoah. Men kieze bij voorkeur uit de schat van het psalmenboek: Psalm 44, 77, 130, 138. Ook te denken valt aan Gezang 130.