ONT-RUIMEN BIJ BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN voorkomen of beperken ruimingen van dieren
Foto’s: Boerenbond Welkoop (2011), Boerenbusiness (2011a en 2011b), Van Weel (2007).
14 november 2011 Master of Crisis and Public Order Management Nederlands Instituut Fysieke Veiligheid en Politie Academie Masterthesis kernopgave 5200510 en 5200511 Studentnummer: 120445
Auteur: Drs. I.G.M. (Ingrid) Alsemgeest-Helleman
1
INHOUDSOPGAVE 1.
VOORWOORD ................................................................................................................ 3 SAMENVATTING ............................................................................................................ 4 INLEIDING .................................................................................................................... 6
1.1. 1.2. 1.3. 1.4. 1.5. 1.6. 2.
2.4. 2.5.
3.2. 3.3.
3.4.
4.3.
Een sector onder druk ........................................................................... 28 Wat maakt de veehouderij kwetsbaar voor dierziekten en ruimingen? ......... 31 Non-vaccinatiebeleid ............................................................................. 31 Risico van verspreiding door bewegingen ................................................. 32 Onvoldoende weerstand van dieren ........................................................ 33 Tijdsduur bij signaleren, diagnosticeren en vaccineren .............................. 34 Veel dieren dicht bij elkaar en grote veehouderijen dicht bij elkaar ............. 34 Resumé ............................................................................................... 36
MAATREGELEN VOOR ONT-RUIMING ........................................................................... 37
5.1. 5.2. 5.3. 5.4. 5.5. 6.
Actualiteit en beschrijving van besmettelijke dierziekten ........................... 16 Q-koorts .............................................................................................. 16 Mond- en Klauwzeer (MKZ) .................................................................... 18 Vogelgriep ........................................................................................... 20 Impact van dierziekten .......................................................................... 21 Huidige maatregelen besmettelijke, bestrijdingsplichtige dierziekten ........... 23 Monitoring, proactie, preventie, preparatie en respons .............................. 23 Beleid: zo min mogelijk ruimen van gezonde dieren .................................. 26 Beschouwing noodvaccinatie .................................................................. 26 Resumé ............................................................................................... 27
VEEHOUDERIJSECTOR STAAT ONDER DRUK EN IS KWETSBAAR VOOR DIERZIEKTEN . 28
4.1. 4.2.
5.
Crisis .................................................................................................. 10 Voorbode crises: incubatieperiode en complexe gekoppelde systemen ........ 11 Veerkracht bevordert veiligheid .............................................................. 12 Anticipatie en veerkracht ....................................................................... 12 Overheid kan veerkracht bevorderen ...................................................... 13 Symbolische handelingen bij crises ......................................................... 14 Resumé ............................................................................................... 15
BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN EN HUIDIGE MAATREGELEN........................................ 16
3.1.
4.
6 6 6 7 8 9
THEORIE CRISISBEHEERSING ..................................................................................... 10
2.1. 2.2. 2.3.
3.
Keuze van het onderzoeksthema ............................................................. Probleemstelling .................................................................................... Onderzoeksvragen ................................................................................. Methode van onderzoek ......................................................................... Relevantie en begrenzing van dit onderzoek. ............................................ Leeswijzer ............................................................................................
Operationalisering theorie ...................................................................... 37 Ordening ont-ruimingsmaatregelen van overheid, sector, en wetenschap .... 39 Bepalen van ont-ruimingsmaatregelen .................................................... 44 Beschouwing maatregelen ..................................................................... 48 Resumé ............................................................................................... 50
CONCLUSIE ................................................................................................................. 51 REFERENTIELIJST ....................................................................................................... 53
6.1. 6.2.
Literatuur ............................................................................................ 53 Overige publicaties ............................................................................... 53
BIJLAGEN .................................................................................................................... 58 I. LIJST MET AFKORTINGEN.............................................................................. 59 II. BESTRIJDINGSPLICHTIGE DIERZIEKTEN ...................................................... 60 III. AANGIFTEPLICHTIGE DIERZIEKTEN .............................................................. 61 IV. MAATREGELEN VOGELGRIEP ......................................................................... 63 V. RESPONDENTEN ............................................................................................ 64 VI. KWETSBAARHEDEN VOLGENS DE SECTOR, OVERHEID EN RESPONDENTEN ... 66 VII. ONDERZOEKSVOORSTEL ............................................................................... 68
2
VOORWOORD Ik heb gekozen voor het onderwerp ruimingen van dieren bij uitbraak van een dierziekte. Ruimen is de destructie van een veestapel als maatregel bij een uitbraak van besmettelijke dierziekten. Het ruimen van met name gezonde dieren heeft veel impact bij veehouders, ambtenaren en bevolking, zoals we hebben gezien bij de MKZ crisis in 2001. Mijn persoonlijke motivatie is om, uit respect voor het leven van een dier en de impact die ruimen heeft, het ruimen van dieren, waar mogelijk te beperken. Mijn professionele motivatie is om dit onderwerp op een onafhankelijke wijze te onderzoeken en daarbij de kennis over crisisbeheersing die ik tijdens de tweejarige opleiding MCPM heb opgedaan, te benutten. Voor u ligt een onderzoek naar maatregelen om ruimingen van dieren te voorkomen of te beperken. Het leuke van het doen van onderzoek is te ontdekken dat het soms anders is dan gedacht en om verrast te worden door geheel nieuwe inzichten. Ik wens de lezer eveneens een ontdekkings- en verrassingstocht toe. Tenslotte speciale dank aan de mensen die bereid waren om tijd vrij te maken voor een interview, aan Edward van der Torre voor de begeleiding, Hans Zuidijk voor het sparren en Koos en Ruud voor de support thuis.
Ingrid Alsemgeest - Helleman
3
SAMENVATTING Nederland heeft een hoge veedichtheid en importeert en exporteert veel vee. Daardoor is een uitbraak van besmettelijke dierziekten een reëel risico in Nederland. Een uitbraak en ruimingen kunnen een enorme impact hebben en zelfs tot een crisis uitmonden. De probleemstelling van dit onderzoek is: Welke factoren maken de veehouderijsector in Nederland kwetsbaar voor een uitbraak van besmettelijke dierziekten waarbij ruimingen worden toegepast en welke maatregelen zouden effectief kunnen zijn om de kans te verkleinen dat ruimingen moeten worden toegepast of in geval van een uitbraak ruimingen te voorkomen of de omvang te beperken? Om antwoord op deze vragen te kunnen geven is kwalitatief onderzoek toegepast. Er is relevante theorie over crisisbeheersing beschreven, er zijn documenten en artikelen bestudeerd en er zijn interviews gehouden. Een crisis is een bedreiging die gepaard gaat met onzekerheid en die urgente maatregelen vergt. (Rosenthal, 2009) Voor dit onderzoek is de theorie van Turner en Perrow van belang. (in Van Eeten, Steenhuizen en De Bruijne, 2009) Een crisis ontwikkelt zich volgens Turner in een situatie waarin de kwetsbaarheid van organisaties toeneemt. Er zijn waarschuwingssignalen, maar die worden niet gezien. Perrow heeft het ook over een voorbode van een crisis. Bij systemen die complex en in hoge mate gekoppeld zijn, is een crisis feitelijk onvermijdelijk. Wildavsky (1988) vindt dat anticipatie risicomijdend gedrag is dat leidt tot een toename van onveiligheid en pleit voor de strategie van veerkracht. Helsloot (2007) stelt dat veel maatregelen een symbolische waarde hebben. Niet bedoeld om de veiligheid daadwerkelijk te verbeteren, maar om hierin te geloven. Er zijn drie besmettelijke dierziekten als referentiekader voor dit onderzoek gekozen: Q-koorts, MKZ en vogelgriep. MKZ en vogelgriep zijn volgens de Europese richtlijnen bestrijdingsplichtig. Bij Q-koorts heeft Nederland zelf kunnen bepalen op welke wijze de dierziekte bestreden werd. Q-koorts is in 2007 in Nederland uitgebroken. Het is een bacteriële infectieziekte en met name schapen en geiten kunnen mensen besmetten. In Nederland zijn veel mensen ziek geworden en 19 mensen zijn overleden. In 2008 is gestart met vaccineren en er zijn tienduizenden drachtige melkgeiten en lammeren geruimd. In 2011 zijn alle schapen en geiten gevaccineerd en is het risico van een nieuwe uitbraak aanzienlijk minder. MKZ is in 2001 uitgebroken, maar haalt 10 jaar na dato nog steeds de kranten. De bestrijding van MKZ heeft een enorme impact gehad en heeft tot een crisis geleid. Er zijn toen 260.000 dieren geruimd. MKZ is een zeer besmettelijke virusziekte die kan voorkomen bij evenhoevige dieren, maar is niet gevaarlijk voor mensen. Vogelgriep tenslotte, is tijdens de onderzoeksperiode van 1 januari tot 1 oktober 2011, vijf maal uitgebroken en er zijn 190.050 kippen en kalkoenen geruimd. Het bleek in alle gevallen om de milde variant te gaan, maar deze kan muteren in een voor mensen gevaarlijke variant. Dieren mogen volgens de Europese richtlijnen niet worden ingeënt tegen MKZ of vogelgriep. De overheidsmaatregelen bij MKZ en vogelgriep zijn vooral gericht op het snel en adequaat signaleren en bestrijden van de dierziekte op het moment dat deze zich voordoet, teneinde het effect, de verspreiding van de ziekte, te beperken. Bij MKZ bestaat de mogelijkheid van noodvaccinatie voor het leven. De verwachting is dat dit tot minder ruimingen zal leiden. Voor Q-koorts is inmiddels een belangrijke proactieve maatregel genomen door schapen en geiten in te enten. Het bepalen van maatregelen om ruimingen te voorkomen of beperken is daarom vooral relevant voor de dierziekten MKZ en vogelgriep.
4
De veehouderijsector kampt met een aantal problemen, zoals de druk om voor een zo laag mogelijke prijs te leveren terwijl de prijs van het voer stijgt. Er zijn investeringen nodig om aan de wetgeving te voldoen. Een oplossing zou schaalvergroting kunnen zijn, maar door de financiële crisis zijn banken terughoudend met leningen en ook krijgen veehouders niet altijd toestemming om grote stallen te bouwen. Er zijn vijf factoren die de veehouderij kwetsbaar maken voor dierziekten en ruimingen: non-vaccinatie terwijl de dierziekte in hoge mate besmettelijk is risico van verspreiding door bewegingen (van (wilde) dieren of reizende mensen) en contacten die overdracht ziekten mogelijk maken onvoldoende weerstand van dieren tijd bij vermoeden van dierziekte (tijdig signaleren en melden, snelheid diagnose, tijd nodig voor beschikbaarheid en werking vaccin) risico van verspreiding en groot effect door geringe afstand tussen dieren, veel dieren per bedrijf en geringe afstand tussen veehouderijen Deze kwetsbaarheden zijn de voedingsbodem voor een volgende dierziektecrisis. Met de kennis van de kenmerken van de dierziekten en van de problemen en kwetsbaarheden van de sector, is op basis van een theoretisch beslismodel bepaald welke maatregelen effectief kunnen zijn om het risico van ruimingen te reduceren of het aantal dieren dat geruimd moet worden te beperken. De maatregelen zijn voor de drie dierziekten verschillend. Van Q-koorts kan gesteld worden dat het risico momenteel acceptabel is en dat er aandacht moet blijven voor signalering en monitoring. Voor MKZ en vogelgriep zijn de volgende maatregelen mogelijk: Proactie: Preventief vaccineren tegen MKZ. Dit is voor vogelgriep geen reële mogelijkheid. Een deel van de veestapel voor MKZ inenten. Preventie: Afschermen van pluimvee van wilde vogels of binnenhouden van pluimvee. Verminderen van de veestapel in Nederland en het verminderen van het transport van levende dieren. Fokken, groeien en houden van dieren moet gericht zijn op het kunnen opbouwen van voldoende weerstand en medeverantwoordelijkheid consument. Maximaliseren van de omvang van de veestapel per bedrijf. Minimale afstand tussen veehouderijen (en woningen) bepalen. Veehouders stimuleren om een vermoeden van ziekte snel te melden. Respons: Gangbare additionele maatregelen kritisch beoordelen op effectiviteit. Noodzaak en effectiviteit van de additionele 1 km ruimingsmaatregel duidelijk maken. Onderzoeken of minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn bij bedrijven met een lager risico, zoals gesloten bedrijven of bij hobby dierhouders. Versterken veerkracht door bevriezen en mogelijkheid van afschermen en uitzieken bij MKZ uitproberen. Versterken veerkracht door bij MKZ het onderzoek te benutten dat koeien pas een halve dag nadat ze verschijnselen vertonen de ziekte kunnen overdragen (en dan gedurende 1,7 dag). Geen gezonde dieren ruimen.
Verkleinen risico
Verkleinen effect
5
1. INLEIDING 1.1
Keuze van het onderzoeksthema
De afgelopen jaren werd Nederland getroffen door omvangrijke uitbraken van dierziekten. De schade was groot: overdracht van infectieziekte op mensen, het ‘ruimen’ van duizenden dieren, economische schade voor de sector en hevige publieke commotie. Nederland heeft een hoge veedichtheid en is daardoor extra kwetsbaar voor dierziekten. Een uitbraak van dierziekten is een reëel risico in Nederland. Het kan een enorme impact hebben en zelfs tot een crisis uitmonden. Om verspreiding van de dierziekte op andere dieren of mensen te voorkomen wordt veelal besloten tot het ruimen van dieren in de omgeving. Dit wordt ‘stamping out’ genoemd. Met name het preventief doden van gezonde dieren stuit op veel onbegrip in de samenleving. Het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) is zich hiervan bewust. Sinds de uitbraken van de klassieke varkenspest KVP in 1997, mond- en klauwzeer MKZ in 2001, aviaire influenza (AI, vogelgriep) in 2003 en Q-koorts in 20062010, is de Nederlandse beleidslijn dat bij een toekomstige uitbraak van bestrijdingsplichtige dierziektes zo min mogelijk onbesmette (gezonde) dieren worden gedood en vernietigd. (Bleker, 2011b). Dit onderzoek komt voort uit zorg over de grote schaal waarop dieren gedood worden (ruimingen) bij een uitbraak van dierziekten. De vraag is of ruimingen te voorkomen of te beperken zijn. Door welke maatregelen kunnen dierenlevens gespaard worden? Door theorie van crisisbeheersing en opvattingen van de sector, overheid, deskundigen en respondenten te benutten, wordt deze vraag beantwoord.
1.2
Probleemstelling Welke factoren maken de veehouderijsector in Nederland kwetsbaar voor een uitbraak van besmettelijke dierziekten waarbij ruimingen worden toegepast en welke maatregelen zouden effectief kunnen zijn om - de kans te verkleinen dat ruimingen moeten worden toegepast of - in geval van een uitbraak ruimingen te voorkomen of de omvang te beperken?
Na de analyse van de kwetsbaarheden in de veehouderij wordt bepaald welke maatregelen van risicobeheersing genomen kunnen worden om enerzijds de kans te verkleinen dat ruimingen noodzakelijk zijn en anderzijds het verkleinen van de impact: áls er geruimd moet worden, het aantal dieren beperken. Hierbij wordt met name uitgegaan van de dierziekten Q-koorts, MKZ en vogelgriep.
1.3
Onderzoeksvragen Wat zijn de kenmerken van enkele besmettelijke dierziekten? Wat zijn de huidige maatregelen om besmettelijke dierziekten te voorkomen of te bestrijden en het aantal te ruimen dieren te beperken? Welke problemen kent de veehouderijsector en welke factoren leiden tot een kwetsbaarheid voor dierziekten en ruimingen? Welke maatregelen kunnen volgens de theorie en volgens deskundigen en respondenten, leiden tot het reduceren van het risico van ruimen of het reduceren van het effect (het aantal dieren dat geruimd moet worden) bij een uitbraak van een besmettelijke dierziekte?
6
1. Inleiding
1.4
Methode van onderzoek
Dit is een kwalitatief onderzoek. De probleemstelling is actiegericht van aard, er wordt immers een oplossing voor een probleem gezocht. Het probleem is dat er grote aantallen zieke of gezonde dieren bij uitbraak van een besmettelijke dierziekte worden geruimd, hetgeen maatschappelijke weerstand oproept. Met dit onderzoek wordt beoogd een bijdrage te leveren aan dit probleem door “ont”-ruimingsmaatregelen te bepalen. De fasering van het onderzoek is als volgt: Het valt buiten het kader van dit onderzoek om alle besmettelijke dierziekten uitgebreid te beschrijven. Dit vraagt om een selectie. Gekozen is voor het verzamelen en analyseren van informatie over besmettelijke dierziekten die recent in Nederland zijn uitgebroken of die recent in kranten zijn belicht. Recente dierziekten zijn meer aansprekend en de drie geselecteerde dierziekten bieden een goed inzicht welke dieren bevattelijk zijn, op welke manier de ziekte wordt verspreid en wat het gevolg is voor mens en dier. Dit inzicht is van belang als referentiekader om de relatie tussen de kenmerken van dierziekten, de kwetsbaarheden in de sector en maatregelen voor het voorkomen of beperken van ruimingen te kunnen begrijpen. Krantenartikelen worden ook gebruikt om inzicht te krijgen in de kwetsbaarheden in de veehouderijsector voor uitbraak van een dierziekte en ruimingen. Het valt buiten het kader van dit onderzoek om een volledig beeld te geven in hoeverre en op welke wijze dierziekten in alle media worden belicht. Daarom is ervoor gekozen om in twee verschillende kranten te zoeken naar artikelen over de veehouderijsector en dierziekten, te weten de Trouw en de Telegraaf. Om een redelijk beeld te krijgen is gekozen om het nieuws over dierziekten en de veehouderijsector tussen 1 januari 2011 tot 1 oktober 2011 te volgen. Tevens worden op internet nota’s en rapportages bestudeerd om inzicht te krijgen in de overheidsmaatregelen. In kwalitatief onderzoek wordt dataverzameling en dataanalyse afgewisseld. (Boeije, ’t Hart & Hox, 2009) De analyse verloopt als een cyclisch proces. Het analyseren leidt tot voorlopige bevindingen, maar ook onbeantwoorde vragen. Dan start de informatieverzameling weer. Dit proces stopt als het punt van verzadiging bereikt is: namelijk als er weinig tot geen nieuwe informatie meer binnenkomt en de onderzoeksvragen beantwoord kunnen worden. Bij de analyse wordt de verkregen informatie gecategoriseerd en zodanig met elkaar in verband gebracht dat een vergelijk met de literatuur mogelijk is en er antwoord op de onderzoeksvragen gegeven kan worden. Gedurende de fase van informatieverzameling en analyse wordt nader bepaald welke theoretische concepten van crisisbeheersing van belang kunnen zijn. Er is gezocht naar theorie die ondersteunt bij vraagstukken van het verkleinen van de kans en het beperken van het effect, zodat het richting geeft aan mogelijke maatregelen. Vervolgens worden kwetsbaarheden en maatregelen voorlopig bepaald. Respondenten worden benut om kwetsbaarheden en maatregelen te toetsen en aan te vullen. De onderzoeksmethode is het houden van interviews met mensen uit de praktijk en overheid. De structuur is een open interview. Door het verzamelen en analyseren van de informatie wordt inzicht verkregen welke respondenten relevant zijn voor dit onderzoek. Omdat de informatieverwerking en analyse ondertussen wordt voortgezet, zullen er tijdens een volgend interview op een later moment andere vragen worden gesteld. Er is derhalve sprake van een semi-gestructureerd interview. Uitgangspunt is om de respondenten zodanig te kiezen dat het thema vanuit verschillende invalshoeken wordt belicht. Hiermee wordt beoogd dat een diversiteit aan maatregelen kan worden bepaald. Voor het benaderen van de respondenten wordt de netwerkmethode gebruikt. Via werk, familie en vrienden worden mensen benaderd en ook aan de respondenten worden namen en telefoonnummers van andere voor dit onderzoek relevante mensen gevraagd. Tenslotte worden de beschouwingen en conclusies geformuleerd.
7
1. Inleiding
1.5
Relevantie en begrenzing van dit onderzoek.
Het doden van al dan niet gezonde dieren tijdens een uitbraak heeft een hoge impact in de samenleving en kan zelfs tot een crisis leiden. Daarom past dit onderzoek in de opleiding Master of Crisis and Public Order Management. Er worden theorieën van het vakgebied crisisbeheersing toegepast op het thema bestrijding van dierziekten. Nederland loopt een relatief groot risico op uitbraak van een dierziekte. Daarom is dit onderzoek in het kader van het vakgebied van crisismanagement belangrijk. Als een dierziekte zich voordoet, kan de verspreiding van de ziekte enorm snel gaan, met vergaande consequenties. Snel handelen is daarom van belang. Daarbij komt dat er nog onzekere factoren zijn bij dierziekten. Er zijn nog onbekende dierziekten die ons land kunnen treffen en van de bestaande dierziekten is niet altijd bekend op welke manier ze verspreid worden of wat de gevolgen voor mens en dier precies kunnen zijn. Kortom, bij uitbraak van dierziekten zijn de ingrediënten van een crisis - bedreiging, onzekerheid en de noodzaak om snelle besluiten te nemen - aanwezig. (Rosenthal, 2009) De bevolking verwacht een adequate reactie van de overheid. Bij MKZ leidde het ruimen van grote aantallen (gezonde) dieren tot grote verontwaardiging. Onderzocht wordt of het ruimen van dieren bij een besmettelijke dierziekte voorkomen of beperkt kan worden. Het bepalen van het exacte effect en de (financiële, technische of politieke) haalbaarheid van de maatregelen valt buiten het kader van dit onderzoek. Het ruimen is een maatregel bij uitbraak van een besmettelijke, bestrijdingsplichtige dierziekte. Dit zijn dierziekten die zich snel kunnen uitbreiden, ernstige schade kunnen berokkenen aan de betrokken diersoort en niet (volledig) kunnen worden voorkomen of bestreden met normale bedrijfsmiddelen. Een andere reden om een ziekte van overheidswege te bestrijden, is als een ziekte naar het oordeel van de minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) een ernstig gevaar voor de volksgezondheid oplevert. (Bleker, 2011b) De afbakening van het onderzoek is de focus op een beperkt aantal dierziekten. Er is gekozen voor dierziekten die dit jaar aandacht in de kranten hebben gekregen. Dit zijn Q-koorts, MKZ en vogelgriep. De MKZ crisis vond tien jaar geleden in Nederland plaats. Omdat het beleid in Nederland en Europa is om dieren niet preventief tegen MKZ in te enten, is de vraag niet óf de ziekte zich gaat voordoen, maar wanneer. Kortom: (dierziekte)crisis op komst! Is de in paragraaf 1.1 genoemde beleidslijn van de staatssecretaris bij een toekomstige uitbraak van bijvoorbeeld MKZ te realiseren? Of zal een nieuwe uitbraak van MKZ weer dezelfde ingrijpende gevolgen hebben? Het onderzoek wordt gedaan vanuit het perspectief van crisisbeheersing, het is geen veterinair onderzoek. Uiteraard zullen wel veterinaire aspecten als insleep en versleep van dierziekten aan bod komen. Het onderzoek richt zich op het bepalen van maatregelen die kunnen leiden tot het beperken van het aantal dieren dat geruimd moet worden. Er wordt niet gestreefd naar een volledig overzicht van alle mogelijke maatregelen, maar wel naar een diversiteit en creativiteit van maatregelen. Hiertoe zullen verschillende theorieën worden beschouwd en zullen de opvattingen van verschillende respondenten worden verwoord. In dit onderzoek worden vooraf geen beperkingen in termen van tijd, geld, planologie, wetgeving en dergelijke van de maatregelen gesteld en er wordt niet onderzocht in hoeverre de maatregelen in de praktijk haalbaar zijn en in hoeverre er draagvlak voor is. Wel is bij respondenten getoetst of de voorgestelde maatregelen realistisch zijn. Dit onderzoek zou derhalve in de toekomst aanleiding kunnen zijn tot een haalbaarheidsstudie van één of meerdere genoemde maatregelen.
8
1. Inleiding
1.6
Leeswijzer
Na de probleemstelling, onderzoeksvragen en onderzoeksmethode in de inleiding, wordt in hoofdstuk 2 de voor dit onderzoek relevante theorie over crisisbeheersing beschreven. Dan volgt een stap van de theorie naar de praktijk. In hoofdstuk 3 volgt een beschrijving van de kenmerken van drie besmettelijke dierziekten, van factoren die bepalen of een dierziekte een hoge impact op de bevolking heeft en van de huidige maatregelen om dierziekten te voorkomen of te bestrijden. Hoofdstuk 4 betreft een analyse van de huidige problemen in de veehouderijsector en de kwetsbaarheden voor dierziekten. Hoofdstuk 5 start met de operationalisering van de theorie. Met een besliskundig theoretisch model worden maatregelen om ruimingen te voorkomen of te beperken, geordend en in juiste volgorde beoordeeld. In hoofdstuk 6 volgt de conclusie, waar antwoord op de probleemstelling en onderzoeksvragen wordt gegeven. Tenslotte wordt de referentielijst weergegeven.
9
2. THEORIE CRISISBEHEERSING Een aantal theorieën over crisisbeheersing is gekozen die op dit onderzoeksthema van toepassing zijn. Het begrip crisis wordt verkend en er volgt een toelichting over systemen die in hoge mate complex en gekoppeld zijn, waardoor een crisis op de loer ligt. Tevens is er aandacht voor de waarschuwingssignalen die aan de crisis vooraf gaan en de strategieën van anticipatie en veerkracht worden behandeld. Dit hoofdstuk wordt afgesloten met een beschrijving van symbolische crisismaatregelen.
2.1
Crisis
Rosenthal (2009) definieert een crisis als een bedreiging die gepaard gaat met onzekerheid en die urgente maatregelen vergt. Bij crises gaat het om gebeurtenissen waarbij sprake is van een geringe kans in combinatie met een groot onheil. Het onheil kan bestaan uit veel doden en gewonden of een ontwrichting van het sociale en politieke bestel. Rosenthal stelt dat getracht kan worden om crisiskenmerken objectief vast te stellen, maar dat het van even groot belang is om te bezien of de dreiging, onzekerheid en urgentie ook door de bevolking, belanghebbenden en autoriteiten als zodanig waargenomen en ervaren worden. Het kan spannend worden wanneer verschillende spelers uiteenlopende gedachten hebben over de ernst van de dreiging, over wat er nu precies aan de hand is of over de noodzaak om snel maatregelen te nemen. De aandacht voor het handelen gaat volgens Rosenthal uit naar hoe gereageerd wordt op het moment dat de dreiging nabij is of op het moment dat het onheil zich daadwerkelijk voordoet. Hij stelt dat er in toenemende mate belangstelling is voor de gang van zaken voor en na de hectische periode van de crisis. In de periode voor de crisis kan onderzocht worden of het mogelijk is te interveniëren in de omstandigheden die tot een acute dreiging of directe rampspoed leiden. Rosenthal benoemt in dit kader de sluipende crises: de langdurige verslechtering van omstandigheden die niet of te laat wordt waargenomen waardoor er een confrontatie is met het voldongen feit van onomkeerbaar onheil. Hij waarschuwt daarbij voor overtrokken eisen om te investeren in het voorkomen van betwistbare risico’s. Rosenthal schetst een aantal toekomstige ontwikkelingen. Door toenemende interdependentie kan een verstoring in één sector leiden tot een aantasting van een vitale maatschappelijke functie. Dit noemt hij ook wel gekoppelde crises. Verder noemt hij de ontwikkeling transnationalisering omdat toekomstige crises zich steeds vaker over grote gebieden uitstrekken. Tenslotte de maatschappelijke en technologische ontwikkeling naar mega-structuren, die volgens sommigen de voorbodes zijn van megacrises. Rosenthal onderschrijft de visie van Perrow dat door deze ontwikkelingen het crisismanagement – de preventie en preparatie – erop gericht moet zijn de concentratie van mensen en fysieke objecten en locaties zoveel mogelijk te beperken en, indien dat niet mogelijk zou zijn, in elk geval toe te werken naar lossere verbanden binnen megastructuren. Van Duin (2011) geeft aan dat bij een crisis niet altijd een duidelijke domeinafbakening is te bepalen. Het domein is het geografische gebied dat door de crisis wordt bedreigd. Het domein van een infectieziekte kan wereldwijd zijn. De oorsprong van een crisis is niet altijd duidelijk herkenbaar of herleidbaar. Er is dikwijls sprake van een exogene, van buiten komende, dreiging. Landsgrenzen spelen hierbij geen rol. De nationale overheid zal bij een crisis waarbij de oorsprong niet goed te traceren is en het domein van de crisis onvoorspelbaar is, steeds meer de regie voeren.
10
2. Theorie crisisbeheersing
2.2
Voorbode crises: incubatieperiode en complexe gekoppelde systemen
Boin, ’t Hart, Stern en Sundelius (2010) merken op dat er met de kennis achteraf, gesteld wordt dat er duidelijke voortekenen voor de crisis te zien waren. Ze leggen de relatie met een ziekte: er is eerst een incubatieperiode voordat de ziekte zichtbaar in volle omvang uitbreekt. Organisaties zien vrijwel nooit die crises aankomen die achteraf zo voorspelbaar lijken. Het probleem is dat de signalen te slecht worden herkend, waardoor de crisis ons steeds lijkt te overkomen. Deze zienswijze is gebaseerd op de theorie van Turner, die stelt dat een crisis wordt voorafgegaan door vroegtijdige waarschuwingssignalen. Tijdens de incubatieperiode stapelen een reeks fouten en mispercepties op het gebied van veiligheid zich onopgemerkt op en resulteren in een toenemende, organisatorische kwetsbaarheid. Net zoals Turner, onderscheidt Perrow ook meerdere, simultaan optredende factoren zoals ontwerp, uitrusting, bedieners, omgeving, aanvoer en materiaal, die een ramp kunnen veroorzaken. Van Eeten, Steenhuisen en De Bruijne (2009) geven een beschouwing van de betrouwbaarheid van organisaties en benutten daarbij de theorie van Perrow en Turner. Naarmate een systeem een hogere mate van interactieve complexiteit heeft (en dus ingewikkelder is) en de koppeling in het systeem strakker is (en dus meer componenten ervan met elkaar te maken hebben), neemt de kans op onvermijdbare crises en rampen toe. Perrow spreekt van ‘normal accidents’, ze doen zich plotseling voor en vallen niet te controleren. Turner, daarentegen, beweert dat crises steeds voorafgegaan worden door waarschuwingssignalen en in die zin vermeden kunnen worden. Van Eeten et al. refereren aan Perrow, die een indeling maakt van technologieën in de mate van complexiteit en koppelingen. Een losse koppeling betekent dat het systeem via meerdere wegen kan opereren, waardoor een opgetreden fout geen probleem hoeft te zijn voor het systeem. Een strakke koppeling betekent dat er geen buffer is en dat fouten zich snel verspreiden in het systeem en tot andere fouten leiden. Perrow geeft aan dat een specifieke groep technologieën, namelijk de complexe en strak gekoppelde, niet geheel betrouwbaar zijn te besturen. De maatschappij wordt steeds afhankelijker van complexe technologieën, die ook risico’s met zich meebrengen. Voorbeelden zijn (kern)energie, luchtverkeer, chemische industrie en internet. Fouten door organisaties die deze systemen beheren, kunnen tot grootschalige schade of zelfs rampen leiden met gevolgen voor omstanders en de maatschappij. Daarom geldt een extreem lage fouttolerantie en na elk incident worden de eisen weer aangescherpt. Het is inherent aan de bewuste technologie dat ze niet geheel veilig zijn. Ongelukken zijn dus niet volledig zijn uit te sluiten. Van Eeten et al. benoemen dat Perrow pleit voor het opdelen en het verkleinen van risico’s. Dit kan door compartimentering, een bekende strategie bij grote risico’s (Van Duin, 2011). Soms is het risico meer te beïnvloeden door iets aan de effecten te doen (bijvoorbeeld compartimentering) dan aan de kans dat het mis gaat. De boodschap van Perrow is het reduceren van kwetsbaarheden. Juist extreme risico’s moeten worden ingedamd, beperkt en waar mogelijk opgesplitst. Vermindering van de intensieve veeteelt kan bijvoorbeeld gevolgen hebben voor uiteenlopende soorten van dierziektecrises. Kenmerk van de huidige situatie is dat een eventuele verstoring, juist doordat er zoveel dieren vlak op en bij elkaar zitten, grote gevolgen zal hebben (Van Duin, 2011).
11
2. Theorie crisisbeheersing
2.3
Veerkracht bevordert veiligheid
Wildavsky (1988) definieert veiligheid voornamelijk in termen van gezondheid, ziekte en dood. Veiligheid is de mate waarin dit minder waarschijnlijk wordt, of wordt gecontroleerd, vermeden, voorkomen of verminderd. Wildavsky stelt dat het (steeds) verhogen van veiligheidsmarges de meest conservatieve veiligheidsbenadering is. Veiligheidsmarges worden verhoogd zodat de worst case situaties doorstaan kunnen worden. Het lijkt er volgens Wildavsky op dat de onzekerheden én de schattingen van het potentiële gevaar ernstig overdreven worden. De mogelijke baten blijven daarentegen onderbelicht. Omdat elke activiteit een zekere vorm van schade kan toebrengen, zou het feitelijk niet toegestaan kunnen worden. Wildavsky ervaart een verschil in benadering tussen bekende en onbekende risico’s. Bij bestaande producten worden bekende risico’s voor lief genomen, maar bij innovaties moeten producenten vooraf bewijzen dat hun product geen schade veroorzaakt. Het is onmogelijk om voor elke nieuwe activiteit vooraf garanties te geven dat fouten niet zullen optreden. Bij kleine gevaren kan er ‘trial and error’ worden toegepast. Mensen leren hierdoor vaardigheden te ontwikkelen om te kunnen omgaan met wat er op hun pad komt.
Anticipatie en veerkracht Er zijn twee strategieën om veiligheid te verbeteren: anticipatie en veerkracht. De risicovermijdende strategie, ‘trial without error’ is gericht op het anticiperen en daarbij het voorkomen van een negatief effect. De strategie van anticipatie kan effectief zijn als bekend is wat de nadelige gevolgen kunnen zijn, wat de waarschijnlijkheid is en welke effectieve maatregelen er mogelijk zijn. Echter, het is vaak onmogelijk om precies te weten wat en wanneer iets zal gebeuren en hoe dit is te voorkomen. Naast goede effecten kunnen er ook negatieve effecten optreden. De strategie van veerkracht vereist dat men erop vertrouwt dat men voldoende ervaring heeft om met gevaren om te kunnen gaan. Bij onverwachtse problemen kunnen generieke middelen worden gebruikt, zoals organisaties, kennis, geld, energie en communicatiemiddelen. Van Duin (2011), definieert op basis van Wildavsky veerkracht als de capaciteit van een sociaal systeem om zich aan te passen aan en te herstellen van niet-alledaagse, bijzondere verstoringen die het sociale systeem waarneemt en treft. Volgens Wildavsky is de strategie om met onheil om te gaan de laatste decennia vooral gericht op anticipatie. Hierdoor is de samenleving niet goed meer in staat om (onbekende) risico’s toe te staan, of om met de gevolgen van die risico’s om te gaan. Dit alles zal leiden tot een onveiliger samenleving. Van Duin stelt dat de mate van de aanwezige slagkracht, hetgeen een aspect is van veerkracht, bepaalt in hoeverre risico wordt genomen. Als er weinig slagkracht aanwezig is: geen risico nemen. Maar dat impliceert ook dat er meer risico wordt genomen als er voldoende slagkracht aanwezig is. De vraag is of dan de veiligheid op zichzelf wordt verhoogd. Peeters en van Twist (2007) betitelen het boek ‘Searching for Safety’ van Wildavsky als een klassieker. Ze beschrijven in hun artikel de theorie van Wildavsky. Door het toelaten van risico en onveiligheid in onderdelen van het systeem zal het systeem als geheel veiliger worden. Juist door ruimte te geven aan diversiteit, interactie en onvoorspelbaarheid op onderdelen wint het systeem als geheel aan veiligheid.
12
2. Theorie crisisbeheersing
Wildavsky pleit dan ook voor ‘trial and error’, de strategie van veerkracht. Veerkracht is de capaciteit om te kunnen omgaan met onvoorziene gevaren op het moment dat ze zich voordoen. Anticipatie wordt gedreven door een geloof in beheersing van het onbeheersbare en door een geloof in het voorspelbare van het onvoorziene. Veerkracht daarentegen streeft niet naar voorspelbaarheid en stabiliteit, maar zoekt juist naar buigzaamheid. Enkel anticipatie kan nooit een afdoende handelingsstrategie zijn. Hoe meer onzekerheid over de toekomst en de mogelijke gevaren, hoe eerder een strategie van veerkracht geschikt zal zijn. En aangezien er onvermijdelijk onzekerheid is over de toekomst, kan anticipatie nooit geheel aan de verwachtingen voldoen. Overigens is in veel gevallen een zekere mate van anticipatie wel aan te bevelen. Zo is het belangrijk dat Nederland zich beveiligt tegen het water, omdat we weten dat het gevaar van overstroming altijd op de loer ligt. Hoever we willen gaan met beveiliging door het ophogen van de dijken is daarbij natuurlijk wel de vraag, want er kan altijd een storm komen waartegen geen dijk bestand is. Acceptatie dat er geen sluitende ordening of volkomen voorspelbaarheid mogelijk is, betekent dat een strategie van anticipatie beperkingen kent én dat er aandacht moet zijn voor onbedoelde effecten van zelfs de meest intelligente sturingsarrangementen. Het vervolmaken en efficiënter maken van de productie kan leiden tot onbedoelde consequenties; namelijk een kwetsbaar systeem.
Overheid kan veerkracht bevorderen Peeters en van Twist (2007) zoeken een antwoord op de vraag welke implicaties de strategie van veerkracht boven anticipatie heeft voor het openbaar bestuur. De vraag die ze zich stellen is in hoeverre de overheid ook moet en kan berusten in het onvermijdelijke, namelijk dat het noodlot burgers kan treffen. Het toelaten van risico en variëteit lijkt haaks te staan op de behoefte aan veiligheid en de wens tot beheersing van onzekerheid. Dan moet immers worden geaccepteerd dat veiligheid voor de gehele samenleving alleen kan worden vergroot als niet alle onderdelen of individuen even veilig zijn. Overheidssturing is juist gebaseerd op het streven naar het terugdringen van ‘error’ (de kans op falen) door regulering en een verbeterd toezicht. Er lijkt geen ruimte te zijn voor leren en de noodzaak van het vergroten van veerkracht. Vanuit het gedachtegoed van Wildavsky zou de overheid ruimte moeten maken voor verschil, voor instabiliteit op bescheiden schaal, voor experimenteren op onderdelen, voor vernieuwing in delen van het systeem, voor leren in relatief veilige omgevingen, kortom, voor het versterken van maatschappelijke veerkracht. Zo is een betere balans te vinden in de anticipatie op het noodlot en het vermogen tot terugveren als dat noodlot ook daadwerkelijk toeslaat. De veerkracht en daadkracht in de samenleving ten tijde van een crisis wordt door overheidsorganisaties vaak onderschat en onbenut gelaten. Van Duin (2011) stelt dat crises extra krachten geven. Hij ziet een rol weggelegd voor het Rijk bij het vergroten van veerkracht en zelfredzaamheid. Het Rijk moet het niet zelf allemaal doen, maar kan wel ideeën aanleveren, motiveren, stimuleren en faciliteren. Er ligt zeker een rol in het vergroten van het risicobewustzijn, het meer bewust maken van hulpverleners van de zelfredzaamheid van de bevolking en het verbeteren van de crisiscommunicatie ten tijde van (dreigende) ramp- en crisissituaties.
13
2. Theorie crisisbeheersing
2.4
Symbolische handelingen bij crises
Een bijzondere visie op crisisbeheersing heeft Helsloot (2007). Hij stelt dat het gevoel van onveiligheid in onze maatschappij wordt versterkt door de aandacht in de media voor onveiligheid en rampen en de daarbij behorende emoties. Er is een groot verschil tussen de acceptatie van vrijwillig genomen risico’s en onvrijwillig genomen risico’s. Onze maatschappij wil de onveiligheid die door anderen wordt aangedaan niet accepteren. Binnen het veiligheidsbeleid ligt in Nederland de nadruk op het voorkomen van een crisis. Bij crises wordt de schijn van veiligheid opgewekt door ritueel handelen. Deze handelingen hebben geen directe, daadwerkelijke invloed op de fysieke werkelijkheid, maar slechts op de perceptie van de werkelijkheid. Hij stelt dat voor situaties van onveiligheid die slechts zeer zelden voorkomen, het aantrekkelijk is om te doen geloven in absolute veiligheid. Dat kan voortkomen uit de wens tot geruststelling, spaarzaamheid om niet in veiligheidsvoorzieningen te hoeven investeren of simpelweg onwetendheid. Gezien de kleine kans dat een crisis zich voordoet, is er een kleine kans om geconfronteerd te worden met het gevolg van dergelijk symbolisch handelen. Gaat het dan toch mis, dan is de crisis gecreëerd. Het geloof in veiligheid is immers aangetast. Dan is het van belang om direct te handelen om de gevolgen te beperken en het vertrouwen van de maatschappij terug te winnen. Helsloot stelt dat het gebruik van symboliek in alle schakels van de veiligheidsketen aan de orde is. In de proactie fase worden risico’s structureel weggenomen. Dat kan door het wegnemen van oorzaken, zoals bijvoorbeeld het stopzetten van een risicovolle activiteit ofwel het creëren van voldoende afstand tussen risicobron en risico-ontvanger. Als risicovolle activiteiten een hoge emotionele lading hebben voor het publiek, worden er uitzonderlijke maatregelen bepaald, die vooral een symboolfunctie hebben. Het komt ook voor dat de maatregelen, bijvoorbeeld een verplichte veiligheidsafstand, niet toereikend zijn. Er kunnen dan bij een ongeval ook slachtoffers buiten de veiligheidsafstand vallen. Werkelijke proactie staat de welvaart in Nederland in de weg. Fysieke veiligheidsrisico’s zullen dus blijven bestaan. Helsloot ziet in Nederland een preventiebeleid waar incidenten leiden tot (beloften van) aanscherping. Symbolisch staat het gelijke recht van iedere Nederlander op bescherming centraal, maar in werkelijkheid lopen mensen die vlakbij een risicobron wonen meer risico. Niet elk bedrijf is even veilig. Bedrijven met een hoge winstmarge hebben het vaak beter voor elkaar: welvaart maakt veilig. In de preparatiefase noemt Helsloot de planvorming als symbool, indien het dient om te kunnen laten zien dat men serieus aan het voorbereiden is. De waarde van de plannen wordt betwist. Helsloot (2007, p. 48) geeft aan wat in de evaluatie van de MKZ-crisis over het toenmalige draaiboek MKZ van het ministerie van LNV werd geschreven: “Een eerste probleem is dat in de eerste week het coördineren, informeren en uitrusten van de mensen die op pad moeten, ontbreekt. Mensen worden vaak aan hun lot overgelaten. Het is in hoge mate afhankelijk van de ervaring van de personen in het veld of er juist gehandeld wordt. Daar komt bij dat het draaiboek MKZ amper gelezen is en veel van degenen die het wel hebben gelezen, vinden het in de praktijk onbruikbaar.” Helsloot geeft aan dat de proactieve en preventieve symboliek, die uitgaat van de belofte van absolute veiligheid, een effectieve preparatie in de weg staat. De symboliek die Helsloot in de responsfase aantreft is die van het geoliede leger aan overheidsdienaren, die in correcte afstemming de crisis bestrijden. In de praktijk zullen veel beslissingen decentraal worden genomen. De (levensreddende) handelingen van burgers in een crisis worden onderschat.
14
2. Theorie crisisbeheersing
In de herstelfase is het rituele gebruik van de symbolen van evaluatie, verantwoording en verbetering het mechanisme om de crisis af te sluiten. Een crisis kan ook een window of opportunity geven. De toenmalig minister van Landbouw Van Aartsen zegt in een interview in 2007 (Helsloot, p. 76): “Natuurlijk besefte ik dat de MKZ-crisis ook een kans bood, namelijk om Kamer en samenleving te overtuigen van de noodzaak om de intensieve veehouderij te herstructureren. Een noodzaak die ik al de eerste uren op mijn departement zag.”
2.5
Resumé
In dit hoofdstuk is het begrip crisis beschreven. De definitie van Rosenthal wordt gehanteerd: een crisis is een bedreiging die gepaard gaat met onzekerheid en die urgente maatregelen vergt. Kijkend naar een dierziektecrisis, is het herkenbaar dat Van Duin stelt dat het domein wereldwijd kan zijn en dat de oorsprong van een crisis niet altijd duidelijk herkenbaar of herleidbaar is. Turner stelt dat een crisis zich ontwikkelt in een situatie waarin de kwetsbaarheid van organisaties toeneemt. Er zijn waarschuwingssignalen, maar die worden niet gezien. Perrow heeft het ook over een voorbode van een crisis. Bij systemen die complex en in hoge mate gekoppeld zijn, is een crisis feitelijk onvermijdelijk, zo stelt hij. Dan de vraag: anticiperen op risico’s of met veerkracht effectief reageren. Een gebrek aan ‘trial and error’ in de vorm van risicomijdend gedrag leidt volgens Wildavsky tot een toename van onveiligheid. Tenslotte de symbolische maatregelen, die volgens Helsloot niet bedoeld zijn om de veiligheid daadwerkelijk te verbeteren, maar om hier in te geloven. Helsloot benoemt ook de fasen in de veiligheidsketen. Door de veiligheidsketen te combineren met de beschreven theorieën, zijn globaal drie fases te onderscheiden: - de voorfase van een crisis, - een fase van risico voorkomen of beperken en voorbereiden op een crisis en - een fase tijdens en na de crisis. Signaleren
Dreiging Risico Waarschuwingssignalen Kwetsbaarheden
anticipatie of veerkracht
Tijdens en na crisis
Proactieve maatregelen Preventieve maatregelen
Respons maatregelen
Herstel
Preparatieve maatregelen
Figuur 1: voorfase crisis en veiligheidsketen Er wordt nu een stap van de theorie naar de praktijk gemaakt. In het volgende hoofdstuk wordt aandacht besteed aan besmettelijke dierziekten en de huidige maatregelen.
15
3. BESMETTELIJKE DIERZIEKTEN EN HUIDIGE MAATREGELEN Dit hoofdstuk geeft een beschrijving van besmettelijke dierziekten en de maatregelen in Nederland. ‘Slechts’ drie van de besmettelijke dierziekten halen in de eerste negen maanden van 2011 de kranten; Q-koorts, MKZ en vogelgriep. In dit onderzoek wordt uitgegaan van deze drie dierziekten. Er volgt een korte uitleg hoe de ziekte zich verspreidt, in welke mate deze zich in Nederland voordoet en wat de gevolgen zijn geweest. Ook wordt aandacht besteed aan de factoren die de impact van een dierziekte op de bevolking bepalen. Daarna wordt beschreven welke maatregelen er nu worden getroffen om dierziekten te voorkomen of te bestrijden. Met name de maatregel tot het doden en afvoeren (ruimen) van dieren is voor dit onderzoek relevant.
3.1
Actualiteit en beschrijving van besmettelijke dierziekten
In bijlage II staan de huidige bestrijdingsplichtige dierziekten genoemd. MKZ en vogelgriep zijn beide in de EU vastgestelde bestrijdingsplichtige dierziekten. Er zijn in EU verband geen voorschriften bepaald hoe Q-koorts bestreden moet worden. Deze paragraaf geeft een weergave van de dierziekten in de kranten. Wat staat er in de periode van 1 januari 2011 tot 1 oktober 2011 in de Trouw en Telegraaf over uitbraak van dierziekten, ruimingen, maatregelen en impact? Of een dierziekte als crisis wordt ervaren, wordt voor een belangrijk deel bepaald door media aandacht. De wijze waarop de media de situatie en het overheidsoptreden beoordelen en weergeven, bepaalt of de bevolking, belanghebbenden en zelfs autoriteiten de dreiging, onzekerheid en urgentie als zodanig waarnemen en ervaren. Wordt in bovengenoemde periode een dierziekte als crisis geduid in de media?
Q-koorts Q-koorts in de media Met name in het begin van 2011 haalt Q-koorts de kranten. De dierziekte is besmettelijk voor mensen. Q-koorts is in 2007 in Noord-Brabant uitgebroken en inmiddels bij vierduizend mensen vastgesteld. Sinds eind december 2009 zijn 50.000 drachtige melkgeiten en lammeren gedood. Bij het ruimen zijn tot de zomer van 2010 178 ambtenaren van de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) ingezet. Daarvan zijn er 25 zelf besmet geraakt. (“Medewerkers nVWA besmet”, 2011) Twintig procent van de met Q-koorts besmette mensen worden chronisch ziek en hebben aanhoudende, hevige vermoeidheidsklachten. Er is hier nog geen bewezen effectieve behandeling voor. (“Experimenten met behandeling”, 2011) Sinds 2007 zijn er volgens het RIVM negentien mensen overleden door Q-koorts in combinatie met andere medische problemen. Het aantal nieuwe ziektemeldingen neemt door de ruimingen op besmette geitenbedrijven sterk af. (“Nieuw sterfgeval”, 2011) Huisartsen hebben ruim 2500 patiënten doorverwezen voor een vaccinatie tegen Qkoorts. Het vaccin is bestemd voor mensen met specifieke hart- en vaataandoeningen omdat zij een groter risico lopen op een ernstig verloop van de ziekte. (“Meer tijd nodig”, 2011)
16
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
Minister van Volksgezondheid Schippers erkent dat de samenwerking, doortastendheid en communicatie beter hadden gemoeten tijdens de aanpak van Q-koorts. Schippers voelt er niet voor om bij een volgende crisis de leiding te nemen via een doorzettingsmacht. Zij wil het samen met de minister van EL&I oplossen. (Weel, 2011a) De Tweede Kamer wenst een tijdelijke stop op megastallen of varkensflats. Kamerlid van Veldhoven stelt: “Q-koorts laat wederom zien dat grote groepen dieren dichtbij grote groepen mensen ernstige risico's met zich mee kunnen brengen." (“Bleker: Voorlopig geen”, 2011) Toen de ziekte in 1935 in Australië werd ontdekt, was de oorzaak van de ziekte nog niet bekend. Daarom werd deze de query fever genoemd. Query betekent vraagstelling, vandaar de term Q-koorts. Deze paragraaf is vooral gebaseerd op informatie van het RIVM (2011). Q-koorts is een zoönose, een bacteriële infectieziekte die kan worden overgedragen op mensen. De bacterie, Coxiella burnetii, kan maanden tot jaren overleven in de buitenlucht en kan over grote afstanden worden verspreid. De primaire besmettingsbron voor mensen zijn de herkauwers en dan met name kleine herkauwers zoals schapen en geiten. Maar ook koeien, huisdieren, wild en vogels kunnen de ziekte overdragen. De Q-koorts bacterie verspreidt zich voornamelijk door middel van besmette fijne stofdeeltjes in de lucht. De bacterie komt vrij tijdens het lammeren van besmette dieren in de periode februari tot en met mei. Mensen en dieren raken besmet wanneer ze zich in een besmet gebied bevinden en deze stofdeeltjes inademen. Ook materialen afkomstig van besmette dieren of die met besmette dieren in aanraking zijn geweest kunnen voor verspreiding zorgen. Mensen die binnen een straal van twee kilometer van een besmet dierenbedrijf wonen of werken, hebben een veel hoger risico op Q-koorts dan mensen die zich meer dan vijf kilometer van dat bedrijf bevinden. Q-koorts staat hoofdzakelijk bekend als een beroepsziekte. Mensen die beroepsmatig met vee in aanraking komen, zoals veehouders en dierenartsen, lopen risico op besmetting. In 2009 bleek dat 83% van de geitenhouders en hun gezinsleden een infectie te hebben doorgemaakt. Figuur 2:
Q-koorts 12-09-2011. Besmette bedrijfslocaties (zwarte stip) en 5km zone (cirkel). Cirkel zonder stip: bedrijf is vrij verklaard (RIVM, 2011).
Q-koorts is de afgelopen jaren in Nederland een belangrijk volksgezondheidsrisico geworden. Meer dan de helft van de mensen met Q-koorts hebben nagenoeg geen klachten, anderen maken een griepachtige periode met koorts door, worden chronisch ziek of overlijden. In tabel 1 staan de ziektecijfers van de afgelopen jaren.
17
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
Aantal meldingen van patiënten met de symptomen van Q koorts Aantal sterfgevallen mede als gevolg van Q-koorts
2007
2008
2009
2010
168
1000
2354
504
2011 (tot 14-09) 69
0
1
7
11
1
Tabel 1: Q-koorts meldingen en sterftecijfers in Nederland
Niet alle meldingen betreffen daadwerkelijk de ziekte Q-koorts. In 2010 hadden bijvoorbeeld 398 mensen daadwerkelijk de ziekte. De meest efficiënte bestrijding van Qkoorts is de aanpak bij de bron. Dat betreft vaccinatie van geiten en schapen, tankmelk onderzoek, meldplicht van symptomen (afwijkend aantal abortussen), treffen van hygiënemaatregelen, instellen van fokverboden en vervoersverboden van mogelijk besmette dieren en ruimingen van dieren op besmette bedrijven. Foto: de Pers (2009)
In 2008 is gestart met het vaccineren in Nederland en vanaf 2010 worden alle melkgeiten en melkschapen verplicht ingeënt tegen Q-koorts. Uit onderzoek is gebleken dat het toegepaste vaccin voor dieren goed werkt. Het zorgt ervoor dat de kans op besmetting bij dieren kleiner wordt en dat in geval van een besmetting minder Q-koorts bacteriën worden uitgescheiden. Omdat op alle bedrijven gevaccineerd is en de epidemie voorbij is, wordt op 15 september 2011 het crisismaatregelenpakket versoepeld naar een regulier risicogebaseerd beleid. (Bleker & Schippers, 2011b) Het uitbreidingsverbod is opgeheven, de periode dat lammeren worden afgezonderd van publiek is teruggebracht naar het moment van lammeren, er mag tijdens de periode van lammeren weer gemest worden, de termijn van opslag van mest is verkort en het preventieve vaccin voor mensen wordt niet meer aangeboden.
Mond- en Klauwzeer (MKZ) MKZ in de media Tien jaar na dato leeft de crisis rond de vermeende besmetting van vee met het MKZvirus nog volop in Kootwijkerbroek. De documentaire ‘Mannenbroeders van Kootjebroek’ wordt in een drukbezocht dorpshuis getoond en ook op televisie. In april 2001 werden in Kootwijkerbroek onder hevig protest zestigduizend koeien, varkens, schapen en geiten op tweehonderd bedrijven gedood en afgevoerd. Nog steeds is er geen duidelijkheid of het MKZ-virus wel had toegeslagen in Kootwijkerbroek. Mogelijk is een monster in het laboratorium verwisseld. (Marlet, 2011) De kans is groot dat een nieuwe uitbraak van MKZ, net als tien jaar geleden weer zal leiden tot het ruimen van duizenden evenhoevige dieren. Vaccineren is in Europa nog altijd verboden als het virus niet rondwaart. Dierenarts Edwin Visser, voorzitter van de Vakgroep Gezondheidszorg Herkauwer van de Koninklijke Maatschappij voor Diergeneeskunde zegt: “Als we morgen MKZ hebben, zijn we weer te laat”. (“Melkveehouders staan stil”, 2011)
18
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
MKZ komt overal ter wereld voor. Sinds 29 november 2010 zijn er in Zuid Korea al drie miljoen dieren gedood. In december raakte het verdovingsmiddel op waardoor de meeste dieren, vooral varkens, levend zijn begraven. Inmiddels lijkt de MKZ onder controle. Alle 19 miljoen dieren hebben inmiddels hun eerste vaccinatie gehad. Nederland zond één miljoen vaccins. (Claus, 2011). MKZ is een zeer besmettelijke virusziekte die kan voorkomen bij evenhoevige dieren zoals rundvee, varkens, schapen, geiten en herten. (“Mond-en-klauwzeer”, 2011). MKZ is niet gevaarlijk voor mensen. De ziekte wordt overgedragen door direct contact tussen dieren, contact met besmet voedsel, staand water, kleding en huid alsmede besmette voertuigen. Het virus kan in voedingsmiddelen zoals kaas of ongekookt vlees overleven. MKZ uit zich bij besmette dieren in de vorm van blaren op de uiers, poten en in de bek, met name op de tong. Besmette dieren hebben koorts, eten niet meer, verliezen gewicht en produceren minder melk. Ongeveer 1 à 2 % van de besmette dieren sterft. Bij jonge dieren is dit percentage hoger. Bij koeien verloopt MKZ het hevigst, maar na ongeveer twee weken herstellen ze zich en zijn dan weer volledig gezond. Koeien die MKZ hebben gehad, bouwen er weerstand tegen op en kunnen immuun worden. In 1838 dook de ziekte voor het eerst op in Nederland. In het rampjaar 1911 werden 71.518 bedrijven getroffen. Rond 1940 werd begonnen met het inenten van runderen tegen de ziekte. Eind jaren ’60 van de vorige eeuw was de ziekte vrijwel geheel uit Nederland verdwenen. Tot die tijd werden besmette dieren niet afgemaakt. In 1991 werd de verplichte inenting in Nederland door de Europese Unie (EU) omgezet in een inentingsverbod vanwege export belangen. Indertijd was het aan gevaccineerde dieren en gevaccineerd vlees niet te zien is of het vrij was van MKZ. De antistoffen die gevaccineerde dieren ontwikkelen, waren gelijk aan de antistoffen die besmette dieren aanmaken. Dit was voor een aantal Aziatische landen en de Verenigde Staten aanleiding om geen gevaccineerde dieren meer in te voeren. Om verspreiding tegen te gaan worden bij een uitbraak alle evenhoevigen in een straal van 1 kilometer rond de besmettingshaard preventief gedood. Doordat de vaccinatie is stopgezet kan een nieuwe uitbraak zich sneller en verder verspreiden. Het virus vanzelf over laten gaan heeft financiële consequenties omdat een land geen vlees kan exporteren zolang er MKZ heerst. Bij de uitbraak van MKZ in 2001 werden in Nederland 26 bedrijven besmet verklaard. Totaal werden op ongeveer 2600 bedrijven 260.000 evenhoevigen afgemaakt. Hiervan werden bijna 200.000 dieren geruimd na vaccinatie. (B&A Groep, 2002) MKZ wordt door de beelden in de media vooral geassocieerd met geruimde koeien maar er zijn meer varkens (118.000) gedood. Dan 93.000 runderen, 35.000 schapen, 8.000 geiten en verder ‘overige’ dieren. (“Drie maanden crisis”, 2001) Ook kinderboerderijen, huisdieren, dierenweiden en hertenkampen werden geruimd, wat tot emotionele taferelen leidde. Het werd onethisch gevonden gezonde dieren te doden om zo de verspreiding van een virus tegen te gaan dat over het algemeen niet dodelijk is en waar ook nog een vaccin tegen bestaat. Foto: “Nederland getroffen” (2001)
Terbijhe, destijds specialist dierziekten bij de Rijksdienst voor de keuring van vee en vlees, is tevreden over de aanpak van MKZ in 2001. (Polman, 2011) In Nederland werd de MKZ in een maand en een dag bedwongen. Dit heeft het leven gekost van slechts 1,5 procent op een totaal van circa 19 miljoen runderen, varkens, schapen en geiten in Nederland.
19
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
Terbijhe stelt ook dat het een verandering ten goede is dat gevaccineerde dieren niet meer geruimd hoeven te worden. Er moet echter nog wel meer geregeld worden voor wat betreft de afzet van vlees van gevaccineerde dieren. Er is niets mis met het vlees en de melk van gevaccineerde koeien. Terbijhe doet daarom de oproep: 'Help de MKZboeren en koop gevaccineerd vlees'. Het inentingsverbod van de EU is na grootschalige ruimingen en de maatschappelijke weerstand tegen deze aanpak in 2003 herzien. Lidstaten mogen onder bepaalde voorwaarden bij bestrijding van een uitbraak noodvaccinatie toepassen. Daarnaast zijn er inmiddels markervaccins ontwikkeld die gebruikt kunnen worden als landen bereid zijn hun grenzen open te stellen voor levend vee en dierlijke producten van geënte dieren. (Agriholland, 2009)
Vogelgriep Vogelgriep in de media Eind 2010 is de vogelgriep in Zuid-Korea uitgebroken, waardoor inmiddels vier miljoen stuks pluimvee zijn gedood. (Claus, 2011) In maart 2011 wordt de milde variant H7 vastgesteld bij een pluimveebedrijf in het Zeeuwse Schore. (“Vogelgriep Zeeland”, 2011) De 127.500 legkippen zijn geruimd en er is een vervoersverbod van één kilometer rond het bedrijf ingesteld voor pluimvee, eieren, mest, strooisel en pluimveevoer. De besmetting komt mogelijk van vogels die het virus met hun ontlasting uitscheiden. De maatregelen blijven drie weken van kracht en het bedrijf blijft voor onbepaalde tijd gesloten. Vogelgriep komt in Nederland niet vaak voor. In 2006 en 2010 is in Voorthuizen en Deurne een milde variant geconstateerd. Nederland werd echter in 2003 zwaar getroffen. Op 1349 pluimveehouderijen werden toen 30 miljoen dieren gedood. Negentien mensen die bij de ruimingen waren betrokken, werden ziek en een dierenarts is overleden. In mei 2011 sloeg het virus (de milde variant H7) toe in een biologische legstal in Kootwijkerbroek, waar 8800 leghennen zijn vergast. (“Vogelgriep op bedrijf”, 2011) De genomen maatregelen staan in bijlage IV. De eigenaar van de geruimde hennen ontvangt een vergoeding van het rijk. In Kootwijkerbroek is een vervoersverbod in een zone van drie kilometer rond het bedrijf ingesteld. In die zone zitten bijna zestig andere pluimveebedrijven. Zowel in Schore als in Kootwijkerbroek is het vervoersverbod na drie weken opgeheven omdat er geen nieuwe besmettingen zijn geconstateerd. In juni 2011 is in Creil, Flevoland binnen drie dagen twee maal vogelgriep (H7 variant) geconstateerd. De nVWA ruimde 47.000 kippen en 6750 kalkoenen. De kippen konden buiten lopen, de kalkoenen niet. Het is onduidelijk is hoe de kalkoenen besmet zijn geraakt. (“Kalkoenen besmet”, 2011). Foto: (RTL nieuws, 2011)
Het vaststellen van de ziekte hoeft niet altijd tot het ruimen van dieren te leiden. Voor de export worden 83 vanuit het wild gevangen zwanen bij een handelsbedrijf in Zuidwolde getest en daar wordt in september 2011 de milde variant vastgesteld. (“Milde vogelgriep”, 2011) Zwanen vallen niet onder de definitie van pluimvee en hoeven volgens Europese regelgeving niet geruimd te worden. Omdat het bedrijf in een pluimveearm gebied ligt, is besloten de dieren op het bedrijf in quarantaine laten uitzieken en een vervoersverbod in een straal van 1 kilometer rond het bedrijf in te stellen. Dit is in lijn met het beleid om bij dierziekten zo min mogelijk dieren te ruimen.
20
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
Bleker (2011a) stelt dat laagpathogene AI-virussen vrij algemeen voorkomen in wilde vogelpopulaties. Op dat moment hadden twee besmettingen in 2011 plaatsgevonden op bedrijven met vrije uitloop. Daarop heeft de staatssecretaris aangekondigd om onderzoek te gaan doen naar de aard van het verband tussen vrije uitloop en het risico van AIbesmetting. Bleker is met de sector in gesprek om te kijken naar mogelijke bedrijfsmaatregelen die nu al genomen kunnen worden om het risico van insleep vanuit wilde vogels te verkleinen. Vogelgriep is een ziekte bij vogels en pluimvee. Hoog pathogene aviaire influenza (HPAI) is de meest ernstige vorm. Het gaat gepaard met grote sterfte onder pluimvee en verspreidt zich zeer snel. Daarnaast kan HPAI een risico voor de volksgezondheid zijn en heeft het grote economische gevolgen voor de pluimveesector. HPAI is daarom bestrijdingsplichtig in de EU-regelgeving. Laag pathogene AI (LPAI) is een mildere vorm met meestal slechts geringe ziekteverschijnselen. Omdat LPAI H5 en LPAI H7 in pluimvee kunnen muteren naar een hoog pathogene variant zijn deze eveneens bestrijdingsplichtig gemaakt. (Bleker, 2011a). Het is niet toegestaan om hobbypluimvee of bedrijfsmatig pluimvee (preventief) te vaccineren tegen vogelgriep. Hiervoor is toestemming nodig van de Europese Commissie. Vogelgriep kan onder andere worden overgedragen via direct contact tussen vogels. (“Wat is vogelgriep”, n.d.) Het vogelgriepvirus kan zich ook door de lucht verspreiden of door besmet materiaal, zoals mest. Er zijn veel verschillende varianten van het vogelgriepvirus. De meest bekende variant is het H5N1 type. Dit type is zeer besmettelijk. Als een dier besmet is met H5N1, duurt het 4 tot 15 dagen voordat het daadwerkelijk ziek wordt. De ziekte verloopt daarna snel, met in de meeste gevallen de dood tot gevolg. In zeer zeldzame gevallen (bij zeer nauw contact met besmette watervogels of pluimvee) kan de variant H5N1 ook mensen infecteren. Deze variant is berucht omdat het niet alleen van dier op mens overgaat, maar ook van mens op mens en mensen kunnen eraan overlijden. (Breeman & Termeer, 2009) Indien is vastgesteld dat er bij een bedrijf vogelgriep heerst, worden direct alle kippen op dat bedrijf gedood en afgevoerd. Op dat moment is nog niet bekend of het om een milde of een gevaarlijke variant gaat. Naast het ruimen van de dieren op het bedrijf waar het virus is geconstateerd, wordt direct een vervoersverbod in een straal van drie kilometer ingesteld en wordt onderzocht of het virus ook bij bedrijven in de omgeving heerst. Q-koorts, MKZ en vogelgriep hebben dus recent de kranten gehaald. Dit zijn besmettelijke dierziekten die al dan niet een gevaar voor de volksgezondheid kunnen opleveren en waar het ruimen van dieren een standaard maatregel is. MKZ is door de samenleving als crisis geduid en Q-koorts is middels crisismaatregelen door de overheid aangepakt. Daarentegen lijkt de vogelgriep en de daarbij gepaarde ruimingen weinig commotie in de media te geven.
3.2
Impact van dierziekten
Voor autoriteiten is het van belang om rekening te houden met de beleving van de bevolking. Wanneer heeft een besmettelijke dierziekte een hoge impact bij de bevolking? Helleman, Opsteen, Meerenburgh, Arets (2011) hebben een onderzoek gedaan naar de factoren die bepalen of dierziekten een hoge mate van impact hebben bij de bevolking. Deze factoren zijn gebaseerd op literatuur en onderzoeksrapportages van MKZ en Q-koorts. Zij concluderen dat impact wordt bepaald door de variabelen van de definitie van Rosenthal van een crisis, maar dat er tevens nog andere variabelen meegenomen moeten worden. De impactvariabele mediageniekheid maakt geen onderdeel uit van de
21
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
definitie van een crisis. Echter, door aandacht van de media neemt de identificeerbaarheid toe. Media aandacht is bepalend of de bevolking, belanghebbenden of zelfs autoriteiten de dreiging, onzekerheid en urgentie als zodanig waarnemen en ervaren. Impact van dierziekten op de bevolking wordt door veel verschillende factoren bepaald. Een virus of bacterie dat door dieren op mensen wordt overgedragen en tot zieken en doden leidt is ‘ slechts’ één van de factoren waardoor mensen iets erg vinden. Naast het effect van de ziekte zelf, blijkt een belangrijke impactfactor de waardering voor het optreden van de overheid te zijn. De combinatie van een aantal zwaarwegende impactfactoren verklaart waarom MKZ, zonder dat er slachtoffers zijn, wel als crisis werd beleefd. De Nederlandse bevolking verwacht van de overheid dat zij zorg draagt voor de gezondheid van mens en dier. De bestrijding van MKZ staat tien jaar na dato nog steeds bij veel Nederlanders op het netvlies. Er waren schokkende beelden van vele koeien die in korte tijd geruimd werden en het hevige verzet van de boeren, wat zelfs tot een confrontatie met de ME leidde. De samenleving was verontwaardigd. Bij bevolking en betrokkenen is onvoldoende draagvlak voor het non-vaccinatiebeleid. De factor verwijtbaarheid speelt hier nadrukkelijk een rol omdat er kennelijk gekozen is voor economische belangen, waardoor bij uitbraak van de ziekte ruimingen onvermijdelijk waren. Echter, nog steeds vragen betrokkenen zich af of de ruimingen op deze schaal daadwerkelijk nodig waren. De overheid heeft onvoldoende transparant gehandeld en de bevolking en zelfs het lokale bestuur, niet goed geïnformeerd. Het vertrouwen in de overheid neemt verder af door het beeld dat de overheidsinstanties onvoldoende inzicht hebben in de oorzaken, gevolgen en aanpak. Ook worden gedupeerden naar hun mening onvoldoende gecompenseerd. In de beleving heeft de overheid in diverse fasen van de veiligheidsketen steken laten vallen bij het voorkomen en bestrijden van MKZ. Bij MKZ is er niet voor niets sprake van de crisis na de crisis: die van de dierziekte zelf waardoor er 260.000 dieren zijn afgemaakt en de maatschappelijke crisis. Nu duidelijk is waarom MKZ als crisis getypeerd is en een hoge impact op de Nederlandse bevolking heeft, komt de vraag boven waarom dit bij Q-koorts niet het geval is. Met andere woorden: waarom heeft Q-koorts, ondanks dat het aantal menselijke slachtoffers (ziek en dodelijke afloop), toch minder impact op de Nederlandse bevolking dan MKZ? De volgende verschillen in impactvariabelen geven hier een antwoord op: Q-koorts werd indertijd minder relevant gevonden omdat de wereld en ook Nederland zich ernstig zorgen maakte om de Mexicaanse griep. Wellicht dat de media daarom ook minder aandacht hadden voor de Q-koorts, maar zeker is dat er niet of nauwelijks schokkende beelden van ruimingen zijn vertoond. Er was nog veel onduidelijkheid over de ziekte. De verwijtbaarheid is aanzienlijk minder omdat het aanvankelijk niet duidelijk was hoe de ziekte ontstond of hoe het bestreden kon worden. Het draagvlak voor de ruimingen was aanwezig omdat deze nodig werden geacht voor de bescherming van de volksgezondheid. De aard van de ziekte spreekt wellicht minder tot de verbeelding: griepachtige verschijnselen, vermoeidheidsklachten en een beperkt aantal mensen overlijdt mede ten gevolge van Q-koorts. Tenslotte was MKZ een heftige gebeurtenis in korte tijd en doet Q-koorts zich gedurende een langere tijd voor, waarbij de slachtoffers ook in tijd en plaats verspreid waren. Uit het voorgaande blijkt dat indien er geen draagvlak is voor de maatregel van het ruimen van (gezonde) dieren, dit een voedingsbodem voor een crisis is. Een respondent stelt tijdens een interview dat de angel van de crisis en maatschappelijke onrust zit in het zinloos ruimen. Hij is niet overtuigd van het nut of de noodzaak van ruimingen bij de
22
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
MKZ crisis in 2001. Er wordt gezegd dat ruimen een economisch belang is, maar het is een politiek belang, zo stelt hij. De minister houdt rekening met zijn kiezers, maar ook met zijn ambtsgenoten in Europa. Ook vindt hij de angst ongegrond dat gevaccineerde dieren of producten ervan niet geëxporteerd kunnen worden. Als Nederland over zou gaan tot vaccinatie, zullen de grenzen snel open gaan voor de dieren of producten. De vraag of het ruimen van gezonde en zieke dieren noodzakelijk is, dient beantwoord te worden. Welke maatregelen worden er genomen om dierziekten als Q-koorts, MKZ of vogelgriep te voorkomen of te bestrijden? Dit komt in de volgende paragraaf aan de orde.
3.3
Huidige maatregelen besmettelijke, bestrijdingsplichtige dierziekten
In deze paragraaf worden de huidige overheidsmaatregelen van het ministerie van EL&I ten aanzien van de bestrijding van dierziekten beschreven. (“Preventie en bestrijding”, n.d.; Bleker, 2011b) Tenzij anders vermeld, gelden de maatregelen in deze paragraaf voor zowel Q-koorts, MKZ als vogelgriep.
Monitoring, proactie, preventie, preparatie en respons Houders van dieren moeten alert zijn op ziektesymptomen en een verdenking van een dierziekte moet direct worden gemeld bij een dierenarts. Bij vermoedens van een besmettelijke Dreiging dierziekte kan 24 uur per dag de nieuwe Voedsel en Waren Risico Autoriteit (nVWA) gebeld worden. Een dierziekte is Waarschuwingsmeldingsplichtig (zie bijlage III) als deze snel kan uitbreiden, signalen ernstige schade kan berokkenen aan de betrokken diersoort, Kwetsbaarheden niet kan worden voorkomen of bestreden met de normale bedrijfsmiddelen en een ernstig gevaar vormt voor de volksgezondheid. Q-koorts, MKZ en vogelgriep zijn meldingsplichtige dierziekten. Er worden scherpere veiligheidsmaatregelen ingesteld als een ziekte zich voordoet in een omringend land. Bij een verhoogd risico worden de controles op diertransporten strenger en kan een importverbod vanuit besmette landen worden afgekondigd. De overheid houdt de diergezondheid in Nederland permanent in de gaten middels een ‘early warning’-systeem. Hierdoor kan er direct worden ingegrepen als een besmettelijke ziekte uitbreekt. De overheid is voor snelle opsporing van een ziekte afhankelijk van de opmerkzaamheid van veehouders en dierenartsen en hun bereidheid een verdenking te melden. Signaleren
De kostenverdeling tussen de overheid en veehouderijsectoren met betrekking tot jaarlijkse bewakingskosten en eventuele bestrijdingskosten van besmettelijke dierziekten in Nederland is in een convenant dierengezondheidsfonds van de productschappen en de minister geregeld (“Nieuw akkoord”, 2009). Per sector is een aantal bestrijdingsplichtige besmettelijke dierziekten genoemd. Q-koorts is volgens EU richtlijnen niet bestrijdingsplichtig. Sector
Bestrijdingsplichtige besmettelijke dierziekten
Varkenssector
MKZ, Klassieke Varkenspest, Afrikaanse Varkenspest en Blaasjesziekte (SVD). MKZ, blauwtong, scrapie/TSE (en daarnaast Q-koorts) MKZ, blauwtong, BSE, tuberculose en leukose Vogelgriep (AI) of de New Castle Disease.
Schapen- en geitensector Runder en kalversector Pluimveesector Tabel 2: dierziekten per sector
23
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
De GGD Nederland zou invloed willen uitoefenen om de kans op besmetting van mensen te verkleinen door een verplichte gezondheidsadvisering bij de vergunningverlening van megastallen. (d’Hondt, 2011) GGD Nederland wil voldoende afstand tussen veehouderijen en woningen en vindt dat er stringente eisen aan een megastal gesteld moeten worden ten aanzien van vestigingsplaats, de uitstoot van risicovolle stoffen en de veiligheid van de leefomgeving. De structuur is verbeterd zodat de signalering en opschaling bij een zoönose eerder in gang wordt gezet. Het responsteam, het outbreak managementteam en het deskundigenberaad zoönosen zijn operationeel. Dit moet leiden tot het beperken van het effect bij uitbraak van een zoönose. Pluimvee, rundvee en varkens worden jaarlijks (standaard) gevaccineerd tegen ziektekiemen zoals blauwtong of E.coli. Dit helpt de dieren gezond te houden en heeft geen schadelijke gevolgen voor hun producten, zoals vlees en melk. Proactieve maatregelen
Het is voor de gezondheid en het welzijn van dieren belangrijk dat dierziekten zoveel mogelijk worden voorkomen. De Preventieve bestrijding van zeer besmettelijke dierziekten heeft grote maatregelen sociale en economische gevolgen, vooral als zieke dieren massaal worden geruimd. Eigenaren of houders van dieren zijn als eerste verantwoordelijk voor preventie van dierziekten. Zij moeten hun best doen om dierziekten buiten hun bedrijf te houden, zorgen voor voldoende hygiëne en voorschriften bij het importeren van dieren uit het buitenland naleven. Veehouders en transporteurs van levende dieren moeten hygiënemaatregelen nemen om insleep van ziekte te voorkomen. Zo worden transportmiddelen gereinigd en ontsmet op alle bedrijven en verzamelplaatsen waar dieren worden gelost. Door eisen te stellen aan exporterende landen vindt er risicovermindering van import van dieren en dierlijke producten van buiten de EU plaats. Zo laat Nederland geen paarden toe uit landen waar de Afrikaanse paardenpest heerst. Er is ook aandacht voor het voorkomen van insleep van ziekten door reizende personen of hun bagage. Sommige veehouders nemen hierin hun eigen maatregelen, bijvoorbeeld door nieuwe werknemers te bevragen in welke landen ze recent geweest zijn. Er is ook een vermindering van het aantal herkomstadressen van dieren en de afnemende partijen en beperking van diercontacten doorgevoerd. Een respondent vertelde dat een varkensbedrijf maar aan een beperkt aantal bedrijven per periode biggen mag afleveren. Voor runderen geldt de 21 dagen regel, pas na die tijd op het bedrijf mogen ze worden doorverkocht.
Preparatieve maatregelen
Er wordt veel gedaan om in geval van een uitbraak het effect te beperken. Er zijn bestrijdingsdraaiboeken en er is een geoefende crisisorganisatie. Met vaccinfabrikanten zijn afspraken over vaccinproductie en beschikbaarheid gemaakt.
Voor een deel van de meldingsplichtige ziekten geldt ook een bestrijdingsplicht. Dit geldt niet voor de Q-koorts. In de EU is afgesproken dat de overheid de verspreiding van bestrijdingsplichtige dierziekten altijd moet tegengaan. Bij een uitbraak wordt een exportverbod ingesteld en de EU bepaalt hoe lang deze geldig blijft. De minister van EL&I is verantwoordelijk voor de bestrijding, de nVWA is verantwoordelijk voor de uitvoering. Deze dierziekten worden bestreden volgens Europese bestrijdingsrichtlijnen, die zijn uitgewerkt in nationale beleidsdraaiboeken. Het is formeel de staatssecretaris die bepaalt of een zekere situatie als een crisis wordt geduid en de secretaris generaal van het ministerie besluit of de crisisfase ingaat. Dit is het formele signaal dat draaiboeken en maatregelen daaruit van kracht worden. Respons maatregelen
24
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
De minister wordt bij een uitbraak geadviseerd door deskundigen, zoals epidemiologen en virologen en deskundigen met kennis over de ziektes en het 'veld'. Er zijn vier groepen deskundigen: voor herkauwers, pluimvee, varkens en voor paardachtigen. Bij een uitbraak zal tracering plaatsvinden. Daartoe wordt het I&R (identificatie en registratiesysteem) gebruikt. In Nederland kan middels een oormerk inzicht worden verkregen waar het dier is geweest. Bij runderen is de registratie per dier, bij varkens per bedrijf. Mocht zich, ondanks de toegenomen alertheid en maatregelen om insleep van ziekten te voorkomen, toch een uitbraak voordoen, dan wordt ernaar gestreefd om zo snel mogelijk nadat een uitbraak is vastgesteld over te gaan tot noodvaccinatie. Daarbij is het voornemen om gevaccineerde dieren na de uitbraak hun normale productiecyclus te laten afronden en niet, zoals in 2001 bij MKZ, te ruimen. Momenteel is noodvaccinatie nog niet voor alle bestrijdingsplichtige dierziekten mogelijk en met noodvaccinatie kunnen preventieve ruimingen niet altijd worden voorkomen. Het vaccin moet geschikt en bij voorkeur geregistreerd zijn, het moet veilig en effectief zijn, gemakkelijk toe te dienen en een gevaccineerd dier moet te onderscheiden zijn van een besmet dier. Hierdoor wordt de verspreiding van de ziekte tegengegaan. Tegen dierziekten zoals MKZ en vogelgriep, mag niet standaard preventief worden gevaccineerd. Deze ziekten moeten bij een uitbraak snel worden gesignaleerd en bestreden. Het vaccinatiebeleid voor deze ziekten wordt in overleg met de Europese Unie vastgesteld als er een uitbraak is of dreigt te komen. Conform de Europese regelgeving blijft de basis van het huidige beleid dat op bedrijven waar een infectie is aangetoond, alle voor de ziekte gevoelige dieren worden geruimd. De EU is van mening dat de doding en destructie van (mogelijk) besmette dieren, stamping out, de meest effectieve manier is om de ziekte uit te roeien. Het verdachte bedrijf wordt ingeloten en de aanwezige dieren en producten worden vernietigd. Zo wordt de verspreiding van de ziekte zo snel mogelijk gestopt. Onmiddellijk na het bekend worden van een uitbraak wordt voor heel Nederland gedurende 72 uur een algeheel vervoersverbod afgekondigd. Er mag geen verkeer van en naar veehouderijen plaatsvinden. Zo wordt verdere verspreiding voorkomen en kan onderzocht worden of de ziekte is verspreid. Volgens een respondent zijn dier-dier contacten het grootste risico. Door tracering wordt de verplaatsing van de dieren in de voorafgaande weken nagegaan, maar ook van mensen en bijvoorbeeld mestwagens. Tijdens dit vervoersverbod worden gevoelige dieren op bedrijven in een straal van 1 kilometer rondom de eerste uitbraak en op die bedrijven waarmee het besmette bedrijf een risicovol contact heeft gehad preventief geruimd. De EU regelgeving verplicht om monsters te nemen bij elk bedrijf waar geruimd wordt. Het ruimen in de straal van 1 kilometer en bij contactbedrijven en het vervoersverbod is niet verplicht volgens Europese regelgeving, maar betreft additioneel Nederlands beleid. Volgens Bleker (2011b) worden bedrijven in een straal van 1 kilometer en contactbedrijven geruimd omdat een aantal van deze bedrijven al besmet is, wat nog niet als zodanig is onderkend. Wachten op uitslagen van diagnostische tests is riskant, omdat in de tussentijd de ziekte al weer naar andere bedrijven kan zijn verspreid. Het toepassen van noodvaccinatie op deze risicovolle bedrijven is nog niet mogelijk, omdat het vaccin gebruiksklaar moet worden gemaakt. De vaccins voor MKZ en KVP liggen gereed. In een straal van 3 kilometer vindt tevens een screening plaats om eventuele besmetting vast te kunnen stellen. Voor Q-koorts is geen Europese regelgeving van toepassing. Daar is volgens een respondent alleen geruimd bij bedrijven waar de besmetting was geconstateerd en daarbij alleen de drachtige dieren.
25
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
Beleid: zo min mogelijk ruimen van gezonde dieren Bleker (2011b) informeert de Tweede Kamer medio 2011 over de huidige bestrijdingsstrategie van besmettelijke, bestrijdingsplichtige dierziekten. De bestrijdingsrichtlijnen voor een aantal besmettelijke dierziekten liggen vast in Europese regelgeving en Nederland is verplicht die richtlijnen te volgen. Daarnaast kan in Nederland een besmettelijke dierziekte als bestrijdingsplichtig worden aangewezen. Het in de jaren negentig ingevoerde Europese non-vaccinatiebeleid houdt in dat het verboden is om dieren tegen besmettelijke dierziekten in te enten. Nederland heeft de status ‘vrij zonder vaccinatie’ van MKZ, wat grote voordelen voor de export van dieren en dierlijke producten heeft. In de huidige Europese regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen preventieve vaccinatie en noodvaccinatie. Preventieve vaccinatie gebeurt zonder dat het virus in het land of de regio aanwezig is en noodvaccinatie als het virus in het land is aangetoond. Bij noodvaccinaties zijn er twee scenario’s; één met aansluitend ruimen van gevaccineerde dieren en één zonder ruimingen. Deze zogenaamde ‘noodvaccinatie voor het leven’ streeft Bleker na bij de bestrijding van dierziekten. Sinds de uitbraak van de klassieke varkenspest in 1997, MKZ in 2001 en vogelgriep in 2003, is de Nederlandse beleidslijn dat bij een toekomstige uitbraak van bestrijdingsplichtige dierziekten zo min mogelijk onbesmette (gezonde) dieren worden gedood en vernietigd. Dit beleid sluit dus goed aan bij dit onderzoeksthema.
Beschouwing noodvaccinatie Zolang dieren niet preventief gevaccineerd worden is een uitbraak van een besmettelijke dierziekte voorstelbaar en vrijwel onvermijdelijk. ‘Noodvaccinatie voor het leven’ komt tegemoet aan de maatschappelijke wens om dieren in leven te laten indien ze niet zijn besmet. Vaccinatie is in het algemeen een effectieve methode om verspreiding van een ziekte te verminderen en kan leiden tot een kleinere en kortere epidemie, minder ruimingen en geringere bestrijdingskosten en economische verliezen. Het kan ook bijdragen aan het verhogen van dierenwelzijn en leiden tot minder verspilling van voedsel en andere dierlijke producten. Een respondent vertelde dat er de laatste jaren een enorme druk is op het ontwikkelen van vaccins tegen dierziekten omdat van MKZ geleerd is om grootschalige ruimingen tegen te gaan. De strategie van ‘noodvaccinatie voor het leven’ is medio 2011 slechts voor twee ziektes uitvoerbaar, namelijk de klassieke varkenspest (KVP) en MKZ. Bij KVP is een vaccin beschikbaar welke tegen alle virusstammen werkzaam is. Om daarentegen een vaccin voor MKZ te kiezen, moet bekend zijn welk type MKZ-virus op dat moment de uitbraak veroorzaakt. Het kost tijd om het type vast te stellen en daarna moet het vaccin nog gebruiksklaar worden gemaakt. Dit betekent dat er de eerste dagen na een uitbraak nog preventieve ruimingen plaats gaan vinden om verspreiding van het virus te voorkomen. Vaccinatie bij de vogelgriep lijkt nog onvoldoende effectief. De vaccins moeten passen bij het dan circulerende type virus. Nadat dit is vastgesteld moet het vaccin geproduceerd worden. Het vaccineren van grote aantallen pluimvee is erg arbeidsintensief en duurt daardoor lang. Vervolgens duurt het nog een tijd voordat gevaccineerde dieren beschermd zijn, terwijl de verspreiding van het virus zeer snel gaat. Noodvaccinatie zal dus bij een volgende epidemie zeer waarschijnlijk niet worden toegepast bij vogelgriep. Dan resten dus de ‘gebruikelijke’ preventieve ruimingen. Omdat noodvaccinaties zich vooralsnog zullen beperken tot KVP en MKZ en de vaccinaties op zichzelf nog beperkingen heeft, is het van groot belang dat de insleep van dierziekten zoveel mogelijk wordt voorkomen en dat een verdenking zo snel mogelijk wordt gemeld. Een knelpunt is dat er problemen worden verwacht met de afzet van producten van gevaccineerde dieren vanwege de zorg voor introductie van het virus via deze producten.
26
3. Besmettelijke dierziekten en huidige maatregelen
EL&I doet er veel aan om deze zorg weg te nemen, maar marktpartijen besluiten zelf of ze deze producten afnemen. Overigens kunnen andere EU-lidstaten de producten die voldoen aan de voorwaarden niet weigeren. Het productschap pluimvee en eieren (“Nieuw akkoord”, 2009) vindt het van belang dat gevaccineerde dieren en de producten ervan wel via een marktconforme prijs kunnen worden afgezet. Vanuit een collectief fonds moeten veehouders vergoed kunnen worden als hun dieren worden gevaccineerd. Veehouders zullen dan namelijk bereid zijn om volop mee te werken aan de bestrijding van MKZ. Daarnaast worden afspraken gemaakt met slachterijen en supermarkten om vlees van gevaccineerde dieren via reguliere kanalen in Nederland te verkopen. Er is immers niets mis met dit vlees qua kwaliteit en veiligheid.
3.4
Resumé
In dit hoofdstuk zijn de actualiteit, de kenmerken, impact en de maatregelen van drie besmettelijke dierziekten in Nederland beschreven, te weten Q-koorts, MKZ en vogelgriep. Met name de bestrijding van MKZ heeft een enorme impact op de bevolking gehad en heeft tot een crisis geleid. Bij MKZ is een omslag geweest van het voorkomen van de ziekte door vaccinatie naar een non-vaccinatiebeleid. Hierdoor waren diverse preventieve en preparatieve maatregelen (en responsmaatregelen) nodig. Na de MKZ-crisis zien we een voorzichtige verschuiving naar mogelijkheden van noodvaccinatie. Dit zal geen invloed hebben op het risico van insleep, maar wel op de omvang van de verspreiding en het aantal ruimingen. Bij vogelgriep is geen ontwikkeling in de aanpak te zien of in de nabije toekomst te verwachten. Snel ingrijpen is van belang omdat de ziekte zich snel kan verspreiden en bovendien omdat de milde variant kan muteren in een voor de mens gevaarlijke variant. Voor de bestrijding van Q-koorts gelden geen Europese regels. Nederland heeft gekozen voor een aanpak van stamping out en tevens preventieve vaccinatie van alle melkschapen en melkgeiten, waardoor het risico van uitbraak en van verspreiding (en dus van ruimingen) fors verminderd wordt. Hiermee lijkt voor Q-koorts al een belangrijke proactieve maatregel te zijn genomen om ruimingen te voorkomen of te beperken. Het bepalen van maatregelen om ruimingen te voorkomen of beperken is daarom mogelijk relevanter voor de sectoren die getroffen kunnen worden door MKZ of vogelgriep. De overheidsmaatregelen bij MKZ en vogelgriep zijn vooral gericht op het snel en adequaat signaleren en bestrijden van de dierziekte op het moment dat deze zich voordoet, teneinde het effect, de verspreiding van de ziekte, te beperken. Voor het beantwoorden van de onderzoeksvraag is bijzondere aandacht besteed aan de maatregel tot het doden en afvoeren (ruimen) van dieren. Een oud gezegde is ‘voorkomen is beter dan genezen’, maar Nederland is met handen en voeten gebonden aan het Europese non-vaccinatiebeleid. Door ‘noodvaccinaties voor het leven’ bij een uitbraak van MKZ zullen er minder ruimingen noodzakelijk zijn. In het theoretisch kader is beschreven dat kwetsbaarheden of verslechterde omstandigheden de voorbode van een crisis kunnen zijn. De kwetsbaarheden worden in het volgende hoofdstuk behandeld. Als de kwetsbaarheden duidelijk zijn, kan met behulp van een theoretisch beslismodel bepaald worden welke maatregelen effectief kunnen zijn om het aantal ruimingen te voorkomen of beperken.
27
4. VEEHOUDERIJSECTOR STAAT ONDER DRUK EN IS KWETSBAAR VOOR DIERZIEKTEN Signaleren Dreiging Risico Waarschuwingssignalen Kwetsbaarheden
De laatste decennia is de veehouderij in Nederland aanzienlijk veranderd. Het aantal bedrijven is verminderd en de grootte van de veestapel per bedrijf is aanzienlijk toegenomen. In een relatief klein land worden veel dieren gehouden. Tegelijkertijd zijn dieren steeds meer uit beeld. Er wordt gepleit voor de koe in de wei, maar ook vele schapen, kippen en geiten komen tegenwoordig nauwelijks meer buiten. In hoeverre maken deze en andere ontwikkelingen de sector kwetsbaarder voor dierziekten?
In dit hoofdstuk wordt beschreven met welke problemen de veehouderijsector momenteel wordt geconfronteerd. Knelpunten in de sector kunnen de gezondheid en het welzijn van dieren beïnvloeden, wat de kans op besmetting met een dierziekte vergroot. Wellicht zijn er knelpunten in de sector die kunnen duiden op een sluipende crisis? (Rosenthal, 2009) In dit hoofdstuk is aandacht voor de in kranten genoemde knelpunten in de veehouderijsector.
4.1
Een sector onder druk
Financiële nood, zoönosen, overproductie, resistente bacteriën, milieu- en welzijnsproblemen Varkenshouders zitten financieel in zwaar weer. (Weel, 2011d) Eigenlijk is alleen schaalvergroting een Prijzen staan onder druk en men zoekt naar mogelijkheden om oplossing, maar dat is de kostprijs te verlagen. Diverse bedrijven stoppen nu juist wat de noodgedwongen. De export staat onder druk omdat Duitsland samenleving niet wil. zelfvoorzienend is en er is in Nederland overproductie. De markt (NVV voorzitter is in handen van een paar slachterijen die de prijs bepalen. De Zwanenburg) kosten van het voer, de helft van de Sinds de varkenspest in kostprijs, stijgen door slechte oogsten. In de toekomst wordt 1997 draait alles om concurrentie verwacht van opkomende productielanden als dierenwelzijn. Hopman, ex-varkensboer Brazilië. Er naderen nieuwe milieu- en welzijnseisen in 2013. (Weerd, 2011) Varkenshouders moeten investeren in groepshuisvesting voor drachtige zeugen en in het verminderen van ammoniakuitstoot. Het aantal varkens in Nederland stijgt al zeven opeenvolgende jaren, maar het aantal bedrijven neemt af. De 12,4 miljoen dieren worden gehouden op ongeveer 6500 bedrijven, een gemiddelde van 1900 varkens per bedrijf. (“Meer varkens”, 2011) Varkens worden in grote aantallen bij elkaar gehouden en ze krijgen preventieve antibiotica toegediend om ziekteverwekkers (vooral bacteriën) in het lichaam te bestrijden. Door Milieudefensie wordt gesteld dat als dieren de ruimte krijgen om hun natuurlijke gedrag te vertonen, er minder kunstgrepen nodig zijn om hen in leven te houden. (Berkhuizen, 2011)
28
4. Veehouderijsector staat onder druk en is kwetsbaar voor dierziekte
De samenleving en de politiek roepen een halt toe aan schaalvergroting. De provincies Brabant en Utrecht besluiten na een burgerinitiatief dat er geen megastallen meer gebouwd mogen worden. De Provinciale Staten vinden dat in Brabant de grenzen van de groei bereikt zijn, mede door de uitbraken van op mensen overdraagbare dierziekten als de vogelgriep, de varkensgriep en de Q-koorts. Een meerderheid van de Tweede Kamer wil dat er voorlopig geen megastallen meer worden gebouwd, totdat de maatschappelijke dialoog hierover is gevoerd. Ondanks de oproep van Bleker tot een bouwverbod, hebben decentrale overheden in Noord-Holland en Limburg toestemming gegeven voor stallen voor ruim 700 koeien, 33.000 varkens en 1,3 miljoen kippen. (“Bouwstop voor”, 2011) In het rapport van de maatschappelijke dialoog wordt geen maximale omvang van veehouderijen genoemd. (“Rapport biedt” 2011) Een ander probleem is dat Nederlandse varkens, koeien en kippen nog steeds teveel mest produceren en daardoor de Europese normen voor onder meer stikstof, fosfaat en nitraat overschrijden. (Brandsma, 2011c) Er zijn ruim 12 miljoen varkens, 88 miljoen kippen en kuikens en 1,5 miljoen melkkoeien in Nederland. (“Hoe veilig is”, 2010) De markt voor geitenmelk is verzadigd. Nederland telt ongeveer 350 geitenhouders, die samen jaarlijks 140 miljoen kilo melk produceren. Nadat geitenhouders de Q-koortscrisis moesten overwinnen, zitten ze nu in de houdgreep van de markt. De meeste melk wordt verwerkt tot kaas, waarvan 70 procent wordt geëxporteerd. Doordat Frankrijk zelf meer geitenmelk gaat produceren, staan de prijzen in Nederland onder druk. (“Er is nu”, 2011) Enerzijds lijkt de markt verzadigd te zijn en anderzijds is er het bericht dat de productiebegrenzing in 2015 wordt afgeschaft. (“Planbureau kritisch”, 2011) Het Planbureau voor de Leefomgeving vreest dat het nieuwe landbouwbeleid zal leiden tot een groei van de veestapel en daarmee problemen rond milieu, dierenziektes en volksgezondheid. Ook vervalt dan de melkquotering van de Europese Unie. Veehouders moeten voor schaalvergroting of door nieuwe wetgeving forse investeringen doen in tijden dat banken terughoudend zijn met financiering, waardoor faillissementen dreigen. De sector is bovendien kwetsbaar door afhankelijkheid van Europese subsidies. In de kalvermesterij bestaat 80% van het bedrijfsinkomen uit EU-bijdragen. (Vrolijk, 2011) Er ligt in de EU een voorstel dat Nederland 8 procent minder subsidie krijgt vanaf 2014. De lidstaten gaan hier nog over onderhandelen. Nu is er per jaar nog een miljard euro beschikbaar voor Nederland. Het budget van Europa blijft de komende jaren gelijk, maar door inflatie zal de waarde dalen. Europa wil naar een systeem waarbij alle boeren per hectare hetzelfde bedrag krijgen en boeren die niet duurzaam werken worden gekort. De inkomenssteun per bedrijf zal maximum 300.000 euro per jaar bedragen. (“Bleker: Nederlandse boer”, 2011). In de kranten is er de nodige aandacht voor dierenwelzijn en dan met name voor de koe in de wei. (Schipper, 2011) Kwaliteit zou volgens een ambachtelijke slager boven kwantiteit moeten gaan. In de nota ‘Pleidooi voor duurzame veeteelt’ (Aarts, Aerts, Ankersmit, Arntz, et al, 2010) wordt gesteld dat de huidige consumptie van dierlijke vetten schadelijk is voor de volksgezondheid en derhalve niet door de overheid gepromoot zou
Vroeger aten we maximaal twee maal per week vlees. Volgens mij kan het best wat minder. (Slager)
moeten worden.
De wachtlijst voor biologische veeteelt is afgeschaft en de vraag naar biologisch vlees neemt toe. (Wier, 2011)
29
4. Veehouderijsector staat onder druk en is kwetsbaar voor dierziekte
In de Tweede Kamer worden diverse aspecten van dierenwelzijn besproken, zoals een verbod op de rituele slacht, ontwikkeling van duurzame stallen (“In de kamer”, 2011), wederom ontheffing van tien jaar voor het kappen van kippensnavels (Dubbeldam, 2011) en recht op buitenruimte van alle dieren. Indien gekozen wordt voor minder veeteelt in Nederland, heeft dit consequenties voor veehouderijen en gerelateerde bedrijven. (Brandsma, 2011a) Het verbod op de verrijkte kooi (zie foto: CIWF, 2011) wordt, ondanks dat in 2008 een meerderheid de motie steunde om deze in 2017 in te laten gaan, toch pas in 2021 ingevoerd. Deze verrijkte kooi biedt iets meer ruimte dan de legbatterij, die vanaf 2012 verboden is. (Weel, 2011e) Een goede lekbatterijkip legt zo’n 320 eieren per jaar en houdt het anderhalf jaar vol. Voor een kip die niet genoeg meer legt, geeft het slachthuis nog vijftig cent. (Boevink, 2011) Een ander probleem in de veehouderijsector is brandgevaar. De steeds grotere stallen vormen een risico en compartimentering zou een oplossing kunnen zijn. (Timmer, 2011) Er bestaan geen aanvullende regels voor het houden van dieren ten opzichte van goederen. In Nederland overlijden er gemiddeld 400 dieren per dag ten gevolge van brand. (Weel, 2011c). Een belangrijk probleem is de resistentie van bacteriën. (Wayenburg, 2011) In de veehouderijsector wordt in Nederland in hoge mate antibiotica toegediend. Dit leidt ertoe dat steeds meer bacteriën resistent worden voor antibiotica. Ook mensen worden daardoor bedreigd: het wordt lastiger om in ziekenhuizen een goed middel te vinden tegen infecties. Er is een sterke aanwijzing dat door het consumeren van kip de infectie naar een mens wordt overgedragen.
Nederland is kampioen antibioticagebruik, vooral in de pluimveehouderij. (Wayenburg)
GGD Nederland maakt zich zorgen om het gebruik van antibiotica in de veehouderij en vindt de controle op de door staatssecretaris Bleker voorgestelde reductie met 50 procent in 2013 onvoldoende. Landbouwbedrijven moeten eigenlijk niet meer uitbreiden zonder strikte voorwaarden, meent Van de Sande. "Bij grote groepen dieren neemt de multiresistentie van bacteriën meestal toe", zegt hij. "In de pluimveesector is bij snelgroeiende kwetsbare kippen het antibioticagebruik hoog. De boer moet in de concurrentiestrijd overleven. We moeten dieren meer de tijd gunnen om zonder antibiotica op te groeien. Wie dwingt onwillige boeren om de manier van werken te veranderen en over te schakelen op een langzamer groeiend en gezonder ras? De staatssecretaris biedt de agrarische sector te veel vrijheid." (Brandsma, 2011b) Tenslotte is er in de kranten aandacht voor welzijnsproblemen bij het vervoer van vee. Dierenbeschermers pleiten voor een exportstop van vee naar landen buiten de EU. (Weel, 2011b)
Bovenstaande problemen van de sector zijn alarmerend. Veel bedrijven in de sector beleven hun eigen crisis, namelijk dat van hun voortbestaan. Deze problemen maken de sector kwetsbaar voor dierziekten. Indien men vooral bezig is om het hoofd boven water te houden, is er minder aandacht en geld voor investeringen in dierenwelzijn en dierziekten. De prijzen staan onder druk en dit leidt tot méér productie.
30
4. Veehouderijsector staat onder druk en is kwetsbaar voor dierziekte
De intensieve veehouderij biedt weinig bewegingsruimte en mogelijkheid tot ‘natuurlijk gedrag’ van dieren. Dit gaat ten koste van het welzijn en de gezondheid van dieren, waardoor dieren kwetsbaarder zijn voor dierziekten. Het risico dat dieren ziek worden is dan groter. De ontwikkeling is al decennia gaande dat het aantal dieren per bedrijf toeneemt. Dit betekent dat áls er een dierziekte uitbreekt, de besmettelijke ziekte zich tot een groot aantal dieren van dat bedrijf kan verspreiden. Het effect is dan groter. Schaalvergroting is een sluipende ontwikkeling, waardoor indien er geruimd moet worden, er ‘plotseling’ enorm veel dieren worden getroffen. Hier staat wel tegenover dat door de sanering van bedrijven de afstand tussen bedrijven doorgaans groter is geworden en mogelijk buiten de ‘ruimingsgrens’ vallen.
4.2
Wat maakt de veehouderij kwetsbaar voor dierziekten en ruimingen?
In deze paragraaf wordt een aantal belangrijke factoren belicht die de veehouderij kwetsbaar maken voor dierziekten. Inzicht in de kwetsbaarheden is van belang om maatregelen te bepalen voor het voorkomen of beperken van ruimingen. De factoren die de veehouderij kwetsbaar maken voor dierziekten en ruimingen zijn: Non-vaccinatie terwijl de dierziekten in hoge mate besmettelijk zijn Risico van verspreiding door bewegingen Onvoldoende weerstand van dieren Tijdsduur bij signaleren, diagnosticeren en vaccineren Risico van verspreiding en groot effect door: o hoge veedichtheid o grote veehouderijen en o geringe afstand tussen veehouderijen met dezelfde dieren
Non-vaccinatiebeleid Zowel bij MKZ als bij vogelgriep geldt dat er geen preventieve vaccinaties mogen worden gegeven om de dieren te beschermen tegen de ziekte. De dierziekten zijn zeer besmettelijk van aard en dieren staan vaak zo dicht op elkaar dat de kans op besmetting groot is. Dit is feitelijk de grootste kwetsbare factor en maakt dat ruimingen bij uitbraak van de ziekte een onlosmakelijk gevolg zijn. Het non-vaccinatiebeleid heeft er toe geleid dat de veestapel in Europa bijzonder gevoelig is voor een infectie met dierziektes. Door non-vaccinatie wordt het risico op uitbraak van de ziekte en de daarmee gekoppelde ruimingen feitelijk in Europees verband aanvaard. Niet de beperking van het risico van MKZ, maar het exportbelang vormt de kern van het Europese beleid. (COT, 2002) Het non-vaccinatiebeleid maakt Nederland ook gevoelig voor het uitbreken van een crisis omdat er geen draagvlak is voor dit beleid. Er is immers niets mis met producten van gevaccineerde dieren. De toenmalige minister van LNV, Brinkhorst, heeft ten tijde van de MKZ-crisis het non-vaccinatiebeleid op een bijeenkomst van Europese landbouwministers ter discussie gesteld omdat het beleid te grote consequenties heeft voor het dierenwelzijn. België, Luxemburg en Portugal ondersteunden dit. De Europese Commissie beloofde daarop een studie te laten verrichten naar de vraag of opnieuw moet worden overgegaan tot preventieve vaccinatie tegen MKZ. (COT) Nu, tien jaar later, is preventieve vaccinatie nog steeds niet toegestaan. De mogelijkheid van noodvaccinaties lijkt een belangrijke verbetering. Een respondent vertelde tijdens een interview dat de vaccins voor MKZ en varkenspest op voorraad klaar liggen in Nederland, maar er is een belangrijk knelpunt.
31
4. Veehouderijsector staat onder druk en is kwetsbaar voor dierziekte
Bij uitbraak van de ziekte in Nederland zal er van de EU toestemming worden gevraagd voor het gebruik van noodvaccinaties en het aanvragen en verkrijgen van deze toestemming duurt een aantal dagen. Er gaat dus kostbare tijd verloren, waarin de verspreiding van de ziekte kan doorgaan. Als de toestemming er direct zou zijn, zou er in een straal van 1 kilometer rond het besmette bedrijf mogelijk niet geruimd hoeven te worden, maar als het dagen duurt, dan zal het ruimen toch nodig zijn. Diverse respondenten geven aan dat ze graag zouden zien dat preventieve vaccinatie, net als voorheen in Nederland, weer gemeengoed zou zijn. Het stoppen met vaccineren heeft alleen maar ellende gebracht. De veearts noemde nog een belangrijk nadeel van noodvaccinaties. Een dier dat wordt geënt, is pas na twee à drie weken beschermd tegen de ziekte.
Risico van verspreiding door bewegingen De Nederlandse veehouderij kenmerkt zich door een hoge veedichtheid, intensieve transportbewegingen en een omvangrijke export. Deze situatie is bijna niet te vergelijken met enig ander Europees land. De situatie van de Nederlandse veehouderij blijft dan ook zeer kwetsbaar voor de insleep en verspreiding van dierziektes. (LNV, 2005). Er is een grote mate van specialisatie in de sector. Te denken valt aan leghennen, vleesvarkens, fokzeugen en vleeskippen. Vaak wordt een dier in zijn leven een aantal keer door diverse landen vervoerd. Een respondent vertelde in een interview dat als een kalf voor twee euro goedkoper in het buitenland verkregen kan worden, er daar wordt ingekocht. “Je haalt zo narigheid bij elkaar”, zei hij.
opfokbedrijven, Mensen zijn zo bewegelijk vandaag de dag. (Respondent)
De internationale handel van opfok, dieren, voer en dierlijke producten brengt een groot risico van insleep van dierziekten uit het buitenland met zich mee. Zeker uit landen waar de regelgeving of handhaving onder de maat is. Het aantal levende dieren dat van en naar Nederland wordt vervoerd neemt toe (alleen bij schapen, geiten en paarden is een afname t.o.v. 2008) en de afstand wordt groter, zo blijkt uit de nota Staat van het Dier 2. (Wageningen UR Livestock Research, 2011) Tabel 3 bevat import en export cijfers van 2009 uit deze nota. Productiedieren Vleesvarkens en biggen Rundvee (kalveren en runderen) Pluimvee eendagskuikens (leg en vleesras) Pluimvee (kippen, hanen, kuikens, kalkoenen) Schapen en geiten Paarden
Export 2009 10.134.614 156.000 262.575.000 95.988.000
Import 2009 1.244.649 1.004.558 72.405.000 164.801.000
350.957 4.188
52.966 6.412
Tabel 3: export en import productiedieren in 2009
Een respondent, een boer, vertelt dat het van belang is dat er zo min mogelijk mensen, dieren of mest in contact kunnen komen met het vee. Als de veewagen van de buurman wordt gebruikt, wordt deze na gebruik helemaal schoon gespoten. Een risico is het verpompen van mest. Dit gebeurt door een speciaal bedrijf in het voorjaar. De machine die gebruikt wordt komt bij allerlei bedrijven en er hangt een restant mest van het vorige bedrijf aan. Mensen worden steeds reislustiger en kunnen onbedoeld dierziekten zoals MKZ en vogelgriep van verre oorden met zich mee naar huis nemen. Dit maakt bewegelijkheid tot een kwetsbare factor.
32
4. Veehouderijsector staat onder druk en is kwetsbaar voor dierziekte
De Rijksoverheid informeert op haar website reizigers over het risico van het contact met dieren. Op diverse vakantiebestemmingen heersen besmettelijke dierziektes zoals MKZ of vogelgriep. Veel geïmporteerde dieren kunnen gecontroleerd worden, maar de vogels vliegen vrij. Daar de (milde variant) van de vogelgriep vrij algemeen onder wilde vogels voorkomt, kunnen deze bijvoorbeeld via ontlasting, een besmettingsbron zijn voor de pluimveesector. De Nederlandse Ecologische hoofdstructuur is een onderdeel van de Europese Ecologische hoofdstructuur. Door een grotere vrijheidsbeweging van een aantal in het wild levende dieren, die ook gevoelig zijn voor een aantal belangrijke zeer besmettelijke dierziekten, kan een extra risicofactor ontstaan voor de insleep en verspreiding van deze ziekten. (RDA, 2006) In het wild levende dieren zoals wilde zwijnen, zijn een kwetsbare factor voor de veehouderij. Er zijn mede daarom twee gedooggebieden in Nederland voor wilde zwijnen. Echter, inmiddels komen ze ook ver daarbuiten in het wild voor.
Onvoldoende weerstand van dieren Dieren zijn bevattelijker (kwetsbaarder) voor dierziekten als er welzijns- en gezondheidsproblemen zijn. Deze problemen worden vooral geconstateerd in de intensieve veehouderij. In de nota ‘pleidooi voor een duurzame veehouderij’ (Aarts, Aerts, Ankersmit, Arntz, et al., 2010) worden de knelpunten beschreven. Er wordt gerefereerd aan het advies van de commissie Wijffels aan de minister van Landbouw in 2001. De omgang met dieren is niet zoals gewenst en het milieu wordt te veel belast. De dieren hebben weinig weerstand tegen ziektes, de voedselveiligheid komt in gevaar en de kosten bij calamiteiten lopen hoog op. Wijffels vond een diervriendelijke veehouderij noodzakelijk om reden van de massaliteit, de minimale leefruimte (b.v. huidige norm 0,8 m² per vleesvarken), dieren die nauwelijks buiten komen, de stank, de milieubelasting, genetische versmalling, de schade aan de omringende natuur, transport van dieren over grote afstanden, dioxine- en hormoonschandalen, varkenspest, gekke-koeienziekte, mond en klauwzeer en gesubsidieerde overproductie. Een veehouderijsysteem dat amoreel omgaat met dieren en dat de exploitatie van dieren heeft opgevoerd tot een niveau waarop een storing desastreuze gevolgen heeft. Toch blijkt natuurlijk gedrag in de buitenlucht niet zonder risico. Een respondent stelt dat dieren die buiten lopen meer kans hebben om besmet te raken. Hij stelt dat als je het welzijn vergroot van dieren, het risico van dierziekten kleiner is, mits je ze binnen houdt. Zo lopen varkens die buiten lopen een grotere kans om besmet te raken met bijvoorbeeld varkenspest en kippen die buiten lopen kunnen een vogelgriepbesmetting oplopen. Daar staat weer tegenover dat dieren die buiten lopen hun algemene weerstand vergroten en beter bestand zijn tegen andere dierziekten. De genetische versmalling die een gevolg is van de op productie en volume gerichte werkwijze in de veehouderij, verhoogt het risico van een massale en snel verspreidende besmetting. In het pleidooi staat dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is en het tweede exportland ter wereld op het gebied van dierlijke eiwitten. Staatssecretaris Bleker heeft bepaald dat het gebruik van antibiotica drastisch moet worden teruggebracht in verband met het risico voor de volksgezondheid. Het is onduidelijk hoe de uitbraak van ziektes bij dieren voorkomen moet worden als er verder niets verandert in hun leefomstandigheden.
33
4. Veehouderijsector staat onder druk en is kwetsbaar voor dierziekte
Tijdsduur bij signaleren, diagnosticeren en vaccineren Bij het signaleren van de ziekte speelt een aantal problemen. Ten eerste is het niet altijd (direct) zichtbaar of een dier ziek is. Ten tweede kan het zijn dat het zicht op de dieren ontbreekt of onvoldoende is. Zijn pluimveehouders in staat om signalen van vogelgriep te herkennen bij individuele kippen in een bedrijf met tienduizenden kippen? Ten derde kan een dierziekte niet tijdig gesignaleerd worden als verzorgers niet voldoende op de hoogte zijn op welke kenmerken van de ziekte ze moeten letten. Bij verdere schaalvergroting neemt het aantal verzorgers per groep dieren af. Dat heeft als gevolg dat het toezicht op de dieren kan afnemen waarbij dieren die niet eten of drinken later zullen worden opgemerkt dan bij een ‘intensievere’ verzorging. Op termijn is automatisering van de monitoring van (een deel van) de diergezondheid denkbaar. Dit kan leiden tot een betere diergezondheid. Toenemende automatisering kan tijd besparen zodat er meer aandacht kan worden besteed aan de dieren. Het dierenwelzijn, gemeten naar dit criterium, kan dus zowel bedreigd als bevorderd worden door de overgang van familiebedrijf naar megabedrijf. De omvang en het vakmanschap van de dierverzorging zijn daarbij van doorslaggevend belang. Beide zijn een rechtstreekse afgeleide van de kwaliteit van het bedrijfsmanagement. (RDA, 2008)
Onzekerheid is kenmerkend in een crisissituatie. Het blijkt dat indien er onzekerheid is of andere dieren besmet zijn of indien het onzeker is welke variant van de dierziekte is uitgebroken, er ‘zekerheidshalve’ voor gekozen wordt om alle dieren van het bedrijf te ruimen. Het wachten op de uitslag is te riskant omdat in de tussentijd de ziekte verspreid zou kunnen worden. Het duurt een dag voordat bij vogelgriep bekend is of het om een hoog pathogene variant gaat. Het is dus een kwetsbaarheid dat niet direct kan worden vastgesteld om welke vorm het gaat. Een respondent geeft aan dat er onvoldoende kennis is hoe de verspreiding van dierziekten exact plaatsvindt. Er worden daarom (ruime) maatregelen genomen om het zekere voor het onzekere te nemen zodat de ziekte zo snel mogelijk ingedamd wordt. De respondent vertelt dat het niet altijd zeker is of een vaccin effectief is. Aanvankelijk was de overheid terughoudend voor een nieuw vaccin voor Q-koorts. Men wilde overtuigd zijn van de effectiviteit en daarnaast had de overheid een jaar ervoor al veel geld uitgegeven aan een vaccin tegen de Mexicaanse griep, terwijl dit achteraf niet nodig bleek te zijn omdat een veel mildere variant het land in was gekomen.
Veel dieren dicht bij elkaar en grote veehouderijen dicht bij elkaar Er zijn verschillende opvattingen over het risico van grote veehouderijen voor dierziekten. De vereniging van Nederlandse gemeentes (VNG) vindt dat de gemeenten en provincies zelf kunnen bepalen of ze megastallen toestaan of niet. (“VNG: Laat gemeenten”, 2011). De VNG vindt regels voor maximale schaalgrootte onnodig en onwenselijk. Gemeenten zijn voorstander van een transitie naar een duurzame veehouderij. Duurzaamheid, milieu en dierenwelzijn zijn volgens de VNG niet zozeer gerelateerd aan bedrijfsgrootte als wel aan bedrijfsvoering. De VNG wil dat er voldoende aandacht wordt geschonken aan de relatie tussen grootschalige (intensieve) veehouderij en de volksgezondheid zoals risico's van zoönosen, voorkomen verspreiding van dierziekten, vermindering van gebruik antibiotica en hormonen in de veehouderij, voldoende afstand tussen stallen en burgerwoningen en inbreng van de GGD. Er is een bundel met essays uitgebracht met de titel ‘over zorgvuldige veehouderij’, (Wageningen UR, 2010), waarin Wageningse wetenschappers een bijdrage leveren.
34
4. Veehouderijsector staat onder druk en is kwetsbaar voor dierziekte
De sector staat onder zware druk door uitbraken van dierziekten, discussies over megastallen en kiloknallers, en de aantasting van natuur en milieu. Rabbinge stelt in het voorwoord, dat de Nederlandse landbouw in de penarie zit. “Dieronvriendelijkheid, milieubelasting, uit de hand gelopen schaalvergroting, bron van vele tijdbommen voor de volksgezondheid en zoönosen zoals Q-koorts lijken de veehouderij te kenmerken.” Andere bijdragen in de bundel verdedigen de intensieve landbouw. Zo wordt gesteld dat bij het beheersen van besmettelijke dierziekten een kleiner aantal grote bedrijven gunstiger lijkt dan een groter aantal kleine bedrijven, omdat de afstand tussen bedrijven een belangrijke factor is bij het verspreiden van ziektes tussen bedrijven. De Raad voor Dierenaangelegenheden (RDA, 2008) heeft op verzoek van de Tweede Kamer een rapport opgesteld over de mogelijke gevolgen van megastallen voor dierenwelzijn en diergezondheid. Het advies beperkt zich tot de varkens- en pluimveehouderij. De raad concludeert dat het bij elkaar plaatsen van megabedrijven grotere diergezondheidsrisico’s geeft dan wanneer grote onderlinge afstand aangehouden wordt. De kans op verspreiding van een dierziekte neemt af bij een grotere afstand tussen bedrijven. Met betrekking tot de aangifteplichtige dierziekten is er in geval van familiebedrijven sprake van een relatief grote kans op een relatief kleine ramp en op megabedrijven sprake van een kleine kans op een grote ramp. In landbouwontwikkelingsgebieden, waar veel grote bedrijven dicht bij elkaar liggen, zal de schade als gevolg van een uitbraak van een aangifteplichtige dierziekte van dezelfde orde van grootte zijn als bij een uitbraak op een of meerdere megabedrijven. Megabedrijven die separaat op industrieterreinen geplaatst worden zullen een kleinere kans op het binnendringen van dierziekten hebben dan bedrijven in het landschappelijke gebied. Bovendien zullen op een industrieterrein hobbydierhouderijen en in het wild levende dieren een veel kleiner risico voor het megabedrijf (en omgekeerd) vormen. Naarmate meer medewerkers werkzaam zullen zijn op één bedrijf is extra waakzaamheid geboden, omdat op die manier een (besmettelijke) dierziekte geïntroduceerd zou kunnen worden. Ervaring bij de uitbraak van vogelgriep in 2002-2003 heeft geleerd hoe groot de invloed is van verspreiding van ziekteverwekkende virussen door de lucht. De uitstoot van ventilatoren bleek benedenwinds een bron van nieuwe infecties. Nieuwe megabedrijven hebben de mogelijkheid om alle uitgaande lucht te bewerken in verband met stankpreventie en vermindering van andere ongewenste emissies. Hiermee zou het risico van verspreiding van ziekteverwekkers door de lucht naar andere bedrijven sterk kunnen en moeten verminderen. (RDA, 2008) Als het gaat om dierziekten is de veehouderijsector zo sterk als de zwakste schakel. Onder het generieke beleid blijven risicobeluste ondernemers voor de gehele veehouderij grote risico’s vormen. Indien een besmettelijke bestrijdingsplichtige dierziekte uitbreekt in een veehouderij, kan dit tot ruimingen in omliggende bedrijven leiden. Een kwetsbare factor is daarom de mate waarin veehouderijen in de buurt zich inspannen om dierziekten buiten de deur te houden. Een veehouderij in een gebied met een hoge veedichtheid is dus kwetsbaar. In dit geval geldt ‘beter een verre buur...’. Het vervoersverbod in een straal van drie kilometer bij constatering van vogelgriep in Kootwijkerbroek trof zestig omliggende bedrijven, waar ruim één miljoen kippen worden gehouden. In Schore in Zeeland daarentegen waren er geen andere pluimveebedrijven in de omgeving. Een respondent zegt dat de veehouderijsector is geherstructureerd. Bedrijven worden steeds groter. De rommelaars, dit zijn de bedrijven die het management niet goed voor elkaar hebben, zijn vertrokken. Omdat er bedrijven zijn gestopt, wordt de afstand tussen bedrijven groter. Daardoor wordt het risico kleiner. De hoge veedichtheid in Nederland is een risico. Er zijn grenzen gesteld aan het aantal landbouwdieren in Nederland via het stelsel van dierrechten voor varkens en kippen en melkquota voor rundveehouderij.
35
4. Veehouderijsector staat onder druk en is kwetsbaar voor dierziekte
Een respondent stelt dat het aantal runderen de laatste decennia in Nederland is gedaald omdat de melkopbrengst per koe nog steeds jaarlijks iets stijgt. Er gelden geen quota voor geiten en paarden. Het stelsel van dierrechten wordt volgens de respondent in 2015 afgeschaft en er is becijferd dat de varkensstapel daardoor met 20-30% zal verminderen, het aantal kippen ongeveer gelijk blijft en de rundveestapel met circa 8% zal toenemen.
4.3
Resumé
De veehouderijsector kampt met een aantal problemen, zoals de druk om voor een zo laag mogelijke prijs te leveren terwijl de prijs van het voer stijgt en er investeringen nodig zijn om aan wetgeving te voldoen. Een oplossing zou schaalvergroting kunnen zijn, maar door de financiële crisis zijn banken terughoudend met leningen en ook krijgen veehouders niet altijd toestemming om grote stallen te bouwen. Veel veehouders bevinden zich in een crisissituatie: ze proberen in de markt te overleven. In zo’n situatie is het voorkomen van dierziekten niet de hoogste prioriteit. Daarnaast veroorzaakt de veehouderijsector ook (mede) een aantal problemen. Er wordt in Nederland zeer veel antibioticum toegediend, waardoor de kans op resistente bacteriën steeds groter wordt. De sector is belastend voor het milieu. De intensieve veehouderij biedt weinig ruimte voor natuurlijk gedrag en dierenwelzijn. Uitbraak van dierziekten heeft effect op omliggende bedrijven en in geval van een zoönose, op bewoners en werknemers. In dit hoofdstuk zijn de volgende factoren genoemd die de veehouderij kwetsbaar maken voor dierziekten en ruimingen. Kwetsbare factor Non-vaccinatie Risico van verspreiding door bewegingen Onvoldoende weerstand van dieren Factor tijd bij vermoeden dierziekte
Risico van verspreiding en groot effect door: - geringe afstand tussen dieren - veel dieren per bedrijf - geringe afstand tussen bedrijven
Toelichting Dieren zijn niet beschermd tegen de ziekte. Risico door dragers van ziekten zoals wilde dieren of reizende mensen en specialisme in de sector en internationale handel. Dieren bevattelijk voor ziekten door gezondheidsen welzijnsproblemen. Risico is het niet opmerkzaam zijn, niet tijdig signaleren en niet tijdig melden van dierziekte. Diagnose kost tijd. Als er nog geen uitsluitsel is over verspreiding ziekte en variant, wordt er geruimd om risico van verspreiding tegen te gaan. Zolang dieren nog niet beschermd zijn, worden ze bij een uitbraak geruimd. Produceren vaccin kost tijd (behalve bij MKZ en KVP) en het kost tijd voordat vaccin bescherming biedt tegen de ziekte. Als de ziekte op een groot bedrijf uitbreekt, of in een gebied met een hoge concentratie aan veehouderijen, is de omvang van de ruiming, dus het effect, groot.
Tabel 4: Kwetsbaarheden voor dierziekten en ruimingen en toelichting
Deze sluimerende problemen en kwetsbaarheden kunnen de voedingsbodem zijn voor een volgende dierziektecrisis. Nu er inzicht is in de omstandigheden in de veehouderijsector en de factoren die tot kwetsbaarheden voor dierziekten en ruimingen leiden, wordt in het volgende hoofdstuk gezocht naar effectieve maatregelen om ruimingen te voorkomen of te beperken.
36
5. Maatregelen voor ont-ruiming
5. MAATREGELEN VOOR ONT-RUIMING Door de sector en overheid worden veel maatregelen en voorbereidingen getroffen om insleep en versleep van besmettelijke dierziekten te voorkomen of te beperken. Ondanks de maatregelen is het risico van een uitbraak en daarmee het risico van ruimingen bij MKZ en vogelgriep nog steeds reëel en blijkt, zoals in hoofdstuk 4 beschreven, Nederland kwetsbaar te zijn voor verspreiding van dierziekten. Daarom is het zinvol om te onderzoeken welke andere maatregelen effectief kunnen zijn om het ruimen van dieren te voorkomen of beperken. Dan zijn de volgende vragen relevant: hoe kan de dierziekte worden voorkomen? (proactie) hoe kan de kans op uitbraak van de ziekte verkleind worden? (preventie) kunnen dieren bij een uitbraak blijven leven (preventie, preparatie en respons) en hoe kan bij een uitbraak verspreiding van de ziekte voorkomen worden? (preventie, preparatie en respons)
5.1
Operationalisering theorie
Er zijn verschillende andere maatregelen mogelijk, hetgeen blijkt uit bestudering van documenten van wetenschappers, de sector, de overheid en interviews. Echter, op welke wijze kunnen deze maatregelen worden beoordeeld? Op basis van de theorie over crisisbeheersing die in hoofdstuk 2 is uitgewerkt, wordt een model ontworpen. In de theorieën zijn aspecten van risicobeheersing genoemd, die betrekking hebben op het verminderen van de kans en het beperken van het effect. Het model dient om de maatregelen te ordenen, de volgorde te bepalen en vanuit het perspectief van crisisbeheersing te beoordelen. Dit vraagt om een beslismodel. De eerste ontwerpstap is het leggen van een relatie tussen de theorie van crisisbeheersing en dierziekten en ruimingen. Hiervoor wordt het model in figuur nummer 1 uit hoofdstuk 2 gebruikt. Is er in de veehouderij sprake van een, in termen van Perrow, systeem met complexe interacties en strakke koppelingen? Technologie speelt zeker een rol in de veehouderij. In grote stallen wordt de productie per dier gemeten, bepaalt de Dreiging computer de aard en de hoeveelheid van het voer, wordt het Risico klimaat automatisch geregeld en wordt de koe door een robot Waarschuwingsgemolken. Op het oog zijn het geen enorme complexe signalen systemen, maar wel verschillende systemen die zorgdragen voor Kwetsbaarheden de voeding, welzijn en gezondheid van de dieren. Deze systemen moeten zorgdragen voor een efficiënte ‘productie’. Bij de kleinschalige veehouderij is het de veehouder die hier zelf voor zorgt. Gesloten bedrijven zijn zelfvoorzienend in voeren en fokken en beperken contacten met andere dieren, stoffen en mensen zo veel mogelijk. Hierdoor zijn de koppelingen beperkt. Bij intensieve veehouderij en gespecialiseerde bedrijven, zijn de koppelingen strakker. Een fout in de toevoer van voer heeft een directe invloed op de dieren. Er wordt gesteld dat de exploitatie van dieren in de intensieve veehouderij is opgevoerd tot een niveau waarop een storing desastreuze gevolgen heeft en dat het systeem van de veehouderij een bron van vele tijdbommen voor de volksgezondheid en zoönosen is. Perrow vindt een lage fouttolerantie van belang bij complexe systemen. Signaleren
Rosenthal geeft aan dat in de periode voor de crisis onderzocht kan worden of het mogelijk is te interveniëren in de omstandigheden die tot een acute dreiging of directe rampspoed leiden. Turner spreekt over het belang van het herkennen van waarschuwingssignalen.
37
5. Maatregelen voor ont-ruiming
Perrow pleit voor het opdelen en het verkleinen van risico’s. De boodschap van Perrow is het reduceren van kwetsbaarheden. Juist extreme risico’s moeten worden ingedamd, beperkt en waar mogelijk opgesplitst. Van Duin stelt dat in de huidige situatie een eventuele verstoring, juist doordat er zoveel dieren vlak op en bij elkaar zitten, grote gevolgen zal hebben. Soms is het risico meer te beïnvloeden door iets aan de effecten te doen (bijvoorbeeld compartimentering) dan aan de kans dat het mis gaat. Wildavsky leert dat er geen sluitende ordening of volkomen voorspelbaarheid mogelijk is, waardoor een strategie van anticipatie beperkingen kent én dat we oog moeten hebben voor een negatief effect van systemen. Kijkend naar het thema dierziekten kan gesteld worden dat het vervolmaken van het systeem heeft geleid tot het efficiënt en snel ‘produceren’ van dierlijke producten. Aanvankelijk was deze aanpak een economisch succes. Maar op de langere termijn heeft deze wijze van ‘produceren’ dieren kwetsbaar gemaakt voor ziekten. Rosenthal vindt dat het crisismanagement, met name de preventie en preparatie, erop gericht moet zijn de concentratie van mensen en objecten zoveel mogelijk te beperken en indien dat niet mogelijk zou zijn, in elk geval toe te werken naar lossere verbanden binnen megastructuren.
anticipatie of veerkracht Proactieve maatregelen Preventieve maatregelen
In veel gevallen is een zekere mate van anticipatie wel aan te bevelen. Kan Nederland zich beveiligen tegen dierziekten, zoals we dijken bouwen tegen overstromingen?
Preparatieve maatregelen
Anticipatie en veerkracht zijn in bepaalde opzichten complementair. Zo wordt met anticipatie beoogd het risico te verminderen waardoor er minder aandacht nodig is voor de strategie van veerkracht. (COT, 2002) Welke strategieën van anticipatie en veerkracht kunnen het risico van de uitbraak verkleinen en de omvang beperken? Helsloot pleit voor voldoende afstand tussen een risicoactiviteit en een kwetsbaar object. Wat is de veilige woonafstand van een veehouderij? Helsloot stelt verder dat welvaart veilig maakt. Nu is Nederland beslist een welvarend land, maar er moet wel rekening worden gehouden met het veiligheidsrisico van de slechte financiële situatie in met name de varkenshouderij. Rosenthal (2009) stelt dat een crisis zich kenmerkt door bedreiging, onzekerheid en de noodzaak om snel besluiten te nemen. Deze kenmerken zijn bij een uitbraak van een dierziekte aanwezig. De oplossing kan dan gezocht worden in het verlagen van de bedreiging, van de onzekerheid en de noodzaak om snelle besluiten te nemen.
Tijdens en na crisis Respons maatregelen
Herstel
De elementen van figuur 1 vormen de basis van het besliskundig model. Risicobeheersing bij dierziekten vraagt om een afweging van anticipatie versus veerkracht. Of anticipatie én veerkracht. Investeren in het verkleinen van de kans of het verkleinen van het effect? Met behulp van het besliskundig model wordt bepaald welke maatregelen effectief kunnen zijn.
38
5. Maatregelen voor ont-ruiming
Is er een reëel risico van uitbraak?
Kenmerken Besmettelijke dierziekte
nee
Besluit: niet in investeren
ja ja
Is dit risico acceptabel?
Besluit: vertrouwen op respons vermogen
nee ja
PRO-ACTIE Kan risico worden uitgesloten?
Proactieve maatregelen
Risico nihil
nee
Monitoren en signaleren
Inspannen om proactieve maatregel (deels) te realiseren
Resultaat inspanningen
Bepalen of verslechtering van omstandigheden leidt tot risico van uitbraak en kwetsbaarheid voor dierziekte
Omstandigheden en kwetsbaarheden
Afweging anticipatie en/of veerkracht PREVENTIE Verkleinen risico’s door interveniëren in omstandigheden en opdelen risico’s
PREVENTIE/ PREPARATIE Verkleinen effect door verminderen koppelingen en complexiteit en versterken veerkracht door experimenten, vergroten ervaring, prepareren
Preventieve en preparatie maatregelen
Effectieve bestrijding dierziekte Uitbraak dierziekte
RESPONS Maatregelen treffen om ruimingen te voorkomen RESPONS Maatregelen ruimingen
Respons Maatregelen
Ziekte bestreden, Herstel fase
Figuur 3: besliskundig model
De kenmerken van drie dierziekten zijn in hoofdstuk 3 beschreven. De kwetsbaarheden zijn in hoofdstuk 4 aan de orde geweest. In de volgende paragraaf worden maatregelen aan de hand van het model beoordeeld.
5.2
Ordening ont-ruimingsmaatregelen van overheid, sector, en wetenschap
In deze paragraaf worden de maatregelen genoemd die volgens de sector, respondenten en wetenschappers nodig zijn om ruimingen te voorkomen of het aantal dieren dat geruimd moet worden te beperken.
39
5. Maatregelen voor ont-ruiming
Deze maatregelen kunnen in lijn liggen van de huidige maatregelen die in paragraaf 3.3 zijn beschreven, maar kunnen ook geheel anders zijn. De maatregelen worden geordend en beoordeeld aan de hand van het besliskundig model.
Is er een reëel risico van uitbraak?
De risicobeoordeling is gebaseerd op de kenmerken van de dierziekten en de huidige maatregelen om besmettelijke dierziekten te voorkomen of de verspreiding te beperken. Bij Q-koorts zijn alleen de risico-dieren op besmette bedrijven geruimd en zijn schapen en geiten inmiddels allemaal preventief gevaccineerd. Voor de vaccinatie was er een hoog risico. Het risico is van 0 tot hoog (1) weergegeven in de tabellen en betreft een globale inschatting. Het is niet als exact getal bedoeld. Er resteert nu een klein risico van de diersoorten die niet gevaccineerd zijn.
Is dit risico acceptabel?
risico Q-koorts uitbraak en ruimingen
risico
1
risico van uitbraak
0,5
risico van ruimingen
0 voor 2007
2007-2011
na 2011
periode Figuur 4: risico Q-koorts
Bij MKZ was de maatregel eerst uitzieken, vanaf 1940 gestart met vaccinatie, eind jaren zestig waren alle dieren gevaccineerd (dus verloop risico was van 1 tot 0, gemiddeld 0,5), vervolgens non-vaccinatie en ruimen en tenslotte noodvaccinatie voor het leven. De inschatting van de risico’s in deze fasen zijn in onderstaande tabel weergegeven. risico uitbraak MKZ en ruimingen
risico
1 risico van uitbraak
0,5
risico van ruimen dieren
0 voor 1940
1940 eind eind jaren '60 jaren '60 - 1991
1991 - na 2003 2003
periode Figuur 5: risico MKZ
Bij vogelgriep is geen ontwikkeling met vaccinaties te zien. Dieren zijn niet ingeënt en alle dieren van het besmette bedrijf, de gevoelige dieren in een straal van 1 kilometer en
40
5. Maatregelen voor ont-ruiming
de contactbedrijven, worden geruimd. Een hoog risico van uitbraak en een hoog risico van ruimen. Voor Q-koorts kan gesteld worden dat het risico inmiddels weer acceptabel is, er is terecht overgestapt naar een regulier risicogebaseerd beleid. Dit betekent enerzijds vertrouwen op de respons (en de bestaande preparatie), maar Monitoren en anderzijds zeker alertheid door monitoring en signalering. signaleren
Voor MKZ en vogelgriep zullen de andere stappen in het besliskundig model worden doorlopen.
PRO-ACTIE Kan risico worden uitgesloten?
Inspannen om pro-actieve maatregel (deels) te realiseren
Bepalen of verslechtering van omstandigheden leidt tot risico van uitbraak en kwetsbaarheid voor dierziekte
Ja, het risico kan worden uitgesloten. De maatregel van preventieve vaccinatie wordt zeer gewenst door diverse respondenten, Platform Landbouw, Innovatie en Samenwerking (2011) en Pijpers, decaan Diergeneeskunde van de Universiteit van Utrecht. Hij stelt dat vaccins belangrijk zijn voor een gezonde veestapel en het voorkomen van het ruimen van veel gezond vee. (Agrofood, 2011) Deze maatregel is van de drie dierziekten alleen voor MKZ mogelijk. Nederland zet in op vaccinatie bij het nieuwe Europese Diergezondheidsbeleid dat in 2013 gereed moet zijn. Niet alle EU landen zijn voorstander van vaccineren, aldus Pijpers. De Nederlandse overheid moet zich samen met andere Europese landen sterk maken om preventieve vaccinatie voor MKZ mogelijk te maken.
In hoofdstuk 3 is het beeld uit de media weergegeven van de verslechtering van de omstandigheden en de kwetsbaarheden in de veeteeltsector. Hier volgen nog beknopt de meningen van de sector, wetenschappers, overheid en respondenten. Een uitgebreidere weergave staat in bijlage VI.
Kwetsbaarheden volgens de sector, wetenschappers, overheid en respondenten voor dierziekten zijn: veetransport over langere afstanden, concentratie van intensieve veehouderij, bioterrorisme en onvoldoende weerstand van vee, waardoor ze infecties kunnen oplopen, de risicobeluste ondernemer, geringe afstand tussen bedrijven, contact tussen dieren en mensen die van andere stallen komen onvoldoende weerstand dieren die op productiekenmerken zijn gefokt en niet op gezondheidskenmerken dieren die niet oud genoeg worden om weerstand op te bouwen geen gelegenheid om in rust (ziekenboeg) uit te zieken geen beschermende hygiëne maatregelen nemen. Een veearts vertelde dat drie factoren van belang zijn voor besmetting. Ten eerste bepaalt de afstand van het vee onderling het tempo van de besmetting. Ten tweede bepaalt de besmettingsdruk de kans dat een dier besmet wordt. De besmettingsdruk wordt bepaald door de hoeveelheid aan virusdeeltjes die het dier binnen krijgt. Ten derde speelt de omgeving een rol, dit zijn welzijnsaspecten zoals b.v. frisse
41
5. Maatregelen voor ont-ruiming
lucht. Investeren in gezondheid en welzijn vertaalt zich niet in een hogere verkoopprijs, dus die kosten gaan direct af van de winst van de veehouder. Dat betekent dat een belangrijke maatregel zou zijn om de consument bewust te maken dat deze een belangrijke invloed heeft op gezondheid en welzijn van dieren door kwaliteit in plaats van kiloknallers te kopen. De veearts vertelde dat dierziekten overgebracht kunnen worden door bijvoorbeeld ratten of muizen. Een veehandelaar zag vooral vogels als overbrenger van ziekten.
Afweging anticipatie en/of veerkracht PREVENTIE Verkleinen risico’s door interveniëren in omstandigheden en opdelen risico’s
PREVENTIE/ PREPARATIE Verkleinen effect door verminderen koppelingen en complexiteit en versterken veerkracht door experimenten, vergroten ervaring, prepareren
Zolang preventieve vaccinatie voor MKZ nog niet aan de orde is, zal de strategie van anticipatie en/of veerkracht van belang zijn. Dit geldt ook voor vogelgriep. In 2010 is een manifest opgesteld door honderd hoogleraren, getiteld ‘Pleidooi voor een duurzame veehouderij’ (Aarts, et al., 2010). Dieren moeten meer ruimte krijgen voor natuurlijk gedrag. Het transport van levende dieren moet worden beperkt en het fokken van vee moet niet uitsluitend gericht zijn op toename van de productiviteit. De hoogleraren zijn van mening dat de oplossing uitsluitend kan worden gevonden in een grondige herstructurering van de sector. De volgende maatregelen worden voorgesteld: - de overheid moet duurzame productie van vlees en zuivel afdwingen, - er moet een onafhankelijke toezichthouder komen voor dierenwelzijn en dierziekten, - de overheid moet stoppen met promoten van vlees en zuivel en promoten dat vleesconsumptie minder en beter moet, - gezonde dieren mogen niet worden geruimd, - antibiotica en hormonen in de veeteelt moet worden verboden en - er moet een grens worden gesteld aan het aantal dieren per bedrijf, per hectare, per provincie en voor het land. Pijpers vindt goede hygiëne, de juiste vaccinaties en grote zorgvuldigheid bij verplaatsen van vee belangrijk voor een gezonde veestapel. Verder is het belangrijk dat het klimaat van de stal goed is, er een gezonde bezettingsgraad is, een geschikte leefomgeving en goede voeding. De veehandelaar (respondent) vertelt dat hij een goede huisvesting van belang vindt om dierziektes te voorkomen. De stal moet droog zijn en de dieren moeten voldoende zuurstof hebben. Hij heeft open stallen. Kou is niet erg, daar kunnen runderen tegen. Een respondent onderschrijft de stelling dat maatregelen meer generiek dan specifiek zijn. Het belangrijkste is hygiëne door het ontsmetten van vervoermiddelen, het weren van mensen, mondkapjes, etc. Het gesloten houden van het bedrijf is volgens een boer (respondent) de belangrijkste maatregel om ziektes buiten de deur te houden. Hij heeft al 15 jaar een gesloten bedrijf en hij zorgt dat er weinig verkeer op zijn veehouderij komt. Voor diverse dierziektes beschikt hij over ‘vrij van’ certificaten. Voor bepaalde ziektes kan het jaren duren voordat het certificaat wordt gegeven, omdat dan pas kan worden aangetoond dat er geen antistoffen bij de dieren aanwezig zijn. Naarmate melkfabrieken meer gaan vragen naar dergelijke certificaten, zullen meer bedrijven volgen. Het voorkomen van insleep vergt dagelijks aandacht, bijvoorbeeld door
42
5. Maatregelen voor ont-ruiming
de veearts te voorzien van laarzen en een overall, door bezoekers niet bij het vee te laten komen, door zelf dieren te fokken, door eventuele verkoop van dieren en het ophalen van de melk voor aan het terrein te laten plaatsvinden. Hij is zelfvoorzienend: voer en mest blijven op het eigen erf. Dit en de eigen opfok leidt tot lossere verbanden en een lage complexiteit van het systeem, zodat hierdoor op het bedrijfsniveau, conform de theorie van Perrow, lagere risico’s gelden. Bij een paardenfokstal worden aan de veearts geen laarzen en overall verstrekt. Er gelden kennelijk per sector verschillende gebruiken. Een respondent vertelt dat het fokprogramma van dieren voorziet in het belang van gezonde dieren. Pas als blijkt dat de nakomelingen gezond zijn, mag de hengst op grotere schaal voor nieuwe nakomelingen zorgen. Een respondent van de nVWA stelt dat contacten tussen dieren de grootste kwetsbare factor is en vindt monitoring van dierziekten van belang en het weren van dieren van landen waar besmettelijke dierziekten voorkomen. De vele vervoersbewegingen zijn niet eenvoudig te beperken omdat een overheid niet zomaar handelsbeperkende maatregelen kan nemen. Een sector kan dit wel doen. Zo heeft de sector besloten om geen kalveren meer uit het Verenigd Koninkrijk te importeren omdat bij vleeskalveren uit dat land TBC werd geconstateerd. De Raad voor dierenaangelegenheden pleit voor een risicogerichte aanpak. (RDA, 2006) In de huidige regelgeving wordt geen onderscheid gemaakt tussen de commerciële houderij en bijvoorbeeld de hobbydierhouderij. De risico’s voor insleep en verspreiding van besmettelijke dierziekten kunnen binnen die twee sectoren verschillend zijn zodat in bepaalde gevallen een verschillend preventie- en bestrijdingsbeleid gehanteerd zou kunnen worden. Een respondent gaf aan dat de voorbereiding voor deze differentiatie al in gang is gezet, maar dat het nog niet in de draaiboeken is opgenomen. De RDA (2008) waarschuwt voor een bijzonder dierziekterisico. In het kader van vogelgriep is het onwenselijk om pluimvee en varkens op één bedrijf te huisvesten: het varken kan als ‘mengvat’ voor verschillende influenzastammen fungeren, waardoor de kans op het ontstaan van een voor de mens gevaarlijke Aviaire Influenzavariant groter wordt, met als mogelijk gevolg een Influenzapandemie. Daarnaast zijn varkens minder gevoelig voor MKZ dan runderen, maar omdat het aantal dieren in de varkenshouderij groot is en een varken veel virus uitscheidt, kan in deze sector een sterke vermeerdering en verspreiding van het virus plaatsvinden. (COT, 2002)
Daar preventieve vaccinatie beperkt wordt toegepast worden de meeste zeer besmettelijke dierziekten op hoofdlijnen bestreden met een vorm RESPONS van stamping out, waarbij er geen onderscheid Maatregelen treffen om ruimingen te voorkomen wordt gemaakt tussen besmette en niet besmette dieren. Deze laatste vorm van bestrijding wordt in RESPONS Maatregelen ruimingen de Nederlandse samenleving niet meer geaccepteerd, omdat daarbij ook veel gezonde dieren gedood worden, terwijl daar geen directe noodzaak voor bestaat als gebruik wordt gemaakt van de nieuwste wetenschappelijke inzichten. (RDA, 2006) Effectieve bestrijding dierziekte
Rosenthal geeft aan dat onzekerheid één van de kenmerken van een crisis is. De wijze waarop de ziekte zich verspreid is nog een belangrijke onzekere factor. Dit jaar is een interessant onderzoek gepubliceerd, dat zou kunnen leiden tot aanzienlijk minder ruimingen bij het uitbreken van MKZ. (Hinke, 2011; “Koe met MKZ”, 2011) Het massaal doden van gezonde koeien, schapen en varkens bij een uitbraak van MKZ is onnodig.
43
5. Maatregelen voor ont-ruiming
Britse onderzoekers van de Universiteit van Edingburgh deden besmettingsexperimenten bij koeien en constateerden dat de dieren maar krap twee dagen besmettelijk zijn voor stalgenoten. Dat is veel korter dan gedacht. De koeien zijn pas besmettelijk als ze zelf al duidelijk ziek zijn. De Britse onderzoekers hebben precies het moment kunnen bepalen waarop een met MKZ besmet dier het virus overdraagt op een ander dier. Opmerkelijk was dat van de 28 pogingen om een gezonde koe te infecteren met MKZ, door deze gedurende acht uur te plaatsen in aanwezigheid van een besmette koe, er slechts acht keer een succesvolle transmissie van het virus plaatsvond. De koeien met MKZ zijn ongeveer een halve dag na de eerste verschijnselen besmettelijk en die besmettelijkheid houdt niet langer dan 1,7 dag aan. Deze ontdekking leidt tot de voorlopige conclusie dat het vooral zinvol is besmette koeien direct uit een kudde te verwijderen. Het zou dan niet nodig zijn tot ruimingen rond een besmette veehouderij over te gaan. De inspanningen moeten erop gericht zijn om de ziekte snel te detecteren en daarop een snelle reactie ontwikkelen. Controle van een dierziekte-uitbraak is dan gebaseerd op het vaststellen van de ziekte, de isolatie, het verwijderen, behandeling van de zieke dieren en de dieren die daar contact mee hebben gehad. Door het ontwikkelen van nieuwe testen moeten besmette dieren eerder kunnen worden opgespoord, waardoor de verspreiding van de ziekte kan worden voorkomen. Het Nederlandse ministerie van EL&I kan nog niet zeggen of dit onderzoeksnieuws zal leiden tot aanpassing van de draaiboeken die klaarliggen voor als een nieuwe MKZepidemie uitbreekt. Hinke stelt dat de ruimingsdraaiboeken gebaseerd zijn op verouderde kennis. Daarin is aangenomen dat koeien al besmettelijk zijn voor stalgenoten als ze besmet, maar nog niet ziek zijn. Het volstaat in principe om alleen zieke dieren af te maken. Ook is snelle isolatie van zieke dieren een mogelijkheid. Het is ook nuttig om te investeren in snelle en geavanceerde diagnostiek, niet alleen van het virus, maar van eiwitten die in het bloed en speeksel van besmette dieren zijn aan te tonen. Het Britse onderzoek is opgezet na een MKZ-uitbraak in 2001 die in Groot-Brittannië van eind februari tot in de zomer heeft geduurd en waarbij in totaal 6,5 miljoen koeien, varkens en schapen zijn geruimd. De meeste waren gezond en leefden alleen in de buurt van bedrijven met enkele zieke dieren. De minister VWS en de staatssecretaris El&I (Bleker & Schippers, 2011a) vinden dat het individueel testen van melkmonsters bij de bestrijding van Q-koorts in 2010 geen goed alternatief zou zijn geweest voor het massaal ruimen van drachtige melkgeiten en melkschapen. Zij vinden vaccinatieplicht en hygiënemaatregelen van veel groter belang voor het beperken van de volksgezondheidsrisico’s voor omwonenden. Het vrijmaken van melkgeiten- en melkschapenbedrijven via individueel testen is een langdurig proces waarbij alle dieren herhaaldelijk getest moeten worden en waarna de positieve dieren afgevoerd worden. Dit gaat gepaard met hoge kosten, maar geeft niet de garantie dat een bedrijf vervolgens vrij blijft. Op dit moment is er nog maar weinig bekend over de besmettingsrisico’s en de mogelijkheid om besmetting te vermijden. De staatssecretaris van EL&I is bereid om onderzoek hiernaar mee te financieren en is daarover in overleg met de sector.
5.3
Bepalen van ont-ruimingsmaatregelen
De maatregelen die effectief kunnen zijn om dierziekten te voorkomen of het aantal ruimingen te beperken, zullen aan de hand van het beslismodel worden besproken. Proactieve maatregelen
De eerste maatregelen die volgens het beslismodel overwogen kunnen worden zijn proactieve maatregelen. Dit heeft betrekking op de eerste kwetsbare factor, non-vaccinatie.
Dit onderzoek is gericht op het maken van een gedegen analyse, ordening en keuze van reële maatregelen op basis van een theoretisch model, niet op symbolische maatregelen
44
5. Maatregelen voor ont-ruiming
die niet bijdragen aan de oplossing. Laten we de koe maar bij de horens vatten. Een toepasselijke uitspraak in een onderzoek naar dierziekten. De Europese verplichting tot non-vaccinatie is een bijzonder bedenkelijke symbolische maatregel die geen enkel belang dient als het gaat om de kwaliteit van vee of dierlijke producten bestemd voor de export. De EU conformeert zich nog steeds aan een onzinnige wens van een beperkt aantal landen dat zo’n twintig jaar geleden heeft geleid tot een verbod op vaccinatie tegen besmettelijke dierziekten als MKZ of de varkenspest. De ongegronde angst voor gevaccineerde dieren of producten in het buitenland wordt in stand gehouden door het non-vaccinatiebeleid. Het gevolg: een grote kans op dierziekten en ruimingen. De belangrijkste maatregel is preventieve vaccinatie realiseren en landen ervan 1 overtuigen dat er geen risico’s aan verbonden zijn. Vaccinatie is ‘de ultieme’ vorm van anticipatie. Vaccinatie tegen vogelgriep is momenteel geen reële optie. Het is aan te bevelen om de mogelijkheid te onderzoeken om een deel van de veestapel te vaccineren. Deze dieren of producten kunnen in Nederland, of andere landen die geen bezwaar hebben tegen vaccinatie, worden verkocht. Dan is een deel van de veestapel in geval van uitbraak beschermd. Dan is er nog een andere mogelijkheid: berekenen of Nederland zich onafhankelijk kan opstellen door niet meer te exporteren naar landen die geen gevaccineerde dieren of producten willen kopen. Inspannen om pro-actieve maatregel (deels) te realiseren
2
Mocht het vaccineren als proactieve maatregel niet mogelijk zijn, dan moeten er vele andere maatregelen worden genomen. Maatregelen die geld en capaciteit kosten. En maatregelen die een dierziekte en ruimingen nooit kunnen voorkomen. In hoofdstuk 4 zijn de kwetsbaarheden van de veehouderij volgens de media genoemd. Dit resulteerde in vijf factoren (zie tabel 4). In paragraaf 5.2 zijn kwetsbaarheden weergegeven die door wetenschap, respondenten, overheid en sector zijn genoemd. Dit heeft niet geleid tot extra factoren, maar wel tot een aanvulling (cursief in tabel) op enkele factoren. Bepalen of verslechtering van omstandigheden leidt tot risico van uitbraak en kwetsbaarheid voor dierziekte
Kwetsbare factor Non-vaccinatie Risico van verspreiding door bewegingen en contacten
Onvoldoende weerstand van dieren
Toelichting van risico/ kwetsbaarheid Dieren zijn niet beschermd tegen dierziektes die in hoge mate besmettelijk zijn. Risico door dragers van ziekten zoals wilde dieren of reizende mensen en specialisme in de sector en internationale handel en transport en contacten die overdracht van virussen en andere ziektekiemen mogelijk maken. Risicobeluste ondernemer zorgt voor risico insleep. Veehouderij dat geen gesloten bedrijf is is risico. Onvoldoende hygiëne, geen beschermende kleding. Dieren bevattelijk voor ziekten door gezondheids- en welzijnsproblemen. Dieren die niet oud genoeg worden om weerstand op te bouwen. Dieren die niet op gezondheidskenmerken gefokt zijn.
45
5. Maatregelen voor ont-ruiming
Kwetsbare factor Factor tijd bij vermoeden dierziekte
Risico van verspreiding en groot effect door: geringe afstand tussen dieren veel dieren per bedrijf geringe afstand tussen bedrijven
Toelichting van risico/ kwetsbaarheid Risico is het niet opmerkzaam zijn, niet tijdig signaleren en niet tijdig melden van dierziekte. Diagnose kost tijd. Als er nog geen uitsluitsel is over verspreiding ziekte en variant, wordt er geruimd om risico van verspreiding tegen te gaan. Zolang dieren nog niet beschermd zijn, worden ze bij een uitbraak geruimd. Produceren vaccin kost tijd (behalve bij MKZ en KVP) en het kost tijd voordat vaccin bescherming biedt tegen de ziekte. Als de ziekte op een groot bedrijf uitbreekt, of in een gebied met een hoge concentratie aan veehouderijen, is de omvang van de ruiming, dus het effect, groot. Ratten, muizen en vogels verspreiden dierziekten. Ontbreken van een ziekenboeg. Onvoldoende afstand tussen varkens en runderen en varkens en pluimvee.
Tabel 5: alle kwetsbare factoren
In het beslismodel is aangegeven dat door de strategie van anticipatie of veerkracht verbeteringen van de kwetsbare factoren te realiseren zijn. Afweging anticipatie en/of veerkracht PREVENTIE Verkleinen risico’s door interveniëren in omstandigheden en opdelen risico’s
PREVENTIE/ PREPARATIE Verkleinen effect door verminderen koppelingen en complexiteit en versterken veerkracht door experimenten, vergroten ervaring, prepareren
Risicoreducerende maatregelen dragen bij aan het verkleinen van het risico dat de ziekte uitbreekt en ruimingen noodzakelijk zijn. Dit past in de strategie van anticipatie. Preventieve maatregelen zullen de kwetsbare factoren risico van verspreiding door bewegingen en onvoldoende weerstand van dieren moeten verbeteren. Het tegengaan van verspreiding van dierziekten door bewegingen van wilde dieren is bijna niet mogelijk. Een bepaalde afscherming voor wilde dieren is wellicht een mogelijkheid. Er is een risicoreducerende maatregel die in dit onderzoek niet voorzien was en niet bijdraagt aan dierenwelzijn. Om varkenspest of vogelgriep te 3 voorkomen zou je de dieren niet buiten moeten laten lopen. Het tegenhouden van dierziekten in de veehouderij is door hygiëne, beschermende kleding en het gesloten houden van het bedrijf voor andere mensen en dieren mogelijk. Van dit aspect zijn geen nieuwe maatregelen in dit onderzoek naar voren gekomen. De grootte van de veestapel en de transportbewegingen van en naar Nederland zijn enorm. Het beleid moet gericht zijn op minder vee, minder transport en betere omstandigheden. Het verminderen van het transport over lange afstanden is in 4 Nederland een lange termijn doelstelling, maar het is onduidelijk hoe dat bereikt kan worden. Onvoldoende weerstand van dieren is een kwetsbare factor. Investeren in gezondheid en welzijn van dieren loont. Dieren moeten niet alleen op productiekenmerken worden gefokt, maar ook op gezondheidskenmerken. Ze moeten lang genoeg 5 kunnen leven om weerstand te kunnen opbouwen. Daarnaast moeten ze voldoende ruimte krijgen om zich natuurlijk te kunnen gedragen. Dit pleit voor duurzame of biologische veehouderij. De consumenten en supermarkten moeten ervan overtuigd
46
5. Maatregelen voor ont-ruiming
worden om hiervoor te betalen en zo een bijdrage te leveren aan een veilige voedselproductie. Het is namelijk niet reëel om dit probleem geheel bij de veehouders neer te leggen. Door de problemen in met name de varkenshouderij probeert men vooral te overleven en hebben dierziekten op dit moment niet de hoogste prioriteit. Het is van belang om de sector en ook de dieren gezonder te maken.
Ook zijn effectreducerende maatregelen genoemd die de laatste kwetsbare factor, het risico van verspreiding en groot effect (een hoge veedichtheid, veel dieren per bedrijf en een geringe afstand tussen bedrijven), kunnen verbeteren. Zolang er nog geen preventieve vaccinatie wordt toegepast moet de discussie gevoerd worden hoeveel dieren er in Nederland in een veehouderij mogen verblijven. Is het acceptabel dat als er één kip vogelgriep heeft er 1,3 miljoen andere kippen in het bedrijf geruimd moeten worden? Een maatregel zou kunnen zijn om het aantal dieren per bedrijf te beperken, zodat het aantal dieren dat eventueel geruimd zou moeten worden ook beperkt is. 6 Hier ligt een uitdaging om de verschillende bestuursorganen in Nederland op één lijn te krijgen. Ook als een staatssecretaris verzoekt om geen toestemming voor megastallen te geven, blijkt dat verschillende provincies en gemeenten hierin toch hun eigen gang gaan. De lagere overheid staat toe dat er megastallen worden gebouwd en de nationale overheid moet op grote schaal (puin)ruimen als er een dierziekte uitbreekt. De afstand tussen bedrijven (en tussen bedrijven en woningen) is een belangrijke risicofactor voor verspreiding van de ziekte. Veel bedrijven bij elkaar leidt bij uitbraak tot een groot bereik in de straal van 1 kilometer waar geruimd wordt. In bestemmingsplannen moet een minimale afstand worden opgenomen. Ook valt te 7 denken aan diervrije stroken tussen bedrijven.
Eén van de kwetsbare factoren is de factor tijd. Het is van belang dat een vermoeden van de ziekte snel wordt gemeld. Onderkend moet worden dat veehouders terughoudend kunnen zijn met het melden vanwege de economische gevolgen. Er kan nagedacht worden op welke wijze mensen gestimuleerd kunnen worden om een melding doen. Zijn er positieve incentives denkbaar?
Monitoren en signaleren
8
Een ander aspect is de snelheid waarmee uitsluitsel gegeven kan worden of en welke dierziekte is geconstateerd. Een snelle diagnose is belangrijk voor het kunnen bepalen van passende maatregelen. Op dit gebied zijn geen vernieuwende maatregelen bekend.
Effectieve bestrijding dierziekte RESPONS Maatregelen treffen om ruimingen te voorkomen RESPONS Maatregelen ruimingen
Effectreducerende maatregelen nemen betekent het beperken van het effectgebied of investeren in een snelle, effectieve respons op het uitbreken van een dierziekte opdat het aantal te ruimen dieren beperkt wordt. Als je op een goede respons kunt vertrouwen, is investeren in risicoreducerende maatregelen niet of minder noodzakelijk. Echter, doordat dierziekten zeer besmettelijk zijn en grote aantallen dieren zich vlak bij elkaar bevinden, is het niet reëel om geheel op de respons te vertrouwen.
Een kenmerk van een bureaucratie is dat deze goed is in het herhalen van dezelfde maatregelen. Echter, een crisis vraagt juist om flexibel handelen, toegerust op een specifieke situatie. De ene dierziektecrisis is immers de andere niet. Het 10 verdient aanbeveling om gangbare maatregelen regelmatig kritisch tegen het licht te houden om te bepalen of ze (nog) effectief zijn.
47
5. Maatregelen voor ont-ruiming
Een paar voorbeelden: waarom standaard een vervoersverbod in een straal van 3 kilometer, misschien moet het wel gelden in een strook van 6 kilometer lang? waarom ruimen in een straal van 1 kilometer? waarom niet bevriezen? Laat dieren in leven en sluit het bedrijf geheel af van de buitenwereld gedurende de tijd dat de ziekte zich kan verspreiden c.q. totdat het vaccin werkt. Om een crisis te voorkomen is het van belang dat er draagvlak is in de maatschappij voor de maatregelen die getroffen worden als de dierziekte uitbreekt. Het ruimen van dieren moet daarbij aantoonbaar nodig zijn. De additionele maatregelen van de Nederlandse overheid van stamping out in een straal van 1 kilometer rond het besmette bedrijf zouden op noodzaak en effectiviteit onderzocht moeten worden. Een dergelijk onderzoek en transparantie hierover kan ook helpen om het draagvlak voor de maatregel te verkrijgen. Immers, er zal verontwaardiging heersen als het 11 publiek en de betrokken partijen de indruk krijgen dat ruimingen zinloos zijn. Differentiatie is een andere effectieve maatregel. De bedrijven die zich maximaal hebben ingespannen om dierziektes te voorkomen en dit kunnen aantonen met bijvoorbeeld ‘vrij van’ certificaten, hebben een lager risico van insleep. Op dergelijke bedrijven zou een hernieuwde afweging moeten zijn om als ze zich in de 1 kilometerzone bevinden, al dan niet te ruimen. De mogelijkheid van differentiatie dient zich ook aan door hobbydieren en commercieel gehouden dieren anders te benaderen bij uitbraak van een dierziekte. Een kenmerk van een crisis is dat er onzekerheid is en er snel maatregelen genomen moeten worden. Echter, het bevriezen van de huidige situatie moet als serieuze maatregel worden overwogen. Niet meteen overgaan tot ruimen. Eerst afzonderen en zorgen dat een eventuele besmetting niet leidt tot verspreiding van de ziekte buiten het bedrijf. In de draaiboeken van bestrijdingsplichtige dierenziekten is (nog) geen ruimte voor zelfgenezing of behandelen van zieke dieren. Een effectieve 12 maatregel is het isoleren van zieke dieren en de dieren laten herstellen. Het voordeel is dat de dieren, bijvoorbeeld bij MKZ, hierdoor weerstand tegen de ziekte opbouwen. Dit past beslist in de strategie van veerkracht. Door het op kleine schaal uitproberen van nieuwe maatregelen kan de effectiviteit uiteindelijk worden vergroot. Trial without error is kiezen voor het zekere en in een ruime kring ruimen. Dan nog een mogelijkheid om de veerkracht te versterken. Het onderzoek dat tot de voorlopige conclusie heeft geleid dat een koe pas besmettelijk is als het al een halve dag verschijnselen van MKZ vertoont en dan gedurende 1,7 dag andere koeien kan besmetten, is een goed voorbeeld van trial and error, zoals Wildavsky het bedoeld heeft. Het is van belang om de kennis over de manier waarop besmettelijke dierziekten zich verspreiden te verbeteren. Dit in een relatief veilige omgeving onderzoeken en uitproberen. Het kan de manier van bestrijden revolutionair veranderen. De maatregel moet zijn: stop stamping out. Geen gezonde dieren ruimen. Maak zieke koeien niet af, maar laat ze herstellen. Zorg voor een afgeschermde ziekenboeg. De 13 maatregel zou moeten zijn om deze mogelijkheid serieus te onderzoeken.
5.4
Beschouwing maatregelen
Dit onderzoek heeft een aantal belangrijke inzichten opgeleverd. Eén van die inzichten is dat de sector zich voortdurend moet aanpassen aan nieuwe regelgeving en subsidies en geconfronteerd wordt met financiële problemen. Een situatie waarbij het voorkomen van dierziekten wellicht niet hoog op de agenda staat. Het is evident dat het thema beperken van ruimingen van dieren nauw verbonden is aan het voorkomen van een uitbraak van besmettelijke dierziekten. Door dit onderzoek is het
48
5. Maatregelen voor ont-ruiming
inzicht verkregen dat de thema’s ruimingen en dierziekten ook verbonden zijn aan andere, eveneens belangrijke thema’s. Dit zijn vraagstukken op het gebied van volksgezondheid, dierenwelzijn, milieueffecten, locatie en omvang van veehouderijen en economische vraagstukken, zoals het voortbestaan van bedrijven en subsidies. Bij deze vraagstukken kunnen tegenstrijdige belangen een rol spelen. (Massink, 2011) Zo bestaat er een spanningsveld tussen de zorg voor het dier op basis van zijn kwetsbaarheid en afhankelijkheid en de behoefte om met het dier geld te verdienen. Er blijkt zelfs een spanningsveld te bestaan tussen dierenwelzijn en diergezondheid. Over het algemeen kan gesteld worden dat wanneer dieren de mogelijkheid hebben om buiten te lopen, dit hun welzijn ten goede komt. Maar de kans op besmetting met bacteriën, virussen en parasieten is dan groter. Ook is er een spanningsveld tussen de behoefte van openstelling van de veehouderij voor publiek en het belang van het voorkomen van insleep. Tenslotte een spanningsveld tussen de burger die zegt dierenwelzijn belangrijk te vinden (hetgeen een belangrijke factor is om dierziektes te voorkomen) en dezelfde burger in de rol van consument, die kiest voor goedkoop vlees. Maatregelen om ziekten en ruimingen te voorkomen of beperken kosten geld. Consumenten moeten kunnen vertrouwen op veilig voedsel van gezonde dieren en accepteren dat ze hier aan moeten meebetalen. De maatregelen om ruimingen van dieren te beperken, zullen als deze op haalbaarheid worden onderzocht, ook in de context van genoemde vraagstukken en tegenstrijdige belangen moeten worden beschouwd. Opvallend is dat maatregelen meer generiek dan specifiek van aard zijn, dat betekent dat veel maatregelen effectief zijn voor diverse dierziekten. Voorbeelden zijn het verhogen van de algemene weerstand van dieren, hygiëne maatregelen en het afschermen voor ziektes door een gesloten bedrijf. Een ander inzicht is dat er in de praktijk al veel wordt gedaan om dierziekten en daarmee ruimingen te voorkomen. Preventieve maatregelen zoals grenscontroles en vervoersverboden moeten de ziekte buiten het land houden en het gesloten houden van het bedrijf houdt de ziekte buiten de deur. De overheid is middels draaiboeken en een crisisorganisatie goed voorbereid op de crisis. Cruciaal is de responsfase. Daar ligt het omslagmoment van een uitbraak naar een crisis. Het besliskundig model helpt bij het ordenen van maatregelen. Door het model te volgen voor een specifieke dierziekte, vindt ook een zekere mate van ‘afpellen’ van de maatregelen plaats. Gezien de mate van besmettelijkheid en de snelheid van verspreiding kan er niet geheel vertrouwd worden op een adequate respons, hoe snel en geolied de crisisorganisatie ook is. Dat betekent dat er eerst naar proactieve maatregelen wordt gekeken. Zijn deze nog niet voldoende, dan wordt er weer een laag ‘afgepeld’ en wordt bezien of preventieve maatregelen mogelijk zijn. De maatregelen zullen altijd een combinatie van het verkleinen van de kans en het beperken van het effect zijn. Echter, er worden in de praktijk maatregelen genomen die slechts symbolisch van aard zijn. De vraag komt op of de Nederlandse additionele maatregelen van ruimen gedeeltelijk symbolisch van aard zijn. Wordt het gedaan om te laten zien dat we stevige maatregelen nemen zodat het buitenland erop kan vertrouwen dat onze exportproducten echt veilig zijn? Een mooi voorbeeld van een symbolische maatregel is de ontsmettingsmat op Schiphol. Een respondent vertelde dat het ontsmettingsmiddel een inwerkingtijd nodig heeft en het kortstondig lopen over de mat schijnveiligheid oplevert. Een andere respondent vertelde dat een ontsmettingsbak bij het bedrijf zinloos is. Als er bijvoorbeeld bladeren in vallen heeft dit een negatieve invloed op de werkzame stof. Het wordt dan een besmettingsbak in plaats van een ontsmettingsbak. Een respondent gaf nog een voorbeeld van een symbolische maatregel. Tijdens de uitbraak kwam een onervaren veearts langs. Dit had volgens de respondent, een boer, geen toegevoegde waarde, want hij kent zijn eigen koeien toch zelf. Het zorgde juist voor het risico van versleep. Hij vond dit een politieke maatregel: ‘voor de bühne’. Gelukkig kan er positief worden afgesloten. Er is hoop: de mogelijkheid van noodvaccinaties, de verwachte vermindering van de veestapel in Nederland en de
49
5. Maatregelen voor ont-ruiming
resultaten van het onderzoek naar besmetting met MKZ kunnen in de toekomst zorgen voor aanzienlijk minder ruimingen bij MKZ. Gedurende de onderzoeksperiode zijn de benodigde vaccinaties tegen Q-koorts uitgevoerd, waardoor er voor volgend jaar geen ruimingen te verwachten zijn. Voor kippen ziet het er vooralsnog minder rooskleurig uit, maar er kan door afscherming van (uitwerpselen) van wilde vogels, afstand tussen bedrijven en het maximaliseren van het aantal kippen per bedrijf de kans en het effect van ruimingen nog verkleind worden.
5.5
Resumé
In dit hoofdstuk is de theorie van crisisbeheersing die in hoofdstuk 2 is uitgewerkt, verbonden aan het thema dierziekten en ruimen. In deze operationalisering is een besliskundig model ontworpen, dat een ordening en ook een beoordeling mogelijk maakt van de maatregelen om dierziekten te voorkomen, de kans hierop te verkleinen en ruimen van dieren te beperken. Er zijn vanuit de sector, wetenschap en overheid aanvullende kwetsbaarheden voor dierziekten genoemd. Dit heeft niet geleid tot extra kwetsbare factoren, maar wel op een aanvulling daarvan. Maatregelen zijn bepaald door de kwetsbare factoren te verbeteren en de strategieën van anticipatie en veerkracht te benutten. De maatregelen zijn voor de drie dierziekten die in beschouwing zijn genomen verschillend. Van Q-koorts kan gesteld worden dat het risico momenteel acceptabel is en dat er aandacht moet blijven voor signalering en monitoring. Aanvullende maatregelen voor MKZ en vogelgriep zijn: Proactie: 1. Preventief vaccineren tegen MKZ. Dit is voor Verhogen specifieke vogelgriep geen reële mogelijkheid. weerstand 2. Een deel van de veestapel voor MKZ inenten. Preparatie 3. Afschermen van pluimvee van wilde vogels of binnenhouden van pluimvee. 4. Verminderen van de veestapel in Nederland en het verminderen van het transport van levende dieren. Verhogen 5. Fokken, groeien en houden van dieren moet gericht zijn algemene op het kunnen opbouwen van voldoende weerstand en weerstand medeverantwoordelijkheid consument. 6. Maximaliseren van de omvang van de veestapel per bedrijf. 7. Minimale afstand tussen veehouderijen (en woningen) bepalen. 8. Veehouders stimuleren om een vermoeden van ziekte snel te melden. Preparatie: Geen aanvullende maatregelen. Respons: 9. Gangbare additionele maatregelen kritisch beoordelen op effectiviteit. 10. Noodzaak en effectiviteit van de additionele 1 km ruimingsmaatregel duidelijk maken. 11. Onderzoeken of minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn bij bedrijven met een lager risico, zoals gesloten bedrijven of bij hobby dierhouders. 12. Versterken veerkracht door bevriezen en mogelijkheid van afschermen en uitzieken bij MKZ uitproberen. 13. Versterken veerkracht door bij MKZ het onderzoek te benutten dat koeien pas een halve dag nadat ze verschijnselen vertonen de ziekte kunnen overdragen (en dan gedurende 1,7 dag). Geen gezonde dieren ruimen. Herstel: de herstelfase valt buiten het onderzoekskader en probleemstelling.
Verkleinen risico
Verkleinen effect
50
6. Conclusie
6. CONCLUSIE In deze thesis is onderzocht welke factoren de veehouderij kwetsbaar maken voor een uitbraak van besmettelijke dierziekten waarbij ruimingen worden toegepast en welke maatregelen effectief kunnen zijn om de kans te verkleinen dat ruimingen moeten worden toegepast of in geval van een uitbraak ruimingen te voorkomen of de omvang te beperken. Ruimen is de destructie van een veestapel als maatregel bij een uitbraak van besmettelijke dierziekten. De kenmerken van drie besmettelijke dierziekten zijn: Q-koorts is in Nederland in 2007 uitgebroken. Het is een bacteriële infectieziekte die kan worden overgedragen op mensen. De bacterie verspreidt zich voornamelijk door middel van besmette fijne stofdeeltjes in de lucht en kan jaren overleven in de buitenlucht. De ziekte komt voor bij herkauwers: schapen, geiten, koeien, huisdieren, wild en vogels kunnen de ziekte overdragen. De ziekte kan geconstateerd worden door een afwijkend aantal abortussen of door onderzoek van tankmelk. Bij bedrijven waar de besmetting is geconstateerd zijn alle drachtige geiten en lammeren geruimd. Alle melkgeiten en melkschapen zijn verplicht ingeënt tegen Q-koorts. Voor Q-koorts geldt geen Europese regelgeving. MKZ is in Nederland voor het laatst in 2001 uitgebroken. MKZ is een zeer besmettelijke virusziekte die bij evenhoevige dieren kan voorkomen. De ziekte is niet gevaarlijk voor mensen. Dieren krijgen blaren, koorts, verliezen eetlust en gewicht en produceren minder melk, maar herstellen doorgaans volledig na twee weken. Door het Europese non-vaccinatie beleid mogen dieren niet preventief worden ingeënt en moeten alle dieren van het betreffende bedrijf bij een uitbraak geruimd worden. Vogelgriep komt voor bij vogels en pluimvee en kent een milde en gevaarlijke variant, dat een risico vormt voor de volksgezondheid. Volgens de Europese regelgeving mag er niet preventief worden gevaccineerd en moet er worden geruimd bij het bedrijf waar de ziekte is uitgebroken. Vogelgriep is een zeer besmettelijke virusziekte en leidt tot grote sterfte onder pluimvee. Het wordt overgedragen door direct contact tussen vogels, door de lucht of door besmet materiaal, zoals mest. Tussen 1 januari en 1 oktober 2011 is bij vier bedrijven pluimvee geruimd. De huidige maatregelen om besmettelijke dierziekten te voorkomen of te bestrijden en het aantal te ruimen dieren te beperken zijn gericht op het snel en adequaat signaleren en bestrijden van de dierziekte op het moment dat deze zich voordoet, teneinde het effect, de verspreiding van de ziekte, te beperken. Houders van dieren zijn verantwoordelijk voor preventie van dierziekten, met name door hygiëne en transportvoorschriften. Preparatie bestaat uit het beschikbaar hebben van draaiboeken en een landelijke crisisorganisatie. De responsmaatregelen zijn voor de bestrijdingsplichtige dierziekten MKZ en vogelgriep het ruimen van alle dieren van het besmette bedrijf ruimen. Nederland kent de additionele maatregel van het ruimen in een straal van 1 kilometer en bij contactbedrijven. Het Nederlandse beleid is dat bij een toekomstige uitbraak van bestrijdingsplichtige dierziekten zo min mogelijk onbesmette gezonde dieren worden gedood en vernietigd. Bij MKZ bestaat bij uitbraak de mogelijkheid van noodvaccinatie voor het leven. Voor Q-koorts is de proactieve maatregel wel genomen door schapen en geiten in te enten. Het bepalen van maatregelen om ruimingen te voorkomen of beperken is daarom vooral relevant voor de dierziekten MKZ en vogelgriep. De veehouderijsector kampt met een aantal problemen, zoals de druk om voor een zo laag mogelijke prijs te leveren terwijl de prijs van het voer stijgt, overproductie, benodigde investeringen om aan de wetgeving te voldoen, milieu en welzijnsproblemen.
51
6. Conclusie
Een oplossing om investeringen terug te verdienen zou schaalvergroting kunnen zijn, maar door de financiële crisis zijn banken terughoudend met leningen en ook krijgen veehouders niet altijd toestemming om grote stallen te bouwen. Er
zijn vijf factoren die de veehouderij kwetsbaar maken voor dierziekten en ruimingen: non-vaccinatie voor MKZ en vogelgriep terwijl deze in hoge mate besmettelijk zijn risico van verspreiding door bewegingen (van (wilde) dieren of reizende mensen) onvoldoende weerstand van dieren tijd bij vermoeden van dierziekte (tijdig signaleren en melden, snelheid diagnose, tijd nodig voor beschikbaarheid en werking vaccin) risico van verspreiding en groot effect door geringe afstand tussen dieren, veel dieren per bedrijf en geringe afstand tussen veehouderijen Met de kennis van de kenmerken van de dierziekten en van de problemen en kwetsbaarheden van de sector, is op basis van een theoretisch beslismodel bepaald welke maatregelen effectief kunnen zijn om het risico van ruimingen te reduceren of het aantal dieren dat geruimd moet worden te beperken. In het beslismodel wordt bepaald of er een reëel risico is en of dit acceptabel is, of het risico kan worden uitgesloten (proactie). Als er geen proactieve maatregelen kunnen worden toegepast, wordt bepaald of dit voor een deel te realiseren is, welke omstandigheden en kwetsbaarheden een risico vormen en vindt er gelijktijdig monitoring en signalering van de ziekte plaats. Vervolgens vindt afweging tussen anticipatie en veerkracht plaats en worden preventieve en preparatieve maatregelen bepaald. Tot dat moment is de ziekte nog niet geconstateerd en zijn de maatregelen gericht op het beperken van het risico en het beperken van het effect. De respons maatregelen gaan in op het moment dat de ziekte uitbreekt. Dan zijn de maatregelen gericht op het beperken van het effect. Dan wordt bepaald in hoeverre ruimingen voorkomen kunnen worden. De maatregelen zijn voor de drie dierziekten verschillend. Van Q-koorts kan gesteld worden dat het risico momenteel acceptabel is en dat er aandacht moet blijven voor signalering en monitoring. Aanvullende maatregelen voor MKZ en vogelgriep zijn: Proactie: Preventief vaccineren tegen MKZ. Dit is voor Verhogen specifieke vogelgriep geen reële mogelijkheid. weerstand Een deel van de veestapel voor MKZ inenten. Preventie: Afschermen van pluimvee van wilde vogels of binnenhouden van pluimvee. Verminderen van de veestapel in Nederland en het verminderen van het transport van levende dieren. Verhogen Fokken, groeien en houden van dieren moet gericht zijn algemene op het kunnen opbouwen van voldoende weerstand en weerstand medeverantwoordelijkheid consument. Maximaliseren van de omvang van de veestapel per bedrijf. Minimale afstand tussen veehouderijen (en woningen) bepalen. Veehouders stimuleren om een vermoeden van ziekte snel te melden. Respons: Gangbare additionele maatregelen kritisch beoordelen op effectiviteit. Noodzaak en effectiviteit van de additionele 1 km ruimingsmaatregel duidelijk maken. Onderzoeken of minder ingrijpende maatregelen mogelijk zijn bij bedrijven met een lager risico, zoals gesloten bedrijven of bij hobby dierhouders. Versterken veerkracht door bevriezen en mogelijkheid van afschermen en uitzieken bij MKZ uitproberen. Versterken veerkracht door bij MKZ het onderzoek te benutten dat koeien pas een halve dag nadat ze verschijnselen vertonen de ziekte kunnen overdragen (en dan gedurende 1,7 dag). Geen gezonde dieren ruimen.
Verkleinen risico
Verkleinen effect
52
REFERENTIELIJST Literatuur Boeije, H., ’t Hart, H., Hox, J. (red.) (2009). Onderzoeksmethoden. Den Haag: Boom Lemma uitgevers. (p. 259-269) Boin, A., ’t Hart, P., Stern, E., Sundelius, B., (2010, 7e druk), The Politics of Crisis Management, public leadership under pressure. Cambridge: University Press. Breeman, G., Termeer, C. (2009). Daadkracht en incrementeel leiderschap bij dierziektebestrijding: tien jaar na de varkenspest. In Muller, E.R., Rosenthal, U., Helsloot, I., Dijkman, E.R.G. van (red.). Crisis, Studies over crisis en crisisbeheersing. (p. 205-222). Deventer: Kluwer. B&A Groep (2002, maart 8). MKZ 2001. De evaluatie van een crisis. Den Haag: B&A Groep. COT (2002). Besmet gebied. De MKZ crisis getraceerd. COT reeks nr. 11. Alphen aan den Rijn: Kluwer Duin, M. van (2011). Veerkrachtige crisisbeheersing: nuchter over het bijzondere. Lectoraat Crisisbeheersing. Apeldoorn/ Arnhem: Politieacademie en NIFV. Eeten, M. van, Steenhuisen, B. en Bruijne, M. de (2009). Opereren in de schaduw van de eerstvolgende crisis: bevindingen uit onderzoek naar High Reliability Organizations. In Muller, E.R., Rosenthal, U., Helsloot, I., Dijkman, E.R.G. van (red.). Crisis, Studies over crisis en crisisbeheersing. (p. 505-525). Deventer: Kluwer. Helsloot, I. (2007). Voorbij de symboliek, Over de noodzaak van een rationeel perspectief op fysiek veiligheidsbeleid. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Rosenthal, U. (2009), Crises en crisismanagement, in Muller, E.R., Rosenthal, U., Helsloot, I., Dijkman, E.R.G. van (red.). Crisis, Studies over crisis en crisisbeheersing. (p. 5-30). Deventer: Kluwer. Wageningen UR (2010). Over zorgvuldige veehouderij. Kampen: 227. Wageningen UR Livestock Research (2011, april). Staat van het dier 2. Lelystad: Wageningen UR Livestock Research Wildavsky, A. (1988). Searching for safety. (2e druk). Social philosophy and policy center, Transaction publishers.
Overige publicaties Aarts, N., Aerts, R., Ankersmit, F. Arntz, A., Baalen, van C., Baars, J., et al. (2010, 27 april). Pleidooi voor een duurzame veehouderij. Agriholland (2009). MKZ. Verkregen op 14 maart 2011 via http://www.agriholland.nl/dossiers/mkz/home.html Berkhuizen, H. (2011, 18 augustus). De veehouderij moet duurzamer. En snel ook. Trouw, katern podium, p. 18. Bestrijdingsplichtige dierziekten (2010, december 14). Verkregen op 16 september 2011 via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/brochures/2010/12/14/bestrijdingsplichtige-dierziekten.html Bleker, H. (2011a). Besmetting milde vogelgriep in Creil, Noordoostpolder. Brief van de staatssecretaris van economische zaken, landbouw en innovatie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten Generaal dd 24 juni 2011. Verkregen op 17 september 2011 via
http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/kamerstukken?keyword=Vogelgriep+Creil&form-period-from=&form-periodto=&form-department=&form-information-type=kamerstukken Bleker, H. (2011b, 15 juli). Dierziektebeleid. Brief van de staatssecretaris van economische zaken, landbouw en innovatie aan de Voorzitter van de Tweede Kamer der Staten-Generaal. Verkregen op 12 augustus 2011 via
53
http://ikregeer.nl/documenten/kst-29683-103 Bleker, H., Schippers, E.I. (2011a, mei 23). Stand van zaken aanpak zoönosen. Verkregen op 21 augustus 2011 via http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/q-koorts/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/05/23/kamerbrief-over-stand-van-zaken-aanpak-zoonosen.html
Bleker, H., Schippers, E.I. (2011b). Q-koorts stand van zaken (15 september 2011). Kamerstuk. Verkregen op 19 september 2011 via http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/q-koorts/documenten-enpublicaties/kamerstukken/2011/09/15/q-koorts-stand-van-zaken-15-september2011.html Bleker: Nederlandse boer pineut (2011, 13 oktober). Trouw, katern economie, p. 15. Bleker: Voorlopig geen nieuwe aanvragen megastallen honoreren [Elektronische versie]. (2011, 15 maart). Trouw. Boevink, W. (2011, 5 oktober). Vijftig cent voor een kip. Trouw, katern vandaag, p. 2. Bouwstop voor megastallen wordt niet nageleefd. Provincies, gemeenten volgen eigen weg. (2011, 14 september). Trouw, katern economie, p. 15. Brandsma, J. (2011a, 26 februari) Is er wel ruimte voor al dat vee buiten? [Elektronische versie]. Trouw. Brandsma, J. (2011b, 13 april). GGD: Aanpak preventief antibioticagebruik te slap [Elektronische versie]. Trouw. Brandsma, J. (2011c, 16 juli). Minder mest, anders moeten er dieren weg [Elektronische versie]. Trouw. Claus, S. (2011, 5 februari). Miljoenen varkens levend begraven in Zuid-Korea na mkz [Elektronische versie]. Trouw. Drie maanden crisis [Elektronische versie]. (2001, 4 maart). De Stentor. Dubbeldam, J.I. (2011, 21 juli). Snavelkappen voorkomt erger, maar moet stoppen. Trouw, katern podium, p.19 Er is nu wel genoeg geitenmelk in Nederland (2011, 1 september). Trouw, katern economie, p. 13. Experimenten met behandeling Q-koorts [Elektronische versie]. (2011, 12 mei). Trouw. Foto: Boerenbond Welkoop (2011). Regeling voor geiten en schapen. Verkregen op 27 augustus 2011 via http://www.boerenbond-welkoop.nl/advies/dier-en-welzijn/geitenen-schapen/regeling-voor-geiten-en-schapen?m=62381&s=62686 Foto: Boerenbusiness (2011a). Lachend varken. Verkregen op 1 november 2011 via www.boerenbusiness.nl/mest-markt/abonneren Foto: Boerenbusiness (2011b). Kippen. Verkregen op 1 november 2011 via www.boerenbusiness.nl/mest-markt/abonneren Foto: CIWF (2011), Compassion in world farming. Geen kip in een kooi! Verkregen op 25 oktober 2011, via www.ciwf.nl/images/verrijktekooi.jpg Foto: De Pers (2009). Verkregen op 19 september 2011, via http://www.depers.nl/UserFiles/Image/2009/200912/20091221/ANP-11650571.jpg Foto: Nederland getroffen door MKZ virus [Elektronische versie] (2001, 20 maart). Verkregen op 21 september 2011 via http://www.nieuwsdossier.nl/dossier/2001-03- 20/Nederland+getroffen+door+MKZ+virus
Foto: RTL nieuws (2011, 27 juni). Vogelgriep bij tweede bedrijf Creil. Verkregen op 16 oktober 2011 via http://www.rtl.nl/_internal/gridimage_v3!0/kem8dkujsk1o11nv5391r8fwz235ww0/vog elgriep-bij-tweede-bedrijf-creil.jpg Foto: Weel, K. Van, (2007, 30 maart). Driehuizen Koeiendans 2007. Verkregen op 1 november 2011 via http://www.google.nl/imgres?imgurl=http://lh4.ggpht.com/-q0UJCmeO5g/S5aiZi2PdZI/AAAAAAAAADw/f35rPEFp7W0/koeien.jpg&imgrefurl=http://pica saweb.google.com/lh/photo/C6gqOwnn1NzMU39VpM31Xw&usg=__T3XuuZnaedJozGa3 AEFtFeI4CWc=&h=1074&w=1600&sz=238&hl=nl&start=18&zoom=1&tbnid=epRe7ynG JmMq3M:&tbnh=101&tbnw=150&ei=kPGvTvzME5GG-
54
wbRs_GlAg&prev=/search%3Fq%3DKoeiendans%26hl%3Dnl%26gbv%3D2%26tbm%3 Disch&itbs=1 Helleman, I., Opsteen, H., Meerenburgh J., Arets, M. (2011). Besmettelijke dierziekten: een kwestie van zielige beestjes? Hinke, B. (2011, mei 6). Ruimen gezonde dieren blijkt niet nodig [Elektronische versie]. NRC. Hoe veilig is ons stukje vlees? Verkregen op 27 augustus 2011 via http://educatie.ntr.nl/beeldbank/clip/t20100208_qkoorts02 D’Hondt, E. (2011, 10 augustus). Aanbevelingen GGD Nederland over megastallen en publieke gezondheid. Verkregen op 19 september 2011 via http://www.ggd.nl/static/filebank/b22abad733750f7b4f08c5dc7fa61810/aanbevelingen -megastallen-en-pg.pdf Hygiëne en preventie voor alles. (2011, september). Agrofood, p. 5. In de Kamer is het elke dag dierendag [Elektronische versie] (2011, 16 april). Trouw Kalkoenen besmet met vogelgriep [Elektronische versie]. (2011, 28 juni). Telegraaf Koe met MKZ is maar 1,7 dag besmettelijk (2011, mei 6). Verkregen op 19 augustus 2011, Levende have, via http://www.levendehave.nl/nieuws/koe-mkz-1-7-dagbesmettelijk LNV (2005, januari 19). Startnotitie preventie dierziekten. Verkregen op 22 september 2011 via http://www.verantwoordeveehouderij.nl/Producten/LNVHelpdesk/StartnotitiePreventieD ierziekten_19jan2005.pdf Marlet, G. (2011, 16 maart). Bleker als vredesduif in Kootwijkerbroek. Trouw, katern Nederland, p.10. Massink, H.F. (2011, 5 mei). Pleidooi voor duurzame veehouderij [Elektronische versie]. Reformatorisch Dagblad. Medewerkers nVWA besmet met Q-koorts [Elektronische versie]. (2011, 12 januari). Trouw. Meer tijd nodig voor Q-koorts vaccinatie [Elektronische versie]. (2011, 22 februari). Trouw. Meer varkens op minder bedrijven. (2011, 20 september). Trouw, katern economie, p. 11. Melkveehouders staan stil bij MKZ-crisis van tien jaar geleden [Elektronische versie]. (2011, 22 maart). Trouw. Milde vogelgriep in Zuidwolde. (2011, 15 september). Verkregen op 20 september 2011 via http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dieren/nieuws/2011/09/15/mildevogelgriep-in-zuidwolde.html Mond-en-klauwzeer. (2011, 17 juli). Verkregen op 27 augustus 2011, via http://nl.wikipedia.org/wiki/MKZ Nieuw akkoord diergezondheidsfonds diverse sectoren (2009, 7 december). Productschap vee, vlees en eieren. Verkregen op 15 augustus 2011 via http://www.pve.nl/pve?waxtrapp=iyuwCsHsuOpbPREcBlBKFmkwWnkwW Nieuw sterfgeval door Q-koorts [Elektronische versie]. (2011, 24 februari). Trouw. Overzicht aangifteplichtige dierziekten (n.d.). Verkregen op 19 augustus 2011, nVWA, via http://www.vwa.nl/xmlpages/page/voorkomen-en-bestrijden-van-dierziekten/meldendierziekten/overzicht-aangifteplichtige-dierziekten Peeters, R., van Twist, M.J.W. (2007). Een pleidooi voor bestuurlijke bescheidenheid en maatschappelijke veerkracht. Over ‘Searching for Safety’ van Aaron Wildavsky. Bestuurswetenschappen 2007, nummer 1. Verkregen op 3 oktober 2011 via de site van
55
Nederlandse School voor Openbaar Bestuur http://nsob2.dma.nl/subsites/upload/Een%20pleidooi%20voor%20bestuurlijke%20bes cheidenheid%20en%20maatschappelijke%20veerkracht.pdf Planbureau kritisch over nieuw landbouwbeleid (2011, 10 september). Trouw, katern economie, p. 15. Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving (2011). Een stresstest van het Europese landbouw- en voedselsysteem. Magazine nationale veiligheid en crisisbeheersing, 3, p. 31-33. Den Haag: ministerie van veiligheid en justitie. Polman, J. (2011, 24 maart). Aanpak MKZ was goed en rigoureus [Elektronische versie]. De Stentor. Preventie en Bestrijding van dierziekten (n.d.). Verkregen op 16 september 2011 via http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dieren/preventie-en-bestrijdingdierziekten#anker-bestrijding Rapport biedt Bleker de ruimte (2011, 24 september). Trouw, katern Nederland, p. 7. RDA (2008, februari). Dierenwelzijn en dierengezondheid op megabedrijven in Nederland. Een advies op verzoek van de Tweede Kamer. Verkregen op 29 augustus 2011 van Wageningen Universiteit, via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-enpublicaties/rapporten/2008/02/13/dierenwelzijn-en-diergezondheid-opmegabedrijven.html RDA (2006, december). Evaluatie en toekomst van het Europese diergezondheidsbeleid. Verkregen op 29 augustus 2011 via http://www.rda.nl/pages/adviezen.aspx RIVM (2011, september 14). Q-koorts. Verkregen op 19 september 2011 via http://rivm.nl/Onderwerpen/Ziekten_Aandoeningen/Q/Q_koorts Schipper, N. (2011, 3 mei). Vrije Koe heeft echt geleefd. Trouw, katern de verdieping, p. 10-11. Smolders, G., Bestman, M., Eijck, I. (2007). Visie gezondheid en welzijn biologische landbouwhuisdieren. Verkregen op 15 september 2011, Louis Bolk instituut en Animal Sience Group, Wageningen Universiteit via http://www.louisbolk.org/downloads/1939.pdf Timmer, E. (2011, 9 februari). Speciale muren moeten vee sparen bij brand [Elektronische versie]. Telegraaf. VNG: laat gemeenten beslissen over toestaan megastallen (2011, augustus 3). Verkregen op 24 augustus, 2011, via http://www.blikopnieuws.nl/bericht/132761/VNG:Laat_gemeenten_beslissen_over_toe staan_megastallen.html Vogelgriep in Kootwijkerbroek (2011, mei). Verkregen op 27 augustus 2011 via Omroep Gelderland http://www.omroepgelderland.nl/web/nieuwsartikel/960261/Vogelgriep-inKootwijkerbroek.htm Vogelgriep op bedrijf in Kootwijkerbroek. (2011, 12 mei). Verkregen op 27 augustus 2011, via Nu.nl website: http://www.nu.nl/binnenland/2513664/vogelgriep-bedrijf-in-kootwijkerbroek.html Vogelgriep Zeeland. Milde virusvariant: 127.500 kippen gedood [Elektronische versie]. (2011, 26 maart). Trouw. Vrolijk, H. (2011, 9 maart). Slimme boeren hebben geen megastallen nodig [Elektronische versie]. Trouw. Wat is vogelgriep (aviaire influenza)? (n.d.). Verkregen op 17 september 2011 via http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/dieren/vraag-en-antwoord/wat-isvogelgriep-aviaire-influenza.html Wayenburg, B. Van (2011, 4 maart). Kip zonder kuur. Intermediair (09), p. 11. Weel, I., (2011a, 13 januari). Minister: bestrijding Q-koorts had beslist beter gemoeten [Elektronische versie]. Trouw. Weel, I. (2011b, 22 juli). Dierenbeschermers eisen exportstop vee. Trouw, katern
56
vandaag, p.5. Weel, I. (2011c, 29 juli). Miljoen dieren dood door stalbranden [Elektronische versie]. Trouw. Weel, I. (2011d, 11 augustus). Varkenshouders in zwaar weer. Trouw, katern economie, p. 15. Weel, I. (2011e, 9 september). Legbatterij maakt plaats voor een ‘hok met behangetje’. Trouw, katern economie, p. 14. Weerd, F. De (2011, 11 augustus). Waar de varkens liepen, spelen nu kinderen. Trouw, katern economie, p. 15. Wier, M. Van de (2011, 14 juli). Ook zeug 791 is gelukkig. Trouw, katern de verdieping, p. 5.
57
BIJLAGEN
58
I. LIJST MET AFKORTINGEN AI AVP BSE COT EL&I EU GGD HPAI IKB KVP LNV LPAI MCPM MKZ NVV NVWA RDA RIVM SVD TBC TSE VNG VWS
aviaire influenza Afrikaanse Varkenspest bovine spongieuze encephalopathie (gekke koeienziekte) Crisis Onderzoek Team Economische zaken, Landbouw en Innovatie Europese Unie Gemeentelijke of gemeenschappelijke gezondheidsdienst hoog pathogene aviaire influenza Ingegrale Keten Beheerssysteem Klassieke Varkens Pest Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit laag pathogene aviaire influenza Master of Crisis and Public Order Management Mond en Klauwzeer Nederlandse Vakbond Varkenshouders nieuwe Voedsel en Warenautoriteit Raad voor Dierenaangelegenheden Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu Swine vesicular disease (blaasjesziekte) Tuberculose transmissible spongiforme encefalopathieën (scrapie) Vereniging van Nederlandse gemeentes Volksgezondheid, Welzijn en Sport
59
II. BESTRIJDINGSPLICHTIGE DIERZIEKTEN (“Bestrijdingsplichtige dierziekten”, 2010)
Afrikaanse paardenpest (APP) Afrikaanse varkenspest (AVP) Mond- en klauwzeer (MKZ) Aviaire influenza (AI) (Vogelgriep) Blauwtong (BT) Klassieke varkenspest (KVP) Newcastle disease (NCD) Rabiës Enzootische hemorrhagische ziekte bij herten (EHD) Nodulaire dermatose (lumpy skin disease, LSD) Pest van de kleine herkauwers (peste des petits ruminants, PPR) Rift Vallei koort (Rift valley fever RVF) Runderpest (RP) Schapen- en geitenpokken (SGP) Blaasjesziekte (swine vesiculair disease, SVD) Vesiculaire stomatitis (VS)
60
III. AANGIFTEPLICHTIGE DIERZIEKTEN (“Overzicht aangifteplichtige dierziekten”, 2011) Vee a. runderpest; b. mond- en klauwzeer; c. klassieke varkenspest; d. Afrikaanse varkenspest; e. rabies; f. dourine; g. kwade droes; h. virale paardenencefalomyelitiden; i. infectieuze anemie; j. miltvuur; k. Afrikaanse paardepest; l. vesiculaire stomatitis; m. trichinellose; n. brucellose; o. endemische leukose bij runderen; p. tuberculose ten gevolge van Mycobacterium tuberculosis complex; q. [vervallen;] r. bovine spongiforme encefalopathie, scrapie en andere overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s); s. besmettelijke bovine pleuropneumonie; t. Teschener-ziekte (besmettelijke varkensverlamming); u. vesiculaire varkensziekte; v. ziekte van Aujeszky; w. blue tongue; x. pest van de kleine herkauwer; y. Rift Valley koorts; z. schape- en geitepokken; aa. nodulaire dermatose (lumpy skin disease); ab. enzoötische hemorraghische ziekte bij herten; ac. Q-koorts. Pluimvee a. vogelpest (Aviaire Influenza); b. pseudo-vogelpest (Newcastle Disease). Bijen a. Amerikaans vuilbroed; b. kleine bijenkastkever (Aethina tumida); c. Tropilaelapsmijt (Tropilaelaps spp). Nertsen a. rabies; b. ziekte van Aujeszky; c. overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s);
61
d. brucellose; e. tuberculose ten gevolge van Mycobacterium tuberculosis complex; f. miltvuur; Zoogdieren niet zijnde vee en nertsen a. rabies; b. mond- en klauwzeer; c. vesiculaire stomatitis; d. ziekte van Aujeszky; e. overdraagbare spongiforme encefalopathieën (TSE’s); f. brucellose; g. tuberculose ten gevolge van Mycobacterium tuberculosis complex; h. hemorragische koortsen, Ebola en Marburg, veroorzaakt door virussen van de familie Filoviridae; i. simian immunodeficiency virusinfecties; j. tularaemie; k. miltvuur; l. apenpokken. Andere vogels dan pluimvee a. psittacose; b. pseudo-vogelpest (Newcastle Disease); c. vogelpest (Aviaire Influenza). Gevoelige soorten van aquacultuurdieren a. de exotische ziekten vermeld in bijlage IV, deel II van richtlijn nr. 2006/88/EG voor de bijbehorende, in dezelfde bijlage vermelde gevoelige soorten, b. de niet-exotische ziekten vermeld in bijlage IV, deel II van richtlijn nr. 2006/88/EG voor de bijbehorende, in dezelfde bijlage vermelde gevoelige soorten.
62
IV. MAATREGELEN VOGELGRIEP Maatregelen en tijdlijn vogelgriep in Kootwijkerbroek (“Vogelgriep in Kootwijkerbroek”, 2011). datum donderdag 12-5-2011
vrijdag 13-5-2011
maandag 16-5-2011 woensdag 18-5-2011 donderdag 19-5-2011
Tijd 17.25 uur
Eerste twitterbericht over vogelgriep op pluimveebedrijf in Kootwijkerbroek.
17.28 uur
Jan Wolleswinkel van de Nederlandse Organisatie van Pluimveehouders bevestigt het bericht.
17.30 uur
Het ministerie stelt een vervoersverbod in. In een zone van drie kilometer rond het bedrijf mogen geen pluimvee, eieren, pluimveemest en gebruikt strooisel worden vervoerd.
18.30 uur
Wagens nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) arriveren om de 8800 kippen te ruimen.
18.30 uur
In het gebied waar het vervoersverbod geldt controleert de nVWA 60 bedrijven op vogelgriep.
19.00 uur
Het nieuws dringt langzaam maar zeker door in Kootwijkerbroek.
11.00 uur
Het ministerie meldt dat tussen 13.00 en 14.00 uur bekend wordt om welke variant het gaat.
13.00 uur
Het ministerie meldt dat het om de milde variant gaat.
17.10 uur
Het ministerie kondigt een versoepeling van de ophokplicht af. De nieuwe regeling geldt vanaf 20.00 uur. Minister Bleker stelt een onderzoek in naar de risico’s van vogelgriepbesmetting bij kippenstallen waar kippen mogen in- en uitlopen. Ministerie van Landbouw maakt bekend dat er geen vogelgriep op de omliggende bedrijven in Kootwijkerbroek is aangetroffen. Vervoersverbod wordt versoepeld. Het geldt nu alleen nog maar voor bedrijven binnen 1 kilometer rondom het besmette bedrijf.
63
V. RESPONDENTEN RESPONDENT
BEROEP
Dhr E. van Delden
Eigenaar manege’s
DATUM INTERVIEW 19-8-2011
BESPROKEN THEMA’S Dhr. L. van Vliet
Risico dierziekten Inenten Weerbaarheid dieren
Eigenaar melkveebedrijf
13-9-2011
BESPROKEN THEMA’S Dhr. S. Breukel
Welzijn dieren Rendement Gesloten bedrijf Certificering dierziekten Signaleren dierziekten Preventiemaatregelen Weerstand dieren Overheidsmaatregelen Risico dierziekten Kennis over verspreiding dierziekten
Beleidsmedewerker ministerie Economische Zaken, Landbouw en Innovatie
7-10-2011
BESPROKEN THEMA’S -
Ervaring met diercrises Europese regelgeving Additionele Nederlandse maatregelen Ontwikkeling maatregelen Ontwikkeling veestapel Ontwikkeling veehouderijsector en risico dierziekten Kennis over verspreiding dierziekten Belangrijkste maatregel Welzijn dieren
64
Dhr. H. v.d. Griendt
Senior Afdelingsmedewerker team VWA incident en crisiscentrum Divisie Dier, Nieuwe Voedsel en Warenautoriteit
18-10-2011
BESPROKEN THEMA’S Mevr. F. Visser
Risico dierziekten, dier-dier contacten EU en Nederlands beleid bestrijding dierziekten Screening en tracering Ruimen bij Q-koorts Vaccins op voorraad Onderzoek MKZ besmetting Differentiatie hobbydieren Procedure noodvaccinatie Reactie op maatregelen
Eigenaresse paarden fokstal
22-10-2011
BESPROKEN THEMA’S Dhr. A. Van Ingen
Maatregelen om dierziekten buiten de deur te houden Dierziekten en fokbeleid Risico’s
Veearts
27-10-2011
BESPROKEN THEMA’S Dhr. H. van Vliet
De noodzaak van de additionele maartegel van ruimen 1 km rond het besmette bedrijf Inwerkingtijd vaccinatie Wat maakt dat een dier bevattelijk is voor een dierziekte Mening over non-vaccinatiebeleid Reactie op maatregelen
Handelaar in rundvee
27-10-2011
BESPROKEN THEMA’S -
Inkoop beleid Oorzaak besmetting Maatregelen transport en slachterijen
65
VI. KWETSBAARHEDEN VOLGENS DE SECTOR, OVERHEID EN RESPONDENTEN Het Platform Landbouw, Innovatie en Samenleving heeft het rapport ‘De kwetsbaarheid van het Europese landbouw- en voedselsysteem voor calamiteiten en geopolitiek’ opgesteld. In het rapport wordt aandacht geschonken aan de kwetsbaarheid voor dierziekten door veetransport over langere afstanden, concentratie van intensieve veehouderij, bioterrorisme en onvoldoende weerstand van vee, waardoor ze infecties kunnen oplopen. Het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV, 2005) stelt dat het grootste risico van uitbraak van een besmettelijke dierziekte is gelegen in het transport en het handelen van de risicobeluste ondernemer. Bestaande systemen zoals IKB (Integrale Keten Beheersingssystemen) kunnen worden gebruikt voor de risico-indeling van bedrijven.
Vee kopen uit verre landen, daar komt narigheid van (veehandelaar)
Wageningse wetenschappers hebben een bundel met essays uitgebracht met de titel ‘over zorgvuldige veehouderij’. (Wageningen UR, 2010) Er wordt gesteld dat bij het beheersen van besmettelijke dierziekten een kleiner aantal grote bedrijven gunstiger lijkt dan een groter aantal kleine bedrijven, omdat de afstand tussen bedrijven een belangrijke factor is bij het verspreiden van ziektes tussen bedrijven. Pijpers vindt dat een veebedrijf zoveel mogelijk gesloten moet zijn voor de buitenwereld om de veestapel gezond te houden. “De grootste bedreiging op het binnendringen van ziektes in de stal is door dieren en mensen die van andere stallen komen en ziektekiemen meebrengen”. (Agrofood, 2011) Smolders, Bestman en Eijck (2007) hebben een onderzoek gedaan naar de visie van veehouders over diergezondheid en welzijn van biologisch pluimvee, varkens, geiten en rundvee.1 Veehouders geven een typering van een gezond dier, zoals een sterk dier met weerstand en een groot herstellingsvermogen, glanst, is actief, vreet goed, is voldoende productief en geeft geen ziekten door aan nakomelingen en/of koppelgenoten. De onderzoekers concluderen dat bij alle diersoorten de weerstand tegen ziekten een cruciale rol speelt bij gezondheid en welzijn van dieren. Voor dieren die nauwelijks gelegenheid krijgen weerstand op te bouwen (omdat ze niet oud genoeg worden) of voor ziekten die dieren niet zelf kunnen overwinnen of grote economische schade opleveren, moet met behulp van vaccinaties specifieke weerstand bereikt worden. Veehouders geven aan dat het niet té schoon moet zijn. Een zeer hoog hygiëneniveau belemmert weerstandsopbouw. In de fokkerij is ruimte om, naast selectie op productiekenmerken, ook op gezondheidskenmerken te selecteren. Een bedrijfseigen opfok heeft de voorkeur boven het aankopen van dieren, omdat dieren weerstand kunnen opbouwen tegen kiemen die op het eigen bedrijf aanwezig zijn. In dit verband is het gesloten houden van het bedrijf (vooral voor dieren) van belang. Pluimveehouders vinden dat goede diergezondheid en –welzijn belangrijker zijn dan een norm te stellen aan de bedrijfsgrootte. Schaalvergroting is nodig om efficiënt en kostenbesparend te werken. Koppelgrootte is belangrijker dan bedrijfsgrootte. De 1
In 2010 produceren 1,5% van de bedrijven met melkvee, vleesvee, varkens en schapen biologisch, 10% van de geitenhouderijen en 8% van de bedrijven met leghennen. (Bron: Wageningen UR Livestock Research, 2011)
66
koppelgrootte moet te overzien zijn en de pluimveehouder moet in staat zijn om voldoende aandacht te geven aan de kippen. Bij zieke kippen gaat het veelal om het herstel van de koppel, niet van een individuele kip. Zieke kippen hebben rust nodig, dus een ziekenboeg in het bedrijf is wenselijk. Een goede maatregel om ziektes buiten de deur te houden is het laten dragen van andere kleding en laarzen door bezoekers. Daarnaast is een ander type kip nodig voor het bereiken van een natuurlijke weerstandsopbouw. Met het huidige type zijn vaccinaties nog onmisbaar. Men prefereert kippen die langere tijd productief zijn ten opzichte van kippen die kortstondig een hoge piekproductie hebben. Ook varkenshouders leggen een relatie tussen weerstand en de levensduur van het dier. Vleesvarkens leven niet lang genoeg om zelfgenezend vermogen te ontwikkelen.
67
VII. ONDERZOEKSVOORSTEL
ONDERZOEKSVOORSTEL MASTHERTHESIS MCPM 1
ONDERWERP: BEPERKEN RUIMINGEN BIJ DIERZIEKTEN
Ingrid Helleman
DECAAN: Edward van der Torre DATUM: 4 juli 2011 VERSIE: definitief
68
Onderzoeksonderwerp Een uitbraak van dierziekten is een reëel risico in Nederland. Het kan een enorme impact hebben en zelfs tot een crisis uitmonden. Om verspreiding van de dierziekte op andere dieren of mensen te voorkomen wordt veelal besloten tot het ruimen van dieren in de omgeving. Een ingrijpende maatregel, waardoor in Nederland jaarlijks duizenden dieren worden gedood. Met name het preventief doden van gezonde dieren stuit op veel onbegrip. De laatste decennia is de veehouderij in Nederland aanzienlijk veranderd. Het aantal bedrijven is verminderd en de grootte van de veestapel per bedrijf is aanzienlijk toegenomen. In een relatief klein land worden veel dieren gehouden. Tegelijkertijd zijn dieren steeds meer uit beeld. Er wordt steeds meer gepleit voor de koe in de wei, maar ook vele schapen, kippen en geiten komen tegenwoordig nauwelijks meer buiten. Bij de preventie, proactie, preparatie, repressie en nazorg van dierziekten zijn vele publieke en private partijen betrokken. Er is sprake van een krachtenveld met diverse belangen, zoals economische belangen (Europees, landelijk, sector, bedrijf), electorale belangen, dierenwelzijn, milieu, gezondheid mensen, confirmatie aan Europees beleid, etc. Verschillende partijen kunnen ook een andere perceptie hebben van het risico en acceptatie, maar ook van de aanpak van dierziekten. Aanleiding tot het onderzoek is de zorg over de grote schaal waarop dieren afgemaakt worden (‘ruimingen’) bij een uitbraak van dierziekten. De vraag is of ruimingen te voorkomen of te beperken zijn. Mogelijk kunnen er dierenlevens gespaard worden. Door theorie en ervaringen van crisisbeheersing te onderzoeken, zal naar een antwoord op deze vraag worden gezocht. Feitelijk gaat het over risicobeheersing: het verminderen van de kans en het beperken van het effect. Het onderzoek zal zich richten op de risicobeheersing van dierziekten. De afbakening van het onderzoek is de focus op één dierziekte (Q-koorts, MKZ, Vogelgriep of (de nog niet uitgebroken) Paardenpest in Nederland. Het onderzoek wordt gedaan vanuit het perspectief van crisisbeheersing, niet vanuit veterinair oogpunt. Het onderzoek beperkt zich tot het bepalen van maatregelen die kunnen leiden tot het beperken van het aantal dieren dat geruimd moet worden. Er wordt niet gestreefd naar een volledig overzicht van alle mogelijke maatregelen, maar wel naar een diversiteit en creativiteit van maatregelen. Hiertoe zullen verschillende theorieën worden beschouwd en zullen verschillende experts worden bevraagd. In dit onderzoek worden vooraf geen beperkingen in termen van tijd, geld, planologie, wetgeving en dergelijke van de maatregelen gesteld, teneinde ruimte te geven aan creatieve en wellicht onconventionele maatregelen. Als de maatregelen zijn bepaald wordt niet onderzocht in hoeverre de maatregelen in de praktijk te realiseren zijn en in hoeverre er draagvlak voor is. Dit onderzoek zou derhalve in de toekomst aanleiding kunnen zijn tot een haalbaarheidsstudie van één of meerdere genoemde maatregelen.
Probleemstelling Welke maatregelen kunnen bijdragen aan het beperken van het aantal dieren dat geruimd moet worden bij een uitbraak van een specifieke dierziekte en hoe passen deze maatregelen in de veiligheidsketen?
69
Operationalisering probleemstelling • Met maatregelen wordt bedoeld maatregelen die vanuit de theorie van crisisbeheersing en andere wetenschap op dit thema toepasbaar zijn en maatregelen die door experts worden genoemd. • Het beperken van het aantal dieren die geruimd moeten worden is de risicobeheersing: het verkleinen van de kans dat ruimingen noodzakelijk zijn en het verkleinen van het effect (aantal dieren). • Er wordt een onderzoek gedaan naar maatregelen die gelden voor een specifieke dierziekte. Hierbij wordt een keuze gemaakt uit de volgende dierziekten: MKZ, Q-koorts, Vogelgriep en Paardenpest. • Met veiligheidsketen wordt bedoeld de schakels preventie, proactie, preparatie, repressie en nazorg.
Onderzoeksvragen •
• • • •
Wat zijn de kenmerken van de dierziekte waarvan onderzocht wordt welke maatregelen bijdragen aan het beperken van het aantal dieren dat geruimd moet worden? Welke theoretische concepten van crisisbeheersing of andere wetenschappen zijn relevant voor het thema beperking van ruimingen bij dierziekten? Zijn vanuit dit theoretische inzicht maatregelen te bepalen welke kunnen leiden tot risicobeheersing van het ruimen van dieren bij uitbraak van de dierziekte? Welke relevante experts zijn er op dit gebied en welke maatregelen stellen zij voor? In hoeverre komen de maatregelen vanuit de theorie en van de experts overeen?
Deelvragen Hoe is de huidige situatie van de dierziekte in Nederland te beschrijven? In hoeverre doet de dierziekte zich momenteel in Nederland voor en welke maatregelen worden bij uitbraak getroffen ten aanzien van dieren? • Welke dierziekte waarvan het risico aanwezig is dat het in Nederland uitbreekt, wordt als object van onderzoek gekozen? • Wat zijn de kenmerken van deze ziekte? • Hoe is het houden en vervoeren van deze dieren georganiseerd? • Wat kan gesteld worden over het risico van uitbraak van deze ziekte? • Wie en/of wat bepaalt de noodzaak tot het ruimen van dieren? • Welke maatregelen zijn momenteel gangbaar ten aanzien van dieren in geval van een uitbraak? Welke theorie van crisisbeheersing of andere wetenschap is relevant voor dit onderzoek? • Welke theorieën van crisisbeheersing zijn relevant voor het onderzoek? o B.v. de theorieën over risicoacceptatie, netwerkanalyse, anticipatie, veerkracht, veiligheidsketen, weerbaarheid en inbedding van risico’s in het systeem. • Welke andere wetenschappen en theorieën kunnen worden benut voor dit onderzoek?
70
Welk type maatregelen vanuit het theoretisch kader zouden kunnen leiden tot het beperken van het aantal dieren dat geruimd moet worden? • Welke factoren die in de theorie worden genoemd, zijn relevant voor het ontstaan en de verspreiding van de dierziekte en daarmee ook voor de kans dat ruimingen nodig worden geacht? • In hoeverre is de dierziekte inherent aan het systeem (Perrow); in hoeverre beïnvloedt de manier waarop dieren worden gehouden of vervoerd de kans op de dierziekten (kwetsbaarheid)? • Welk theoretisch kader geeft inzicht in de mate van risicoacceptatie en beleid ten aanzien van ruimingen? Welke maatregelen dragen volgens experts bij aan het beperken van het aantal dieren dat geruimd moet worden. • Hoe wordt het risico (waarschijnlijkheid, impact en de mate van acceptatie) op uitbraak van de dierziekte geduid door experts? • Welke factoren benoemen experts als belangrijkste oorzaak van ontstaan en verspreiding van de ziekte? • In hoeverre is het aantal dieren per locatie een factor en zouden hier grenzen aan gesteld moeten worden? • Welke relatie is er tussen het aanwezige risico en het (non)-vaccinatiebeleid? Welk inzicht leveren de genoemde maatregelen op het gebied van risico- en effectbeheersing? • In hoeverre worden er additionele maatregelen genoemd ten opzichte van de huidige situatie in Nederland? • In hoeverre komen de maatregelen vanuit het theoretisch kader en de maatregelen genoemd door de experts overeen? • Welke maatregelen zijn risicoreducerend (verbetering anticipatie) en welke zijn effectreducerend (verbetering veerkracht door incidentbestrijding en herstel)? • Kan een beschouwing worden gegeven van de benodigde versterking in de veiligheidsketen? Kan per schakel in de keten een kwalificatie worden gegeven? • Is er een zwakke schakel in de veiligheidsketen van het risico dierziekten en wat betekent dat voor de andere schakels ten einde het aantal te ruimen dieren te beperken?
Wetenschappelijke en maatschappelijke relevantie van het onderzoek Het doden van al dan niet gezonde dieren tijdens een uitbraak heeft een hoge impact in de samenleving en kan zelfs tot een crisis leiden. Daarom is dit aspect het onderwerp van onderzoek. Er wordt onderzocht welke theorieën van het vakgebied crisisbeheersing en van andere wetenschappen toepasbaar zijn op het thema dierziekten. Indien in dit onderzoek maatregelen zijn bepaald die bijdragen aan vermindering van het aantal dieren die gedood moeten worden, kunnen de partijen die hier invloed op kunnen uitoefenen bepalen of de maatregelen technisch, economisch of politiek haalbaar zijn.
Onderzoeksopzet Er is gekozen voor een actiegerichte probleemstelling. Met dit onderzoek wordt beoogd een bijdrage te leveren aan een maatschappelijk probleem, het is dus een toegepast onderzoek. Hierbij wordt gebruik gemaakt van bestaande theorieën. Om tot de beantwoording van de probleemstelling te komen wordt een casestudy (ook wel gevalsstudie genoemd) gedaan. Het gaat om het verkrijgen van inzicht in de mogelijke maatregelen die kunnen leiden tot beperking van het aantal ruimingen bij een specifieke
71
dierziekte. Het is een exploratief onderzoek omdat er niet uitgegaan wordt van vooraf scherp geformuleerde hypothesen. Het is huist gericht op de ontwikkeling van hypothesen (te weten: maatregel X leidt tot beperking van het aantal ruimingen bij de dierziekte). In een vervolgonderzoek zou de hypothese getoetst kunnen worden: namelijk wat het daadwerkelijke effect is van de maatregel op het aantal ruimingen. Vervolgens kan de haalbaarheid getoetst worden. Het betreft een kwalitatief onderzoek. De methode die wordt toegepast zijn mondelinge interviews van experts. Er wordt gekozen voor de structuur van een open interview. De interviews van experts zijn aanvullend op de theoretische concepten. Uiteraard heeft dit een subjectief karakter. Er zal (als bijlage) een overzicht worden gemaakt waarin per informatiebron (de expert) een geordend en beknopt overzicht wordt gegeven van de essentie van de verzamelde informatie. Dit kan er bijvoorbeeld als volgt uitzien: Expert
Perceptie van risico
Acceptatie van risico
Waardering huidige maatregelen
Voorstel van maatregelen
1 2 3 4 De volgende -
onderzoeksmethode wordt toegepast: Data verzamelen over de dierziekte Literatuurstudie betreffende toepasbare theorieën Open interviews met experts
Planning
Oriëntatie op verschillende dierziekten Keuze dierziekte en beschrijving hiervan Bestudering theorie crisisbeheersing Bestudering theorie andere wetenschappen Bepalen factoren en mogelijke maatregelen aan de hand van theorie Bepalen relevante experts en interviews houden Resultaten verwerken in rapport
periode juli juli
gereed 15 juli 2011 30 juli 2011
Tijd in uren 20 20
Juli augustus augustus
1 september 2011 1 september 2011 15 september 2011 1 okober
80
15 oktober 2011 7 november 2011 15 december
80
Augustus – september Augustus september september
uitloop
oktober
Voorbereiding verdediging masterthesis
november
40 20 60
40
Voor het onderzoek zijn geen personele of materiële middelen nodig.
72
Informatiebronnen -
Baarda en de Goede (2006): Basisboek Methoden en Technieken. Groningen / Houten: Noordhoff Uitgevers De Bruijn, H., ten Heuvelhof, E. (2007): Management in netwerken. Den Haag: Uitgeverij Lemma. Van Duin (2011): Veerkrachtige crisisbeheersing: nuchter over het bijzondere. Lectoraat Crisisbeheersing. Groeneweg, J. (2010): Het beoordelen van risico’s, een subjectieve zaak. Tijdschrift voor de Veiligheid. Groeneweg, J. (2002): Controlling the controllable, preventing business upsets. Den Haag: Koninklijke De Swart. Helsloot, I. (2007). Voorbij de symboliek, Over de noodzaak van een rationeel perspectief op fysiek veiligheidsbeleid. Den Haag: Boom Juridische Uitgevers. Van den Heuvel, H. (2009): Hoe schrijf ik een scriptie of these? Den Haag: Uitgeverij Lemma. Mak, G (19..) : ontwikkeling van boerenbedrijf. Toen God verdween uit Jolwerd. Muller, E.R., Rosenthal, U., Helsloot, I., van Dijkman, E.R.G. (2009). Crisis, Studies over crisies en crisisbeheersing. Deventer: Kluwer. Perrow, C. (1999): Normal Accidents. Living with High Risk Technologies, Princeton University Press Saeijs, G.E.M., van Duin, M.J., Zannoni, M., Rijpma, J.R., Rosenthal, U. (2002): Besmet gebied, De MKZ-crisis getraceerd. Alphen aan den Rijn: Kluwer.
Ondertekening Voor akkoord:
6 juli 2011
5 juli 2011
Decaan MCPM
Leidinggevende Veiligheidsregio Hollands Midden
W.g. Edward van der Torre
W.g. Lilian Weber-Teuben
73