VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN 2005
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
1
F.O.D. ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE Rechtstreeks op internet: www.mineco.fgov.be
Verantwoordelijke uitgever:
Michel Allardin North Gate III Koning Albert II laan, 16 B-1000 Brussel
Wettelijk depot:
D/2006/2295/50
Ondernemingsnummer:
0314.595.348
0162-06
2
RAAD VOOR HET VERBRUIK
INHOUDSTAFEL I.
Voorwoord van de Voorzitter van de Raad voor het Verbruik .......................................................... 5
II. De Raad voor het Verbruik : overzicht ............................................................................................. 9 III. De adviezen van de Raad voor het Verbruik in 2005 ..................................................................... 13 IV. Bijlagen .......................................................................................................................................... 29 1.
Lijst van de adviezen van de Raad voor het Verbruik sedert zijn oprichting ................................. 31
2.
Statuten .......................................................................................................................................... 51
3.
Huishoudelijk reglement ................................................................................................................ 55
4.
Samenstelling van de Raad voor het Verbruik ............................................................................... 59
5.
Samenstelling van het Dagelijks Bestuur van de Raad .................................................................. 67
6.
Secretariaat .................................................................................................................................... 69
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
3
4
RAAD VOOR HET VERBRUIK
I. Voorwoord van de Voorzitter van de Raad voor het Verbruik
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
5
6
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Het jaarverslag 2005 van de Raad voor het Verbruik zet de afslankingskuur die al een aantal jaren geleden werd ingezet voort. Nu is het inderdaad zover: de adviezen die in het afgelopen jaar werden uitgebracht worden niet langer meer gepubliceerd. De geïnteresseerde lezers hebben immers geleidelijk aan de gewoonte aangenomen om er kennis van te nemen via de internetsite van de Federale Overheidsdienst Economie. De activiteit van de Raad is in 2005 niet afgenomen. Men oordele zelf: 35 vergaderingen van de werkcommissies, 13 vergaderingen van het dagelijks bestuur, 3 plenaire vergaderingen … en 17 uitgebrachte adviezen. Dit verslag geeft dus een korte samenvatting van deze adviezen. Het belang van deze onderwerpen zal niemand ontgaan. Volgende onderwerpen kunnen worden vermeld, waarbij het helemaal niet de bedoeling is om hier enige, onvermijdelijk subjectieve, rangschikking op te stellen: - Transparantie van de berekening van aangroei- en getrouwheidspremies verbonden aan spaarrekeningen (advies 333), - Voorstel voor een richtlijn betreffende de diensten (advies 335), - Tarieven van bepaalde diensten van reisbemiddeling (advies 338), - Klachtenbehandeling en de geschillenregeling in de verzekeringssector (advies 342), - De openingsuren in de handel (advies 347), - Kosteloze borgtocht (advies 349). Advies nr. 350 over een voorontwerp van wet betreffende de collectieve consumentenakkoorden mag niet vergeten worden. De Raad was verdeeld over dit ontwerp dat hem nochtans grote bevoegdheden verleent voor de opstelling van collectieve akkoorden, die onder bepaalde voorwaarden bindend zijn. De Raad wiens rol erin bestaat overleg te plegen voorafgaand aan de politieke besluitvorming wordt steeds vaker door de leden van de regering of van het parlement belast met spoedeisende zaken. Het komt nu vaak voor dat «binnen de maand » een advies wordt gevraagd. De redenen waarom het moeilijk is voor de Raad om bij zulke hoogdringendheid een advies uit te brengen, zijn van uiteenlopende aard. Vooreerst, dient te worden betreurd dat de Raad voor het Verbruik, in tegenstelling tot sommige andere beter uitgeruste adviesorganen, niet over een studiedienst beschikt noch over een wetenschappelijk secretariaat dat de dossiers enigszins moet voorbereiden. Bijgevolg moeten de leden zelf de adviesontwerpen voorbereiden en opstellen. Deze leden zijn echter niet voltijds betrokken bij de activiteiten van de Raad. Zij worden bezoldigd door hun organisatie, zetelen grotendeels in andere adviesorganen en oefenen verschillende andere activiteiten uit voor hun organisatie, ongeacht of zij de belangen van de ondernemingen of van de consumenten behartigt. Het is misschien niet overbodig om te vermelden dat de directe investering van de Staat in de werking van de Raad (vergoeding van de leden en andere diverse kosten) heel bescheiden bleef (ongeveer tien duizend euro). In tegenstelling tot de idee die men krijgt, kost het overleg dat in dat kader wordt gepleegd de Staat echt niet veel… Bovendien kan de voorzitter het voortdurend absenteïsme van sommige leden enkel maar betreuren. In de praktijk berust de activiteit van de Raad dus slechts op een relatief beperkt aantal leden, die ondanks hun sterke inspanningen het aantal vergaderingen in de werkcommissies niet tot in het oneindige kunnen opvoeren. Niettemin moet worden onderstreept dat de meerwaarde die de Raad voor het Verbruik biedt, bestaat uit overleg en onderhandelingen, d.w.z. uit de poging tot verzoening van de standpunten van beide partijen. Bij deze denkoefening zijn haast en spoed zelden goed. Ondanks deze hinderpalen, doet de Raad zijn best om al de verschillende instanties die hem om advies vragen zo goed mogelijk tevreden te stellen. Beste dank aan de leden die zich hiervoor inzetten en in het bijzonder aan de voorzitters van de werkcommissies en de verslaggevers.
Robert GEURTS
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
7
8
RAAD VOOR HET VERBRUIK
II. De Raad voor het Verbruik : overzicht
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
9
10
RAAD VOOR HET VERBRUIK
De bevoegdheden van de Raad voor het Verbruik De Raad voor het Verbruik is een federaal adviesorgaan, dat bevoegd is voor alle problemen inzake consumentenbescherming. Het is onder de voogdij geplaatst van de Federale Overheidsdienst Economie. De Raad voor het Verbruik, die werd opgericht bij koninklijk besluit van 20 februari 1964, heeft de taak adviezen te verstrekken inzake consumptie en bescherming van de consument, op vraag van de voogdijminister, maar ook op vraag van andere ministers, en zelfs van het Parlement. Hij kan eveneens op eigen initiatief adviezen uitbrengen. De Raad is paritair samengesteld : enerzijds uit 13 leden vertegenwoordigers van de erkende consumentenorganisaties, en anderzijds, uit 13 leden vertegenwoordigers van de representatieve beroepsorganisaties van de productie, de distributie, de middenstand en de landbouw. In totaal zij er 14 consumentenorganisaties en 17 beroepsverenigingen vertegenwoordigd. Bepaalde regelgevingen leggen een verplichte voorafgaande raadpleging van de Raad voor het Verbruik op, vooraleer de uitvoeringsbesluiten worden genomen; Om het goedkeuringsproces van de ontwerpbesluiten niet te vertragen, wordt in deze wetten voorzien dat een maximumtermijn voor het uitbrengen van het advies door de Minister mag worden bepaald, en dat, eens deze termijn verstreken is, het advies niet meer vereist is. Reeds meer dan 40 jaar is de Raad voor het Verbruik de onbetwistbare draaischijf voor dialoog en overleg op het gebied van consumentenbescherming. Zowel de ondernemingen als de consumenten worden betrokken bij de regulering van de markt en de Raad is dan ook een bevoorrecht instrument bij de beleidsbeslissingen. De adviezen van de Raad zijn niet bindend; ze worden des te vlugger opgevolgd, wanneer ze unaniem zijn. Bovendien wordt in talrijke wetgevingen voorzien, dat de Raad zelf kandidaturen moet voordragen, met het ook op de benoeming van leden van adviserende raden of comités.
De organisatie van de werkzaamheden van de Raad voor het Verbruik Een Dagelijks Bestuur organiseert de werkzaamheden binnen de Raad. Het bestaat uit een Voorzitter, twee ondervoorzitters en tien bijzitters. Het Dagelijks Bestuur bereidt de zaken voor die aan de Raad moeten worden voorgelegd, plant de werkzaamheden die in de commissie zullen plaatsvinden en ziet toe op de uitvoering van de genomen beslissingen. Verschillende permanente commissies (Handelspraktijken, Financiële Diensten, Interne Markt, Leefmilieu, ...) zijn belast met het onderzoek van problemen in functie van de te behandelen onderwerpen, en met de voorbereiding van een ontwerpadvies dat ter goedkeuring wordt voorgelegd aan de plenaire vergadering, als enige bevoegd om adviezen uit te brengen. Geregeld worden deskundigen op de vergaderingen uitgenodigd. In dringende gevallen kan het Dagelijks Bestuur ertoe gebracht worden adviezen uit te brengen die nadien steeds door de Raad moeten worden geratificeerd. De adviezen van de Raad zijn ofwel unaniem en geven de bereikte consensus weer, ofwel uiteenlopend, en geven dan de standpunten van alle betrokken partijen weer. Het secretariaat van de Raad wordt waargenomen door het personeel van de Algemene Directie van de FOD Economie “Regulering en Organisatie van de Markt”.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
11
De adviezen van de Raad voor het Verbruik Sedert zijn oprichting heeft de Raad voor het Verbruik 350 adviezen uitgebracht over de meest uiteenlopende aspecten van het verbruik (handelspraktijken, reclame, consumentenkrediet, veiligheid van producten, productnormen, Europese richtlijnen, reglement consumentengeschillen...). De lijst van de adviezen uitgebracht sedert zijn oprichting, alsook een lijst van de meest recente adviezen zijn te vinden op de website www.mineco.fgov.be , onder de rubriek “Bescherming consument”, subrubriek “Raden en Commissies”.
12
RAAD VOOR HET VERBRUIK
III. De adviezen van de Raad voor het Verbruik in 2005
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
13
14
RAAD VOOR HET VERBRUIK
III. 1. Lijst van de adviezen van de Raad in 2005 In 2005 kwam de Raad 55 maal bijeen en bracht hij 17 adviezen uit. Hierna vindt u de lijst van de 17 adviezen die de Raad in 2005 uitbracht : R.v.V. 333 : advies over het Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 21,5° van het Wetboek van inkomstenbelasting 1992, teneinde de berekening van aangroei- en getrouwheidspremies verbonden aan spaarrekeningen transparanter te maken (26 januari 2005). R.v.V. 334 : advies over de problematiek van de labels (26 januari 2005). R.v.V. 335 : advies over het voorstel voor een Richtlijn betreffende de diensten op de Interne Markt en zijn gevolgen (2 juni 2005). R.v.V. 336 : advies over een ontwerp van kaderwet betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep (2 juni 2005). R.v.V. 337 : advies over het invoeren van een “Oscar voor het verbruik” (2 juni 2005). R.v.V. 338 : advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de aanduiding van de tarieven van bepaalde diensten van reisbemiddeling (22 juli 2005). R.v.V. 339 : advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 28 februari 1994 betreffende de erkenning van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken (22 juli 2005). R.v.V. 340 : advies over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 1999 houdende bepaling van productnormen voor verpakkingen (17 oktober 2005). R.v.V. 341 : advies over het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van een lijst van stoffen of voedselingrediënten die tijdelijk worden geschrapt uit de bijlage, punt III bis, van het koninklijk besluit van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen (17 oktober 2005). R.v.V. 342 : advies inzake de klachtenbehandeling en de geschillenregeling in de verzekeringssector (30 november 2005). R.v.V. 343 : advies inzake het ontwerp van koninklijk besluit betreffende kaas, tot opheffing van het koninklijk besluit van 15 december 1932 betreffende het reglement van de kaashandel, het ministerieel besluit van 16 augustus 1947 betreffende het merken van de harde of half-harde kaassoorten, naargelang hun vetgehalte, en het koninklijk besluit van 1 februari 1971 tot inrichting van een controle op harde kaas (30 november 2005). R.v.V. 344 : advies inzake het ontwerp van koninklijk besluit betreffende mayonaise, tot afschaffing van het koninklijk besluit van 12 april 1955 betreffende de handel in mayonaise en soortgelijke producten (30 november 2005). R.v.V. 345 : advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten (30 november 2005). R.v.V. 346 : advies over het wetsvoorstel ter bevordering van de bescherming van de consument bij de stilzwijgende verlenging van overeenkomsten van bepaalde duur (30 november 2005). R.v.V. 347 : advies over het wetsontwerp betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening (30 november 2005).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
15
R.vV. 348 : advies over een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming 2007-2013 (30 november 2005). R.v.V. 349 : advies betreffende een voorontwerp van wet inzake de kosteloze borgtocht (30 november 2005). Bovendien, op 9 december 2005, heeft het Dagelijks Bestuur van de Raad voor het Verbruik een advies uitgebracht over een voorontwerp van wet betreffende de collectieve consumentenakkoorden. Gelet op zijn belang en zijn actualiteit zal dit advies, dat door de Raad geratificeerd werd op 19 januari 2006, eveneens kort in dit verslag samengevat worden.
III. 2. De samenvatting van de adviezen van de Raad van 2005 De berekening van aangroei- en getrouwheidspremies verbonden aan spaarrekeningen (RvV333) De Raad vertrekt vanuit de vaststelling dat de regels in artikel 21.5° van het Wetboek der Inkomstenbelastingen 1992 betreffende de vergoeding van spaardeposito’s niet voldoende duidelijk zijn. Dit gebrek aan duidelijkheid leidt tot afwijkende toepassingsmodaliteiten uit hoofde van de kredietinstellingen betreffende de toekennings- en berekeningsregels van de basisrentevoet en de aangroei- en getrouwheidspremies. Deze situatie draagt bij tot een gebrek aan transparantie van dit zeer populaire product en verhindert de spaarders om de voorgestelde voorwaarden van kredietinstellingen eenvoudig te vergelijken. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties staan in grote mate gunstig t.o.v. dit wetsvoorstel, dat de transparantie van de spaarrekeningen aanzienlijk verbetert door maatregelen te formuleren in de richting van een harmonisering en vereenvoudiging van de toekennings- en berekeningsregels van de basisrentevoet en de aangroei- en/of getrouwheidspremies bij spaardeposito’s. Deze vertegenwoordigers hebben voorstellen ter verbetering geformuleerd. Ze stellen voor dat, om tot een harmonisering van het systeem van de data te komen, de plaatsingen vanaf de dag na de storting (D+1) intresten produceren en stoppen op de dag van de terugtrekking (D). De vertegenwoordigers van de productie en de distributie zijn eveneens voorstander om de premietransparantie te verbeteren. Daarbij moet een adequate en evenwichtige oplossing worden betracht : adequaat, zodat men daadwerkelijk tot meer transparantie komt, via eenvormigheid en eenvoudigheid, waardoor de aanbiedingen beter vergelijkbaar worden ; evenwichtig, door niet eenzijdig voorrang te geven aan het liquide spaargeld, ten nadele van de spaarders die bereid zijn zich voor duidelijke termijnen te engageren en van de financiële stabiliteit. Deze vertegenwoordigers menen dat het wetsvoorstel in gebreke blijft t.a.v. beide betrachtingen. Ze stellen een premiestelsel voor met kalenderquinzaines, waardoor het aantal referentiepunten voor de premieberekening beperkt en overzichtelijk wordt. De vertegenwoordigers van de productie en de distributie wensen dat de nieuwe regels zouden tot stand komen via de procedure die is voorzien in het WIB 92, nl. per Koninklijk besluit, middels advies van de CBFA. Om de stabiliteit van het spaargeld de onderbouwen is het essentieel dat de getrouwheidspremie wordt verworven in ondeelbare opeenvolgende periodes van 24 quinzaines.
16
RAAD VOOR HET VERBRUIK
De problematiek van de labels (RvV334) In dit advies gaat de Raad akkoord om te stellen dat de grote verscheidenheid van labels een bron van verwarring kan zijn bij de consumenten. Er bestaat onduidelijkheid over de juiste betekenis van begrippen zoals logo, pictogram, label en merk. De Raad is voorstander van een betere informatie van de consumenten over de inhoud en de waarde van een label. Met betrekking tot het nut van een label, is de Raad is het erover eens dat een label een toegevoegde waarde moet bieden ten opzichte van de geldende wettelijke vereisten. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, met uitzondering van Test-Aankoop, gaan akkoord met een definitie en de voorwaarden waaraan een label moet voldoen. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand wijzen erop dat het moeilijk is om een juiste definitie te geven van wat onder een label verstaan moet worden. De Raad heeft ook zich uitgesproken over de wijzigingsvoorstellen van de wet op de handelspraktijken en de voorlichting van de consument (WHPC), zoals die in een studie van het Centre du Droit de la consommation van het UCL werden gesuggereerd : enerzijds, de “zachte” aanpak die erin bestaat de visibiliteit van de labels te verhogen die erkend zijn door de overheid en anderzijds, de “meer radicale” aanpak die een algemene reglementering van de labels inhoudt. Voor de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties, biedt de “zachte” aanpak slechts een “gedeeltelijk” antwoord op het probleem van de geloofwaardigheid van labels. Zij pleiten dan ook, met uitzondering van Test-Aankoop voor een specifieke reglementering inzake labels. Deze vertegenwoordigers menen dat een label zijn meerwaarde ten opzichte van de wetgeving duidelijk moet aangeven, dat het label door een externe onafhankelijke en competente auditor gecontroleerd moet worden. Bovendien zou het pictogram aan bepaalde eigenschappen moeten voldoen (vorm, kleur, ...) waaruit blijkt dat die het voorwerp uitmaakt van een controle die door de overheid gekaderd wordt. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand kunnen enkel akkoord gaan met een systeem waarbij de visibiliteit verhoogd wordt van de labels die afgeleverd worden door certificatieinstellingen die door Belac geaccrediteerd zijn en waarbij informatie over het label ter beschikking van de consument gesteld wordt (de zogenaamde “zachte” aanpak). Deze vertegenwoordigers zijn gekant tegen een specifieke reglementering van het gebruik van labels. De bestaande wetgeving, m.n. de bepalingen inzake etikettering en reclame uit de WHPC laat immers reeds toe om op te treden tegen misbruiken. Een voorwaarde voor het gebruik van elk label, zoals het verplicht opleggen van officiëel erkende lastenboeken of van lastenboeken die verplicht gecertificeerd moeten worden door een geaccrediteerde certificatieinstelling, dreigt een administratieve en financiële last op de ontwikkeling van labels te leggen die niet in verhouding staat met het beoogde doel. Tot slot dreigt, volgens deze vertegenwoordigers, een reglementering van het gebruik van labels strijdig bevonden te worden met het Europees recht omdat zij een belemmering zou kunnen uitmaken voor het vrij verkeer van goederen.
Het voorstel voor een Richtlijn betreffende de diensten (RvV335) De Raad voor het Verbruik heeft onderzocht welke de impact zou kunnen zijn van het voorstel voor een richtlijn betreffende de diensten in de interne markt op de Belgische wetgeving inzake informatie en bescherming van de consumenten. Hij heeft zich met name ingespannen om de verenigbaarheid van het voorstel voor een richtlijn met de erkennings- en/of goedkeuringsprocedures als bepaald in verschillende Belgische wetten te onderzoeken (wetten betreffende de handelspraktijken, de huwelijksbemiddeling, timesharing, reisovereenkomsten, collectieve schuldenregeling minnelijke schuldenregeling).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
17
De Raad, die zich bewust is van het belang van de voltooiing van de interne dienstenmarkt staat gunstig tegenover het voornemen van de Commissie om de hindernissen van het vrije verkeer van diensten weg te nemen. Niettemin menen de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties dat deze zuiver horizontale benadering te voorbarig is en zou moeten worden voorafgegaan door een harmonisatie via een sectoriële benadering. Zij menen dat het toepassingsgebied van deze tekst te ruim en te vaag is en dat het aangewezen is om het begrip “dienst van algemeen economisch belang” beter te verduidelijken en alle diensten van algemeen belang uit te sluiten zolang er geen duidelijk juridisch kader is. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties hebben het grootste voorbehoud bij het principe van de toepassing van het recht van het land van oorsprong waarbij de toepassing ervan rechtsonzekerheid, een vermindering van het beschermingsniveau van de consumenten en een aanzienlijke afzwakking van de normen inzake kwaliteit en bescherming van de consumentenrechten in België. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties en van de middenstand hebben ernstige twijfels over de efficiëntie van de controle door het land van oorsprong, zonder dat vooraf een meer geschikt juridisch kader wordt opgesteld inzake administratieve samenwerking. Ten slotte herhalen de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties hun voorbehoud ten aanzien van instrumenten zoals de gedragscodes waarvan de ontwikkeling het naar hun mening niet zal mogelijk maken om een voldoende harmonisatieniveau te bereiken. De vertegenwoordigers van de productie, distributie, middenstand en landbouw zien de doelstelling om het grensoverschrijdend aanbod van diensten in een uitgebreide en geïntegreerde interne markt meer dynamiek te geven wel zitten. Het wegnemen van ongerechtvaardigde hindernissen voor het vestigen van een echte interne markt is essentieel om de Europese economie weer op gang te brengen vooral in termen van tewerkstelling en investering. Het voorstel van richtlijn zou positieve gevolgen moeten hebben niet alleen voor de ondernemingen die een beroep doen op diensten en die diensten leveren maar ook voor de consumenten die zullen genieten van lagere prijzen en van een grotere keuze. De vertegenwoordigers van de productie, distributie, middenstand en landbouw erkennen ondermeer de door het voorstel nagestreefde doelstelling tot administratieve vereenvoudiging. Deze vertegenwoordigers hebben niettemin voorbehoud bij de operationele gevolgen van de uitvoering van bepaalde artikels. Deze betreffen hoofdzakelijk de toepassing van het principe van het land van oorsprong en de mogelijke afschaffing van systemen van erkenning en goedkeuring als er op Europees niveau geen equivalente bepalingen inzake toegangsvoorwaarden, het verlenen en de controle van diensten bestaan. Zij verzetten zich tevens tegen het regime van een verplichte verzekering van de beroepsverantwoordel ijkheid ingevoerd door het voorstel voor een Richtlijn. Tot slot staan de vertegenwoordigers van de productie, distributie, middenstand en landbouw gunstig t.o.v. de idee om de uitwerking van gedragscodes op gemeenschapsvlak uit te werken waardoor onder andere de dienstverleners verantwoordelijk kunnen worden gemaakt.
Het ontwerp van kaderwet betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep (RvV336) Over het algemeen onthaalt de Raad dit ontwerp gunstig omdat hij van oordeel is dat dit ontwerp van kaderwet duidelijk beantwoordt aan een behoefte in het licht van de moeilijkheden waarmee beroepen, die bescherming via een beroepstitel wensen en die stoten op de administratieve rompslomp opgelegd door de kaderwet van 1 maart 1976, te kampen krijgen. Veel beroepen beschikken momenteel niet over een wettelijk kader tot reglementering van het voeren van hun titel en/of de uitoefening van hun beroepsactiviteit. Deze leemte geeft problemen in die zin dat de consument geen enkele garantie heeft i.v.m. de expertise van de professional waarmee hij een contract aangaat.
18
RAAD VOOR HET VERBRUIK
De Raad stelt niettemin met spijt vast dat dit ontwerp dat beperkt blijft tot de reglementering van het voeren van een beroepstitel in niets voorziet in termen van bijscholing en doorlopende opleiding van professionelen. In dat verband menen de vertegenwoordigers van de consumenten-organisaties dat het aangewezen zou zijn om in dit ontwerp van kaderwet voor iedereen die een gereglementeerde beroepstitel voert, de verplichting tot doorlopende opleiding op te nemen. Voor de vertegenwoordigers van de middenstand zou deze doorlopende opleidingsplicht echter slechts een algemene verplichting kunnen zijn aangezien de commissie niet over de middelen beschikt om de betrokken opleidingen voldoende te controleren. De Raad meent overigens dat het verstandig zou zijn dat elk verzoek tot bescherming van een beroepstitel hem tijdig zou worden meegedeeld opdat hij, te gelegener tijd, een advies zou kunnen uitbrengen. De Raad meent ook dat het aangewezen zou zijn om meer inhoud te geven aan de deontologische regels, onder andere wat de plicht tot informatie en bescherming van de consument betreft. Tot slot stelt de Raad verontrust vast dat artikel 15 van de kaderwet toelaat de gereglementeerde titel verder te dragen van eender welke betrokken intellectuele beroepsactiviteit van dienstverlener, zonder houder te zijn van een of ander diploma. Slechts een enkele voorwaarde, de uitoefening van de door de gereglementeerde titel omvatte beroepsactiviteit gedurende een zekere periode (te bepalen in het reglementeringsbesluit), is voldoende voor deze overgangsperiode. Volgens hem zouden eventuele overgangsbepalingen eerder thuishoren in de koninklijke besluiten tot erkenning van de beroepstitel.
Het invoeren van een “Oscar voor het Verbruik” (RvV337) De Raad voor het Verbruik spreekt zich uit over het idee om jaarlijks een prijs uit te reiken voor bijzondere en vernieuwende initiatieven op het vlak van informatie en bescherming van de consument. De Raad verwelkomt het initiatief van de Minister van consumentenzaken, om een “Oscar voor het verbruik” in te voeren. Volgens de Raad zou dergelijke prijsuitreiking een ideale waardering zijn voor bijzondere en vernieuwende initiatieven op het vlak van informatie van de consument. De Raad is unaniem voorstander van dergelijke prijs ter beloning van interessante, vernieuwende en concrete initiatieven op het vlak van de voorlichting en de bescherming van de consument. Om een bepaald project goed te valoriseren is het volgens de Raad beter om jaarlijks één enkele prijs uit te reiken, liever dan verschillende prijzen. In dit advies wordt getracht een antwoord te geven op volgende vragen : ·
Met welke aspecten moet rekening worden gehouden ?
·
Welke opdrachten en taken moet de Raad voor het verbruik op zich nemen ?
De dossierkosten die in de reisagentschappen worden geëist (RvV338) Naar aanleiding van zijn advies van 27 januari 2004 betreffende de reisovereenkomsten en de dossierkosten, werd de Raad door de Minister van Consumentenzaken om advies gevraagd over een ontwerp van Koninklijk Besluit dat ernaar streeft de door de reisbureaus toegepaste bemiddelingskosten strikt te omkaderen. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties staan gunstig t.o.v. dit ontwerp van Koninklijk Besluit dat zal leiden tot een strikte omkadering van de gevallen waarin de consument bijkomende dossierskosten kunnen worden aangerekend, tot een betere doorzichtigheid van de kosten en tot een betere vergelijkbaarheid tussen de reisbemiddelaars. Zij menen echter dat deze positieve effecten slechts voelbaar zullen zijn als dit model effectief strikt beperkend blijft. Elke uitbreidingsmogelijkheid die de reisbureaus geboden wordt zou immers het nuttige
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
19
effect van die omkadering teniet kunnen doen in termen van doorzichtigheid en/of vergelijkbaarheid en zou zelfs kunnen leiden tot eventuele misbruiken. Deze vertegenwoordigers hebben bovendien vragen bij de wettelijkheid van de annuleringskosten die vaak een dubbele onwettige vergoeding te laste van de consument zijn. De vertegenwoordigers van de Productie, van de Distributie en van de Middenstand zijn voorstander van het principe van een typemodel van tarieven voor de reisbureaus maar zij kunnen in geen geval een model aanvaarden dat zoals het model voorzien in het ontwerp van Koninklijk Besluit als voornaamste effect zou hebben alle dossierskosten voor pakketreizen uit te sluiten. Ze menen vooreerst dat door het opstellen van een uitvoerige lijst van de bemiddelingskosten, met uitsluiting van de pakketreizen, het ontwerp van Koninklijk Besluit verder gaat dan de bevoegdheid toegekend aan de Koning door de WHPC inzake prijsaanduiding. Vervolgens leggen ze de nadruk op de rampzalige economische gevolgen die het ontwerp van Koninklijk Besluit met zich mee zou brengen voor de sector van de reisbureaus als het ooit zou worden aangenomen. Deze vertegenwoordigers herinneren eraan dat de reisbemiddelaar een autonome operator is die diensten kan leveren die losstaan van de door de reisorganisatoren geleverde diensten. Als door het reisbureau annuleringskosten geëist worden, kan er geen sprake zijn van een “onwettige dubbele vergoeding ten laste van de consument”. Zonder deze kosten, zou de bemiddelaar zijn vergoeding zien verminderen, ja zelfs annuleren, terwijl hij ook nog de met de annulering verbonden bijkomende demarches moest ondernemen.
De erkenning van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken (RvV339) Het ontwerpbesluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 28 februari 1994 betreffende de erkenning van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken beoogt een belangrijke administratieve vereenvoudiging voor zowel de betrokken ondernemingen als de administratie. De semestriële aangifte van gegevens wordt namelijk vervangen door een jaarlijkse aangifte. Enkele andere wijzigingen beogen een betere opvolging van de productbewegingen en het waarborgen van een correcte balans. Om die opvolging te verbeteren meent de Raad dat de distributeurs van bestrijdingsmiddelen eveneens moeten verplicht worden om een aangifte in te vullen voor de uitvoer van producten die op de markt werden gekocht. De Raad suggereert ook een aantal technische wijzigingen aan te brengen aan de aangifte die als bijlage bij het besluit is gevoegd.
De productnormen voor verpakkingen (RvV340) Het ontwerp van koninklijk Besluit tot wijziging van het koninklijk Besluit van 25 maart 1999 houdende bepaling van productnormen voor verpakkingen beoogt een letterlijke en getrouwe omzetting in Belgisch recht van de Richtlijn 2004/12/EG van 11 februari 2004 tot wijziging van Richtlijn 94/62/EG betreffende verpakking en verpakkingsafval. Door een dubbelzinnigheid in de Europese Richtlijn werd de vermelding van de identificatiesymbolen die het type van verpakkingsmateriaal aangeven in het ontwerpbesluit ten onrechte opgenomen als een verplichting, terwijl de Europese wetgever enkel een harmonisatie heeft opgelegd van de te gebruiken identificatiesymbolen voor deze ondernemingen die vrijwillig opteren om dit soort informatie op de verpakkingen aan te brengen. De Raad heeft dan ook besloten om op eigen initiatief een advies uit te brengen om op dit probleem te wijzen.
20
RAAD VOOR HET VERBRUIK
De etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen (RvV341) Het ontwerp van koninklijk Besluit voorgelegd aan de Raad stelt een lijst van stoffen of voedselingrediënten vast die tijdelijk worden geschrapt uit de bijlage, punt III bis, van het koninklijk Besluit van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen. De Raad heeft geen bemerkingen over dit ontwerp van Koninklijk Besluit, dat in feite een getrouwe omzetting is van de Richtlijn 2005/26/EG van 21.03. 2005. Dit ontwerpbesluit beoogt de uitsluiting van een reeks voedselingrediënten of stoffen die op het etiket moeten worden vermeld (en overgenomen in de bijlage van het K.B. van 13.9.1999) gelet op de ongewenste effecten die ze zouden kunnen provoceren bij gevoelige personen, in afwachting van de definitieve besluiten van de wetenschappelijke studies uitgevoerd op deze ingrediënten of producten.
De klachtenbehandeling en de geschillenregeling in de verzekeringssector (RvV342) De Minister van Economie heeft een voorstel geformuleerd dat ernaar streeft de behandeling van de klachten in de verzekeringen te centraliseren bij de bemiddelingsdienst van de ombudsman van de verzekeringen. Deze dienst zou echter naar een aparte juridische entiteit worden overgeplaatst (vzw). In zijn advies juicht de Raad het idee toe om de behandeling van de klachten in de verzekeringen toe te vertrouwen aan één orgaan, en dit met het oog op doorzichtigheid en doeltreffendheid. De meningen van de aanwezige partijen lopen echter uiteen over de modaliteiten die moetenzorgen voor onafhankelijkheid en onpartijdigheid van dit buitenrechtelijk orgaan van geschillenregeling. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand steunen het voorstel van de Minister van Economie dat het mogelijk maakt enerzijds de consumenten een objectieve en onafhankelijke behandeling van de klachten te waarborgen en anderzijds de nodige soepelheid te behouden voor een snelle en doeltreffende behandeling van deze klachten. Als dit voorstel echter niet kan worden gevolgd, formuleren deze vertegenwoordigers een aanvullend voorstel dat erin bestaat de werking van de dienst aan de ISO-norm 10002 te onderwerpen, die speciaal ontworpen is om een optimaal beheer van de klachten te waarborgen. Een onafhankelijke externe audit zou jaarlijks worden uitgevoerd om het naleven van de norm te controleren. Ten slotte, menen de vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand dat het voorstel van de consumentenorganisaties om een tweekoppige bemiddelingsdienst op te richten naar het voorbeeld van de banksector, ongelegen is want het voorstel van de Minister voorziet in andere waarborgen voor de consumenten. De vzw zal bij voorbeeld overkoepeld worden door een toezichtcomité waarin de vertegenwoordigers van de CBFA, de FOD Economie en de consumentenorganisaties zullen zetelen. Hun voorbehoud heeft ook te maken met de specificiteit van de klachten in de verzekeringen. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties kunnen zich niet aansluiten bij het door de Minister voorgesteld systeem. Ze betreuren de afwezigheid van pariteit op alle werkingsniveaus van dit systeem en menen dat ze niet genoeg betrokken zijn bij de dagelijkse behandeling van de klachten. Ze drukken ook hun grootste ongerustheid uit over de overdracht van bevoegdheden inzake de behandeling van de klachten en geschillen van de overheidsfeer naar de privé-sfeer. Deze vertegenwoordigers geven duidelijk de voorkeur aan het huidige tweekoppige systeem dat momenteel van toepassing is in de dienst Banken-krediet-Beleggingen die alle waarborgen biedt voor een evenwichtige en paritaire vertegenwoordiging. Ten slotte, menen de vertegenwoordigers van de consumenten-vertegenwoordigers dat de ISO-norm 10002 onvoldoende is en niet beantwoordt aan hun bezorgdheid in termen van samenstelling en structuur van de dienst voor klachtenbeheer.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
21
Het merken van de harde of half-harde kaassoorten naargelang hun vetgehalte (RvV343) De Raad werd om een advies verzocht over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende kaas, tot opheffing van het koninklijk besluit van 15 december 1932 betreffende het reglement van de kaashandel, het ministerieel besluit van 16 augustus 1947 betreffende het merken van de harde of half-harde kaassoorten, naargelang hun vetgehalte, en het koninklijk besluit van 1 februari 1971 tot inrichting van een controle op harde kaas Dit ontwerp voert een belangrijke wijziging in : voortaan dient het vetgehalte te worden aangeduid in gram vetstof per 100 gram product en niet langer in verhouding tot de droge stof. Volgens de Raad moet deze reglementering, die van toepassing is op de voorverpakte kazen, ook moet gelden voor de kazen die worden verpakt door de verdelers. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties staan in het algemeen zeer gunstig tegenover dit ontwerpbesluit, dat tegemoetkomt een lang gekoesterde wens : vermelding op de voorzijde van het product van het vetgehalte ten opzichte van het product zelf (100 g kaas) en niet ten opzichte van de droge stof. Deze vertegenwoordigers zijn hevig tegenstander van de tolerantie die voorzien wordt, en die toelaat om het vetgehalte van het product niet te vermelden indien het product een voedingswaardeetiket draagt. Ze herinneren er in dit verband aan dat de voedingswaarde-etiketteringen meestal onleesbaar en ook onbegrijpelijk zijn voor de consument. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties vrezen dat een dubbele vermelding van de vetgehalten (t.o.v. het product en t.o.v. de droge stof) de consument alleen maar van de wijs zal brengen. Zij zouden er de voorkeur aan geven om in dit lid enkel een tolerantie te voorzien, die tijdens een overgangsperiode wordt toegestaan aan de producenten, en die redelijkerwijs op 6 maanden zou kunnen worden vastgesteld vanaf de inwerkingtreding van dit koninklijk besluit. De vertegenwoordigers van de productie, van de distributie en van de middenstand zijn van mening dat een vermelding van het vetgehalte in de nutritionele etikettering volstaat. Zo wordt het vetgehalte op een correcte, eenduidige wijze weergegeven aan de consument. Dit is trouwens de algemene regel voor alle voedingsmiddelen. Er is geen reden om aan kaas strengere verplichtingen op te leggen dan aan andere levensmiddelen. Indien de nutritionele etikettering niet voldoende leesbaar is, dient de wetgeving omtrent de nutritionele etikettering aangepast te worden voor alle levensmiddelen. Indien er geen nutritionele etikettering aanwezig is, moet het vetgehalte steeds aangeduid worden in g vetstof per 100 g product. Het vetgehalte zal dus steeds vermeld worden op de verpakking. De vertegenwoordigers van de productie, van de distributie en van de middenstand vragen dat een dubbele vermelding (vetgehalte uitgedrukt op eindproduct en op droge stof) mogelijk blijft op vrijwillige basis. Dit aangezien er steeds meer gebruik wordt gemaakt van meertalige verpakkingen voor kazen die zowel voor de Belgische markt als voor export bestemd zijn. In sommige landen wordt het vetgehalte immers uitgedrukt als g vet per 100 g droge stof. Bovendien zijn zij van mening dat het volstaat om de vermelding “room”, “vet” of “mager” op dezelfde zijde van de verpakking weer te geven.
De samenstelling van mayonaise (RvV344) Het ontwerp van koninklijk besluit betreffende mayonaise voorgelegd aan de Raad schaft het koninklijk besluit van 12 april 1955 betreffende de handel in mayonaise en soortgelijke producten af. De voornaamste wijziging die door dit ontwerp van besluit wordt ingevoerd betreft de samenstelling van mayonaise, waarvan het vetgehalte en het eigeelgehalte respectievelijk van 80% op 70 % en van 7,5 % op 5 % gebracht wordt.
22
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Over het algemeen zien de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties niet in waarom dit ontwerp van besluit een positieve vooruitgang zou betekenen voor de bescherming van de consument en/of voor de kwaliteitsverbetering van dit voedingsmiddel. Ze zijn van mening dat het vastleggen van het vetstofgehalte op 70% neerkomt op een - weinig wenselijke - neerwaartse nivellering. Deze vertegenwoordigers constateren dat de intrinsieke kwaliteit van het product mayonaise “vermindert”, doordat de verhouding “edele” ingrediënten (olie en eigeel) tijdens de bereiding ervan wordt gewijzigd. Ze vrezen dat de 12,5 % die verdwijnt gewoonweg vervangen wordt door niet alleen water, maar ook bewaarmiddelen. Deze vertegenwoordigers zien ook geen enkel economisch belang van dergelijke maatregel voor de consument, aangezien er nergens sprake is van een prijsverlaging van het product. Ze vragen zich bezorgd af hoe de consument zal worden geïnformeerd over deze eventuele wijziging in de samenstelling van mayonaise, en over het verminderd olie- en eigeelgehalte; wetende dat de etikettering van het product onveranderd zal blijven. Het verzoek van de vertegenwoordigers van de productie, van de distributie en van de middenstand wordt gemotiveerd door de regelgevingen die reeds in de andere landen van de Europese Unie bestaan betreffende de samenstelling van mayonaise. De andere landen van de Europese Unie hebben hun regelgeving of ander bestaande vormen van kwaliteitsreferentie immers al afgestemd op de Code van Goede Praktijken(CBP - Code de Bonnes Pratiques), die in 1991 werd aangenomen door de FIC Europe (Fédération des Industries Condimentaires au niveau européen). Deze Code bepaalt in essentie de definitie van een mayonaise, met 2 hoofdingrediënten, namelijk vetstof en eigeel. Deze gehalten, respectievelijk 70 % en 5 %, beantwoorden aan de markttendens en aan de vraag van de consument. De aspecten etikettering, additieven, enz., worden geregeld overeenkomstig de richtlijnen en verordeningen van de Europese Unie. Indien België zijn regelgeving niet afstemt op die van de Code van Goede Praktijken, zou er een omgekeerde discriminatie ontstaan, die zeer nadelig zou uitvallen voor de productie en de competitiviteit. De ingevoerde producten uit onze buurlanden komen immers overeen met de normen van 70 % vetgehalte en 5 % eigeelgehalte, die momenteel op ons nationaal grondgebied voor elke producent verboden zijn. Het aanpassen van de Belgische regelgeving is tevens een beschermings-garantie voor de benaming “Mayonaise”, die moet overeenstemmen met de aldus gedefinieerde eigenschappen.
De ambulante activiteiten (RvV345) De Raad heeft een ontwerp van koninklijk besluit onderzocht dat genomen werd in uitvoering van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten, gewijzigd door de wet van 4 juli 2005, en die voortaan “wet betreffende de uitoefening van ambulante en kermisactiviteiten” heet. Dit ontwerp van koninklijk besluit is bedoeld om een vaste vorm te geven aan het eerste gedeelte van de nieuwe wet, namelijk de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties staan vrij gunstig tegenover dit ontwerp van koninklijk besluit dat zich aanpast aan de economische realiteit door te proberen een hele reeks ambulante activiteiten te omkaderen die de neiging hadden zich buiten elke adequate reglementering te ontwikkelen (inzonderheid het aanbieden van allerlei diensten ten huize van de consument). Deze vertegenwoordigers betreuren echter ten zeerste dat artikel 2 van dit ontwerp van koninklijk besluit een zeer grote afwijking creëert op het principe vastgelegd in de wet van 4 juli 2005 volgens welk « het uitoefenen van ambulante activiteiten toegelaten is ten huize van consumenten, voor zover deze activiteiten betrekking hebben op producten of diensten voor een totale waarde van minder dan 250 euro per consument ».
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
23
Deze vertegenwoordigers vragen zich ernstig af of een dergelijke juridische constructie wel te verdedigen valt, want zij legt in een uitvoeringsbesluit een afwijkende maatregel vast die veel ruimer is dan die welke in de wet is voorzien, door voor een zeer uitgebreide categorie van producten en diensten onbeperkte bedragen vast te leggen of bedragen die duidelijk hoger liggen (800 euro) dan het aanvankelijke bedrag van 250 euro. De vertegenwoordigers van de middenstand staan gunstig tegenover dit ontwerp van koninklijk besluit in die zin dat het beoogt de administratieve verplichtingen betreffende de activiteit van ambulante handelaar te vereenvoudigen. Maar zij maken zich zorgen over de forse toename van manifestaties en verkopen die niet meer onderworpen zouden zijn aan de wet op de ambulante activiteiten. Deze toename zou de taak van de controleurs moeilijker maken, want zij zouden dan moeten beslissen over het al of niet “occasionele” karakter van een verrichting of over het eventuele “promotionele” karakter ervan of moeten bepalen of een verkoop effectief plaatsvindt “om het ambacht of de streekproducten te promoten”, ofschoon deze begrippen nog niet omschreven zijn en op allerlei manieren worden geïnterpreteerd. Inzake de uitzonderingen op het verbod op de huis-aan-huisverkoop van meer dan 250 euro menen de vertegenwoordigers van de distributie en van de middenstand dat zij een oordeelkundig evenwicht vormen dat bewaard moet worden. Bovendien is het zo dat de Koning, door die uitzonderingen aan te nemen, geenszins de machtiging te buiten gaat die hem door de wetgever wordt gegeven. De Raad noteert overigens met tevredenheid dat dit ontwerp van koninklijk besluit ook de informatie naar de consument toe probeert te verbeteren, door te voorzien in de verplichting voor ambulante verkopers – of zij nu professioneel zijn of niet - hun hoedanigheid te identificeren door middel van een bord dat zichtbaar op de standplaats is aangebracht. Hij meent dat een dergelijke maatregel de efficiëntie van het werk en de controle van de bevoegde inspecteurs zal vergemakkelijken en verbeteren.
De stilzwijgende verlenging van overeenkomsten van bepaalde duur (RvV346) De Raad heeft zich gebogen over een wetsvoorstel van 24 mei 2005 voor de verbetering van de consumentenbescherming op het vlak van stilzwijgende verlenging van overeenkomsten van bepaalde duur. Het doel van dit voorstel is om de consument, die een overeenkomst van bepaalde duur heeft afgesloten met een clausule inzake stilzwijgende verlenging, tijdig op de hoogte te brengen van de mogelijkheid die hem geboden wordt om deze overeenkomst op te zeggen. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties stellen vast dat in het licht van de exponentiële ontwikkeling van de dienstenactiviteiten, de consument van een groeiend aantal diensten geniet en het steeds moeilijker krijgt om al deze overeenkomsten te begrijpen en te beheren. Deze vertegenwoordigers merken eveneens op dat het relatief eenvoudig is om dienstenovereenkomsten aan te gaan maar dat het helemaal anders is gesteld als de consument om één of andere reden zijn overeenkomst wil opzeggen. Een dergelijke overeenkomst kan immers maar in welbepaalde en welafgebakende periodes worden opgezegd, wat de consument niet weet of heel vaak uit het oog verliest. Als de overeenkomst dus niet binnen de toegestane termijn wordt opgezegd, zal ze meestal opnieuw voor een jaar lopen. Daarom zijn de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties dit wetsvoorstel gunstig gezind omdat het de informatie aan de consument, die in een overeenkomst van bepaalde duur met mogelijkheid tot stilzwijgende verlenging zit, gevoelig verbetert. Zo zal de consument immers op tijd op de hoogte worden gebracht van de mogelijkheid die hij heeft om de overeenkomst niet langer voort te zetten. De vertegenwoordigers van de productie, van de distributie en van de middenstand staan zeer negatief tegenover dit wetsvoorstel. Extra officiële briefwisseling rond elk dossier i.v.m. een stilzwijgend verlengbare overeenkomst gaan eisen, zou een papieren rompslomp met zich meebrengen waar veel tijd en geld in kruipt. Zo zal meer in het bijzonder de verkoper vaak gebruik moeten maken van de aangetekende verzending, om een bewijs te hebben van de verzending van de schriftelijke informatie. Bovendien is
24
RAAD VOOR HET VERBRUIK
het geenszins zeker dat deze bijkomende informatie bij veel consumenten een mentaliteitswijziging zou teweegbrengen. Wat de verzekeringssector betreft, dient er bovendien aan herinnerd dat de éénjarigheid van de overeenkomsten alsmede de stilzwijgende verlenging ervan mechanismen zijn, die bij wet worden geregeld en inmiddels goed bekend zijn bij het publiek. Overigens is het onmogelijk voor de verzekenaars om de vervalberichten meer dan drie maanden voor de vervaldag te versturen en dit om technische en praktische redenen en redenen die verband houden met informatica. De vertegenwoordigers van de productie, van de distributie en van de middenstand vinden uiteindelijk dat de voorgestelde maatregelen voor de ondernemingen een belasting betekenen, die niet in verhouding is met het voordeel dat sommige consumenten er zouden uithalen, te meer omdat de nagestreefde doelstelling ook kan bereikt worden met andere minder dwingende doch even doeltreffende maatregelen.
De openingsuren in de handel (RvV347) De Raad voor Verbruik heeft een voorontwerp van wet betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening onderzocht. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties en de middenstand verwijzen naar het advies van de Raad van 30 juni 2004 waarin gevraagd werd om geen maatregelen te nemen die aanleiding zouden geven tot de verruiming van de winkelopeningstijden. Deze vertegenwoordigers zijn dan ook geen voorstander van de afschaffing van de wettelijke openingstijden voor winkels die algemene voeding of huishoudelijke artikelen verkopen, uitgezonderd gedistilleerde alcoholische dranken en dranken op basis van gist met een alcoholvolume van meer dan 6 %, en die kleiner zijn dan 150 m² netto verkoopsoppervlakte. Bovendien zou deze maatregel volgens de vertegenwoordigers van de middenstand de betrokken zelfstandige winkeliers verplichten meer uren open te blijven in navolging van de concurrentie waardoor zijn vrijheid en zijn sociaal en familiaal leven ernstig aangetast zou worden. Deze vertegenwoordigers verzetten zich om dezelfde reden en om reden van oneerlijke concurrentie ook tegen een specifieke afwijking voor alle tankstations voor wat betreft de verkoop van voedingsproducten en huishoudartikelen. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties en de middenstand pleiten ook uitdrukkelijk voor het behoud van het bestaande onderscheid tussen dagwinkels en nachtwinkels. Aangezien dit wetsontwerp niet meer voorziet in de verplichting voor de handelaars om aan de gemeente kennis te geven van de gekozen wekelijkse rustdag, verontrusten deze vertegenwoordigers zich over de moeilijkheden die de gemeentelijke autoriteiten zullen ondervinden bij de controles op het naleven van de wekelijkse rustdag. De vertegenwoordigers van de productie en de distributie steunen dit ontwerp omdat zij van oordeel zijn dat het niet meteen zal leiden tot een verruiming van de winkelopeningstijden, zeker niet in zaken waar personeel tewerkgesteld wordt vermits aan die wetgeving immers niet geraakt wordt. Deze vertegenwoordigers beklemtonen verder dat dit ontwerp voor de onder de kaderwet van 1960 niet gereglementeerde sectoren zelfs tot een verstrenging kan leiden. Onderhavig wetsontwerp is immers in tegenstelling tot de huidige wet op de zondagsrust een direct toepasbare wet. Concreet heeft dat voor gevolg dat die sectoren nu ook een verplichte rustdag zullen moeten toepassen. De Raad staat – afgezien van de bovenstaande opmerkingen – wel gunstig tegenover het wetsontwerp voor over het een aantal vereenvoudigingen doorvoert zoals de uniformisering en integratie van de bestaande reglementering in één wetgeving, de veralgemening van het principe van de wekelijkse rustdag en de voorziene uniformisering van de erkennings-voorwaarden en erkenningsprocedure voor toeristische centra.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
25
De fusie van de communautaire actieprogramma’s “gezondheid” en “consumentenbescherming” (RvV348) Dit advies betreft een voorstel van besluit van het Europees Parlement en van de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming. De Raad staat positief tegenover de belangrijke besparingen die mogelijk worden door het samenbundelen van de gebieden volksgezondheid en consumentenbescherming : het gezamenlijke programma zou synergieën tot stand brengen in de vorm van gestroomlijnde administratieve en begrotingsprocedures, gemeenschappelijke instrumenten en een gemeenschappelijk uitvoerend agentschap. De Raad denkt evenwel, dat het communautair actieprogramma, zoals het nu is opgesteld, geen visualisering mogelijk maakt van de concreet geplande acties, en dat het veel onbekenden inhoudt, onder meer wat het globale toepassingsgebied van het voorstel betreft, het definiëren van ultieme doelstellingen, het inschatten van de nodige middelen, de uit te voeren acties… De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties vrezen dat de specifieke aspecten van de consumentenbescherming zullen verdrinken in het aspect ‘gezondheid’, en dat bijgevolg het consumentenbeleid in termen van budget stiefmoederlijk zal behandeld worden. Ze onderstrepen dat het consumentenbeleid veel nauwer verbonden met andere beleidsgebieden, zoals de interne markt, de mededinging, het economisch beleid, de landbouw, de handel, het energiebeleid… Ze verbazen zich erover dat de voedselveiligheid niet in het programma is opgenomen en afzonderlijk behandeld wordt, dit ondanks het belang ervan voor het beleid inzake de consumenten en hun gezondheid. Om een beter inzicht te krijgen in de consumenten en de markten, is de Raad van mening dat de communautaire onderzoeksprogramma zowel op de vraag als op het aanbod moeten gericht zijn. Wat dit punt betreft, stellen de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties voor een systeem in te voeren voor regelmatige observatie. Wat de betere regelgeving inzake consumentenbescherming betreft, zijn de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties geen voorstander van een maximale harmonisatie. Maar als het dan toch die richting blijkt uit te gaan, is het van belang dat die maximale harmonisatie een hoog niveau van bescherming kan bieden aan de consument. Ze moet ook flexibel genoeg zijn om mee te evolueren met de marktsituatie. Over het algemeen zijn de vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand gekant tegen de minimale harmonisatieclausules, waardoor de lidstaten strengere maatregelen kunnen aannemen die, bijgevolg, een remmend effect hebben op de grensoverschrijdende handel en op de juridische zekerheid voor de ondernemingen die hun producten of diensten binnen de Europese Unie wensen te verhandelen. De Commissie wenst een betere handhaving van de wetgeving, de monitoring en de verhaalsmiddelen. Volgens de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties kan dit streefdoel enkel bereikt worden door het invoeren van doeltreffende verhaalmiddelen voor de nationale en grensoverschrijdende transacties. Ze denken ook dat de alternatieve regelingsprocedures van geschillen-beslechting beter toegankelijk zouden moeten worden. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie en de middenstand vinden dat het communautair actieprogramma voorrang zou moeten geven aan de vereenvoudiging van het communautaire acquis op het gebied van de gezondheid en de bescherming van de consument. Deze vereenvoudiging moet in de richting van een verlichting van het wetgevend arsenaal gaan. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties zijn blij met de centrale plaats die de verbetering van de informatie en de educatie van de consument in het actieprogramma bekleedt, en onderstrepen dat hun organisaties een belangrijke rol kunnen spelen in het verbeteren van de voorlichting en de educatie van de consument.
26
RAAD VOOR HET VERBRUIK
De kosteloze borgtocht (RvV349) De Raad heeft een voorontwerp van wet inzake de kosteloze borgtocht onderzocht. Het voorontwerp heeft tot doel de borg een betere bescherming te bieden en er hierbij over te waken dat het voorgestelde nieuwe regime voldoende evenwichtig is en zowel de rechten en belangen van de schuldeiser als de wettelijke bescherming van de borg worden nageleefd. De belangrijkste punten ingevoerd door dit voorontwerp zijn de volgende: - de invoering in het Burgerlijk Wetboek van een nieuw hoofdstuk over de kosteloze borgtocht; - de borgtochtovereenkomst zou een afzonderlijke akte moeten uitmaken waarin specifieke vermeldingen zijn opgenomen om de borg te informeren over de draagwijdte van zijn verbintenis; - de verbintenis van de borg zou beperkt zijn qua duur en bedragen; - de verbintenis van de borg zou evenredig moeten zijn met zijn inkomsten en zijn vermogen; - de borgtochtovereenkomst zou vervallen met het overlijden van de borg; - de voorrechten van uitwinning en uitsplitsing zouden opnieuw gaan gelden en de borg zou zich niet meer hoofdelijk kunnen verbinden met de hoofdschuldenaar; De vertegenwoordigers van de productie en van de distributie stellen vast dat het onderzochte voorontwerp de lijst aanvult van andere teksten die de laatste jaren werden aangenomen, vooral in het kader van het consumentenkrediet, het faillissement en de collectieve schuldenregeling, met het oog op een betere bescherming van de natuurlijke persoon die zich kosteloos borg stelt. Uit het onderzoek van deze vertegenwoordigers blijkt dat deze initiatieven voor een overdreven bescherming zorgen, waardoor de borgtocht als waarborgmechanisme aan belang verliest en de toekomst ervan onzeker wordt. Wat de onderzochte tekst betreft, kunnen de vertegenwoordigers van de productie en van de distributie zich weliswaar aansluiten met bepaalde ideeën zoals de afzonderlijke akte of de evenredige verbintenis maar niet met maatregelen die leiden tot overdreven formalisme of die het inzetten van de borg bemoeilijken, in geval dat de hoofdschuldenaar in gebreke blijft. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties zijn tevreden met het voorontwerp van wet dat tegemoetkomt aan het grootste deel van hun eisen om de borg een betere bescherming te bieden. Zij menen dat de tekst de borgtocht weer complementair en subsidiair maakt ten aanzien van de verbintenis van de hoofdschuldenaar en de borg kwalitatieve informatie verleent zowel op het moment dat hij zijn verbintenis aangaat als tijdens de uitvoering van de overeenkomst. Zij menen verder nog dat met dit ontwerp de problematiek van de overdracht aan de erfgenamen van schulden ontstaan uit een borgtochtverbintenis aangegaan door de overleden schuldenaar, op geschikte wijze geregeld wordt. De vertegenwoordigers van de middenstand hebben gemengde gevoelens. Enerzijds vinden zij dat de voorgestelde bepalingen de strijd tegen sommige overdreven praktijken inzake borgtocht kunnen aanbinden, anderzijds vinden zij dan weer dat een te grote bescherming van de borg de toegang tot het krediet moeilijker zou kunnen maken voor bepaalde personen zoals jongeren die zich als zelfstandige willen vestigen.
De collectieve consumentenakkoorden (RvV350) Een voorontwerp van wet streeft ernaar een juridisch kader te scheppen waarin de collectieve consumentenakkoorden zouden kunnen worden afgesloten. Deze tekst bepaalt dat de professionelen en de consumentenorganisaties dwingende akkoorden kunnen afsluiten. Dit vraagstuk had al het voorwerp van twee adviezen uitgemaakt (advies nr. 253 van 20 december 2001 en advies nr. 304 van 25 september 2003). Aangezien in het eerste voorontwerp van wet enorm veel wijzigingen werden aangebracht, legt de Minister de Raad voor het Verbruik een nieuw voorontwerp van wet voor.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
27
Volgens de vertegenwoordigers van de productie, de distributie, de middenstand en de landbouw, is er binnen het huidige juridische bestel, niets dat de ondernemingsgroeperingen of de ondernemingen en de consumentenorganisaties zou kunnen beletten om op vrijwillige basis akkoorden af te sluiten, aanbevelingen te formuleren of codes uit te werken, zonder zich daarvoor in een strikt en dwingend keurslijf te moeten wringen. Het juridisch arsenaal inzake consumentenbeleid is al ingewikkeld en dwingend genoeg voor de ondernemingen. Het is belangrijk om een overreglementering te vermijden, want dat zou het concurrentievermogen van de Belgische ondernemingen zwaar in het gedrang brengen. Deze vertegenwoordigers vinden dat er niet veel ruimte wordt overgelaten voor een dergelijke vorm van reglementering; de lidstaten krijgen minder manoeuvreerruimte naarmate de Europese wetgever een grotere harmonisatie nastreeft (cf. de richtlijn inzake de oneerlijke handelspraktijken, krachtens dewelke de lidstaten geen nationale bepalingen mogen toepassen die restrictiever of strenger zijn dan de richtlijn). De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties sluiten zich volledig aan bij het principe om een wettelijk kader op te richten voor het afsluiten van collectieve consumentenakkoorden. Op dit ogenblik ontbreekt zulk kader. Op die manier zouden regels worden vastgelegd waaraan consumenten- en beroepsorganisaties zich te houden hebben bij het afsluiten van akkoorden die de consument aanbelangen. Het huidige wetsontwerp respecteert het basisprincipe van elke onderhandeling, namelijk dat het afsluiten van een akkoord enkel en alleen geldig is, wanneer de betrokken partijen ermee instemmen. Deze vertegenwoordigers herhalen dat op dit moment algemene criteria ontbreken waaraan de nieuwe vormen van regulering, waaronder de co-regulering, moeten voldoen. Bijgevolg, vindt men op het gebied van de autoregulering, nieuwe vormen van regulering die niet beantwoorden aan bepaalde essentiële voorwaarden inzake transparantie, toepassing, controle, sancties, publicatie,… Deze initiatieven creëren dan ook rechtsonzekerheid voor de consument. Het voorontwerp van wet betreffende de collectieve consumentenakkoorden geeft een concrete invulling van het begrip co-regulering, door regels vast te stellen waaraan een dergelijke regulering moet voldoen. Het moet bovendien ook voldoende garantie bieden aan alle partijen, zodat ze op voet van gelijkheid over dergelijke akkoorden kunnen onderhandelen. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie, de middenstand en de landbouw zijn geen voorstander van dit ontwerp. Toch moeten ze constateren dat het huidige voorontwerp belangrijke verbeteringen inhoudt, in vergelijking met de vorige tekst (vooral de vereiste van een unaniem standpunt). Het voorontwerp van wet integreert weliswaar een aantal bemerkingen die door deze vertegenwoordigers in advies nr. 304 werden geformuleerd, doch vertoont nog grote schaduwzijden, zoals de mogelijke interferenties tussen het voorgestelde systeem en het contractenrecht; de onduidelijkheden in verband met het binnen de Raad vereiste unanieme standpunt; de interpretatie van artikel 94 octies 3de lid (toepassingsgebied, juiste draagwijdte, « unilaterale » tekst). Ten slotte is er ook het steeds weer terugkerend probleem van de representativiteit van de consumentenorganisaties, wat een zware hypotheek legt op de leefbaarheid van het systeem zoals voorgesteld in het voorontwerp van wet. Dat systeem is namelijk gefundeerd op een effectieve representativiteit van de beroepsorganisaties en de consumentenorganisaties. Dit probleem, waarin men zich kan schikken zolang de Raad voor het Verbruik een adviesverlenend orgaan blijft, vormt hier een obstakel dat de Minister zeker niet mag negeren, vermits er in het systeem dat in het voorontwerp van wet wordt voorgesteld, niet alleen sprake is van adviesverlening, maar ook van het vastleggen van echte dwingende juridische normen. De vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties vinden het jammer dat de professionelen de representativiteit in twijfel trachten te trekken van de organisaties die de Raad voor het Verbruik samenstellen, en zich aldus verzetten tegen een wetsontwerp dat juist zijn bron vindt in datzelfde orgaan, dat al tientallen jaren hét overlegorgaan bij uitstek is. Door opnieuw de vraag van de representativiteit op tafel te gooien, brengen de professionelen de werking en de wetmatigheid van de Raad rechtstreeks in discussie, en bijgevolg ook hun deelname aan dit overleg.
28
RAAD VOOR HET VERBRUIK
IV. Bijlagen
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
29
30
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 1 LIJST VAN DE ADVIEZEN VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK SINDS ZIJN OPRICHTING
RVV 1 : Advies over de reclame inzake farmaceutische produkten (30 juni 1966). RVV 2 : Advies over de reglementering op de verkoop op afbetaling en de persoonlijke lening (11 juli 1966). RVV 3 : Advies over de reglementering op de verkoop op afbetaling en de persoonlijke lening (9 november 1967). RVV 4 : Advies over het ontwerp van koninklijk besluit, houdende wijziging van het stelsel van de verkoop op afbetaling en de persoonlijke lening (dagelijks bestuur van 4 april 1968). RVV 5 : Advies over de bepalingen van het ontwerp van wet betreffende de handelspraktijken (gezamenlijk aanbod van produkten of diensten) (15 februari 1970). RVV 6 : Advies over het ontwerp van wet betreffende de handelspraktijken, met uitzondering van de beschikkingen betreffende het gezamenlijk aanbod van produkten of diensten (4 september 1970). RVV 7 : Advies over de door de petroleummaatschappijen toegestane verkoop met premiën (3 december 1970). RVV 8 : Advies over het voorstel van wet tot instelling van een verplichte avondsluiting in handel, ambacht en dienstverlening (25 juni 1971). RVV 9 : Advies over bepaalde ontwerpen van koninklijk besluit getroffen in uitvoering van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken (I. Hoeveelheidsaanduiding; II. Prijsaanduiding) (9 juni 1972). RVV 10 : IDEM (III. Koninkljk besluit dat sommige afwijkingen voorziet op het verbod van de reizende verkopen) (10 oktober 1972). RVV 11 : Advies over de gebeurlijke invoering van de reclame in de B.R.T.-R.T.B. (23 februari 1973). RVV 12 : Advies betreffende de bedrijfscodes inzake loyale reclamepraktijken (23 februari 1973). RVV 13 : Advies over de wetgeving inzake cosmetische produkten (18 mei 1973). RVV 14 : Advies over de ontwerpen van koninklijk besluit getroffen in uitvoering van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken (IV.koninklijk besluit betreffende de hoeveelheidsaanduiding) (22 juni 1973). RVV 15 : Advies over het verzoek van de Belgische Nationale Federatie van het Bont, strekkende tot het bekomen van vrijstelling van de verplichting de prijs goed zichtbaar aan te duiden, als deze 35.000 F overtreft (22 juni 1973). RVV 16 : Advies : “De consument tegenover de bevoorrading in petroleumprodukten van de binnenlandse markt” (23 januari 1974). RVV 17 : Advies over de ontwerpen van koninklijk besluit getroffen in uitvoering van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken (koninklijk besluit betreffende prijs- en hoeveelheidsaanduiding - Eenheidsprijs) (27 september 1974). RVV 18 : Advies over de ontwerprichtlijn betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen van de lid-staten met betrekking tot de kwantitieve voorwaarden voor het in de handel brengen van bepaalde produkten in voorverpakkingen (29 november 1974).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
31
RVV 19 : Advies over de problemen veroorzaakt door de uitzending en/of de wederuitzending van handelsreclame door de kabeltelevisie (29 november 1974). RVV 20 : Advies over bepaalde ontwerpen van koninklijk besluit, getroffen in uitvoering van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken (VI.koninklijk besluit inzake de titels bedoeld in artikel 38.1 tot 3 van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken) (24 januari 1975). RVV 21 : Advies over de Institutionele Middelen voor een consumptiebeleid in België. I. Gedeeltelijk advies “Algemene Directie voor het Verbruik” (25 april 1975). RVV 22 : Advies over het ontwerp-voorstel voor een richtlijn van de Raad van de E.G. betreffende de onderlingen aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake de etikettering en presentatie van voor menselijke voeding bestemde produkten (10 juli 1975). RVV 23 : Advies over het wetsvoorstel VAN MECHELEN, tot instelling van een Nationaal Instituut voor de Verbrukers (10 juli 1975). RVV 24 : Advies over het verzoek van de Kamer der Belgische Antiquairs, strekkende tot het bekomen van vrijstelling van de verplichting om de prijs op een goed zichtbare wijze aan te duiden, ingeval van uitstalling tot verkoop (12 november 1975). RVV 25 : Advies over bepaalde ontwerpen van koninklijk besluit, getroffen in uitvoering van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken. (VII. koninklijk besluit betreffende de overetikettering van te koop aangeboden produkten) (12 november 1975). RVV 26 : Advies over bepaalde ontwerpen van koninklijk besluit, getroffen in uitvoering van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken (VIII.koninklijk besluit betreffende sommige modaliteiten van de hoeveelheidsaanduiding) (28 november 1975). RVV 27 : Advies over het wetsvoorstel DEGROEVE tot instelling van het ambt van Ombudsman voor de consument (28 november 1975). RVV 28 : Advies over de principes waarmee rekening zou kunnen gehouden worden bij de hervorming van de wet van 14 juli 1971 betreffende de Handelspraktijken (9 april 1976). RVV 29 : Advies over het wetsvoorstel DEGROEVE tot wijziging van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken - Bewijslast inzake reclame (9 april 1976). RVV 30 : Advies over het wetsontwerp tot regeling der verbruikerskredietovereenkomsten (30 juni 1976). RVV 31 : Gedeeltelijk advies betreffende het ontwerp van richtlijn, dat de richtlijn 75/106/E.E.G. wijzigt van de Raad van de E.G. van 19 december 1974 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake het voorverpakken naar volume van bepaalde vloeistoffen in voorverpakkingen met bepaalde inhoud (21 december 1976). RVV 32 : Advies over het voorstel van richtlijn van de Raad van de E.G. van 12 januari 1977 inzake de bescherming van de consument ten opzichte van overeenkomsten waarbij de onderhandelingen buiten bedrijfsruimten hebben plaatsgevonden (3 juni 1977). RVV 33 : Advies over uit edele metalen vervaardigde werkstukken (3 juni 1977). RVV 34 : Advies over de bestanddelen in bijlage V van de richtlijn van de Raad van de E.G. van 27 juli 1976 betreffende de onderlinge aanpassing van de wetgevingen der Lid-Staten inzake cosmetica (24 juni 1977). RVV 35 : Advies over de opvoeding van de verbruiker in de scholen (24 juni 1977). RVV 36 : Advies betreffende de aanpassing van bijlage III, punt 4 van het K.B. van 26 januari 1976 betreffende sommige modaliteiten van de aanduiding der hoeveelheid voor wat betreft “gevogelte en wild” (7 oktober 1977). RVV 37 : Advies over het wetsontwerp betreffende de huurovereenkomsten (11 april 1978).
32
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 38 : Advies over het gewicht van het brood (19 juni 1978). RVV 39 : Advies over een ontwerp van K.B. tot uitsluiting van sommige petroleumprodukten van de afwijkingen bepaald bij de artikelen 36,37, 38,1,2 en 4 van de wet van 14 juli 1971 betreffende de handelspraktijken (23 november 1978). RVV 40 : Advies over een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 14 juli 1971 : betreffende de handelpraktijken (28 september 1979). RVV 41 : Advies over een ontwerp-voorstel voor een richtlijn van de Raad inzake verzekeringsovereen komsten buiten bedrijfsruimten (30 mei 1979). RVV 42 : Advies over een ontwerp inzake het hotelwezen (28 september 1979). RVV 43 : Advies betreffende een voorstel voor een richtlijn van de Raad van de E.G. tot coördinatie van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen betreffende de verzekeringsovereenkomsten (17 december 1979). RVV 44 : Advies over de herziening van het statuut van de Raad voor het Verbruik (14 januari 1980). RVV 45 : Advies over de verbruiker ten opzichte van bepaalde aspecten van het energiebeleid (14 januari 1980). RVV 46 : Advies over de aanwending van stoffen met hormonale en antihormonale werking bij de vleesproduktie (21 april 1981). RVV 47 : Advies betreffende de geldautomaten (21 april 1981). RVV 48 : Advies over de informatieve etikettering van goederen (23 oktober 1981). RVV 49 : Advies over het nut van het oprichten van een Raad van Verbruikers (23 oktober 1981). RVV 50 : Advies betreffende het ontwerp van K.B. tot uitsluiting van de energieverwekkende produkten en sommige verwarmingsapparaten van de afwijkingen bepaald bij de artikels 37,3-5-6-7-8 en 38,2 van de wet van 14 juli 1971 op de handelspraktijken (19 februari 1982). RVV 51 : Advies over de gevolgen van het arrest “Cassis de Dijon” (19 februari 1982). RVV 52 : Advies betreffende het ontwerp van koninklijk besluit inzake de prijsaanduiding van goederen en diensten (10 juni 1982). RVV 53 : Advies inzake de automatisering en het gebruik van computers in de distributie : de scanning (10 juni 1982). RVV 54 : Advies over het probleem van de boekenprijs (10 december 1982). RVV 55 : Advies betreffende de gerechtelijke regeling der kleine geschillen (15 maart 1983). RVV 56 : Advies over een verzoek enerzijds met het oog op een wijziging in de opsomming van groepen van voorwerpen en van diensten, opgenomen in de reglementering betreffende verkoop en leningen op afbetaling en anderzijds met het oog op een wijziging van bepaalde terugbetalingstermijnen die hierop betrekking hebben (6 juli 1984). RVV 57 : Advies over het systeem toegepast door het organisme “Preventie en Veiligheid” in het kader van de strijd tegen de winkeldiefstal (21 december 1984). RVV 58 : Advies met betrekking tot een voorstel van richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen inzake verpakkingen van vloeibare levensmiddelen (25 januari 1985). RVV 59 : Advies met betrekking tot een normalisatiebeleid dat de verbruikers aanbelangt (20 december 1985). RVV 60 : Advies betreffende de Mededeling van de Commissie van de E.G. inzake de bezwarende bedingen in de met de verbruikers afgesloten contracten (20 december 1985).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
33
RVV 61 : Advies over het wetsontwerp betreffende de handelspraktijken en de informatie en de bescherming van de verbruiker (25 juni 1986). RVV 62 : Advies betreffende een voorstel tot oprichting te Brussel en eventueel in andere agglomeraties van een informatiecentrum inzake prijzen (25 juni 1986). RVV 63 : Advies m.b.t. het probleem van lastenpercentages inzake afbetalingskrediet (25 juni 1986). RVV 64 en RVV 65 : Advies m.b.t. het probleem inzake invoering van handelsreclame in de audiovisuele media (25 juni 1986 en 28 november 1986). RVV 66 : Advies betreffende de bepalingen toepasselijk op verkoop van nieuwe voertuigen (20 maart 1987). RVV 67 :Advies over het wetsvoorstel betreffende de toepassing van het Europese artikelnummeringssysteem (EAN-CODE) of streepjescode in de distributiebedrijven (2O maart 1987). RVV 68 : Advies m.b.t. de toepassingsmodaliteiten van een systeem van informatie over de prijzen op plaatselijk vlak (2 april 1987). RVV 69 : Advies betreffende de toepassingsmogelijkheden in ons land van de bepalingen die voorkomen in de Richtlijn van de Gemeenschapsraad met betrekking tot de aanpassing van de wettelijke, reglementaire en administratieve bepalingen van de Lidstaten inzake de aansprakelijkheid voor produkten met gebreken (9 juni 1987). RVV 70 : Advies m.b.t. een voorontwerp van koninklijk besluit houdende de reglementering van de tariefaanduiding in de hotels, restaurants en drankgelegenheden en gelijkaardige inrichtingen (15 oktober 1987). RVV 71 : Advies betreffende de duur van verzekeringscontracten (19 mei 1988). RVV 72 : Advies m.b.t. het probleem van de onderverzekering (19 mei 1988). RVV 73 : Advies over de algemene leveringsvoorwaarden van gas en elektriciteit in laagspanning (19 mei 1988). RVV 74 : Advies betreffende het evenwicht van de rechten en verplichtingen van de partijen in de verzekeringscontracten (29 juni 1988). RVV 75 : Advies betreffende de modaliteiten van een preventieve wetgeving aangaande de veiligheid van de verbruikers (29 juni 1988). RVV 76 : Bekrachtiging van het voorlopig advies goedgekeurd door het Dagelijks Bestuur. Dagelijks Bestuur : advies betreffende de reglementering van het verbruikerskrediet (10 maart 1989). RVV 77 : Advies m.b.t. het voorstel van de Minister van Economische Zaken om de lijst van diensten uit te breiden waarvan de financiering is onderworpen aan de toepassing van de wetgeving betreffende het verbruikerskrediet en om de lijst uit te breiden van de goederen en diensten waarvoor maximumtermijnen voor integrale betaling van de prijzen zijn vastgesteld (10 maart 1989). RVV 78 : Advies m.b.t. de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake solden en soldenperioden (10 maart 1989). RVV 79 : Advies betreffende een globale wetgeving van het verbruikskrediet (17 april 1989). RVV 80 : Advies betreffende een globale wetgeving van het verbruikskrediet. Hoofdstuk 11 : Aanpassing van de reglementering volgens de krediettypen (28 april en 19 mei 1989). RVV 81 : Advies m.b.t. de prijsaanduiding in de kapsalons (29 juni 1989). RVV 82 : Advies over een voorontwerp van wet betreffende de veiligheid van de verbruikers (29 juni 1989).
34
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 83 : Advies betreffende het principe en de modaliteiten i.v.m. de toepassing van minimale contractuele voorwaarden bij de verkoop van goederen of diensten aan de verbruiker in een bepaalde sector (29 juni 1989). RVV 84 : Advies betreffende de rol van de distributie inzake verzekeringen (14 november 1989). RVV 85 : Advies betreffende de algemene principes van een reglementering van de verkoop op afstand (14 november 1989). RVV 86 : Advies betreffende de kaarten en het elektronische geldverkeer (15 december 1989). RVV 87 : Advies betreffende een specifieke reglementering van tele-verkoop (23 maart 1990). RVV 88 : Advies betreffende een voorontwerp van koninklijk besluit m.b.t. de prijsaanduiding van produkten en diensten (23 maart 1990). RVV 89 : Advies over de veiligheid van de liften (29 juni 1990). RVV 90 : Advies over de mogelijkheden van een hervorming van de reglementering van het brood en andere bakkerijprodukten (29 juni 1990). RVV 91 : Advies over het voorontwerp van wet d.d. 10 mei 1990 tot uitbreiding van de bescherming van de gezinswoning (24 oktober 1990). RVV 92 : Advies over de socio-economische gevolgen van een totaal verbod van reclame voor tabak (19 november 1990). RVV 93 : Advies over het nieuwe verzoek van de Belgische Federatie van het Bont en Kleinvel strekkende tot het bekomen van vrijstelling van de verplichting om de prijs goed zichtbaar aan te duiden als deze de 35.000 FR overschrijdt (19 november 1990). RVV 94 : Advies m.b.t. de oprichting van een geschillencommissie binnen de financiële sector (3 december 1990). RVV 95 : Advies “Europa 1992” over het voorstel van richtlijn van de E.G.-Raad m.b.t. de algemene veiligheid van produkten (3 december 1990). RVV 96 : Advies “Europa 1992” m.b.t. het voorstel van richtlijn van de E.G.-Raad m.b.t. de onrechtmatige bedingen in de met de verbruikers afgesloten contracten (3 december 1990). RVV 97 : Advies over de hervorming van de wetgeving m.b.t. de hypothecaire lening (13 mei 1991). RVV 98 : Advies over het ontwerp van voorstel van Europese richtlijn m.b.t. de vergelijkende reclame (13 mei 1991). RVV 99 : Advies over de aanhangigmaking van de vrederechter bij verzoekschrift (13 mei 1991). RVV 100 : Advies betreffende de oprichting van een commissie voor onrechtmatige bedingen en een commissie van de code voor milieureclame, voorzien in het wetsontwerp betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de verbruiker (13 mei 1991). RVV 101 : Advies inzake de aanduiding van de banktarieven (21 juni 1991). RVV 102 : Advies over de fiscaliteit van de verzekering (5 juli 1991). RVV 103 : Advies over de algemene voorwaarden inzake watervoorziening voor huishoudelijk gebruik (5 juli 1991). RVV 104 : Advies m.b.t. het voorstel van richtlijn van de Raad van de E.G. over de aansprakelijkheid van de dienstverlener (5 juli 1991). RVV 105 : Advies over het voorontwerp van wet betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten (5 juli 1991).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
35
RVV 106 : Advies over ontwerpen van koninklijke besluiten betreffende enerzijds de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet en anderzijds de uitbetaling van de commissie van de kredietbemiddelaars inzake consumentenkrediet (30 september 1991). RVV 107 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit houdende de oprichting van een commissie voor milieureclame en van een raad voor het ecolabel (14 november 1991). RVV 108 : Advies over het ontwerp van koninklijk besluit m.b.t. het risico dat voortvloeit uit het verlies of de diefstal van de titel of van de kredietkaart (14 november 1991). RVV 109 : Advies over het ontwerp van beslissing van de E.G.-Commissie betreffende de oprichting van een adviescomité inzake veiligheid van produkten en diensten (14 november 1991). RVV 110 : Advies over het voorstel van verordening van de E.G.-Raad m.b.t. een gemeenschapssysteem voor toekenning van een ecolabel (14 november 1991). RVV 111 : Advies over het probleem gesteld door de opname van de verzendingskosten in de prijsaanduiding van produkten verkocht op afstand en over de bijzondere modaliteiten inzake de bedenktijd die van toepassing is op sommige van deze produkten (17 februari 1992). RVV 112 : Advies betreffende het koninklijk besluit houdende aanduiding van de diensten aangeboden in de financiële sector die een geheel vormen (19 maart 1992). RVV 113 : Advies m.b.t. de verbetering van de gerechtelijke regeling van kleine geschillen (29 juni 1992). RVV 114 : Advies over het voorstel van wet tot regeling van de makelaardij in onroerende goederen (29 juni 1992). RVV 115 : Advies m.b.t. de structuur en de werking van de Raad voor het Verbruik (29 juni 1992). RVV 116 : Advies m.b.t. de wettelijke en reglementaire bepalingen inzake solden en soldenperiodes (19 oktober 1992). RVV 117 : Advies betreffende de ecotaksen (12 januari 1993). RVV 118 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging en aanvulling van het koninklijk besluit d.d. 4 augustus 1992 betreffende de kosten, renten, duur en terugbetalingsmodaliteiten van het consumptiekrediet, met het oog op de vaststelling van de maximum jaarlijkse kostenpercentages (22 maart 1993). RVV 119 : Advies over het voorstel van wet tot vaststelling van een vaste boekenprijs (2 juli 1993). RVV 120 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de tariefaanduiding van de financiële diensten (2 juli 1993). RVV 121 : Advies betreffende het voorstel van richtlijn inzake vanop afstand afgesloten overeenkomsten (2 juli 1993). RVV 122 : Advies van het Dagelijks Bestuur van de Raad inzake het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 52, 53 en 68 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (30 september 1993). RVV 122 BIS : Advies inzake het wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 52, 53 en 68 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (20 december 1993). RVV 123 : Advies betreffende de begeleidende maatregelen tot verbetering van de toepassing van het consumentenrecht (20 december 1993). RVV 124 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het vullen, de distributie en de etikettering van flessen met vloeibaar gemaakt petroleumgas (20 december 1993).
36
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 125 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot aanwijziging van de artikelen die niet van toepassing zijn op bepaalde soorten van krediet, bedoeld in artikel 3, § 3 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (20 december 1993). RVV 126 : Advies betreffende een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging en aanvulling van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetali ngsmodaliteiten, met het oog op de vaststelling van de maximale jaarlijkse kostenpercentages (1 maart 1994). RVV 127 : Advies inzake overmatige schuldenlast van de gezinnen (18 mei 1994). RVV 128 : Advies inzake een voorstel tot reglementering betreffende de prijsaanduiding van de diensten aangeboden door fotografen (5 juli 1994). RVV 129 : Advies inzake een ontwerp van koninklijk besluit houdende reglementering van de verkoopsbenamingen van visserijprodukten en verwerkte visserijprodukten (5 juli 1994). RVV 130 : Advies inzake twee ontwerpen van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet, met het oog op de vaststelling van de jaarlijkse maximale kostenpercentages (17 november 1994). RVV 131 : Advies betreffende de reglementering inzake sperperiodes en solden (17 november 1994). RVV 132 : Advies over een wetsontwerp tot wijziging van de artikelen 31,32, 33, 86, 89 en 105 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument en waarbij een artikel 85bis wordt ingelast (17 november 1994). RVV 133 : Advies inzake een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu (21 december 1994). RVV 134 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet met het oog op de vaststelling van de maximum jaarlijkse kostenpercentages (9 maart 1995). RVV 135 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende batterijen en accu’s die sommige gevaarlijke stoffen bevatten (9 maart 1995). RVV 136 : Advies betreffende het misbruik van zwakheid van de consument (ontwerp van wet tot wijziging van de artikels 31, 32, 33, 86, 89 en 105 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en de bescherming van de consument en tot invoeging van een artikel 85 bis (9 maart 1995). RVV 137 : Advies betreffende de centrales voor krediet aan particulieren - zogenaamde “negatieve” centrales (9 maart 1995). RVV 138 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit houdende reglementering van sommige in de sector “schoeisel” gebruikte benamingen (9 maart 1995). RVV 139 : Advies over 4 ontwerpen van koninklijk besluit met betrekking tot de benamingen en kenmerken van benzines, gasoil-diesel, lpg en lampolie (9 maart 1995). RVV 140 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit met betrekking tot de benamingen en kenmerken van commercieel propaan en van commercieel butaan (29 juni 1995). RVV 141 : Advies inzake een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de informatie, door middel van etikettering, over het energieverbruik van in de huishouding gebruikte apparaten en een ontwerp van ministerieel besluit houdende de toepassing op electrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan, van het voornoemd koninklijk besluit (29 juni 1995).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
37
RVV 142 : Advies inzake een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de rendementseisen voor nieuwe olie - en gasgestookte centrale - verwarmingsketels, en een ontwerp van ministerieel besluit tot vaststelling van de voorwaarden tot erkenning van de instanties en van de laboratoria bedoeld bij het voornoemd koninklijk besluit (29 juni 1995). RVV 143 : Advies inzake een voorstel van richtlijn van het Europese parlement en van de raad inzake grensoverschrijdende credit-overschrijvingen (29 juni 1995). RVV 144 : Advies inzake een eventuele positieve centrale voor krediet aan particulieren (29 juni 1995). RVV 145 : Advies betreffende de benaming “Latex” in de verfsector (koninklijk besluit van 2 mei 1962 houdende de reglementering van de benaming “Latex) (14 juni 1996). RVV 146 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalings-modaliteiten van het consumentenkrediet met het oog op de vaststelling van de maximum jaarlijkse kostenpercentages (14 juni 1996). RVV 147 : Advies betreffende tele-verkoop (14 juni 1996). RVV 148 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (asbest) (14 juni 1996). RVV 149 : Advies betreffende time-sharing (14 juni 1996). RVV 150 : Advies betreffende een verzoek van de N.V. Douwe Egberts in het kader van art.7 van het K.B. van 14.O4.1975 inzake de titels bedoeld in art. 38, 1 tot 3, van de wet van 14.07.1971 (nog steeds van kracht in het kader van de wet van 14.07.1991) (19 juni 1996). RVV 151 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugsbetalings-modaliteiten van het consumentenkrediet (18 oktober 1996). RVV 152 : Advies over een wetsvoorstel betreffende de valutadata van de bankverrichtingen (18 oktober 1996). RVV 153 : Advies over een voorontwerp van wet betreffende produktnormen ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid en ter bevordering van duurzame produktie- en consumptiepatronen (18 oktober 1996). DB-RVV 154 : Advies van het Dagelijks Bestuur over de continuteit van de overeenkomsten ingevolge de invoering van de Euro (20 november 1996). DB-RVV 155 : Advies van het Dagelijks Bestuur betreffende het voorstel voor een richtlijn inzake voor menselijke voeding bestemde cacao- en chocoladeproducten (20 november 1996). DB-RVV 155 BIS : Aanvullend advies van het Dagelijks Bestuur betreffende het voorstel voor richtlijn inzake voor menselijke voeding bestemde cacao- en chocoladeproducten - impact op de cacao producerende landen (11 december 1996). RVV 154 : Advies over de continuïteit van de overeenkomsten ingevolge de invoering van de Euro (31 januari 1997). RVV 155 : Advies betreffende het voorstel voor een richtlijn inzake voor menselijke voeding bestemde cacao- en chocoladeproducten (31 januari 1997). RVV 156 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit, het Koninklijk Besluit van 23 maart 1995 wijzigend, betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten (31 januari 1997). RVV 157 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalings-modaliteiten van het consumentenkrediet met het oog op de vaststelling van de maximum jaarlijkse kostenpercentages (31 januari 1997).
38
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 158 : Advies over de “Euro” muntstukken (31 januari 1997). RVV 159 : Advies betreffende een wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument over de beteugeling van voorbarige reclame (17 maart 1997). RVV 160 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende drankwater en autonome waterdistributie-apparaten (17 maart 1997). RVV 161 : Advies over de informatie en de aanduiding van de prijzen in het kader van de overgang naar de eenheidsmunt (6 mei 1997). RVV 162 : Advies over een voorontwerp van Koninklijk Besluit houdende bepaling van de vermeldingen die op het bewijsstuk moeten voorkomen bij de verkoop van diensten (10 juli 1997). RVV 163 : Advies over de algemene problematiek van het rundvlees, van de productie tot het verbruik (10 juli 1997). RVV 164 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de registratie door de Nationale Bank van België van kredietovereenkomsten inzake consumentenkrediet en van wanbetalingen inzake consumentenkrediet en hypothecair krediet (10 juli 1997). RVV 165 : Advies over een charter inzake een basisbankdienst, opgesteld door de Belgische Vereniging van Banken (10 juli 1997). RVV 166 : Advies over de periode van dubbele omloop van de munten naar aanleiding van de overgangsfase naar de Euro (24 oktober 1997). RVV 167 : Advies inzake een voorontwerp van Koninklijk Besluit waarbij sommige bepalingen van de wet betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, van toepassing worden verklaard op financiële instrumenten en op effecten en waarden (24 oktober 1997). RVV 168 : Advies over vier ontwerpen van ministeriële besluiten, houdende de toepassing van het Koninklijk Besluit van 10 november 1996 wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke wasdroogcombinaties, elektrische droogtrommels, wasmachines en afwasmachines betreft (24 oktober 1997). RVV 169 : Advies over een voorstel voor een Richtlijn betreffende de verkoop en de waarborgen van consumptiegoederen (24 oktober 1997). RVV 170 : Advies over een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet (16 december 1997). RVV 171 : Advies over artikel 2 van het Koninklijk Besluit, houdende wijziging van het Koninklijk Besluit van 23 maart 1995 met betrekking tot de prijsaanduiding van de homogene financiële diensten (16 december 1997). RVV 172 : Advies over aanpassingsvoorstellen van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (6 januari 1998). RVV 173 : Advies betreffende de modaliteiten van een vrijwillige dubbele prijsaanduiding in BEF en in EURO gedurende de overgangsperiode (4 februari 1998). RVV 174 : Advies over een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet en tot wijziging van de wet van 13 april 1995 tot wijziging van de wet van 4 augustus 1992 op het hypothecair krediet (ontwerp geamendeerd door de Senaat en teruggestuurd naar de Kamer van Volksvertegenwoordigers) (4 februari 1998). RVV 175 : Advies over de informatie en de opvoeding van de verbruiker (22 april 1998).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
39
RVV 176 : Advies over een voorontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de normen voor de energie-efficiëntie van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan (22 april 1999). RVV 177 : Advies over een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 betreffende het consumentenkrediet (22 april 1999). RVV 178 : Advies over wetsvoorstel tot wijziging van de rechtspleging betreffende het toestaan van betalingsfaciliteiten inzake consumentenkrediet (doc. Senaat nr. 27/1 van 27 juni 1995) (2 juli 1998). RVV 179 : Advies over wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (doc.Senaat nr 540/1 van 17.02.97 geamendeerd door het nr 540/2 van 19.11.97 en door het nr 540/3 van 20.01.98) (2 juli 1998). RVV 180 : Advies inzake het voorstel van wet betreffende het toegelaten debetbedrag en de toegelaten debetrente op bankrekeningen (doc.Senaat nr872/1 van 06.02.1998) (2 juli 1998). RVV 181 : Advies over artikel 6 van de wet van 10 juli 1997 betreffende de valutadatum van bankverrichtingen (2 juli 1998). RVV 182 : Advies over een voorontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (2 juli 1998). RVV 183 : Advies over een voorontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de etikettering van rundvlees en rundvleesproducten (4 november 1998). RVV 184 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu (4 november 1998). RVV 185 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 17 van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet (19 november 1998). RVV 186 : Advies betreffende een voorontwerp van wet “houdende oprichting van een centraal bestand van berichten van beslag, delegatie en overdracht, alsook tot wijziging van sommige bepalingen van het Gerechtelijk Wetboek” (4 november 1998). RVV 187 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de aanduiding van commissielonen op het wisselen van munteenheden van de eurozone tijdens de overgangsperiode (4 november 1998). RVV 188 : Advies over de toevoeging bij de facturen van twee overschrijvingsformulieren, een in franken en een in euro (15 januari 1999). RVV 189 : Advies over een ontwerp van Ministerieel Besluit betreffende de vermelding van het energieverbruik van huishoudelijke apparaten en andere hulpbronnen, via de etikettering, wat betreft de huishoudelijke lampen (15 januari 1999). RVV 190 : Advies over voorstellen, met oog op de bestrijding en tot afremming van het fenomeen van consumentenbedrog (15 januari 1999). RVV 191 : Advies over de algemene gedragsregels die tijdens de overgangsperiode van toepassing zijn (15 januari 1999). RVV 192 : Advies over de gedragsregels van toepassing in de handelssector gedurende de overgangsperiode naar de euro (15 januari 1999). RVV 193 : Advies over de uitbreiding , tot het geheel van munten, van de regel van de afzonderlijke aanduiding van commissielonen, van toepassing op de omzetverrichtingen van biljetten van de eurozone (15 januari 1999). RVV 194 : Advies over een voorontwerp van koninklijk besluit betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen (15 januari 1999).
40
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 195 : Advies over een voorontwerp van koninklijk besluit betreffende natuurlijk mineraal water en bronwater (15 januari 1999). RVV 196 : Advies over een wetsontwerp tot wijziging van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichtingen bescherming van de consument.”transacties uitgevoerd met instrumenten voor de elektronische overmaking van geldmiddelen” (15 januari 1999). RVV 197 : Advies over het voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 30 juni 1996 betreffende de prijsaanduiding van producten en diensten en de bestelbon (3 juni 1999). RVV 198 : Advies over een wetsvoorstel houdende het verbod op bepaalde vormen van invordering van schulden tegen betaling (5 maart 1999). RVV 199 : Advies over de evaluatie van het charter opgesteld door de belgische vereniging van banken inzake een basis-bankdienst (3 juni 1999). RVV 200 : Advies over de hypothese van het verbod of van nieuwe maatregelen ter beperking van de huis-aan-huis verkoop (5 maart 1999). RVV 201 : Advies over het wetsontwerp betreffende de organisatie van de elektriciteitsmarkt (5 maart 1999). RVV 202 : Advies over de waarnemingsposten voor de overschakeling op de euro (3 juni 1999). RVV 203 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit houdende bepaling van productnormen voor verpakkingen (5 maart 1999). RVV 204 : Advies over een K.B. tot wijziging van het K.B. van 5 oktober 1998 tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (3 juni 1999). RVV 205 : Advies over het voorstel voor een richtlijn van het Europees Parlement en de Raad betreffende bepaalde juridische aspecten van de elektronische handel in de interne markt (3 juni 1999). RVV 206 : Advies over de aangewezen middelen om de belemmeringen van het vrije verkeer van commerciële communicaties inzake kortingen te beperken (26 oktober 1999). RVV 207 : Advies over 3 ontwerpen van Koninklijke besluiten: - ontwerp van Koninklijk besluit tot wijziging van het K.B. van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan; - ontwerp van Koninklijk besluit tot wijziging van het K.B. van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu. (aanpassing van de bijlagen III en VI aan de vooruitgang van de techniek); - ontwerp van Koninklijk besluit tot wijziging van het K.B. van 24 mei 1982, houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu. (aanpassing van de bijlagen I en V aan de vooruitgang van de techniek) (26 oktober 1999). RVV 208 : Advies over 2 ontwerpen van koninklijke besluiten: - K.B. tot vervanging van het K.B. van 26 september 1997 tot vervanging van het K.B. van 21 februari 1992 tot vervanging van het K.B. van 22 september 1986 betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen; - K.B. tot vervanging van het K.B. van 28 oktober 1996 tot vervanging van het K.B. van 19 oktober 1988 betreffende de benaming, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasoliediesel voor wegvoertuigen (26 oktober 1999). RVV 209 : Advies over het K.B. tot wijziging van het K.B. van 17 maart 1997 inzake batterijen en accu’s die gevaarlijke stoffen bevatten en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juni 1993 betreffende de batterijen en accu’s die bepaalde gevaarlijke stoffen bevatten (26 oktober 1999).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
41
RVV 209 BIS : Bijkomend advies over het K.B. tot wijziging van het K.B. van 17 maart 1997 inzake batterijen en accu’s die gevaarlijke stoffen bevatten en van het besluit van de Brusselse Hoofdstedelijke Regering van 17 juni 1993 betreffende de batterijen en accu’s die bepaalde gevaarlijke stoffen bevatten (9 december 1999). RVV 210 : Advies over het ontwerp van K.B. houdende verbod van het op de markt brengen van bepaalde producten die kortketenige gechloreerde paraffinen bevatten (26 oktober 1999). RVV 211 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het op de markt brengen van biociden (9 december 1999). RVV 212 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het door huishoudelijke apparaten voortgebrachte luchtgeluid (26 oktober 1999). RVV 213 : Advies over de dubbele omloopperiode van stukken en biljetten in franken en in euro (26 oktober 1999). RVV 214 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit ter omzetting van artikel 5 van de richtlijn 96/63/EG van het Europees Parlement en van de Raad van de Europese Unie van 20 december 1994 betreffende de beheersing van de uitstoot van vluchtige organische stoffen (VOS) als gevolg van de opslag van benzine en de distributie van benzine vanaf terminals naar benzinestations (9 december 1999). RVV 215 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit houdende uitvoering van artikel 83 § 1, 3°, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (9 december 1999). RVV 216 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 februari 1996 tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (22 februari 2000). RVV 217 : Advies over de opportuniteit om maatregelen te treffen zodat geen reclame meer in de brievenbussen gedeponeerd wordt voorzien van de melding “geen reclame a.u.b.” (06 april 2000). RVV 218 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet (06 april 2000). RVV 219 : (NIET TOEGEKEND). RVV 220 : Advies over de opportuniteit van een reglementering van de duur van de publiciteitscampagnes rond de feestdagen van Pasen, Sinterklaas en Kerstmis (27 juni 2000). RVV 221 : Advies over de materies, met betrekking tot de commerciële communicaties, welke een Europese harmonisatie behoeven, en die voor welke daarentegen het principe van de wederzijdse erkenning moet overwogen worden (27 juni 2000). RVV 222 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu (27 mei 2000). RVV 223 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit met betrekking tot de omzetting van de richtlijn 98/98/EG van de Europese Commissie van 15 december 1998 tot vijfentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van Richtlijn 67/548/EEG van de Raad betreffende de aanpassing van de wettelijke en bestuursrechtelijke bepalingen inzake de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke stoffen (27 mei 2000). RVV 224 : Advies over een wetsvoorstel tot aanvulling van de wet van 22 januari 1945 betreffende de economische reglementering en de prijzen, met een artikel 2bis, betreffende de tarifering van sommige financiële diensten (doc. Kamer nr 50-0208/001 van 29 oktober 1999) (27 juni 2000). RVV 225 : Advies over de uitvoering van de liberalisering van de elektriciteitssector (27 juni 2000). RVV 226 : (NIET TOEGEKEND). 42
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 227 : Advies over de opportuniteit om de huidige solden reglementering te wijzigen (27 juni 2000). RVV 228 : Advies over drie ontwerpen van Koninklijke Besluiten ter realisatie van de omzetting naar Belgisch recht van de Richtlijn 1999/32/EG van de Raad van 26 april 1999 betreffende een vermindering van het zwavelgehalte van bepaalde vloeibare brandstoffen en tot wijziging van de Richtlijn 93/12/EEG (18 december 2000). RVV 229 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (Asbest) (18 december 2000). RVV 230 : Advies over het wetsvoorstel van Mevrouw De Meyer van 28 februari 2000 (Doc. Kamer 0479/00) tot instelling van een klachtencommissie bij de Raad voor het Verbruik (18 december 2000). RVV 231 : Advies over de Web trader Code, gedragscode voor de elektronische handel, van TestAankoop (18 december 2000). RVV 232 : Advies over voorstellen tot wijziging van de beschikkingen van het gezamenlijk aanbod (30 januari 2001). RVV 233 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende consumptie-ijs (18 december 2000). RVV 234 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende extracten van koffie en extracten van cichorei en tot wijziging van het koninklijk besluit van 5 maart 1987 betreffende koffie, koffieextracten en koffiesurrogaten (18 december 2000). RVV 235 : Advies over het wetsvoorstel tot wijziging van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, met het oog op de beteugeling van sommige reclamepraktijken (doc. Kamer 0890/001 van 10 oktober 2000) (30 januari 2001). RVV 236 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan (18 december 2000). RVV 237 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mensen of voor zijn leefmilieu (Richtlijn 2000/32/EG van de Commissie van 19 mei 2000 tot zesentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van richtlijn 67/548/EEG van de Raad) (18 december 2000). RVV 238 : Advies over de voorbereiding van de laatste fase van de overgang naar de euro (30 januari 2001). RVV 239 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot opheffing van het koninklijk besluit van 9 juni 1999 betreffende de etikettering van het rundvlees en van de rundvleesproducten (30 januari 2001). RVV 240 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu (Richtlijn 2000/33/EG van de Commissie van 25 april 2000 tot zevenentwintigste aanpassing aan de vooruitgang van de techniek van richtlijn 67/548/EEG van de Raad (18 december 2000). RVV 241 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende het beschikbaar stellen van informatie over nieuwe personenauto’s om de consumenten te informeren over het brandstofverbruik en de CO2 uitstoot bij de verbranding (30 januari 2001). RVV 242 : Advies over het koninklijk besluit houdende het verbod van het op de markt brengen van fosfaathoudende textielwasmiddelen bestemd voor huishoudelijk gebruik (27 juni 2001).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
43
RVV 243 : Advies over het probleem van marketingsystemen waarbij valse schaarste wordt gecreëerd (29 maart 2001). RVV 244 : Advies over een ontwerp van wet betreffende de intracommunautaire vorderingen tot staking op het gebied van de bescherming van de consumentenbelangen (29 maart 2001). RVV 245 : Advies over het K.B. tot wijziging van het K.B. van 20 maart 2000 tot vervanging van het K.B. van 28 oktober 1996 betreffende de benamingen, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie-diesel voor wegvoertuigen (GEEN ADVIES – BRIEF). RVV 246 : Advies over het K.B. tot wijziging van het K.B. van 20 maart 2000 tot vervanging van het K.B. van 26 september 1997 betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen (GEEN ADVIES – BRIEF). RVV 247 : Advies over het wetsvoorstel van Mevrouw Simonne Creyf van 13 oktober 1999 (Doc. Kamer 0155/001) betreffende de commissies voor de buitengerechtelijke regeling van consumentengeschillen (27 juni 2001). RVV 248 : Advies over een aanpassing van de verbintenissen opgenomen in de gedragscode van het « eurolabel » (27 juni 2001). RVV 249 : Evaluatierapport van de sperperiode rond de kinderfeesten (27 juni 2001). RVV 250 : Advies over het wetsvoorstel betreffende de reclame voor motorvoertuigen (27 juni 2001). RVV 251 : Advies over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende consumptie-ijs (27 juni 2001). RVV 252 : Advies over het ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 2 september 1985 betreffende brood en andere bakkerijproducten (27 juni 2001). RVV 253 : Advies over collectieve consumentenovereenkomsten (20 december 2001). RVV 254 : Advies over nieuwe vormen van reglementering (18 oktober 2001). RVV 255 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit inzake de energierendementseisen voor voorschakelapparaten voor fluorescentielampen (18 oktober 2001). RVV 256 : Advies over een ontwerp van Koninklijk besluit tot regeling van de Centrale voor Kredieten aan Particulieren (18 oktober 2001). RVV 257 : Advies over de mededeling van de Europese Commissie aan de Raad en het Europees Parlement betreffende het Europees verbintenissenrecht (18 oktober 2001). RVV 258 : Advies over het voorontwerp van Koninklijk Besluit inzake papier (18 oktober 2001). RVV 259 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit houdende afwijking op de prijsaanduiding in frank (18 oktober 2001). RVV 260 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit houdende een verbod op de publiciteit voor elektrische verwarming (20 december 2001). RVV 261 : Advies over het voorstel voor een Verordening van het Europees Parlement en de Raad betreffende de verkoopbevordering in de interne markt (28 januari 2002). RVV 262 : Advies over het ontwerp van wet houdende aanvulling van het Burgelijk Wetboek inzake verkoop teneinde de consumenten te beschermen (28 januari 2002). RVV 263 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het geluidsafgiftevermogen van materieel voor gebruik buitenshuis (28 januari 2002). RVV 264 : Advies over het voorstel van het Nationaal Verbond Der Haarkappers voor een wijziging van de bijlagen van het Koninklijk Besluit van 2 maart 1992 betreffende de prijsaanduiding van kappersdiensten (28 maart 2002).
44
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 265 : Advies over een ontwerp van K.B. houdende de facturatie van elektriciteit en gas (28 maart 2002). RVV 266 : Advies over het Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie (28 maart 2002). RVV 267 : Advies over de basis-bankdienst (evaluatie van het charter inzake een basis-bankdienst en wettelijke initiatieven ter zake) (28 maart 2002). RVV 268 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 24 mei 1982 houdende reglementering van het in de handel brengen van stoffen die gevaarlijk kunnen zijn voor de mens of voor zijn leefmilieu (13 juni 2002). RVV 269 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 11 januari 1993 tot regeling van de indeling, de verpakking en het kenmerken van gevaarlijke preparaten met het oog op het op de markt brengen of het gebruik ervan (13 juni 2002). RVV 270 : Advies over het voorontwerp van Wet tot wijziging van de wet van 21 december 1998 betreffende de productnormen ter bevordering van duurzame productie- en consumptiepatronen en ter bescherming van het leefmilieu en de volksgezondheid (13 juni 2002). RVV 271 : Advies - Tweede evaluatierapport van de sperperiode rond de kinderfeesten (13 juni 2002). RVV 272 : Advies over het Federaal richtplan in hoofdlijnen inzake Productbeleid en Milieu van de Federale Diensten voor het Leefmilieu (13 juni 2002). RVV 273 : Advies over het ontwerp van K.B. betreffende reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in decoratieve verven en vernissen voor professioneel en niet-professioneel gebruik (13 juni 2002). RVV 274 : Advies over het ontwerp van K.B. betreffende reductie van het gehalte aan vluchtige organische stoffen in producten bestemd voor het overspuiten van voertuigen (13 juni 2002). RVV 275 : Advies over het ontwerp van K.B. inzake cacao-en chocoladeproducten voor menselijke consumptie (13 juni 2002). RVV 276 : Advies over het ontwerp van K.B. tot regeling van de NOx en CO-emissieniveaus voor de olie- en gasgestookte centrale verwarmingsketels, luchterwarmers en branders, met een nominale belasting gelijk aan of lager dan 300 kW (13 juni 2002). RVV 277 : Advies over een ontwerp van K.B. houdende de facturatie van steenkool en gasolie voor verwarming (13 juni 2002). RVV 278 : Advies Over het ontwerp van K.B. tot vervanging van het K.B. van 7 maart 2001 betreffende de benaming, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie voor verwarming (13 juni 2002). RVV 279 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 5 oktober 1998 tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (13 juni 2002). RVV 280 : Advies over de bescherming van de inkomsten, onderhevig aan beslag of overdracht, wanneer deze gestort worden op een bankrekening (4december 2002). RVV 281 : Advies over de prijsaanduiding in de apotheken (4december 2002). RVV 282 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit tot vaststelling van bepaalde reeksen van nominale hoeveelheden en tot regeling van de aanduiding van hoeveelheden voor bepaalde voorverpakte producten (4december 2002). RVV 283 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 25 februari 1996 tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (19 november 2002).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
45
RVV 284 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 25 maart 1999 houdende bepaling van productnormen voor verpakkingen (19 november 2002). RVV 285 : Advies over over een ontwerp van M.B. houdende de toepassing van het K.B. van 10 november 1996 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen via de etikettering en in de standaardproductinformatie van huishoudelijke apparaten wat de etikettering van het energieverbruik van airconditioners voor huishoudelijk gebruik betreft (19 november 2002). RVV 286 : Advies over een ontwerp van M.B. houdende de toepassing van het K.B. van 10 november 1996 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen via de etikettering en in de standaardproductinformatie van huishoudelijke apparaten wat de etikettering van het energieverbruik van elektrische ovens voor huishoudelijk gebruik betreft (19 november 2002). RVV 287 : Advies over de follow-up van het Groenboek over de consumentenbescherming in de Europese Unie (4 december 2002). RVV 288 : Advies over een ontwerp tot wijziging van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, wat betreft het beeld van de vrouw in de publiciteit (4 december 2002). RVV 289 : Advies over het ontwerp van K.B. houdende preventieve en andere maatregelen ter beperking van de milieuverontreiniging door voertuigen en ter bevordering van een duurzame productiewijze van voertuigen (4 december 2002). RVV 290 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 3 februari 1999 betreffende de bescherming van de atmosfeer tegen de uitstoot van gassen en deeltjes door niet voor de weg bestemde mobiele machines (4 december 2002). RVV 291 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 20.03.2000 tot vervanging van het K.B. van 26.09.1997 betreffende de benaming, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen (4 december 2002). RVV 292 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (gechloreerde paraffines) (24 januari 2003). RVV 293 : Advies over de behandeling van klachten/geschillen voor de bankdiensten-krediet-beleggingen (19 juni 2003). RVV 294 : Advies houdende de evaluatie van de aanbevelingen “reclame rond kinderfeesten” (19.06.2003). RVV 295 : Advies over het voorontwerp van het Federaal richtplan inzake Productbeleid en Milieu (2003-2005) van de Federale Diensten voor het Leefmilieu (4.03.2003). RVV 296 : Advies over het ontwerp van K.B. betreffende de bereiding en het op de markt brengen van voor menselijke voeding bestemde vruchtenjam of –confituur, vruchtengelei, vruchtenmarmelade, kastanjepasta en smeerbare vruchtensiroop (16.03.2003). RVV 297 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen (16.03.2003). RVV 298 : Advies over het ontwerp van K.B. betreffende vruchtensappen, vruchtennectars, groentensappen en bepaalde soortgelijke producten (4.04.2003). RVV 299 : Advies over het ontwerp van K.B. inzake honing (7.04.2003). RVV 300 : Advies over het ontwerp van K.B. betreffende suikers (7.04.2003). RVV 301 : Advies over het ontwerp van K.B. betreffende voor menselijke voeding bestemde, geheel of gedeeltelijk gedehydrateerde verduurzaamde melk (7.04.2003).
46
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 302 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit houdende bepaalde uitvoeringsmaatregelen van de wet tot instelling van een basis-bankdienst (7.04.2003). RVV 303 : Advies van het D.B. over het K.B. tot wijziging van het K.B. van 25 februari 1996 tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (arseenverbindingen) (28.04.2003). RVV 304 : Advies over de collectieve consumentenakkoorden (25.09.2003). RVV 305 : Advies over over het ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het K.B. tot beperking van het op de markt brengen en van het gebruik van bepaalde gevaarlijke stoffen en preparaten (gechloreerde paraffines) (19.06.2003). RVV 306 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 21 november 2001 tot vaststelling van bijzondere regels inzake de aanduiding van de hoeveelheid bij het op de markt brengen van sommige motorbrandstoffen en vloeibare brandstoffen in bulk (19.06.2003). RVV 307 : Advies over een voorontwerp van wet tot wijziging van de wet van 25 juni 1993 betreffende de uitoefening van ambulante activiteiten en de organisatie van openbare markten (25.09.2003). RVV 308 : Advies over de Mededeling van de Commissie aan het Europees Parlement en de Raad van 12 februari 2003: “Een coherenter Europees verbintenissenrecht – Een actieplan” (27.01.2004). RVV 309 : Advies over het ontwerp van Ministerieel besluit tot wijziging van het ministerieel besluit van 20 november 1996 houdende de toepassing van het koninklijk besluit van 10 november 1996 betreffende de vermelding van het energieverbruik en het verbruik van andere hulpbronnen op de etikettering en in de standaardproductinformatie van huishoudelijke apparaten wat de etikettering van het energieverbruik van huishoudelijke elektrische koelkasten, diepvriezers en combinaties daarvan betreft. (27.01.2004). RVV 310 : Advies over het ontwerp van Koninklijk besluit betreffende de minnelijke schikking bij inbreuken op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren en over het ontwerp van Ministerieel besluit houdende aanstelling van de ambtenaren die ermee belast zijn de daders van inbreuken op de wet van 10 augustus 2001 betreffende de Centrale voor Kredieten aan Particulieren, de minnelijke schikking bedoeld in artikel 19 van dezelfde wet voor te stellen. (27.01.2004). RVV 311 : Advies over reiscontracten en dossierkosten (27.01.2004). RVV 312 : Advies over de afwijking en bijzondere maatregelen inzake de prijsaanduiding per meeteenheid (27.01.2004). RVV 313 : Advies over het voorontwerp van Koninklijk Besluit tot aanpassing van verschillende wettelijke en reglementaire bepalingen die een belemmering vormen voor het sluiten van overeenkomsten via elektronische weg (27.01.2004). RVV 314 : Advies betreffende de bijzondere procedures te voorzien bij de hernieuwing van de mandaten voor de Raad voor het Verbruik en voor de kandidatuur van nieuwe organisaties binnen de Raad (27.01.2004). RVV 315 : Advies over de bekendmakingmodaliteiten die de Gezinsbond voorstelt in het kader van het staken van de uitgifte van zijn ristorno-zegels (28.04.2004). RVV 316 : Advies over een ontwerp van K.B. tot regeling van de etikettering van producten die leder of bont bevatten afkomstig van honden of katten (28.04.2004). RVV 317 : Advies over de bankreclame en -marketing ten aanzien van jongeren (28.04.2004). RVV 318 : Advies over het voorstel voor een richtlijn van het Europees parlement en de Raad betreffende oneerlijke “business-to-consumer”-handelspraktijken op de interne markt en tot wijziging van de richtlijnen 84/450/EEG, 97/7/EG en 98/27/EG (richtlijn oneerlijke handelspraktijken) (28.04.2004).
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
47
RVV 319 : Advies over twee ontwerpen van K.B. betreffende de benamingen, de kenmerken en het loodgehalte van de benzines voor motorvoertuigen en betreffende de benamingen, de kenmerken en het zwavelgehalte van de gasolie-diesel voor wegvoertuigen (24.05.2004). RVV 320 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit betreffende de benamingen en de kenmerken van biobrandstoffen voor motorvoertuigen en voor niet voor de weg bestemde mobiele machines (24.05.2004). RVV 321 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit tot bepaling van de financiële gegevens die in de prospectus, bedoeld in artikel 5, § 3, van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet dienen vermeld te worden (30.06.2004). RVV 322 : Advies over de wekelijkse rust en de openingsuren in de detailhandel (30.06.2004). RVV 323 : Advies over het Koninklijk besluit tot bepaling van de vermeldingen van het document bedoeld in artikel 27bis, § 4, van deze wet en tot wijziging van het koninklijk besluit van 4 augustus 1992 betreffende de kosten, de percentages, de duur en de terugbetalingsmodaliteiten van het consumentenkrediet (30.06.2004). RVV 324 : Advies over het voorontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 23 maart 1995 betreffende de prijsaanduiding van homogene financiële diensten en tot reglementering van de reclame voor verschillende financiële diensten en instrumenten (30.06.2004). RVV 325 : Advies over een voorontwerp van wet tot omzetting van verschillende bepalingen van de richtlijn financiële diensten op afstand en van de richtlijn privacy en elektronische communicatie (30.06.2004). RVV 326 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit inzake het voorkomen van gevaarlijke stoffen in elektrische en elektronische apparatuur (24.09.2004). RVV 327 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 9 maart 1973 houdende reglementering der textielbenamingen (24.09.2004). RVV 328 : Advies over het ontwerp van K.B. tot wijziging van het K.B. van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen (25.10.2004). RVV 329 : Advies over het Federaal programma voor verminderd gebruik van gewasbeschermingsmid delen en biociden in België (05.11.2004). RVV 330 : Advies over het voorstel van de verschillende fabrikanten-deelnemers aan het Artis, naar aanleiding van de faling van de N.V. Artis-Historia, om af te wijken van de publiciteitsregels voorzien in het KB van 14.04.1975 (19.11.04). RVV 331 : Advies over het ontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 22 mei 2003 betreffende het op de markt brengen en het gebruiken van biociden (19.11.04). RVV 332 : Advies over de problematiek van de muntstukken van 1 en 2 eurocent (29.11.04). RVV 333 : over het Wetsvoorstel tot wijziging van artikel 21,5° van het Wetboek van inkomstenbelasting 1992, teneinde de berekening van aangroei- en getrouwheidspremies verbonden aan spaarrekeningen transparanter te maken (26.01.2005). RVV 334 : over de problematiek van de labels (26.01.2005). RVV 335 : Advies over het voorstel voor een Richtlijn betreffende de diensten op de Interne Markt en zijn gevolgen (02.06.2005). RVV 336 : Advies over een ontwerp van kaderwet betreffende het voeren van de beroepstitel van een dienstverlenend intellectueel beroep (02.06.2005). RVV 337 : Advies over het invoeren van een “Oscar voor het verbruik”(02.06.2005). RVV 338 : Advies over een ontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de aanduiding van de tarieven van bepaalde diensten van reisbemiddeling (22.07.2005).
48
RAAD VOOR HET VERBRUIK
RVV 339 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het Koninklijk Besluit van 28 februari 1994 betreffende de erkenning van ondernemingen die bestrijdingsmiddelen voor landbouwkundig gebruik vervaardigen, invoeren, uitvoeren of verpakken (22.07.2005). RVV 340 : Advies over een ontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 25 maart 1999 houdende bepaling van productnormen voor verpakkingen (17.10.2005). RVV 341 : Advies over het ontwerp van koninklijk besluit tot vaststelling van een lijst van stoffen of voedselingrediënten die tijdelijk worden geschrapt uit de bijlage, punt III bis, van het koninklijk besluit van 13 september 1999 betreffende de etikettering van voorverpakte voedingsmiddelen (17.10.2005). RVV 342 : Advies inzake de klachtenbehandeling en de geschillenregeling in de verzekeringssector (30.11.2005). RVV 343 : Advies inzake het ontwerp van koninklijk besluit betreffende kaas, tot opheffing van het koninklijk besluit van 15.12.1992 betreffende het reglement van de kaashandel, het ministerieel besluit van 16.8.1947 betreffende het merken van de harde of half-harde kaassoorten, naargelang hun vetgehalte, en het koninklijk besluit van 1 februari 1971 tot inrichting van een controle op harde kaas (30.11.2005). RVV 344 : Advies inzake het ontwerp van koninklijk besluit betreffende mayonaise, tot afschaffing van het koninklijk besluit van 12 april 1955 betreffende de handel in mayonaise en soortgelijke producten (30.11.2005). RVV 345 : Advies over het ontwerp van koninklijk besluit betreffende de uitoefening en de organisatie van ambulante activiteiten (30.11.2005). RVV 346 : Advies over het wetsvoorstel ter bevordering van de bescherming van de consument bij de stilzwijgende verlenging van overeenkomsten van bepaalde duur (30.11.2005). RVV 347 : Advies over het wetsontwerp betreffende de openingsuren in handel, ambacht en dienstverlening (30.11.2005). RVV 348 : Advies over een voorstel voor een besluit van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van een communautair actieprogramma op het gebied van gezondheid en consumentenbescherming 2007-2013 (30.11.2005). RVV 349 : Advies betreffende een voorontwerp van wet inzake de kosteloze borgtocht (30.11.2005). DB - RVV 350 : Advies over een voorontwerp van wet betreffende de collectieve consumentenakkoorden (09.12.2005).
_________________________
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
49
50
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 2 STATUTEN
Koninklijk besluit van 20 februari 1964 houdende oprichting van een Raad voor het Verbruik, gewijzigd door de koninklijke besluiten van 2 juli 1964, 27 maart 1969, 30 november 1973, 18 juli 1983, 6 april 1984, 28 juni 1985, 9 december 1992 en 23 januari 1997. (Gecoördineerde tekst) BOUDEWIJN, Koning der Belgen, Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet. Gelet op artikel 29 van de Grondwet; Overwegende dat het nodig is de verbruiker op de volledigste en meest objectieve wijze voor te lichten en raad te geven, omtrent de diensten en de marktprodukten, ten einde een betere bescherming van zijn belangen te verzekeren; Overwegende dat het gepast is de verscheidene handelingen, ondernomen ten voordele van de verbruiker, te bevorderen, te coördineren en te harmoniëren, ten einde hen een grotere doelmatigheid te verschaffen; Overwegende dat het gewenst is dat de regering voorgelicht wordt betreffende de mening van de verbruikers over de zaken die hen, in hun hoedanigheid van actieve economische agenten aanbelangen; Overwegende dat, om dit doel te bereiken, het onontbeerlijk blijkt een adviserende raad, samengesteld uit terzake bevoegde personen, op te richten; Gelet op het advies van de Raad van State; Gelet op het advies van de Inspectie van Financiën, gegeven op 1O januari 1964; Op de voordracht van Onze Minister van Economie,
Hebben wij besloten en besluiten wij :
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
51
52
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Artikel 1. Bij het Ministerie van Economische Zaken en Energie wordt een adviserend orgaan ingesteld, Raad voor het Verbruik genaamd. Art.2. De Raad voor het Verbruik heeft tot opdracht : 1. hetzij op eigen initiatief, hetzij op verzoek van de Minister die Economische Zaken tot zijn bevoegdheid heeft, van de Executieven of van de Gestelde Lichamen : − adviezen uit te brengen waarbij de verschillende standpunten worden uitgedrukt die in zijn schoot werden uiteengezet over problemen die de consumptie van produkten en het gebruik van de diensten aanbelangen en over problemen die voor de consumenten van belang zijn; − voorstellen doen inzake de acties die worden ondernomen of nog moeten worden ondernomen in het voordeel van de consument; 2. gedachtenwisseling en overleg mogelijk te maken tussen de vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties en vertegenwoordigers van de organisaties van de produktie, de distributie, de landbouw en de middenstand, over alles wat de problemen van de consument aanbelangt; 3. documentatie te zoeken en te verzamelen over de consumptieproblemen in het algemeen, de daarmee samenhangende onderzoekswerkzaamhden te volgen en aan te moedigen, alsook de acties, ondernomen om de consument te informeren, te coördineren en te harmoniseren. Art. 3 § 1. De Raad is als volgt samengesteld : − een voorzitter; − twee ondervoorzitters; − dertien leden ter vertegenwoordiging van de consumentenorganisaties; − acht leden ter vertegenwoordiging van de organisaties van de produktie; − twee leden ter vertegenwoordiging van de organisaties van de distributie; − een lid ter vertegenwoordiging van de organisaties van de landbouw; − twee leden ter vertegenwoordiging van de organisaties van de middenstand. § 2. Wat de categorieën van leden opgesomd in § 1 betreft, telt de Raad evenveel plaatsvervangende leden als werkende leden. § 3. De voorzitter wordt benoemd door de Minister die Economische Zaken tot zijn bevoegdheid heeft. § 4. De ondervoorzitters worden benoemd door de Minister, die Economische Zaken tot zijn bevoegdheid heeft, onder de leden van de Raad, op de respectieve voordracht van de leden die de consumentenorganisaties vertegenwoordigen en van de leden die de organisaties van de produktie, de distributie, de landbouw en de middenstand vertegenwoordigen. § 5. De werkende leden en hun plaatsvervangers worden benoemd door de Minister die Economische Zaken tot zijn bevoegdheid heeft onder de kandidaten voorgesteld door de representatieve organisaties ter verdediging van de consumenten en de representatieve organisaties van de produktie, de distributie, de landbouw en de middenstand. § 6. Het mandaat duurt vier jaar en is hernieuwbaar. In het geval dat de voorzitter, een ondervoorzitter of een lid zijn functies definitief neerlegt voor het eindigen van zijn mandaat, maakt de nieuwe opdrachthouder het mandaat van de persoon die hij vervangt af. Art.4. De Raad kan deskundigen uitnodigen zijn vergaderingen bij te wonen. De Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegheid heeft, kan de zittingen bijwonen of er zich op doen vertegenwoordigen. De zittingen zijn niet openbaar.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
53
Art.5. De Minister, die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft, duidt, onder de ambtenaren, van zijn Departement, de secretaris evenals de ambtenaren die deel uitmaken van het secretariaat aan. Art.6. De Raad kan in zijn schoot een bureau instellen waarvan de ondervoorzitters ambtshalve deel uitmaken, alsmede subcommisssies. Hij maakt zijn huishoudelijk reglement op. Het reglement is onderworpen aan de goedkeuring van de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft. Art.7. De Raad stelt een jaarverslag op over zijn werkzaamheden ten behoeve van de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft. Art.8. De uitgaven die voortspruiten uit de opdrachten van de Raad, alsmede de werkingskosten, worden ten laste gelegd van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken. Art.9. Onze Minister van Economie is belast met de uitvoering van dit Besluit.
54
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 3 HUISHOUDELIJK REGLEMENT
Gelet op het koninklijk besluit van 20 februari 1964 houdende instelling van de Raad voor het Verbruik gewijzigd bij de K.B. van 2 juli 1964, 27 maart 1969, 3 november 1973, 5 november 1976, 9 juli 1980, 18 juli 1983, 6 april 1984, 28 juni 1985, 9 december 1992 en 23 januari 1997; Heeft de Raad voor het Verbruik zijn huishoudelijk reglement als volgt vastgesteld :
Hoofdstuk I - Raad voor het Verbruik Art. 1. De Raad voor het Verbruik vergadert op uitnodiging van zijn voorzitter of van de ondervoorzitter die hem vervangt. De uitnodigingen worden verzonden ten laatste 10 volle dagen voor de vergadering, behoudens hoogdringendheid. De Raad wordt eveneens opgeroepen op verzoek van de Minister van Economische Zaken of van vijf werkende leden van de Raad; in dit geval moet hij binnen de vijftien dagen volgend op het verzoek bijeenkomen. In alle gevallen vermeldt de agenda de onderwerpen die ter sprake worden gebracht en de besprekingen lopen uitsluitend over deze onderwerpen.
Art. 2. De plaatsvervangende leden worden eveneens opgeroepen en nemen deel aan de vergaderingen van de Raad. De plaatsvervangende leden, vervangen ambtshalve de werkende leden behorende tot hun, volgens de lijst in bijlage gehergroepeerde organisaties. Een plaatsvervangend lid mag in geen geval op dezelfde vergadering meerdere werkende leden vervangen.
Art. 3. De Raad kan slechts op geldige wijze beraadslagen, wanneer minstens tien leden met beraadslagende stem, de voorzitter niet meegerekend, aanwezig zijn. Na een tweede bijeenroeping beraadslaagt de Raad evenwel op geldige wijze, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Hoofdstuk II - Dagelijks Bestuur van de Raad voor het Verbruik Art. 4. Het Dagelijks Bestuur is samengesteld uit de voorzitter van de Raad, de ondervoorzitters en tien bijzitters. De leden van het Dagelijks Bestuur andere dan de voorzitter en de ondervoorzitters moeten voorgesteld worden door vijf werkende leden; zij worden verkozen bij een meerderheid der aanwezige leden met beraadslagende stem.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
55
Art. 5. Het Dagelijks Bestuur bereidt de aan de Raad voor te leggen stukken voor; het stelt de agenda op van de vergaderingen van de Raad en waakt over de uitvoering van de opdrachten die aan de commissies toegewezen worden. Het stelt de uiterste datum vast waarop verslagen en adviezen aan de plenaire vergadering moeten voorgelegd worden. Elk voorstel tot het geven van een advies kan slechts bij een gekwalificeerde 2/3 de meerderheid worden verworpen.
Art. 6. Bij verhindering van de voorzitter, nodigen de ondervoorzitters beurtelings uit tot de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur van de Raad en zitten zij deze beurtelings voor.
Art. 7. Het Dagelijks Bestuur kan mits de latere goedkeuring van de Raad, commissies oprichten.
Art. 7 bis. Bij gewettigde hoogdringendheid kan het Dagelijks Bestuur unaniem beslissen in adviezen en voorstellen aan te nemen, onder voorbehoud van een latere goedkeuring ervan door de Raad. In dergelijk geval kan het Dagelijks Bestuur ook unaniem beslissen om over te gaan tot de definitieve goedkeuring, via stemming op afstand van de leden van de Raad. Indien er binnen 10 kalenderdagen na de dag waarop het advies van het Dagelijks Bestuur naar de leden verzonden werd geen amendementen werden ingediend, wordt het advies geacht formeel te zijn goedgekeurd door de Raad. Het Dagelijks Bestuur mag slechts de hoogdringendheidsprocedure inroepen indien minsten drie leden-vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties en drie leden-vertegenwoordigers van de beroepsorganisatie aanwezig zijn.
Hoofdstuk III - Commissies Art. 8. De Raad kan, voor een bepaalde tijd commissies oprichten die belast worden met technische vraagstukken of bijzondere problemen. Deze commissies worden door de voorzitter of de ondervoorzitters voorgezeten, of bij gebrek, door een persoon, aangeduid door het Dagelijks Bestuur. Zij omvatten minstens drie leden. Zij kunnen deskundigen van buitenaf uitnodigen, die op hun voorstel aangeduid zijn door het Dagelijks Bestuur. De werken van de commissies worden, door de verslaggevers die zij aanduiden, op de bepaalde datum aan de Raad voorgelegd.
56
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Hoofdstuk IV - Algemene bepalingen Art. 9. De stemming geschiedt bij handopsteking, bij naamafroeping of bij middel van nominatieve stembriefjes. Een geheime stemming wordt gehouden wanneer het gaat om benoemingen; Wanneer de stemming geschiedt over procedure- of organisatieproblemen, stemt de voorzitter het laatst en bij staking van stemmen is zijn stem doorslaggevend. Betreffende adviezen en voorstellen wordt overgegaan tot een individuele raadpleging der leden. Indien het advies van de Raad niet unaniem is, geeft het de uiteenlopende standpunten weer.
Art. 10. Alle dokumenten uitgaande van de Raad en van de commissies, behalve de werkdokumenten, worden in het Nederlands en in het Frans opgesteld.
Art. 11. Degene die het voorzitterschap waarneemt opent en sluit de vergadering. Hij leidt de besprekingen, waakt over de handhaving der orde en over de toepassing van de voorschriften van het koninklijk oprichtingsbesluit en van het huishoudelijk reglement.
Art. 12. De Voorzitter van de Raad maakt de adviezen en voorstellen van de Raad evenals het jaarlijks activiteitenverslag over aan de Minister van Economische Zaken. Hij vertegenwoordigt de Raad ten overstaan van de overheden en van derden en ondertekent alle briefwisseling die de Raad verbindt. De secretaris ondertekent de gewone briefwisseling.
Art. 13. De Raad kan tot de publikatie van zijn adviezen, verslagen en voorstellen beslissen.
Art. 14. Dit huishoudelijk reglement treedt in werking de dag waarop het door de Minister van Economische Zaken wordt goedgekeurd.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
57
58
RAAD VOOR HET VERBRUIK
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
59
E-mail:
[email protected]
Koning Albert II - laan 16
Dhr. Robert GEURTS Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand & Energie Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt North Gate III Koning Albert II - laan 16 1000 BRUSSEL E-mail:
[email protected] Tel. : 02.277.66.38 Fax. : 02.277.52.52 Dhr. DUCART Jean-Philippe (F) E-mail:
[email protected]
Dhr de LAMINNE de BEX (F) E-mail:
[email protected]
Ondervoorzitters
Fax. : 02/277.52.59
NG III
Voorzitter
Tel. : 02/277.81.68 - 02/277.80.04
Secretariaat
SAMENSTELLING VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK Lijst van de leden en vertegenwoordigde organisaties (periode van 1 december 2001 tot 30 november 2005)
BIJLAGE 4
60
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Dhr. VAN DAELE Daniel (F) E-mail:
[email protected]
EFFECTIEVEN
Dhr. DE MUELENAERE Donald (N) E-mail:
[email protected]
Troonstraat 125 1050 BRUSSEL Tel.: 02/507.88.11 Fax : 02/511.90.65
4. De Gezinsbond
Haachtsesteenweg 579 PB10 1031 BRUSSEL Tel.: 02/246.31.11 Fax : 02/246.30.10
Mevr. DE ROECK-ISEBAERT Ann (N) E-mail:
[email protected]
Dhr Luc VAN DE PUTTE (N) E-mail:
[email protected] Groep ARCO - Livingstonelaan 6 1000 BRUSSEL Tel.: 02/285.41.11 Fax : 02/285.41.33
3. Algemeen Christelijk Vakverbond van België (A.C.V.)
Koning Albertlaan 95 9000 GENT Tel.: 09/222.57.51 Fax : 09/221.04.74
2. Algemene Centrale der Liberale Vakbonden van België (A.C.L.V.B.)
Hoogstraat 42 1000 BRUSSEL Tel.: 02/506.82.11 Fax : 02/506.82.29
1. Algemeen Belgisch Vakverbond (A.B.V.V.)
I. VERBRUIKERSGROEP (13 leden)
ORGANISATIES
Dhr. SCHEERLINCK Staf (N) E-mail:
[email protected]
Dhr. Paul BLANJEAN (F) E-mail:
[email protected]
Mevr. DOS SANTOS COSTA Vera (F) E-mail:
[email protected] Poincarélaan 72-74 1070 BRUSSEL Tel.: 02/558.51.50 Fax : 02/558.51.51
Dhr. QUINTARD Christophe (F) E-mail:
[email protected]
PLAATSVERVANGENDE
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
61
Mevr. FROIDURE Bénédicte (F) E-mail:
[email protected]
Lakensestraat 76 1000 BRUSSEL Tel.: 02/210.88.11 Fax : 02/210.88.00
9. Kristelijke Werknemersbeweging (K.W.B.)
Poststraat 111 1030 BRUSSEL Tel.: 02/220.30.11 Fax : 02/220.30.81
8. Kristelijke Arbeiders Vrouwengilden (K.A.V.)
Sint Jansstraat 1-2 1000 BRUSSEL Tel.: 02/515.04.07 Fax : 02/511.49.96
7. Femmes Prévoyantes Socialistes (F.P.S.)
Hoogstraat 28 1000 BRUSSEL Tel.: 02/500.53.00 Fax : 02/500.53.99
_____
Mevr. Kirsten PEIRENS (N) E-mail:
[email protected]
_____
Dhr. HOFFELT J.F. (F) E-mail:
[email protected]
6. Federatie van Belgische Coöperatieven (FEBECOOP)
Hoogstraat 28 1000 BRUSSEL Tel.: 02/500.53.12 Fax : 02/500.53.99
5. Centre Coopératif de l’éducation permanente
Dhr. STEEL Koen (N) E-mail:
[email protected]
_____
Mevr. LEROY Liliane (F) E-mail:
[email protected]
_____
_____
62
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Agoragalerij Grasmarkt 105 bus 51 1000 BRUSSEL Tel.: 02/552.02.48 Fax : 02/552.02.55
14. Verbruikersateljee VZW
Mühlenbachstrasse 13 4780 ST. VITH Tel. : 080/28.08.50 Fax. : 080/28.08.51
13. Verbraucherschutzzentrale Ostbelgien
Handelsstraat 70-72 1040 BRUSSEL Tel.: 02/545.90.75 Fax : 02/545.90.76
12. Réseau des Consommateurs Responsables
Hollandstraat 13 1060 BRUSSEL Tel. : 02/542.32.11 Fax. : 02/542.32.50
11. Test-Aankoop - Verbruikersunie
Troonstraat 127 1050 BRUSSEL Tel.: 02/507.72.11 Fax : 02/507.72.00
10. Ligue des Familles
_____
Dhr. KALFA René (F) E-mail:
[email protected]
Dhr. VISEUR Jean-Pierre (F) E-mail:
[email protected]
Dhr. MAUCQ Serge (F) E-mail:
[email protected] Dhr. MECHELS Ivo (N) E-mail:
[email protected] Dhr. DUCART Jean-Philippe (F) E-mail:
[email protected]
Mevr. Virginie DEWITTE (F) E-mail:
[email protected]
Mevr. DE MEYER Magda (N) E-mail:
[email protected]
Mevr. Edith APPELMANS (N) E-mail:
[email protected]
(***)
Mevr. CONVIE Isabelle (F) E-mail:
[email protected] Mevr. MORIAU Anne (N) E-mail:
[email protected] Mevr. DOMONT-NAERT Françoise (F) E-mail:
[email protected]
Mevr. DEMUYLDER Marie-Anne (F) E-mail:
[email protected]
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
63
Marie-Louisa plantsoen 49 1000 BRUSSEL Tel.: 02/238.97.11 Fax : 02/231.13.01
5. FEDICHEM
Ravensteinstraat 36 bus 5 1000 BRUSSEL Tel.: 02/230.59.78 Fax : 02/230.45.47
4. Beroepsvereniging van het Krediet (B.V.K.)
Ravensteinstraat 36 bus 5 1000 BRUSSEL Tel.: 02/507.68.11 Fax : 02/507.69.39
3. Belgische Vereniging van Banken (B.V.B.)
Kunstlaan 39 bus 2 1040 BRUSSEL Tel.: 02/512.30.03 Fax : 02/511.05.91
2. Belgische Petroleum Federatie
Diamant Building A. Reyerslaan 80 1030 BRUSSEL Tel.: 02/706.78.00 Fax : 02/706.78.01
1. AGORIA
II. PRODUCTIE (8 leden)
Dhr. VANDEPLAS Marc (N) E-mail:
[email protected]
Dhr. FELIX Francis (F) E-mail:
[email protected]
Mevr. SWEERTS Françoise (F) E-mail:
[email protected]
Dhr. VERMOES J. (F) E-mail:
[email protected]
Dhr. WALSCHOT Francis (N) E-mail:
[email protected]
(***)
Mevr. MANNES Martine (F) E-mail:
[email protected]
Dhr. Ivo VAN BULCK (N) E-mail:
[email protected]
_____
Mevr. VAN OVERSTRAETEN Sylvie (N) E-mail:
[email protected]
64
RAAD VOOR HET VERBRUIK
de Meeûssquare 29 1000 BRUSSEL Tel.: 02/547.57.22 Fax : 02/547.59.74
10. ASSURALIA
Ravensteinstraat 4 1000 BRUSSEL Tel.: 02/515.08.11 Fax : 02/515.09.99
9. Verbond van Belgische Ondernemingen (V.B.O.)
Louizalaan 120 - bus 5 1050 BRUSSEL Tel.: 02/502.70.70 Fax : 02/502.77.33
8. Raad voor de Reclame
Lombardstraat 34/42 1000 BRUSSEL Tel.: 02/545.56.00 Fax : 02/545.59.00
7. Nationale Confederatie van het Bouwbedrijf
Kunstlaan 43 1040 BRUSSEL Tel.: 02/550.17.40 Fax : 02/550.17.54
6. FEVIA
_____
_____
Dhr. van OLDENEEL tot OLDENZEEL Charles (F) E-mail:
[email protected]
Dhr. Philippe LAMBRECHT (F) E-mail:
[email protected]
Mevr. REUL Anne (N) E-mail:
[email protected]
(***)
_____
Dhr. DASTOT Jean-Claude (F) E-mail:
[email protected]
Mevr. POURVOYEUR Sophie (N) E-mail:
[email protected]
Dhr. van RECHEM Hedwig (N) E-mail:
[email protected]
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
65
Dhr. de LAMINNE de BEX Gérard (F) E-mail:
[email protected] Mevr. PINT N. (N) E-mail:
[email protected] Dhr. HAEGEMAN Peter (N) E-mail:
[email protected] Mevr. DE GREVE Nathalie (N) E-mail:
[email protected]
Spastraat 8 1000 BRUSSEL Tel.: 02/238.05.11 Fax : 02/230.93.54
4. UNIZO
Bld. d’Avroy 42 4000 LIEGE Tel.: 04/221.65.11 Fax : 04/221.65.55
3. Union Syndicale des Classes Moyennes (U.C.M.)
Sainctelettesquare 11/12 1000 BRUSSEL Tel.: 02/217.29.28 Fax : 02/217.88.41
2. Nationaal Syndikaat voor Zelfstandigen (N.S.Z.)
Kruidtuinlaan 75 1210 BRUSSEL Tel.: 02/227.11.57 Fax : 02/218.31.41
Mevr. VAN CAMPENHOUT Nancy (N) E-mail:
[email protected]
Dhr. RIZZO Pierre-François (F) E-mail:
[email protected]
_____
_____
_____
_____
Dhr. ROLAND Filip (N) E-mail:
[email protected]
Mevr. FARINA Mariella (N) E-mail:
[email protected]
1. FEBEZO (Belgische Federatie van Zelfstandige Ondernemers van het Syndicaat van de Zelfstandigen en de KMO)
IV. MIDDENSTAND (2 leden)
Sint-Bernardusstraat 60 1060 BRUSSEL Tel.: 02/537.30.60 Fax : 02/539.40.26
Belgische Federatie van de Distributieondernemingen (FEDIS)
III. DISTRIBUTIE (2 leden)
66
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Chaussée de Namur 47 5030 GEMBLOUX Tel.: 081/60.00.60 Fax : 081/60.04.46
Fédération Wallonne de l’Agriculture (F.W.A.)
Toestand in 2005.
(***) Mandaat vakant
2.
Minderbroederstraat 8 3000 LEUVEN Tel.: 016/24.20.02 Fax : 016/24.20.11
1. Belgische Boerenbond
V. LANDBOUW (1 lid)
_____
Dhr. Rudy GOTZEN (N) E-mail:
[email protected]
Mevr. Dominique ‘t KINT (F) E-mail:
[email protected]
_____
BIJLAGE 5 SAMENSTELLING VAN HET DAGELIJKS BESTUUR VAN DE RAAD VOOR HET VERBRUIK
Voorzitter : Dhr. GEURTS Robert
Ondervoorzitters : Dhr. de LAMINNE de BEX Gérard Dhr. DUCART Jean-Philippe
Bijzitters : Mw. DE ROECK-ISEBAERT Ann Mw. SWEERTS Françoise Mw. VAN CAMPENHOUT Nancy Dhr. DE MUELENAERE Donald Dhr. KALFA René Dhr. LAMBRECHT Philippe Dhr. MECHELS Ivo Dhr. QUINTARD Christophe Dhr. VANDEPLAS Marc Dhr. WALSCHOT Francis
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
67
68
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 6 SECRETARIAAT
Zetel : Koning-Albert II-laan, 16 1000 BRUSSEL Tel :
02/277.80.04 (N) 02/277.81.68 (F)
Fax :
02/277.52.59
E-mail :
[email protected]
Secretariaat : Dhr. Michel ALLARDIN, Secretaris 02/277.70.90 Mw. Isabelle MAHIEU
02/277.75.88
Dhr. Roger VAN VAERENBERGH
02/277.93.36
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
69
70
RAAD VOOR HET VERBRUIK
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN VAN DE COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
71
72
RAAD VOOR HET VERBRUIK
INHOUDSTAFEL COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN I.
Voorwoord van de Voorzitster ................................................................................................... 75
II.
Flash op de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen ........................................................... 79
III. Adviezen uitgebracht in 2005 .................................................................................................... 83 IV. Bijlagen ...................................................................................................................................... 105 1.
Huishoudelijk reglement van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen ............................. 107
2.
Koninklijk besluit houdende oprichting van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen (K.B. 26.11.1993 - B.S. 08.01.1994) .......................................................................................... 113
3.
Lijst van de adviezen uitgebracht door de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen .............. 117
4.
Samenstelling van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen .............................................. 119
5.
Samenstelling van het Dagelijks Bestuur ................................................................................... 123
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
73
74
RAAD VOOR HET VERBRUIK
I. VOORWOORD VAN DE VOORZITSTER
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
75
76
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Tijdens het werkjaar 2005 verleende de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen een advies op een voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de vermelding van essentiële gegevens en de algemene verkoopsvoorwaarden op de bestelbon van nieuwe autovoertuigen. Dit wijzigingsbesluit heeft de aanpassing van genoemd koninklijk besluit van 9 juli 2000 aan de wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen tot doel. Het advies werd gevraagd door de Minister van Consumentenzaken op 27 juli 2005 en werd afgeleverd door de Commissie op 28 september 2005. Op 1 juni 2005 keurde de Commissie een advies goed over de overeenkomsten tot autoverhuur en dit naar aanleiding van een adviesaanvraag van de verbruikersunie Test- Aankoop daterend van 5 november 2004. De Commissie stelde vast dat er zich problemen voordoen voornamelijk op het gebied van de tegenstelbaarheid van de tarieven en de mogelijkheid tot eenzijdige wijziging van deze tarieven, de bedingen inzake het gebruik van een kredietkaart, de aansprakelijkheidsbeperking en ook inzake de schadebedingen. De Commissie zette haar onderzoek van de algemene voorwaarden van de exploitanten van vaste telefonie in 2005 verder. Zo werden twee hoorzittingen met een aantal operatoren (Mobistar en Belgacom) georganiseerd en werd de studie van de (soms erg disparate) contractsvoorwaarden van de onderscheiden operatoren verder gezet. Zoals reeds vermeld in het voorwoord van het jaarverslag 2004, is deze adviesaanvraag (uitgaande van de Minister van Consumentenzaken), waarbij gevraagd wordt om een hele doorlichting te geven van de sector van de vaste telefonie, erg arbeidsintensief en daarom ook noodzakelijkerwijze tijdrovend. Bovendien werd de Commissie geconfronteerd met een nieuw wettelijk kader inzake telecommunicatie en steeds opnieuw in de tijd evoluerende algemene voorwaarden van de diverse operatoren. De werkzaamheden van de Commissie zijn niettemin begin 2006 in een advies vaste telefonie uitgemond. Verder werd de Commissie in 2005 voor het eerst gevat door een adviesaanvraag inzake vrije beroepen. Zoals bekend is de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen ook bevoegd om adviezen te verlenen over overeenkomsten tussen beoefenaars van vrije beroepen en hun cliënten-consumenten. Deze bevoegdheid heeft de Commissie op grond van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen, en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen. Deze wet geeft onder meer aan de beroepsregulerende overheden de mogelijkheid om adviezen aan de Commissie te vragen. De Commissie wacht wel nog op een uitbreiding van haar samenstelling in gevolge haar verruimde bevoegdheid, zoals bepaald in de wet van 2 augustus 2002. De Commissie ontving op 4 april 2005 een adviesaanvraag van de advocatuur, in het bijzonder van de Orde van Vlaamse Balies, die een modelcontract (“voorafgaand contract dienstverlening als advocaat”) voor advies voorlegde. Na een ontwerpadvies te hebben opgesteld, werd een hoorzitting gehouden met vertegenwoordigers van de Orde van Vlaamse Balies, waarna de Orde besloot om het modelcontract te herzien. De werkzaamheden van de Commissie werden dan ook verder gezet in 2006. Hierover verneemt u meer in het jaarverslag 2006.
Béatrice Ponet, Voorzitster
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
77
78
RAAD VOOR HET VERBRUIK
II. FLASH OP DE COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
79
80
RAAD VOOR HET VERBRUIK
De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen is een adviesorgaan, waarvan de oprichting en de bevoegdheden voorzien werden in de artikelen 35 en 36 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna genoemd de W.H.P.C.). Dit adviesorgaan werd, in uitvoering van deze wettelijke bepalingen, effectief opgericht bij koninklijk besluit van 26 november 1993. Dit koninklijk besluit bepaalt tevens de samenstelling en de werking van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen. Haar hoofdopdracht bestaat, zoals de titel laat vermoeden, in het geven van adviezen en aanbevelingen omtrent bedingen en voorwaarden in overeenkomsten gesloten tussen verkopers en consumenten. In het kader van de afdeling onrechtmatige bedingen, ziet zij erop toe of er geen onrechtmatige bedingen, dit zijn bedingen die kennelijk het evenwicht tussen de rechten en de verplichtingen van de partijen lijken te verstoren, voorkomen. Zij kan eveneens een begrijpelijke redactie van de contractsvoorwaarden, alsook de invoeging van vermeldingen of bedingen die haar noodzakelijk lijken om tot een begrijpelijke redactie te komen, aanbevelen. Zij kan tenslotte ook voorstellen tot wetswijzigingen doen in het raam van haar bevoegdheden. Naar aanleiding van de wet van 2 augustus 2002 betreffende de misleidende en vergelijkende reclame, de onrechtmatige bedingen en de op afstand gesloten overeenkomsten inzake de vrije beroepen (hierna genoemd de wet vrije beroepen), werd de bevoegdheid van de Commissie uitgebreid. Krachtens deze wet kan de Commissie ook kennis nemen van, en adviezen en aanbevelingen formuleren inzake bedingen en voorwaarden in overeenkomsten gesloten tussen de titularissen van vrije beroepen en hun cliënten. Het koninklijk besluit dat de samenstelling en de werkingsmodaliteiten van de Commissie aanpast aan deze verruimde bevoegdheid, is tot op heden nog niet genomen. Op de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen kan een beroep gedaan worden door de Minister, de consumentenorganisaties, of door de betrokken (inter)professionele groeperingen. Zij kan ook van ambtswege optreden. Gaat het om bedingen in overeenkomsten gesloten tussen een consument en de titularis van een vrij beroep, dan kunnen ook de Minister van Justitie, de in het betrokken domein representatieve consumenten- of cliëntenorgansiaties hetzij de betrokken (inter)professionele groeperingen, alsook de beroepsregulerende overheden de Commissie vatten. Individuele verkopers kunnen de Commissie dus niet vatten, en dit sinds de wet van 7 december 1998 tot wijziging van de afdeling onrechtmatige bedingen van de W.H.P.C. Er werd namelijk geoordeeld dat deze Commissie in eerste instantie een taak van algemeen belang had, en dat het aan een dergelijk adviesorgaan niet toekwam te fungeren als een soort particulier adviseur voor handelaars. De samenstelling van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen is een weergave van haar belangrijkste objectieven bij haar adviesbevoegdheid: de voorzitter en ondervoorzitter zijn leden van de rechterlijke macht, wat, naast deskundigheid, vooral onpartijdigheid waarborgt, vier permanente deskundige leden hebben er zitting omwille van hun deskundigheid op dit specifieke domein, en er is anderzijds een paritaire vertegenwoordiging van de ‘belangengroepen’ in het economisch verkeer, zijnde vertegenwoordigers van consumentenorganisaties, versus vertegenwoordigers van de productie, distributie, landbouw en middenstand. De samenstelling van de Commissie wordt binnenkort aangepast in gevolge de uitbreiding van haar bevoegdheid tot overeenkomsten van vrije beroepers. De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen komt ongeveer maandelijks bijeen in algemene vergadering. Ter voorbereiding van het in de algemene vergadering bespreken van ontwerpen van adviezen, wordt er vaak in werkgroepen gewerkt. Dienen er prioriteiten gelegd in de te behandelen adviezen, of staat de Commissie voor een impasse, dan wordt er via het Dagelijks Bestuur naar een oplossing gezocht. De Commissie heeft tot nu toe een 18-tal adviezen of aanbevelingen uitgebracht. Er kan onder meer gewezen worden op de aanbeveling betreffende strafbedingen (21 oktober 1997) en de aanbeveling inzake de algemene verkoopsvoorwaarden in de meubelsector (12 mei 1998), die ook in de vorm van een brochure werden uitgegeven, die gratis te verkrijgen is bij de FOD Economie, K.M.O., Middenstand en Energie. Op 11 juni 2002 werd een advies over de algemene voorwaarden voor abonnementen voor mobiele telefonie goedgekeurd. De op 4 juni 2004 door de Commissie goedgekeurde aanbevelingen over de algemene voorwaarden van vastgoedmakelaars in contracten tot verkoopbemiddeling hebben al heel wat inkt doen vloeien. In 2005 heeft de Commissie zich onder meer over de algemene voorwaarden in de overeenkomsten voor autoverhuur gebogen. VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
81
82
RAAD VOOR HET VERBRUIK
III. ADVIEZEN UITGEBRACHT IN 2005
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
83
84
RAAD VOOR HET VERBRUIK
C.O.B. 17
COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN
ADVIES OVER DE ALGEMENE VOORWAARDEN IN OVEREENKOMSTEN VOOR AUTOVERHUUR
Brussel, 1 juni 2005
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
85
86
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Advies over de algemene voorwaarden in overeenkomsten voor autoverhuur De verbruikersunie Test-Aankoop heeft de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen, bij brief van 5 november 2004, om advies gevraagd omtrent haar bevindingen naar aanleiding van een door haar gevoerd onderzoek naar de algemene voorwaarden van de belangrijkste autoverhuurbedrijven die op de Europese markt werkzaam zijn. De Commissie heeft zich in haar onderzoek beperkt tot de overeenkomsten voor autoverhuur die in België beschikbaar zijn en die worden gesloten tussen een verkoper en een Belgische consument. De Commissie wenst niettemin aan te herinneren aan de toepassing van het artikel 5 van het Verdrag van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst1 (het Verdrag van Rome): krachtens dit artikel geniet de consument de bescherming van de dwingende bepalingen van het recht van het land waar hij zijn gewone verblijfplaats heeft, indien de contractssluiting gepaard ging met één van de in het artikel 5.2. opgesomde bijkomende voorwaarden, onder meer indien de sluiting van de overeenkomst in een andere Lidstaat is voorafgegaan door een bijzonder voorstel of publiciteit en indien de consument in dat land de voor de sluiting van die overeenkomst noodzakelijke handelingen heeft verricht, of indien de wederpartij van de consument of zijn vertegenwoordiger de bestelling van de consument in dat land heeft ontvangen. Als aan die voorwaarden is voldaan, kunnen “Belgische” consumenten zich beroepen op de bescherming die wordt geboden door de bepalingen ter bescherming van de consument in de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna de W.H.P.C.), onder meer inzake onrechtmatige bedingen. De bepalingen van de W.H.P.C. over onrechtmatige bedingen zijn, zoals men weet, de omzetting van een Europese richtlijn. Is ander recht van een lidstaat van de Europese Unie dan het Belgisch recht van toepassing op de overeenkomst dan zal dat recht in voorkomend geval gelijklopende bescherming bieden. Tenslotte mag nog worden gewezen op het specifieke geval van contracten van autoverhuur die op afstand tot stand komen. Het Hof van Justitie heeft op 10 maart 2005 beslist dat: Artikel 3, lid 2, van richtlijn 97/7/EG van het Europees Parlement en de Raad van 20 mei 1997 betreffende de bescherming van de consument bij op afstand gesloten overeenkomsten, aldus (moet) worden uitgelegd dat het begrip „overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor vervoer” ook overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor autoverhuur omvat. (H.v.J., Zaak C-336/03, easy car (UK) Ltd/ Office of Fair Trading, arrest van 10 maart 2005. Het betreft een prejudiciële vraag.) In de richtlijn 97/7/EG wordt namelijk bepaald dat de voorschriften inzake voorafgaande informatie, schriftelijke bevestiging van de informatie, het herroepingsrecht, en de principiële uitvoering van de bestelling binnen de 30 dagen niet van toepassing zijn “op overeenkomsten betreffende het verrichten van diensten voor logies, vervoer, het restaurantbedrijf en de vrijetijdsbesteding, indien de leverancier zich er bij de sluiting van de overeenkomst toe verplicht, deze diensten op een bepaalde datum of tijdens een nader genoemde periode te verrichten”2. Na een onderzoek van de contractsvoorwaarden van de meest representatieve autoverhuurbedrijven3, is de Commissie tot de volgende opmerkingen gekomen. De Commissie heeft zich hierbij gebaseerd op de geactualiseerde contractsvoorwaarden zoals die golden op datum van 1 februari 2005, en stelt vast dat de contractsvoorwaarden, in gevolge het door de Verbruikersunie Test-Aankoop gevoerde onderzoek, reeds in aanzienlijke mate werden aangepast. 1 2
3
P.B.E.G., L., 266, 9 oktober 1987; Wet van 14 juli 1987, B.S., 9 oktober 1987. Zie in dit verband het Koninklijk besluit van 18 november 2002 houdende uitsluiting van sommige overeenkomsten op afstand betreffende het verrichten van diensten voor logies, vervoer, het restaurantbedrijf en vrijetijdsbesteding, van het toepassingsgebied van de artikelen 79 en 80 van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument. Zowel de algemene voorwaarden van de eigenlijke autoverhuurbedrijven, als de algemene voorwaarden van verkopers die optreden als bemiddelaar werden hierbij onderzocht.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
87
1. Tegenstelbaarheid en leesbaarheid van de contractsvoorwaarden a. tegenstelbaarheid Teneinde zijn algemene voorwaarden te kunnen inroepen ten aanzien van zijn tegenpartij dient de verkoper ten laatste op het ogenblik van het sluiten van de overeenkomst, de consument te wijzen op het bestaan van de toepasselijke contractsvoorwaarden en hem effectief de mogelijkheid te bieden om kennis te nemen van deze algemene voorwaarden. Wijken bepaalde clausules bovendien af van een redelijkerwijze te verwachten contractueel kader, dan dient de aandacht van de consument in het bijzonder gevestigd worden op het bestaan en inhoud van deze clausules. Bedingen die zijn opgenomen op de keerzijde van een document, die stellen dat de consument akkoord gaat met bepaalde clausules, kunnen aan de consument niet worden tegengeworpen als uit het geheel van de contractsdocumenten of uit begeleidende omstandigheden niet kan worden afgeleid dat de aandacht van de consument hierop werd gevestigd of dat de consument effectief kennis kon nemen van deze clausules. (Artikel 32.23. W.H.P.C.) De Commissie stelt vast dat de autoverhuurbedrijven hierop zijn gaan letten naar aanleiding van het door Test-Aankoop gevoerde onderzoek. De belangrijkste voorwaarden worden (nu) op de voorzijde van het contract zelf aangebracht en de consument ontvangt daarnaast doorgaans een brochure met de algemene voorwaarden. 1. De Commissie stelt zich in het algemeen wél vragen omtrent de informatieverplichting, en de tegenstelbaarheid van de contractsvoorwaarden bij overeenkomsten die worden aangegaan via verkopers die optreden als bemiddelaar voor verschillende autoverhuurmaatschappijen. De belangrijkste verbintenis van deze bemiddelaren bestaat erin contractpartijen bij mekaar te brengen, met het oog daarop de consument adequaat te informeren over de kenmerken van de overeenkomst en over de contractuele voorwaarden waaronder deze overeenkomst wordt aangegaan. Uit de tekst van de door de Commissie onderzochte contractsvoorwaarden blijkt dat de door de bemiddelaar aangegane verbintenissen vaak onvolledig zijn en “indicatief” zouden zijn en dat de bemiddelaar zich geen verantwoordelijkheid opneemt voor de huurovereenkomst. Vaak wordt bovendien verwezen naar de toepassing van de contractvoorwaarden van de betrokken verhuurder. De clausules die bepalen dat • “er rekening dient gehouden te worden met het feit dat de autohuur onder de voorgeschreven lokale wet valt en dat u daardoor bij de lokale verhuurder die de huurauto ter beschikking stelt, een verhuurcontract dient te ondertekenen”, • beogen de instemming van de consument vast te stellen met bedingen waarvan deze niet daadwerkelijk kennis heeft kunnen nemen vóór het sluiten van de overeenkomst. De Commissie wijst bovendien op de toepassing van de wet op het reiscontract4 ingeval een contract tot autoverhuur wordt aangegaan samen met het verstrekken van logies of met andere toeristische diensten (dan vervoer of logies ) die niet bijkomstig zijn ten opzichte van het vervoer of de logies. 2. Uit de aan de Commissie voorgelegde voorwaarden valt evenmin af te leiden of de consument vóór het sluiten van de overeenkomst effectief werd ingelicht over de toepasselijke tarieven en de eventuele extra kosten (bv. indien de voertuig niet op de afgesproken plaats of het afgesproken tijdstip werd ingeleverd). De enkele verwijzing naar de website in verband met de van toepassing zijnde tarieven, volstaat hiertoe niet. De Commissie wijst in dit opzicht eveneens op de voorschriften inzake prijsaanduiding, in het bijzonder artikel 2 van de W.H.P.C. De Commissie herinnert hierbij eveneens aan het voorschrift van artikel 3 van de W.H.P.C., dat bepaalt dat de aangeduide prijs de totale prijs dient te zijn, met inbegrip van de belasting over de toegevoegde waarde, alle overige taksen en de kosten van alle diensten die door de consument verplicht moeten worden bijbetaald, zoals bijvoorbeeld bijdragen in de milieukosten (cf. artikel 7 Avis). 4
88
Wet van 16 februari 1994 tot regeling van het contract tot reisorganisatie en reisbemiddeling, B.S., 1 april 1994.
RAAD VOOR HET VERBRUIK
3. De Commissie is ten derde van oordeel dat de enkele verwijzing, in de algemene voorwaarden, naar verzekeringsvoorwaarden die van toepassing zijn, niet aan de consument kan worden tegengeworpen als de aandacht van de consument vóór het sluiten van het contract daarop niet wordt gevestigd of anderszins de mogelijkheid wordt geboden kennis te nemen van deze verzekeringsvoorwaarden.
b. Leesbaarheid De vereiste van leesbaarheid houdt in dat een voldoende groot lettertype wordt gebruikt en dat de afgedrukte tekst in voldoende mate contrasteert met de tint van het papier. Hieraan is tegemoetgekomen bij het merendeel van de contracten5. De vereiste van leesbaarheid duidt ook op een voldoende duidelijke en begrijpelijke formulering. De Commissie stelt vast dat hieraan in voldoende mate is tegemoetgekomen.
2. Conformiteit: staat van het voertuig 1. De Commissie trof clausules aan die bepalen dat “de huurder erkent dat hij de algemene staat van het voertuig controleerde vóór het huren…”, of dat het voertuig “in perfecte staat van onderhoud” verkeert. De Commissie wijst erop dat de consument in dat geval de mogelijkheid moet hebben om dat na te trekken, bijvoorbeeld aan de hand van een check list, en om de eventuele gebreken vast te doen stellen vooraleer hij het voertuig in bezit neemt. Is dat niet het geval dan moet men ervan uitgaan dat deze clausules ertoe strekken de autoverhuurder toe te laten éénzijdig te beslissen of de geleverde dienst overeenstemt met de overeenkomst en hem vrij te stellen van iedere aansprakelijkheid daaromtrent. Dat is in strijd is met de artikelen 32.5., 32.12., en 32.27., van de W.H.P.C. De Commissie heeft vastgesteld dat het merendeel van de contracten nu bepaalt dat de verhuurder en de consument de staat van het voertuig zullen controleren bij ontvangst en bij teruggave van het voertuig. Zij heeft kennis genomen van de door betrokken maatschappijen overgemaakte “Pre- en Post Rental Damage Report”. 2. Een voorafgaande controle kan enkel betrekking hebben op de gebreken in de conformiteit die de consument eenvoudig en gemakkelijk kan vaststellen op het tijdstip van de ontvangst, zoals bijvoorbeeld gebreken aan de carrosserie. Met betrekking tot gebreken die de consument niet eenvoudig en gemakkelijk kan vaststellen kunnen clausules die de conformiteit “op papier” bevestigen, niet aan de consument worden tegengeworpen (art. 32.12., en 32.27., W.H.P.C.). Dat is bv. Het geval met de clausule die bepaalt dat “de vijf luchtbanden in perfecte staat zijn en geen insnijdingen vertonen” .
3. Eenzijdige wijziging van tarieven De Commissie heeft clausules gevonden die ertoe strekken de verkoper het recht te verlenen om de prijs te doen schommelen op basis van elementen die enkel afhangen van de wil van de verkoper. Dat is het geval met de bepaling “alle kosten worden berekend overeenkomstig onze huidige tarieven, onder voorbehoud van een eindafrekening na afloop van de huurperiode”. Zo’n bepaling is in strijd met artikel 32.2., van de W.H.P.C.
4. Exoneratieclausules De Commissie wijst vooraf op vertaalfouten die tot andere rechtstoepassing kunnen leiden. In één contract is in het Nederlands sprake van “nalatigheid of opzet” terwijl de Franse tekst spreekt van “négligence ou faute lourde” Dat zou de vertaling moeten zijn van het Engelse “negligence or wishful misconduct” .
5
Enkel problemen bij de papieren versie van de voorwaarden van Avis
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
89
1. De verplichting tot terbeschikkingstelling van een voertuig dat beantwoordt aan het in de overeenkomst beschreven gebruik maakt de voornaamste verbintenis van de autoverhuurder uit. Toch vindt men bepalingen waarbij de autoverhuurder zijn aansprakelijkheid uitsluit voor enig verlies of schade, voortkomend uit de huur, ten gevolge van welke tekortkoming dan ook vanwege de verhuurder, anders dan in gevolge opzet of nalatigheid (!). Zo’n bepaling is onrechtmatig want in strijd met de artikelen 32.11., en 32.27., W.H.P.C. in de mate dit verlies of die schade een gevolg zou zijn van het niet ter beschikking stellen van het voertuig, of het te laat ter beschikking stellen, of van een gebrek dat het voertuig ongeschikt maakt voor het voorziene gebruik. 2. In de door de Commissie onderzochte contracten wordt soms voorzien dat het gehuurde voertuig teruggebracht kan worden buiten de openingsuren van de verhuurder. Daarbij wordt soms bepaald dat de klant verantwoordelijk blijft voor het voertuig totdat het fysiek in ontvangst kon worden genomen en nagekeken door een vertegenwoordiger van de verhuurder. De huurder blijft verantwoordelijk voor diefstal, materiële schade en overtreding. De verzekering neemt evenwel een einde bij de “teruggave” door de huurder. Die combinatie leidt tot een kennelijk onevenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de contractspartijen in de zin van artikel 31, § 1, W.H.P.C. De Commissie stelt eveneens vast dat indien men het gehuurde voertuig buiten de openingsuren van de verhuurder kan terugbrengen, er over het algemeen niet in een mogelijkheid van kwijting van de verplichtingen van de huurder voorzien wordt. 3. De huurder is aansprakelijk voor alle boetes, kosten, uitgaven en belastingen, die zouden voortvloeien uit inbreuken op de verkeerswet, ten gevolge van het gebruik van het voertuig op de openbare weg. Gaat het echter om inbreuken die voortvloeien uit een gebrek aan het voertuig dat te wijten is aan de verhuurder dan is de verhuurder van het voertuig aansprakelijk. Bedingen die de huurder aansprakelijk stellen voor boetes of kosten opgelopen tijdens de huurperiode zonder hiervan de boetes of kosten die aan de verhuurder toerekenbaar zijn uit te sluiten, zijn een inbreuk op artikel 32.27., W.H.P.C. 4. De Commissie heeft clausules gevonden die de aansprakelijkheid van de verhuurder voor diens fout beperken tot het bedrag van de huur, zoals te betalen door de huurder. De Commissie meent dat het hier gaat om een exoneratieclausule die in strijd is met artikel 32.27., W.H.P.C.
5. Betaling Naast de forfaitaire huurprijs, wordt soms voorzien in een “kilometervergoeding”. Voor de vaststelling van die kilometervergoeding wordt de kilometerteller gebruikt. Als deze teller om welke reden dan ook, niet werkte6 dan wordt een forfaitaire kilometervergoeding aangerekend, zoals in het contract bepaald. De Commissie trof in contracten zo’n forfaitaire kilometervergoeding van 500 km per dag aan. Een dergelijke forfaitaire vergoeding van 500 km. gaat ervan uit dat het het defect van de teller te wijten is aan de huurder, terwijl het gaat om een voorval dat niet altijd aan de huurder toe te rekenen valt. Dit leidt tot een kennelijk onevenwicht tussen de rechten en verplichtingen van de contractspartijen in de zin van artikel 31, § 1, W.H.P.C. De Commissie is dan ook van oordeel dat minstens de volgende wijzigingen aan deze bepaling dienen aangebracht te worden: - Er dient in een waarschuwingsprocedure voorzien te worden: de klant moet in geval van het slecht functioneren van de teller de verhuurder zo vlug als mogelijk kunnen verwittigen. - Er moet uitdrukkelijk voorzien worden dat de forfaitaire vergoeding maar geldt indien het niet werken van de teller toerekenbaar is aan de cliënt.
6
90
Deze bepaling kan dan weer samengelezen worden met de bepaling waarbij de huurder een forfaitaire vergoeding van 500 km. per huurdag aangerekend wordt indien hij de tellers en de stopcontacten beschadigt.
RAAD VOOR HET VERBRUIK
6. Bedingen inzake het gebruik van een kredietkaart De Commissie stelde vast dat contracten een beding bevatten waarin wordt bepaald dat de huurder debitering via de kredietkaart aanvaardt van alle bedragen die hij op grond van de algemene voorwaarden verschuldigd is7. De autoverhuurder zou aldus niet enkel de op de voorzijde van de bestelbon overeengekomen prijs, maar ook alle tijdens de uitvoering van de overeenkomst opgelopen kosten, bijvoorbeeld naar aanleiding van een ongeval, eenzijdig kunnen verhalen op de huurder. Een dergelijke clausule kent de verkoper een eenzijdig beslissingsrecht toe omtrent de naleving van de wederzijdse rechten en verplichtingen voortvloeiend uit de overeenkomst en ontneemt de consument de verweermiddelen die hem zouden toekomen in geval van eventuele wanprestatie van de verkoper. De Commissie beveelt aan dat bij dergelijke bedingen: 1. duidelijk aangegeven wordt welke bedragen kunnen gevorderd worden, op basis van welke uitdrukkelijk op te sommen en limitatief aan te geven gronden; 2. bepaald wordt dat de consument op voorhand wordt ingelicht over niet uit een normale uitvoering van de overeenkomst voortvloeiende bedragen;
7. Regeling bij schade 1. Bij schade ten gevolge van een ongeval dient de huurder, volgens de onderzochte contracten, verplichtingen na te komen die de belangen van de verhuurder en van de verzekeraar moeten veilig stellen. Daartoe horen het schriftelijk verzamelen van de namen van de betrokkenen, de verplichting de politie te verwittigen indien de fout van een derde moet vastgesteld worden of indien er gewonden zijn, het niet erkennen van aansprakelijkheid of fout. Als sanctie op de niet-naleving van deze verplichtingen is bepaald dat de voorziene beperking van de eigen aansprakelijkheid van de huurder (“franchise”) kan worden opgeheven. De Commissie is van oordeel dat de sanctie van opheffing van de franchise voor het niet-naleven van sommige van deze vastgestelde verplichtingen, zoals bijvoorbeeld het nalaten om de namen van alle betrokken schriftelijk te verzamelen, onredelijk zwaar is ten aanzien van de bepaalde niet-nageleefde formaliteiten, wat in strijd is met artikel 32.21., en artikel 31, § 1, van de W.H.P.C. Dient de huurder bezwaar in tegen de voorgestelde schikking bij ongeval, dan voorzien de contracten in de aanstelling van een expert die voor rekening van partijen zal optreden. De aanstelling van de expert gebeurt in onderling overleg. Bij gebreke van overeenstemming tussen partijen stelt de verhuurder eenzijdig een tegenexpert aan “die optreedt als lasthebber van beide partijen”. Bovendien is bepaald dat de huurder die om een voorlopig herstellingsbestek verzoekt, daarvoor een forfaitair bedrag dient te betalen. Deze laatste bepalingen zijn in strijd met de artikelen 31, § 1, en 32.5., W.H.P.C.
8. Geschillenregeling Gaat het om autoverhuur met consumenten dan betreft het vaak contracten voor de huur van een auto op een buitenlandse vakantiebestemming. De Commissie stelt vast dat in de door haar onderzochte clausules niet altijd een duidelijk onderscheid gemaakt wordt tussen het recht dat van toepassing wordt gemaakt op de overeenkomst, en de bepaling omtrent de bevoegde rechterlijke instantie, en beveelt dan ook aan om deze twee hypotheses duidelijker te onderscheiden.
7
De Commissie wijst in dit opzicht in eerste instantie op de mogelijkheid, bij wet toegekend aan de houder, om een opdracht die hij met zijn kredietkaart of met enig ander instrument voor de elektronische overmaking van geldmiddelen heeft gegeven te herroepen, indien het juiste bedrag van de opdracht niet gekend is op het ogenblik van het geven van de opdracht. Zie artikel 8, § 1, laatste lid, van de wet van 17 juli 2002 betreffende de transacties uitgevoerd met instrumenten voor de leketronische overmaking van geldmiddelen.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
91
Wat de clausules m.b.t. de territoriaal bevoegde rechter betreft, merkt de Commissie op dat de bedingen waarbij enkel de rechter van de maatschappelijke zetel van de verhuurmaatschappij bevoegd verklaard wordt, in strijd kunnen zijn met artikel 32.20., W.H.P.C., doordat de keuze van de rechtbank van de verhuurder geen verband houdt met de elementen die zijn opgesomd in artikel 624, 1°, 2° of 4°, van het Gerechtelijk Wetboek. Wat de autoverhuurcontracten betreft die uitgevoerd worden in het buitenland, wijst de Commissie op de toepassing van de bepalingen van de Verordening Nr. 44/2001 van de Raad van 22 december 2000 betreffende de rechterlijke bevoegdheid, de erkenning en de tenuitvoerlegging van beslissingen in burgerlijke en handelszaken, inzonderheid de artikelen 15 en 168. Op grond van artikel 32.20., W.H.P.C. mag niet worden afgeweken van die bepalingen.
9. Schadebedingen Schadebedingen kunnen slechts gecumuleerd worden indien ze betrekking hebben op onderscheiden vormen van voorzienbare schade en mits dit geen kennelijk onevenwicht schept tussen de rechten en verplichtingen van de contractspartijen9. Bijgevolg kunnen de bedingen die naast een forfaitair bedrag en een verwijlsinterest, de inningskosten in geval van niet-betaling nog eens afzonderlijk aan de consument aanrekenen, in strijd zijn met artikel 32.21., van de W.H.P.C. De Commissie herinnert er daarnaast ook aan dat de wederkerigheidsverplichting van artikel 32.15., niet inhoudt dat de bedingen die in de één of de andere richting werken een identieke inhoud hebben, maar wel dat zij aan elkaar beantwoorden wat de respectievelijke contractuele tekortkomingen betreft. De vereiste van wederkerigheid houdt dus niet in dat tegenover een schadebeding in geval van niettijdige betaling door de consument, een schadebeding bij niet-betaling door de verhuurder van een bedrag dat hij verschuldigd is aan de consument bedongen wordt, maar wel een schadebeding voor een hieraan beantwoordende contractuele tekortkoming, zoals het niet tijdig ter beschikking stellen van een voertuig.
8
P.B.E.G., nr. L 12 van 16 januari 2001.
9
Zie Zie de Aanbeveling nr. 6 van 21 oktober 1997 betreffende strafbedingen , aanbeveling nr. 6 van 21 oktoberZie ook het advies nr. 10 van 15 april 2003 over het wetsvoorstel nr. 1452 tot aanvulling van artikel 32.21. van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid p. 6-7 (punt II.c) ). Zie ook het advies nr.11 van 21 oktober 2003 over het wetsvoorstel nr. 51/0122 tot wijziging van het burgerlijk wetboek, wat de interesten en schadebedingen bij contractuele wanuitvoering betreft.1997.
92
RAAD VOOR HET VERBRUIK
C.O.B. 18
COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN
ADVIES OP EEN VOORONTWERP VAN KONINKLIJK BESLUIT TOT WIJZIGING VAN HET KONINKLIJK BESLUIT BESTELBON NIEUWE AUTOVOERTUIGEN (Koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de vermelding van de essentiële gegevens en de algemene verkoopsvoorwaarden op de bestelbon voor nieuwe autovoertuigen)
Brussel, 28 september 2005
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
93
94
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Advies op een voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de vermelding van essentiële gegevens en de algemene verkoopsvoorwaarden op de bestelbon voor nieuwe autovoertuigen1 De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen werd bij brief van 27 juli 2005 door Mevrouw de Minister van Werk en Consumentenzaken om advies gevraagd over een voorontwerp tot koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de vermelding van de essentiële gegevens en de algemene verkoopsvoorwaarden op de bestelbon voor nieuwe autovoertuigen2. Dit koninklijk besluit legt, in uitvoering van de artikelen 39, derde lid3, en 34, eerste lid, van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (hierna genoemd de W.H.P.C.), enerzijds minimumvermeldingen op die op de voorzijde van iedere bestelbon die wordt opgemaakt bij de verkoop aan de consument van nieuwe autovoertuigen (artikel 3 van het koninklijk besluit), en stelt anderzijds de minimaal geldende verkoopsvoorwaarden vast die op de keerzijde van de bestelbon dienen voor te komen (artikel 4 van het koninklijk besluit). De Commissie verwijst in dit verband naar haar advies, gegeven op 8 december 19984. Het nu ter advies voorgelegde wijzigingsbesluit heeft als doel de aanpassing van dit koninklijk besluit aan het nieuwe wettelijke regime inzake de bescherming van de consument bij verkoop van consumptiegoederen (wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen5). De voorgestelde wijziging heeft bijgevolg in essentie betrekking op de artikelen 4.5. en 4.6. van het voornoemde koninklijk besluit, dat een regeling inhield inzake conformiteit en zichtbare gebreken (4.5.) en verborgen gebreken (4.6.). Mevrouw de Minister vroeg de Commissie, die krachtens artikel 34, tweede lid, van de W.H.P.C. dient geraadpleegd te worden, om haar advies binnen een termijn van twee maanden over te maken. De Commissie formuleert de volgende opmerkingen op het haar voorgelegde voorontwerp van Koninlijk Besluit.
1
Zie bijlage.
2
B.S., 9 augustus 2000.
3
De vraag kan gesteld worden of artikel 39, derde lid, dat de Koning de algemene bevoegdheid geeft om de vermeldingen vast te stellen die op de bestelbon moeten voorkomen, wel als rechtsgrond kan dienen om bij de verkoop van bepaalde producten of diensten, of met andere woorden voor een bepaalde sector, verplichte vermeldingen bij koninklijk besluit op te leggen. Deze vraag is vooral van belang in het licht van de mogelijkheid tot het opleggen van strafsancties, aangezien het artikel 102 van de W.H.P.C. wél overtredingen op artikel 39 of op de besluiten genomen in uitvoering van dit artikel (zie punt 3 van dit artikel), maar niet overtredingen op besluiten genomen in uitvoering van artikel 34 strafbaar stelt.
4
C.O.B. 6, Advies inzake het voorontwerp van koninklijk besluit betreffende de bestelbon van nieuwe autovoertuigen (8 december 1998) .
5
B.S., 21 september 2004.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
95
I. Opmerking met betrekking tot de door de wetgever genomen optie van het uitdrukkelijk opnemen, in de contractsvoorwaarden op de keerzijde van de bestelbon of het document, van de wettelijke regeling omtrent de garanties op consumptiegoederen Uit de bepalingen van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 koninklijk besluit betreffende de bestelbon van nieuwe autovoertuigen valt af te leiden dat de Koning met het uitvaardigen van dit koninklijk besluit vooral een dubbel oogmerk nastreefde: vooreerst het waarborgen van een correcte en volledige informatie van de consument, koper van een nieuw autovoertuig, omtrent de belangrijkste kenmerken, en omtrent de relevante contractsvoorwaarden. De omstandigheid dat er voor werd geopteerd ook bedingen die ingevolge andere wetgeving op de bestelbon zouden dienen voor te komen in het koninklijk besluit op te nemen, getuigt hiervan. Er kan bijvoorbeeld gewezen worden op de eventuele verplichte vermelding van het verzakingsbeding (artikel 3, 11°6), op de verwijzing naar de eventuele toepassing van de wet van 12 juni 1991 op het consumentenkrediet bij financiering “op krediet” (artikel 4.7., eerste lid). Het andere oogmerk bestond erin een evenwicht in de contractuele relatie tussen de verkoper en de consument na te streven en in dit opzicht een meer op maat gesneden minimale contractuele regeling uit te werken die rekening houdt met de specifieke problemen die gepaard kunnen gaan met een dergelijke verkoop. De artikelen 4.5. en 4.6. van het koninklijk besluit bestelbon nieuwe autovoertuigen bevatten een dergelijke specifieke regeling, waarbij in artikel 4.6.1., voor wat de conventionele waarborg betreft, gepoogd werd enigszins vooruit te lopen op de in gevolge de richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen7 in het vooruitzicht staande nieuwe wettelijke regeling. In het voorontwerp van het wijzigingsk.b. wordt voorgesteld de huidige artikelen 4.5. en 4.6. te vervangen door een nieuw artikel 4.5., dat enerzijds voorschrijft om op de keerzijde van de bestelbon of enig ander document bedoeld in artikel 1 minimale informatie omtrent de wettelijke garantie op te nemen (artikel 4.5.1.), en anderzijds minimale vereisten stelt omtrent de commerciële waarborg die eventueel zou worden gegeven door de constructeur. Wat de keuze betreft om de verkoper te verplichten om ter informatie van de consument in de contractsvoorwaarden essentiële bepalingen van het Burgerlijk Wetboek over te nemen, komen binnen de Commissie de volgende opinies naar voor. De vertegenwoordigers van de verbruikersorganisaties wijzen op de centrale doelstelling van een correcte en volledige voorlichting van de consument, onder meer omtrent de relevante contractsvoorwaarden, waarvan de regels tot vrijwaring tegen elk gebrek aan overeenstemming en tegen verborgen gebreken een essentieel onderdeel uitmaken. In dat opzicht ondersteunen zij de door de Koning genomen optie om de essentiële elementen omtrent dit wettelijk regime uitdrukkelijk te laten opnemen in de contractsdocumenten. Het contract, in dit geval gematerialiseerd via de bestelbon of enig ander document, vormt immers de eerste bron waarop men zich zal beroepen in geval van onduidelijkheid, of wanneer zich een uitvoeringsprobleem voordoet. Om die reden vinden zij het opnemen van wettelijke bepalingen in een contractsdocument gerechtvaardigd. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie, en de middenstand zijn het eens met de verbruikersorganisaties over de omstandigheid dat de consument duidelijk moet voorgelicht worden over de bepalingen inzake de garantie, en dat de consument, naast de commerciële garantie, gewezen moet worden op de wettelijke garantie en de essentiële bepalingen ervan. 6
Zie in dit opzicht ook artikel 4.7., tweede lid, van het koninklijk besluit.
7
P.B.E.G.,1999, nr. L 171/12.
96
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Zij zijn evenwel van oordeel dat een overname van de essentiële elementen van deze wet in een contractsdocument geen adequate manier is om de consument een duidelijke en correcte voorlichting te geven van zijn wettelijke rechten. Zij wijzen bijkomend op de volgende elementen: a. Het door de Belgische wetgever aangenomen systeem van opeenvolging van twee regimes (binnen de eerste twee jaar regime van gebrek aan overeenstemming, en daarna het bestaande regime van de vrijwaring tegen verborgen gebreken) is complex en kan moeilijk, op het gevaar af onvolledig en onduidelijk te zijn8, worden samengevat in één enkel artikel. b. De werkwijze, erin bestaande via wetgeving voor te schrijven dat bepaalde wettelijke regelingen verplichtend opgenomen worden in contractsdocumenten, houdt altijd het gevaar in van de noodzaak tot aanpassing van deze wetgeving aan veranderingen van de verplicht opgenomen wettelijke regeling9. De vertegenwoordigers van de productie, de distributie, en de middenstand zijn in dit opzicht de mening toegedaan dat het verplicht opnemen van wettelijke verplichtingen in de contractsdocumenten waarvan de informatieve meerwaarde voor de consument in vraag kan gesteld worden, niet opweegt tegen de economische kost van een dergelijke verplichting. Deze vertegenwoordigers vinden het wel gerechtvaardigd dat aan de wordt opgelegd om de consument naar informatie daaromtrent te verwijzen, eventueel via een krachtens artikel 4 van het koninklijk besluit verplicht op te nemen clausule. Er zou, naar de mening van deze vertegenwoordigers, kunnen worden gedacht aan een akkoord binnen deze sector over het ter beschikking stellen van de consument van een informatieve brochure omtrent het wettelijke regime van de garanties voor consumptiegoederen10 Wordt, rekening houdend met deze opinies, ervoor gekozen om de essentiële bepalingen van de wet garanties consumptiegoederen op te nemen op de bestelbon of enig ander document dat wordt opgemaakt bij de verkoop van nieuwe autovoertuigen, dan dient in elk geval, naar het oordeel van de Commissie, duidelijk vermeld worden dat het om een overname van de wettelijke regeling gaat, teneinde het reële risico van verwarring van de consument te vermijden11.
II. Analyse van het voorgelegde voorontwerp van koninklijk besluit A. Voorafgaande opmerking met betrekking tot de beperking tot nieuwe autovoertuigen (artikelen 1 en 2) Het ter wijziging voorgelegde Koninklijk Besluit heeft betrekking op de verkoop aan de consument van nieuwe autovoertuigen (artikel 1). Als nieuwe voertuigen worden beschouwd, de voertuigen die nog niet ingeschreven zijn (artikel 2).
8
Zie punt a. Algemene opmerking van de Commissie onder de bespreking van artikel 4.5.1.
9
Enkele leden van de Commissie vragen zich hierbij af of het door de Belgische wetgever gekozen systeem van opeenvolging van twee regimes, namelijk de aansprakelijkheid gedurende 2 jaar voor de levering “in overeenstemming met”, en daarna het oude systeem van vrijwaring voor verborgen gebreken wel conform is met de richtlijn 1999/44/EG van het Europees Parlement en de Raad van 25 mei 1999 betreffende bepaalde aspecten van de verkoop van en de garanties voor consumptiegoederen, waarvan het de omzetting beoogt. Op dit punt kan men niet uitsluiten dat een aanpassing van de wet zich snel zou opdringen.
10
De betrokken vertegenwoordigers verwijzen hierbij naar het door de Federale Overheidsdienst Economie, K.M.O., Middenstand en Energie, Algemene Directie Regulering en Organisatie van de Markt, gepubliceerde brochure over “De nieuwe wet op de garanties”
11
Cf. infra, onder II.B., Artikel 4.5.1., c)
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
97
De beperking tot nieuwe autovoertuigen is een beperking die volgt uit de voorgeschiedenis van het uitgevaardigde koninklijk besluit, in gevolge de opzegging van de programmaovereenkomst, gesloten tussen de Minister van Economische Zaken en de representatieve beroepsorganisatie van de autoconstructeurs12. De Commissie is van mening dat een beperking tot nieuwe autovoertuigen vanuit het oogpunt van de beoogde bescherming niet objectief te verantwoorden valt13, en stelt voor deze beperking te schrappen. Een verificatie van de gevolgen van deze schrapping op de bestaande bepalingen is in dat geval wel aangewezen.
B. Wijziging van de bepalingen inzake de garantie Het voorontwerp vervangt de artikelen 4.5. en 4.6. door een nieuw artikel 4.5. Garantie, dat als volgt ingedeeld is:
Artikel 4.5.1. Wettelijke garantie a. Algemene opmerking van de Commissie Het voorgestelde artikel 4.5.1. verwijst naar de nieuwe wettelijke regeling, opgenomen in de artikelen 1649bis tot 1649octies van het Burgerlijk wetboek, en verplicht de aandacht van de consument te vestigen op de omstandigheid dat het gebrek zich moet manifesteren binnen de twee jaar na de levering, een meldingstermijn van het gebrek aan overeenstemming moet weergegeven worden (minimaal twee maanden), en dat na verloop van de termijn van twee jaar het regime van de vrijwaring voor verborgen gebreken van toepassing is, met eveneens de verplichting tot weergave van een meldingstermijn (minimaal twee maanden). Verplicht de wetgever, zoals nu voorgesteld wordt, om een gedeelte van de wettelijke regeling in het contract op te nemen, dan dienen naar het oordeel van de Commissie minstens de volgende regelen die hiermee samenhangen en even relevant zijn met het oog op een correcte informatie van de consument, te worden opgenomen: ∗ De verjaringstermijn van één jaar vanaf de vaststelling van het gebrek voor het instellen van een rechtsvordering, zonder dat deze termijn vóór het einde van de termijn van twee jaar mag verstrijken: artikel 1649quater, § 3, B.W. ∗ Het weerlegbaar vermoeden dat het gebrek bestond op het ogenblik van de levering bij een gebrek dat zich voordoet zes maanden na de levering: artikel 1649quater, § 4, B.W. ∗ De verschillende keuzemogelijkheden van de consument bij het vaststaan van een gebrek waarvoor de verkoper aansprakelijk is (herstel, vervanging, ondergeschikt prijsvermindering of ontbinding van de overeenkomst): artikel 1649quinquies, B.W.
12
Zie het Verslag aan de Koning van het betrokken K.B., B.S., 9 augustus 2000, (p. 27.300).
13
Men kan al volstaan met een verwijzing naar de statistieken omtrent de inschrijvingen van nieuwe auto’s, exclusief bedrijfswagens en wagens voor dubbel gebruik, en deze vergelijken met de inschrijvingen van tweedehandse personenwagens: in 2004 bedroeg het aantal inschrijvingen van nieuwe autovoertuigen 457.665, en dit van tweedehands personenwagens 666.238. Het cijfer omtrent de inschrijvingen van nieuwe autovoertuigen dient in belangrijke mate te worden gecorrigeerd, aangezien een belangrijk aandeel hiervan geleast wordt, en dus niet door consumenten wordt aangekocht. Rekening houdend met deze correctie kan men stellen dat bijna dubbel zoveel voertuigen tweedehands worden aangekocht door consumenten. Een gegeven waarmee zeker rekening moet gehouden worden vanuit het oogpunt van de consumentenbescherming. Bronnen: http://statbel.fgov.be, http://www.febiac.be, Jaarverslag Renta 2004, p. 4: http://www.renta.be en http:aps.vlaanderen.be/ statistiek/nieuws/mobiliteit/2005-05 leasing.com
98
RAAD VOOR HET VERBRUIK
b. het opleggen van een meldingstermijn van twee maanden voor verborgen gebreken Artikel 1648 van het Burgerlijk Wetboek stelt dat de rechtsvordering wegens koopvernietigende gebreken door de koper moet worden ingesteld binnen een korte tijd, al naar de aard van de koopvernietigende gebreken en de gebruiken van de plaats waar de koop gesloten is. Het voorontwerp van koninklijk besluit legt in dit verband, naar analogie met de minimum meldingstermijn van twee maanden bij gebrek aan overeenstemming, op dat in de contractsvoorwaarden een meldingstermijn moet worden vermeld, die niet korter mag zijn dan twee maanden. De Commissie is van mening dat de Koning deze “korte tijd” niet nader kan regelen krachtens de haar toegewezen uitvoeringsbevoegdheid op basis van het artikel 34 van de W.H.P.C. c. duidelijke vermelding dat het om een overname van wettelijke bepalingen gaat Uit de redactie van de betrokken bepaling dient de aandacht van de consument uitdrukkelijk gevestigd te worden op de omstandigheid dat het om een opname van wettelijke bepalingen gaat, bijvoorbeeld door het opleggen van een bepaalde formulering, zoals “wettelijk verplichte vermeldingen”, en/of door bepaalde functionele eisen te stellen, bijvoorbeeld door op te leggen dat de betrokken bepalingen in een afzonderlijk tekstblok gezet dienen te worden.
Artikel 4.5.2. Commerciële garantie a. geen beperking van de commerciële garantie tot de constructeur Artikel 4.5.2., eerste lid, lijkt geschreven als een voorschrift gericht tot de verkoper. Naar de mening van de Commissie heeft dit lid tot doel een duidelijke informatie aan de consument na te streven omtrent de commerciële garantie. Deze commerciële garantie kan niet enkel gegeven worden door de constructeur, maar kan ook uitgaan van iedere andere tussenschakel in de verkoopsketen. De Commissie beveelt bijgevolg aan om de aanhef van het eerste lid als volgt te formuleren: “Wanneer een commerciële garantie wordt gegeven bovenop…” b. minimale kenmerken op te nemen in de rubriek “commerciële garantie”. De Commissie is van oordeel dat het van essentieel belang is dat in artikel 4.5.2. duidelijk wordt bepaald dat de verkoper minimaal de volgende kenmerken van de commerciële garantie weergeeft: - de omvang van de commerciële garantie; - haar duur; - tegen wie deze garantie kan worden ingeroepen; - de overige voorwaarden ervan. Bovendien verdient het aanbeveling om in een afzonderlijk tekstblok of in vetgedrukte letters de volgende vermelding te doen opnemen: Wettelijke vermelding. “Deze garantie doet geen afbreuk aan de wettelijke garantie.” c. artikel 4.5.2., tweede lid In geval de commerciële garantie wordt weergegeven in een afzonderlijk document, los van de bestelbon of enig ander document dat wordt opgemaakt bij de verkoop verdient het aanbeveling, teneinde de consument van het bestaan van dit afzonderlijk document effectief op de hoogte te stellen, het tweede lid te laten opnemen op de voorzijde van de bestelbon en de consument op enigerlei manier, bijvoorbeeld via het aankruisen van een hokje, uitdrukkelijk op dit document te wijzen. De Commissie beveelt dus aan dat dit element in artikel 3 van het koninklijk besluit wordt opgenomen.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
99
III. Opmerking met betrekking tot de bevoegde Minister De Commissie verwijst naar haar opmerking, reeds gesteld in haar adviezen nr. 14 en 1514, omtrent de definitie van de bevoegde Minister in artikel 1.8. W.H.P.C. De Commissie heeft dit probleem ook reeds aangekaart per brief van 9 januari 2004 bij de toenmalige Minister van Economie, maar mocht hierop geen antwoord ontvangen. Geen enkel officieel besluit heeft de bevoegdheid om uitvoeringsmaatregelen op de W.H.P.C. te nemen toegewezen aan de Minister belast met Consumentenzaken15.
14
15
C.O.B. 14, Advies op een voorontwerp van Koninklijk Besluit betreffende het typecontract voor huwelijksbemiddeling (25 juni 2004), en C.O.B. 15, Advies op een voorontwerp van Koninklijk Besluit betreffende de contractvoorwaarden van kredietinstellingen(2 juli 2004). Zie in dezelfde zin de volgende vonnissen: Voorz. Kh. Gent, 24 mei 2004, R.A.B.G., 2004, met noot P. Wytinck? “Wie is de bevoegde minister onder artikel 98, § 1, W.H.P.C., om een vordering tot staking in te stellen, en Voorz. Kh. Brussel, 29 november 2004, onuitgegeven, waarbij geoordeeld werd dat uit de samenlezing van artikel 98, § 1, 2 en artikel 1.8. van de W.H.P.C. volgt dat de Minister van Economische zaken en niet de Minister belast met Consumentenzaken bevoegd is om de vordering tot staking in te stellen.
100
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE Voorontwerp van Koninklijk Besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de vermelding van de essentiële gegevens en de algemene verkoopsvoorwaarden op de bestelbon voor nieuwe autovoertuigen. ROYAUME DE BELGIQUE
KONINKRIJK BELGIE
SERVICE PUBLIC FEDERAL ECONOMIE, P.M.E., CLASSES MOYENNES ET ENERGIE
FEDERALE OVERHEIDSDIENST ECONOMIE, K.M.O., MIDDENSTAND EN ENERGIE
Arrêté royal modifiant l’arrêté royal du 9 juillet 2000 relatif aux informations essentielles et aux conditions générales de vente devant figurer sur le bon de commande des véhicules automobiles neufs
Koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de vermelding van de essentiële gegevens en de algemene verkoopsvoorwaarden op de bestelbon voor nieuwe autovoertuigen
ALBERT II, Roi des Belges,
ALBERT II, Koning der Belgen,
A tous, présents et à venir, Salut.
Aan allen die nu zijn en hierna wezen zullen, Onze Groet.
Vu la loi du 14 juillet 1991 sur les pratiques du commerce et sur l’information et la protection du consommateur, notamment les articles 34, alinéa 1er, et 39, alinéa 3;
Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op de artikelen 34, eerste lid, en 39, derde lid;
Vu l’arrêté royal du 9 juillet 2000 relatif aux informations essentielles et aux conditions générales de vente devant figurer sur le bon de commande des véhicules automobiles neufs;
Gelet op het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de vermelding van de essentiële gegevens en de algemene verkoopsvoorwaarden op de bestelbon voor nieuwe autovoertuigen;
Vu l’avis de la Commission des Clauses abusives,
Gelet op het advies van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen, gegeven op ;
donné le ; Vu l’avis du Conseil Supérieur des Indépendants et des PME, donné le ;
Gelet op het advies van de Hoge Raad voor de Zelfstandigen en de KMO, gegeven op ;
Vue l’avis de l’inspecteur des finances, donné le ;
Gelet op het advies van de inspecteur van financiën, gegeven op ;
Vu l’avis du Conseil d’Etat, donné le , en application de l’article 84, § 1er, alinéa 1er, 1°, des lois coordonnées sur le Conseil d’Etat;
Gelet op het advies van de Raad van State, gegeven op , met toepassing van artikel 84,
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
§ 1, eerste lid, 1°, van de gecoördineerde wetten op de Raad van State;
101
Considérant que la loi du 1er septembre 2004 relative à la protection des consommateurs en cas de vente de biens de consommation a modifié le régime de la garantie dans le Code civil;
Overwegende dat de wet van 1 september 2004 betreffende de bescherming van de consumenten bij verkoop van consumptiegoederen het regime van de garantie in het Burgerlijk Wetboek heeft gewijzigd;
Sur la proposition de Notre Ministre de l’Emploi et de Notre Ministre des Classes moyennes, et de l’avis de Nos Ministres qui en ont délibéré en Conseil,
Op de voordracht van Onze Minister van Werk en van Onze Minister van Middenstand, en op het advies van Onze in Raad vergaderde Ministers,
Nous avons arrêté et arrêtons :
Hebben Wij besloten en besluiten Wij :
Article 1er. A l’article 3, 1°, de l’arrêté royal du 9 juillet 2000 relatif aux informations essentielles et aux conditions générales de vente devant figurer sur le bon de commande des véhicules automobiles neufs, les termes “l’inscription au registre de commerce et le numéro d’identification à la T.V.A.” sont remplacés par les mots “le numéro d’entreprise et le cas échéant le numéro d’établissement”.
Artikel 1. In artikel 3, 1°, van het koninklijk besluit van 9 juli 2000 betreffende de vermelding van de essentiële gegevens en de algemene verkoopsvoorwaarden op de bestelbon voor nieuwe autovoertuigen worden de woorden “het inschrijvingsnummer in het handelsregister en het BTW-identificatienummer” vervangen door de woorden “het ondernemingsnummer en in voorkomend geval het vestigingsnummer”.
102
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Art. 2. A l’article 4 du même arrêté sont apportées les modifications suivantes :
Art. 2. In artikel 4 van hetzelfde besluit worden de volgende wijzigingen aangebracht :
1° le 5. est remplacé comme suit :
1° de bepaling onder 5. wordt vervangen als volgt :
“5. Garantie
“ 5. Garantie
5.1. Garantie légale
5.1. Wettelijke garantie
Conformément aux articles 1649 bis à 1649 octies du Code civil, le vendeur est responsable envers l’acheteur de tout défaut de conformité qui existe lors de la livraison du véhicule et qui se manifeste dans un délai de deux ans à compter de celle-ci.
Overeenkomstig de artikelen 1649 bis tot 1649 octies van het Burgerlijk Wetboek is de verkoper jegens de koper aansprakelijk voor elk gebrek aan overeenstemming dat bestaat bij de levering van het voertuig en dat zich manifesteert binnen een termijn van twee jaar te rekenen vanaf voornoemde levering.
Tout défaut de conformité doit être communiqué au vendeur par lettre recommandée dans un délai de …. mois à compter du moment où l’acheteur l’a constaté (ce délai ne peut pas être inférieur à deux mois).
Elk gebrek aan overeenstemming moet aan de verkoper per aangetekende brief gemeld worden binnen een termijn van … maanden vanaf het ogenblik waarop de koper het heeft vastgesteld (deze termijn mag niet korter zijn dan twee maanden).
Après l’expiration du délai de deux ans, l’acheteur bénéficie également de la garantie des vices cachés telle que fixée aux articles 1641 à 1649 du Code civil. L’acheteur peut invoquer cette garantie dans le cas où le vice caché existait au moment de la livraison et pour autant que le vice caché rende le véhicule inadapté à l’usage auquel il est destiné ou en diminue considérablement l’utilisation.
Na verloop van de termijn van twee jaar geniet de koper eveneens van de garantie voor verborgen gebreken zoals bepaald in de artikelen 1641 tot 1649 van het Burgerlijk Wetboek. De koper kan op deze garantie beroep doen indien het verborgen gebrek bestond op het ogenblik van de levering en voor zover het verborgen gebrek het voertuig ongeschikt maakt voor het gebruik waartoe het is bestemd of het gebruik ervan aanzienlijk vermindert.
Tout vice caché doit être communiqué au vendeur par lettre recommandée dans un délai de … mois à compter du moment où l’acheteur l’a constaté ou aurait dû normalement le constater (ce délai ne peut pas être inférieur à deux mois).
Elk verborgen gebrek moet aan de verkoper per aangetekende brief gemeld worden binnen een termijn van … maanden vanaf het ogenblik waarop de koper het heeft vastgesteld of het normalerwijze had moeten vaststellen (deze termijn mag niet korter zijn dan twee maanden).
5.2. Garantie commerciale
5.2. Commerciële garantie
Lorsqu’une garantie commerciale est donnée par le constructeur, en plus de la garantie légale, l’étendue et les conditions de celle-ci doivent être clairement définies. Cette garantie commerciale est octroyée sans préjudice de la garantie légale.
Wanneer een commerciële garantie wordt gegeven door de constructeur, bovenop de wettelijke garantie, dan worden de omvang en de voorwaarden hiervan duidelijk omschreven. Deze commerciële garantie geldt onverminderd de wettelijke garantie.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
103
L’étendue et les conditions de la garantie commerciale peuvent être formulées dans un document séparé, remis à l’acheteur au moment de la signature du bon de commande. Dans ce cas, l’acheteur reconnaît en avoir reçu une copie et accepter ces conditions.”;
De omvang en de voorwaarden van de commerciële garantie kunnen worden weergegeven in een afzonderlijk document, overhandigd aan de koper op het moment dat de bestelbon ondertekend wordt. In dat geval erkent de koper een kopie ervan te hebben ontvangen en deze voorwaarden te aanvaarden. “;
2° le 6. est supprimé.
2° de bepaling onder 6. wordt opgeheven.
Art. 3. Le présent arrêté ne s’applique pas aux
Art. 3. Dit besluit is niet van toepassing op de overeenkomsten gesloten voor de datum van zijn inwerkingtreding.
contrats conclus avant la date de son entrée en vigueur.
Le présent arrêté entre en vigueur le premier jour du quatrième mois qui suit celui au cours duquel il aura été publié au Moniteur belge.
Dit besluit treedt in werking op de eerste dag van de vierde maand na die waarin het is bekendgemaakt in het Belgisch Staatsblad.
Art. 4. Notre ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions et Notre ministre qui a la Protection de la Consommation dans ses attributions sont chargés, chacun en ce qui le concerne, de l’exécution du présent arrêté.
Art. 4. Onze minister bevoegd voor Middenstand en Onze minister bevoegd voor Consumentenzaken zijn, ieder wat hem betreft, belast met de uitvoering van dit besluit.
Donné à
Gegeven te
Par le Roi : La Ministre des Classes moyennes,
Van Koningswege : De Minister van Middenstand, Sabine LARUELLE
La Ministre de l’Emploi,
De Minister van Werk, Freya VAN DEN BOSSCHE
104
RAAD VOOR HET VERBRUIK
IV. BIJLAGEN
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
105
106
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 1 REGLEMENT D’ORDRE INTERIEUR de la COMMISSION DES CLAUSES ABUSIVES
HUISHOUDELIJK REGLEMENT van de COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN
I. CONVOCATION - DELIBERATION
I. BIJEENROEPING - BERAADSLAGING
TENUE DES SEANCES DE LA COMMISSION
VERGADERINGEN VAN DE COMMISSIE
Article 1er
Artikel 1
La Commission des clauses abusives, ci-après la Commission, se réunit à l’initiative du président ou du vice-président qui le remplace.
De Commissie voor Onrechtmatige Bedingen, hierna de Commissie, vergadert op initiatief van de voorzitter of van de ondervoorzitter die hem vervangt.
La Commission doit être convoquée si le Ministre ayant les affaires économiques dans ses attributions ou deux membres effectifs de la Commission en formulent la demande.
De Commissie moet worden bijeengeroepen als de Minister, tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoort, of twee werkende leden van de Commissie hierom verzoeken.
Art. 2.
Art. 2.
Le secrétariat envoie les convocations au plus tard dix jours avant la séance sauf urgence dont l’appréciation est laissée au président.
Het secretariaat verstuurt de uitnodigingen ten laatste tien dagen vóór de vergadering, behalve in spoedeisende gevallen, waarover de voorzitter moet oordelen.
Les convocations sont adressées aux membres effectifs de la Commission. Elles sont également adressées aux membres suppléants en copie à titre d’information.
De uitnodigingen worden gestuurd naar de werkende leden van de Commissie. Een afschrift ervan wordt eveneens ter informatie gestuurd naar de plaatsvervangende leden.
La convocation mentionne les divers points de l‘ordre du jour. Les délibérations ne pourront porter que sur ces points, sauf le cas d‘urgence.
De uitnodiging bevat de agenda. De beraadslaging mag slechts hierop betrekking hebben, behoudens in spoedeisende gevallen.
Figurent d‘office à l‘ordre du jour les demandes d‘avis qui n‘ont pas été jugées irrecevables par le Bureau ou par son délégué.
De vragen om advies, die niet als onontvankelijk werden beschouwd door het Dagelijks Bestuur of door zijn afgevaardigde, worden ambtshalve op de agenda geplaatst.
Art. 3.
Art. 3.
La Commission ne peut délibérer valablement que si au moins quatre membres dont deux de chaque catégorie ayant voix délibérative, non compris le président et le vice-président, sont présents.
De Commissie kan slechts geldig beraadslagen als ten minste vier stemgerechtigde leden waarvan twee van elke categorie, de voorzitter en de ondervoorzitter niet inbegrepen, aanwezig zijn.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
107
Si tel n’est pas le cas, le président peut fixer une nouvelle séance sans tenir compte du délai fixé à l’article 2.
Als zulks niet het geval is kan de voorzitter een nieuwe vergadering beleggen zonder rekening te houden met de termijn vastgelegd in artikel 2.
Lors de cette nouvelle séance, la Commission délibère valablement quelque soit le nombre des membres présents.
Tijdens deze nieuwe vergadering beraadslaagt de Commissie geldig, ongeacht het aantal aanwezige leden.
Art. 4.
Art. 4.
Chaque membre effectif de la Commission peut se faire remplacer par un membre suppléant de la catégorie qu’il représente. Ce membre suppléant a droit de vote, si le membre effectif qu’il remplace a le droit de vote.
Elk werkend lid van de Commissie kan zich laten vervangen door een plaatsvervangend lid van dezelfde categorie die hij vertegenwoordigt. Dat plaatsvervangend lid heeft stemrecht, als het werkend lid dat hij vervangt stemrecht heeft.
Un membre suppléant ne peut, en aucun cas, remplacer à la même réunion plusieurs membres effectifs.
Een plaatsvervangend lid mag in geen geval, op dezelfde vergadering verschillende werkende leden vervangen.
Tout membre effectif peut se faire assister d’un membre suppléant qui n’aura dans ce cas pas droit de vote.
Elk werkend lid mag zich laten bijstaan door een plaatsvervangend lid dat in dat geval geen stemrecht heeft.
Art. 5.
Art. 5.
Le président ouvre et clôture les séances. Il dirige les débats et dispose de tous les pouvoirs nécessaires à cet effet.
De voorzitter opent en sluit de vergaderingen. Hij leidt de debatten en beschikt hiertoe over alle nodige bevoegdheden.
Les séances sont présidées en cas d’empêchement du président par le vice-président.
Bij belet van de voorzitter, worden de vergaderingen voorgezeten door de ondervoorzitter.
Art. 6.
Art. 6.
Le vote se fait à mainlevée ou au moyen de bulletins nominatifs.
De stemming gebeurt door handopsteken of door middel van stembiljetten op naam.
Le président et le vice-président ont le droit de vote. La voix du président est prépondérante en cas de parité des voix.
De voorzitter en de ondervoorzitter hebben stemrecht. Bij gelijkheid van stemmen is de stem van de voorzitter beslissend.
Les membres experts permanents n’ont pas le droit de vote.
De permanente leden-deskundigen hebben geen stemrecht.
Les délibérations s’effectuent à la majorité simple des voix.
De beraadslagingen gebeuren meerderheid van stemmen.
Art. 7.
Art. 7.
La Commission peut, sur proposition du président, reporter la discussion de certains points de l’ordre du jour.
De Commissie kan, op de voorstel van de voorzitter, de bespreking van sommige punten van de agenda uitstellen.
108
bij
gewone
RAAD VOOR HET VERBRUIK
II.LE BUREAU
II.HET DAGELIJKS BESTUUR
Art. 8.
Art. 8.
La Commission constitue en son sein un Bureau dont le président de la Commission assume la présidence.
De Commissie richt in haar schoot een Dagelijks Bestuur op waarvan de voorzitter van de Commissie het voorzitterschap waarneemt.
Le Bureau, outre le président, se compose du viceprésident et de six membres.
Het Dagelijks Bestuur is, naast de voorzitter, samengesteld uit de ondervoorzitter en zes leden.
Ces membres sont chacun choisis par deux au sein d’une des trois catégories de membres effectifs visées à l’article 2 § 1 de l’Arrêté Royal du 26 novembre 1993 portant création de la Commission des clauses abusives, par les membres de la catégorie concernée.
Deze leden worden per twee gekozen, binnen één van de drie categorieën van werkende leden, zoals bepaald in artikel 2 § 1 van het Koninklijk Besluit van 26 november 1993 houdende de oprichting van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen, door de betrokken categorie van leden.
Le mandat de membre du Bureau prend fin en même temps que celui de membre de la Commission.
Het mandaat van lid van het Dagelijks Bestuur eindigt tegelijkertijd met het mandaat van commissielid.
Tout membre du Bureau peut, en cas d’empêchement, se faire remplacer par un autre membre effectif ou suppléant de sa catégorie, en avertissant le président.
Elk lid van het Dagelijks Bestuur kan zich in geval van belet laten vervangen door een ander werkend of plaatsvervangend lid van zijn categorie als zij de voorzitter hiervan op de hoogte brengt.
En cas d’empêchement du président de la Commission, le vice-président convoque les réunions du Bureau de la Commission.
In geval van belet van de voorzitter van de Commissie, is het de ondervoorzitter die de vergaderingen van het Dagelijks Bestuur belegt.
Art. 9.
Art. 9.
Le Bureau prépare les dossiers à soumettre à la Commission. Il établit l›ordre du jour des séances de la Commission et les dates de réunion de la Commission. Le Bureau peut valablement se réunir si le président ou le vice-président, ainsi que trois de ses membres au moins, sont présents.
Het Dagelijks Bestuur bereidt de dossiers voor die aan de Commissie moeten worden voorgelegd. Het stelt de agenda op van de vergaderingen van de Commissie en legt de vergaderdata vast. Het Dagelijks Bestuur kan geldig vergaderen als de voorzitter of de ondervoorzitter alsmede tenminste drie van zijn leden aanwezig zijn.
Le Bureau statue sur la recevabilité d’une demande d’avis à la majorité des deux tiers. Si cette majorité n’est pas atteinte, la demande d’avis est mise d’office à l’ordre du jour de la Commission, qui en décide conformément à l’article 6.
Het Dagelijks Bestuur spreekt zich met een tweederde meerderheid uit over de ontvankelijkheid van een vraag om advies. Wordt deze meerderheid niet bereikt dan wordt de vraag om advies ambtshalve op de agenda van de Commissie geplaatst, die hierover beslist overeenkomstig artikel 6.
Le Bureau peut déléguer cette compétence en tout ou en partie au président ou au vice-président de la Commission.
Het Dagelijks Bestuur kan deze bevoegdheid geheel of gedeeltelijk overdragen aan de voorzitter of de ondervoorzitter van de Commissie.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
109
Le Bureau veille à l’exécution des décisions prises. Il fixe les dates ultimes auxquelles rapports et avis doivent être soumis à la Commission. Il exerce les autres pouvoirs qui lui seraient éventuellement confiés par la Commission.
Het Dagelijks Bestuur ziet toe op de uitvoering van de genomen beslissingen. Het stelt de uiterste data vast waarop de verslagen en adviezen aan de Commissie moeten worden voorgelegd. Het oefent de andere bevoegdheden uit die hem eventueel door de Commissie zouden worden toevertrouwd.
Le Bureau, sous réserve d’approbation ultérieure par la Commission, peut créer des groupes de travail.
Het Dagelijks Bestuur kan, onder voorbehoud van latere goedkeuring door de Commissie, werkgroepen oprichten.
III.GROUPES DE TRAVAIL
III.WERKGROEPEN
Art. 10.
Art. 10.
La Commission peut créer des groupes de travail chargés d’étudier des questions déterminées.
De Commissie kan werkgroepen oprichten die belast worden met de studie van welbepaalde problemen.
Ces groupes de travail sont présidés par le président, le vice-président ou à défaut par une personne désignée par le Bureau. Ils désignent en leur sein un ou plusieurs rapporteurs.
Deze werkgroepen worden voorgezeten door de voorzitter, de ondervoorzitter of door een door het Dagelijks Bestuur aangestelde persoon. Zij duiden onder hun leden een of meerdere verslaggevers aan.
Les travaux des groupes de travail sont présentés à la Commission à l’échéance fixée par les rapporteurs et par le Bureau.
De werkzaamheden van de werkgroepen worden aan de Commissie voorgelegd op de door de verslaggevers en het Dagelijks Bestuur vastgestelde vervaldag.
IV.DISPOSITIONS GENERALES
IV.ALGEMENE BEPALINGEN
Art. 11.
Art. 11.
Les positions unanimes ou éventuellement divergentes de la Commission sont formulées dans les avis et propositions émis par la Commission.
De unanieme of eventueel ook de uiteenlopende standpunten van de Commissie worden geformuleerd in de adviezen en voorstellen van de Commissie.
S’il n’y a pas unanimité, il est procédé au vote sur les différentes positions. Chaque position donne lieu à un vote distinct. Les noms des membres qui souscrivent à une position figurent dans l’avis.
Indien er geen unanimiteit is, wordt overgegaan tot de stemming over de verschillende standpunten. Over elk standpunt wordt afzonderlijk gestemd. De namen van de leden die de onderscheiden standpunten steunen worden vermeld in het advies.
L’avis ou la proposition exprime les points de vue divergents.
Het advies of het voorstel geeft de uiteenlopende standpunten weer.
Il contient également le point de vue des experts permanents.
Het bevat eveneens het standpunt van de permanente deskundigen.
110
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Art. 12.
Art. 12.
Les membres de la Commission et tous ceux qui apportent leur concours à ses travaux sont astreints au secret professionnel pour les faits, actes et renseignements dont ils ont pu avoir connaissance en raison de leurs fonctions, sauf accord de lever la confidentialité à l’unanimité des voix de la Commission.
De leden van de Commissie en al diegenen die aan haar werkzaamheden deelnemen, zijn gebonden door het beroepsgeheim voor de feiten, daden en inlichtingen waarvan zij uit hoofde van hun ambt kennis hebben, behoudens unaniem akkoord van de Commissie om de vertrouwelijkheid op te heffen.
Art. 13.
Art. 13.
Le président de la Commission transmet les avis et proposi- tions de la Commission au Ministre ayant les affaires économiques dans ses attributions, au Ministre ayant les Classes Moyennes dans ses attributions, au Conseil de la Consommation et au(x) demandeur(s) d'avis.
De voorzitter van de Commissie maakt de adviezen en voorstellen van de Commissie over aan de Minister die Economische Zaken tot zijn bevoegdheid heeft, aan de Minister die Middenstand tot zijn bevoegdheid heeft, aan de Raad voor het Verbruik en aan de aanvrager(s) van het advies.
Il transmet le rapport annuel d’activité au Ministre ayant les affaires économiques dans ses attributions ainsi qu’au Ministre ayant les Classes Moyennes dans ses attributions.
Hij maakt het jaarlijkse activiteitenverslag over aan de Minister die Economische Zaken tot zijn bevoegdheid heeft alsmede aan de Minister die Middenstand tot zijn bevoegdheid heeft.
Art. 14.
Art. 14.
La Commission peut décider la publication de ses avis, rapports et propositions.
De Commissie kan beslissen tot de publicatie van haar adviezen, verslagen en voorstellen.
Lorsque l’avis concerne des clauses d’une entreprise particulière, la décision de publication doit être prise à l’unanimité.
Als het advies betrekking heeft op de bedingen van een welbepaalde onderneming, moet de beslissing over de publicatie unaniem worden genomen.
Art. 15.
Art. 15.
Le président de la Commission représente la Commission à l’égard des autorités et des tiers et signe la correspondance qui engage la Commission. Le secrétariat signe la correspondance courante.
De voorzitter van de Commissie vertegenwoordigt de Commissie t.o.v. de overheid en derden en ondertekent de voor de Commissie bindende briefwisseling. Het secretariaat ondertekent de gewone briefwisseling.
Art. 16.
Art. 16.
Les rapports de la Commission ainsi que les ordres du jour et les procès-verbaux des réunions sont rédigés en français et en néerlandais.
De verslagen van de Commissie alsmede de agenda’s en de processen-verbaal van de vergaderingen worden opgesteld in het Frans en in het Nederlands.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
111
Art. 17.
ART. 17.
Le présent règlement d’ordre intérieur sera en vigueur après approbation par le Bureau du Conseil de la Consommation, le jour de son approbation par le Ministre ayant les affaires économiques dans ses attributions.
Dit huishoudelijk reglement zal in werking treden, na goedkeuring ervan door het Dagelijks Bestuur van de Raad voor het Verbruik, op de dag van de goedkeuring ervan door de Minister tot wiens bevoegdheid Economische Zaken behoort.
112
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 2 ARRETE ROYAL DU 26 NOVEMBRE 1993 PORTANT CREATION DE LA COMMISSION DES CLAUSES ABUSIVES (M.B. 08.01.1994, p. 371)
KONINKLIJK BESLUIT VAN 26 NOVEMBER 1993 HOUDENDE OPRICHTING VAN DE COMMISSIE VOOR ONRECHTMATIGE BEDINGEN (B.S. 08.01.1994, p. 371)
Vu la loi du 14 juillet 1991 sur les pratiques du commerce et sur l’information et la protection du consommateur, notamment l’article 35;
Gelet op de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument, inzonderheid op artikel 35;
Vu l’accord de Notre Ministre de l’Intérieur et de la Fonction publique et de Notre Ministre du Budget, donné le 12 octobre 1992;
Gelet op het akkoord van Onze Minister van Binnenlandse Zaken en Ambtenarenzaken en van Onze Minister van Begroting, gegeven op 12 oktober 1992;
Vu l’avis du Conseil d’Etat;
Gelet op het advies van de Raad van State;
Sur proposition de Notre Vice-Premier Ministre et Ministre de la Justice et des Affaires économiques, de Notre Ministre des Petites et Moyennes Entreprises et de l’Agriculture,
Op de voordracht van Onze Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en Economische Zaken, van Onze Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Landbouw,
NOUS AVONS ARRETE ET ARRETONS :
HEBBEN WIJ BESLOTEN EN BESLUITEN WIJ :
Article 1er. - Au sein du Conseil de la Consommation est créée une Commission des clauses abusives, dénommée ci-après la Commission.
Artikel 1. - Binnen de Raad voor het Verbruik wordt een Commissie voor Onrechtmatige Bedingen opgericht, hierna genoemd de Commissie.
Article 2. - § 1er. La Commission est composée comme suit :
Artikel 2. - § 1. De Commissie is samengesteld als volgt :
- un président et un vice-président;
- een voorzitter en een ondervoorzitter;
- cinq membres nommés parmi les candidats présentés par les organisations de consommateurs siégeant au Conseil de la Consommation;
- vijf leden benoemd onder de kandidaten voorgesteld door de consumentenorganisaties zetelend in de Raad voor het Verbruik;
- cinq membres nommés parmi les candidats présentés par les organisations siégeant au Conseil de la Consommation représentatives de la production, de la distribution, de l’agriculture et des classes moyennes;
- vijf leden benoemd onder de kandidaten voorgesteld door de representatieve organisaties zetelend in de Raad voor het Verbruik van de produktie, distributie, landbouw en middenstand;
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
113
- quatre membres experts permanents nommés sur base de leurs compétences spécifiques parmi les candidats présentés par le Conseil de la Consommation, avec l’accord des organisations de consommateurs et des organisations représentatives de la production, de la distribution, de l’agriculture et des classes moyennes;
- vier permanente deskundige leden benoemd op grond van hun specifieke deskundigheid onder de kandidaten voorgesteld door de Raad voor het Verbruik, met het akkoord van de consumentenorganisaties en van de representatieve organisaties van de produktie, distributie, landbouw en middenstand;
§ 2. Le président et le vice-président doivent être des magistrats.
§ 2. De voorzitter en de ondervoorzitter moeten magistraten zijn.
§ 3. Pour les membres énumérés au § 1er, à l’exception du président et du vice-président, la Commission compte autant de membres suppléants que de membres effectifs. Les membres suppléants sont désignés selon les règles fixées au § 1er.
§ 3. Voor de leden opgesomd in § 1, met uitzondering van de voorzitter en de ondervoorzitter, telt de Commissie evenveel plaatsvervangende leden als werkende leden. De plaatsvervangende leden worden aangewezen volgens de regels bepaald in § 1.
§ 4. Le président, le vice-président, les membres effectifs, les membres experts permanents et leurs suppléants sont nommés par le Ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions, pour une durée de quatre ans.
§ 4. De voorzitter, de ondervoorzitter, de werkende leden, de permanente deskundige leden en hun plaatsvervangers worden, voor een termijn van vier jaar, benoemd door de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Leur mandat est renouvelable.
Hun mandaat is hernieuwbaar.
Les membres experts permanents n’ont pas le droit de vote.
De permanente deskundige leden hebben geen stemrecht.
§ 5. Au cas où le président, le vice-président ou un membre cesse définitivement ses fonctions avant l’expiration de son mandat le nouveau titulaire achève le terme de celui qu’il remplace.
§ 5. Indien de voorzitter, de ondervoorzitter of een lid definitief zijn ambt neerlegt vóór het verstrijken van zijn mandaat, beëindigt de nieuwe titularis diens ambtstermijn.
Article 3. - La Commission peut inviter des experts à assister à ses réunions.
Artikel 3. - De Commissie kan deskundigen uitnodigen haar vergaderingen bij te wonen.
Le Ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions et le Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions peuvent assister ou se faire représenter à toutes les réunions.
De Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft en de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft, kunnen alle vergaderingen bijwonen of er zich op laten vertegenwoordigen.
Les séances ne sont pas publiques.
De zittingen zijn niet openbaar.
Article 4. - Le Ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions désigne parmi les fonctionnaires de l’Administration du Commerce du Ministère des Affaires économiques, le secrétaire ainsi que les fonctionnaires appelés à faire partie du secrétariat de la Commission.
Artikel 4. - De Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft duidt, onder de ambtenaren van de Administratie van de Handel van het Ministerie van Economische Zaken, de secretaris aan evenals de ambtenaren die deel uitmaken van het secretariaat van de Commissie.
114
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Article 5. - Le président et le secrétaire de la Commission siègent comme observateurs au bureau du Conseil de la Consommation.
Artikel 5. - De voorzitter en de secretaris van de Commissie zetelen als waarnemers in het bureau van de Raad voor het Verbruik.
Article 6. - La Commission élabore son règlement d’ordre intérieur qui est soumis à l’approbation du bureau du Conseil de la Consommation et du Ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions.
Artikel 6. - De Commissie maakt haar huishoudelijk reglement op, dat onderworpen is aan de goedkeuring van het bureau van de Raad voor het Verbruik en van de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft.
Article 7. - La Commission établit un rapport annuel sur ses activités et le remet au Ministre qui a les Affaires économiques dans ses attributions et au Ministre qui a les Classes moyennes dans ses attributions.
Artikel 7. - De Commissie stelt een jaarverslag op over haar werkzaamheden ten behoeve van de Minister die de Economische Zaken onder zijn bevoegdheid heeft en van de Minister die de Middenstand onder zijn bevoegdheid heeft.
Ce rapport est repris dans le rapport annuel du Conseil de la Consommation.
Dit verslag maakt deel uit van het jaarverslag van de Raad voor het Verbruik.
Article 8. - Les dépenses résultant des missions de la Commission, ainsi que les frais de fonctionnement sont imputés au budget du Ministère des Affaires économiques.
Artikel 8. - De uitgaven die voortspruiten uit de opdrachten van de Commissie, alsmede de werkingskosten, worden ten laste gelegd van de begroting van het Ministerie van Economische Zaken.
Article 9. - Aux président, vice-président, membres, membres suppléants et membres experts permanents de la Commission est octroyé, par séance d’une durée de deux heures et demie au moins, un jeton de présence dont le montant est fixé comme suit :
Artikel 9. - Aan de voorzitter, ondervoorzitter, leden, plaatsvervangende leden en permanente deskundige leden van de Commissie wordt, per zitting die minstens twee en een half uur duurt, een presentiegeld toegekend waarvan het bedrag vastgesteld is als volgt :
1) 123,95 euros au président,
1) 123,95 euro aan de voorzitter,
2) 74,37 euros au vice-président,
2) 74,37 euro aan de ondervoorzitter,
3) 12,39 euros aux membres, membres suppléants et membres experts permanents.
3) 12,39 euro aan de leden, plaatsvervangende leden en permanente deskundige leden.
Article 10. § 1er. Aux président, vice-président, membres et membres suppléants et membres experts permanents de la Commission, résidant en dehors de l›agglomération bruxelloise, sont remboursés les frais de parcours qu›ils ont exposés pour se rendre du lieu de leur résidence à celui de la réunion.
Artikel 10. § 1. Aan de voorzitter, ondervoorzitter, leden en plaatsvervangende leden en permanente deskundige leden van de Commissie die buiten de Brusselse agglomeratie wonen, worden de reiskosten terugbetaald die zij hebben gedragen om van hun woonplaats naar de plaats van de vergadering op te brengen.
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
115
§ 2. Le remboursement des frais de parcours s’effectue conformément aux dispositions de l’arrêté royal du 18 janvier 1965 portant réglementation générale en matière de frais de parcours. Les membres de la Commission sont autorisés à utiliser leur véhicule personnel pour se rendre au lieu où se tient la réunion.
§ 2. De terugbetaling van de reiskosten gebeurt in overeenkomst met de bepalingen van het koninklijk besluit van 18 januari 1965 houdende algemene regeling inzake reiskosten. De leden van de Commissie hebben de toelating om hun eigen voertuig te gebruiken ten einde zich te begeven naar de plaats waar de vergadering wordt gehouden.
Les personnes étrangères à l’administration sont assimilés aux agents titulaires d’un grade classé aux rangs 15 à 17, pour le remboursement des frais de parcours.
De buitenstaanders worden gelijkgesteld aan ambtenaren met een graad die in de rangen 15 en 17 is ingedeeld voor de terugbetaling van de reiskosten.
Article 11. - Notre Ministre des Affaires économiques est chargé de l’exécution du présent arrêté.
Artikel 11. - Onze Minister van Economische Zaken is belast met de uitvoering van dit besluit.
PAR LE ROI :
VAN KONINGSWEGE :
Le Vice-Premier Ministre et Ministre de la Justice et des Affaires économiques,
De Vice-Eerste Minister en Minister van Justitie en Economische Zaken,
Melchior WATHELET.
Le Ministre des Petites et Moyennes Entreprises et de l’Agriculture,
De Minister van de Kleine en Middelgrote Ondernemingen en Landbouw,
ANDRE BOURGEOIS.
116
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 3
Adviezen uitgebracht door de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen C.O.B.1. : Advies betreffende de algemene verkoopsvoorwaarden van de firma Arpeggio (Artikel 36 van de wet van 14 juli 1991) (19 september 1996) C.O.B.2. : Advies over de omzetting van de richtlijn 93/13/EEG van 5 april 1993 betreffende oneerlijke bedingen in consumentenovereenkomsten (19 september 1996) C.O.B.3. : Advies betreffende de algemene verkoopsvoorwaarden van de P.V.B.A. SMDW (Artikel 36 van de wet van 14 juli 1991) (5 februari 1997) C.O.B.4. : Aanbeveling betreffende strafbedingen (21 oktober 1997) C.O.B. 5 : Aanbeveling inzake de algemene verkoopsvoorwaarden in de meubelsector (12 mei 1998) C.O.B. 6 : Advies inzake het voorontwerp van koninklijk besluit betreffende de bestelbon van nieuwe autovoertuigen (8 december 1998) C.O.B. 7 : Advies inzake enkele bepalingen in de algemene voorwaarden voor het vervoer van reizigers van de N.M.B.S. (6 juni 2000) C.O.B. 8 : Advies inzake de algemene voorwaarden voor verhuizingen (11 september 2001) C.O.B. 9 : Advies over de algemene voorwaarden voor abonnementen voor mobiele telefonie (11 juni 2002) C.O.B. 10 : Advies over het wetsvoorstel nr. 1452 tot aanvulling van artikel 32.21. van de wet van 14 juli 1991 betreffende de handelspraktijken en de voorlichting en bescherming van de consument (15 april 2003) C.O.B. 11 : Advies over het wetsvoorstel nr. 51/0122 tot wijziging van het burgerlijk wetboek, wat de interesten en schadebedingen bij contractuele wanuitvoering betreft (21 oktober 2003) C.O.B. 12 : Advies inzake een beding houdende eenzijdige aanpassing van een premie van een verzekeringspolis rechtsbijstand (21 oktober 2003) C.O.B. 13 : Aanbevelingen over de algemene voorwaarden van vastgoedmakelaars in contracten tot verkoopbemiddeling (3 juni 2004) C.O.B. 14 : Advies op een voorontwerp van koninklijk besluit betreffende het typecontract voor huwelijksbemiddeling (25 juni 2004) C.O.B. 15 : Advies op een voorontwerp van koninklijk besluit betreffende de contractvoorwaarden van kredietinstellingen (2 juli 2004) C.O.B. 16 : Advies inzake enkele bepalingen in de algemene voorwaarden voor de levering van elektriciteit - n.a.v. de dubbele facturatie door Electrabel (17 december 2004) C.O.B. 17 : Advies over de algemene voorwaarden in overeenkomsten voor autoverhuur (1 juni 2005) C.O.B. 18 : Advies op een voorontwerp van koninklijk besluit tot wijziging van het koninklijk besluit bestelbon nieuwe autovoertuigen (28 september 2005)
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
117
118
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 4 Samenstelling van de Commissie voor Onrechtmatige Bedingen : Composition de la Commission des clauses abusives :
Président – Voorzitter
Mevrouw PONET Béatrice Luikersteenweg 55 3500 Hasselt
Vice-Président – Ondervoorzitter
Monsieur PAPLEUX Pierre rue de la Poterne 19 7800 Ath
Représentants des organisations de consommateurs Vertegenwoordigers van de consumentenorganisaties
Effectifs – Effektief
Suppléants – Plaatsvervangend
Dhr. Geert COENE Test-Aankoop Hollandstraat 13 1060 Brussel
Dhr. Nico DE BIE Test-Aankoop Hollandstraat 13 1060 Bruxelles
M. Christophe QUINTARD FGTB rue Haute 42 1000 Bruxelles
Mme Béatrice CULOT C.S.C. Chaussée d’Haecht 579 BP 10 1031 Bruxelles
Mw. Ann DE ROECK-ISEBAERT Gezinsbond
X
Troonstraat 125 1050 Bruxelles
X
X
Mw Sabine SLEGERS ACLVB Koning Albertlaan 95 9000 Gent
Dhr. Walter STROBBE ACLVB Koning Albertlaan 95 9000 Gent
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
119
Représentants des organisations de la production, de la distribution, des classes moyennes et de l’agriculture Vertegenwoordigers van de organisaties van de produktie, distributie, middenstand en landbouw
Effectifs – Effektief
Suppléants – Plaatsvervangend
M. Gérard de LAMINNE de BEX FEDIS rue St-Bernard 60 1060 Bruxelles
Mw. Kristien POLLERS FEDIS Sint-Bernardusstraat 60 1060 Brussel
Dhr. Francis WALSCHOT Agoria Diamant Building A. Reyerslaan 80 1030 Brussel
Dhr. Marc VANDEPLAS Fedichem Square Maria-Louisa 49 1000 Brussel
M. Charles GHEUR FEB rue Ravenstein 4 1000 Bruxelles
Mme Françoise SWEERTS ABB rue Ravenstein 36 bte 5 1000 Bruxelles
Dhr. Frank VAN SEVEREN
Mw. Nancy VAN CAMPENHOUT Unizo
Mme Joëlle PIRLET UCM Bld. d’Avroy 42-44 4000 Liège
Spastraat 8 1000 Brussel
Confederatie Bouw Lombardstraat 34-42 1000 Brussel
Experts permanents – Permanente deskundigen
Effectifs – Effektief
Suppléants – Plaatsvervangend
Dhr. Henri SWENNEN UIA Dep. Rechten Universiteitsplein 1 2610 Wilrijk
Dhr. Jean LAENENS Professor aan de Universiteit Instelling Antwerpen Universiteitplein 1 2610 Antwerpen (Wilrijk)
120
RAAD VOOR HET VERBRUIK
Mme Christine BIQUET Professeur à la Faculté de Droit de l’Université de Liège rue Lambert Masset 2
M. Patrick WÉRY
4430 Ans
Place Montesquieu, 2
Faculté de Droit Centre de droit des obligations
1348 Louvain-la-Neuve
Mevr. Sophie STIJNS K.U.L. Faculteit Rechtsgeleerdheid Tiensestraat 41 3000 Leuven
Mw. Professor Dr. Yvette MERCHIERS Decaan van de Faculteit Rechtsgeleerdheid van de Rijksuniversiteit Gent Rijsenbergstraat 96 9000 Gent
Mme Aline VAN DEN BROECK CRIOC Rue des Chevaliers, 18 1050 Brussel
Représentant du Ministre de tutelle Vertegenwoordiger van de voogdijminister
M. Michel ALLARDIN Bd du Roi Albert II 16 1000 Bruxelles
Représentant du Ministre des Petites et Moyennes entreprises et de l’Agriculture Vertegenwoordiger van de Minister van Middenstand en Landbouw
X
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
121
Secrétaire – Secretaris
M. Paul CAMBIE Ministerie van Economische Zaken(*) Koning Albert II laan 16 1000 Brussel Tel. : 02/277.84.63 Fax. : 02/277.52.59
122
RAAD VOOR HET VERBRUIK
BIJLAGE 5 Dagelijks bestuur van de Commissie voor onrechtmatige bedingen
Voorzitter:
Mevr. B. PONET (rechter)
Ondervoorzitter:
Dhr. P. PAPLEUX (rechter)
Leden:
Mevr. DE ROECK-ISEBAERT (Gezinsbond) Mevr. BIQUET (prof. Université de Liège) Mevr. SWEERTS (ABB-BVB) Mevr. VAN DEN BROECK (CRIOC-OIVO) Dhr. DE BIE (Test-Aankoop/Test-Achats) Dhr. GHEUR (FEB/VBO)
VERSLAG OVER DE WERKZAAMHEDEN
123
124
RAAD VOOR HET VERBRUIK