Verslag van de informatieavond voor bewoners en belangstellenden inzake haalbaarheid Regionaal Bedrijventerrein Twente Datum: Plaats:
12 september 2002 Gemeentehuis Almelo
Aanwezig: P. Pennings, voorzitter R.J.M. van Broekhoven, wethouder gemeente Almelo T. Bennink, gedeputeerde provincie Overijssel G.M. van Weerd, provincie Overijssel S. Idema, projectleider W. Bekke, gemeente Almelo mw. E. van de Brug, notuliste, MKW secretariaatsservices bewoners en belanghebbenden (ongeveer 160) Opening De voorzitter opent de informatieavond voor bewoners en belangstellenden over de haalbaarheid van het Regionaal Bedrijventerrein in Twente. De status van deze informatieavond is het informeren over de tussenstand ten aanzien van de haalbaarheidsonderzoeken. De voorzitter geeft aan dat vorige week een soortgelijke avond is gehouden voor de kaveleigenaren en gebruikers in het gebied en dat vanmiddag een presentatie heeft plaatsgevonden voor raads- en statenleden. Voor de duidelijkheid vermeldt hij dat er nog geen definitief besluit is genomen over de komst van het RBT. In het najaar zal een go of no go besluit worden genomen. Wanneer door de vier gemeenteraden (Hengelo, Almelo, Borne en Enschede) en de provincie wordt beslist dat het RBT er komt, volgt een officieel inspraaktraject. Presentatie tussenrapportage van het haalbaarheidsonderzoek van het RBT Twente door de heer Idema De heer Idema geeft een presentatie over de tussenstand van het haalbaarheidsonderzoek naar het Regionaal Bedrijventerrein Twente. Vragen en discussie Vraag: Waarom heeft men twee belangrijke randvoorwaarden, namelijk ten aanzien van de arbeidscoëfficiënt en aantal hectares (van 5 terug naar 2), laten vallen in afwijking van hetgeen in de MER en het streekplan is bepaald? Vraagt dit niet om een herziening van de MER en het streekplan? Antwoord (de heer Idema): In het uitgiftebeleid zal worden gestreefd naar bedrijven in de categorie vanaf 2 ha. Dat zijn voor deze regio grote bedrijven. Er zullen zich bovendien niet uitsluitend bedrijven vestigen van 2 ha en daarom is het geen principiële afwijking van het streekplan. Ten aanzien van de arbeidscoëfficiënt is een ondergrens gesteld voor het aantal arbeidsplaatsen, om te voorkomen dat alleen arbeidsextensieve bedrijven zich vestigen op het bedrijventerrein. Deze ondergrens is gesteld ter verbetering van de economische structuur. Antwoord (de heer Bennink): In verband met het weren van kantoren op het bedrijventerrein, wordt tevens een bovengrens voor de arbeidscoëfficiënt aangegeven. Hierover worden afspraken gemaakt tussen provincie en gemeente(bestemmingsplan).
1
Vraag: Momenteel lopen er nog bezwaren tegen de streekplanwijziging. Wordt het Kroonberoep afgewacht voordat een go/no go besluit voor het RBT wordt genomen? Antwoord (de heer Idema): Stel dat een go-besluit wordt genomen, dan volgt daarop een bestemmingsplanprocedure en daarna moet de grond nog worden verworven. In die tussentijd is het Kroonberoep ongetwijfeld reeds behandeld. Vraag: Nu de minimale kavelomvang bij uitgifte is teruggebracht van 5 ha naar 2 ha zal concurrentie worden aangegaan met andere bedrijventerreinen in de regio, want deze bedrijventerreinen zijn bedoeld voor zulke bedrijven. Antwoord (de heer Bennink): Men verwacht absoluut niet dat het RBT concurrerend zal zijn, want 2 ha is hier de minimale uitgifte en dit zal elders weinig voorkomen. Vraag: Bij de presentatie van de haalbaarheidsonderzoeken wordt gesproken over het scherper formuleren van doelen. Men is ondanks dit toch bang dat achteraf zal blijken dat hogere kosten zijn gemaakt dan geraamd en dat deze kosten zullen worden afgewenteld op de bevolking van Twente voor een bedrijventerrein dat zij niet wenst. Antwoord (de heer Idema): Het is een belangrijke verantwoordelijkheid van de bestuurders een besluit te nemen dat niet leidt tot financiële problemen. Feit is dat het nemen van een besluit niet zonder risico's is. Echter om dit risico zoveel mogelijk in te perken, wordt vooraf zoveel mogelijk informatie vergaard en zal bij de gemeenteraden een reëel beeld worden geschetst van de kosten, opbrengsten en fasering. Reactie; Spreker geeft aan er geen goed gevoel bij te hebben. Naar zijn idee is het een prestige project. Vraag: Volgens spreker is er de laatste tijd sprake van een drastische daling in de vraag naar bedrijventerreinen. Spreker ziet liever dat men eerst de leegstand invult. Bovendien is de trend dat er minder bedrijven uit het buitenland naar Nederland komen. Antwoord (de heer Bennink): De heer Bennink ontkent de genoemde economische teruggang niet. Echter golfbewegingen in de economie vereisen een vooruitblik van ongeveer 10 jaar. Als dit RBT er niet zou komen, zal er over 10 jaar of eerder een tekort zijn. Vraag: Hoeveel behoefte aan nieuw bedrijventerrein is er concreet? Er zijn geen namen van bedrijven genoemd die een plek op het RBT ambiëren en ook zijn geen aantallen bekend. Antwoord (de heer Bennink): Er bestaan bij de gemeenten lijsten van bedrijven die op bepaalde grond zitten te wachten. De heer van Broekhoven vult aan dat het op het laatste ontwikkelde bedrijventerrein in Almelo (13 ha) op dit moment zo goed als alles is verkocht. Bedrijven komen pas op het 2
moment dat het bedrijventerrein ontwikkeld is. Bovendien brengt de komst van het RBT een grote werkgelegenheid met zich mee voor de regio Twente. Spreker is van mening dat eerst moet worden gekeken naar bestaande bedrijventerreinen (herstructureren?) en dat men niet te ambitieus moet zijn. Vraag: Wat is de impact van het aanpassen van de kavels van 5 naar 2 ha? Antwoord (de heer Idema): Dit is mede ingegeven door de wens om intensief grondgebruik toe te passen en genereert meer arbeidsplaatsen per ha. Er is echter nog steeds sprake van een grootschalig bedrijventerrein. Vraag: Waarom zijn cultuurhistorische waarden niet meegenomen in de MER? Antwoord: De MER, bestaat uit de onderdelen locatiekeuze en inrichtings-MER. Bij de inrichtings-MER (die nog niet klaar is) wordt aandacht besteed aan cultuurhistorische waarden in het gebied, zoals bijvoorbeeld boerenerven. Vraag: Het idee is om twee klankbordgroepen in te richten, een voor de omgeving en een voor het bedrijfsleven. Het lijkt alsof verschillende groepen apart worden gehouden. Antwoord (de heer Idema): In de praktijk blijkt dat de interesses en belangen van de verschillende groepen ver uiteen liggen, met name met betrekking tot de aard van de materie. Het is wel mogelijk bepaalde gezamenlijke bijeenkomsten te organiseren. Deze suggestie wordt meegenomen. Vraag: Spreker, namens de Stichting Dorpsbelangen Bornerbroek, geeft aan dat men bepaald ongelukkig is met de voortgang van het RBT. Hij kondigt aan dat de Stichting binnenkort een schriftelijke reactie zal aanbieden. Deze reactie kan niet volledig zijn, omdat de Stichting de financiële rapporten, ondanks de toezegging door de heer Idema, niet heeft ontvangen. Spreker geeft verder aan blij te zijn met de uitkomsten van de voorliggende rapporten, omdat daarin is aangegeven dat een RBT niet haalbaar is. Spreker wil graag exact van de heer Idema weten welke opdrachten aan de verschillende bureaus zijn gegeven. En waarom is een aantal onderzoeken in twee fasen uitgevoerd? Antwoord (de heer Idema): De opdracht die door de stuurgroep is verleend, is het uitvoeren van onderzoek naar de haalbaarheid van het RBT. In alle rapporten staat exact aangegeven wat de opdracht is geweest. Alle rapporten, met uitzondering van de financieel rapportages, zijn op internet beschikbaar. Bovendien heeft de Stichting Dorpsbelangen Bornerbroek de beschikbare rapporten toegestuurd gekregen. De heer Idema licht toe, dat de financiële rapporten niet kunnen worden vrijgegeven, omdat dit de onderhandelingspositie van de overheid zou schaden. De hoofdconclusies van de financiële rapporten zijn beschikbaar en opgenomen in het hoofdrapport. Voor raads- en statenleden liggen de financiële rapporten vertrouwelijk ter inzage. Bij sommige onderzoeken is sprake van twee fasen, omdat de stuurgroep in die gevallen heeft gevraagd om contra-expertise. Tot slot geeft de heer Idema aan dat hij zich vanuit de Stichting het verzet tegen het RBT kan voorstellen. Hij begrijpt dat zij graag andere uitkomsten van de onderzoeken had gezien.
3
Vraag: Wat zijn verwervingskosten? Antwoord (de heer Idema): Onder verwervingskosten worden verstaan alle vergoedingen die moeten worden uitgekeerd aan eigenaren als de huidige functie zich niet verdraagt met de functie van bedrijventerrein in het gebied. Vanuit het individueel belang van betrokkene zal worden gekeken wat het best passend is voor de toekomst van betrokkene. Bewoners zullen niet worden verjaagd. Betrokkenen hebben bij onteigening het recht een externe deskundige in te schakelen die hun belangen behartigt en waarvan de kosten voor rekening komen van de verwervende partij. Vraag: Hoe en met wie worden prijsafspraken geregeld? Antwoord (de heer Idema): Bij aankopen is het van belang aan te sluiten bij marktaspecten. Als leidraad geldt ook jurisprudentie van de onteigeningsrechter. De heer Idema merkt op dat het incidenteel zal komen tot onteigening, meestal worden partijen het met elkaar eens voordat de onteigeningsrechter er aan te pas komt. Vraag: Spreker geeft aan dat voor democratische besluitvorming de financiële rapporten toch boven tafel moeten komen. Antwoord (de heer Idema): De heer Idema geeft aan dat getracht zal worden bij het definitieve voorstel naar de raad toe zo transparant mogelijk te zijn. Echter men zal ervoor moeten zorgen dat de onderhandelingspositie van de overheid niet wordt geschaad. Degenen die het hiermee niet eens zijn, staat het vrij een beroep te doen op de Wet Openbaarheid van Bestuur. Vraag: Uit de nieuwsbrief wordt niet duidelijk wat de inrichtings-MER precies inhoudt. Antwoord (de heer Idema): De inrichtingsmer staat in relatie tot de uitwerking van het streekplan en kan ook gebruikt worden bij de opstelling van het bestemmingsplan. Vraag: Als besluitvorming over go- no-go plaatsvindt, is de inrichtings-MER dan gereed? Antwoord (de heer Idema): Dit is niet per definitie het geval. Wanneer een go-besluit is genomen, dan start daarna de procedure voor het bestemmingsplan, want op basis daarvan kunnen bouwvergunningen worden verstrekt. Het bestemmingsplan moet worden vastgesteld door de gemeente Almelo, omdat het beoogde bedrijventerrein zich bevindt op het grondgebied van Almelo. Vraag: Graag aandacht voor het feit dat is toegezegd dat de leefbaarheid van Bornerbroek zou worden meegenomen in de inrichtings-MER. Dit wordt nu dus ook opgeschoven. Antwoord (de heer Idema): Dit wordt als aandachtspunt meegenomen. 4
Vraag: Spreker geeft aan dat eerdergenoemde tegenstrijdig is met hetgeen in de plannen staat. Er staat namelijk dat bij het nemen van een go/no go-besluit behalve het stedenbouwkundige plan, ook de inrichtings-MER gereed zou moeten zijn. Antwoord (de heer Idema): Inhoudelijk zullen deze plannen op het moment van het nemen van het besluit allemaal gereed zijn. De vraag is alleen of deze stukken op dat moment de status concept of definitief hebben. Vraag: Spreker geeft nogmaals aan van mening te zijn dat Provinciale Staten hebben vastgesteld dat de locatie-MER en de inrichtings-MER vastgesteld zouden moeten zijn als het go/no gobesluit is genomen. Antwoord (de heer Van Weerd): In de eerste fase is de locatiekeuze-MER gekoppeld aan de streekplanherziening. Als over de beroepen in dat kader is beslist, is over de locatiekeuze geen discussie meer mogelijk. De inrichtings-MER gaat erover hoe het gebied zal worden ingericht. Als deze gereed is, wordt door GS een officiële aanvaardbaarheidsbeoordeling gedaan. Vervolgens beoordeelt de commissie MER de MER rapportage en start de procedure voor de streekplanherziening. Het streven is dat het go/no go-besluit (PS) en het besluit van GS in hetzelfde tijdpad te laten plaatsvinden. Vraag: Spreker geeft aan op deze informatieavond voor bewoners niet het gevoel te hebben gekregen dat er nieuwe informatie is verstrekt. Aangegeven wordt dat bewoners na de informatieavond van vorige week in Bornerbroek hevig gefrustreerd naar huis zijn gegaan en dat hiermee is bereikt, dat men zich alleen nog maar feller tegen het plan zal verzetten. Vraag: Is het rapport van de Gasunie wel openbaar? Antwoord (de heer Idema): Dit rapport van de Gasunie mag om veiligheids redenen helaas niet vrijgegeven worden. Vraag: Een van de bewoners geeft aan er geen fijn gevoel bij te hebben dat een dergelijk belangrijk besluit over de hoofden van bewoners wordt genomen en vindt het een zeer kwalijke zaak dat in sommige rapporten geen inzicht wordt verstrekt. Antwoord (de heer Idema): De heer Idema zal proberen het rapport van de Gasunie in een bepaalde vorm vrij te krijgen. Vraag: In vergelijking tot tarieven van regionale bedrijventerreinen à ƒ 130,- per m² en nog veel lagere prijzen in Duitsland, voorziet spreker dat het RBT met prijzen van ƒ 175,- tot ƒ 250,per m² zonder subsidie onverkoopbaar wordt. Concurrentie is duidelijk niet meegenomen in dit plan. Antwoord (de heer Idema): De ligging van dit bedrijventerrein zal straks erg goed zijn, namelijk aan de snelweg. Hierdoor kan het RBT op een bepaalde manier in de markt worden gezet. 5
Bij concurrentie is de prijs een van de factoren, andere factoren die belangrijk zijn, zijn bijvoorbeeld ontsluiting, personeel, ondersteunende diensten, welke nabijgelegen bedrijven zijn er en de toekomstwaarde van de locatie voor het bedrijf. De heer Bennink vult aan, dat met de partners is gesproken over de prijsontwikkelingen van andere bedrijventerreinen, bijvoorbeeld in Zwolle. Ook aan bedrijven is gevraagd hoe zij over de prijs denken. Bedrijven hebben bovendien een vrije keus om zich op het RBT te vestigen. Tot slot geeft hij aan dat Duitsland goedkoop lijkt, maar dat is een kwestie van appels met peren vergelijken. Vraag: Spreker geeft aan het gevoel te hebben dat alles reeds in kannen en kruiken is. Wat is echter de waarde van het plan als er geen gegadigden blijken te zijn? Dan zijn alle investeringen voor niets gepleegd. Antwoord (de heer Idema): Alles wordt niet in één keer geïnvesteerd. Investeringen zullen worden gefaseerd om kosten en opbrengsten zo dicht mogelijk bij elkaar te brengen en zo min mogelijk renteverlies te genereren. Als daadwerkelijk tegen verwachting in zal blijken dat het niet loopt, dan zullen de investeringen worden stopgezet en zal men niet verder gaan met het bouwrijp maken van de grond. Als er dan al bouwrijp terrein ligt, zou het eventueel gebruikt kunnen worden voor woningbouw of recreatie. Vraag: Feit is dat er alsnog een lange periode van onzekerheid voor bewoners zal aanbreken. Antwoord (de heer Van Broekhoven): In de eerste plaats zal ervan worden uitgegaan dat het RBT er komt. Hierover zal aan het eind van het jaar een definitieve keuze kunnen worden gemaakt. Bij het nemen van dit besluit moet er echter wel een zekerheidsgevoel zijn bij provincie en gemeenten, ook in het licht van van de economische situatie voor de komende 10 jaar. Wanneer het RBT niet doorgaat, dan treedt het plan in werking dat eerst voor deze locatie was voorzien, Almelo krijgt dan een eigen bedrijventerrein. Bewoners geven nogmaals aan dat zij bang zijn dat zij lang in onzekerheid zullen worden gehouden. Sluiting De voorzitter dankt de aanwezigen voor hun komst en hun inbreng en sluit hij de informatieavond.
6