Verslag van de Raad voor de Werkgelegenheid en Sociaal Beleid van 7 maart 2002. Samenvatting Ter voorbereiding van de Europese Raad van Barcelona van 15 en 16 maart 2002 besprak de Raad WSB aan hand van verschillende beleidsdocumenten een aantal aspecten van sociaaleconomisch beleid en stemde in met het Ontwerp van een gezamenlijk verslag van de Raad en de Commissie: Vergroting van de arbeidsparticipatie en bevordering van beroepsactiviteit op oudere leeftijd. Een verslag van de bespreking van dit agendapunt heeft de Tweede Kamer, conform haar verzoek, reeds separaat ontvangen. (brief van de minister van SZW van 12 maart 2002). Ook hield de Raad een openbaar debat over geweld tegen vrouwen. Voorts vond een algemene bespreking plaats van het voorstel over de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest. Tot slot werd de Raad geïnformeerd door het Spaanse voorzitterschap over diverse activiteiten en door de Commissie over nieuwe voorstellen en mededelingen. 2.
Werkprogramma van het Comité voor sociale bescherming (SPC) voor 2002
Met een korte presentatie van SPC-voorzitter Briet nam de Raad kennis van het werkprogramma 3.
Werkprogramma van het Comité voor de werkgelegenheid (EMCO) voor 2002
Ook hier nam de Raad na een korte presentatie van EMCO-voorzitter Tucker kennis van het werkprogramma. 4. Geweld tegen vrouwen Uitvoerig debatteerde de Raad in het openbaar over geweld tegen vrouwen, waarna het Spaanse voorzitterschap conclusies trok die aan de Europese Raad van Barcelona voorgelegd zullen worden. (zie bijlage I). De Spaanse voorzitter verwees in zijn inleiding naar de conferentie in Santiago de Compostela van 18 en 19 februari jl. en het discussiestuk dat hij naar aanleiding van de discussie tijdens de conferentie had opgesteld. Hij verzocht de lidstaten in te gaan op de drie vragen die in het stuk waren geformuleerd. 1.- Gaan de lidstaten ermee akkoord, nu zij zich gesteld zien voor een zo ernstige uitdaging als geweld tegen vrouwen, dat het voor het boeken van vooruitgang van essentieel belang is dat alle relevante diensten, in het bijzonder justitie, politie, sociale zaken, volksgezondheid en onderwijs, worden ingeschakeld? Zou een gids van goede praktijken voor de lidstaten een nuttig instrument zijn?
2
2.- In 2000 werd met succes een Europese bewustmakingscampagne afgesloten die weliswaar gecoördineerd werd, maar toch flexibel genoeg was om aangepast te kunnen worden aan de nationale behoeften. Deze opzet van bewustmakingsactiviteiten, gericht op een duidelijk afgebakend thema, heeft zijn doeltreffendheid bewezen. Zouden de lidstaten het derhalve nuttig achten om voor elk jaar gemeenschappelijke thema's vast te stellen waarop de nationale, regionale en plaatselijke campagnes kunnen worden toegespitst? Zouden de lidstaten wat voelen voor thema's als geweld in het gezin in 2002, handel in vrouwen in 2003, en geweld op het werk in 2004, en willen zij hun vertegenwoordigers in de Groep op hoog niveau gender mainstreaming vragen de thema's voor de volgende jaren goed te keuren? 3.- Wil men in de strijd tegen het geweld goede resultaten verkrijgen, dan is het absoluut noodzakelijk goede praktijken uit te wisselen. In dit verband doet zich een groeiende behoefte gevoelen aan een gemeenschappelijke interpretatie van de verschillende begrippen en termen. Zijn de lidstaten het ermee eens dat er moet worden gewerkt aan een gemeenschappelijke terminologie en aan indicatoren op het gebied van geweld tegen vrouwen in het kader van de follow-up van het proces van het Actieprogramma van Peking? Moeten deze terminologie en indicatoren, wanneer zij eenmaal zijn bepaald, worden opgenomen in de mechanismen die Eurostat en Europol thans gebruiken voor het vergaren van gegevens? In het debat prezen alle lidstaten vervolgens het Spaanse voorzitterschap voor het agenderen van dit onderwerp.Veel lof was er ook voor de analyse van de problematiek die geweld tegen vrouwen beschouwt als een uiting van de maatschappelijke ongelijkheid tussen de geslachten. In navolging van de voorzitter wezen veel lidstaten op de schrikbarende omvang van het probleem in eigen land. Nederland en Finland benadrukten daarnaast, evenals de Europese Commissie dat geweld tegen vrouwen niet alleen een schending is van de fundamentele mensenrechten, maar tegelijk ook een zaak met ernstige economische en financiële gevolgen. De Commissie onderstreepte dat gevolgen en oorzaken van geweld tegen vrouwen tegelijk aangepakt moeten worden. Daarbij achtte zij van belang: een doeltreffende wetgeving, maar ook de handhaving van deze wetgeving, bescherming van slachtoffers en het veranderen van attitudes. Op de drie gestelde vragen antwoordde zij bevestigend. Op vraag 1 waren de antwoorden van de lidstaten zonder enige uitzondering positief. Alle delegaties juichten de opstelling van een gids van goede praktijken toe, waarbij door enkele lidstaten gewezen werd op de goede ervaringen die men nationaal reeds heeft opgedaan met het opstellen van zulk een gids. Nederland gaf in dit verband aan dat ook een website goede diensten kan bewijzen. Het idee dat integraal beleid gevoerd moet worden met inschakeling van vele diensten en organisaties werd algemeen onderschreven. Bij vraag 2 tekenden zich enkele nuances af in de opvattingen van de lidstaten omtrent de coördinatie en de inhoud van publiciteitscampagnes. Alle delegaties onderstreepten de noodzaak van het voeren van dergelijke campagnes. Frankrijk, Luxemburg, Portugal, Zweden en Finland waren van mening dat ook prostitutie en pornografie een thema diende te zijn dat in publiciteitscampagnes inzake geweld tegen vrouwen aan de orde moet komen. Met uitzondering van Zweden achtten deze lidstaten aandacht voor prostitutie van belang vanwege de samenhang
3 van prostitutie en de handel in vrouwen. In reactie hierop zette Nederland het eigen beleid inzake prostitutie uiteen. Tegen behandeling van het onderwerp (gedwongen) prostitutie in het kader van de handel in vrouwen had Nederland geen bezwaar. Dit standpunt werd van Duitse zijde bijgevallen. Nederland bepleitte verder genitale verminking van meisjes en vrouwen en van andere schadelijke traditionele gebruiken jegens vrouwen die met immigranten mee Europa binnenkomen, als thema voor een bewustmakingscampagne te kiezen. Een aantal lidstaten wees erop dat bij de invulling van de thema's rekening gehouden moest worden met de nationale situatie en herhaling van al eerder gevoerde campagnes voorkomen moest worden. Een aantal lidstaten was van mening dat publiekscampagnes met name gericht zouden moeten zijn op een attitudeverandering bij mannen. Het Verenigd Koninkrijk bepleitte de inzet van mannelijke idolen bij de bewustmakingscampagnes. De bij vraag 3 aangesproken thematiek (statistische gegevens, ontwikkeling van indicatoren en van een gemeenschappelijke terminologie) werd eveneens door alle delegaties onderschreven. Van Deense zijde werd bevestigd dat tijdens het komend voorzitterschap verder gewerkt zal worden aan het opstellen van een gemeenschappelijke terminologie en van indicatoren. In haar afsluitende opmerkingen onderstreepte de Commissie nogmaals het belang van nationale campagnes en constateerde dat een meerderheid van delegaties, prostitutie als onderdeel van het thema geweld tegen vrouwen wenst te behandelen. Zij achtte de ontwikkeling van indicatoren belangrijk en verwelkomde dus het voornemen van het Deens voorzitterschap om hieraan verder aandacht te besteden. In zijn afsluitende opmerkingen wees de Spaanse voorzitter, aan de vooravond van de Internationale Vrouwendag, er nogmaals op dat geweld tegen vrouwen een zaak van fundamentele mensenrechten is. Van de lidstaten wordt op dit punt een voortdurende inspanning verwacht. Hij constateerde dat alle lidstaten akkoord konden gaan met het idee van een gids van goede praktijken, met de ontwikkeling van een gezamenlijke terminologie alsmede van indicatoren en dat ook de noodzaak het statistische materiaal te verbeteren algemeen werd gedeeld. Hij gaf verder aan dat de coördinatie van nationale publiciteitscampagnes verder dient te verlopen via de Groep op hoog niveau inzake mainstreaming, rekening houdend met de nationale situatie.
5. Gewijzigd voorstel voor een richtlijn van de Raad tot aanvulling van het statuut van de Europese coöperatieve vennootschap met betrekking tot de rol van de werknemers (WB) Het Spaanse voorzitterschap meldde kort de stand van de besprekingen van dit dossier. Een lidstaat gaf aan dat het nationale parlement erop stond dat de rechten van de werknemers met betrekking tot hun lidmaatschap van de algemene ledenraad behouden moeten blijven.
4
6. Voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad tot wijziging van Richtlijn 83/477/EEG van de Raad betreffende de bescherming van werknemers tegen de risico's van blootstelling aan asbest op het werk. Het Spaanse voorzitterschap lichtte kort de stand van zaken toe, waarna een lidstaat een pleidooi hield voor opname van een algemeen verbod op activiteiten waarmee werknemers blootgesteld worden aan asbest in voorliggend voorstel. De lidstaat wees erop dat in eigen land jaarlijks 1000 mensen sterven als gevolg van blootstelling aan asbest. Uitzonderingen op dit verbod moesten mogelijk gemaakt worden voor afbraak en sanering. Het per 1-1-2005 ingaande algemene productieverbod is volgens deze lidstaat niet voldoende om werknemers voldoende te beschermen. Ook de export naar landen van buiten de Unie en het delven ten behoeve daarvan diende verboden te worden. De lidstaat achtte het noodzakelijk over het verbod verder op ambtelijk niveau te onderhandelen en sprak de hoop uit de Raad in juni, mede rekening houdend met het (nog uit te komen) advies van het Europees Parlement een besluit kon nemen. Een blokkerende minderheid van lidstaten ondersteunde dit pleidooi. Een aantal lidstaten gaf te kennen in te kunnen stemmen met het voorliggende voorstel. Het voorzitterschap concludeerde vervolgens dat op ambtelijk niveau verder gesproken diende te worden over het wijzigingsvoorstel. Ook de Commissie wenste een spoedige totstandkoming van de richtlijn maar ging niet verder in op het voorgestelde algemene verbod. 7. Strategie van de Gemeenschap op het gebied van gezondheid en veiligheid op het werk De Europese Commissie meldde dat deze mededeling nog tijdens het Spaanse voorzitterschap zal uitkomen. 8. Tweede Wereldconferentie inzake vergrijzing Voorzitterschap maakte melding van de voortgang van de voorbereidingen van de Assemblee een gaf aan dat deelname aan de conferentie op ministerieel of hoger niveau was voorzien. 10. Verslag over de activiteiten van het voorzitterschap wat betreft: a) de informele bijeenkomst van de ministers van Werkgelegenheid (Burgos, 18/19 januari 2002) b) het seminar over beroepsactiviteit op oudere leeftijd en over progressieve en flexibele pensioenstelsels (Lanzarote, 4/5 februari 2002) c) de grote conferentie over het werkgelegenheidsbeleid in Europa: van Luxemburg tot Barcelona (Madrid, 11/12 februari 2002) d) de ministeriële conferentie over geweld tegen vrouwen (Santiago de Compostella, 18/19 februari 2002)
5
Het voorzitterschap verwees kortheidshalve naar de verslagen van de verschillende bijeenkomsten.
12. Diversen a)
Verslag over de sociale situatie in Europa - Presentatie door de Commissie
b)
Verslag van de Groep op hoog niveau over de toekomst van de arbeidsverhoudingen Presentatie door de Commissie
c)
-
Voorstel voor een verordening van de Raad tot uitbreiding van de bepalingen van Verordening (EEG) nr. 1408/71 tot de onderdanen van derde landen die enkel door hun nationaliteit nog niet onder deze bepalingen vallen Presentatie door de Commissie
Tenslotte gaf de Commissie een korte toelichting bij het te verschijnen rapport “De sociale situatie in de Europese Unie 2002”.