DATUM
22 september 2009
VERSLAG
VAN BESPREKING
Conceptnotulen van de 9de vergadering van de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland DEELNEMERS
mevrouw M.L.C. BlomGommers, de heer C. Bos, mevrouw J.A. Dekker-van den Berg, mevrouw E.R. DijksmaPotjer, de heren R. van de Geijn en S. de Graaf, mevrouw E.J.G. de Jong, de heren W. van der Kooij, J. Koster, A.H.R. Leijten, G. Loosman, C.A.A.A. Maenhout, J.P. Naaktgeboren, J. Nieuwenhuis, P.R. Nijhof, C. Okkerse, J. van Olst, G.E. Oosterom, W.G. de Raad, J. Riemens, mevrouw A.J.M. Schelwald-van der Kleij, de heren J. Schenk, D.J. Spiekhout, H.L. Tiesinga (voorzitter) en J.B. van der Veen (secretaris-directeur), J.A. Veenink en H. Zwaaf. AFWEZIG
OPGEMAAKT DOOR
mevrouw H.W.M. Greidanus-Ensink
AFSCHRIFT
Deelnemers
1. OPENING EN VASTSTELLING AGENDA De voorzitter heet de aanwezigen welkom. Hij meldt, dat zich geen insprekers hebben aangemeld. Vervolgens wordt de agenda ongewijzigd vastgesteld. 2. INGEKOMEN EN UITGAANDE STUKKEN Geen ingekomen stukken. 3. MEDEDELINGEN EN STUKKEN TER KENNISNEMING a. mondeling - Vergadertijd De voorzitter brengt in herinnering dat het eindstip van deze vergadering vastligt; uiterlijk 14.15 uur stopt de vergadering. In het vooroverleg heeft het college geconstateerd dat het kan zijn dat niet alle agendapunten behandeld kunnen worden. Wat overblijft, komt in de volgende vergadering van 27 oktober 2009 aan de orde. -
Op grond van het Reglement van Orde door de heer Leijten gestelde vragen en de behandeling daarvan In de vorige vergadering is gesproken over de beantwoording van de brief van AV-lid de heer Leijten. De beantwoording van die brief hebben alle AV-leden nadien ontvangen. Er kan na de geagendeerde punten op gereageerd worden. De voorzitter inventariseert of er behoefte is te reageren op die beantwoording. Hij stelt vast dat de heer Leijten graag een reactie wil geven. Dit punt komt voorafgaande aan de Rondvraag aan de orde. b. schriftelijk 1. Beantwoording vragen n.a.v. Cannibal De heer Oosterom bedankt voor de beantwoording van de vragen. Het maakt duidelijk dat er een verschil blijft tussen de antwoorden die de staatssecretaris gaf en de informatie die het waterschap heeft en ook van Siemens krijgt. Hij vraagt het college uitdrukkelijk uit te spreken dat het onderzoek dat uitgevoerd gaat worden niet automatisch leidt tot een vervolg, maar dat met de uitkomst van het onderzoek altijd wordt teruggegaan naar Algemene Vergadering, om dan te bepalen wat eventueel de vervolgstappen zijn. De heer Van de Geijn merkt op dat de fractie Water, Wonen en Natuur zich afvraagt hoe de informatie met betrekking tot Cannibal, vooral het onderzoek inzake het totale energieverbruik op de AWZI inclusief de Cannibalinstallatie, zich verhoudt tot de verstrekte informatie (de verwachting van een grote energiebesparing, met als gevolg een kostenreductie) bij de behandeling in een eerdere AV-vergadering. Hij verwijst naar het antwoord van de minster van VROM, punt 2. Mevrouw Schelwald geeft aan dat in de beantwoording van de vragen aan de Tweede Kamer inderdaad wordt gesteld dat de Cannibaltechnologie mogelijk meer energie kost dan gangbare technieken op de zuiveringsinstallatie zelf. Zo’n Cannibalinstallatie kost natuurlijk energie omdat het geheel in suspensie moet worden gehouden. Maar kijkend naar de hele keten valt er nog steeds een besparing te verwachten, omdat er aanzienlijk minder slib wordt geproduceerd en dus minder slib afgevoerd en verwerkt hoeft te worden. Het college bekijkt het totale plaatje van energieverbruik. Hoeveel besparing dit precies gaat opleveren, is onderdeel van het onderzoek dat uitgevoerd wordt. i.
BO.447 27 oktober 2009
1/17
Het college zal de Algemene Vergadering op de hoogte houden van de uitkomsten die relevant zijn. Als er beslissingen genomen moeten worden over het vervolg, worden die aan de Algemene Vergadering voorgelegd. De voorzitter stelt vast dat de Algemene Vergadering kennis heeft genomen van de beantwoording van de vragen van de heer Oosterom. 2. Duurzaam inkopen Mevrouw De Jong merkt op dat de Partij voor de Dieren er zeer content mee is dat het college het besluit heeft genomen duurzaam inkopen te stimuleren, door zelf het goede voorbeeld te geven en vanaf 2010 voor minstens 50% duurzaam te gaan inkopen. De voorzitter constateert dat de Algemene Vergadering kennis heeft genomen van het DenH-besluit zich te verbinden aan het convenant tussen de Unie van Waterschappen en VROM om met ingang van 2010 minimaal 50% duurzaam te gaan inkopen. 4. RAPPORTAGE GEDELEGEERDER BEVOEGDHEDEN De voorzitter geeft een correctie door. Het waterschap is niet in hoger beroep gegaan omdat de andere partij inmiddels in hoger beroep is gegaan. Er gaat een integrale nieuwe afweging van het vonnis plaatsvinden. Het college is daar blij mee. 5. VASTSTELLEN VERSLAG VAN DE VERGADERING VAN 25 AUGUSTUS 2009 VAN DE ALGEMENE VERGADERING tekstueel De heer Okkerse merkt op dat hij een tekstvoorstel heeft aangereikt met twee tekstsuggesties. Pag. 12, regel 16, na “communicatiestoornis”. “Maar hij wil toch niet verhelen dat er toen heldere afspraken zijn gemaakt in de werkgroep en ook nog telefonische contacten hierover zijn geweest. Hij heeft dan ook een andere perceptie van de gang van zaken. En de werkgroepleden, die hij heeft gesproken, met hem.” Pag. 12, regel 45, na “… te veel van het goede.” “De heer Okkerse reageert dat als de heer Veenink dit soort opmerkingen met een principieel karakter niet wenst te horen, hij de volgende keer zal waarschuwen. Dan kan de heer Veenink zich daarvoor afsluiten.” Daarna vervolgt de heer Veenink zijn reactie. De voorzitter geeft aan dat samen met de heer Okkerse geconstateerd is dat met de amendering van de tekst de feitelijkheid in het verslag hiermee gediend is. Met inachtneming van deze wijzigingen wordt het verslag vastgesteld. naar aanleiding van De heer Leijten merkt op dat bij de rondvraag toegezegd is dat een aantal vragen schriftelijk beantwoord zouden worden. Die antwoorden wil hij graag ontvangen. Hij heeft ook gevraagd naar een overzicht van wat nu het verschil in kosten is tussen de huidige aanpak en het storten van bagger op het land van aangelanden. De voorzitter antwoordt dat de vragen op de actielijst worden gezet. actiepuntenlijst De voorzitter meldt bij punt 6 dat de afschrijvingstermijn vier jaar is omdat het een onderzoeksproject is. De heer Van der Kooij brengt in dat juist gedacht werd dat de termijn bij een onderzoekstraject vijf jaar is. Mevrouw Schelwald heeft dezelfde informatie gekregen. Ze zegt toe het nogmaals na te kijken. 6. UNIERRAPPORT “SAMEN PRESTEREN WE MEER” De heer Bos merkt op dat bij aanbeveling 5 wordt voorgesteld om de Uniecommissies besluitvormend te laten zijn. Op dit moment zijn ze slechts adviserend. Hij vindt dat dit zo moet blijven. Dat is nu eenmaal het lot van een commissie. Commissies zijn niet in het leven geroepen om te besturen, daar BO.447 27 oktober 2009
2/17
zijn de besturen voor. Commissies zijn er om een specifiek aandachtsveld onder de loep te nemen. Nadat zij rondom een kernthema alle facetten gewikt en gewogen hebben, komt de commissie met een advies naar het bestuur. Vervolgens neemt het bestuur een besluit, daarmee kan het bestuur ook breder kijken dan de “speeltuin” van de commissie. De aanbeveling om de commissies meer bevoegdheid te geven wordt gemotiveerd door het feit dat adviezen van commissies eigenlijk altijd worden overgenomen, maar daaraan voorafgaand wel meerdere malen diepgaand zijn besproken. De Unie vindt dat inefficiënt en dat is het ook. Het is zelfs heel erg inefficiënt. Als men in elke bestuurslaag het werk van een commissie over wil doen, ligt dat probleem niet bij de bevoegdheid van de commissie maar bij de bestuurslagen die moeite hebben met hun eigenlijke rol. Dat probleem wordt niet opgelost door een commissie besluitvormend te laten zijn. Je krijgt een commissie die bestuurt zonder bestuursverantwoordelijkheid en een bestuur dat niet bestuurt. De fractie Ongebouwd kan zich niet vinden in aanbeveling 5, ook niet in een jaar proberen. Het is per definitie onjuist om een commissie te laten besturen. Naast het schrappen van deze aanbeveling, ziet de fractie Ongebouwd nog graag een aanbeveling toegevoegd. In navolging van de manier van notuleren van de vergadering van de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland, ziet de fractie dat ook graag bij de verslaglegging van de Unievergadering. Het min of meer woordelijk notuleren van de discussie, geeft soms een overdaad aan tekst, maar geeft in ieder geval goed weer hoe tot een bepaald standpunt is gekomen. De besluitenlijst van de Unie, zonder onderliggende discussie, werkt vaak onbevredigend en is het democratische proces onwaardig. Vandaar dat de fractie Ongebouwd de oproep doet om een ruimere verslaglegging van de Unievergaderingen te bewerkstelligen. In eerdere vergaderingen is dit ook aan de orde gesteld, maar het heeft nog niet tot resultaten geleid. De fractie ziet graag dat er vanuit het college een voorstel komt om daar wat ruimhartiger mee om te springen. Mevrouw Dekker brengt in dat het college in aanbeveling 4, over de voorbereiding van visievormende bijeenkomsten, aangeeft dat het fractievoorzittersoverleg hierin een rol kan spelen. De fractie Werk aan Water Flevoland wil dit graag breder trekken binnen de Algemene Vergadering. Afhankelijk van de belangrijkheid van een onderwerp, wil de fractie dit doen plaatsvinden via een thematische bijeenkomst dan wel via een workshop, zoals recent is gedaan over het medegebruik van waterkeringen. Volgens de fractie presteren Algemene Vergadering en college samen dan beter. Ten aanzien van aanbeveling 9, over de samenstelling van het bestuur, begrijpt de fractie de toelichting van het college onder het kader niet. Welke algemene bestuursleden worden hier bedoeld? De heer Okkerse geeft aan dat de fractie Water, Wonen en Natuur over het algemeen de voorstellen van de commissie Doornbos onderschrijft en daarmee ook het voorstel van het college. Bij aanbeveling 3 is het essentieel of onder jaarstukken ook de begroting en het jaarplan worden begrepen en niet alleen de jaarrekening en het jaarverslag. De begroting is elementair en de vaststelling daarvan behoort bij de ledenvergadering van de Unie van Waterschappen te blijven. Ervan uitgaande dat het begrotingsrecht bij de ledenvergadering blijft, heeft de fractie geen bezwaar tegen aanbeveling 2, inhoudende dat het bestuur de afweging maakt of serviceverlenende taken het best door de Unie kunnen worden verricht, of door de STOWA of door Het Waterschapshuis kunnen worden opgepakt. Uiteindelijk wordt dat dan in de begroting vormgegeven. Zonder begrotingsrecht is de ledenvergadering niet meer dan een raad van advies. Bij aanbeveling 4 vraagt de fractie zich af waarom de visievormende bijeenkomsten onderwerp van gesprek moeten zijn binnen het fractievoorzittersoverleg en niet binnen de openbare vergadering van de Algemene Vergadering. Het fractievoorzittersoverleg is vooral procedureel bedoeld, al zal het een enkele keer voorkomen dat iets zo vertrouwelijk is dat het daar moet worden besproken. Maar dat is niet het geval bij visievormende bijeenkomsten. Aanbeveling 5 is als proef wellicht een aardig idee. Voorgesteld wordt om de statuten conform de aanbeveling aan te passen. De statuten voor een proef wijzigen, is niet erg gebruikelijk. De statuten kunnen op dat punt beter niet BO.447 27 oktober 2009
3/17
veranderd worden. Wellicht kan in de praktijk zo worden gewerkt dat de Uniecommissie besluit, maar dat de Algemene Vergadering de laatste klap erop geeft. Waarbij de Unie wel de gelegenheid wordt geboden om vast op de aangegeven wijze aan de gang te gaan. De fractie deelt de mening dat de werkgroep niet te groot mag zijn; aanbeveling 16. Ten slotte vraagt de fractie zich af of senior beleidsadviseurs niet ook zakendeskundige mensen zijn, dit is anders dan aanbeveling 14 veronderstelt. De heer Oosterom zegt dat de fractie Algemene Waterschapspartij de meeste aanbevelingen onderschrijft. Net als de heer Okkerse en mevrouw Dekker had hij er wat moeite mee alleen het fractievoorzittersoverleg te betrekken bij voorbereidende visievormende bijeenkomsten. Hij onderschrijft de opmerkingen die daarover zijn gemaakt. Dat geldt ook voor de opmerking van de heer Okkerse bij aanbeveling 5, over de manier waarop Uniecommissies besluitvormend zouden moeten zijn. Als de ledenvergadering er de laatste klap op geeft, sluit dat beter aan bij wat gezegd is over een bestuur dat bestuurt. Bij aanbeveling 9 is het de fractie opgevallen dat de algemeen bestuursleden alsnog moeten breken met een actieve vorm van participatie. Bij aanbeveling 14 staat dat “vanwege de benodigde deskundigheid gedacht dient te worden aan het niveau van afdelingshoofd/hoger management.”. Hoger management betekent vaak minder deskundigheid, maar wel andere vaardigheden. Hij pleit ervoor dat diegenen die op een bepaald onderwerp deskundigheid in huis hebben deelnemen aan de bespreking. Als de afdelingshoofden en het hoger management van Waterschap Zuiderzeeland tot die categorie behoren, kan de fractie deze aanbeveling onderschrijven. Het moet echter geen automatisme zijn. De heer De Raad stelt dat de VVD-fractie over het algemeen met de aanbevelingen kan leven. Wat betreft de aanbevelingen 4 en 5 had de fractie de al door de heer Bos gemaakte opmerkingen willen maken. De voorzitter hoort in hoge mate ondersteuning ten aanzien van het advies van het college. Bij een aantal elementen moet nog even worden stilgestaan. Het wel of niet hebben van besluitvorming in de commissie is een principieel punt. Het betrekken van de fractievoorzitters bij het proces richting de Unie is uit pragmatisme geboren. Als de hele Algemene Vergadering bij de visievormende bijeenkomsten moet worden betrokken, wordt het voortraject erg lang. De fracties geven aan dat zij vinden dat de Algemene Vergadering daar wel bij betrokken moet worden. Dit kan ook door middel van themabijeenkomsten of in de vorm van workshops gebeuren. Hij stelt voor het in deze vorm te doen, dat is een praktische snelle manier van werken. Met “afdelingshoofd/hoger management” wordt bedoeld “deskundige mensen”. Als dat op die manier wordt vertaald, is er voldoende ruimte binnen het waterschapsbestel om een goede afweging te kunnen maken. De heer Van der Veen vult aan dat het gaat om kwaliteit en inhoud. De voorzitter kan zich niet voorstellen dat het begrotingsrecht niet in de Ledenvergadering thuishoort. Wat het college betreft is dat impliciet. Maar dat wordt nog nagekeken, zodat daar geen verschil van opvatting over kan ontstaan. Hij gaat in op de besluitvormendheid van de commissies. De gevoelens die nu bestaan, zijn voor een groot deel bepaald door wat er nu is. Nu zijn er Uniecommissies bestaande uit bestuurders (heemraden), die vrijblijvend iets over het op dat moment voorliggende onderwerp komen zeggen. Sommigen hebben daar zelf iets over te zeggen en andere lezen iets voor wat meegegeven is. De ervaring is dat dit niet altijd een erg verdiepende bezigheid is. De echte discussie ontstaat dan weer in de Ledenvergadering. Nu ontstaat er een andere situatie, met een andere samenstelling van het bestuur. Partijen hebben de wens ook bestuurlijk in de Unie te participeren en niet alleen te adviseren. Het college is van mening dat die kans gepakt moet worden. De commissies evolueren hiermee tot een heel ander orgaan, een bestuursorgaan. Het zijn heemraden en dijkgraven die in de waterschappen een portefeuille hebben; van deze mensen mag verwacht worden dat ze de inhoud goed neer kunnen zetten en een goede discussie kunnen voeren. Zo is het bij de VNG ook geregeld, een commissie besluit over de inhoud. Over organisatorische zaken BO.447 27 oktober 2009
4/17
als begrotingsrecht en wezenlijke staatsrechtelijke veranderingen gaat de Ledenvergadering. Het college vindt dat de commissies deze kans tot upgrading moeten krijgen. Een aantal fracties vindt dat dit wel eens geprobeerd kan worden, maar dat de Ledenvergadering er de laatste formele klap op moet geven. De evolutie van de commissies geeft volgens een aantal fracties aanleiding tot een andere verslaglegging. De verslagen moeten door de achterbannen gelezen kunnen worden en duidelijk verwoorden wat gezegd is en waarom ergens voor gekozen is. Dat hoort daar impliciet bij. Hij concludeert dat Algemene Vergadering en het college het over de meeste zaken eens zijn. Het college wil de commissies graag de kans geven om bestuurlijk inhoudelijk tot besluitvorming te komen en het goedkeuringsrecht bij Ledenvergadering te leggen. De heer Bos hoort de voorzitter zeggen dat de commissieleden allemaal bestuurders zijn. Dat is ook zo, alleen zijn ze op dat moment geen bestuurder, maar commissielid. Als er uiteindelijk in de Ledenvergadering nog een klap op het besluit moet worden gegeven, is het feitelijk niet anders dan het nu is. Het enige verschil is dat het college zegt dat het niveau van de commissieleden omhooggeschroefd moet worden. Daar kan de fractie Ongebouwd mee leven, dat is altijd aan te bevelen. Als uiteindelijk de besluiten in andere gremia genomen moeten worden, gebeurt er feitelijk niets anders dan nu gebeurt. De heer Okkerse meent te weten dat, ook door besturen, goedkeuring achteraf als iets heel anders wordt ervaren dan zelf een besluit nemen. Is een besluit genomen, moet het bestuur wel van heel goede huize komen om dat nog ongedaan te maken. Volgens hem komt het voorgestelde wel tegemoet aan de geuite wensen en houdt het tegelijkertijd de formele machtsverhouding zoals die behoort te zijn in tact. Water, Wonen en Natuur is het er niet mee eens visievormende bijeenkomsten vooral thematisch te doen, de fractie wil inhoud in besluitvormende zin niet thematisch behandelen. Een thematische bijeenkomst gebruiken voor informatieoverdracht, opinievorming of visievorming is prima. Maar het bepalen van een standpunt moet publiekelijk gedaan worden. De heer Oosterom bedankt de voorzitter voor de toelichting. Twee keer werd gezegd dat dit er voor het college impliciet in zit. Hij spreekt de voorkeur uit dat het college dat dan expliciet maakt. Dat is straks bij het inbrengen van het standpunt in de gremia van de Unie belangrijk. De voorzitter vat samen dat de heer Okkerse vindt dat standpuntbepaling, net zoals in de Algemene Vergadering, publiekelijk moeten gebeuren. Maar de praktische voorbereiding daarvan kan gebeuren in de praktische vormen die er zijn. Hij heeft niet bedoeld dat het niveau van de commissieleden hoger moet worden. Bedoeld is te zeggen dat je je, als je tot besluitvorming gedwongen wordt, ook in huis en met je eigen achterban, anders gaat voorbereiden. Dan krijg je een heel ander proces. Men wordt erop aangesproken als men namens de Algemene Vergadering of het waterschap iets gezegd heeft. Daardoor gaat er een veel beter afwegingsproces plaatsvinden. Die commissies worden geadviseerd door werkgroepen waarin veel deskundigheid vanuit de waterschappen zit. De secretaris-directeur van dit waterschap is bijvoorbeeld voorzitter van de werkgroep Waterkeringen. Een aantal beleidsmedewerkers uit het land adviseren en denken samen mee met die commissies. Die adviserende rol is dus een heel belangrijke, maar op deze wijze zitten de commissieleden toch met een bestuurlijke pet op. Hij hoort geen negatieve reacties op de aanbeveling om naar een besluitvormend traject te gaan. Maar er wordt wel gevraagd om een noodrem, voor als de Ledenvergadering vindt dat het anders moet. Een goedkeuring in de Ledenvergadering voor de besluiten die in de commissie zijn genomen. Hij hoort de heer Oosterom vragen om wat impliciet is genoemd expliciet te maken. De heer Veenink heeft de voorzitter nog geen antwoord horen geven op de vraag van de heer Bos over de terugkoppeling naar de Algemene Vergadering en de uitgebreide notulen. Ook op de vragen over aanbeveling 9 is nog geen antwoord gekomen. De voorzitter heeft uitgebreid gecommuniceerd over de wijze van verslaglegging en over de commissies waar de heer Bos op doelde. Als er een BO.447 27 oktober 2009
5/17
goede verslaglegging is, is dat informatie voor de waterschappen en de Algemene Vergaderingen van die waterschappen. In aanbeveling 9 staat: “De commissie doet de aanbeveling het Bestuur te laten bestaan uit: drie voorzitters van waterschappen en drie dagelijkse bestuursleden (in totaal zes leden, inclusief de voorzitter).” Mevrouw Dekker verduidelijkt dat het gaat om wat daaronder staat over actieve participatie van algemeen en dagelijks bestuursleden. De voorzitter concludeert dat dit niet congruent is met de aanbeveling staat. Aanbeveling 9 is helder. Het advies moet zo gelezen worden dat het college aanbeveling 9 onderschrijft. Dat betekent dat de zin weggelaten kan worden, er wordt bedoeld db-leden. De zin: “Deze samenstelling komt tegemoet aan de wens van actieve participatie van algemeen en dagelijks bestuursleden in alle gremia van de Unie.” mag gelezen worden als: “doordat er een veel intensiever communicatietraject over de inhoud en de besluitvorming is, is niet alleen de db-leden (de heemraden), maar zijn ook de AV’s of de VV’s er veel nauwer bij betrokken.” Het moet niet zo gelezen worden dat zij ook feitelijk in het bestuur zitten. De heer Okkerse leest bij aanbeveling 9 dat het Bestuur bestaat uit drie voorzitters van de waterschappen en drie dagelijks bestuursleden, inclusief de voorzitter. Hij moet hij dat zien als er een externe voorzitter wordt gezocht. De voorzitter denkt dat als er een externe voorzitter is, dat een zevende persoon moet zijn. De heer Okkerse is van mening dat dit in de rede ligt omdat naar evenwicht wordt gezocht tussen de twee soorten dagelijks bestuursleden. Maar als het een zevende persoon is, moet dat statutair geregeld worden. De voorzitter stelt voor de zin aan te vullen met: Als er een externe voorzitter is, betekent dit een zevende bestuurslid. De heer Riemens vraagt of het sowieso niet goed is zeven bestuursleden te hebben. Dat is altijd gebruikelijk. De voorzitter bevestigt dat het vaak gebruikelijk is, maar dat het niet noodzakelijk is. Hij stelt vast dat de Algemene Vergadering zich uitgesproken heeft over de aanbevelingen van de commissie Doornbos ten behoeve van de inbreng van Waterschap Zuiderzeeland in de besprekingen van het rapport binnen de Unie van Waterschappen. De opmerkingen van de zijde van de Algemene Vergadering zullen worden ingebracht. 7. BENOEMING LEDEN REKENKAMERCOMMISSIE De voorzitter legt het 1e onderdeel van het voorstel voor: de benoeming van de externe leden. Er zijn gesprekken geweest met een aantal kandidaten. In de selectiecommissie zaten ook vertegenwoordigers uit de werkgroep Doelmatigheidsonderzoek/Rekenkamercommissie. De commissie stelt voor de heer W.R. de Boer als voorzitter en mevrouw A.W.C. Hoenderdos-Metselaar en de heer A.H. van Drooge als externe leden van de Rekenkamercommissie (RKC) te benoemen. Deze kandidaten maken deel uit van een Rekenkamercommissie van de waterschappen Rijn en IJssel, Veluwe, Rivierenland en de Hoogheemraadschappen Rijnland en Amstel, Gooi en Vecht. zodat voldaan wordt aan wat de Algemene Vergadering bepaald heeft, dat de externe leden meedraaien in de pool van vijf/zes waterschappen. Dat de externe leden niet allemaal bij dezelfde waterschappen betrokken zijn, heeft de selectiecommissie als voordeel gezien. Het sprak de commissie ook zeer aan dat er een complementariteit in deze drie mensen zit. De selectiecommissie heeft een heel goed gevoel over dit drietal. De voorzitter stelt voor het advies van de selectiecommissie te volgen en over te gaan tot de benoeming van de drie genoemde kandidaten. De heer Riemens ondersteunt als lid van de selectiecommissie het voorstel. Er is aan de kandidaten een groot aantal vragen voorgelegd. De selectiecommissie is tot de conclusie gekomen dat ze zeer deskundig zijn, ook op het gebied van de Rekenkamer en daarin hun sporen verdiend hebben. De heer Okkerse vraagt of het Reglement van Orde niet voorschrijft dat, aangezien het over mensen gaat, schriftelijk gestemd moet worden. De voorzitter antwoordt dat niet schriftelijk gestemd hoeft te worden als de Algemene Vergadering daar mee instemt.
BO.447 27 oktober 2009
6/17
Hij stelt vast dat de Algemene Vergadering ermee instemt de heer De Boer, mevrouw Hoenderdos en de heer Van Drooge te benoemen als voorzitter c.q. externe leden van de Rekenkamercommissie Waterschap Zuiderzeeland. De voorzitter legt het 2e onderdeel van het voorstel voor, de benoeming van twee leden vanuit de Algemene Vergadering in de Rekenkamercommissie. In het fractievoorzittersoverleg is daarover afgesproken, dat hiervoor gebruik wordt gemaakt van de procedure die ook bij de verkiezing van een heemraad geldt. De procedure ligt op de tafels: “Op grond van artikel 29, lid 1 van het Reglement van Orde voor de vergadering van de Algemene Vergadering benoemt de voorzitter een Commissie voor stemopneming bestaande uit drie leden van de Algemene Vergadering. Het betreft mevrouw De Jong en de heren Van Olst en Schenk. De voorzitter vraagt de heer Van Olst de functie van voorzitter van de Commissie voor stemopneming op zich te nemen. De heer Van Olst stemt hiermee in. De voorzitter vervolgt dat er meerdere kandidaten voorgedragen kunnen worden. Kandidaten kunnen door de personen zelf gesteld worden, maar ook door anderen. Als bekend is wie allemaal kandidaat staan, worden de stembriefjes ingevuld. Per stembriefje mag één naam ingevuld worden. De AVleden hebben stemplicht. Mocht na de 1e stemronde een kandidaat niet de meerderheid van stemmen hebben behaald, volgt een 2e stemronde. Als de 2e stemronde niet tot een meerderheid leidt, volgt een stemronde tussen de twee meest gestemde kandidaten. Waarbij die twee, zoals in de Waterschapswet staat, niet mee mogen doen aan de stemming. De heer Okkerse vraagt of het juist is dat het Reglement van de RKC niets zegt over één lid uit de collegepartijen en één lid uit de oppositiepartijen. Zo is het wel in de werkgroep besproken. De voorzitter bevestigt dat dit niet in het reglement staat. De heer Okkerse vervolgt dat het dan de vraag is of de Algemene Vergadering dat geen goede gedachte vindt. Dan kunnen de stemmingen daarop aangepast worden. De voorzitter antwoordt dat het aan de Algemene Vergadering is om daar na de 1e ronde wel of geen invulling aan te geven. Hij vraagt de Algemene Vergadering de kandidaat voor de eerste vacature voor te dragen. De heer Bos draagt namens de fractie Ongebouwd de heer Riemens voor. De heer Okkerse draagt namens de fractie Water, Wonen en Natuur mevrouw Dijksma voor. De heer Zwaaf brengt de heer De Graaf in als kandidaat. De voorzitter gaat over tot stemming en verzoekt de stembriefjes uit te delen. Vervolgens schorst hij de vergadering voor het tellen van de stemmen. De voorzitter heropent de vergadering. Hij geeft aan, dat het proces-verbaal van de verkiezing toont dat het aantal bij de stemming aanwezige leden 25 was. Er zijn 25 stembriefjes ingeleverd. Het aantal uitgebrachte geldige stemmen is 25. Mevrouw Dijksma heeft 7 stemmen, de heer De Graaf 4 stemmen en de heer Riemens 14 stemmen. De voorzitter stelt vast dat de heer Riemens daarmee verkozen is tot intern lid van de RKC. Hij vraagt de heer Riemens of hij de verkiezing aanneemt. De heer Riemens neemt de verkiezing aan. Hij bedankt voor het in hem gestelde vertrouwen en zal zijn uiterste best doen om de Algemene Vergadering zo goed mogelijk te vertegenwoordigen in de RKC. De voorzitter gaat verder met de 2e vacature. Hij vraagt de Algemene Vergadering wie daarvoor als kandidaat voorgedragen wordt. De heer Zwaaf stelt de heer De Graaf als kandidaat voor. De voorzitter stelt vast dat er een voordracht is van één kandidaat en vraagt of iemand een schriftelijke stemming wenst. Hij concludeert, dat geen van de leden een schriftelijke stemming wenst en verklaart, dat de heer De Graaf bij acclamatie verkozen is tot intern lid van de Rekenkamercommissie. Hij vraagt de heer De Graaf of hij de vacature in wil vullen. De heer De Graaf bevestigt dat hij dat wil. Hij bedankt voor het unanieme vertrouwen. Net als de heer Riemens zal hij zijn uiterste best doen de Algemene Vergadering zo goed mogelijk te vertegenwoordigen.
BO.447 27 oktober 2009
7/17
De heer Okkerse meent zich te herinneren dat bij de behandeling van de notitie over wel of niet een Rekenkamer of Rekenkamercommissie is aangegeven dat die RKC ongeveer € 50.000,-- per jaar zou kosten. Het is nu € 100.000,-geworden. De fractie Water, Wonen en Natuur vraagt zich af dat niet wat te ruim is. Gedacht wordt dat de RKC een keer per maand bijeenkomt. 1,25 dag per week ondersteuning van de afdeling Bestuursondersteuning komt als buitengewoon veel voor. De fractie denkt eerder aan € 75.000,-- en 0,25 fte. De voorzitter antwoordt dat in het collegevoorstel als financiële consequentie staat opgenomen wat besloten is bij het instellingsbesluit van de RKC op 30 juni 2009. Wijzigingen daarop kunnen in het begrotingstraject 2010-2013 meegenomen worden. De heer Okkerse kondigt aan dat de fractie Water, Wonen en Natuur dat zal doen. De voorzitter meldt dat de in de conceptbegroting voor het onderzoeksbudget een ander bedrag is opgenomen. Het personele budget is ongewijzigd. Het college vond het niet correct in dit voorstel vooruit te lopen op het begrotingsproces 2010-2013. 8. PARTICIPATIE IN PROJECT OOSTVAARDERSWOLD De heer Zwaaf doet een ordevoorstel. Hij vraagt of de heer Riemens als eerste het woord kan krijgen. Over een aantal punten is er overeenstemming, zijn afspraken gemaakt en wellicht kan hij dan een aantal opmerkingen laten vallen. Het lijkt de voorzitter goed als iedereen in 1e termijn het woord krijgt en kan inbrengen wat hij/zij heeft voorbereid. De AV-leden moeten zich naar zijn mening in de 1e termijn niet laten sturen door anderen, maar wel in de dialoog die daarna ontstaat. De heer Oosterom brengt in dat “sturen” een heel andere lading heeft dan vooraf wat afspraken maken. De heer De Graaf heeft nog enkele concrete vragen over het voorstel. De fractie ChristenUnie heeft zorg over het feit dat de gemeente Almere niet gaat meetekenen. Moet ZZL dan niet ook de besluitvorming uitstellen, totdat er duidelijkheid is over de positie van Almere? De gemeente Almere heeft een behoorlijk groot belang bij het OostvaardersWold. Kan duidelijk worden gemaakt wat uit de opsomming van € 395.700.000,-- in de kostenstaat precies het onderdeel voor Zuiderzeeland zou zijn? Bijlage 3, uitgangspunten ZZL-bijdrage. De provincie definieert alles als één complex. De Algemene Vergadering stelt zich, met het college, achter het kostenveroorzakingsprincipe. Dat zou dus eerst uit elkaar getrokken moeten worden. Waar is het waterschap zelf verantwoordelijk voor en waar deelt het waterschap mee in de totale kosten van het project? De fractie schrikt van de overheadkosten en de kosten onvoorzien die overal staan. Er is onvoldoende duidelijkheid over de kosten. In december 2008 is een bandbreedte van € 5 tot € 10 miljoen afgesproken. Die bandbreedte vindt de ChristenUnie wel heel erg groot, het moet veel duidelijker, concreter zijn. De totale kosten om de grond bouwrijp te maken zijn nog niet helder. Zuiderzeeland wil toch niet opdraaien voor kosten die zich in dat deel van het project bevinden waar het waterschap niets mee te maken heeft. Gezegd wordt dat de provincie van het BTW-compensatiefonds gebruik kan maken. De heer De Graaf zet daar een vraagtekentje bij. Hij stelt voor dat het college vasthoudt aan het onverkort van toepassing verklaren van het kostenveroorzakingsprincipe en als zodanig ook te handelen. De heer Leijten geeft aan dat de CDA-fractie niet wil wachten tot de gemeente Almere akkoord is met deze overeenkomst. Het aandeel van de gemeente is van een andere orde dan dat van het waterschap. De fracties binnen de Algemene Vergadering moeten een eigen opvatting hebben, moeten hun eigen gedrag bepalen met betrekking tot het project OostvaardersWold. Hij constateert dat dit de 1e keer is dat de Algemene Vergadering in deze samenstelling het OostvaardersWold op de agenda heeft met daarbij een besluitvormend voorstel. Hij kan zich de terughoudendheid van de vorige Algemene Vergadering met betrekking tot OostvaardersWold goed indenken. Het gaat om veel geld. Dit project lost niet de vraagstukken op waarvoor het waterschap in het kader van de wateropgaven staat. Daarbij gaat het om een project waarbij velen hun bedenkingen hebben. Persoonlijk vindt de heer BO.447 27 oktober 2009
8/17
Leijten het niet uit te leggen dat, in een tijd van economische crisis, in een tijd dat voedselbanken in ons land een normaal verschijnsel zijn, de overheden een uitstekend geoutilleerd en kwalitatief hoogstaand landbouwproductiegebied transformeren tot een natuurgebied. En dat alles voor de somma van rond de € 400 miljoen, met daarbij een verlies aan arbeidsplaatsen en financiële omzet. Het juridisch advies aangaande het kostenveroorzakingsbeginsel steunt het CDA in de gedachte dat het aandeel van het waterschap voldoende is. Misschien wordt er zelfs wel wat te veel ingezet op onze maximale bijdrage. Die € 10 miljoen gaan een beetje een eigen leven leiden op deze manier. Het zou de heer Leijten liever zijn als de bijdrage van Zuiderzeeland dichter bij de € 5 miljoen komt te liggen. Verder kan het CDA zich volledig vinden in de voorgestelde wijzigingen en de reactie van het college op de samenwerkingsovereenkomst (SOK). De heer Zwaaf merkt op dat de Algemene Waterschapspartij blij is dat het college heel kritisch is geweest als het gaat om de inbreng van het waterschap in de voorbereidingen van het project OostvaardersWold. Dat betekent niet dat de fractie helemaal gelukkig is met de situatie. In een eerder stadium heeft het waterschap, inclusief de Algemene Vergadering, zich op verzoek van de provincie, positief opgesteld tegenover alle facilitaire ondersteuning ten behoeve van de realisatie van het project OostvaardersWold. Daarbij is ingezet op duidelijke afbakening van de participatie. In dat licht heeft de fractie de nu voorliggende concept-SOK bekeken en heeft ze nog enkele vragen. Hoe onomkeerbaar is de toewijding van Zuiderzeeland aan dit project, middels de ondertekening van deze SOK, waarin het waterschap alleen als partner in globale vorm zijn inspanningsverplichtingen vastlegt? In punt 3 van het voorstel, 3e gedachtestreepje, wordt vastgelegd dat de maximale financiële bijdrage € 5 tot € 10 miljoen zal zijn; gebaseerd op een eerdere keuze van de Algemene Vergadering. De Algemene Waterschapspartij wil graag een limiet aangeven. Deelt het college de positie van de fractie dat, mede gezien het ingewonnen advies, zoals aangegeven in het voorstel, maximering van de taakstelling van Zuiderzeeland op € 5 miljoen past bij de aard en omvang van de beoogde werkzaamheden van het waterschap? Is bij de genoemde € 93 miljoen financiële dekking uitgegaan van € 5 miljoen of € 10 miljoen? Hoe denkt het college over de kansen van daadwerkelijke realisatie van dit project nu blijkt dat vooralsnog slechts € 93 of € 88 of € 83 miljoen is gedekt? Terwijl naar verwachting € 400 miljoen nodig is. Stel dat dit bedrag nog wordt overschreven, dan wordt het een half miljard, nogal een bedrag in deze tijd. Voor de gemeente Almere hangt deelname sterk af van de beoogde expansie. Als de Schaalsprong Almere niet doorgaat, vervalt volgens de Algemene Waterschapspartij de noodzaak tot natuurcompensatie, een van de pilaren onder het project OostvaardersWold. Wat zijn de consequenties voor het project nu Almere besloten heeft de ondertekening van deze SOK op te schorten en dus formeel nog niet mee te doen? Per onderdeel van de begroting is te zien dat bij de post onvoorzien bedragen zijn opgenomen van tussen de 15 en 20 procent. Allereerst constateert de fractie dat deze posten onvoorzien onnodig hoog zijn, 10 procent is voldoende, is gangbaar bij dit soort projecten. Anderzijds maakt het opnemen van deze posten per projectonderdeel de aanwending inflexibel. Er kan ook gezegd worden dat, nu ongeveer bekend is wat de post onvoorzien is, een streep wordt getrokken. Zodat als de ene post onderschrijdt en de andere overschrijdt bekeken kan worden of geschoven kan worden. Dat dus niet per se het bedrag per post benut moet worden. Zo ja, dan dient Zuiderzeeland vastlegging daarvan in een realisatieovereenkomst (ROK) te bepleiten. Daarnaast vindt de Algemene Waterschapspartij dat de projectleiding heel veel verantwoording krijgt toegeschoven. Het waterschap betaalt en de projectleiding bepaalt. Van tevoren is niet bekend hoe de kosten in rekening worden gebracht. Als laatste is de fractie beducht voor de kosten die daarna ontstaan, de beheerskosten. Hoe structureel en hoe hoog zijn die? Ze vormen onderdeel van de begroting, ze vormen extra kosten voor de toekomst. Al met al heeft de Algemene Waterschapspartij nog veel vragen, die beantwoord moeten worden alvorens een dergelijke overeenkomst getekend kan worden. BO.447 27 oktober 2009
9/17
De heer Okkerse geeft aan dat de fractie Water, Wonen en Natuur dit ziet als een volgende stap in het leveren van een facilitaire bijdrage aan een majeure gebiedsontwikkeling binnen Flevoland. Een gebiedsontwikkeling vlak bij straks de 4e stad van Nederland, een die ook op nationale schaal geëntameerd wordt met de hele EHS-structuur, waarvan OostvaardersWold een onderdeel vormt. Zuiderzeeland is geen initiator, maar faciliteert. Het gaat om een langetermijnproject. Hij heeft alle begrip voor de opmerking over voedselbanken, maar dat mag geen reden zijn de ogen te sluiten. Het is niet aan de Algemene Vergadering te oordelen of die grond beter voor voedselproductie beschikbaar kan blijven of dat daar natuurontwikkeling moet plaatsvinden. Andere overheden bepalen dat. De fractie staat positief tegenover het voorstel inzake de SOK, maar plaatst toch een aantal kanttekeningen. De motivering is dat er sprake is van een voor dit gebied zeer belangrijke gebiedsontwikkeling, niet in het minst omdat een groot natuurgebied met recreatieranden wordt gecreëerd nabij Almere. Dat met de bijdrage van Zuiderzeeland aan deze ontwikkeling de wateroverlast in de omgeving van het plangebied wordt voorkomen. Dat Zuiderzeeland zijn verantwoordelijkheid neemt voor het realiseren van zogenaamde randtochten en kades langs het plangebied en zorg draagt voor de bijbehorende kunstwerken. Het waterschap draagt wellicht wat meer bij dan de enge taakopvatting zou rechtvaardigen, maar daar laat het collegeprogramma ook ruimte voor. Bovendien blijft de Algemene Vergadering binnen de grenzen van de motie van december 2008 (bandbreedte € 5 tot € 10 miljoen). Ten slotte hecht de fractie aan bestuurlijke betrouwbaarheid, die voortgaan op de ingeslagen weg rechtvaardigt. Onder punt 3 staat: “ ZZL zal de financiële bijdrage, welke maximaal tussen de 5 en 10 M€ zal zijn, afbakenen aan de bovenkant en afrekenen op basis van werkelijk gemaakte kosten.” De fractie Water, Wonen en Natuur vraagt zich af wat wordt bedoeld met afbakenen aan de bovenkant, aangezien daarvoor het bedrag gemaximeerd is op 10 M€ en daarna wordt aangegeven dat wordt afgerekend op basis van werkelijk gemaakte kosten. De heer Okkerse wijst nog op een detail in punt 1 van het voorstel. Hier wordt gesproken over “bovengenoemde partijen”. Dat moet nooit worden gedaan in een overeenkomst omdat niet bekend is waar de betreffende passage op een pagina uitkomt. Het kan evengoed slaan op een passage vlak daarvoor als op alle partijen die in de overeenkomst aan het begin zijn genoemd. Dat is niet bedoeld. Om geen misverstand te laten bestaan, wordt in dit soort gevallen gesproken over “de in dit lid genoemde partijen”. De heer Nijhof vindt het een heldere notitie. De fractie Bedrijven heeft een positieve grondhouding over de notitie. Het uitgangspunt is tussen de € 5 en € 10 miljoen maar wat de fractie betreft is het eerder € 5 dan € 10 miljoen. Als men er halverwege het project achterkomt dat er nog aanvullende maatregelen nodig zijn, dat er bijvoorbeeld een eilandje moet komen omdat reeën niet zover kunnen zwemmen en dat Zuiderzeeland daar nog een bijdrage voor moet leveren, moet de Algemene Vergadering daarin niet mee willen gaan. Op pag. 4 staan de belangrijkste punten uit de SOK. Het waterschap heeft in huis verstand van zaken als het gaat om wat een werk kost. Kan zelf een berekening maken van wat het kost met alles erop en eraan, uitgaand van werk met werk maken. Dan is voor onszelf helder gemaakt wat het gaat kosten en wordt het waterschap niet opgezadeld met wat een projectleider/-groep vindt dat het zou moeten kosten. Onderaan pag. 5 staat onder het kopje Overig: “ZZL zal zelf geen werken uitvoeren, dit zal gebeuren onder de vlag van het project.” Wie kijkt er naar het ontwerp? Wie kijkt er naar de kosten? Straks heeft het waterschap het beheer. In de bouwwereld is het gebruikelijk dat de ontwikkelaar (in dit geval het projectbureau) wel terdege moet laten zien aan degene die het gaat beleggen wat de kwaliteit is en wat gedacht is. In artikel 2 gaat het over de organisatie en de samenwerking. Wie betaalt de kosten van het projectbureau? Wie bepaalt de grootte en wie houdt toezicht op het projectbureau? De heer Nijhof denkt dat het goed is dat daar helderheid over is. Hij heeft eerder een projectbureau meegemaakt waar de gemeente toezichthouder was. De gemeente, en in dit geval de provincie is een groot, log
BO.447 27 oktober 2009
10/17
lichaam. Niemand voelt zich straks verantwoordelijk en het projectbureau doet maar aan. Het gaat om een totale investering van € 400 miljoen; de bijdrage van Zuiderzeeland is maar marginaal. Dan kan niet gesproken worden over een bijdrage in een projectbureau. Allerlei kosten worden op partners verhaald als dingen tegenvallen. Wie zijn partners in het project? Wie doen voor een klein stukje mee? De heer Riemens geeft aan dat hij mede spreekt namens de fractie Werk aan Water Flevoland. In de toelichting op pag. 3 staat dat de inspanning zoals die voor Zuiderzeeland in de SOK is opgenomen past binnen het AV-besluit van 16 december 2008. Dit is volgens beide fracties niet correct. Op 16 december 2008 zijn er twee amendementen ingediend. Het eerste bakende de financiële participatie als volgt af: de advieskosten voor het waterschap en de kosten voor peilregulering en kunstwerken, het duurzaam afwerken van twee nieuw te graven tochten. Niet de kosten voor het graven van de tochten. Die vielen onder het kostenveroorzakingsbeginsel. De argumentatie daarvoor was dat Zuidelijk Flevoland een buitengewoon robuust watersysteem heeft, waar Zuiderzeeland zonder functieveranderingen tot na 2030 niets hoeft te doen. Daarna volgde een uitgebreide discussie over de te graven tochten (zie het verslag van 16 december 2008 en de stukken van 24 februari 2009). De AVleden kwamen er niet uit. Tijdens de schorsing is men gezamenlijk gekomen tot een nieuw amendement, ondertekend door de heren Okkerse, Herrebrugh en Riemens. Dit amendement werd unaniem aangenomen. Daarin werd het graven van de tochten niet meer genoemd, maar wel het duurzaam inrichten ervan. Het beleid ten aanzien van het kostenveroorzakingsbeginsel zou samen met de provincie uitgezocht worden. Mevrouw Schelwald voegde daar nog aan toe dat zij het van groot belang acht dat op korte termijn met de provincie heldere, duidelijke afspraken gemaakt worden. In het 2e amendement stond een afbakening met een bandbreedte van € 5 tot € 10 miljoen als limiet. Dart was de situatie op 16 december 2008. Nu ligt er een concept-SOK voor en daarin staan een aantal zaken die toen nog niet in beeld waren. De heer Riemens noemt inlaten, duikers, aankoop van 10 ha grond, aanleg van kades. We zijn nu bijna een jaar verder en over het kostenveroorzakingsbeginsel is nog steeds geen overeenstemming met de provincie. Terwijl dit toch zo gemakkelijk is. Alle waterschappen in Nederland hanteren hetzelfde principe. Als een gebied van functie verandert en de waterhuishouding is voor agrarisch gebruik in orde, zijn de kosten voor die functieverandering voor rekening van het project. Als Zuiderzeeland die lijn zou hanteren, hoeft het waterschap niets te betalen. Maar vanuit de reguliere taakopvatting heeft de Algemene Vergadering besloten OostvaardersWold te facililteren. Dat willen de fracties Ongebouwd en Werk een Water Flevoland ook, maar er zijn wel grenzen. De heer Riemens geeft een opsomming van waarmee beide fracties akkoord kunnen gaan met daarachter een inschatting van de kosten: - plankosten en gezamenlijke projectleider (€ 400.000,--); - personele kosten Zuiderzeeland (€ 150.000,--); - 40 km duurzame oevers (€ 3 miljoen); - stuwen en inlaten (€ 1 miljoen); - aankoop van 10 ha grond met agrarische marktwaarde (€ 800.000,--). In totaal bijna € 5,5 miljoen. Voor beide fracties is dat de limiet. Dan heeft Zuiderzeeland genoeg gefaciliteerd. Het aanleggen van kades en het graven van randtochten valt onder het kostenveroorzakingsbeginsel. Als die erbij zouden komen, gaat het richting de € 10 miljoen. Als de Algemene Vergadering zo met het geld omgaat, is Zuiderzeeland niet alleen nu het duurste waterschap van Nederland, maar zal het dat tot in lengte van jaren blijven. Naar de mening van beide fracties kan er absoluut geen SOK getekend worden waarin zaken expliciet genoemd worden zolang er nog geen overeenstemming is over het kostenveroorzakingsbeginsel. De fracties Ongebouwd en Werk aan Water Flevoland horen hierover in 2e termijn graag de mening van de Algemene Vergadering. Wellicht bekrachtigen de fracties dit voorstel daarna met een amendement.
BO.447 27 oktober 2009
11/17
Beide fracties stellen daarom voor deze SOK pas dan te ondertekenen als duidelijk is wat de taken van het waterschap werkelijk zijn, zodat een goede calculatie van de kosten gemaakt kan worden. Het project moet in 2014 gerealiseerd zijn. Hoog tijd dus om het mee te nemen in de begroting, maar zeker in de meerjarenbegroting. De heer Van Olst geeft aan dat de fractie Natuur kan instemmen met het voorstel en met de daarin geformuleerde uitgangspunten. Het is van belang dat het waterschap een betrouwbare bestuurlijke partner is. Hij onderschrijft de opvatting van de heer Riemens dat er duidelijkheid moet zijn over wat er nu precies wordt verstaan onder het kostenveroorzakingsprincipe en wat dat voor impact heeft voor OostvaardersWold. Dan pas is er duidelijkheid, hoeft er geen meningsverschil te zijn, hoeft er niet gestoeid te worden over de effecten die het kostenveroorzakingsprincipe heeft voor de participatie van Zuiderzeeland aan het project. De fractie kan zich vinden in de bandbreedte die in de decembervergadering 2008 is besloten door de Algemene Vergadering. De bovenkant is duidelijk, de onderkant niet, aangezien de participatie van Zuiderzeeland moet blijken op basis van de door de heer Riemens geschetste inrichtingselementen waarvoor het waterschap zich verantwoordelijk voelt. OostvaardersWold is een belangrijk gebiedsontwikkelingsproject, dat gaat over twee belangrijke thema’s, namelijk natuur en recreatie in de directe nabijheid van een van de grootste bevolkingskernen in ons land. Het betekent nogal wat in het hart van Zuidelijk Flevoland, maar het voegt ook veel toe. Het is een belangrijk proces in het hart van de ecologische infrastructuur van Nederland. Maar niet alleen Nederland, het takt ook aan op Europese netwerken en voegt op termijn ook een belangrijke banenmotor toe aan onze provincie. Er is door de provincie Flevoland gekeken naar het effect op de banenmarkten in de nabije toekomst. De voorspellingen zijn dat het om aantallen van meer dan duizend banen in de recreatieve sector gaat. Dus een belangrijke ontwikkeling in het hart van onze provincie. Dat moet in deze recessietijd overkomen. De voorzitter merkt dat op in verschillende lengtes in de tijdschaal en ook op verschillende momenten in het bestuurlijke proces, verschillende afwegingen worden gemaakt. Hij wil proberen aan te geven hoe het college in dit dossier zit. Het project OostvaardersWold is een project van de provincie Flevoland. Zuiderzeeland gaat daar niet over; initieert het niet. Een andere overheid is de initiator. Het waterschap kan en mag daar allerlei opvattingen over hebben, maar die zijn niet relevant bij de afwegingen. Deze zijn relevant bij dat andere bestuur. Het provinciebestuur heeft kortgeleden besloten met dit traject verder te gaan. Het provinciaal bestuur heeft het vertrouwen dat het dit project kan realiseren. Dat moet ook voor het waterschap een uitgangspunt zijn. In dat traject heeft het waterschap een positie, als organisatie die verantwoordelijk is voor de waterhuishouding, voor het regionale watersysteem. Het eerste belang is dat het waterschap adviseert vanuit zijn kennis en kunde. Dat is volledig gedaan, er is zelfs iemand gedetacheerd. Er zijn ook waterschappen die behoorlijk financieel participeren in gebieden, maar dat is altijd een afweging die gemaakt moet worden. Vanuit de brede kijk, gebiedsontwikkelingen, heeft de Algemene Vergadering na moties in de vergadering van december 2008 ook een eigen opvatting geformuleerd en besloten. Wat nu in de SOK staat, gaat volgens het college niet buiten de grenzen van die motie. Daarin stond dat: - het waterschap vanuit de reguliere taakopvatting de nieuwe natuurfunctie faciliteert; - het waterschap bij het gebiedproces betrokken is op basis van waterstaatkundige argumenten; - de externe waterbergingsdoelstelling van 300 ha wordt losgelaten; - de totale financiële participatie zo wordt afgebakend, dat de bandbreedte van € 5 tot € 10 miljoen als limiet wordt beschouwd. Dat besluit is unaniem genomen in de vergadering van de Algemene Vergadering van 16 december 2008. Eeen heel zware discussie en afweging over hoe het waterschap nu in het proces zit heeft plaatsgevonden. Daarmee is toen afscheid genomen van de denklijn van de wateropgave. In principe is ook het onderdeel kostenveroorzaking losgelaten. Maar wel is met elkaar gezegd dat dit wel heel helder moet zijn. In de opvatting van het college is gezegd dat BO.447 27 oktober 2009
12/17
de Algemene Vergadering een weg wil kiezen waarin Zuiderzeeland participeert, maar waar ook duidelijk zichtbaar is dat het waterschap maar een marginale partij is. Gezegd is dat het waterschap de functie landbouw en natuur naast elkaar faciliteert. Dat past bij de brede kijk en bij de samenwerking die in het gebied wordt nagestreefd. De besluitvorming van de Algemene Vergadering van 16 december 2008 moet naar zijn mening op dit moment bij de SOK niet verder uitgespit worden. De uitgangspunten zijn genoemd. Het college vindt het niet vruchtbaar nu weer een bedrag te noemen. Volgend jaar wordt de ROK voorgelegd, daarin komt voor alle partijen ook de financiële verplichting te staan. Mogelijk staat daar weer een ander bedrag in omdat er wellicht dingen veranderd zijn. Het besluit van 16 december 2008 staat. De SOK is naar de mening van het college niet contrair aan dat besluit. Er is nog steeds geen definitieve bepaling waar het met het geld op uitkomt. Het college heeft niet zo’n sommetje willen maken als de heer Riemens gedaan heeft. Dat kan volgend jaar veel beter gedaan worden, dan zijn er meer gegevens. De ROK is het moment dat er financieel boter bij de vis moet worden gedaan. Het is de bedoeling dat alle partijen dat in 2010 helder maken. Vanuit die hoofdlijn geeft hij een reactie op wat de fracties ingebracht hebben. De kennis en kunde is in huis. Maar het college wil de Algemene Vergadering ervoor behoeden wijzigingen die mogelijk volgend jaar weer plaatsvinden nu al te benoemen, om ze dan straks weer te moeten veranderen. De voorzitter hoorde de heer Riemens zeggen dat de SOK pas ondertekend moet worden als de ROK bekend is. De heer Riemens reageert dat hij iedere keer benadrukt heeft dat het kostenveroorzakingsbeginsel niet duidelijk is. In het 2e amendement werd het kostenveroorzakingsbeginsel duidelijk genoemd. De fractie heeft het amendement medeondertekend om naar de provincie ruimte te geven dat eerst te onderzoeken. Er werd toen van uitgegaan dat die te graven tochten onder het kostenveroorzakingsbeginsel vielen. Maar zolang dat niet bekend is, is het “handen in de lucht”. De fracties Ongebouwd en Werk aan Water Flevoland vinden nog steeds dat, zolang dat niet uitgesproken is en het waterschap gaat een SOK ondertekenen waarin expliciet de taken staan die Zuiderzeeland heeft, het waterschap niet meer over het kostenveroorzakingsbeginsel hoeft te onderhandelen. Dan staat al vast wat het waterschap gaat doen. De fracties vinden het niet correct dat het nu op deze manier gebeurt en stellen voor de SOK pas te ondertekenen als de gevolgen van het kostenveroorzakingsbeginsel, uitmondende in de verplichtingen van het waterschap, duidelijk en bekend is. De heer Okkerse brengt in dat nooit gezegd is dat per definitie de bijdrage beperkt is tot dat wat uit de discussie over het kostenveroorzakingsbeginsel rolt. In die zin hebben zowel het college als beide fracties gelijk. De heer Riemens merkt op dat er wel van uitgegaan mocht worden dat eerst die discussie gevoerd zou worden en dat er dan pas een SOK voorgelegd zou worden. Die SOK gaat verder dan een inspanningsverplichting. Als Zuiderzeeland die SOK ondertekent, is dat een gentlemen’s agreement, moet het nagekomen worden. De voorzitter vervolgt dat de heer Okkerse vroeg wat wordt bedoeld met afbakenen aan de bovenkant. Het is zo bedoeld dat het nooit zo kan zijn dat de werkelijke kosten waarop afgerekend wordt, boven de bovenkant van de bandbreedte komen. Misschien moet dit wat helderder omschreven worden. Hij bedankt de heer Okkerse voor de suggestie “bovengenoemde partijen” anders te benoemen. Door de heer Leijten werd opgemerkt dat Zuiderzeeland niet moet wachten, zoals Almere doet. Het klopt dat een aantal dingen een eigen leven gaan leiden. Een groot deel van de vragen die de heer Zwaaf stelde zitten al in de beantwoording. Gevraagd is wat de participatie voor Zuiderzeeland is in die € 93 miljoen. De voorzitter antwoordt dat een bedrag is genomen dat ergens midden in de genoemde bandbreedte ligt. Maar dat is puur een rekenvorm, er zijn geen toezeggingen gedaan. De projectleiding ligt bij de projectorganisatie. De inrichting ervan en het beheer daarna moeten nog uitgewerkt worden. Opgemerkt is scherp te zijn in het toezicht. BO.447 27 oktober 2009
13/17
De opmerking van de heer De Graaf over het gebruik kunnen maken van het BTW-compensatiefonds wordt meegenomen; dit moet even goed geverifieerd worden. De voorzitter heeft het gevoel dat de discussie draait om het begrip kostenveroorzakingsbeginsel. Er zijn verschillende berekeningen te maken, die ongeveer op hetzelfde uitkomen. Maar Zuiderzeeland zit in een proces waarin het een verantwoordelijkheid heeft en dat niet altijd helemaal duidelijk is. Er is ook een grijs gebied, vanuit de visie en opdracht. Hij denkt dat het geen goed signaal is, ook niet naar de partners in het gebied, als Zuiderzeeland de SOK niet ondertekent. Misschien is het nodig een amendering in de SOK uit te werken die voldoet aan wat door de Algemene Vergadering ingebracht is. Hij heeft niet het gevoel dat op heel korte termijn tot een conclusie gekomen kan worden waar iedereen achter staat. De heer Riemens bevestigt dat de fracties Ongebouwd en Werk aan Water Flevoland nu absoluut niet achter het ondertekenen van de SOK kunnen staan. Hij stelt voor dit besluit een maand uit te stellen. Dat is ruim voldoende om met de provincie over het kostenveroorzakingsbeginsel tot overeenstemming te komen. Dan kan de SOK terugkomen op de agenda. De heer Okkerse vraagt de heer Riemens of het door de formulering komt dat per definitie een aantal zaken gerekend wordt tot de zorg van het waterschap en dus voor rekening van het waterschap komen. Zonder dat bekend is hoever het kostenveroorzakingsbeginsel reikt. Zonder tegelijkertijd te zeggen dat, als dit verder reikt dan het kostenveroorzakingsbeginsel, het onbespreekbaar zou zijn? De heer Riemens antwoordt dat het erom gaat dat er overeenstemming is met de provincie over wat het kostenveroorzakingsbeginsel inhoudt. Voor iedereen moet duidelijk zijn dat Zuiderzeeland OostvaardersWold wel wil faciliteren; € 5,5 miljoen is ruim gefaciliteerd. Maar als het waterschap de kaders en de randtochten moet bekostigen, komt dat erbij. Hij is van mening dat het waterschap dat niet hoeft te doen, dat deze kosten volgens het kostenveroorzakingsbeginsel voor het project zijn. Dan komt het voor Zuiderzeeland ongeveer op € 5 of € 6 miljoen uit. De gebiedsverandering heeft er in zijn optiek niets mee te maken. Hier ligt een SOK voor waar expliciet in staat welke dingen het waterschap moet gaan doen. Als Zuiderzeeland die SOK ondertekent, moet het waterschap die dingen ook uitvoeren. Maar dat is nog niet beslist. De voorzitter denkt dat het voorstel van de heer Riemens op dit moment wellicht het juiste is. De Algemene Vergadering moet deze discussie niet afronden binnen de tijdklem. Er is hem net aangegeven dat als het begrip kostenveroorzaking stringent wordt uitgelegd, Zuiderzeeland tot bijna geen enkele bijdrage zal komen. In december 2008 heeft de Algemene Vergadering besloten dat op een bredere manier over het faciliteren gedacht moet worden. Het gaat erom welk beginpunt opgepakt wordt in de discussie. Hij voelt duidelijk dat daarover verschillende beelden zijn. De heer Veenink brengt in dat misschien volgende maand die ruimte er is om alsnog te overwegen de SOK te ondertekenen. De heer Okkerse reageert dat hij door de fracties Werk aan Water en Ongebouwd een aantal dingen heeft horen noemen die tot de verantwoordelijkheid van het waterschap horen. Een paar punten staan voor de fractie allerminst vast, daarover wil ze meer duidelijkheid om vervolgens in vrijheid te kunnen beslissen of Zuiderzeeland een deel of toch het geheel voor zijn rekening neemt. Dat lijkt hem te billijken. Hij denkt dat het goed is dat die extra stap wordt gezet. Dan wel dat de SOK zodanig wordt aangepast dat hij die ruimte laat. Die twee modaliteiten kan het college de komende tijd onderzoeken. Als met de passage over afbakenen bedoeld wordt wat de voorzitter net antwoordde, moet er volgens de heer Okkerse staan: “Zal afrekenen op basis van de werkelijke kosten, met als maximum die € 10 miljoen.” De voorzitter zegt toe dat het college nog even goed naar die passage zal kijken. Het lijkt hem verstandig het voorstel, gezien de informatie die over en weer gegeven is, daarop aan te passen. Blijft de kern of de Algemene Vergadering nu al alles in detail wil aangeven, of van mening is dat dit in de ROK gedaan moet worden. Daar zit een principieel
BO.447 27 oktober 2009
14/17
verschil in. Misschien kan dat opgelost worden door de tekst in die zin aan te passen. Hij stelt vast dat de Algemene Vergadering ermee instemt de besluitvorming op het onderhavige voorstel aan te houden en er in de vergadering van 27 oktober 2009 op terug te komen en dan de discussie te vervolgen. 9. WATERPLAN URK Mevrouw Dijksma vraagt of de brief dezelfde status moet krijgen als een overeenkomst voor een waterplan. Heeft de cofinanciering dezelfde status? Mevrouw De Jong vindt het heel jammer dat de gemeente Urk zonder opgaaf van reden de aanleg van natuurvriendelijke oevers terzijde schuift. De heer Schenk geeft aan dat de fractie ChristenUnie het voorstel, de visie fase 1 van het stedelijk waterplan Urk nu vast te stellen, ondersteunt. Eindelijk blijken de gemeente Urk en Waterschap Zuiderzeeland dezelfde visie te hebben over het stedelijk water op Urk. Het voortraject verdient echter geen schoonheidsprijs, komt nogal verwarrend over. Het college van Dijkgraaf en Heemraden spreekt op enig moment zelfs zijn zorg uit over de bestuurlijke houding van Urk. Gelukkig zijn de plooien inmiddels glad gestreken. De nu gekozen vaststellingsprocedure blijkt te passen binnen de door het waterschap onderscheiden fasen van het stedelijk plan. Het blijkt dat ook bij de stedelijke plannen van de andere gemeenten alleen de visie als beleidskader is vastgesteld en dat de uitwerking van de maatregelen wordt opgenomen in de maatwerkovereenkomst stedelijk water. Een goede verhouding c.q. relatie tussen ons waterschap en de gemeente Urk is erg belangrijk, zelfs noodzakelijk. Naar de mening van de ChristenUnie ontbeert het wederzijds aan vertrouwen en een goede communicatie. De fractie verzoekt om de goede samenwerking te benadrukken, na de vaststelling van het stedelijk waterplan Urk, zo spoedig mogelijk een ondertekeningmoment te creëren, waarbij de lokale en regionale pers zal worden uitgenodigd. De heer Nieuwenhuis merkt op dat de AV-leden zich wel moeten realiseren dat het stedelijk waterplan Urk vandaag vastgesteld wordt in een andere hoedanigheid dan de eerdere stedelijke waterplannen. Bij de eerdere plannen werden fase 1 (de visie) en fase 2 (de maatregelen) vastgesteld. Juist op dit tweede aspect is het blijven hangen. Het stuk werd medio 2008 aan het college van DenH aangeboden. De planning was dat de Algemene Vergadering in het najaar van 2008 over het waterplan van Urk zou besluiten. Maar de gemeenteraad van Urk heeft er een eigen interpretatie aan gegeven. Ook het college heeft gemeend het kader zoals vastgelegd in het plan, als te bindend te ervaren. Gelukkig bestaat op dit moment tussen de gemeente Urk en het waterschap hierover een gelijkluidende mening, mede door een gesprek dat heemraad Schelwald heeft gehad met burgemeester Kroon, die interventies voorzag vanuit het waterschap op de RO-taak van de gemeente. Dat heeft dit plan nooit beoogd te doen, anders dan de reguliere instrumenten te hanteren, die het waterschap ter beschikking staan, zoals de watertoets. Het gevolg is dat wat normaal vastgelegd wordt in fase 2, nu onderwerp van gesprek gaat worden in de maatwerkovereenkomst met de gemeente Urk. Dat past wel omdat het waterschap met de andere gemeenten ook in deze fase zit. Alleen is bij die gemeenten het voordeel dat die zaken al wel beklonken waren bij vaststelling van het waterplan van de betreffende gemeente. Het college van Urk heeft gemeend met de brief te moeten aangeven dat er vooral geen misverstanden moeten ontstaan, dat men de intentie heeft om dit plan als kader te gaan gebruiken. Op basis van de thans in uitvoering zijnde hotspotprojecten meldt de heer Nieuwenhuis dat in de praktijk wel tot aanleg natuurvriendelijke oevers kan worden overgegaan. De heer Schenk geeft aan dat de fractie ChristenUnie kan instemmen met het voorstel. Het is erg belangrijk dat het ondertekeningsmoment zo spoedig mogelijk gekozen wordt en dat daarbij de lokale en regionale pers uitgenodigd worden. Daaruit blijkt het vertrouwen en de goede communicatie tussen het waterschap en de gemeente. Het imago van Zuiderzeeland is belangrijk.
BO.447 27 oktober 2009
15/17
De heer Nieuwenhuis antwoordt dat dit niet de ondertekening van het waterplan zal zijn, maar de maatwerkovereenkomst, omdat wat normaliter in fase 2 wordt gedaan nu in de maatwerkovereenkomst komt. Mevrouw Dijksma begrijpt dat dan ook pas de cofinanciering geregeld wordt. De heer Nieuwenhuis zegt dat er nu al wel een aantal projecten lopen. Maar de hoofdstroom van projecten zoals in het plan genoemd, gaat pas spelen op het moment dat er gezamenlijke overeenstemming is. De voorzitter stelt vast dat de AV ermee instemt de visie (fase 1) van het Stedelijk Waterplan Urk, met als addendum de brief van de gemeente Urk van 4 juni 2009 met het door het college van B&W verwoorde standpunt over de status van het Waterplan, vast te stellen.
9A. LIDMAATSCHAP NIEUW LAND De voorzitter stelt vast dat de Algemene Vergadering ermee instemt dat de heer G.J. Gorter, burgemeester van Zeewolde, de heer A.B.L. de Jonge opvolgt als lid van het bestuur van Nieuw Land namens de gemeenten Lelystad, Dronten, Zeewolde en Urk, alsmede de Algemene Vergadering van Waterschap Zuiderzeeland. 10. OPHEFFING GEMEENSCHAPPELIJKE REGELING GIS-ZES De voorzitter stelt vast dat de Algemene Vergadering instemt met de opheffing van de Gemeenschappelijke Regeling GIS-ZES, waarna de financiële afhandeling kan plaatsvinden. Op grond van het Reglement van Orde door de heer Leijten gestelde vragen en de behandeling daarvan Behandeling wordt doorgeschoven naar de vergadering van 27 oktober 2009. 11. RONDVRAAG De heer Van Olst bedankt het college voor de excursie op 4 september 2009. De terreinbeheerders hebben laten weten dat ze het bezoek aan de Zwarte Hoek bijzonder hebben gewaardeerd. Mede namens zijn partner dankt hij de voorzitter voor de gezellige avond bij hem thuis. De heer Loosman feliciteert namens de fractie Bedrijven de voorzitter met het huwelijk van zijn zoon. De heer Riemens bedankt voor het initiatief tot een workshop over het medegebruik van waterkeringen. Dit is precies zoals vaker gedaan zou moeten worden bij het opstellen van beleidsstukken. Eerst de kernpunten even samenvatten en daar dan met de Algemene Vergadering over discussiëren. Dan kan er gerichter geschreven worden. Hij hoopt dat het vaker zal gebeuren. De voorzitter merkt op dat binnen het college is vastgesteld dat dit een goede werkvorm is; er wordt zeker mee doorgegaan. Daar waar iedereen verwacht wordt, wordt een thematische bijeenkomst dan wel een openbare vergadering gehouden. Daar waar mensen vanuit fracties echt geïnteresseerd zijn in een bepaald thema/onderwerp en daarover mee willen denken, wordt dat georganiseerd in de vorm van workshops. De heer Riemens las iets over de waarde van een fractievoorzitter. Het antwoord op de vraag “Wat is een fractievoorzitter waard?” was “Die is vaak maar een fractie waard van wat hij zelf denkt dat hij waard is”. Mevrouw Schelwald vraagt de AV-leden in hun agenda te noteren dat op 10 november 2009 een workshop wordt gegeven over de afvalwaterketen. Vanuit de Algemene Vergadering is een verzoek gedaan iets meer te vertellen over allerlei ontwikkelingen die gaande zijn. Er wordt een externe spreker uitgenodigd. Binnenkort volgt de uitnodiging. De heer Oosterom merkt op dat de VNG deze week in een officiële reactie heeft gereageerd op de Miljoenennota. Daarin wordt gesuggereerd dat het rioleringsbeheer van de gemeenten naar de waterschappen gaat. Via allerlei kanalen weet hij dat er op dit moment van alles bediscussieerd en besproken wordt, in lijn met de twintig werkgroepen die het kabinet in het leven roept. Hij verzoekt het college de Algemene Vergadering zo veel als mogelijk is te informeren. Er is hem bekend dat bij andere waterschappen de fractievoorzitters of de Algemene Vergadering als geheel al uitgebreid BO.447 27 oktober 2009
16/17
bijgepraat zijn over de ontwikkelingen. Wachten tot 10 november lijkt hem rijkelijk laat. De voorzitter neemt kennis van dat verzoek. 12. SLUITING De voorzitter sluit om 14.10 uur de vergadering.
BO.447 27 oktober 2009
17/17