Vraag 35
Waarom ben je soms zo kort van stof?
Over het kortverhaal
Meestal wil je belevenissen tot in de kleinste details vertellen. Soms heb je gewoon geen zin om meer woorden te gebruiken dan nodig. Blijft het dan nog spannend? Auteurs kennen de kneepjes van het vak. Zij blijven boeien, ook in een kort verhaal.
1 2 3 4 5
Wat ben je kort van stof! Eventjes pauzeren Hoe moet het nu verder? Dit is het einde Wat is een kortverhaal?
1 Wat ben je kort van stof! Opdracht 1 Wanneer ben je kort van stof? Wanneer vertel je alles in geuren en kleuren? Zoek drie situaties die passen in het schema. Kort van stof
1 Je bent te laat thuis en je vertelt waar je was.
Opdracht 2
Gedetailleerd
1 Je vertelt je weekend aan je vriendinnen/vrienden.
2 Je bent stil aan de ontbijttafel omdat je vriend/vriendin het uitmaakte.
2 Je beschrijft een film.
3 Je legt uit waarom je de opdracht voor de leraar Nederlands niet gemaakt hebt.
3 Je vertel je vriendinnen/vrienden over je nieuwe lief.
Kies uit beide kolommen één situatie en noteer met kernwoorden wat je zult zeggen. Kort van stof
Gedetailleerd
Woordverklaring
256 6
Deel 5
l details gedetailleerd = met vee
2 Eventjes pauzeren Opdracht 3
Lees een eerste deel van het kortverhaal Het dode konijn van Anne Provoost.
Het dode konijn
5
10
15
20
25
30
35
40
Onze buurt heeft iets met huisdieren. Iedereen heeft wel een beest waar hij of zij bijzonder aan gehecht is. Bij mij is dat mijn hond, en mijn buurvrouw heeft dan weer haar konijn waar ze tuk op is. De beesten van onze buurt zijn heilig. Als het konijn van mevrouw Van Camp ontsnapt, gaan alle inwoners van de straat mee op zoek, desnoods met zaklantaarns en met de zakken vol wortels. Ikzelf heb het niet zo voor konijnen. Ze maken me zenuwachtig met hun voortdurend bewegende snuit; ze doen me denken aan een schooljuf van jaren terug die over mijn schouders in mijn schriften kwam kijken en haar warme, astmatische adem in mijn nek joeg. Alleen een hond kan mij vertederen. Ik loop dan ook hoog op met Copernicus, mijn uitbundige Duitse herder die in de buurt bekend staat als ‘een beest met een grote muil maar met een klein hart’. Hij heeft een absurd karakter dat in grote mate met het mijne overeenkomt: hij blaft op alles wat voorbijkomt – van vrachtwagens tot moeizaam voorbij schuifelende oude vrouwtjes – maar als puntje bij paaltje komt, gaat hij kwispelstaartend liggen of handjes likken. Hij heeft een weke inborst, vermoed ik dan, en daar ben ik niet ontevreden over. Zijn zachtaardigheid komt goed van pas in een buurt vol konijnen, katten, hamsters en tortelduiven. Een drietal dagen geleden echter gebeurde er iets waardoor ik ogenblikkelijk het geloof in de teerhartigheid van mijn hond verloor. Het was op een zonnige dag in het weekend. Ik lag uitgestrekt te genieten van de voorjaarszon toen Copernicus onverwacht iets zachts en vormeloos naast me neerlegde. Ik richtte me op om te zien wat het was, en dacht secondelang dat hij een oud stuk bont uit een of andere vuilnisbak opgegraven had. Het ding was behoorlijk smerig, het zat onder de modder en rook naar rottend afval. ‘Vies!’ riep ik tegen Copernicus, die ogenblikkelijk zijn kop liet hangen en een klagend gejank liet horen. Ik trok mijn neus op en schoof het van me af. Meteen besefte ik dat ik me vergist had. Het eerste wat me alarmeerde waren de knaagtandjes, daarna de flaporen. Dit was niet een stuk bont uit een vuilnisbak. Dit was het konijn van mevrouw Van Camp, zo dood als maar kon, met een snuit die eindelijk opgehouden was te bewegen. ‘Wàt?’ riep ik, maar meteen besefte ik dat ik me stil moest houden. Mevrouw Van Camp kon ieder moment haar tuintje in komen. Dit was vreselijk. Ik wist hoezeer ze aan het beest gehecht was. Ik kende ook haar halsstarrigheid: nooit van haar leven zou ze dit mij noch Copernicus vergeven. ‘Hoe kon je zoiets doen?’ fluisterde ik woedend tegen de hond, die mijn paniek rook en met zijn staart tussen zijn poten in cirkels om me heen liep. Ik was zo versteld dat ik niet meteen kon bewegen. Niet alleen leek het me onwezenlijk dat Copernicus het beest gegrepen had, maar dat hij daarenboven met het lijk gespeeld had, was helemaal grof. In de tuin van mevrouw Van Camp was het stil. Ik hoorde wel stemmen op straat, en voor alle veiligheid gooide ik mijn strandlaken over het dode konijn. Mijn hersenen werkten op volle toeren. Hem gewoon ergens in haar gazon leggen kon niet. Copernicus was het enige beest in de buurt dat groot en sterk genoeg was om een dergelijke moord uit te voeren. De overbuur had wel een collie die net zo groot was als mijn Copernicus, maar iedereen wist dat hij stokoud was en dat zijn tanden zo los zaten dat ze nu en dan in een homp brood achterbleven. Ik pakte het konijn met laken en alles op, en bracht het naar binnen. Ik kon het laten verdwijnen, begraven of verbranden, maar ik wist dat mevrouw Van Camp binnen tien jaar nog wortels en korrels in haar tuin zou leggen ‘voor het geval hij terugkwam’.
Woordverklaring tuk op = gek op astmatisch = kortademig absurd = stom voeligheid teerhartigheid = overge heid pig halsstarrigheid = kop
Vraag 35 - Waarom ben je soms zo kort van stof?
257 25
1
Wat is het thema van dit verhaal?
Een dood konijn 2
Wie zijn de personages?
Copernicus, de ik-persoon, mevrouw Van Camp 3
4
Wat kom je te weten over de hond van de ik-persoon?
Positief
Negatief
Hij staat bekend als een beest met een
Hij legt een dood konijn aan de voeten
grote muil, maar met een klein hart.
van de ik-persoon.
Hij blaft op alles, maar als puntje bij
Hij was het enige beest dat groot en
paaltje komt, gaat hij kwispelstaar-
sterk genoeg was om een dergelijke
tend liggen of handjes likken.
moord uit te voeren.
Hij heeft een weke inborst.
De ik-persoon heeft het geloof in de
Hij is zachtaardig.
teerhartigheid van haar hond verloren.
Houdt de ik-persoon van konijnen? Waarom (niet)?
Nee. Ze maken me zenuwachtig met hun voortdurend bewegende snuit; ze doen me denken aan een schooljuf van jaren terug die over mijn schouders in mijn schriften kwam kijken en haar warme, astmatische adem in mijn nek joeg. 5
Waarom verdenkt de ik-persoon alleen haar hond?
De overbuur had wel een collie die net zo groot was als mijn Copernicus, maar iedereen wist dat hij stokoud was en dat zijn tanden zo los zaten dat ze nu en dan in een homp brood achterbleven. 6
Wat zou de ik-persoon kunnen doen met het dode konijn?
'Ik kon het laten verdwijnen, begraven of verbranden.' 7
Doet ze dat echt? Verduidelijk.
Nee, want de ik-persoon wist dat mevrouw Van Camp binnen tien jaar nog wortels en korrels in haar tuin zou leggen ‘voor het geval hij terugkwam’.
258 8
Deel 5
8
Hoe denk je dat het verder gaat? Schrijf je vermoeden op.
Persoonlijk antwoord
9
Waarom zou de leraar het verhaal hier onderbroken hebben?
Om spanning op te wekken 10
Hoe noem je die onderbreking?
Een cliffhanger 11
Welk vertelperspectief gebruikt de auteur? Hoe weet je dat?
Een ik-verteller Een drietal dagen geleden echter gebeurde er iets waardoor ik ogenblikkelijk het geloof in de teerhartigheid van mijn hond verloor. 12
Ken je de kenmerken van dat vertelperspectief nog? Noteer ze.
De auteur is geen personage in het verhaal. Het verhaal wordt niet door één personage verteld. De auteur weet alles over elk personage. Hij kent de afloop. 3 Hoe moet het nu verder? Opdracht 4
Lees het vervolg en beantwoord de vragen. Er moest een betere oplossing zijn. Ik ijsbeerde door de keuken. Toen ik de fles wasverzachter op het aanrecht zag staan, kwam ik op een idee. Ik greep de fles, nam de vier hoeken van het laken waarin het konijn gewikkeld was op, en ging naar de badkamer. Ik deponeerde het hele zwikje in de badkuip. Voor ik begon zette ik de twee ramen 5 open om de muffe geur te verdrijven. Het dier was smerig. Maar gelukkig was er geen spoor van bloed. Met het warme water uit de douchekop spoelde de modder bijna moeiteloos weg. Ik opende mijn flesje rozenshampoo en wreef er de pels van het dier mee in. ‘Voor delicaat haar’ stond er in rode letters op. Ik bleef shampoo toevoegen tot het beest lekker schuimde. 10 ‘Buiten!’ riep ik naar Copernicus, die vanuit de gang kwam kijken wat ik deed. Ik spoelde het schuim weg tot alle zeepresten verdwenen waren. Nat zag het konijn er nog vreselijker uit dan daarvoor. Nu zag hij er niet alleen morsdood uit maar ook gestroopt! Ik gaf hem een tweede beurt, dit keer met de wasverzachter. Toen hij helemaal klaar was, en er geen zeepresten meer te bespeuren vielen, droogde ik hem
Woordverklaring gen deponeren = plaatsen, leg
Vraag 35 - Waarom ben je soms zo kort van stof?
259 25
met de zachtste handdoek die ik kon vinden. Zijn pelshaartjes klitten minder aan elkaar en gingen rechtop staan. De badkamer vulde zich met de geur van rozen en lavendel. Maar hij bleef er akelig uitzien met zijn veel te donkere kop en zijn halfnatte lijf. Zijn flaporen vielen plat langs zijn kop. Er zaten druppels onder zijn nagels. Je hoefde geen expert te zijn om te zien dat hier geknoeid was. De haardroger bracht soelaas. Ik legde het beest op de mat en droogde en kamde hem net zo lang tot hij 20 er mooier en echter uitzag dan hij in zijn leven ooit geweest was. Ik vond het bijna jammer dat ik hem niet kon houden, zo lieflijk was hij. Toen ik klaar was, haastte ik me naar beneden. Ik zette het konijn in het mandje waarin ik om mevrouw van Camp een plezier te doen altijd stukjes sla en wortels voor hem bewaarde. Ik wist dat ik geen tijd te verliezen had. Ik sloop de tuin van mevrouw Van Camp in. Ik liep naar het konijnenhok, waar ik me uit het zicht van het huis meteen een stuk rustiger voelde. Als ze 25 nu buiten kwam zou ze denken dat ik haar lieveling wat keukenrestjes kwam geven. Het huis bleef stil. Ik legde het konijn voorzichtig op een bundeltje hooi in de linkerachterhoek van de kooi, zijn favoriete plekje. Ik duwde zijn pootjes onder zijn lijfje en legde zijn oren op zijn rug, waardoor hij er helemaal levend uitzag. Het resultaat was meer dan bevredigend. Hij leek zo weggelopen uit een reclame voor wasmiddel of ander zachts. Ik sloop de tuin uit en sloot me op in 30 mijn keuken om daar af te wachten wat er zou gebeuren. Het duurde niet lang. Mevrouw Van Camp kwam terug van haar wandeling en liep haar tuintje in. Ik hield me ver van het raam af. Het enige wat ik hoorde was een ijselijke gil. 15
1
Welke activiteiten voert de ik-persoon uit? – Ze spoelt de modder weg. – Ze wast het konijn met rozenshampoo. – Ze spoelt het schuim weg. – Ze geeft het een tweede beurt met wasverzachter. – Ze droogt het konijn af. – Ze gebruikt de haardroger. – Ze zet het konijn in een mandje. – Ze brengt het konijn naar zijn hok, legt het op een bundel hooi.
2
Welke zinnen maken duidelijk dat het geen eenvoudige klus was? – Het konijn zag er vreselijker uit dan daarvoor. – Zijn pelshaartjes klitten aaneen. – Je hoefde geen expert te zijn om te zien dat hier geknoeid was.
3
Is de ik-persoon tevreden over het resultaat? Waarom (niet)?
Ja, hij leek zo weggelopen uit een reclame voor wasmiddel of ander zachts. 4
Wat gebeurt er verder met Copernicus?
Hij mag niet meer buiten omdat de ik-persoon vreest dat hij andere dieren ook zou doden.
Woordverklaring
260 0
Deel 5
soelaas = redding verschrikkelijk ijselijk = angstaanjagend,
5
De laatste zin van het tweede deel is: ‘Het enige wat ik hoorde was een ijselijke gil’. Wat vermoed je dat er gebeurd is?
Persoonlijk antwoord
6
Blijft het verhaal spannend? Waarom (niet)?
Persoonlijk antwoord
4 Dit is het einde Opdracht 5
Lees het slot van het verhaal. ‘Ze heeft ontdekt dat hij dood is,’ zei ik tegen Copernicus, die ik angstvallig binnenhield uit vrees dat hij de parkieten en de kippen van de overbuur zou molesteren. Ik voelde me opgelucht. Nu was alles voorbij. Mevrouw Van Camp zou een paar dagen rouwen, en ik nam me voor haar zo snel mogelijk een nieuwe lieveling cadeau te doen. Ik ging voor de televisie zitten en ontspande al mijn spieren. Ik werd evenwel opgeschrikt door een politiewagen die met draaiend zwaailicht voor de deur van mevrouw Van Camp stilhield. Copernicus begon onbedaard te blaffen. Een hartaanval, was mijn eerste gedachte, en ik snelde naar buiten. Gelukkig vergiste ik me. Mevrouw Van Camp stond gezond en wel op de stoep, druk pratend en met de armen zwaaiend. ‘Een mirakel!’ riep ze. ‘Een verrijzenis!’ Ik ging wat dichterbij staan om te horen wat ze vertelde. ‘Gisteravond vond ik mijn schat dood in zijn kooi,’ zei ze hijgend. ‘Ik had hem begraven in een put onder de linde, maar nu zit hij gewoon terug in zijn kooi!’ Ik versteende ter plaatse. Ik ging niet bij haar staan. Ik keerde op mijn stappen terug en sloot me op in mijn keuken.
1
Had je dit einde verwacht? Leg uit.
Persoonlijk antwoord 2
Wat maakt de ik-persoon angstig?
De politiewagen met draaiend zwaailicht 3
Welk vermoeden heeft de ik-persoon?
Mevrouw Van Camp heeft een hartaanval gekregen. 4
Waarin zit het verrassende op het einde van het verhaal?
Mevrouw Van Camp roept dat er een wonder gebeurd is: haar dode, begraven konijn zit weer in zijn kooi.
Woordverklaring n, (hier) molesteren = in elkaar slaa doden
Vraag 35 - Waarom ben je soms zo kort van stof?
261 26
5
Vertelt de ik-persoon mevrouw Van Camp de waarheid? Waarom (niet)?
In het verhaal niet, maar het zou kunnen 6
Heeft dit verhaal een open of een gesloten einde volgens jou? Waarom?
Een open einde: het verhaal is niet echt af. Je kunt verzinnen wat er nog zal gebeuren.
Een verhaal met een open einde is niet echt af. Je kunt er zelf iets bij fantaseren.
Opdracht 6
Schrijf zelf op een apart blad een vervolg op het verhaal. Houd rekening met de volgende criteria: – Het slot mag maximaal 100 woorden lang zijn. – Je hebt aandacht voor een correcte spelling. – Je zorgt voor afwisseling in je zinsbouw en woordkeuze.
5 Wat is een kortverhaal? Opdracht 7 1
Ga na wat er typisch is aan een kortverhaal. Is het een lang of eerder kort verhaal?
Het is een kort verhaal. 2
Zijn er veel nevenpersonages? Verklaar je antwoord.
Nee, het verhaal beperkt zich tot hoofdpersonages. 3
Weet je alles van de hoofdpersonages? Leg uit.
Nee, alleen hoe ze zich gedragen in die bepaalde situatie 4
Zijn er veel of weinig locaties? Leg uit.
Weinig: de tuin, de badkamer 5
Is de tijdsduur eerder lang of kort? Leg uit.
Kort. Hier: een namiddag 6
Krijg je een aanloop tot het verhaal? Leg uit.
Nee, het verhaal begint midden in een actie. Hier: de hond die een dood konijn voor de voeten van de ik-persoon legt.
262
Deel 5
7
Is het einde voorspelbaar? Waarom (niet)?
Nee, het is een verrassend einde. 8
Zit er spanning in het verhaal? Verklaar.
Ja, vooral omdat je op het verkeerde been wordt gezet.
Een kortverhaal is letterlijk een kort verhaal. Dit zijn de kenmerken van een kortverhaal: 1 Het begint midden in een actie. 2 Het aantal personages is beperkt. 3 De karaktertrekken van de personages zijn weinig beschreven. 4 Tijd en ruimte zijn beperkt. 5 Er is één hoofdthema. 6 Er is een verrassend einde. 7 De spanning wordt opgebouwd doordat je vaak op het verkeerde been wordt gezet.
Wat moet je kennen? Je kent de kenmerken van een kortverhaal. Je weet wat een open/gesloten einde is.
Wat moet je kunnen? Je kunt de kenmerken van een kortverhaal terugvinden. Je kunt achterhalen of het een open/ gesloten einde is.
Vraag 35 - Waarom ben je soms zo kort van stof?
263 26