SiBO Schoolloopbanen in het BasisOnderwijs Dekenstraat 2 B – 3000 Leuven
Vragenlijst voor de ouders Naam van het kind over wie deze vragenlijst gaat:
etiket
Contactpersoon:
Riet Vanderstichele Telefoon: Fax: E-mail:
016/32.63.62 016/32.58.59
[email protected]
2007
BESTE OUDER(S), Wie moet deze vragenlijst invullen? Deze vragenlijst dient ingevuld te worden door één van de ouders van het kind. Indien de ouders niet samenleven, geven we de voorkeur aan de ouder waar het kind het vaakst bij is of die het best op de hoogte is van het dagelijkse leven van het kind. ‘Ouder’ dient hier in ruime zin te worden geïnterpreteerd: het kan ook gaan om een pleegouder, adoptiefouder, voogd of grootouder die de ouderlijke taken heeft overgenomen. In de vragenlijst wordt dan ook steeds gesproken over ‘uw kind’, ook al bent u enkel de feitelijke ouder en niet de biologische of wettelijke ouder. Als het kind, over wie deze vragenlijst gaat, in een instelling verblijft en u als werknemer in deze instelling de vragenlijst invult, hoeft u enkel de vragen aangeduid met een kruisje (*) te beantwoorden. Hoe de vragenlijst invullen? •
Bij de meeste vragen mag u maar één antwoord aankruisen. U hoeft dan enkel een kruisje te zetten in het hokje voor het antwoord dat u kiest.
•
Bij andere vragen kan u meer dan één antwoord aanduiden. Dit zal steeds bij de vraag zelf worden aangegeven.
•
Ten slotte zijn er ook ‘open’ vragen waarbij u het antwoord op de stippellijn dient in te vullen.
•
Wanneer u uw antwoord niet kan terugvinden in de opgegeven categorieën is er de antwoordmogelijkheid ‘andere’ voorzien, waar u uw antwoord kan noteren.
•
Sommige vragen zijn in tabelvorm. Daar worden de instructies voor het antwoorden met de vraag zelf meegegeven.
•
Gelieve op elke vraag te antwoorden, tenzij u uitdrukkelijk wordt doorverwezen naar een verdere vraag; indien de vraag niet van toepassing is op uw situatie kan u de antwoordcategorie ‘niet van toepassing’ aankruisen.
•
We vermoeden dat het invullen van deze vragenlijst ongeveer 30 minuten van uw tijd in beslag zal nemen.
Indien u deze vragenlijst invult voor twee kinderen uit hetzelfde gezin en van dezelfde ouders, mag u voor uw tweede kind bij de vragen over het gehele gezin verwijzen naar de vragenlijst van het eerste kind. Gelieve de vragen die betrekking hebben op het individuele kind (er staat telkens ‘kind’ in de titel) wél voor beide kinderen afzonderlijk in te vullen. Hoe de vragenlijst terugbezorgen? Gelieve de ingevulde vragenlijst onder gesloten omslag terug mee te geven met uw kind naar school. Gebruik hiervoor dezelfde briefomslag als die waarin de blanco vragenlijst zat. Mogen we u vragen om de vragenlijst vóór vrijdag 23 maart af te geven aan de leerkracht van uw kind? Vertrouwelijkheid Het verzamelen en verwerken van de gegevens uit deze vragenlijst gebeurt in overeenstemming met de Wet van 8 december 1992 tot bescherming van de persoonlijke levenssfeer ten opzichte van de verwerking van persoonsgegevens. De informatie die we met deze vragenlijst verzamelen, zal steeds vertrouwelijk worden behandeld en zal nooit vrijgegeven worden aan derden op een wijze waarbij u geïdentificeerd kunt worden. Ook de school krijgt geen inzage in uw gegevens. Bovendien heeft u het recht om gegevens ter inzage op te vragen en zo nodig te corrigeren of te laten schrappen. Met vragen hieromtrent kunt u terecht bij Riet Vanderstichele (zie contactgegevens vooraan). ALVAST BEDANKT VOOR UW MEDEWERKING!
1. Achtergrondgegevens van het gezin en het kind
1.1 1.
Vroegere schoolloopbaan van het kind In welk jaar ging uw kind voor het eerst regelmatig naar de kleuterschool? * In het jaar…………… Dit was:
2.
1. 2. 3. 4. 5.
na de grote vakantie: na de herfstvakantie: na de kerstvakantie: na de krokusvakantie: na de paasvakantie:
mijn kind was toen mijn kind was toen mijn kind was toen mijn kind was toen mijn kind was toen
…… …… …… …… ……
jaar en jaar en jaar en jaar en jaar en
…… …… …… …… ……
maanden oud maanden oud maanden oud maanden oud maanden oud
Kreeg uw kind al eens het advies om een jaar over te doen? * Neen, mijn kind kreeg nooit een advies om een jaar over te doen (Ga naar vraag 4) Ja, mijn kind kreeg wel één of meerdere ke(e)r(en) dit advies: …………………. keer (Vul evenveel regels van de tabel in als het opgegeven aantal keer)
3.
Tijdens of na welk schooljaar?
Tijdens of na welk leerjaar?
bv. ’03-‘04
bv. eerste leerjaar
…………………………………….
………………………………………..
…………………………………….
………………………………………..
…………………………………….
………………………………………..
…………………………………….
………………………………………..
Heeft uw kind toen werkelijk een jaar over gedaan? * Neen Ja
(Ga naar vraag 4) (Ga hieronder verder)
a) Welk(e) leerja(a)r(en) heeft uw kind over gedaan?
Het ……………….……… leerjaar
b) Wat was (waren) toen de reden(en) hiervoor? (Meer dan één antwoord mogelijk)
1. 2. 3. 4. 5. 6. 7. 8. 9.
zwak voor lezen/schrijven (of voor voorbereidend lezen/schrijven indien 3e kleuterklas) zwak voor rekenen (of voor voorbereidend rekenen indien 3e kleuterklas) algemene taalachterstand verstandelijke achterstand zwakke leer- en/of werkhouding (bv. snel afgeleid, kan niet stilzitten, nog zeer speels,…) faalangst, negatief zelfbeeld, onzeker of teruggetrokken sociale moeilijkheden (omgang met leeftijdsgenoten) moeilijk gedrag (bv. niet luisteren, opstandig,…) ander(e) (specificeer): ……………………………………..
-1-
4.
Kreeg uw kind al eens het advies om over te stappen naar het buitengewoon onderwijs? * Neen, mijn kind kreeg nooit een advies om over te stappen naar het buitengewoon onderwijs (Ga naar vraag 6) Ja, mijn kind kreeg wel één of meerdere ke(e)r(en) dit advies: …………… keer (Vul evenveel regels van de tabel in als het opgegeven aantal keer)
5.
Tijdens of na welk schooljaar?
Tijdens of na welk leerjaar?
bv. ’03-‘04
bv. eerste leerjaar
…………………………………….
………………………………………..
…………………………………….
………………………………………..
…………………………………….
………………………………………..
…………………………………….
………………………………………..
Is uw kind toen werkelijk overgestapt naar het buitengewoon onderwijs? * Neen Ja a)
(Ga naar vraag 6) (Ga hieronder verder)
Na of tijdens welk leerjaar is uw kind overgestapt naar het buitengewoon onderwijs? Na / tijdens (omcirkel ‘na’ of ‘tijdens’) het ………………………leerjaar
b)
Naar welk type van buitengewoon onderwijs is uw kind toen overgestapt? Type 1: voor kinderen met een licht mentale (= verstandelijke) handicap Type 2: voor kinderen met een matige of ernstige verstandelijke handicap Type 3: voor kinderen met ernstige emotionele of gedragsproblemen Type 4: voor kinderen met een fysieke (= lichamelijke) handicap Type 5: voor kinderen die opgenomen zijn in een ziekenhuis of op medische gronden verblijven in een preventorium Type 6: voor kinderen met een visuele handicap (= gezichtsstoornis) Type 7: voor kinderen met een auditieve handicap (= gehoorstoornis) Type 8: voor kinderen met ernstige leerstoornissen
c)
Wat was (waren) toen de reden(en) om over te stappen naar het buitengewoon onderwijs? (Meer dan één antwoord mogelijk) 1. 2. 3.
4. 5. 6. 7. 8. 9. 10. 11. 12. 13. 14. 15. 16.
ernstige leerachterstand algemene taalachterstand problemen met leer- en/of werkhouding (bv. zwakke aandacht, snel afgeleid, kan niet stilzitten, nog zeer speels,…) moeilijk gedrag (bv. opstandig, agressief,…) leerstoornis (bv. dyslexie, dyscalculie,…) aandachtsstoornis (bv. AD(H)D,…) andere gedragsstoornis (bv. oppositioneel opstandig gedrag,…) ontwikkelingsstoornis (bv. autisme,…) faalangst, negatief zelfbeeld, onzeker of teruggetrokken sociale problemen (omgang met leeftijdsgenoten) langdurige ziekte verstandelijke achterstand, mentale handicap fysieke handicap gezichtsstoornis gehoorstoornis ander(e) (specificeer): …………………………………….. -2-
6.
Is uw kind al eens van school veranderd? * Neen Ja
Waarom is uw kind toen van school veranderd? (Geef in onderstaande tabel met een kruisje de reden(en) aan die voor u van toepassing is (zijn). Als uw kind meer dan één keer van school veranderde, kan u ook in de volgende kolommen de reden(en) opgeven.) e
1 verandering
Redenen tot schoolverandering
e
ev. 2 verandering
e
ev. 3 verandering
Omwille van praktische redenen (bv. verhuis, afstand naar de school, schooluren,…) Omwille van ontevredenheid over de organisatie/kwaliteit van de school Omwille van ontevredenheid over (een) leerkracht(en) of de directeur Omwille van een overstap naar het buitengewoon onderwijs Omwille van het onderwijsnet of de levensbeschouwelijke richting van de school Omdat de school/leerkracht onvoldoende tegemoet kwam aan de noden van ons kind Omdat we voor ons kind van de school het advies voor zittenblijven of voor buitengewoon onderwijs kregen en we het daar niet mee eens waren. Omwille van een plaatsing of opname van ons kind (bv. in een pleeggezin, in een instelling of ziekenhuis,…)
1.2 7.
Opvang buiten de schooluren Geef in onderstaande tabel aan waar uw kind na schooltijd verblijft gedurende dit schooljaar. Geef ook het aantal dagen per week en de duur (in uur) aan. (Meer dan één antwoord mogelijk) Verblijf van uw kind na schooltijd:
❑ 1. ❑ 2. ❑ 3. ❑ 4. ❑ 5. ❑ 6. ❑ 7.
of opvang door en in de school, of initiatief buitenschoolse opvang (IBO), of kinderdagverblijf, of buurt- en nabijheidsdienst bij onthaalouder of -gezin bij huisgenoot, grootouders, ander familielid, ex-partner, buren, kennissen,… door huispersoneel, au pair, PWA,… op internaat thuis (mijn kind wordt direct na de school door mij of mijn partner opgehaald) andere (specificeer):………………………..
Gemiddeld aantal dagen per week
Gemiddelde duur per keer (in uur)
……… dagen/week
…………… u
……… dagen/week
…………… u
……… dagen/week
…………… u
……… dagen/week
…………… u
……… dagen/week ……… dagen/week
-3-
…………… u
1.3 8.
Gezinssamenstelling Gelieve alle kinderen die deel uitmaken van het gezin (dus ook het kind over wie deze vragenlijst gaat) in onderstaande tabel te noteren. Gelieve telkens hun naam (voornaam + achternaam), geboortedatum en geslacht te noteren. In de drie laatste kolommen noteert u telkens de correcte letter of het passende cijfer. Geef in de kolom ‘onderwijsniveau’ voor elk kind aan welke studies het nu volgt of het laatst heeft gevolgd. Vermeld in de vijfde kolom het statuut van het kind. In de laatste kolom vult u in of het kind officieel inwoont op hetzelfde adres als u. Onderwijsniveau:
Statuut:
Officieel inwonend:
1 = kleuteronderwijs
7 = kunstsecundair onderwijs
2 = gewoon lager onderwijs 3 = buitengewoon lager onderwijs 4 = algemeen secundair onderwijs
8 = buitengewoon secundair onderwijs 9 = hoger onderwijs korte type 10 = hoger onderwijs lange type
5 = technisch secundair onderwijs 6 = beroepssecundair onderwijs
11 = universitair onderwijs 12 = niet van toepassing: gaat niet naar school
A = biologisch kind
D = kind van (inwonende) partner
B = adoptiekind C = pleegkind
E = kind van familielid, vrienden, … F = andere
1 = woont officieel in 2 = woont niet officieel in, maar bij de grootouders 3 = woont niet officieel in, maar bij de andere biologische ouder 4 = woont niet officieel in, maar in een pleeggezin 5 = woont niet officieel in, maar in een instelling 6 = woont alleen 7 = andere
Geslacht
Naam van kind(eren)
Geboortedatum
1) ………………………………………
…. / …. / ………
jongen/meisje
2) ………………………………………
…. / …. / ………
jongen/meisje
3) ………………………………………
…. / …. / ………
jongen/meisje
4) ………………………………………
…. / …. / ………
jongen/meisje
5) ………………………………………
…. / …. / ………
jongen/meisje
6) ………………………………………
…. / …. / ………
jongen/meisje
7) ………………………………………
…. / …. / ………
jongen/meisje
8) ………………………………………
…. / …. / ………
jongen/meisje
9.
(Omcirkel)
Onderwijsniveau
Statuut
Officieel inwonend
Maken er buiten uzelf, uw eventuele partner en uw kind(eren) nog andere personen deel uit van uw gezin?
1. 2. 3. 4. 5.
grootouder(s) van het kind ander familielid vriend/vriendin andere (specificeer): ............................................. neen, er maken geen andere personen deel uit van het gezin
-4-
10. Van het kind over wie deze vragenlijst wordt ingevuld: 1. zijn mijn huidige partner en ik de biologische/wettelijke ouders: Ga naar punt 1.4 2. ben ik de biologische/wettelijke moeder en maakt de biologische/wettelijke vader geen deel uit van dit gezin wegens: 1. echtscheiding/relatiebreuk sinds ……………… (jaartal) Æ hoeveel dagen per maand verblijft het kind bij de vader? …… 2. overlijden in ……………… (jaartal) 3. andere reden (specificeer): …………………………………………………………………… 3. ben ik de biologische/wettelijke vader en maakt de biologische/wettelijke moeder geen deel uit van dit gezin wegens: 1. echtscheiding/relatiebreuk sinds ……………… (jaartal) Æ hoeveel dagen per maand verblijft het kind bij de moeder? …… 2. overlijden in ……………… (jaartal) 3. andere reden (specificeer): …………………………………………………………………… 4. zijn ik en (eventueel) mijn partner geen van beide de biologische/wettelijke ouders 11. Woont u samen met een partner die niet de biologische of wettelijke ouder is van uw kind maar die vast deel uitmaakt van uw gezin? Neen Ja
1.4
Gezondheid van het kind
12. Heeft uw kind een chronische ziekte, psychosociale of emotionele problemen, gedragsproblemen, een achterstand of stoornis in zijn/haar ontwikkeling? * Neen Ja Over welke ziekte(s), stoornis(sen) of proble(e)m(en) gaat het?................................................... ……………………………………………………………………………………………………………… 13. Heeft uw kind een officieel erkende invaliditeit of handicap? * Neen Ja Over welke invaliditeit of handicap gaat het?.................................................................................. Wat is het percentage? ………………… % 14. Werd uw kind het afgelopen jaar behandeld (buiten de school) voor leer- en/of gedragsproblemen? *
1. 2. 3. 4. 5. 6.
neen ja, door een psycholoog ja, door een psychiater ja, door een pedagoog ja, door een logopedist ja, door (iemand anders) …………………………………………..
15. Hoe schat u de gezondheidssituatie van uw kind in? *
1. 2. 3. 4.
zeer goed gewoon, goed slecht zeer slecht
(mijn kind is minder vaak ziek dan andere kinderen) (mijn kind heeft de normale (kinder)ziekten) (in vergelijking met andere kinderen, moet ik met mijn kind meer naar de dokter) (mijn kind heeft een continue zorgbehoefte)
-5-
16. Hoeveel dagen per schoojaar is uw kind gemiddeld van school afwezig? * (Het gemiddeld aantal dagen per schooljaar, gerekend vanaf het eerste leerjaar)
1.5
1. 2. 3. 4. 5.
minder dan 5 dagen per schooljaar tussen de 6 en 10 dagen per schooljaar tussen de 11 en 15 dagen per schooljaar tussen de 16 en 20 dagen per schooljaar meer dan 20 dagen per schooljaar
Afkomst en thuistaal
Hieronder maken we af en toe een opsplitsing tussen de ‘moeder’ en ‘vader’ van het kind. Met ‘moeder’ bedoelen we in principe de biologische/wettelijke moeder van het kind. Met ‘vader’ bedoelen we de biologische/wettelijke vader. We geven er bijgevolg de voorkeur aan dat u de vragen voor die personen beantwoordt. Indien u om bepaalde redenen de vragen beantwoordt voor een andere persoon (bv. stiefmoeder of stiefvader, partner, meemoeder, enzovoort), gelieve dan de passende mogelijkheid/-heden hieronder aan te kruisen en aan te vullen. 1. De vragen over ‘vader’ zullen niet ingevuld worden voor de biologische/wettelijke vader, maar wel voor de …………………………………………………………………………………………………………………… 2. De vragen over ‘moeder’ zullen niet ingevuld worden voor de biologische/wettelijke moeder, maar wel voor de …………………………………………..…………………………………………………………………. 3. Ons gezin is een éénoudergezin. De hierna volgende vragen zullen niet worden ingevuld als het over de vader / moeder (omcirkel ‘vader’ of ‘moeder’) gaat. Bv. 1: Indien u de vragen beantwoordt voor de stiefvader van uw kind die niet de wettelijke vader is, vinkt u het eerste vakje aan en vult op de stippellijntjes ‘stiefvader’ in. Bv. 2: Indien uw gezin uit één ouder bestaat, vinkt u het laatste vakje aan en doorstreept u die ouder van wie de gegevens wel zullen worden ingevuld.
17. Vul in onderstaande tabel het geboorteland van het kind, de ouders en grootouders in en geef voor de eerste drie personen ook de nationaliteit bij geboorte, de huidige nationaliteit (bij dubbele nationaliteit beide opgeven), het aantal jaren dat reeds onafgebroken in België wordt verbleven (indien het geboorteland niet België is) en het geboortejaar. * Persoon Kind over wie deze vragenlijst gaat Moeder Vader
Geboorteland
Nationaliteit bij geboorte
Huidige nationaliteit
Verblijfsduur in België
………….
………….
………….
……… jaar
………….
………….
………….
……… jaar
19…….
………….
………….
………….
……… jaar
19…….
Grootmoeder langs moeders kant
………….
Grootvader langs moeders kant
………….
Grootmoeder langs vaders kant
………….
Grootvader langs vaders kant
………….
-6-
Geboortejaar
18. Welke taal spreekt uw kind het meest met volgende personen? (Vul de tweede kolom aan of plaats een kruisje in de derde kolom indien niet van toepassing.) Persoon
Taal
Niet van toepassing
Met moeder
….………………………………..
NVT (geen moeder aanwezig in het gezin)
Met vader
….………………………………..
NVT (geen vader aanwezig in het gezin)
Met broers/zussen
….………………………………..
NVT (geen broers/zussen aanwezig in het gezin)
19. Welke taal spreken u en uw partner doorgaans onderling? Wij spreken doorgaans ………………………………………… Niet van toepassing, ik heb geen partner
1.6
Opleiding en tewerkstelling
20. Geef met een kruisje aan wat het hoogst behaalde diploma van de ouders is. * Hoogst behaalde diploma (dus niet alle diploma’s)
Moeder
Geen diploma of getuigschrift Lager onderwijs: Gewoon lager onderwijs Buitengewoon lager onderwijs Lager secundair onderwijs: Lager beroepssecundair onderwijs Lager technisch secundair onderwijs Lager kunstsecundair onderwijs Lager algemeen vormend secundair onderwijs Lager buitengewoon secundair onderwijs Hoger secundair onderwijs: Hoger beroepssecundair onderwijs Hoger technisch secundair onderwijs Hoger kunstsecundair onderwijs Hoger algemeen vormend secundair onderwijs Hoger buitengewoon secundair onderwijs Hoger onderwijs: Niet-universitair hoger onderwijs korte type Niet-universitair hoger onderwijs lange type Universitair onderwijs
-7-
Vader
21. Geef met een kruisje aan wat de arbeidssituatie van de ouders is. Als het op dit moment om bevallings- of ziekteverlof gaat, geef dan de situatie van net daarvoor weer. * Arbeidssituatie
Moeder
Vader
……… %
……… %
Doet het huishouden, zorgt voor het gezin Verricht voltijds betaald werk Verricht deeltijds betaald werk: hoeveel %? Is werkloos Is gepensioneerd (ook brug- en prepensioen) Is arbeidsongeschikt (invaliditeit, ziekte) Heeft volledige loopbaanonderbreking, tijdskrediet, ... Volgt voltijds dagonderwijs Andere (specificeer): .........................................................
22. Geef met een kruisje aan wat het huidige beroep is van de ouders of welk beroep het laatst werd uitgeoefend. * Beroep
Moeder
Arbeider: Geschoolde arbeider Ongeschoolde arbeider Bediende: Lagere bediende Hogere bediende Directiekader Werkzaam in het onderwijs: (onderwijzend personeel) Basis- of secundair onderwijs Hoger onderwijs of universiteit Ander loontrekkend beroep: ……………………………..…… Zelfstandige: Landbouwer Kleine zelfstandige Ondernemingsleider Groothandelaar Vrij beroep Niet van toepassing: nooit een beroep uitgeoefend
-8-
Vader
23. Omschrijf zo nauwkeurig mogelijk het huidige of laatst uitgeoefende beroep van de moeder of plaats onderaan een kruisje indien niet van toepassing. Functie-/beroepsomschrijving: …………………………………………………………………………………… Taken: ………………………………………………………………………………………………………………. ……………………………………………………………………………………………………………………….. Sector: ………………………………………………………………………………………………………………. Betaald personeel onder uw leiding? Neen Ja Æ hoeveel personeelsleden? ………… Niet van toepassing: nooit een beroep uitgeoefend 24. Omschrijf zo nauwkeurig mogelijk het huidige of laatst uitgeoefende beroep van de vader of plaats onderaan een kruisje indien niet van toepassing. Functie-/beroepsomschrijving: …………………………………………………………………………………… Taken: ……………………………………………………………………………………………………………..... ……………………………………………………………………………………………………………………….. Sector: ………………………………………………………………………………………………………………. Betaald personeel onder uw leiding? Neen Ja Æ hoeveel personeelsleden? ………… Niet van toepassing: nooit een beroep uitgeoefend 25. Bent u (en uw partner) binnenschipper, kermis- of circusexploitant/circusartiest, of behoort u tot een andere trekkende bevolking (bv. woonwagenbewoner)? Neen Ja
1.7
Inkomsten en bezittingen
In de volgende reeks willen we u vragen wat de inkomsten en bezittingen van uw gezin zijn. We begrijpen dat dit zeer persoonlijke vragen zijn. In het kader van ons onderzoek zijn dit evenwel zinvolle vragen. Als u toch aanstoot neemt aan deze vragen, hoeft u ze niet in te vullen. 26. Over welke bronnen van inkomen beschikt uw huishouden? (Meer dan één antwoord mogelijk) 1. Lonen en wedden 2. Inkomsten uit zelfstandige arbeid (inclusief landbouw) 3. Pensioen (Omcirkel het passende antwoord: prepensioen/gewoon pensioen/overlevingspensioen) 4. Werkloosheidsuitkering 5. Uitkering loopbaanonderbreking of tijdskrediet 6. Leefloon, bestaansminimum 7. Ziekte- of invaliditeitsuitkering 8. Alimentatie of onderhoudsgeld 9. PWA-vergoedingen 10. Inkomsten uit verhuur van eigendommen/vastgoed 11. Andere bronnen (specificeer): ……………………………………..
-9-
27. In welke categorie situeert zich het gezamenlijk netto-maandinkomen van het huishouden, alle mogelijke inkomsten meegerekend (De nettosom van alle aangekruiste inkomensbronnen uit vraag 26)?
1. 2. 3. 4. 5. 6.
minder dan 1000 euro (40.000 Bef) tussen 1000 euro (40.000 Bef) en 2000 euro (80.000 Bef) tussen 2000 euro (80.000 Bef) en 3000 euro (120.000 Bef) tussen 3000 euro (120.000 Bef) en 4000 euro (160.000 Bef) tussen 4000 euro (160.000 Bef) en 5000 euro (200.000 Bef) meer dan 5000 euro (200.000 Bef)
28. In welke mate komt u met uw (netto)inkomen rond? (De nettosom van alle aangekruiste inkomensbronnen uit vraag 26)
1. 2. 3. 4. 5.
ruim onvoldoende net onvoldoende nipt voldoende voldoende ruim voldoende
29. Bezit uw gezin eigendommen (onroerend goed)? 1. Neen 2. Ja: welke? (Meer dan één antwoord mogelijk) 1. woning (die u zelf betrekt) 2. andere woning(en) 3. appartement(en) 4. studio(’s) 5. grond(en) 6. andere eigendommen (specificeer): ………………………………………… 30. Beschikt uw woning over: (Meer dan één antwoord mogelijk)
1. 2. 3. 4.
een aparte slaapkamer voor het kind over wie deze vragenlijst gaat een speelruimte voor de kinderen binnenshuis een koer of binnenplaats een tuin
31. Vindt u dat uw huidige woning voldoet aan de noden van uw gezin? (Plaats telkens een kruisje in de best passende kolom)
Helemaal akkoord 1.
Mijn woning is te klein voor mijn gezin.
2.
Mijn woning is in zeer goede staat (zonder gebreken en met voldoende comfort bv. geen barsten of vochtige muren, genoeg licht,… ).
3.
Er is weinig of geen groen in de omgeving van mijn woning.
4.
Mijn woning is moeilijk bereikbaar met het openbaar vervoer.
5.
Globaal genomen ben ik tevreden over mijn woning.
- 10 -
Akkoord
Onbeslist
Niet akkoord
Helemaal niet akkoord
1.8
Zorgen in het gezin
32. Welke gebeurtenissen hebben zich het afgelopen jaar in uw gezin voorgedaan? (Meer dan één antwoord mogelijk)
1. werkverlies van moeder en/of vader 2. ernstige gezondheidsproblemen bij het kind of een ander gezinslid 3. sterfte in de naaste omgeving 4. overlijden van een dierbaar huisdier 5. financiële problemen 6. echtscheiding 7. brand, inbraak of diefstal 8. verhuizing 9. andere (specificeer): …………………………………………………. 10. niet van toepassing: in ons gezin hebben zich het afgelopen jaar geen ernstige problemen voorgedaan
33. Lijdt iemand uit uw gezin aan lichamelijke en/of psychische klachten die u, uw partner of uw kind(eren) hinderen bij de normale levenswijze? (Plaats een kruisje in de best passende kolom) Neen
Ja, in beperkte mate
Ja, in grote mate
Niet van toepassing
1. uzelf 2. uw partner 3. uw kind(eren)
1.9
Gedrag van het kind
34. Geef aan in hoeverre volgende uitspraken van toepassing zijn op uw kind door het best passende cijfer op de schaal te omcirkelen: * 1 = helemaal niet van toepassing
4 = eerder wel van toepassing
2 = niet van toepassing 3 = eerder niet van toepassing
5 = wel van toepassing 6 = helemaal van toepassing
Mijn kind 1. Helpt andere kinderen uit zichzelf
1
2
3
4
5
6
2. Vecht met andere kinderen
1
2
3
4
5
6
3. Speelt het liefst alleen
1
2
3
4
5
6
4. Kan goed met klasgenoten opschieten
1
2
3
4
5
6
5. Werkt onafhankelijk
1
2
3
4
5
6
6. Pest andere kinderen
1
2
3
4
5
6
7. (H)erkent andermans gevoelens, voelt mee
1
2
3
4
5
6
8. Is graag alleen
1
2
3
4
5
6
9. Is bij klasgenoten populair
1
2
3
4
5
6
10. Is agressief
1
2
3
4
5
6
11. Lijkt bezorgd wanneer andere kinderen in nood zijn of verdriet hebben
1
2
3
4
5
6
12. Houdt andere kinderen op afstand
1
2
3
4
5
6
13. Wordt door klasgenoten gepest
1
2
3
4
5
6
14. Is zelfbepalend, stelt eigen doelen
1
2
3
4
5
6
15. Bedreigt andere kinderen
1
2
3
4
5
6
16. Biedt hulp of troost als andere overstuur zijn
1
2
3
4
5
6
17. Is een eenzaat
1
2
3
4
5
6
- 11 -
18. Heeft weinig vrienden/vriendinnen in de klas
1
2
3
4
5
6
19. Voelt zich waardeloos of minderwaardig
1
2
3
4
5
6
20. Is rusteloos, loopt rond, springt op en neer, is niet stil te houden
1
2
3
4
5
6
21. Is vriendelijk tegen andere kinderen
1
2
3
4
5
6
22. Is bezorgd, maakt zich zorgen over veel dingen
1
2
3
4
5
6
23. Is een wriemelend, zenuwachtig, gejaagd kind
1
2
3
4
5
6
24. Denkt al gauw dat zijn/haar werk af is
1
2
3
4
5
6
25. Komt ongelukkig, gespannen over
1
2
3
4
5
6
26. Kan met andere kinderen samenwerken
1
2
3
4
5
6
27. Kan zich moeilijk concentreren of aandacht vasthouden
1
2
3
4
5
6
28. Is bang van nieuwe dingen of ongekende situaties
1
2
3
4
5
6
29. Geeft snel op als iets niet lukt
1
2
3
4
5
6
30. Is onoplettend, niet attent
1
2
3
4
5
6
31. Toont belangstelling voor morele kwesties (bv. eerlijkheid)
1
2
3
4
5
6
32. Zoekt uitdagingen
1
2
3
4
5
6
33. Huilt gemakkelijk
1
2
3
4
5
6
34. Heeft veel zelfvertrouwen
1
2
3
4
5
6
35. Is veelal angstig of bang
1
2
3
4
5
6
36. Heeft veel hulp en leiding nodig
1
2
3
4
5
6
37. Werkt nauwkeurig
1
2
3
4
5
6
38. Mijn kind voelt zich alles bij elkaar genomen goed in zijn/haar vel
1
2
3
4
5
6
35. Kan u aangeven hoe moeilijk of gemakkelijk u het in het algemeen met uw kind hebt? *
1. 2. 3. 4.
heel moeilijk moeilijk gewoon, de normale problemen gemakkelijk
2. Sociale leefwereld van het gezin 2.1
Het gezin
36. Geef aan in hoeverre volgende uitspraken van toepassing zijn op uw gezin. (Omcirkel het best passende cijfer) 1 = helemaal niet van toepassing 2 = niet van toepassing
4 = eerder wel van toepassing 5 = wel van toepassing
3 = eerder niet van toepassing
6 = helemaal van toepassing
Uitspraken 1. Familieleden komen regelmatig op bezoek
1
2
3
4
5
6
2. Wij gaan geregeld op familiebezoek
1
2
3
4
5
6
3. Ons kind gaat regelmatig bij anderen spelen
1
2
3
4
5
6
4. Wij nodigen geregeld kinderen uit om met ons kind te komen spelen
1
2
3
4
5
6
5. Wij hebben heel wat goede vrienden met wie we regelmatig contact hebben
1
2
3
4
5
6
6. Met onze buren kunnen wij het goed vinden, wij hebben geregeld contact
1
2
3
4
5
6
- 12 -
2.2
Het kind
37. Duid in onderstaande tabel aan welke vrijetijdsactiviteiten uw kind buitenshuis beoefent. Geef ook de gemiddelde duur (in uur) per week en kruis aan of uw kind lid is van een club of vereniging. (Meer dan één antwoord mogelijk) Soort activiteit
Lid van een club/vereniging?
Tijdsbesteding per week
1. Sport (voetbal, zwemmen,…) 2. Muziek (muziekles, zangles,…) 3. Kunst (tekenschool, knutselles,…) 4. Jeugdbeweging (wijkcentrum, jeugdhuis,…) 5. Dans of ballet 6. Hobby- of natuurclub 7. Andere (specificeer): ……………………………...
………. u per week
neen ja
………. u per week
neen ja
…....…. u per week
neen ja
………. u per week
neen ja
………. u per week
neen ja
………. u per week
neen ja
………. u per week
neen ja
8. Niet van toepassing: mijn kind beoefent geen van bovenstaande vrijetijdsactiviteiten 38. Van hoeveel verenigingen is uw kind lid? (Totaal aantal clubs/verenigingen uit vraag 37) …………………. clubs/verenigingen 39. Hoeveel ‘echte’ vrienden/vriendinnetjes heeft uw kind?
1 2à3 4à5 Meer dan 5 Ik weet het niet
- 13 -
3. Vrijetijdsbesteding en interesses van het gezin 3.1
Het gezin
40. Geef aan in welke mate volgende uitspraken van toepassing zijn op uw gezin. (Omcirkel het best passende cijfer) 1 = helemaal niet van toepassing 2 = niet van toepassing
4 = eerder wel van toepassing 5 = wel van toepassing
3 = eerder niet van toepassing
6 = helemaal van toepassing
Uitspraken 1. Met ons gezin kopen we heel wat boeken
1
2
3
4
5
6
2. In ons gezin worden veel boeken gelezen
1
2
3
4
5
6
3. Ons gezin is geabonneerd op tijdschriften en/of kranten
1
2
3
4
5
6
4. Leden uit ons gezin gaan dikwijls boeken halen in de bibliotheek
1
2
3
4
5
6
5. In ons gezin wordt regelmatig over politiek gepraat
1
2
3
4
5
6
6. Leden van ons gezin volgen het politieke nieuws, bv. debatten
1
2
3
4
5
6
7. Ons gezin luistert dikwijls naar de nieuwsberichten op de radio
1
2
3
4
5
6
8. In ons gezin wordt dagelijks naar het TV-journaal gekeken
1
2
3
4
5
6
3.2
Het kind
41. Geef per activiteit aan hoe dikwijls uw kind volgende activiteiten beoefent: * (Omcirkel het best passende cijfer) 1 = nooit/zelden
2 = elke week
3 = meerdere keren per week
4 = dagelijks
Hoe dikwijls houdt uw kind zich bezig met 1. Boekjes kijken/lezen
1
2
3
4
2. Zingen of een muziekinstrument bespelen
1
2
3
4
3. Sport beoefenen
1
2
3
4
4. Spelen of werken met de computer
1
2
3
4
5. Spelen met speelgoed: poppen, auto’s, winkeltje, ...
1
2
3
4
6. Spelen met vriend(inn)en
1
2
3
4
7. Schilderen/tekenen/knutselen
1
2
3
4
8. Maken/bouwen van dingen: puzzels, lego, ...
1
2
3
4
9. Natuur/tuin/dieren
1
2
3
4
- 14 -
42. Geef aan hoe dikwijls uw kind volgende activiteiten samen met u beoefent. (Omcirkel het best passende cijfer) 1 = nooit/zelden
2 = elke week
3 = meerdere keren per week
4 = dagelijks
Hoe vaak houdt mijn kind zich samen met mij bezig met 1. Gezelschapsspelen
1
2
3
4
2. Denk- en geheugenspelletjes
1
2
3
4
3. Constructiemateriaal zoals lego en puzzels
1
2
3
4
4. Speelgoed zoals poppen, auto’s, winkeltje, …
1
2
3
4
5. Tekenen, schilderen of knutselen
1
2
3
4
6. Boekjes kijken/lezen of zingen
1
2
3
4
7. Gaan wandelen, fietsen, …
1
2
3
4
1 = nooit
2 = zelden
3 = meerdere keren per jaar
4 = maandelijks
8. Het bezoeken van een dierentuin of kinderboerderij
1
2
3
4
9. Het bijwonen van een toneel-, muziek- of musicalvoorstelling
1
2
3
4
10. Filmbezoek
1
2
3
4
11. Het bezoeken van een museum of tentoonstelling
1
2
3
4
12. Het bezoeken van een pretpark of andere attracties die geschikt zijn voor kinderen.
1
2
3
4
43. Duid aan of uw kind op schooldagen en/of tijdens het weekend en vakanties kijkt naar televisie, video’s of dvd’s. Geef ook de gemiddelde duur (in uur) per dag. * (Meer dan één antwoord mogelijk) ❑ 1. Op schooldagen? ……..… u per dag ❑ 2. Tijdens het weekend of vakanties? …..…… u per dag ❑ 3. Niet van toepassing, we hebben geen TV. 44. Maakt uw kind gebruik van de computer/ het internet? * Neen, we hebben geen computer en/of internetaansluiting. Ja, mijn kind maakt thuis gebruik van de computer/het internet. Duid aan voor welke doeleinden uw kind de computer/het internet gebruikt. Geef ook de gemiddelde duur (in uur) per week. (Meer dan één antwoord mogelijk) ❑ ❑ ❑ ❑ ❑ ❑
1. 2. 3. 4. 5. 6.
Huiswerk (bv. informatie opzoeken op internet, tekst typen,…) Extra oefeningen (bv. voor rekenen) Educatieve cd-roms (bv. Edurom) Spelletjes spelen E-mail/msn/chatprogramma’s Vrij surfen op internet
- 15 -
Æ Æ Æ Æ Æ Æ
……… u per week ……… u per week ……… u per week ……… u per week ……… u per week ……… u per week
4. Levensvisie: opvattingen en doelen in het leven
45. Duid voor onderstaande uitspraken aan hoe belangrijk u ze vindt. (Omcirkel het best passende cijfer) 1 = helemaal niet belangrijk
4 = eerder wel belangrijk
2 = niet belangrijk 3 = eerder niet belangrijk
5 = belangrijk 6 = heel belangrijk
Belangrijk in het leven is dat je … 1. … vooruitkomt in het leven
1
2
3
4
5
6
2. … altijd je uiterste best doet
1
2
3
4
5
6
3. … tevreden bent met wat je hebt
1
2
3
4
5
6
4. … maatschappelijke zekerheid hebt
1
2
3
4
5
6
5. … iets bereikt in het leven
1
2
3
4
5
6
6. … kunt doen wat je leuk vindt
1
2
3
4
5
6
7. … een goed inkomen hebt
1
2
3
4
5
6
8. … aanzien hebt
1
2
3
4
5
6
9. … goede vrienden hebt
1
2
3
4
5
6
10. … je kansen in het leven gebruikt
1
2
3
4
5
6
11. … iets voor anderen kunt betekenen
1
2
3
4
5
6
5. De (relatie tot de) school
46. Geef aan in hoeverre volgende uitspraken van toepassing zijn voor u of uw kind door het best passende cijfer op de schaal te omcirkelen. * 1 = helemaal niet van toepassing 2 = niet van toepassing
4 = eerder wel van toepassing 5 = wel van toepassing
3 = eerder niet van toepassing
6 = helemaal van toepassing
De (relatie tot de) school en mijn kind 1. De school geeft voldoende informatie over hoe het met ons kind gaat
1
2
3
4
5
6
2. Wij zijn het vaak niet eens met de school
1
2
3
4
5
6
3. Wij hebben als ouders een goed contact met de school
1
2
3
4
5
6
4. De school geeft voldoende informatie over haar manier van werken
1
2
3
4
5
6
5. Wij hebben een goede relatie met de leerkracht(en) van ons kind
1
2
3
4
5
6
6. Wij voelen ons niet echt welkom op school
1
2
3
4
5
6
7. Wij doen thuis veel om ons kind te ondersteunen op school
1
2
3
4
5
6
8. De school luistert naar ons
1
2
3
4
5
6
9. De school laat duidelijk weten wat je als ouders thuis kunt doen om je kind te helpen
1
2
3
4
5
6
10. Wij voelen ons actief betrokken bij de school
1
2
3
4
5
6
11. De school houdt te weinig rekening met de achtergrond van de kinderen
1
2
3
4
5
6
12. Wij ervaren een grote kloof tussen thuis en de school
1
2
3
4
5
6
13. Wij zijn altijd aanwezig op oudercontacten
1
2
3
4
5
6
14. Wij kunnen altijd met onze vragen en bedenkingen terecht bij de leerkracht van ons kind
1
2
3
4
5
6
- 16 -
15. Over de school in het algemeen zijn wij heel tevreden
1
2
3
4
5
6
16. Over de kwaliteit van lesgeven zijn wij heel tevreden
1
2
3
4
5
6
17. Mijn kind komt graag naar school
1
2
3
4
5
6
18. Ik wil altijd weten wat mijn kind voor nieuws heeft geleerd
1
2
3
4
5
6
19. Als ik iets tegenkom dat mijn kind voor school kan gebruiken, dan bewaar ik dat, knip het uit of vertel het
1
2
3
4
5
6
20. Mijn kind vindt de meeste klasactiviteiten plezierig
1
2
3
4
5
6
21. Mijn kind vertelt veel uit zichzelf over school
1
2
3
4
5
6
22. Mijn kind gaat met tegenzin naar school
1
2
3
4
5
6
23. Mijn kind is thuis voortdurend met school bezig
1
2
3
4
5
6
24. Ik vraag mijn kind altijd wat het op school heeft gedaan
1
2
3
4
5
6
25. Mijn kind amuseert zich op school
1
2
3
4
5
6
26. Ik vraag altijd met wie mijn kind heeft gespeeld
1
2
3
4
5
6
27. Mijn kind vindt school niet leuk
1
2
3
4
5
6
28. Ik weet precies wat voor cijfers mijn kind haalt
1
2
3
4
5
6
47. Bent u lid van een werkgroep, het ouder- of feestcomité of werkt u als vrijwilliger (bv. lees- of zwemouder) op de school? Neen Ja
48. Is dit de school waar u uw kind het liefst naartoe stuurt? Ja Neen, waarom niet? (Meer dan één antwoord mogelijk) 1. De huidige school is voor ons het best bereikbaar 2. Mijn kind raakte niet ingeschreven in de school waar we het liefst naartoe zouden sturen (bv. volzet, …) 3. We hebben een meningsverschil met de school van onze voorkeur. 4. De favoriete school biedt geen voor- of naschoolse opvang aan en de huidige school wel 5. De favoriete school biedt geen warme maaltijd aan en de huidige school wel 6. Er zijn geen betere scholen in de buurt voorhanden 7. Er zijn geen scholen in de buurt die nauwer aansluiten bij onze levensbeschouwing, geloofsovertuiging 8. Ons kind ging al naar het kleuteronderwijs in de huidige school en we hebben er niet over gedacht om een andere school te zoeken 9. Er wordt op de huidige school volledig lager onderwijs aangeboden en dat is niet zo op de favoriete school 10. Ons kind wou graag naar de huidige school 11. De kosten zijn in de huidige school lager dan in (een) andere scho(o)l(en) 12. Andere (specificeer): ……………………………………………………………
- 17 -
49. Hieronder vindt u een lijst met uitspraken over de school van uw kind. Vul aan of dit zo is op de school van uw kind (kolom a). Geef ook aan in welke mate u het belangrijk vindt dat de school van uw kind hieraan aandacht besteedt (ongeacht of dit momenteel gebeurt) (kolom b).
Uitspraken over de school van uw kind:
1 = helemaal niet belangrijk
3 = wel belangrijk
2 = niet écht belangrijk
4 = heel belangrijk
a. Is dit zo op de school van uw kind?
b. Hoe belangrijk vindt u het? (Omcirkel het best passende cijfer)
1. De meeste tijd wordt aan taal en rekenen besteed
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
2. Er worden proefwerken gegeven
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
3. Er wordt regelmatig getoetst
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
4. De leerlingen leren zelfstandig werken
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
5. Er is aandacht voor de sociale en emotionele ontwikkeling van het kind
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
6. Er wordt gelet op de werkhouding
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
7. Niet alleen leren staat voorop
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
8. Het gaat er gezellig en ontspannen aan toe
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
9. Er is rust en regelmaat
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
10. Niet alleen prestaties zijn belangrijk
❑ neen
❑ ja
1
2
3
4
6. Huiswerk 50. Krijgt uw kind huiswerk mee van school? *
1. 2. 3. 4. 5.
(bijna) elke dag 1 of 2 keer per week een enkele keer, af en toe nooit Ga naar vraag 54 ik weet het niet
51. Geef aan hoe dikwils uw kind hulp krijgt bij het maken van huiswerk. (Omcirkel het best passende cijfer) 1 = nooit
2 = een enkele keer
3 = regelmatig
4 = (bijna) altijd
1. Iemand in het gezin helpt het kind bij het maken van het huiswerk (bv. ouders, oudere broer/zus of grootouders die inwonen)
1
2
3
4
2. Iemand in het gezin kijkt schriftelijk werk na van het kind
1
2
3
4
3. Iemand in het gezin overhoort mijn kind
1
2
3
4
4. Mijn kind gaat naar een huiswerkklasje buiten de school
1
2
3
4
52. Hoeveel tijd besteedt uw kind gemiddeld per week aan het maken van huiswerk? * ………………. uur per week (inclusief weekend) 53. Vindt u dat uw kind teveel huiswerk krijgt? Neen Ja - 18 -
7. Verwachtingen ten aanzien van uw kind en zijn/haar schoolloopbaan In de volgende reeks willen we u vragen om enkele inschattingen en verwachtingen ten aanzien van de schoolloopbaan van uw kind te formuleren. We beseffen dat dit geen gemakkelijke opdracht is omdat alles nog in de toekomst ligt. Toch zouden we u willen verzoeken deze vragen in te vullen omdat dit interessant is voor ons onderzoek. 54. Mijn kind situeert zich volgens mij in de klas bij de volgende categorie: 1. de sterkere leerlingen 2. de gemiddelde leerlingen 3. de zwakkere leerlingen 55. Duid in onderstaande tabel aan hoe goed uw kind is met betrekking tot: (Plaats een kruisje in de best passende kolom) * Heel zwak
Eerder zwak
Gemiddeld
Eerder goed
Heel goed
Schrijven Lezen Spreken Rekenen/wiskunde 56. Ik vermoed dat mijn kind later dit type van secundair onderwijs zal volgen:
1. 2. 3. 4.
Beroepsonderwijs (B.S.O.) Technisch onderwijs (T.S.O.) Kunstonderwijs (K.S.O.) Algemeen onderwijs (A.S.O.)
57. De kans dat mijn kind ooit hoger onderwijs of universiteit aan zal kunnen, acht ik:
1. 2. 3. 4.
zeer klein eerder klein eerder groot zeer groot
58. Werd er vastgesteld dat uw kind hoogbegaafd is? 1. neen 2. ja 3. nog niet, maar ik heb een duidelijk vermoeden dat mijn kind hoogbegaafd is. 59. Geef aan in hoeverre volgende uitspraken toepasselijk zijn voor uw kind door het best passende cijfer te omcirkelen. * 1 = helemaal niet van toepassing 2 = niet van toepassing 3 = eerder niet van toepassing
4 = eerder wel van toepassing 5 = wel van toepassing 6 = helemaal van toepassing
Mijn kind: 1. kan moeilijk volgen op school
1
2
3
4
5
6
2. heeft duidelijk problemen met leren
1
2
3
4
5
6
3. heeft nood aan extra hulp
1
2
3
4
5
6
4. kan goed leren
1
2
3
4
5
6
- 19 -
60. Dat mijn kind later naar het algemeen secundair onderwijs (A.S.O.) zal gaan, vind ik:
1. 2. 3. 4.
zeer belangrijk vrij belangrijk niet zo belangrijk totaal onbelangrijk
61. Dat mijn kind na het secundair onderwijs zal verder studeren (hogeschool of universiteit), vind ik:
1. 2. 3. 4.
zeer belangrijk vrij belangrijk niet zo belangrijk totaal onbelangrijk
8. Tot slot 62. Wie heeft deze vragenlijst ingevuld? *
de biologische/wettelijke of feitelijke moeder van het kind de biologische/wettelijke of feitelijke vader van het kind een medewerk(st)er van de instelling waar het kind verblijft andere (specificeer): .………………………………………………………….
63. Hoe lang hebt u over deze vragenlijst gedaan om hem in te vullen? …………………. minuten 64. Indien u nog opmerkingen heeft, mag u deze hier neerschrijven. ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ……………………………………………………………………………………………………………………………… ………………………………………………………………………………………………………………………………
Het zou kunnen dat sommige antwoorden voor ons niet helemaal duidelijk zijn. Daarom vragen we u uw naam, adres en telefoonnummer hieronder in te vullen. Ook als u dat niet doet, zijn wij u dankbaar voor de tijd die u hebt vrijgemaakt om deze vragenlijst in te vullen! Naam en achternaam: …………………………………………………………………………………………………. Adres: ……………………………………………………………………………………………………………………. ………………………………………………………………….…………………………………………………………. Telefoonnummer: ………………………………………………………………………………………………………. E-mail: ……………………………………………………………………………………………………………………
Gelieve de ingevulde vragenlijst onder gesloten omslag vóór vrijdag 23 maart 2007 terug mee te geven met uw kind naar school. Gebruik hiervoor de briefomslag waarin de blanco vragenlijst zat. HARTELIJK DANK VOOR UW MEDEWERKING! - 20 -