Verstandelijke beperking Verstandelijke-ontwikkelingsstoornis Intellectual disability; intellectual developmental disorder 1.
Omschrijving
DSM-5 (APA, 2014) omschrijft een verstandelijke beperking als volgt: Een verstandelijke beperking (een verstandelijke-ontwikkelingsstoornis) begint gedurende de ontwikkelingsperiode met beperkingen in zowel het verstandelijk als het adaptieve functioneren, in de conceptuele, sociale en praktische domeinen. Er moet worden voldaan aan de volgende drie criteria: A. Deficiënties in de intellectuele functies, zoals redeneren, problemen oplossen, plannen, abstract denken, oordelen, schools leren en leren door ervaringen, hetgeen bevestigd moet worden door zowel een klinische beoordeling als een geïndividualiseerde, gestandaardiseerde intelligentietest. B. Deficiënties in het adaptieve functioneren die ertoe leiden dat de betrokkene niet kan voldoen aan de ontwikkelings- en sociaal-culturele standaarden van persoonlijke onafhankelijkheid en sociale verantwoordelijkheid. Zonder blijvende ondersteuning beperken de deficiënties in het aanpassingsvermogen het functioneren in een of meer aspecten van het dagelijks leven, waaronder communicatie, deelname aan het sociale leven, schools of beroepsmatig functioneren, en persoonlijke onafhankelijkheid thuis of in de directe sociale omgeving. C. Deficiënties in de verstandelijke functies en het aanpassingsvermogen beginnen gedurende de ontwikkelingsperiode.
Specificaties: De verschillende niveaus van ernst worden gedefinieerd volgens het adaptieve functioneren en niet volgens de IQ-scores, omdat de mate van adaptief functioneren bepaalt hoeveel ondersteuning er nodig is. Bovendien zijn IQ-metingen in het laagste deel van de IQ-scores minder valide.
Diagnostische kenmerken: De hoofdkenmerken van de verstandelijke beperking betreffen deficiënties in de intellectuele functies en beperkingen in het alledaagse aanpassingsvermogen, vergeleken met leeftijdgenoten van hetzelfde gender en dezelfde sociaal-culturele groep. Het begin ligt in de ontwikkelingsleeftijd. De classificatie verstandelijke beperking is gebaseerd op zowel klinische beoordeling als gestandaardiseerde tests van verstandelijke en adaptieve functies.
2.
Gevolgen voor het functioneren
2.1 Mate van ernst: licht Conceptuele domein: Bij kinderen in de voorschoolse leeftijd is er mogelijk geen sprake van duidelijke conceptuele verschillen. Bij schoolgaande kinderen en volwassenen is er sprake van problemen met lezen, schrijven, rekenen, klokkijken of geldbeheer, waarbij ze steun nodig hebben op een of meer gebieden om aan leeftijd gerelateerde verwachtingen te kunnen voldoen. Bij volwassenen is er een beperking in het abstracte denken, de executieve functies (plannen, strategieën kiezen, prioriteren en cognitieve flexibiliteit) en het kortetermijngeheugen, alsmede in het functionele gebruik van schoolse vaardigheden (bijvoorbeeld lezen, geldbeheer). Er is sprake van een enigszins concrete aanpak van problemen en oplossingen, vergeleken met leeftijdgenoten.
Sociale domein: Vergeleken met leeftijdgenoten die zich normaal ontwikkelen, gedraagt de betrokkene zich onvolwassen in sociale interacties. Zo kan hij of zij moeite hebben om de sociale signalen van leeftijdgenoten goed waar te nemen. De communicatie, het voeren van gesprekken en taalgebruik zijn concreter of minder volwassen van aard dan gezien de leeftijd verwacht mag worden. Er kan sprake zijn van problemen met het reguleren van de emoties en het gedrag op een voor de leeftijd passende wijze. Deze problemen worden door leeftijdgenoten in sociale situaties opgemerkt. Het inzicht in risico’s in sociale situaties is beperkt. Het sociale oordeelsvermogen is niet volgroeid voor de leeftijd en de betrokkene loopt het risico door andere gemanipuleerd te worden (lichtgelovigheid).
Praktische domein: De betrokkene functioneert mogelijk op een voor de leeftijd passende wijze wat betreft de persoonlijke verzorging. Vergeleken met leeftijdgenoten heeft hij of zij meer ondersteuning nodig bij complexe dagelijkse taken. Op volwassen leeftijd gaat het daarbij bv. om boodschappen doen, vervoer, het huishouden organiseren en het verzorgen van kinderen, voedzaam eten bereiden, en bank- en geldzaken beheren. Vrijetijdsvaardigheden komen overeen met die van leeftijdgenoten, hoewel er op dit gebied steun nodig is bij het beoordelen van het eigen welzijn en het organiseren van de vrijetijdsactiviteiten. Op volwassenen leeftijd functioneren mensen met een lichte beperking in banen waarbij de nadruk niet op de conceptuele vaardigheden ligt. Zij hebben meestal ondersteuning nodig om beslissingen te nemen over gezondheid en juridische kwesties, en om te leren werkgerelateerde taken goed uit te voeren. Meestal is ondersteuning nodig bij het grootbrengen van kinderen.
2.2 Mate van ernst: matig
Conceptuele domein: Gedurende de hele ontwikkeling blijft het niveau van de conceptuele vaardigheden duidelijk achter op dat van leeftijdgenoten. Bij voorschoolse kinderen ontwikkelen de taal en voorschoolse vaardigheden zich langzaam. Bij schoolgaande kinderen verloopt de ontwikkeling van lezen, schrijven, rekenen, klokkijken en geldbeheer langzaam gedurende de schooljaren en zijn deze vaardigheden duidelijk minder goed ontwikkeld vergeleken met die van leeftijdgenoten. De ontwikkeling van schoolse vaardigheden is bij volwassenen meestal van een basaal niveau, en ze hebben ondersteuning nodig bij de toepassing van schoolvaardigheden in een baan en het persoonlijk leven. Er is dagelijks structurele ondersteuning nodig om alledaagse conceptuele taken te voltooien. Deze taken worden vaak volledig door anderen overgenomen.
Sociale domein: De betrokkene verschilt in de loop van de ontwikkeling duidelijk van leeftijdgenoten in sociaal en communicatief gedrag. Gesproken taal is gewoonlijk het belangrijkste instrument voor de sociale communicatie, maar is minder complex dan die van leeftijdgenoten. Dat de betrokkene in staat is om relaties met anderen aan te gaan blijkt duidelijk uit de band met familie en vrienden, en de betrokkene kan gedurende zijn leven hechte vriendschappen en soms als volwassene romantische relaties ontwikkelen. De betrokkene slaagt er echter niet altijd in om sociale signalen op te merken of om die adequaat te interpreteren. Het sociale oordeelsvermogen en de beslissingsvaardigheden zijn beperkt, en verzorgers moeten helpen bij het nemen van belangrijke besluiten. Vriendschappen met zich normaal ontwikkelende leeftijdgenoten worden vaak beïnvloed door communicatie en sociale beperkingen. Op het gebeid van werk is vaak aanzienlijke sociale en communicatieve ondersteuning nodig.
Praktische domein: De betrokkene kan als volwassene voorzien in persoonlijke behoefte van eten, aankleden, stoelgang en hygiëne, hoewel daarvoor een lange leerperiode en veel tijd nodig is om op deze gebieden onafhankelijk te worden. Geheugensteuntjes kunnen nodig blijven. Ook kan op volwassen leeftijd volledige deelname aan alle huishoudelijke taken bereikt worden, hoewel daarvoor een lange leerperiode nodig is en er structureel ondersteuning noodzakelijk is om een volwassen uitvoeringsniveau te handhaven. Onafhankelijk functioneren is mogelijk in banen waarvoor beperkte conceptuele en communicatieve vaardigheden nodig zijn, maar er is aanzienlijke ondersteuning nodig van collega’s, supervisoren en andere om te kunnen voldoen aan de sociale verwachtingen, werkgerelateerde eisen en aanvullende verantwoordelijkheden, zoals planning, vervoer, gezondheidsaspecten en geldbeheer. De betrokkene kan een verscheidenheid aan vrijetijdsvaardigheden ontwikkelen. Hierbij is meestal gedurende een lange periode aanvullende
ondersteuning nodig en moet iemand de gelegenheid krijgen om te leren. Bij een aanzienlijke minderheid kan er sprake zijn van slecht aangepast gedrag, dat sociale problemen kan veroorzaken.
2.3 Mate van ernst: ernstig Conceptuele domein: Het vermogen om conceptuele vaardigheden te verwerven is beperkt. De betrokkene begrijpt in het algemeen weinig van geschreven taal of van concepten waar getallen, hoeveelheden, tijd en geld bij komen kijken. Verzorgers geven gedurende het hele leven uitgebreide ondersteuning bij het oplossen van problemen.
Sociale domein: Gesproken taal is sterk beperkt in woordenschat en grammatica. Spraak kan beperkt blijven tot zinnen bestaande uit één woord of korte frasen en kan worden aangevuld met andere vormen van communicatie. Spraak en communicatie richten zich voornamelijk op het hier en nu van de dagelijkse gebeurtenissen. Taal wordt meer gebruikt voor sociale communicatie dan voor uitgebreide uiteenzettingen. De betrokkene begrijpt eenvoudig geformuleerde uitingen en communicatie met behulp van gebarentaal. Relaties met gezinsleden en bekende anderen vormen een bron van plezier en ondersteuning.
Praktische domein: De betrokkene heeft ondersteuning nodig voor alle dagelijkse activiteiten, waaronder maaltijden, aankleden, wassen en de stoelgang. Hij of zij heeft altijd toezicht nodig. Mensen met een ernstige beperking kunnen geen belangrijke beslissingen nemen over het eigen welzijn of dat van anderen. Voor volwassenen is er structureel ondersteuning en hulp nodig bij de uitvoering van huishoudelijke taken, vrijetijdsactiviteiten en werk. Vaardigheden verwerven vergt een langdurig leerproces en structurele ondersteuning. Bij een aanzienlijke minderheid is sprake van slecht aangepast gedrag, waaronder zelfbeschadiging.
2.4 Mate van ernst: zeer ernstig Conceptuele domein: Conceptuele vaardigheden hebben in het algemeen betrekking op de fysieke wereld en niet op symbolische processen. De betrokkene kan voorwerpen op doelgerichte wijze gebruiken voor zelfzorg, werk en vrijetijdsactiviteiten. Bepaalde visuospatiële vaardigheden, zoals sorteren volgens uiterlijke kenmerken, kunnen verworven worden. Bijkomende motorische en zintuiglijke beperkingen kunnen het functionele gebruik van voorwerpen onmogelijk maken.
Sociale domein: De betrokkene heeft nauwelijks inzicht in symbolische communicatie, in gesproken taal of gebarentaal. Het is mogelijk dat hij of zij enkele eenvoudige instructies of gebaren begrijpt. De betrokkene uit zijn of haar wensen en emoties grotendeels door non-verbale, niet-symbolische communicatie. De betrokkene geniet van relaties met vertrouwde familieleden, verzorgers en bekende anderen, en initieert en reageert op sociale interacties met gebaren en emotionele signalen. Bijkomende motorische en zintuiglijke beperkingen kunnen veel sociale activiteiten onmogelijk maken.
Praktische domein: De betrokkene is afhankelijk van anderen voor alle aspecten van de dagelijkse lichamelijke verzorging, gezondheid en veiligheid, hoewel hij of zij in staat kan zijn om een bijdrage te leveren aan enkele van deze activiteiten. Mensen zonder ernstige lichamelijke beperkingen kunnen helpen bij sommige dagelijkse taken thuis, bijvoorbeeld borden op tafel zetten. Eenvoudige handelingen met voorwerpen kunnen participatie mogelijk maken in beroepsmatige activiteiten, waarbij veel ondersteuning nodig is. Vrijetijdsactiviteiten betreffen bijvoorbeeld plezier in het luisteren naar muziek, films kijken, uit wandelen gaan of deelnemen aan wateractiviteiten, alle met ondersteuning van anderen. Bijkomende motorische en zintuiglijke beperkingen belemmeren vaak het deelnemen aan huiselijke, vrijetijds- en beroepsmatige activiteiten. Bij een aanzienlijke minderheid is sprake van slecht aangepast gedrag.
3.
Interventies
Een cliënt valt niet steeds binnen één groep van de classificatie. Vaak merken we een disharmonisch ontwikkelingsprofiel op. Bij het uitvoeren van een interventie binnen één domein maken we ook vaak gebruik van een methodiek uit een ander domein, bv. bij het kiezen van vrijetijdsbesteding (Hoofdstuk 9) maken we vaak gebruik van ondersteunende communicatie (Hoofdstuk 3). Methodieken zijn ook niet gebonden aan een bepaalde “mate” van verstandelijke beperking. Ook de leeftijd van de cliënt speelt een rol bij de keuze van een interventie.
3.1 Bij cliënten met een licht verstandelijke beperking focust de ergotherapeut zich op - het doelbewust gebruik van zintuigen (Deel 2: Hoofdstuk 1A: Zintuiglijk leren) - aanleren van spelvaardigheden (Deel 2: Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis Spelbegeleiding)
- aanleren van vaardigheden (kinderen) en ondersteuning bieden (volwassenen) op vlak van lezen, schrijven, rekenen, klokkijken of geldbeheer (Deel 2: Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis: Visuele en visueel ruimtelijke vaardigheden; Schrijven; Rekenen) - aanleren van het plannen, het starten, het uitvoeren, afronden en volhouden van een taak; ondersteunen en hulpmiddelen inschakelen voor taken waar het abstracte denken, de executieve functies (plannen, strategieën kiezen, prioriteren en cognitieve flexibiliteit) en het kortetermijngeheugen nodig zijn (volwassenen) (Deel 2: Hoofdstuk 2: Algemene taken en eisen: Zelfinstructiemethode; Strategietraining voor executieve beperkingen; Werkgeheugen training; Andere Interventies voor het versterken van executieve functies; Strategieën aanleren bij volwassenen met een verstandelijke beperking) - ondersteuning bieden bij complexe dagelijkse taken, bv. vervoer. (Deel 2: Hoofdstuk 4: Mobiliteit) - ondersteuning bieden om beslissingen te nemen over gezondheid. (Deel 2: Hoofdstuk 5: Zelfverzorging) - ondersteuning bieden bij complexe dagelijkse taken. Op volwassen leeftijd gaat het daarbij bv. om boodschappen doen, het huishouden organiseren, eten bereiden, omgaan met geld… (Deel 2: Hoofdstuk 6: Huishouden: Koken; Opruimen en schoonmaken; Boodschappen doen; Omgaan met geld; Herstellen, het verzorgen van persoonlijke en andere huishoudelijke voorwerpen) - het goed waarnemen van de sociale signalen van leeftijdgenoten, reguleren van emoties, zich gedragen op een voor de leeftijd passende wijze. (Deel 2: Hoofdstuk 7: Tussenmenselijke interacties en relaties: Sociale vaardigheidstrainingen) - ondersteuning bieden om school- (kinderen) of werk- (volwassenen) gerelateerde taken goed uit te voeren. (Deel 2: Hoofdstuk 8: Belangrijke levensgebieden: Leren: Werken) - steun bieden bij het aanleren en organiseren van de vrijetijdsactiviteiten. (Deel 2: Hoofdstuk 9: Deelname aan sociaal, maatschappelijk en burgerlijk leven: Ondersteuning bij het kiezen; Aanpassingen; Ondersteuning op vlak van controle op proces en resultaat van gedrag; Recreatie en vrije tijd)
3.2 Bij cliënten met een matige verstandelijke beperking richt de ergotherapeut zich op - het doelbewust gebruik van zintuigen (Deel 2: Hoofdstuk 1A: Zintuiglijk leren) - aanleren van spelvaardigheden (Deel 2: Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis: Spelbegeleiding) - aanleren van vaardigheden (kinderen) en ondersteuning bieden (volwassenen) op vlak van lezen, schrijven, rekenen, klokkijken of geldbeheer (Deel 2: Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis: Visuele en visueel ruimtelijke vaardigheden; Schrijven; Rekenen)
- ondersteuning bieden bij de toepassing van schoolse vaardigheden in een baan en het persoonlijk leven (volwassenen). (Deel 2: Hoofdstuk 2: Algemene taken en eisen & Hoofdstuk 8: Belangrijke levensgebieden: Leren; Werk) - werken volgens mediërende methodieken. (Deel 2: Hoofdstuk 2: Algemene taken en eisen: Zelfinstructiemethode; Strategietraining voor executieve beperkingen; Werkgeheugen training; Andere Interventies voor het versterken van executieve functies; Strategieën aanleren bij volwassenen met een verstandelijke beperking) - aanleren en gewoontevorming rond activiteiten zoals eten, aankleden, stoelgang en hygiëne - (Deel 2: Hoofdstuk 5: Zelfverzorging: Bottom-up en top-down; Forward chaining en backward chaining; Enkele specifieke vaardigheden) - aanleren en ondersteuning van volledige deelname aan alle huishoudelijke taken om deze op een volwassen uitvoeringsniveau uit te voeren. (Deel 2: Hoofdstuk 6: Huishouden: Koken; Opruimen en schoonmaken; Boodschappen doen; Omgaan met geld; Herstellen, het verzorgen van persoonlijke en andere huishoudelijke voorwerpen) - leren opmerken van sociale signalen en die adequaat interpreteren; ondersteuning bieden bij het sociale oordeelsvermogen en beslissingsvaardigheden. (Deel 2: Hoofdstuk 7: Tussenmenselijke interacties en relaties: Sociale vaardigheidstrainingen ) - ondersteuning bieden om school- (kinderen) of werk- (volwassenen) gerelateerde taken goed uit te voeren. (Deel 2: Hoofdstuk 8: Belangrijke levensgebieden: Leren; Werken) - steun bieden bij het aanleren en organiseren van de vrijetijdsactiviteiten. (Deel 2: Hoofdstuk 9: Deelname aan sociaal, maatschappelijk en burgerlijk leven: Ondersteuning bij het kiezen; Aanpassingen; Ondersteuning op vlak van controle op proces en resultaat van gedrag; Recreatie en vrije tijd)
3.3 Bij cliënten met een ernstig verstandelijke beperking richt de ergotherapeut zich op - zintuiglijke stimulatie. (Deel 2: Hoofdstuk 1A: Zintuiglijk leren) - het aanleren van spelvaardigheden. (Deel 2: Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis: Spelbegeleiding) - het aanbieden van compensaties voor geschreven taal of concepten waar getallen, hoeveelheden, tijd en geld bij komen te kijken. (Deel 2: Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis: Visuele en visueel ruimtelijke vaardigheden: Schrijven: Rekenen) - ondersteunende communicatie. (Deel 2: Hoofdstuk 3: Communicatie: Soorten hulpmiddelen; Hulpmiddel aanvragen; Hulpmiddel leren gebruiken) - ondersteuning bieden voor alle dagelijkse activiteiten, waaronder maaltijden, aankleden, wassen en de stoelgang. (Deel 2: Hoofdstuk 5: Zelfverzorging: Bottom-up en top-down; Forward chaining en backward chaining; Enkele specifieke vaardigheden)
- ondersteuning bieden bij de uitvoering van huishoudelijke taken. (Deel 2: Hoofdstuk 6: Huishouden: Koken; Opruimen en schoonmaken; Boodschappen doen; Omgaan met geld; Herstellen, het verzorgen van persoonlijke en andere huishoudelijke voorwerpen) - ondersteuning en hulp bieden bij de uitvoering van werk. (Deel 2: Hoofdstuk 8: Belangrijke levensgebieden: Werk) - aanleren van en ondersteuning bieden bij vrijetijdsactiviteiten. (Deel 2: Hoofdstuk 9: Deelname aan sociaal, maatschappelijk en burgerlijk leven: Ondersteuning bij het kiezen; Aanpassingen; Ondersteuning op vlak van controle op proces en resultaat van gedrag; Recreatie en vrije tijd)
3.4 Bij cliënten met een zeer ernstige verstandelijke beperking ligt het accent op - zintuiglijke stimulatie (Deel 2: Hoofdstuk 1A: Zintuiglijk leren: Ayres Sensory Integration®; Basale Stimulatie; Sherborne; Multi Sensory Story Telling; Snoezelen; Ervaar het maar; Belevingstheater; Andere activiteiten en technieken: Beleven in Muziek, Shantala Massage, Klankschalen, Sensomuziek, Meditatief dansen, dierenbeleving) - concrete, op de fysieke wereld gerichte leersituaties (Deel 2: Hoofdstuk 1B: Basaal leren en toepassen van kennis) - ondersteunende communicatie, middelen voorzien voor non-verbale, niet-symbolische communicatie. (Deel 2: Hoofdstuk 3: Communicatie: Soorten hulpmiddelen; Hulpmiddel aanvragen; Hulpmiddel leren gebruiken) - het gebruik van voorwerpen op doelgerichte wijze voor zelfzorg. (Deel 2: Hoofdstuk 5: Zelfverzorging) - deelname aan dagelijkse taken thuis, bv. borden op tafel zetten. (Deel 2: Hoofdstuk 6: Huishouden) - voorwerpen doelgericht te leren gebruiken voor werk en ondersteuning bieden zodat participatie mogelijk is in beroepsmatige activiteiten. (Deel 2: Hoofdstuk 8: Belangrijke levensgebieden) - het gebruik van voorwerpen op doelgerichte wijze voor vrijetijdsactiviteiten. (Deel 2: Hoofdstuk 9: Deelname aan sociaal, maatschappelijk en burgerlijk leven) - ondersteuning bieden bij (het kiezen van) vrijetijdsactiviteiten (bv. plezier in het luisteren naar muziek, films kijken, uit wandelen gaan of deelnemen aan wateractiviteiten). (Deel 2: Hoofdstuk 9: Deelname aan sociaal, maatschappelijk en burgerlijk leven)
4.
Assessment
Pameijer, N., & van Laar-Bijman, E. (2007). Handelingsgerichte diagnostiek. Een handreiking voor orthopedagogen en psychologen werkzaam in de zorg voor mensen met een verstandelijke
beperking. Geraadpleegd op 1 juli 2014 op http://www.vilans.nl/docs/producten/handelingsgerichtediagnostiek.pdf Carante Groep, Expertisegroep EVMB. februari (2010). Richtlijnen voor handelingsgerichte diagnostiek bij mensen met ernstige verstandelijke en meervoudige beperkingen. (EVMB). Geraadpleegd op 1 juli 2014 op http://www.kennispleingehandicaptensector.nl/kennispleindoc/showcases/EVMB,%20richtlijnen% 20handelingsgerichte%20diagnostiek.pdf
5. Nuttige referenties en links http://inclusievlaanderen.be, geraadpleegd op 2 juli 2014. Inclusie Vlaanderen is een vereniging voor mensen met een verstandelijke handicap en hun netwerk. Geraadpleegd op 2 juli 2014. http://www.aaidd.org, geraadpleegd op 2 juli 2014. De American Association on Intellectual and Developmental Disabilities (AAIDD) is een Amerikaanse vereniging zonder winstoogmerk. De AAIDD is de grootste organisatie voor mensen met een verstandelijke beperking. http://www.bild.org.uk, geraadpleegd op 2 juli 2014. BILD is het Brits Instituut voor ontwikkelingsproblemen. Men ijvert voor een gelijkwaardige behandeling, participatie in hun gemeenschap en een respectvolle behandeling. http://www.buntinx.org, geraadpleegd op 2 juli 2014. Adviseert en ondersteunt professionals, bestuurders en beleidsmakers in de langdurende zorg. http://www.iassid.org, geraadpleegd op 2 juli 2014. De iassid is een internationale en multidisciplinaire wetenschappelijk organisatie die op wereldvlak onderzoek en uitwisseling van informatie i.v.m. intellectuele, leer- en aanverwante problemen ondersteunt. http://www.multiplus.be, geraadpleegd op 2 juli 2014. Multiplus richt zich als expertisecentrum expliciet op personen met ernstige meervoudige beperkingen en de mensen (professionelen, familieleden, derden) die bij hen betrokken zijn. http://www.ncid.org.au, geraadpleegd op 2 juli 2014. Inclusie Australië zet zich in voor mensen met een verstandelijke beperking. http://www.lusvzw.be, geraadpleegd op 2 juli 2014. De voorbije jaren bouwde LUS vzw expertise op en ontwikkelde ze specifieke strategieën die de sociale verbondenheid tussen mensen (opnieuw) versterken. http://www.platformemg.nl, geraadpleegd op 2 juli 2014. Dit platform is hét kennisnetwerk voor een ieder die betrokken is bij mensen met een ernstige meervoudige beperking. http://www.pomonaproject.org/index.php, geraadpleegd op 2 juli 2014. Deze organiseerde en ontwikkelde in een project een set van gezondheidsindicatoren voor personen met een verstandelijke beperking.
http://www.senvzw.be/, geraadpleegd op 2 juli 2014. SEN is een steunpunt dat professionelen wil ondersteunen bij uitwisseling en bundeling van expertise en informatie. http://www.kennispleingehandicaptensector.nl/, geraadpleegd op 2 juli 2014. Deze organisatie verzamelt en verspreidt kennis. http://www.nationaalkompas.nl, geraadpleegd op 2 juli 2014. Het Nationaal Kompas Volksgezondheid biedt onafhankelijke en wetenschappelijk onderbouwde informatie over de volksgezondheid. http://www.vilans.nl, geraadpleegd op 2 juli 2014. Vilans is specialist in het ontwikkelen en helpen toepassen van kennis die de langdurende zorg blijvend verbetert. http://www.zonmw.nl, geraadpleegd op 2 juli 2014. ZonMw stimuleert gezondheidsonderzoek en zorginnovatie.
6.
Bibliografie
Hier worden enkel de referenties en links opgenomen die niet in de bibliografie van het boek voorkomen.
American Psychiatric Association. (2014). Handboek voor de classificatie van psychische stoornissen. DSM-5. Nederlandse vertaling van diagnostic and statistical manual of mental disorders. Fifth edition. Amsterdam: Boom. p. 88-98.
De auteurs van het boek Ergotherapie en ontwikkelingsproblemen stelden deze fiche met zorg en in nauw overleg met de sector op. De fiche dateert van september 2014 en krijgt jaarlijks een update. Heeft u opmerkingen of aanvullingen? Bezorg ze dan meteen aan de auteurs via
[email protected].