Verslaggever van eigen leed Schrijven over je eigen ziekte en zelfs over je naderende dood - is dat nog journalistiek? En ook als de media zulke verhalen willen hebben, waarom zou een ernstig zieke journalist Jan en alleman getuige laten zijn van zijn lijdensweg? De journalist als onderwerp en bron van zijn eigen verhaal. 'Ik ben journalist', zei Arnold Verdamme tegen Guus Liguster, hoofdredacteur van het boulevardblad Deze Week. 'Ik ben gewend me te meten met de werkelijkheid en mijn werkelijkheid is nu dat ik doodga. Dus dat wil ik beschrijven. ik wil beschrijven hoe dat in zijn werk gaat.' Guus beet zich op zijn duimnagel, blies een schilfer van zijn lippen en zei: 'Jee, dát is een onderwerp! Dat zal iedereen interesseren, want iedereen gaat dood, nietwaar?' 'Maar niet iedereen kan schrijven', bracht Verdamme hem in herinnering. 'Verdomme Verdamme, wat goed dat je bij ons gekomen bent!' Verdamme dacht: bingo! De 44-jarige Arnold Verdamme heeft volgens de voorspellingen van zijn artsen nog maar zes manden om oud te worden. Hij besluit zijn lijdensweg te verkopen, tot genoegen van het sensatieblad en de lezers, die ervan smullen.
Pikante parodie Arnold Verdamme bestaat niet echt. De aan kanker lijdende verslaggever is een creatie van Koos van Zomeren, die begin jaren negentig zijn pen ter hand nam uit ergernis over de manier waarop het relaas van journalist Ton Oostveen in Panorama was verschenen. Oostveen, indertijd net ontslagen bij De Tijd, had longkanker en beschreef samen met zijn vrouw Fieke de nadagen van zijn leven. Verdammes verhaal, als serie gepubliceerd in NRC Handelsblad en later gebundeld in het boekje
'Het requiem van Verdamme', laat zich moeilijk anders lezen dan als een pikante parodie op het verslag van Oostveen. Erg geestig, dat wel. Verdamme gaat namelijk maar niet dood, zeer tegen de zin van zijn broodheer. 'Nou willen we pijn Verdamme', bast de hoofdredacteur de bedremmelde journalist op een gegeven moment toe. 'Pijn, bloed, stront, kan niet verdommen wat, als het maar met de dood te maken heeft. Je moet ophouden met sterven in schoonheid, Verdamme. Als ik een stervende zwaan wil zien, ga ik wel naar de schouwburg. Van jou wil ik werkelijkheid.' Van Zomeren moet jaren later nog steeds grinnikken als hij aan de serie wordt herinnerd. Hij heeft er geen spijt van, behalve dat 'Ton Oostveen een journalist was met een uitstekende reputatie' en dus eigenlijk anders had verdiend. Het waren meer de vorm en het podium die de schrijver irriteerden. 'Panorama adverteerde zo gigantisch met die serie.' Zodra leven en dood op handel gaan lijken moet Van Zomeren er niets van hebben. Jan en alleman Het is een fenomeen van de laatste jaren: journalisten die schrijven over hun eigen ziekte en naderende dood. De journalist die voor de spiegel gaat staan en verslag doet van zichzelf. Zo weten we inmiddels van collega's met rokersbenen en oogaandoeningen, verstoorde vaderrelaties en huwelijksproblemen. We lazen meer dan één 'ego-document' over kanker. Ten overstaan van televisiekijkend Nederland lag Feike Salverda sterk vermagerd en naar adem happend in een ziekenhuisbed, terwijl hij en zijn vrouw gisten naar het aantal dagen, weken of maanden dat hem nog restte. Twee dagen later was hij dood. Waarom laat een ernstig ziek mens Jan en alleman toe als getuigen van verdriet en aftakeling? Salverda wilde zelf een documentaire maken, niet alleen over zijn longkanker, maar ook over zijn leven als journalist. RTL5 werkte mee en in enkele afleveringen zagen we hoe Salverda zich ontwikkelde tot onderzoeksjournalist bij Vrij Nederland en bij verschillende omroepen. We zagen oud-docenten en oud-collega's en we hoorden hoe zijn moeder hem fluisterend vermaande toen hij verklapte dat ze thuis niet gewend waren met vork en mes te eten. Het mooiste waren zijn woorden onder de beelden van de allerlaatste minuut: 'Volharding, gezond verstand, een goed paar schoenen en een blocnote. Meer heb je niet nodig'. Tijdens de opnamen van de documentaire stierf Salverda. Zijn collega's maakten de productie af. Zo werd 'Ik droomde dat ik langzaam leefde' een mix van een autobiografie en een in memoriam. Zelfbegeleiding Wat is de motivatie om je eigen ziekte te beschrijven? Lidy Nicolasen van de Volkskrant ging op zoek naar informatie en ervaringen toen ze hoorde dat ze borstkanker had. Volkskrant-redactrice Maria Hendriks verwijst naar Bruno Bettelheim die heeft gezgd dat intellectuele beheersing van gebeurtenissen bijdraagt aan handhaving van je zelfvertrouwen. Schrijven kan een vorm zijn van zelfbegeleiding. Hendriks beschreef haar eigen weg naar herstel en sprak met tien mannen en vrouwen, jaren na hun genezeing van kanker. Zelf belandde ze in een diep gat. 'Om mijn depressie te lijf te gaan, zocht ik naar informatie. Veel was er niet en ik besloot mijn journalistieke vakkennis in te zetten en lotgenoten te interviewen om te zien hoe het hun vergaan was nadat zij waren genezen. Ik zocht - en vond - bij hen herkenning van mijn eigen situatie', schrijft ze in de inleiding van het boekje 'Wees blij dat je nog leeft'. Hendriks' ervaringen verschenen in boekvorm en - op een incidentele verwijzing na - niet in de krant. Dat is uitzonderlijk. De meeste vakgenoten die op een persoonijke manier van zich lieten horen, begonnen in de krant, waarop een uitgever zich meldde voor de bundeling in een boekje. Machteloosheid
Een van de eerste journalisten die met zijn ziekte in de openbaarheid trad, was Louis Sinner, die in 1979 overleed aan keelkanker. Sinner had enkele jaren daarvoor in veertig afleveringen een portret geschreven van een kankerpatiënt. Toen bleek dat hij zelf kanker had, liet hij de redactie van het Algemeen Dagblad (AD) weten zijn verhaal te willen afmaken. 'Omdat het een goed journalistiek gebruik is een zaak van twee kanten te belichten', zoals hij in een interivew zei. 'Nu kan ik als patient Sinner mijn ervaringen rechtsreeks doorgeven aan de journalist Sinner.' Openlijk praten over kanker was bijna twintig jaar geleden ongewoon, blijkt ook uit het bijschrift van het AD bij Sinners artikelen. 'Het doel van deze reportage is om zaken naar voren te brengen waarover zo veel wordt gezwegen. De redactie van deze krant hoopt dat die zaken daardoor bespreekbaar worden voor meer mensen.' Sinner beschrijft de ontdekking van de kwaadaardige tumor, de bestraling, de chemotherapie, maar ook wat er gebeurt als zijn leven langer duurt dan hij verwachtte. 'Het is alsof sommige mensen het mij kwalijk nemen dat ik nog leef. Ook die weg terug wil ik beschrijven.' Sinner maakt echter ook gebruik van zijn journalistieke nieuwsgierigheid en vaardigheden. Zo vraagt hij zich af of het kankeronderzoek in Nederland wel met voldoende inzet en overgave geschiedt, of er wel genoeg mentale begeleiding is van kankerpatienten in de medische wereld. Hij doet hilarisch verslag van een rondgang langs alternatieve artsen en stelt een overzicht samen van soorten kanker in Nederland. In de vierde aflevering besluit hij: 'ik heb in de afgelopen maanden geprobeerd als journalist te melden hoe het is om met kanker te leren leven. Vooral de eerste maanden leken me belangrijk: de ontmoeting met de doodsdreiging; de ontdekking van de machteloosheid bij jezelf en bij de medische wetenschap.' Laatste snik Het was indrukwekken wat de AD-journalist in die jaren meldde over een nog relatief onbesproken ziekte als kanker. In die zin was het een intiem verslag. Maar veel van zijn prive-leven bleef prive. 'De diepste emoties komen niet voor in wat ik opschrijf', verklaarde hij in een interview. JosTemmink gaf meer van haar eigen omgeving prijs in de serie dagboekaantekeningen die ze vorig jaar in Trouw publiceerde. Zo weten we van het huwelijk van haar ene dochter en de reis naar Nepal van haar andere dochter. Temmink overleed dit jaar aan kanker en leefde de laatste jaren vaak in pijn. Ze wilde graag blijven werken, op de momenten dat dat kon. Aangrijpend was de noodkreet dat haar naam uit het colofon van de kranten moest omdat ze van de Gemeentelijke Medische Dienst alleen om 'therapeutische redenen' mocht werken. 'Ook mijn artikelen mag ik niet meer signeren', schreef ze. Ze werd een soort speken-bonen-redacteur. Haar verslag over kanker mocht beslist geen smartlap worden, vonden ze op de krant. Adjunct-hoofdredacteur Jaap Timmers: 'Maar dat was van Jos temmink ook niet te verwachten. De reden dat wij wel iets zagen in de serie columns was dat we vonden dat je van nabij een proces kon schetsen dat zovelen kennen uit hun omgeving. Dat leek ons zinnig omdat het gaat over een ziekte die veel voorkomt en waarover eigenlijk relatief weinig wordt geschreven. Aids krijgt meer aandacht. Ze heeft veel reacties van lezers ontvangen, dus ik denk wel dat die herkenbaarheid aanwezig is geweest. We hadden wel gesteld dat de serie eindig zou zijn. Omdat we we er geen schouwspel van wilden maken, zo van: kijk haar eens achteruitgaan. Niet tot haar laatste snik.' Boek Het blijft een utizonderlijke vorm van journalistiek, denkt Timmers. 'Ik kan me verder alleen nog een column herinneren van een jaar of tien geleden. Een freelance medewerker van de wetenschapsredactie schreef toen over zichzelf onder de kop:
Schiet op, lummels! Hij was bang dat hij niet genoeg tijd zou hebben om daar op te wachten.' Toen Jos Temmink het aanbod kreeg haar columns in boekvorm te gieten, sloeg de twijfel toe. 'Zonder na te denken zeg ik ja', noteerde ze. 'Maar toch. Dat mijn dagboek wekelijks in de krant verschijnt vind ik al eng. Dat doe ik omdat ik denk sommige mensen een hart onder de riem te kunnen steken. Maar het treurverhaal waar ik nu in zit? Dat willen anderen toch niet horen?' Ook Lidy Nicolasen (de Volkskrant) twijfelde omdat ze een hekel heeft aan 'larmoyante stukken'. Het idee iets op te schrijven over haar evaringen als borstkankerpatiënte kwam van een eindredacteur. Het kwam er pas van toen alle behandelingen achter de rug waren en zij weer kloek aan het werk was. Toen ze de eerste afleveirng af had, liet ze die eerst aan anderen lezen. 'Misschien heb ik het mis, is het toch te veel geneuzel over mezelf. Geef ik mezelf niet te veel bloot?', schrijft ze. 'Ik deed het toch omdat ik zelf op zoek ging naar informatie over patienten en lotgenoten', zegt ze nu. 'Wat ik vond was heel erg gedateerd en had niets met mij te maken. Ik wist hoe ik het moest opschrijven, dat ik de goede toon te pakken kon krijgen. En ik kreeg er een uitweg voor in de bijlage Het Vervolg. Ik bedong dat het niet zo'n opvallende plek zou krijgen. Desalniettemin bleken lezers de column heel gemakkelijk te vinden.' Pseudoniem Mensen vragen haar voortdurend of het geen goede manier is geweest om het van haar af te schrijven. 'Nee', antwoordt ze dan, 'die functie had mijn dagboek, de basis voor de columns in de krant en voor het boek. Mijn dagboek is altijd al eenpoging ordening aan te brengen in de chaos. Dat gold niet voor de columns, toen was het al zoveel later. Het is niet zo dat ik de krant heb gebruikt om iets naars van me af te schrijven.' Ze vond het vreselijk eng, toen de eerste van de vijf columns verscheen. 'Je geeft jezelf toch bloot. Er waren ook mensen die helemaal niet wisten dat ik kanker had gehad. Maar als er voldoende mensen hebben geroepen dat het aardig was, vergeet je dat.' Nicolasen heeft nooit overwogen onder pseudoniem te schrijven. 'Een deel van de geloofwaardigheid is dat jij het hebt geschreven en niemand anders.' Later hoorde ze pas dat er op de redactie wel is gesproken over de vraag of zo'n egodocument wel in de krant moet. Te privé, niet journalistiek genoeg. Nicolasen vindt dat het kan, zeker als het een column betreft in een bijlage. 'Het is informatie over een proces dat duizenden vrouwen meemaken en dat nooit op deze manier is beschreven. Zelf moet je wel uit de anonimiteit treden en die stap is moeilijk, al is het wel zo dat je weer snel even anoniem bent als daarvoor.' Proporties De persoonlijke verslagen van journalisten worden zonder uitzondering goed gelezen en bekeken. De notities van AD-journalist Louis Sinner leidden in de krant tot hoog oplopende discussies tussen artsen, waarbij woorden als 'slechte smaak' en 'sensatielust' vielen. Jos Temmink 'had nooit gedacht dat men ook meeleeft met het persoonlijke wel en wee van een redacteur'. Ze ontving stapels brieven en boeketten. Lidy Nicolasen krijgt nog steeds brieven naar aanleiding van het boekje dat ze op basis van de columns schreef. 'Dame met hoed, een verhaal over borstkanker', leest als een trein en is van het genre literaire journalistiek. Koos van Zomeren herinnert zich dat hij tijdens de publictaie van zijn serie in NRC Handelsblad brieven ontving van bezorgde lezers. 'Het verhaal is in de ik-vorm geschreven en sommige mensen dachten echt dat ik ziek was. Dat was pijnlijk, want dat waren mensen die het goed met me voor hadden.' Of hij over zijn eigen naderende dood zou schrijven? Van Zomeren twijfelt. 'Het gaat om de proporties.
Iedereen zal het met me eens zijn dat er ergens een grens ligt. Het is zaak te bepalen waar precies. Sommige fenomenen zijn nu eenmaal groter dan je talent.' Gepubliceerd in De Journalist, 28 november 1997