[ BELEID ]
Sport en Kansarmoede Kansarmoede
Voorstellen voor een integraal sportbeleid voor kansarmen Hoe kan sport bijdragen tot de kansarmoedebestrijding en aldus tot het algemeen welzijn van de maatschappij? Hoe zou men het sportbeleid in de toekomst op zulke wijze kunnen aanpakken dat ook de kansarmen volwaardig worden bereik? Onder sport wordt hier alle sportieve bewegingsvormen van spel over recreatie tot competitie begrepen.
DEFINITIE KANSARMEN Met kansarmen of maatschappelijk kwetsbaren, bedoelt men mensen die omwille van hun sociale klasse of etniciteit, in een negatieve omgeving wonen. Hierdoor zijn hun kansen om iets te bereiken in onze maatschappij beperkt. Hun situatie wordt gekenmerkt door een achterstelling op verschillende vlakken, zoals het persoonlijke, relationele en emotionele vlak, het vlak van opleiding, tewerkstelling en wonen, het vlak van sociale omgeving, hulpverlening en gezondheid, van inkomen en tijdsbesteding .... (Laga & Vanreusel, 1990). Deze doelgroep omvat zowel autochtone als allochtone kansarme mensen. We dienen echter op
te merken dat men zeker niet alle migranten zomaar kan gelijk stellen aan autochtonen uit de lagere sociale klassen.
RECHT OP SPORT VOOR KANSARMEN “Eenieder heeft het recht sport te beoefenen” (Europees Handvest voor de Sport, art. 1).
sportdiensten in sportcentra. Dit gebeurt niet zo gemakkelijk , het vergt ondersteuning. Daarom moet het sportbeleid dus extra inspanningen leveren op verschillende terreinen”. Ook de kansarmen hebben dus recht op sport en het zijn de positieve waarden in de sport die van belang zijn.
In het ‘Strategisch plan voor sportend Vlaanderen’ van Minister Luc Martens, wordt het volgende geciteerd over kansarmoede en sport op p. 104 : “Dat kansarmen ook een doelgroep worden van het sportbeleid heeft alles te maken met de situering van de sport als onderdeel van een cultuur- en welzijnsbeleid. Het sportaanbod bereikt de kansarmen slechts met mondjesmaat. Om ze te bereiken, moet een zeer actieve politiek naar deze mensen worden gevoerd. Het sportaanbod moet aansluiten bij de leefwereld van de kansarmen en dus plaatsvinden in verkommerde buurten, de openbare pleinen enz. Maar deze mensen moeten ook kunnen meedoen aan de courante sportactiviteiten, georganiseerd door clubs of
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2000 • nr. 156
12
[ BELEID ]
VORMENDE WAARDEN VAN DE SPORT Fysieke activiteit heeft een positieve invloed op een aantal noodzakelijke levensvaardigheden; in het bijzonder in de vorm van sport(beoefening) krijgt deze een meer intensief en permanent karakter: • Sport biedt mogelijkheden tot succesbeleving, identiteitsvorming, persoonlijke ontwikkeling en zelfkennis, factoren die op hun beurt kunnen leiden tot een positief zelfbeeld, zelfaanvaarding en zelfvertrouwen. • Via sport leert men onder druk presteren, problemen en conflicten oplossen, uitdagingen aangaan, in een groep en binnen een systeem functioneren, omgaan met falen ... en leert men ethische waarden zoals fair-play. • Via sport ontwikkelt men zelfdiscipline, wilskracht, verantwoordelijkheidsgevoel en het vermogen om doelen voorop te stellen. • Via de sport leert men omgaan met afspraken, waarden, sancties, regels, gezag.... • Sport kan als uitlaatklep dienen voor opwinding, spanning en agressie. • Sport kan een zinvolle vorm van tijdsbesteding zijn voor mensen die (noodgedwongen) een overmaat van vrije tijd hebben, waardoor mogelijk de kans op negatief gedrag in die vrije tijd vermindert. • Via de deelname aan sport of bewegingsactiviteiten worden sociale contacten en sociale leerprocessen gestimuleerd. • Sport kan bovendien de gezondheid positief beïnvloeden. In het licht van deze vormende waarden wordt sport meer en meer beschouwd als een welzijnsbevorderend product
GERINGE SPORTPARTICIPATIE BIJ KANSARMEN Hoewel de intrinsieke en vormende waarden van sport zouden kunnen bijdragen tot het algemeen welzijn van ook de kansarmen, zien we dat zowel de sportparticipatie als de
sportdifferentiatie laag liggen bij deze doelgroep.
INVENTARISATIE VAN WAT ER OP HET DOMEIN ‘SPORT EN KANSARMEN’ IN VLAANDEREN BESTAAT Om enig inzicht te krijgen in de huidige sportinitiatieven voor kansarmen in Vlaanderen, werden door de themagroep alle gemeentelijke sportdiensten en een aantal “kansarmoedewerkingen” (koepels, SIFcoördinatoren) aangeschreven door de Werkgroep ‘Sport en Kansarmoede’. Uit 113 gemeenten werden antwoorden verkregen. 72% hiervan gaf aan geen specifieke acties te ondernemen voor deze doelgroep. Hierbij werden volgende redenen vermeld: er zijn weinig of geen kansarmen of migranten in de gemeente, de doelgroep neemt spontaan deel (er zijn geen drempels), alle activiteiten zijn gratis of goedkoop en er zijn plannen voor de toekomst. De overige 28% beschikt over één of meerdere initiatieven van uiteenlopende aard. In de helft van de gevallen zijn de gemeentelijke sportdiensten de initiatiefnemers, terwijl de andere helft van de activiteiten gebeurt op initiatief van het OCMW, de jeugddienst, de preventiedienst, een jeugdwerking, buurt- of opbouwwerk of een voetbalclub. Naar aanleiding van deze inventarisatie werd door leden van de themagroep een persoonlijk bezoek gebracht aan enkele interessante projecten.
VASTSTELLINGEN MET BETREKKING TOT DE HUIDIGE INITIATIEVEN Uit de inventarisatie, de persoonlijke bezoeken en de rapporten van de Koning Boudewijnstichting, kunnen een aantal bevindingen, geformuleerd worden die belangrijk kunnen zijn bij het opstellen van een concept voor het betrekken en bereiken van kansarmen in het toekomstig sportbeleid.
Beleving van de doelgroep: • er zijn een aantal drempels tot sportbeoefening in georganiseerd verband: discriminatie, te ver, te duur, te moeilijk, sociale drempels, niet vertrouwd met langdurig engagement... • men verkiest te sporten in een club, op straat of in een jeugdcentrum omwille van verschillende redenen: de mate waarin ze graag vrij zijn om te doen wat ze zelf willen, de mate waarin ze graag gevarieerde activiteiten willen doen of technieken willen leren .... • de leden van deze doelgroep zijn sterk gebonden aan de vertrouwde omgeving van hun buurt; • sommige jongeren voelen zich veiliger wanneer ze in een centrum kunnen sporten, dan op straat; • jongeren hebben meer respect voor materiaal als het door en voor hen gemaakt wordt.
Bereiken van de doelgroep: • heel wat initiatieven bereiken de beoogde doelgroep niet; • er zijn te weinig initiatieven gericht naar de Belgische kansarme jeugd en naar migrantenmeisjes; • sportinitiatieven naar volwassenen en senioren ontbreken meestal volledig; • positieve democratische maatregelen bereiken de doelgroep niet; • naschoolse begeleiding kan een belangrijke troef zijn in het bereiken van de doelgroep.
Structurele omkadering: • de grootste knelpunten zijn het ontbreken van samenwerking tussen de (potentieel) betrokken organisaties en diensten, en van (financiële) middelen; • hoe meer gestructureerd een werking of activiteit georganiseerd wordt, hoe groter de kans is op voortzetting; • lokale sportinitiatieven vormen nog geen stevig onderdeel van een lokaal beleid gericht op integratie van de verschillende bevolkingsgroepen;
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2000 • nr. 156
13
[ BELEID ]
• de verschillende bevoegde instanties zijn niet op de hoogte van mekaars taakinvulling; • de samenwerking tussen jeugddienst, integratiecentrum, sportdienst en clubs blijkt nog onvoldoende ontwikkeld te zijn; • projectverantwoordelijken zagen de meeste voordelen van samenwerking in materiële en logistieke ondersteuning; • de meeste sportinitiatieven ontstaan vanuit de sociale sector, de sportdiensten zijn meestal op andere doelgroepen gericht; • gemeenten zijn hoofdzakelijk actief in het kader van werkingen als SIF of via acties als buurtbal, namelijk als er middelen of modellen aangeboden worden; • veel gemeenten vertonen een passieve openheid t.o.v. deze doelgroep en vaak ontkennen of negeren ze de kansarmoedeproblematiek; • een impulsfinanciering brengt heel wat initiatieven op gang, maar een permanente financiële steun blijft noodzaak; • er is een groot verloop van personeel in deze sector; • de clubs zijn te sterk gericht op presteren en op deelname aan competitie;
Infrastructuur: • deze doelgroep wordt vaak verhinderd te sporten omwille van een gebrek aan (toegang tot) ruimte, sportinfrastructuur, sportmateriaal; • de gemeentelijke infrastructuur is meestal overbezet door diverse sportverenigingen of bevindt zich te ver van de kansarme buurten.
Vorming: • opleiding van maatschappelijk kwetsbare jongeren tot sportbegeleiders blijkt een dringende prioriteit (de bestaande opleiding van de VTS, de Vlaamse Trainersschool, is vrij hoog gegrepen); • gebrek aan goede begeleiders die zowel enige sporttechnische en pedagogische kwaliteiten hebben als vaardigheden om met een dergelijke doelgroep om te gaan.
Invloed van modellen: De meest verspreide aanpak bestaat uit (deelname aan de actie) “Buurtbal”, dan wel een vervolg of een variant daarop. Dit geeft aan dat het aanreiken en promoten van een model, gekoppeld aan (een beperkte) ondersteuning een grote invloed kan hebben. Het komt er evenwel op aan te zorgen voor opvolging: blijven ondersteuning en ideeën aanreiken, evenals gerichte financiële middelen. Kortom, het reguliere sportaanbod van sportclubs, -federaties en gemeentelijke sportinitiatieven bereikt de doelgroep niet of onvoldoende. Vanuit de doelgroep komen er ook geen duidelijke vragen of signalen, omdat deze te veel wordt opgeslorpt door haar dagelijkse strijd voor overleving. Ze komt niet aan sport toe omdat ze met andere prioriteiten te kampen heeft. Het gemeentelijk (sport)beleid heeft voor deze doelgroep weinig (expliciete) aandacht en geeft geen of nauwelijks impulsen en wordt hiertoe ook niet gestimuleerd vanuit de Vlaamse overheid.
VOORSTELLEN VOOR EEN INTEGRAAL SPORTBELEID VOOR KANSARMEN Wil men kansarmen bereiken dan dient men een buurtgericht sportaanbod te ontwikkelen. Vooral in de buurten, wijken, steden (Atlas van kansarme buurten in Vlaanderen en Brussel door Kesteloot) waar veel kansarmoede heerst, dient er een extra inspanning geleverd te worden om een sportaanbod te creëren dat dicht staat bij de leefwereld en behoeften van de betrokken bewoners (waarbij ook de kansarmen). Sporten op buurtniveau heeft als betrachting die groepen in de samenleving die niet bereikt worden door de georganiseerde sport, met een sportaanbod te bereiken. Bovendien moet men vertrekken vanuit een integrale aanpak. Het sportbeleid kan het best
worden overschouwd, bewaard, bewaakt en bijgestuurd door een bestuursniveau dat het dichtst bij de burger, de sporter staat, namelijk de gemeente. Op dit niveau moet de coördinatie gebeuren. Verbanden moeten op een gestructureerde wijze gelegd worden tussen de sportwereld en de doelgroep. Vooral de omstandigheden van het sporten in een niet-georganiseerd verband dienen in eerste instantie uitgewerkt te worden. Dit vereist aangepaste initiatieven en een aangepast beleid vanwege de Vlaamse overheid en vanwege de lokale overheid. Er dient een samenwerkingsverband uitgewerkt te worden tussen de verschillende lokale structuren (sportdienst, jeugddienst, integratiedienst, preventiedienst, sportclubs, scholen ...). De verschillende actoren dienen ieder vanuit hun eigen deskundigheid een deel van de verantwoordelijkheid op te nemen. Een goed uitgeruste sportdienst is in elke gemeente onmisbaar als coördinator en stimulator van alle sportinitiatieven die op lokaal vlak plaatsvinden. Deze gemeentelijke sportdienst beschikt over de sporttechnische kennis, over sportmateriaal en -infrastructuur, maar staat te ver van de doelgroep af. Daarom dient de sportdienst te zorgen voor een continue dialoog en samenwerking met actoren die deze mensen wel bereiken. De algemene coördinatie van het armoedebestrijdingsbeleid gebeurt best door de dienst Welzijn (vb. SIF-coördinator). We onderscheiden 3 belangrijke voorwaardenscheppende prioriteiten om te komen tot een integrale aanpak op het lokale niveau.
1. Aanstellen van een buurtsportpromotor Elke gemeente moet een ruime waaier van sportmogelijkheden bieden aan alle inwoners, inbegrepen de kansarmen. De aanstelling van een buurtsportcoördinator binnen de sportdienst is een middel om deze doelgroep te bereiken. Uiteraard zal dit meer aangewezen
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2000 • nr. 156
14
15
[ BELEID ]
zijn voor grotere gemeenten, met een grotere aanwezigheid van kansarmen. In eerste instantie zal deze persoon bruggen moeten slaan tussen de verschillende doelgroepen en de sportwereld. Hoofdopdracht bestaat erin vraag en aanbod dichter bij elkaar te brengen en een passend antwoord te vinden, dat het meest aansluit bij de behoeftewereld van de beoogde doelgroepen. Vanuit de positieve waarden van sport dient hij/zij aan lokale netwerkontwikkeling te werken (zie Handleiding en ideeën van buurt- en wijkontwikkeling, Koning Boudewijnstichting 1996). Dit houdt concreet in : 1. Kanaliseren van de nodige informatie: • zorgen voor doorstroming van noodzakelijke informatie van zowel de georganiseerde sportwereld als de leef- en behoeftewereld van bepaalde doelgroepen; • vanuit haar/zijn gedegen kennis rond sport, promotie voeren over het sportaanbod op lokaal vlak; • zicht krijgen op de vragen rond beweging en sport van de verschillende groeperingen. 2. Coördineren van vraag en aanbod: • samenbrengen van verschillende actoren; • uitbreiden, verbeteren, bereikbaar en toegankelijk maken van recreatie- en sportinfrastructuur in de buurt voor de verschillende doelgroepen; • optreden als regisseur tussen de doelgroepen en de sportwereld; • linken leggen naar sportclubs, buurthuizen, jeugdhuizen, straathoekwerkers, scholen, gemeentelijke diensten .... • methodische en didactische ondersteuning bieden; • activeren van middelen, mogelijkheden en deskundigheid van verschillende actoren in functie van een concreet buurtsportbeleid;
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2000 • nr. 156
• heroriënteren van de financiële reguliere middelen; • uitwerken van nieuwe werkpistes.
krachtige en niet-georganiseerde gebruikers, en zo nodig stappen zetten om drempels weg te werken.
3. Doorspelen van nieuwe evoluties naar het beleid toe: • vanuit een regelmatige evaluatie en toetsing (bereikt het sportaanbod ook werkelijk de beoogde doelgroepen), de sterke en zwakke punten proberen te onderscheiden; • van hieruit proberen het sportaanbod aan te passen en bij te sturen; • geslaagde initiatieven doorspelen naar een centraal meldingspunt, zodat van hieruit structurele aanpassingen kunnen uitgewerkt en verspreid worden..
3. Stimuleren Stimulansen geven (via reglementeringen) om publieke ruimten (pleintjes, speelplaatsen, scholen ....) open te stellen voor recreatief sporten, en ze er ook geschikt voor te maken.
De buurtsportpromotor dient als cel in de sportdienst vanuit de lokale overheid beleidsmatige en integrale voorstellen uit te werken.
1. Buurtsportpromotor: Profiel: zie 1.1. Opleiding: verder uit te bouwen functie, wat een opdracht vormt voor universiteiten, hogescholen, VTS.
2. Voorzien in en toegankelijk maken van (aangepaste) sportinfrastructuur 1. Voorzien in lichte sportinfrastructuur Men denkt hierbij aan het uitbouwen van infrastructuur voor recreatieve sportbeoefening binnen de buurt. Het gaat vooral om infrastructuur die gemakkelijk kan ingericht worden en die tegelijkertijd uitnodigt tot het recreatief beoefenen van sport in de buurt vb. Agora Space, inrichten van pleintjes, speelplaatsen, magazijnen, hangars... Het is van belang de bewoners hierbij van in het begin te betrekken, omwille van hun kennis van de buurt, als eerste stap naar betrokkenheid en gebruik, en tegelijk als bijdrage tot versterking van het buurtleven. 2. Toegankelijk maken van bestaande infrastructuur Vanuit een uitgebreide inventarisatie van de sportaccommodaties op lokaal vlak nagaan of de verschillende mogelijkheden optimaal benut worden. Tegelijkertijd evalueren of de sportaccommodaties ook toegankelijk zijn voor minder kapitaal-
3. Vorming Gezien de sport meer en meer een maatschappelijke functie krijgt, dient het vormingsaanbod ook mee te evolueren. Op verschillende niveaus zouden opleidingen, cursussen, informatie, sensibiliseringsmomenten moeten aangeboden worden.
2. Buurtsportwerkers: Profiel: Deze mensen dienen vertrouwd te zijn met zowel de specifieke problematiek van de beoogde doelgroepen als met de diverse aspecten van organisatie en begeleiding van sportactiviteiten. Een combinatie van sporttechnische en specifiek pedagogische vaardigheden is noodzakelijk. Hun taak omvat dus organiseren en begeleiden van recreatieve sportactiviteiten, maar eveneens het toeleiden naar bestaande sportclubs, samenwerken met bestaande sportclubs, scholen. Opleiding buurtsportwerker: licentiaten en regenten lichamelijke opvoeding, gediplomeerden VTS, opleidingen met extra aanvullend programma rond maatschappelijke dimensies. 3. Specifiek cursusonderdeel rond pleinanimatie en organisatie van recreatiesportactiviteiten op pleintjes Dit kan ondergebracht worden in de cursus recreatiesportleider van de VTS.
[ BELEID ]
kunnen participeren aan het maatschappelijk aanbod, dus in dit geval onvoldoende genieten van de inspanningen die door het gemeentelijk sportbeleid geleverd worden. Men dient te streven naar initiatieven met een permanent karakter. Vanuit de Vlaamse overheid dient een som geld aan de gemeenten toegewezen om werk te maken van hun sportbeleid. Dit moet op een structurele wijze vastgelegd worden. Het is wenselijk dat een vast percentage van bijvoorbeeld de SIF-gelden bestemd wordt voor een sportstimuleringsbeleid (buurtsportwerkers, voorzien in en aanpassen van lichte sportinfrastructuur in de buurt).
4. Cursussen Korte aangepaste cursussen waar laaggeschoolden, regelende-, onderhoud- en toezichtfuncties binnen de sportwereld opnemen. Het uitbouwen van dit buurtsportbeleid biedt kansen om laaggeschoolden tewerk te stellen, waarbij de kosten kunnen beperkt worden door gebruik te maken van regelingen als leerwerkplaatsen, “Smet-banen”, Plaatselijk Werkgelegenheidsagentschap, artikel 60 van de organieke wet op het OCMW enz. Er zijn hierbij kansen voor zowel jonge werklozen, die hun sportieve talenten kunnen aanwenden, als voor oudere werklozen, die als vertrouwens- en gezagsfiguur naar de buurt kunnen optreden. Opleiding dient nader uitgewerkt, met de verschillende betrokken instanties. Voor de uitwerking van dit sportbeleid dienen er enkele nieuwe accenten gelegd te worden. In een overkoepelend sportpromotieplan zou elke gemeente zijn doelstellingen in functie van de totale lokale bevolking moeten weergeven. In deze benadering moet er een vanzelfsprekende en natuurlijke aandacht groeien voor kinderen, jongeren en andere burgers die niet volwaardig
Uiteraard moet het reguliere kader ook zijn verantwoordelijkheid opnemen en een reële bijdrage leveren, vb. de buurtsportpromotorfunctie toevoegen aan een sportdienst. Het voorzien in vorming dient ontwikkeld te worden vanuit een samenwerkingsverband met de verschillende sportinstituten, het ISB, sociale hogescholen ..... Gezien deze materie nog volop in ontwikkeling is, is het belangrijk dat er regelmatig geëvalueerd wordt, en dat bovendien waardevolle ideeën en projecten kans krijgen om zich te ontwikkelen. Het voorzien in een projectenpot vanuit de Vlaamse Overheid kan een bijkomende mogelijkheid en tevens een stimulans zijn om concreet aandacht te geven aan sport in zijn maatschappelijke context. Belangrijk hierbij is wel dat men niet alleen de succesvolle ideeën verspreidt, maar ook ruimte en geld uittrekt om dit structureel vorm te geven.
GEWENSTE ROL VAN DE VERSCHILLENDE ACTOREN Vlaamse administraties van Welzijn, Cultuur en Sport • Het toewijzen van een vast percentage van de SIF-gelden aan de sportsector. Deze middelen
dienen aangewend te worden voor de aanleg en de uitbouw van lichte sportinfrastructuur in kansarme buurten, voor de financiële ondersteuning van de sportbuurtwerkers en voor de logistieke ondersteuning van structurele activiteitenprogramma’s. In ruil hiervoor dienen de gemeenten een verslag te schrijven over hun projecten op dit gebied • Het installeren van een algemene projectenpot voor experimenten voor de sector ‘Sport’ Via deze pot zou men innoverende ideeën via tijdelijke projecten kunnen uittesten alvorens ze in de regelgeving in te bouwen. • In het decreet van 5 april 1995 houdende erkenning en subsidiëring van de gemeentelijke sportdiensten, de provinciale sportdiensten en de sportdienst van de Vlaamse gemeenschapscommissie, opnemen dat projecten gericht naar kansarmen door middel van projectsubsidiëring kunnen ondersteund worden.
BLOSO • Vorming: - aanmoedigen van leden van de doelgroepen tot het volgen van de initiatiecursus recreatiesportleider; - sociale opleiding voor sportmonitoren en trainers: als onderdeel van het cursuspakket van de initiatiecursussen. • Het aansporen van de gemeenten tot het voeren van een specifiek sportbeleid voor kansarmen door een evaluatie te vragen in het jaarverslag van de gemeentelijke initiatieven voor deze doelgroep. • Het opstellen van specifieke voorstellen voor lichte sportinfrastructuur en activiteitenprogramma’s, die lokaal kunnen ingevuld worden.
Provinciale sportdiensten • Vorming: - het sporttechnisch opleiden van sociale werkers en de doelgroep zelf - sociale opleiding voor sportmonitoren en trainers.
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2000 • nr. 156
16
17
[ BELEID ]
• Het sensibiliseren van de gemeenten voor de kansarmoedeproblematiek en armoedebestrijdingsbeleid. • Het ter beschikking stellen van lesgevers, materiaal, infrastructuur en knowhow voor lokale initiatieven. • Het aansporen van de gemeenten tot het voeren van een specifiek sportbeleid voor kansarmen en tot samenwerking tussen verschillende structuren door subsidiereglementering. • Het aanbieden van modellen en activiteitenprogramma’s die door de gemeenten naar eigen wil en vermogen kunnen ingevuld worden. • Aanmoedigen van buurtbalinitiatieven door de ondersteuning van bovenlokale samenkomsten.
Gemeentelijke sportdiensten • Vorming: - het sporttechnisch opleiden van sociale werkers en de doelgroep zelf - sociale opleiding voor sportmonitoren en trainers. • Het verbeteren van de sportaccommodatie in kansarme buurten. • Het actief openstellen van bestaande accommodatie in de buurt (zoals scholen, fabriekshallen) voor deze doelgroep. • Het aanmoedigen van de clubs tot een actieve in plaats van passieve openheid en tot een meer recreatief aanbod door middelen van subsidiereglementering. • Het subsidiëren van lokale initiatieven voor maatschappelijk kwetsbare jongeren. • Het aanstellen van een sportopbouwwerker, die de contacten legt met de doelgroep en de samenwerking tussen verschillen-
de actoren (jeugd- en sportdiensten, OCMW-centra, migrantencentra, preventiediensten, scholen...) bevordert. • Het uitbouwen van lichte sportinfrastructuur in de kansarme buurten ... infrastructuur die niet veel geld kost, gemakkelijk kan ingericht worden en tegelijkertijd uitnodigt tot het recreatief beoefenen van sport in de buurt. • Dit alles mee opnemen en uitwerken in het gemeentelijke sportpromotieplan.
Sportclubs • Het actief werven van kansarmen, zowel jongeren als ouderen • Het verlagen van de drempels tot toetreding in een sportclub door o.a. het opbrengen van begrip voor de leefwereld van kansarmen, financiële tussenkomst, meer aandacht voor recreatiesport. • Het vermijden van racisme en discriminatie door het opstellen van reglementen en huishoudelijke regels.
Hoewel de sportparticipatie van maatschappelijk kwetsbaren laag is, blijkt uit onderzoek dat er slechts weinig acties ondernomen worden om de sport naar de kansarmen te brengen. De intrinsieke en vormende waarden van sport zouden nochtans kunnen bijdragen tot het algemeen welzijn van deze doelgroep. Het is dus heel belangrijk om gericht initiatieven te nemen om deze doelgroep aan te moedigen en de nodige kansen te geven om sport te beoefenen. Wil men de kansarmen bereiken, dan dient men, vanuit een integrale aanpak, een buurtgebonden sportaanbod te ontwikkelen. Lokale sportinitiatieven voor kansarmen dienen een vaste plaats te krijgen. In eerste instantie dienen de omstandigheden voor het sporten in recreatief verband uitgewerkt te worden.
Scholen • Via de lessen lichamelijke opvoeding en de schoolsportactiviteiten zouden deze jongeren optimale kansen moeten krijgen om kennis te maken met een uitgebreide waaier van sportactiviteiten. • De scholen zouden moeten open staan voor naschoolse sport, met bijzondere aandacht voor het bereiken en stimuleren van maatschappelijk achtergestelde kinderen.
Sportfederaties • Stimulansen geven voor de uitvoering van dit concept, en hun werking op dit gebied opnemen in hun beleidsplan.
Sporthogescholen en -universiteiten • Aandacht voor werken met kansarme groepen in de opleidingen. • Zorgen voor aangepaste vorming en bijscholing.
Vlaams Tijdschrift voor Sportbeheer 2000 • nr. 156
BESLUIT
De taak van de Vlaamse overheid en meer bepaald de administraties voor Welzijn, Cultuur en Sport, ligt in het scheppen van voorwaarden om een succesvol sportaanbod voor kansarmen op lokaal niveau mogelijk te maken. Deze ondersteuning kan best gebeuren door een minimaal percentage van de lokale SIF-middelen te besteden aan sport en integratie. Deze middelen kunnen gebruikt worden voor het aanstellen van een buurtsportpromotor binnen de gemeentelijke sportdienst, voor het toegankelijk maken en/of bouwen van (aangepaste) sportinfrastructuur, voor activiteiten en voor vorming. In het gemeentelijk sportpromotieplan moet aandacht geschonken worden aan dit project. Werkgroep ‘Sport en Kansarmoede’ Trefwoord(en): beleid, sportpromotie, gemeente, overheid, integratie