Voorstel integrale opleiding maatschappijleer Vakgroep maatschappijleer, HR/IvL, versie 3, datum 01-06-2015 1 Inleiding van dit voorstel De vakgroep maatschappijleer doet het voorstel om de tweedegraads lerarenopleiding maatschappijleer op een nieuwe manier inhoud te geven en te organiseren. Wij willen een opleiding beginnen waarbij één team de volledige verantwoordelijkheid krijgt de kaders van het IvL op een eigen en integrale wijze, in een volledig curriculum onder te brengen en dit uit voeren. In de rest van het stuk werken we dit voorstel als volgt uit: -
In paragraaf 2 geven we in het kort de inhoud en doelstellingen van ons voorstel.
-
Een belangrijk onderdeel van ons voorstel is het principe ‘één opleiding, één team.’ In paragraaf 3 lichten we dit toe om de rest van het stuk goed in perspectief te kunnen plaatsen.
-
De doelstellingen van het voorstel beschrijven we uitvoeriger in paragraaf 4.
-
De nieuwe opzet biedt een aantal extra mogelijkheden die verder de kwaliteit van een opleiding kunnen verhogen. Daarover gaat paragraaf 5.
-
Als het IvL dit voorstel uitvoert, dan vloeit daar een reeks van praktische kwesties uit voort, bijvoorbeeld een tijdpad, formatie en gevolgen voor het OER en bedrijfsprocessen. Dit komt in paragraaf 6 aan de orde.
-
In paragraaf 7 sluiten we dit stuk af.
-
De bijlage is een overzicht van de kaders en regelingen waarmee de opleiding te maken krijgt, waarin de beleidsruimte voor de opleiding zit en waar rekening mee gehouden moet worden bij de praktische uitvoering ervan.
2 Inhoud en algemene doelstelling voorstel De vakgroep maatschappijleer stelt voor vanaf 1 augustus 2016, te beginnen met een integrale opleiding maatschappijleer. Dit heeft twee betekenissen: -
Een opleiding waarbij alle kwalificaties integraal over alle onderwijseenheden, optellend tot 240 studiepunten, worden verdeeld.
-
Een integraal opleidingsteam dat dit gehele curriculum ontwerpt (Plan), uitvoert (Do), bewaakt (Check) en (op termijn) verbetert (Act).
Dit wijkt af van de wijze waarop opleidingen en teams thans in het IvL opgezet zijn. Op dit moment verdeelt het IvL het curriculum op voorhand in (sub)categorieën van studiepunten. Diverse teams ontwerpen binnen deze categorieën apart het curriculum en voeren dit apart uit. Door deze structuur krijgen studenten met meerdere teams te maken en gaat de praktische opleidingsorganisatie (planning, roosters) over meerdere schijven Daardoor ontstaat in de huidige praktijk: -
Inhoudelijk: a) een opleiding die niet optimaal is ingedeeld en afgestemd op de maatschappelijke wensen; en b) een curriculum dat geen optimale eenheid en samenhang vertoont.
-
Organisatorisch: het ontbreken van eenvoud en eenduidigheid, een onnodig complexe organisatie en verdeling van verantwoordelijkheden, zowel gezien vanuit de studenten, diensten, het IvL en de HR, als de buitenwereld (NVAO, alumni, scholen).
De doelstelling van het voorstel staat hier tegenover, namelijk de opleiding maatschappijleer zó op te zetten dat het curriculum meer inhoudelijke afstemming en samenhang toont, waardoor de kwaliteit van het onderwijs toeneemt en de organisatie inzichtelijker en verantwoordelijker wordt. Deze doelstelling zullen wij in paragraaf 4 verder uitwerken en toelichten.
1
Opleidingsteams in het verleden?
3 Een opleidingsteam
Bij de oprichting van de Nieuwe Lerarenopleidingen begin
In paragraaf 2 bleek dat we als vakgroep één opleidingsteam
jaren zeventig, heeft de rechtsvoorganger van de HR/IvL
nastreven. In deze paragraaf leggen we uit wat we daar onder verstaan. Een opleidingsteam is een team in het IvL dat als orga-
nieke eenheid de verantwoordelijkheid krijgt om een complete opleiding uit te voeren volgens de PDCA-cyclus. De cur-
(Zuid-West Nederland, te Delft) besloten het generieke onderwijs toe te bedelen aan een aparte afdeling. Die afdeling kreeg de naam Algemene Onderwijskunde, Taalbeheersing en Dramatische Expressie (AO/TB/DE). Later kreeg deze afdeling de naam AT&O (Advies, Training en Onderwijs), tegenwoordig Onderwijskunde en Beroepsvoorbereiding. Al
sieve onderdelen in deze omschrijving lichten we hieronder
die tijd is het generieke onderwijs voor alle tweedegraads-
toe en vergelijken dat met de huidige organisatiestructuur.
opleidingen zo apart aangeboden.
Complete opleiding. Een opleiding bestaat (zie de WHW1) uit alle onderwijseenheden die samen 240 studiepunten omvatten. In het IvL is de inrichting en uitvoering van onderwijseenheden niet ‘compleet’ aan een team, maar aan meerdere teams toebedeeld: vakgroepen, het BV-team, drama- en logopediedocenten, docenten keuzeonderwijs, stage- en SLC-
De docenten Taalbeheersing, van bovengenoemde afdeling, waren vaak docenten Nederlands. Deze docenten gaven soms onderwijs voor of maakten deel uit van twee teams: de vakgroep Nederlands en de afdeling AO/TB/DE. Daarom dat bij collega’s van de vakgroep Nederlands de herinnering leeft dat een integraal team heeft bestaan. Dit is niet geheel
overleggroepen. Deze verdeling komt in ons voorstel te ver-
correct: deze constructie kwam alleen bij Nederlands voor,
vallen. We willen de inrichting en uitvoering van alle onder-
de bovengenoemde organisatiestructuur bleef in stand en
wijseenheden in een opleidingsteam onderbrengen, volgens
het betrof alleen een deel van het generieke onderwijs.
het principe: een opleiding, een team.
Organieke eenheid. Dit team is als één organieke eenheid in de organisatie van het IvL te identificeren. Dat betekent het volgende: -
Alle docenten van de opleiding zijn als lid van dit ene team benoemd. Zij horen dus organiek, als een eenheid, bij elkaar als docenten van de lerarenopleiding maatschappijleer en krijgen een daarbij horende functieomschrijving.
-
Het team is daarom op één locatie (een werkruimte) voor alle betrokkenen te vinden.
-
Het team krijgt de beschikking over de volledige formatie voor de opleiding (waarbij formatie voor keuzeonderwijs is afgeroomd).
-
Het team, en daarmee de gehele opleiding, wordt door één persoon gecoördineerd. De huidige taak van vakgroepcoördinator gaat over in die van opleidingscoördinator.
-
Het team zal, zolang deze opzet duurt, een aparte positie hebben in het organogram van het IvL, alsmede aparte bevoegdheden moeten krijgen. De bijlage bevat een overzicht van deze bevoegdheden.
-
Dit onder toeziend oog van en in samenwerking met de onderwijsmanager en de verwante opleidingen van het cluster Mens en Maatschappij. Wij hechten eraan te melden dat het IvL en haar rechtsvoorgangers een dergelijke structuur niet eerder
kenden. Er is daarom geen kennis aanwezig over de werking van een dergelijke opzet (zie kader). Deze opzet is daarom mede bedoeld deze kennis op te doen.
PDCA. Met het integraal volgen van de PDCA-cyclus, kan het team laten zien dat het de kaders uitvoert en daarover verantwoording aflegt. Op deze wijze is het team verbonden met de gemeenschappelijke opdracht voor de tweedegraads opleidingen en functioneert niet geïsoleerd. Kern van een opleidingsteam is echter dat de PDCA-cyclus wel voor de gehele opleiding integraal kan worden opgezet, anders dan in de huidige organisatiestructuur. Zo kan ook, meer dan nu, integrale verantwoordelijkheid worden gedragen.
1
WHW Artikel 7.3, citaat: Een opleiding is een samenhangend geheel van onderwijseenheden, gericht op de
verwezenlijking van welomschreven doelstellingen op het gebied van kennis, inzicht en vaardigheden waarover degene die de opleiding voltooit, dient te beschikken.
2
4 Doelstellingen van de integrale opleiding 4.1
Inleiding
In de vakgroep leeft als sinds lange tijd de wens de lerarenopleiding maatschappijleer integraal vorm te geven. Wij zien in een dergelijke opzet namelijk veel voordelen, voordelen die in de huidige structuur nauwelijks tot hun recht komen. Zo kunnen we de gegeven doelstelling van dit voorstel (paragraaf 2) ook formuleren als het honoreren van diverse voordelen. De doelstelling van ons voorstel is een opleiding te creëren die in inhoud en organisatie -
tot een ontwerp komt van een samenhangend, integraal curriculum (zie 4.2);
-
verspreide verantwoordelijkheden bij elkaar brengt (zie 4.3);
-
kwaliteitsbewaking en verantwoording overzichtelijker maakt (zie 4.4);
-
de identificeerbaarheid van de opleiding en het team verhoogt (zie 4.5;
-
de herkenbaarheid en pedagogisch klimaat voor studenten verbetert (zie 4.6);
-
organisatiekwaliteit beter op orde krijgt (zie 4.7);
In een laatste subparagraaf (zie 4.8) sommen we enkele concrete opbrengsten van de nieuwe opleiding op, om daarna te resumeren (zie 4.9). Leeswijzer: bovenstaande doelstellingen lichten we in onderstaande subparagrafen toe. Als bovenstaand rijtje voor u afdoende duidelijk is, dan kunt u betreffende paragrafen overslaan en doorgaan naar paragraaf 5. 4.2
Samenhangend curriculumontwerp
CvB-voorzitter Ron Bormans2 maakte onlangs een terechte opmerking: het curriculum van een opleiding dient integraal te worden ontworpen. Alleen op deze wijze kan een opleiding in volle samenhang opgezet worden. Hoe sterker die samenhang, hoe hoger de kwaliteit van het onderwijs. Dit komt in ons voorstel als volgt tot stand: We beginnen integraal curriculumontwerp met afstemming van kwalificaties en kaders. Deze kaders omvatten onder andere het beroepsprofiel (waaronder de competenties en kennisbases), de kaders van de HR en het IvL. In de nieuwe opleiding maatschappijleer verdelen we deze kaders en kwalificaties op een rationele en samenhangende manier over alle onderwijseenheden en alle 240 punten. Dit in tegenstelling tot de huidige structuur, waarbij aparte teams categorieën van studiepunten (‘BV’, ‘Vak’, etc.) onafhankelijk van elkaar invullen. Dit is tevens problematisch omdat sommige generieke onderwijseenheden voor alle lerarenopleidingen tegelijk ingericht worden. Daardoor is nu in dit onderwijs weinig afstemming op de overige kwalificaties per opleiding. Met een opleidingsteam is het verdelen van kwalificaties over onderwijseenheden, het inrichten van de opleiding, geheel in één hand waardoor de kwalificatieverdeling evenwichtiger gebeurt. Het eerste gevolg van genoemde rationele afstemming, is tegelijk dat het volledige team beter bekend is met welke kwalificaties in welke onderwijseenheden terecht komen. Docenten zijn zo beter dan thans op de hoogte van de (verdeling van de) inhoud van gehele opleiding. Die kennis is niet meer over meerdere teams verdeeld. Het tweede gevolg is dat docenten goed ‘naar elkaars cursussen kunnen verwijzen’. Zij kunnen zo in eigen onderwijseenheden inspelen op wat elders in de opleiding aan kennis en vaardigheden aan bod komt. Onderwijseenheden vloeien in elkaar over. Thans komt dit verwijzen en inspelen tot stand doordat afzonderlijke teams (vakgroep maatschappijleer en BV-team) elkaar op de hoogte brengen van (verdeling van) inhouden. Of vaker nog: zij zijn alleen binnen het ‘eigen’ team van elkaars inhouden op de hoogte zijn. In de nieuwe structuur zal voor alle betrokkenen, door het verwijzen, beter duidelijk worden wat de samenhang is in de opleiding is en hoe de opleiding is opgebouwd.
2
Dinsdag 20-01-2015, 16:00 uur, P01.013.
3
Het derde gevolg is dat het team (te sterke) overlap tussen onderwijseenheden goed kan voorkomen. In het curriculum maatschappijleer is overlap (door het bestaande curriculumontwerp) in de huidige opleiding het geval, bijvoorbeeld op het gebied van onderzoek, ethische vraagstukken, socialisatievraagstukken, multiculturele samenleving. Het vierde gevolg is dat volledige integratie van vakmanschap en meesterschap plaatsvindt. In de huidige tweedegraads opleidingen is telkens de vraag is of onderwijseenheden tot het ‘vakmanschap’ of ‘meesterschap’ gerekend worden. In ons voorstel is dat niet meer aan de orde: alle onderwijseenheden doen beide. Het ontbreken van deze integratie, de dualiteit tussen deze onderdelen in de opleiding, is in studentoverleg, audits en visitaties telkens als een knelpunt naar voren gebracht. Dit alles leidt in de nieuwe opleiding tot een sterke onderwijskundige vervlechting van inhouden. De studenten gaan daardoor meer dan nu ervaren dat: -
het leren aanhoudend plaatsvindt vanuit een gemeenschappelijk aangereikte reeks kwalificaties;
-
waardoor bij hen meer synthese van cognities en vaardigheden optreedt;
-
daardoor de toepassing (in de schoolpraktijk, in een andere context) van kwalificaties beter lukt;
-
kwalificaties op langere termijn bruikbaar blijven (levenslang leren);
-
zij in staat zijn kwalificaties te gebruiken om van daaruit nieuwe ideeën te ontwikkelen.
Daarmee draagt het integraal curriculumontwerp bij aan deep learning en verbetert de kwaliteit van het onderwijs. 4.3
Bij elkaar brengen verantwoordelijkheden
Een voordeel van een opleidingsteam is dat verantwoordelijkheden voor de inhoud en opzet van de opleiding niet meer versnipperd zijn over diverse gremia, maar bij een team liggen. Illustratief is hoe op dit moment verantwoordelijkheden zijn verdeeld. In onderstaande tabel staan de gedelegeerde3 verantwoordelijkheden voor het (binnen de kaders van het IvL en de HR) inhoud geven aan, inrichten en vormgeven, uitvoeren van diverse onderwijseenheden, volgens het PDCA-principe. Overigens, deze verantwoordelijkheidsverdeling is in de huidige situatie lang niet altijd helder…
3
In alle gevallen is uiteraard de directeur verantwoordelijk.
4
Tabel 1: PDCA-verantwoordelijkheden bij één tweedegraads opleiding, huidige situatie PDCA-beleidscyclus
Huidige gedelegeerde verantwoordelijkheid
P: vertalen maatschappelijke eisen in curriculum opleiding (curriculumontwerp)
Vakgroep maatschappijleer, BV-team, logopedisten, drama-docenten, ICT-docenten (afgekort: LDI), stage-/SLC-overleg jaar 1, stage-/SLC-overleg jaar 2, stage-/SLCoverleg jaar 3, stage-/SLCoverleg jaar 4. Curriculumcommissie, BV-team, leidinggevende(n)4 LDI, vakgroep Diverse gremia en overlegorganen.
P: inrichten Examenprogramma opleiding P: bepalen nader beleid (taalbeleid, peercoaching, diversiteitsbeleid, etc.) P: inrichten en plannen studiejaar opleiding (combisheets)
P: inroosteren onderwijsperiode P: leveren opleidingsinformatie (studiegids, cursusbeschrijvingen, opleidingsprofiel, wervingsinformatie, dekkingsmatrijs, HINT, Osiris, etc.) D: uitvoeren curriculum D: integraal overleg over: toetsbesprekingen, afstemming, studentzaken, evaluaties en kwaliteit, collegiale consultatie, bespreken kaders, bespreken opleidingsbeleidsplan, etc. C: evaluaties A: bijstelling
Curriculumcommissie, BV-team/leidinggevende voor BV, diverse leidinggevenden voor LDI, leidinggevende voor SLC, vakgroep, regiomanagers/MT (m.b.t. stageperioden) leidinggevende voor BV, leidinggevende voor LDI, leidinggevende voor stages, vakgroep BV-team, vakgroepen, leidinggevende LDI, leidinggevende stages, SLC-/stage-overleg jaar 1, SLC-/stage-overleg jaar 2, SLC/stage-overleg jaar 3, SLC-/stage-overleg jaar 4. BV-team, vakgroepen, LDI, SLC-ers anders dan vakgroep, stagebegeleiders anders dan vakgroep Toetscommissie m.b.t. toetsen, collegiale consultatie in diverse aparte groepen, overig: ontbreekt Alle bovengenoemde gremia Zelfde gremia als in de Plan-fase
In ons voorstel zouden al deze gedelegeerde verantwoordelijkheden maar bij één team terecht komen. De tabel ziet er dan als volgt uit:
Tabel 2: PDCA-verantwoordelijkheden bij één tweedegraads opleiding, opleidingsteam PDCA-beleidscyclus
Toekomstige gedelegeerde verantwoordelijkheid
P: vertalen maatschappelijke eisen in curriculum opleiding (curriculumontwerp) P: inrichten Examenprogramma opleiding P: bepalen nader beleid (taalbeleid, peercoaching, diversiteitsbeleid, etc.) P: inrichten en plannen studiejaar opleiding (combisheets) P: inroosteren onderwijsperiode P: leveren opleidingsinformatie (studiegids, cursusbeschrijvingen, opleidingsprofiel, wervingsinformatie, dekkingsmatrijs, HINT, Osiris, etc.) D: uitvoeren curriculum D: integraal overleg over: toetsbesprekingen, afstemming, studentzaken, evaluaties en kwaliteit, collegiale consultatie, bespreken kaders, bespreken opleidingsbeleidsplan, etc. C: evaluaties A: bijstelling
4.4
Opleidingsteam
Kwaliteit en verantwoording
Kwaliteitsbewaking en (papieren) verantwoording (opleidingsprofiel, jaarplannen) zijn thans een probleem. Die moeten betrekking hebben op de opleiding als geheel en daarom een duidelijke samenhang en eenheid 4
Met ‘leidinggevenden’ verwijzen we hier naar MT-leden, in de meeste gevallen onderwijsmanagers, soms
de (plaatsvervangend) directeur, soms naar een verantwoordelijk persoon binnen een bepaald team. Het is niet in elk geval duidelijk hoe deze verdeling thans in elkaar zit.
5
vormen. Maar kwaliteitsbewaking en verantwoording liggen nu bij die afzonderlijke teams, zoals uit tabel 1 bleek. Daardoor is eenheid lastig is te realiseren. Omgekeerd is het lastig nu één team op kwaliteit aan te spreken. Met een opleidingsteam kunnen echter alle kwaliteitskwesties, van studentevaluaties tot accreditaties, van jaarplannen tot cursushandleidingen, in die ene organieke eenheid, integraal aan bod komen. 4.5
Teameenheid, communicatie en beeldvorming
In de huidige situatie oogt de opleidingsorganisatie zowel intern (aan studenten, binnen teams) als extern (management, open dagen, audits, werkveld, alumni) als een versplinterd geheel. De verspreiding van verantwoordelijkheden, de rol van diverse teams, de overlap tussen onderwijseenheden, verhinderen eenheid. Met een opleidingsteam is eenheid beter te bereiken. Dat betekent dat alle docenten van het team, anders dan in de huidige situatie, met de opleiding te identificeren zijn, de opleiding als geheel representeren, daar namens spreken, daarover informatie en voorlichting kunnen geven, een helder beeld kunnen neerzetten, aanspreekbaar zijn. We willen het tegenovergestelde van wat de collega’s aardrijkskunde overkwam (zie kader). 4.6
Betrokkenheid bij studenten
In de huidige structuur liggen studentaangelegenheden vooral bij de vakgroepen. Het gaat dan om zaken Docenten aardrijkskunde Op een dag was de volledige vakgroep aardrijkskunde aan-
als studentbesprekingen, SLC, BSA-adviezen, studiekeuzechecks, studentpanels, diploma-uitreikingen, intake, voorlichting over de opleiding, alumni, etc. De vakgroep
wezig in de kamer. Een BV-collega, die aan aardrijkskunde-
maatschappijleer heeft de veelvuldige ervaring dat an-
studenten lesgaf, kwam binnen en vroeg: ‘Zitten hier docen-
dere teams dan de vakgroep die de opleiding invullen, dit
ten van de opleiding aardrijkskunde?’
vanzelfsprekend vinden. Zij spreken van ‘jullie studenten’,
De anekdote maakt veel duidelijk over de huidige organisa-
of ‘de studenten maatschappijleer’ en niet van ‘onze stu-
tiestructuur. Ten eerste ziet betreffende collega’s zich helemaal niet als docent van de opleiding aardrijkskunde, terwijl hij dat, door zijn lessen, wel is. Hij identificeert zich niet met de opleiding. Ook opmerkelijk is dat hij zijn collega’s in dezen (de vakgroep) niet eens kent. Laat staan dat hij in samenhang met deze collega’s de opleiding kan vormgeven of ver-
denten’. Studenten geven aan dat zij met collega’s buiten de vakgroep nauwelijks een band opbouwen. Deze collega’s geven eenmaal een cursus en studenten komen hen daarna niet meer tegen. Sommige van deze collega’s beamen dit overigens zelf. Bij één opleidingsteam zijn alle docenten van het team
tegenwoordigen.
even sterk betrokken bij genoemde punten. Voor studenten zijn alle docenten even aanspreekbaar, gekend en herkenbaar, localiseerbaar in een werkruimte. Het team dat over de opleiding gaat, gaat ook over de vorderingen van studenten in die opleiding. Dit samen zorg voor een pedagogisch klimaat dat waarden uitstraalt als betrouwbaarheid, aanspreekbaarheid, identificatie, herkenbaarheid, voorspelbaarheid, eenvoud, redelijkheid, persoonlijke benadering, klantvriendelijkheid. 4.7
Praktische organisatiekwaliteit
Een opleidingsteam kan, meer dan nu, praktische stappen nemen die de organisatorische kwaliteit verhogen. 1. Roostering en planning studiejaar. In de huidige structuur moeten eerst alle generieke onderdelen gepland en geroosterd worden. Dit is niet in de hand van één persoon (zie tabel 1), wat op zichzelf complicerend werkt. Stagedagen staan ook vast. Het vakonderwijs moet liefst aansluiten op het generieke onderwijs, ook in deeltijd. De vak-vakgroepen vullen daarna de roostergaten op, die dan al beperkt in aantal zijn. Dat wringt helemaal als de beschikbaarheid van docenten hier niet op aansluit. Roostering is zo een complexe en langdurige kwestie, met kansen op fouten of ongunstige roosters. Plannen en roosteren is erg
6
inflexibel. Het gevolg is soms onevenwichtigheid in de onderwijsperioden en suboptimale afstemming van onderwijseenheden. In het geval van een opleidingsteam vindt de planning en roostering plaats voor alle onderwijseenheden en personen tegelijk. Dit helpt genoemde problemen voorkomen: -
afstemming en logische volgorde van de onderwijseenheden komt integraal tot stand;
-
verdeling van studielast is integraal en daarmee evenwichtiger;
-
er kan integraal rekening worden gehouden met inzetbaarheid van alle docenten;
-
er kan veel sneller en eerder een rooster worden gemaakt, want er is maar een persoon (opleidingscoördinator) waarmee de roosterdienst dat doet.
Dit alles bevordert overzicht en betrouwbaarheid van de opleiding. 2. Toets- en werkvormen. De verdeling van toets- en werkvormen is idealiter dusdanig dat studenten een effectieve afwisseling ervaren, dat geen cumulatie van toets- en werkvormen, niet teveel herhaling en overlap plaatsvindt. Wanneer het curriculum integraal ingericht en gepland wordt, zal de mogelijkheid tot afstemming daarin aanmerkelijk groter zijn. 3. Aanbieding studiemateriaal. Op dit moment zijn er verschillen in de wijze waarop studenten van een opleiding geïnformeerd worden over het studiemateriaal, of de wijze waarop dat materiaal aangeboden wordt. We hebben het over boekenlijsten, aanvullend cursusmateriaal, studie-informatie, cursusbeschrijvingen, jaarplanningen. Weliswaar zorgen N@tschool en Osiris voor een zekere harmonisering daarin, maar dan nog zijn verschillen in stijl, toon en praktisch gebruik relatief groot. Dit zorgt voor onrust en onduidelijkheid. In een opleidingsteam kunnen ook hierover integrale afspraken komen. 4. Overig beleid. In het IvL is het streven zaken als taalbeleid, grootstedelijk beleid, studeren met een beperking, peercoaching, integraal aan te pakken. Door de huidige structuur is dat nauwelijks mogelijk. In een opleidingsteam kunnen we dergelijk beleid integraal in maatregelen omzetten. 5. Uitvoerbaarheid deeltijdopleiding. Deels is de uitvoering van de deeltijd relatief kostbaar door de rooster- en planningsproblematiek (zie punt 1). Dit kan door een integrale aanpak efficiënter. In een opleidingsteam kunnen daar bovenop betere afspraken worden gemaakt over zelfstudiepakketten, inzet van digitale middelen en het alternerend aanbieden van specifiek onderwijseenheden. Daardoor kan de deeltijdopleiding goedkoper. 4.8
Overige opbrengsten
Het realiseren van bovenstaande doelstellingen zou een mooie opbrengst van deze opleiding zijn. Dat vertaalt zich daarnaast nog in de volgende resultaten: -
Een opleiding die helder en eenvoudig aantoont hoe het alle kwalificaties op niveau aanbrengt.
-
Een hoge studenttevredenheid in de NSE, waarbij de kwalitatieve opmerkingen, anders dan nu, niet meer over de scheidslijn vakmanschap en meesterschap gaan.
-
Een groot gevoel van identificatie, veiligheid en herkenbaarheid van en bij de opleiding door studenten.
-
Een opleiding die eenvoudig en efficiënt georganiseerd is, mede merkbaar in de bedrijfsvoering.
Samengevat zijn de opbrengsten van deze nieuwe opleiding zo: hoge kwaliteit, simpel opgezet. 4.9
Tot slot: voordelen en nadelen (?)
In het IvL zijn goede redenen geweest om de structuur te kiezen die vanaf de jaren zeventig bestaat. Een inhoudelijke reden was dat het apart en centraal aanbieden van generiek onderwijs, voor alle opleidingen hetzelfde, ertoe kan leiden dat deze kern van lerarenopleidingen een gelijkwaardig niveau kent. In een speciaal team kan de kwaliteit daarvan bewaakt blijven. Echter, de kwaliteit van dit onderwijs is gegarandeerd door het juist vertalen van kwalificaties in onderwijseenheden en door goede docenten. Dan heeft vervolgens het lidmaatschap van en het opereren vanuit één opleiding de voordelen als boven beschreven. Om de
7
kwaliteit van docenten op een deelterreinen te onderhouden, ook op generiek niveau, zouden docenten, naast lidmaatschap van het opleidingsteam, ook lid van communities of practice kunnen zijn. In deze communities kan specifieke kennis worden gedeeld een meegenomen worden naar de opleiding. Een tweede reden was dat het generieke onderwijs in groepen gecombineerd kunnen worden, met efficiëntere onderwijsinspanning. Dit is overigens vooral op de periode tot 1991 van toepassing, toen de tweedegraads opleidingen nog twee vakken kenden. Maar ook in de huidige situatie kan een dergelijke efficiëntie opgaan. Ons voorstel leidt echter tot grotere eenvoud, waarmee het verlies van dit efficiëntievoordeel gecompenseerd kan worden. 5 Extra mogelijkheden Bovenstaande geeft ruimte aan eventuele aanvullende maatregelen die verder interessant kunnen zijn voor inhoud en vormgeving van het curriculum maatschappijleer. Een paar voorbeelden (geen uitputtende lijst): 5.1
Indeling van het jaar
In deze opzet zou het volgende mogelijk zijn: -
Afschaffing toetsweken. De docenten organiseren hun eigen toetsmomenten binnen dit rooster. Daarmee is de gehele bureaucratie rondom inschrijvingen, inleveren van toetsen bij Bedrijfsbureau, etc. niet meer nodig. Ook kan het apart roosteren van toetsweken worden afgeschaft.
-
Bij de vakgroep maatschappijleer leeft de gedachte hertoetsen te verminderen. Met deze jaarindeling kunnen studenten op een paar beperkte momenten in het jaar, met een beperkter aantal hertoetsen meedoen.
-
Een integrale planning kan ertoe leiden dat het rooster voor het gehele jaar komt vast te staan. Zo zijn stagedagen automatisch afhankelijk van dit rooster, in plaats van andersom (zoals nu het geval).
-
De minoren staan thans in de eerste twee onderwijsperioden gepland. Als dit zo blijft, zouden we ervoor kunnen kiezen deze perioden onderdeel van jaar 3 te maken, niet van jaar 4. Dit is reeds praktijk in sommige opleidingen van de HR.
5.2
Stages
De vakgroep heeft een plan gemaakt op de stages op een eenvoudiger manier te organiseren. Als de nieuwe opleiding uitgevoerd wordt, kunnen we deze plannen ten uitvoer brengen. In de kern: -
Er komt één stageinstructie die studenten aan het begin van de opleiding krijgen.
-
Er komt een rubric waarmee alle eindkwalificaties van de opleiding in de stage gemeten kunnen worden. Hierin zijn, anders dan nu, ook vakinhoudelijke kwalificaties opgenomen.
-
Gedurende de diverse stages werkt de student aan een steeds hogere score op de rubric, deze activiteit is als het ware de enige leerwerktaak.
-
Als in de eindstage de score op deze rubric hoog genoeg is, is de student startbekwaam.
-
De student maakt een eenvoudig en klein dossier dat zijn (tussentijdse) scores op de rubric ondersteunt.
5.3
Omvang en versnippering onderwijseenheden
De beschreven aanpak past goed bij het aanbieden van grotere onderwijseenheden. Bijvoorbeeld: stage jaar 3 is dan één onderdeel waarvan de punten in een keer worden uitgekeerd als de student voldoet (in plaats van vier afzonderlijke onderdelen). Dit leidt tot een minder versnipperd curriculum, minder onderwijseenheden, eenvoudigere overzichten en coderingen in Osiris, minder toetsmomenten, overzichtelijkere en daarmee ‘uitlegbaardere’ curricula.
8
5.4
Efficiëntere opzet van de opleiding
Veel van de genoemde voorstellen hebben als neveneffect een grotere efficiëntie. Dit kan ertoe leiden dat in de nieuwe structuur mee tijd vrijkomt voor bijvoorbeeld collegiale consultatie of stagebegeleiding. De vakgroep wil met deze opzet meteen beginnen met een pilot: het een andere manier benaderen van taakbelasting van docenten. Een eenvoudiger vorm van een PTD is mogelijk en de vakgroep biedt aan hiervoor een voorstel te maken 6 Praktische zaken 6.1
Kaders en beleidsruimte
Zoals we aangaven willen we in het opleidingsteam straks zelfstandig de kaders voor de lerarenopleiding maatschappijleer in onderwijs kunnen omzetten. Daartoe is beleidsruimte nodig én moet duidelijk zijn aan welke kaders de opleiding is gebonden. In de bijlage van dit stuk (zie bladzijde 11), worden deze kaders en de daarbinnen vallende ruimte op rij gezet. 6.2
Bijzonderheden en regelingen
In de bijlage (zie bladzijde 11) zijn de meeste bijzonderheden en regelingen nader uitgewerkt. Hier beperken we ons dat enige aanvullende opmerkingen. De onderwijsmanager is uiteindelijk verantwoordelijk voor het team. Hij zal dan ook bij voortduring input aan het team leveren of kijken of het team de kaders goed uitvoert. Hij heeft ook een belangrijke stem in de teamsamenstelling en –kwaliteit. Voor de huisvesting is deze nieuwe opleiding van belang. Als er sprake is van een integraal team, dan is het belangrijk dat dit team op een plek terug te vinden is en daar samen kan werken. 6.3
Tijdpad
Dit voorstel is erop gericht met ingang van schooljaar 2016-2017 met de nieuwe opleiding en bijbehorend team aan te vangen. Voor die tijd moet het nodige aan voorbereiding worden gedaan. Dit staat in onderstaand tijdpad:
Tabel 3: tijdpad opzet nieuwe opleiding maatschappijleer Stap
Tijdstip
Aanvang nieuwe opleiding maatschappijleer voor cohort 2016 Interne voorlichting over nieuwe en teamopzet opleiding maatschappijleer Aanpassing regelgeving t.b.v. nieuwe opleiding maatschappijleer Planning studiejaar nieuwe opleiding maatschappijleer Curriculum, Examenprogramma nieuwe opleiding maatschappijleer bepalen door team Op orde brengen opleidingsteam maatschappijleer (interne werving) Interne en externe voorlichting over nieuwe en teamopzet opleiding maatschappijleer, schrijven nieuw Opleidingsprofiel Accreditatie opleiding huidige vorm Besluit directie opleidingsteam maatschappijleer, conform voorstel
1 augustus 2016 voorjaar 2016 voorjaar 2016 januari/februari 2016 december 2015
6.4
november 2015 november 2015 oktober 2015 voorjaar 2015
Duur
We stellen voor alle afspraken in dit voorstel zeker voor zes jaar vast te leggen. Dit om de volgende reden. Een opleiding omvat vier studiejaren. Ongetwijfeld zullen er in de eerste jaren zaken misgaan. Dergelijke fouten kunnen dan in de eerste twee studiejaren aangepakt worden. Pas dan kan de nieuwe opleiding op volle toeren draaien: dus vanaf schooljaar 2018/2019. De studenten die dan met opleiding beginnen, moeten
9
de opleiding nog kunnen vervolledigen. Bovendien is op dat moment, naar het zich nu laat aanzien, een nieuwe accreditatie aan de orde. Het team kan dan door externen op zijn merites worden beoordeeld. 6.5
Formatie, budget, huidige vakgroep en BV-vakgroep
Op dit moment voert de vakgroep maatschappijleer met 5,1 fte 140 studiepunten uit. Dit doorrekenend, kom je op 7,2 fte voor de (major van de) opleiding. De vakgroep vermoedt dat de nieuwe opleiding, door de behaalde efficiëntie, zeker met deze fte uitgevoerd kan worden. Bij het schrijven van dit stuk zijn wij niet op de hoogte welke budgetten, anders dan formatie, er nog voor de opleiding zijn. Aannemelijk is wel dat deze budgetten nu over meerdere teams worden verspreid. In de nieuwe structuur zullen alle voor de opleiding beschikbare budgetten voor de opleiding, integraal voor het team beschikbaar komen. De onderwijsmanager bewaakt deze budgetten en is tekenbevoegd. Een groot deel van een eventueel integraal curriculum past binnen de deskundigheid van de huidige vakgroep. Meerdere docenten in de huidige vakgroep zijn methodologisch geschoold, er zijn docenten met een (universitaire) achtergrond voor informatica. Een docent is onderwijskundige, een tweede docent onderwijssocioloog en derde docent studeert binnenkort af als onderwijspsycholoog. Toch zal, bij uitbreiding tot een opleidingsteam, juist op het generieke vlak aanvullende formatie nodig zijn. We zullen daarom uit de huidige vakgroep BV collega’s moeten werven die het opleidingsteam willen vervolledigen. Voor het gehele team zal scholing voor en inlezen in nieuwe onderwijseenheden nodig zijn. 7 Tot slot Wij geloven sterk in de voordelen die integrale verantwoordelijkheid oplevert. Al is het maar dat het praktische verloop van de opleiding, in de vorm van planning en roostering, een stuk eenvoudiger kan. Maar het grootste belang is natuurlijk dat er voor studenten een duidelijk en goed afgestemd curriculum tot stand komt, dat op niveau is en goed op de beroepspraktijk is afgestemd. Deze voorstellen zijn daarop vooral gericht. Wij hopen dan ook dat wij de gelegenheid krijgen deze uit te voeren.
10
8 Bijlage: kaders voor en ruimte van het opleidingsteam 8.1
Uitgangspunten
Als algemeen uitgangspunt kan het team functioneren op de volgende wijze: 1. Het opleidingsteam maatschappijleer realiseert de doelen en kaders afkomstig uit de maatschappelijke omgeving, de HR en het IvL, maar krijgt de vrijheid zelf beleid daarvoor te bedenken en uit te voeren. 2. Het team maakt standaard gebruik van alle bedrijfsprocessen en –systemen die de HR en het IvL kent. 3. Het opleidingsteam legt van bovenstaande verantwoording af. 4. In alle gevallen dat concrete uitwerking van deze uitgangspunten tot een verschil van inzicht leidt tussen het team en andere gremia van de opleiding, beslist de directie. 8.2
Hogeschoolkaders
We kijken eerst naar de HR-kaders, omdat deze bepalend zijn voor studiepuntenverdelingen in major- en minoronderwijs. Bovendien bepalen deze kaders studiepunten voor studieloopbaancoaching en keuzeonderwijs.
Tabel 4: Overzicht hogeschoolkaders voor en uitvoering door het opleidingsteam Kaders HR
Beleidsruimte in de opleiding
Minoren
1. Minoren in curriculum voor 30 EC’s. 2. Minoren (zolang dit op HR-niveau niet verandert) gepland in periode 1 en 2. 3. Studenten kiezen minoren conform de regels van het OER. 4. Minoren opgenomen in het derde studiejaar.
Keuzeonderwijs
ROM Studieloopbaancoaching 8.3
Opmerkingen. Minoren zijn zo een integraal onderdeel van de opleiding, en hoeven in de programmering van een studiejaar niet van plaats te veranderen. Wel volgen de studenten deze minoren gezien vanuit hun derde in plaats vanuit hun vierde studiejaar. Hiervoor moet wellicht toestemming van het CvB gevraagd worden, conform andere opleidingen van de HR waarvoor dit reeds gebeurd is. Team voert de HR-kaders uit, met twee vrijheden: 1. Aantal EC’s keuzeonderwijs per studiejaar iets variabel (bijvoorbeeld 4-8, in jaar 1 en 2, ook keuzepunten in jaar 3 en 4?), afhankelijk van de planning rest studiejaar. 2. Aanbod van eigen keuzeonderwijs van de opleiding, ook in de vorm van zelfstudiepakketten. Dit voor deficiëntieonderwijs, creatieve ideeën en maatschappelijke activiteiten van studenten of voor deeltijdstudenten. Team voert HR-kader uit, met een vrijheid: de puntenverdeling aan de drie ROM-categorieën volgt niet noodzakelijk de precieze voorgeschreven hoeveelheid. Team voert de kaders HR en IvL uit, inhoud van SLC door team zelf in te vullen.
Inrichting curriculum
Voor de inrichting van het curriculum zijn eerder afspraken dan kaders van toepassing. Uit de tabel blijkt dat het toch van belang is hier de ruimte voor beleidsuitvoering in de nieuwe opleiding van te bepalen. Vanzelfsprekend vertaalt het team de landelijke eisen in een curriculum, als eerder in paragraaf 8.1 toegelicht. Nogmaals: dat curriculum en de daarbij horende puntenverdeling kan een heel andere worden dan dat van andere opleidingen.
11
Tabel 5: Curriculuminrichting door het opleidingsteam Afspraken
Beleidsruimte in de opleiding
Stages
1. De hoeveelheid stage is ongeveer 20% van de totale opleiding, afhankelijk van de inrichting van de studiejaren (zie hieronder). 2. De opleiding bepaalt zelfstandig de studiepuntenhoeveelheid stage per leerjaar, met als uitganspunt dat deze hoeveelheid gedurende de studiejaren telkens toeneemt. 3, De opleiding bepaalt zelfstandig het stagemodel per studiejaar (blokmodel, lintmodel of een combinatie daarvan), in aanmerking genomen dat een van de grotere stageperioden (studiejaar 3 of 4) zeker eenmaal een lintmodel kent. Dit om afwisseling in modellen te bevorderen en te ontmoedigen dat studenten door werkzaamheden de studie verwaarlozen. 1. De opleiding kent deze opleidingsvariant, waarbij het verschil met de reguliere variant tweeledig is: studenten hebben een contract op scholen en krijgen 40% van de totale opleiding in de vorm van activiteiten op school. 2. De opleiding maakt en toetst zelf de stage-leerwerktaken die OidS-studenten moeten doen als vervanging voor begeleid onderwijs in de opleiding. Studenten van de opleiding hebben de mogelijkheid bij deze opleidingsvariant aan te sluiten. 1. Gebruik van het Taalcentrum, zoals in het IvL. 2. Het taalbeleid van de vakgroep (onder andere door het gebruik van schrijfnormen in een taalboekje) kan voor alle onderwijseenheden gaan gelden. Dit kan de taaltoets vervangen. 3. Diversiteitsbeleid als in het IvL. Het opleidingsteam bepaalt zelfstandig de verdeling van de onderwijseenheden over de studiejaren, waarbij elk studiejaar 60 EC’s kent en het eerste jaar voldoet aan de eisen voor een propedeuse (oriëntatiejaar, selectiejaar, e.d.). 1. Het examenprogramma en de toetsing voor voltijd en deeltijd zijn identiek. 2. De opleiding kijkt in samenspraak met de onderwijsmanager naar mogelijkheden om zowel de didactiek als in organisatie de deeltijdopleiding efficiënter in te vullen, waarbij de manager de vrijheid heeft toestemming te geven voor bijvoorbeeld zelfstudiepakketten of alternerende programma’s.
OidS
Honoursprogramma Taal- en diversiteitsbeleid
Inrichting studiejaren
Deeltijd
8.4
Curriculumplanning
De curricula van het IvL volgen thans strak het zogenaamde tienwekenmodel, met aparte toetsweken. In dit voorstel zien we de mogelijkheid de planning voor een compleet studiejaar te maken, zonder dat dat HR- of IvL-planningen in de weg zit.
Tabel 6: Curriculumplanning door het opleidingsteam Proces
Beleidsruimte in de opleiding
Inrichting studiejaar
1. Het studiejaar maatschappijleer begint aansluitend met andere opleidingen, d.w.z. met de introductieweek en eerste lesweek. 2. Uit de jaarplanning van het IvL worden kernbijeenkomsten overgenomen in de jaarplanning van de opleiding. Dit zijn bijvoorbeeld studiedagen en diploma-uitreikingen. 3. In de roostering van de opleiding wordt voor het gehele jaar de momenten voor keuzeonderwijs opgenomen. 4. Voor het overige plannen we alle onderwijseenheden (ook stages) voor het gehele studiejaar hier ‘omheen’, afhankelijk van de beschikbaarheden van docenten. Dit kan een afwijkende planning opleveren t.o.v. de andere IvL-opleidingen. 5. Dit leidt tot een rooster voor het gehele studiejaar waarbij, rekening houdend met bovenstaande punten, alle onderwijseenheden staan gepland, ook stagedagen en –dagdelen. 6. Overleg vindt plaats in de resterende tijd. Er zijn geen aparte toetsroosters, docenten organiseren binnen bovenstaande kaders hun eigen toetsing.
Toetsroosters
12
Roostering
8.5
De opleidingscoördinator roostert samen met de roosterdienst alle onderwijseenheden van de opleiding. Stages
Een aantal details voor de stages verdienen aparte aandacht, voor zover nog niet besproken hierboven.
Tabel 7: Stages in de nieuwe opleiding maatschappijleer Stageonderdelen
Beleidsruimte in de opleiding
Stagehoeveelheid Stagemodel Stageinstructie Beoordeling
Zie paragraaf 8.3 Zie paragraaf 8.3 De opleiding maakt dit zelf (afwijkend van de rest van het IvL) De opleiding maakt dit zelf (afwijkend van de rest van het IvL) Opmerkingen. Met deze beleidsruimte maakt de opleiding geen verder gebruik meer van de procedures via het assessmentcentrum of van assessments, terwijl tegelijk de toetsing extern gelegitimeerd is en geborgd is (zie Tabel 8).
8.6
Toetsing en borging, accreditatie
Met toetsing en borging moet de opleiding aantonen dat de eindkwalificaties op een gewenste wijze in het curriculum aan de orde komen. Hiervoor zijn diverse kaders die nieuwe opleiding maatschappijleer zelf vorm kan geven. We bespreken hier de kaders voor zover nog niet aan de orde geweest. Het gaat daarbij om de accreditatiewaardigheid van de opleiding en de kwaliteitsbewaking volgens het PDCA-principe.
Tabel 8: Toetsing, borging, accreditatie Kaders
Beleidsruimte in de opleiding
Afstuderen
De opleiding bepaalt dit zelf. Te denken valt aan een ‘theoretische’ vorm (een scriptie, onderzoek) en een ‘praktische’ (de beoordeling van de laatste stage). De opleiding bepaalt zelf een regel voor de hoeveelheid herkansingen die een student per studiejaar mag maken (bijvoorbeeld: maximaal een hertoets per periode). Het vierogenprincipe passen we toe op: 1. Bovengenoemde afstudeeronderdelen. 2. Het ontwikkelen, bespreken en bijstellen van overige toetsen. Dit laatste onder toezicht van de Toetscommissie. De opleiding schrijft deze stukken, waarbij het streven is profiel en plan in één stuk op te laten gaan en ook in een meer database-achtige structuur op te nemen. Het laatste is bedoeld om onderhoud te vereenvoudigen. PDCA vindt plaats in en door systemen die deels reeds in IvL bestaan (bijvoorbeeld de opleidingscommissie, of cursusevaluaties) en deels nu reeds extra door de huidige vakgroep toegepast worden:
Hertoetsen Vier ogen, Toetscommissie
Opleidingsprofiel en -plan
Kwaliteitsmeting
Kenniscentrum Accreditatie
-
kwantitatieve module-evaluaties aan einde onderwijseenheid door docenten;
-
kwalitatieve module-evaluaties (na een onderwijseenheid, in studentpanels);
-
onderhoud van en overleg met netwerk maatschappijleer (werkveld en alumni);
- exitgesprekken met studenten. De opleiding houdt geregeld overleg met het Kenniscentrum op curriculum- en kwaliteitskwesties te bespreken. De opleiding kan aanwijzingen van de HR of IvL voor een eventueel accreditatieproces zelfstandig in beleidsmatregelen omzetten en verantwoorden of daarmee aan deze aanwijzingen is voldaan
13
8.7
Bedrijfsprocessen en ICT
De bedrijfsprocessen worden slechts op detail anders dan voor andere opleidingen. Ook van de meeste ICTsystemen blijft de opleiding gebruikmaken, waarbij hieronder wel wat beleidsruimte wordt gevraagd.
Tabel 9: Bedrijfsprocessen en ICT Proces
Beleidsruimte in de opleiding
Aanleveren curricula (hogeschoolgids, Osiris)
1. Dit volgt geheel de procedure van thans, met dat verschil dat het team de tabellen en informatie voor de gehele opleiding aanlevert en los van de aanwijzingen van de curriculumcommissie maakt. 2. De berekening van het taaktoedeling doet de opleiding volgens een eigen, met de onderwijsmanager afgesproken systematiek. 1. Dit volgt geheel de procedure van thans. 2. Op aanwijzing van docenten van het team voegt het Bedrijfsbureau tot op het einde van de onderwijseenheid, studenten aan lijst van inschrijvingen toe. Door de voorgestelde curriculumplanning (Tabel 6) en herkansingen (Tabel 8) is er geen specifieke procedure meer nodig met het inleveren van toetsen, als nu in het IvL gebruikelijk is. De opleiding maakt op eenzelfde manier van het stagebureau gebruik als thans. 1. De opleiding gebruikt Osiris als andere opleidingen. 2. De opleiding gebruikt N@tschool (indien dat goed werkt) voor het aanleveren van cursusmateriaal en voor het laten inleveren van studentwerk. 3. Aanvullend gebruikt de opleiding de website www.maatschappijleer.nl, deze site heeft de volgende toegevoegde waarde: -database kwalificaties, met automatische koppeling cursusdoelen en toetsmatrijzen; -serviceverlening werkveld; -vakontwikkeling; -onderhoud opleidingsprofiel en –plannen, onderhoud teamafspraken (zie Tabel 8); -onderhoud contact netwerk maatschappijleer (alumni, werkvelddocenten)
Inschrijven
Toetsprocedure Stagebureau ICT
8.8
Studentzaken
Door het integrale opzet van het team kan een aantal kaders voor studenten, eenvoudiger worden uitgevoerd.
Tabel 10: Studentzaken Kader
Beleidsruimte in de opleiding
Intake, studiekeuzecheck Vrijstellingen
In het integrale team kan dit over meer personen worden verdeeld. 1. De opleiding vervangt de huidige vrijstellingslijsten, door een simpele regel: elke onderwijseenheid kan worden vrijgesteld waarvan duidelijk is dat betreffende leerdoelen in andere opleidingen, werk of maatschappelijke ervaring aantoonbaar gerealiseerd zijn. 2. De student schrijft zelf een vrijstellingsverzoek (met een door het team gemaakt format) waarin hij motiveert dat dit voor bepaalde eenheden het geval is. De SLC helpt eventueel, de student levert bewijsstukken. 3. De opleidingscoördinator bevestigt met een handtekening. 4. De Examencommissie keurt vrijstellingen goed en kent EC’s toe.
8.9
OER
Op een aantal punten vult de nieuwe opleiding maatschappijleer de kaders van het IvL op eigen manier in. Dat leidt in bovenstaande gevallen tot een eenvoudigere en tegelijkertijd meer geborgde aanpak, of op een kans op een beter studierendement. Daarvoor is noodzakelijk dat voor deze opleiding het OER aangepast wordt. In algemene zin geldt dat voor alle kaders hierboven waarin het OER daar thans geen ruimte voor
14
geeft, uitzonderingen noodzakelijk zijn voor de opleiding maatschappijleer. In algemene zin geldt ook dat een OER per opleiding moet worden gemaakt. Dit zou voor de opleiding maatschappijleer letterlijk kunnen gelden. Voor zover wij het nu overzien, dienen in het OER de volgende aanpassingen komen: Het team zou voor de opleiding deze mogelijkheden moeten krijgen:
Minoren: 1. Studenten kunnen deze in een ander studiejaar dan jaar vier volgen. 2. Vooreisen voor minoren afstemmen op de gewenste structuur (zie Tabel 4).
Stages: 1. Deze op een eigen manier te toetsen. 2. Vooreisen voor stages zelf bepalen. Toetsen: 1. Geen toetsroosters. 2. Een eigen regel voor het aantal herkansingen. Keuzeonderwijs: 1. Zelf een pakket kunnen aanbieden van (zelfstudie-/deficiëntie-) onderwijseenheden. 2. Aantal punten wel op twaalf (in jaar 1, 2 en eventueel 3), maar daarbinnen enige flexibiliteit per studiejaar.
Inschrijfsystematiek. Het bedrijfsbureau opdracht kunnen geven studenten altijd in te schrijven voor onderwijseenheden.
Vrijstellingen. Zie Tabel 1: deze procedure ondersteunen. Op het moment dat over de interpretatie van (de speciale maatschappijleerregelingen) in het OER, de Examencommissie het team verschil van inzicht ontstaat, beslist de directie. 8.10
Overgang naar nieuwe opleiding
Als de opleiding in augustus 2016 daadwerkelijk van start gaat, doen zich deze twee bijzondere situaties voor: -
Er zijn studenten (deeltijd) die vrijstellingen krijgen voor delen van het nieuwe examenprogramma, de zogenaamde versnellers. Zij zouden daaruit reeds onderwijseenheden moeten kunnen volgen, die echter normaal gesproken, door de ‘uitloop’ van het examenprogramma in latere jaren, nog niet zijn ontwikkeld.
-
Er zullen studenten maatschappijleer zijn die oudere examenprogramma’s volgen (van cohorten 2015 en daarvoor), opgezet in een tijd dat er geen integraal opleidingsteam was.
Dit is complicerend. Versnellers moeten in principe alle onderwijseenheden van het examenprogramma kunnen volgen, terwijl in eerste instantie alleen jaar 1 van het examenprogramma in 2016 klaar is. Studenten in oude examenprogramma’s moeten herkansingen kunnen doen voor deze onderdelen, die vervolgens niet aangeboden worden. Deze problemen kunnen ons inziens het best worden opgelost met de volgende stappen: Versnellers 1. Bij het ontwikkelen van de nieuwe opleiding en examenprogramma, worden de leerdoelen en eindkwalificaties voor het gehele examenprogramma vastgesteld. 2. Het team maakt voor onderwijseenheden die (normaal gesproken) pas in 2017 en later aan bod komen, reeds ‘korte’ cursusbeschrijvingen (bestemd voor Osiris) en bepaalt modulehouders. 3. Op het moment a) dat versnellers een dergelijk onderdeel willen volgen en b) dat onderdeel nog niet geroosterd is, melden zij zich (via de SLC) bij de modulehouder. De modulehouder zorgt ervoor dat deze student door middel van zelfstudie de kwalificaties van dit onderdeel kan halen. Oude examenprogramma’s 1. In Osiris verandert het examenprogramma van de cohorten 2015 en daarvoor niet.
15
2. Het nieuwe opleidingsteam voert deze oude examenprogramma’s geheel uit. Anders gezegd: oudere cohorten volgen nog niet een integraal curriculum, maar krijgen wel reeds met een integraal team en integrale organisatie van doen. 8.11
Overleg, communicatie en besluitvorming
Voor relatief veel kwesties krijgt het opleidingsteam ruimte. Alle andere opleidingen vallen echter onder andere regimes en regelgeving. De ontwikkelingen in het maatschappijleerteam dienen daarbij eerst als experiment waarvan de rest van het IvL kan leren. Tegelijk moeten besluiten, conform de afspraken rond deze opleiding, op een eigen wijze door het team worden vertaald. Dit alles vereist dat over en met het team op diverse manieren wordt gecommuniceerd. Ten eerste is misschien handig dat de opleidingscoördinator tijdelijk als toehoorder deel uitmaakt van het MT. Op deze wijze kan hij besluiten van het MT direct meenemen naar het team, of kan hij het MT wijzen op de eigen ideeën/uitwerkingen/ervaringen in dit team. Eventueel kan hij zo ook bewaken dat het MT met de beleidsruimte van het team rekening houdt. Ten tweede zal het team uitvoerig zijn ervaringen aan andere teams moeten laten zien. Zeer geregeld verschijnen daarom berichten in de nieuwsbrief van het IvL. Op studiedagen zal het team concrete producten tonen. Ook in het coördinatorenoverleg van het cluster is dit aan de orde. Ten derde moet er simpelweg ruchtbaarheid worden gegeven aan dit project. Iedereen in het IvL moet weten dat voor maatschappijleer een andere opzet geldt. De regels daarbij zijn voor ieder gremium helder. Ten vierde is ook van belang dat met gremia als de IMR, het stagebureau, het bedrijfsbureau, de regiomanagers, etc., een goed overleg plaatsvindt, met goede afstemming.
16