NMG
NEDERLANDS MILITAIR G ENEESKUNDIG T IJDSCHRIFT VERSCHIJNT TWEEMAANDELIJKS 63e JAARGANG JANUARI 2010 - NR. 1
MINISTERIE VAN DEFENSIE – DIRECTIE MILITAIRE GEZONDHEIDSZORG NMGT 63 - 1 - 3 2
1
JANuaRI 2010
Ambu Man ®
Een hygiënisch idee!
Onderhoudsvriendelijke reanimatiepoppen
Hygiënisch Voordelig Realistisch Ambu B.V. Edisonstraat 16j 2809 PB Gouda T 0182 526060 F 0182 527073
[email protected] www.ambu.nl
INHOUD
NEDERLANDS MILITAIR GENEESKUNDIG TIJDSCHRIFT Uitgegeven door het Ministerie van Defensie onder verantwoordelijkheid van de Directeur Militaire Gezondheidszorg HOOFDREDACTEUR R.P. van der Meulen kolonel-vliegerarts EINDREDACTEUR A.H.M. de Bok luitenant ter zee van administratie der tweede klasse oudste categorie b.d. LEDEN VAN DE REDACTIE J. de Graaf kolonel-arts J. van der Hoorn kolonel-vliegerarts Dr. R.A. van Hulst kapitein ter zee-arts H.W.P. Meussen luitenant-kolonel-arts Dr. J. van der Plas bioloog F.J.G. van Silfhout luitenant-kolonel-tandarts N.R. van der Struijs kapitein-luitenant ter zee-arts Dr. D.J. Versluis kolonel-arts M.L. Vervelde kolonel-apotheker H. van der Wal MBA luitenant-kolonel ADMINISTRATIE majoor b.d. A. Sondeijker secretaris NMGT Postbus 20703, 2500 ES ‘s-Gravenhage Telefoon 070-3397405 / 06 of 0165-300145 E-mail adres:
[email protected] DRUK OBT bv, Den Haag Postbus 43508, 2504 AM Den Haag Telefoon 070-3084040 Fax 070-3084041 ADVERTENTIE-EXPLOITATIE Publiciteitsbureau Leeuwenbergh b.v. Postbus 139, 2170 AC Sassenheim Telefoon 0252-227505 Fax 0252-228358 Contactpersoon: Frank van Gils VERSPREIDING Het NMGT wordt kosteloos gezonden aan alle beroeps- en reserveofficieren en onderofficieren, alsmede de daarmee gelijkgestelde burgerambtenaren, van de militair-geneeskundige diensten, alsmede naar alle militair-geneeskundige eenheden en inrichtingen en naar civiele geneeskundige instellingen. VOORBEHOUD Plaatsing van een artikel in dit tijdschrift houdt niet in, dat de inzichten van de schrijver worden gedeeld door de Directeur Militaire Gezondheidszorg en de redactie. Het adverteren in dit blad kan het verkrijgen van voorkeur voor leveranties aan de Geneeskundige Diensten van de Koninklijke Marine, de Koninklijke Landmacht en de Koninklijke Luchtmacht niet inhouden. Niets uit deze uitgave mag worden verveelvoudigd of openbaar gemaakt, op welke wijze dan ook, zonder schriftelijke toestemming van de redactie van dit tijdschrift. NETHERLANDS MILITARY MEDICAL REVIEW Edited under the responsibility of the Director of Military Health Care Postbox 20703, 2500 ES The Hague (The Netherlands) Telephone 070-3397405 / 06
63E JAARGANG - JANUARI 2010 - AFLEVERING 1
Van de redactie: . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Inhoud en register van de 62e jaargang, 2009. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (2009) 229 Mededelingen: Directeur Militaire Gezondheidszorg. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Nieuwsbrief DMG, speciale uitgave ‘Geïntegreerde zorg’. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Nieuwsbrief DMG, oktober 2009. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Nieuwsbrief DMG, november 2009. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Oorspronkelijke artikelen: Het verband tussen posttraumatische stress-stoornis en lichamelijke gezondheidsklachten door prof. dr. I.M. Engelhard, drs. J. Weerts, prof. dr. M.A. van den Hout, prof. dr. J.J. Hox en prof. dr. L.J.P. van Doornen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Condylomata acuminata Wat kan de huisarts doen? door dr. E.M. van der Snoek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 De NATO Medical Evaluation Manual Een toolbox voor de evaluatie van medische capabilities door luitenant-kolonel T.A.M. van der Zanden . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Korporaal Huibert Breitenbach Eén der eerste oorlogsgewonden van 10 mei 1940 door L.C. Smit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Boekbesprekingen: Edith Cavell. Een bittere herinnering aan de Eerste Wereldoorlog door dr. L. van Bergen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Ingezonden mededelingen: Bij- en nascholing van de Netherlands School of Public and Occupational Health. . . . . . . . . . 8, 27
CONTENTS
VOLUME 63 - JANUARY 2010 - ISSUE 1
From the editor:. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Index of volume 62, 2009 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . (2009) 229 Announcements: Surgeon General. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Newsletter Surgeon General, special publication ‘Integrated care’. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 4 Newsletter Surgeon General, October 2009. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 28 Newsletter Surgeon General, November 2009. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 29 Original contributions: A prospective study of the relation between posttraumatic stress and physical health symptoms by prof. dr. I.M. Engelhard, drs. J. Weerts, prof. dr. M.A. van den Hout, prof. dr. J.J. Hox and prof. dr. L.J.P. van Doornen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 5 Genital warts What the general practitioner can do? by dr. E.M. van der Snoek. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 9 The NATO Medical Evaluation Manual by lieutenant colonel T.A.M. van der Zanden. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 12 Lance Corporal Huibert Breitenbach by L.C. Smit. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 17 Book reviews: Edith Cavell by dr. L. van Bergen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 26 Paragraph advertisement: The Netherlands School of Public and Occupational Health. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 8, 27
VOORPAGINA In de zomer van 1940 stelde ir. F.C.C. Baron van Tuyll van Serooskerken van Zuylen, landelijk voorzitter van het Rode Kruis, “Huize Zuylenveld” te Oud-Zuilen (bij Utrecht) ter beschikking als “Herstellingsoord voor Nederlandsche Oorlogsgewonden”. De opzet van Zuylenveld was om oorlogsgewonden die het hospitaal te Utrecht konden verlaten, maar (nog) niet in staat waren hun oude functie uit te oefenen hen een “aangenaam gezond verblijf te verschaffen, teneinde een volledig herstel te verkrijgen”.
All rights reserved ISSN 0369-4844 NMGT 63 - 1 - 3 2
3
JANuaRI 2010
V A N
DE
REDACTIE
De redactie van het Nederlands Militair Geneeskundig Tijdschrift (NMGT) wenst u nogmaals een gelukkig, hoopvol en vooral gezond 2010, en spreekt de wens uit in dat jaar veel kopij te mogen ontvangen zodat u het NMGT met veel genoegen kan blijven lezen. Wat 2010 ons zal brengen ligt nog verscholen in de toekomst, maar het is wel voorspelbaar dat het NMGT weer
2-maandelijks zal verschijnen en dat we door mogen gaan met nadenken over de taakstellingen binnen Defensie. Naast wetenschappelijke en operationeel geneeskundige artikelen wil de redactie u uitdagen om ook in de toekomst te kijken hoe de militaire gezondheidszorg er uit zou moeten zien. Het NMGT kan daarvoor een prima forum zijn. R.P. v/d M
MEDEDELINGEN VAN DE DIRECTEUR MILITAIRE GEZONDHEIDSZORG Beste collega’s, Als C-ContCo mag ik dan op afstand zitten, Kandahar, maar ik krijg uiteraard nog steeds mee wat er speelt binnen Defensie en de militaire gezondheidszorg. Midden in ons theater kan ik goed zien welke rol de operationele gezondheidszorg speelt in de hedendaagse inzet. Taakstellingen horen bij het leven van een DDMG en van u als collega. De HDP-DMG is inmiddels begonnen aan het opstellen van een Toekomstvisie Militaire Gezondheidszorg. De groep die aan deze Toekomstvisie werkt bestaat niet puur uit Haagse beleidsmedewerkers maar ook uit collega’s uit de opco’s en BGGZ. Deze job biedt een uitgelezen kans om de militaire gezondheidszorg duurzaam neer te zetten. Ik kan u verzekeren dat de ogen op ons gericht zijn. Laat ik daarbij nog expliciet opmerken dat “verpaarsen” en krimpen geen doelstellingen op zich zijn.
Wij werken bijna altijd in internationaal verband. Onze ervaringen zullen dus ook gevoed worden door onze buitenlandse collega’s en onze wijze van optreden moet kunnen aansluiten bij onze partners. De internationale samenwerking heeft u ook kunnen aanschouwen op het symposium in Utrecht en blijkt ook uit de vele bezoeken zoals van Duitse, Australische of Zuid-Afrikaanse counterparts.
Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg
‘Geïntegreerde zorg’
Uit Kandahar wens ik u een goed, gezond en succesvol 2010! De Directeur Militaire Gezondheidszorg R. van der Meer Brigade-generaal-arts
Speciale uitgave
Vanaf 25 februari 2010 zullen militairen medische zorg ontvangen volgens een nieuw, zogenaamd geïntegreerd zorgmodel. Het toegenomen expeditionair karakter van de krijgsmacht maakt het noodzakelijk dat er voortdurend een actueel inzicht bestaat in de medische inzetbaarheid van de militair. Het geïntegreerde zorgmodel voorziet hierin. Bovendien bestaat er behoefte aan één zorgmodel voor de gehele krijgsmacht. Het geïntegreerde zorgmodel is in 2008 vastgelegd in de Militaire Ambtenarenwet. De start van het nieuwe zorgmodel heeft in een beperkt aantal gevallen ook gevolgen voor de zorg die burgerpersoneel ontvangt van de Arbodienst Defensie. Voor militairen van CZSK en CLSK blijft de doelstelling van de gegevensverwerking gelijk. Al hun gegevens in het dossier blijven daarom beschikbaar voor de arts, zonder dat hiervoor nadere toestemming wordt gevraagd. Een voorbeeld van de brief (inclusief toestemmingsformulier) zoals individuele CLAS en KMar militairen die toegezonden krijgen en de procedure voor de gegevensoverdracht van CLAS en KMar militairen zullen via de stafartsen aan het geneeskundig personeel ter beschikking worden gesteld. Daarnaast zal deze informatie te vinden zijn op de intranetpagina van de DMG: http://intranet.mindef.nl/portaal/pp/mgz/ Geintegreerde_zorg/geintegreerde_zorg.aspx
Betekenis voor militair personeel Militairen kunnen voortaan voor hun huisartsenzorg en bedrijfsgeneeskundige zorg terecht bij één loket: het medisch zorgteam. In dit medisch zorgteam werken algemeen militair artsen, huisartsen en bedrijfsartsen nauw samen. Voor militairen van CLAS en KMar is dat nieuw. Zij ontvangen tot nog toe bedrijfsgeneeskundige zorg vanuit de arbocentra. Het medisch zorgteam neemt straks ook een belangrijk deel van die bedrijfsgeneeskundige zorg voor zijn rekening, en wel dat deel dat te maken heeft met verzuimbegeleiding, behoud van inzetbaarheid en re-integratie. Beoordeling van de geschiktheid voor de functie of voor de dienst vindt plaats buiten het zorgteam. De teams worden ondergebracht in de bestaande gezondheidscentra. Eén van de artsen van het medisch zorgteam treedt op als coördinator van de militaire gezondheidszorg voor de militair; de Verantwoordelijk Militair Arts (VMA). Die arts treedt ook op als aanspreekpunt voor de commandant van de militair als het gaat om adviezen op het gebied van verzuim, inzetbaarheid en re-integratie. Om een goed overzicht te houden van de medische gegevens zal het medisch zorgteam werken met één gezamenlijk medisch dossier: het Geneeskundig Informatiesysteem Defensie (GIDS). Omdat de doelstelling voor de verwerking van de medische gegevens van CLAS en KMar militairen anders wordt dan in het verleden, mag het oude dossier alleen met toestemming van de militair worden overgedragen aan de nieuwe zorgverlener in het geïntegreerde zorgmodel. Militairen van CLAS en KMar zullen hierover binnenkort persoonlijk een brief op het huisadres ontvangen. (In bijgevoegde link is deze brief op intranet terug te vinden): http://intranet.mindef.nl/images/20091207definitief 2%20MN%20brief%20aan%20militairen%20van%20CLAS%20 en%20KMAR_tcm4-532026.pdf
NMGT 63 - 1 - 3 2
Betekenis voor burgerpersoneel Tegelijk met de start van de geïntegreerde zorg verandert ook de arbodienstverlening door de Arbodienst Defensie. Voor een aantal burgerwerknemers kan dat gevolgen hebben, bijvoorbeeld als de bedrijfsgeneeskundige zorg tot dusverre werd verleend door een militaire bedrijfsarts van de geneeskundige dienst van CLSK. De zorg zal dan overgenomen worden door een bedrijfsarts van de Arbodienst Defensie. Dat kan betekenen dat toestemming gevraagd zal worden om gebruik te maken van het huidige bedrijfsgeneeskundige dossier. Zij zullen daar door hun bedrijfsarts over geïnformeerd worden. Burgerpersoneel zal, indien zich daar wijzigingen voordoen, door de arbodienst, in samenspraak met de commandant/directeur, geïnformeerd worden over het arbocentrum waar zij bedrijfsgeneeskundige zorg kunnen ontvangen. Deze nieuwsbrief is een speciale uitgave van de Directie Militaire Gezondheidszorg (DMG). Reacties op het onderwerp uit deze nieuwsbrief kunt u e-mailen naar
[email protected]
4
JANUARI 2010
O O R S P R O NKELIJK
ARTIKEL
Het verband tussen posttraumatische stress-stoornis en lichamelijke gezondheidsklachten Samenvatting Het doel van dit prospectieve onderzoek was na te gaan of posttraumatische stress-stoornis (PTSS) is gerelateerd aan een toename in lichamelijke gezondheidsproblemen.i Nederlandse militairen vulden vragenlijsten in over lichamelijke gezondheidsproblemen en PTSSklachten voordat zij werden uitgezonden naar Irak (N = 479) en daarna nog twee keer, ongeveer 5 maanden (n = 382; 80%) en 15 maanden (n = 331; 69%) na hun terugkeer naar Nederland. PTSS werd bepaald aan de hand van klinische interviews. Vijf maanden na terugkeer meldden deelnemers met PTSS meer lichamelijke klachten dan deelnemers zonder PTSS. Deze toename werd niet verklaard door demografische variabelen, lichamelijke klachten voor de uitzending, verwondingen en blootstelling aan psychische stressoren in Irak en het persoonlijkheidskenmerk neuroticisme. PTSS-klachten waren een voorspeller van latere lichamelijke problemen, ook nadat was gecorrigeerd voor eerdere lichamelijke problemen. De resultaten leveren aanvullend bewijs voor eerder onderzoek waarbij een verband werd aangetoond tussen PTSS en gezondheidsproblemen, en geven aan dat posttraumatische stress kan bijdragen aan het ontstaan van lichamelijke klachten. Clinici wordt geadviseerd alert te zijn op PTSS als mensen zich bij hen melden met lichamelijke klachten, en aandacht te geven aan lichamelijke klachten bij patiënten bij wie de diagnose PTSS is gesteld. Inleiding Er is de afgelopen jaren veel onderzoek gedaan naar de gezondheidseffecten (waaronder posttraumatische stress-stoornis of PTSS) die in verband worden gebracht met blootstelling aan stressvolle gebeurtenissen.1-4 Daarbij werd een relatie gevonden tussen blootstelling aan stressvolle gebeurtenissen en ongunstige lichamelijke gezondheidseffecten, waaronder een toename van lichamelijke klachten, gebruik van medische voorzieningen en morbiditeit als gevolg van hart- en vaatziekten.5-10 PTSS lijkt de belangrijkste mediator te zijn van deze relatie, niet de ernst van de blootstelling of opgelopen verwondingen.5-8 Het merendeel van deze studies was cross-sectioneel, maar uit een van de weinige longitudinale studies bleek dat PTSSsymptomen een voorspeller waren van latere lichamelijke problemen, nadat was gecorrigeerd voor eerdere lichamelijke symptomen. Ook gaven PTSS-symptomen een gedeeltelijke verklaring voor het verband tussen blootstelling aan stressvolle gebeurtenissen en latere lichamelijke klachten.9 Deze resultaten suggereren dat PTSS tot een slechtere lichamelijke gezondheid leidt. De grootste beperking van vrijwel al deze studies is echter dat ze pas ná de traumatische gebeurtenis werden uitgevoerd en
geen rekening hielden met reeds bestaande gezondheidsproblemen. Ook werd in eerdere studies niet gecorrigeerd voor “negatieve affectiviteit” of neuroticisme (de neiging om ervaringen op een negatieve manier te interpreteren). Deze persoonlijkheidseigenschap hangt samen met het rapporteren van lichamelijke klachten en posttraumatische stress.11,12 Het doel van de huidige studie was na te gaan of PTSS van invloed is op lichamelijke klachten, rekening houdend met pre-stressor lichamelijke klachten, neuroticisme en de ernst van stressoren. De deelnemers waren militairen die vóór hun uitzending naar Irak werden geworven, waardoor lichamelijke klachten en neuroticisme voorafgaand aan de uitzending konden worden vastgesteld. Methode Deelnemers en procedure Ongeveer zes weken voor de uitzending naar Irak werd aan 481 militairen gevraagd om mee te doen aan dit onderzoek. Zij behoorden tot drie infanteriebataljons die in 2004 voor een periode van vier maanden werden uitgezonden naar Irak. De methoden die werden gebruikt voor de selectie en het testen van de deelnemers zijn elders in detail beschreven.4,12 De militairen kregen op diverse
NMGT 63 - 1 - 3 2
5
JANuaRI 2010
door prof. dr. I.M. Engelharda, drs. J. Weertsb, prof. dr. M.A. van den Houta, prof. dr. J.J. Hoxc en prof. dr. L.J.P. van Doornena kazernes tijdens hun voorbereidingsprogramma beknopte informatie van de bevelvoerend officier over het doel en de algemene procedure van de studie. Een aantal dagen later kregen zij tijdens een bijeenkomst met de hoofdonderzoeker (IME) of de onderzoeksassistent uitvoerige informatie over de studie. De militairen namen vrijwillig en zonder financiële vergoeding deel. Twee van de oorspronkelijk 481 militairen zagen af van deelname; 479 (waarvan 3% vrouwen) namen deel aan de studie en vulden vragenlijsten in, waarin items over achtergrondkenmerken, lichamelijke klachten, PTSS-symptomenii en neuroticisme waren opgenomen. Ongeveer vijf maanden na hun terugkeer uit Irak vulden de militairen opnieuw vragenlijsten in over stressoren in Irak, PTSS-symptomen en lichamelijke klachten; ook namen zij deel aan het Structured Clinical Interview for DSM-IV (SCID-I),13 dat door een klinisch psycholoog werd afgenomen (20 hiervan werden uitgevoerd door master studenten die een SCID training hadden gevolgd). Circa 15 maanden na hun terugkeer vulden de meeste deelnemers opnieuw vragenlijsten in op de legerbasis; 31% van de lijsten werd per post verstuurd. De deelnemers gaven schriftelijk toestemming nadat zij informatie over het onderzoek hadden gekregen. De Medisch Ethische Commissie van het academisch ziekenhuis Maastricht en Universiteit Maastricht heeft het onderzoek goedgekeurd. Capaciteitsgroep Klinische en Gezondheidpsychologie, Universiteit Utrecht, Postbus 80140, 3508 TC Utrecht. b KOC, Veteraneninstituut, Doorn. c Capaciteitsgroep Methodologie en Statistiek, Universiteit Utrecht. Dit onderzoek werd financieel ondersteund met een Veni Vernieuwingsimpuls door de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) en een subsidie van het Veteraneninstituut toegekend aan Iris M. Engelhard. De auteurs danken vertegenwoordigers van het Ministerie van Defensie, met name de voormalige Afdeling Individuele Hulpverlening en kolonel-arts Kees IJzerman voor hun medewerking; Marieke van Baars voor haar hulp bij de dataverzameling; en de bevelvoerend officieren en deelnemende militairen voor hun tijd en inspanningen. Artikel ontvangen oktober 2009. a
Meetinstrumenten De ernst van 12 veel voorkomende lichamelijke klachten werd gemeten met behulp van de Somatisatieschaal van de Symptom Check List (SCL-90), waarvan de betrouwbaarheid en validiteit zijn vastgesteld.14 De deelnemers werd gevraagd op een vijfpuntsschaal de mate te beoordelen waarin hij of zij, helemaal niet (1), een beetje (2), nogal (3), tamelijk veel (4) of heel erg (5), last had van elke klacht gedurende de afgelopen week. Voor de analyses werd gebruik gemaakt van de somscore. Neuroticisme werd gemeten met de Eysenck Personality Questionnaire, een schaal met goede psychometrische eigenschappen.15,16 De Potentially Traumatizing Events Scale (PTES) werd gebruikt voor het meten van blootstelling aan 22 gebeurtenissen tijdens uitzending in oorlogsgebied, zoals patrouilleren, burgers ontwapenen, beschoten worden, en gewond raken tijdens de uitzending.12,17 Voor elke gebeurtenis die de deelnemers in Irak hadden meegemaakt, gaven zij een cijfer voor de invloed daarvan ten tijde van de gebeurtenis op een schaal van 1 (geen invloed) tot 4 (extreem negatief). Het aantal malen dat de score 3 (gematigd negatief) of 4 werd toegekend, werd opgeteld. PTSS werd gemeten met behulp van de SCID-I.13 De ernst van PTSS-symptomen werd gemeten met de PTSD Symptom Scale.18 Deze vragenlijst bestaat uit de 17 DSM-IV PTSS-symptomen, waarbij per symptoom de aanwezigheid en ernst wordt aangegeven op een vierpuntsschaal (0-3); de scores werden vervolgens opgeteld. De validiteit en betrouwbaarheid van deze lijst zijn voldoende.18 Statistische analyse De frequentie van de lichamelijke klachten waarbij de deelnemers ten minste een score van 3 had toegekend (nogal last) is in tabel 1 weergegeven. Met behulp van Hierarchical Linear Modeling (HML)-versie 6 werd in een ‘within-class’ hiërarchisch lineair model getest of de ernst van de klachten na vijf maanden varieerde over de drie meetmomenten voor groepen met en zonder PTSS. Mogelijke covariaten hierbij waren: leeftijd, partnerstatus, rang, vast/tijdelijk contract, eerdere lichamelijke klachten, neuroticisme, verwondingen opgelopen tijdens de uitzending (verwondingen die ten minste met een 4 op de PTES waren gescoord), en aantal stressoren in het Irak. HLM neemt ook onvolledige data in de analyses mee en is daarom
minder gevoelig voor uitval.19 Omdat scores met betrekking tot de SCL-90 niet normaal verdeeld waren, werd gebruik gemaakt van ‘robust standard errors’.20 SPSS-versie 16 werd gebruikt voor het uitvoeren van een regressieanalyse om te toetsen of de PTSS-symptoomscores de lichamelijke symptoomscores na 5 maanden en 15 maanden voorspelden, rekening houdend met de potentiële covariaten. Het model werd herhaald zonder nietsignificante voorspellers. Alle toetsen waren tweezijdig met α = 0,05. Resultaten De demografische kenmerken van deze onderzoeksgroep zijn elders beschreven.4 De response was 80% (n = 382) 5 maanden na terugkomst in Nederland (bij 71%; n = 339 werd ook de SCID afgenomen) en 69% (n = 331) na 15 maanden. De non-response kwam deels doordat militairen verlof hadden, een training volgden, of waren overgeplaatst naar een andere eenheid. Militairen die de vragenlijst na vijf maanden niet invulden, hadden iets meer uitzendingen meegemaakt dan militairen die deze wel hadden ingevuld. Respondenten en nietrespondenten na 15 maanden verschilden niet wat betreft de genoemde variabelen die eerder waren gemeten. De meest voorkomende gebeurtenissen in Irak, die de deelnemers volgens de PTES hadden meegemaakt, waren patrouilleren of het uitvoeren van andere gevaarlijke activiteiten (94%), te horen krijgen dat een collega was gedood (79%), getuige zijn van geweld (79%), getuige
zijn van een explosie (70%), en beschoten worden (58%). De prevalentie van uitzendingsgerelateerde PTSS was 3,5% (n = 12/339) volgens de SCID.zie 4 Bij 3,6% van de militairen (8,3% van de PTSS-groep en 3,4% van de groep zonder PTSS) was er sprake van verwondingen als direct gevolg van een ongeluk, aanval of hinderlaag in Irak. Wat lichamelijke klachten scores betreft, was er over het geheel genomen geen sprake van significante verschillen in de tijd, maar militairen met PTSS na vijf maanden hadden hogere scores dan militairen zonder PTSS (zie figuur 1): 50% van de PTSS-groep en 17,4% van de groep zonder PTSS rapporteerde ten minste één lichamelijke klacht, en respectievelijk 33,3% en 4,8% ten minste twee. Na 15 maanden waren de scores nog steeds verhoogd voor de PTSS-groep, maar HLM toonde aan dat alleen het groepsverschil bij 5 maanden statistisch significant was, ook na correctie voor de potentieel verstorende variabelen. De PTSSgroep had geen verhoogde scores vóór de uitzending (U = 1626, p = 0,69). Zoals verwacht correleerde de mate van lichamelijke klachten na 5 maanden significant met lichamelijke klachten en PTSS-symptomen vóór de uitzending, neuroticisme, stressoren in Irak, en PTSS-symptomen na 5 maanden (kleinste rs = 0,17, p < 0,01), maar niet met de demografische factoren, militaire variabelen en verwondingen opgelopen tijdens de uitzending (grootste rs = 0,097, p = 0,06).
Voor uitzending
Tijd 5 maanden na terugkeer
15 maanden na terugkeer
9%
12,2%
8,8%
Pijnlijke spieren
4,3%
5,4%
5,1%
Hoofdpijn
4,5%
3,5%
2,7%
Pijn in borst of hartstreek
2,1%
1,7%
1,5%
Je soms erg warm, dan erg koud voelen
2,1%
1%
2,7%
Misselijkheid of maag van streek
1,9%
2,7%
2,4%
Brok in keel
1,9%
1,4%
0,9%
Lichamelijk ergens slap voelen
1,5%
2,4%
3,2%
Verdoofd of tintelend gevoel ergens in je lichaam
1,3%
0,6%
1,2%
Duizeligheid
1,3%
0,8%
0,3%
Zwaar voelen in armen of benen
0,8%
0,8%
2,4%
0%
0,3%
1,2%
Pijn onder in de rug
Moeilijk adem kunnen krijgen
Tabel 1: Percentage deelnemers dat nogal, tamelijk veel of heel erg last had van lichamelijke klachten.
NMGT 63 - 1 - 3 2
6
JANUARI 2010
posttraumatische stress de kans op lichamelijke symptomen vergroot. Hoe zouden PTSSsymptomen tot gezondheids problemen kunnen leiden? Het is niet waarschijnlijk dat deze relatie een gevolg is van een negatieve responsstijl, omdat het verband onveranderd bleef na correctie voor neuroticisme. Het ziet ernaar uit dat de overmatige stress bij PTSS mentale en lichamelijke aspecten omvat. PTSS duidt op Figuur 1: Gemiddelde scores op de somatisatieschaal voor deelnemers met (n = 12) en zonder (n = 327) PTSS na 5 maanden. een toestand van ontregelde Uit een regressieanalyse bleek dat de (stress)fysiologische mechanismen van mate van lichamelijke klachten na het lichaam.5,6,21,22 Op de langere termijn kunnen deze verstoringen 5 maanden werd voorspeld door leiden tot organische pathologie, zoals PTSS-symptomen na 5 maanden hart- en vaatziekten of auto(ß = 0,46, t = 10,72, p < 0,01; 95% BI: 0.42 tot 0.50) en lichamelijke klachten immuunziekten. Ook zou bepaald vóór de uitzending (ß = 0,34, t = 7,87, gedrag dat samenhangt met PTSS, p < 0,01; 95% BI: 0,26 tot 0,41), zoals roken en het gebruik van alcohol, F(2, 353) = 111,85, p < 0,01, R2 = 0,39. een gezondheidsrisico kunnen PTSS-symptomen voor de uitzending, vormen.5 Lichamelijke klachten bij neuroticisme en stressoren in Irak getraumatiseerde mensen worden waren niet meer significant in dit vaak weggezet als ‘medisch model. De mate van lichamelijke onverklaard’,23 zonder duidelijke klachten na 15 maanden werd zowel pathogenese dus, net als pijn bij voorspeld door PTSS-symptomen na depressie.24 De behandeling van 5 maanden (ß = 0,21, t = 3,97, p < 0,01; 95% BI: 0,15 tot 0,27) als patiënten met onverklaarde lichamelijke klachten na 5 maanden lichamelijke klachten is vaak (ß = 0,53, t = 10,19, p < 0,01; 95% BI: ontoereikend, en patiënten zouden zich 0,40 tot 0,65); F(2, 285) = 105,22, kunnen storen aan de nadruk die wordt p < 0,01, R2 = 0,43. gelegd op het ontbreken van een lichamelijke oorzaak.25 Ook al worden Discussie gezondheidsklachten niet door een Militairen die PTSS ontwikkelden na medische diagnose bevestigd, dan nog hun terugkeer uit Irak, hadden meer zijn ze een significante bron van lichamelijke klachten dan militairen die ongemak, lichamelijk disfunctioneren, geen PTSS kregen. Dit verschil in en gebruik van gezondheidszorg.26 Beperkingen van deze studie zijn het lichamelijke klachten was er niet voor gebrek aan power na 15 maanden om de uitzending, en werd niet verklaard vast te stellen of het groepsverschil in door demografische variabelen, lichamelijke klachten statistisch militaire factoren, neuroticisme, significant is en de inclusie van jonge, verwondingen opgelopen tijdens de fitte mannen. Er zijn echter geen uitzending, en het aantal gemeten empirische of theoretische redenen te stressoren in Irak. Het verband tussen veronderstellen dat bij andere PTSS-symptomen na 5 maanden en personen het patroon sterk zal afwijken lichamelijke klachten na 15 maanden van de hier gerapporteerde relaties. bleef significant na correctie voor Sterke punten zijn de correctie voor lichamelijke klachten na 5 maanden. relevante covariaten, de prospectieve De resultaten zijn consistent met opzet, de hoge respons, en het gebruik eerder cross-sectionele en van klinische interviews voor PTSS. longitudinale studies waarbij een De resultaten van deze studie verband werd gevonden tussen suggereren dat posttraumatische PTSS-symptomen en slechtere stress kan leiden tot lichamelijke gezondheid,5–10 en duiden erop dat
NMGT 63 - 1 - 3 2
7
JANuaRI 2010
klachten. Clinici wordt geadviseerd alert te zijn op PTSS bij mensen met lichamelijke klachten, en aandacht te besteden aan lichamelijke klachten bij patiënten bij wie de diagnose PTSS gesteld is. s u mmar y
A PROSPECTIVE STUDY OF THE RELATION BETWEEN POSTTRAUMATIC STRESS AND PHYSICAL HEALTH SYMPTOMS This ex post facto prospective study investigated whether symptoms of posttraumatic stress disorder (PTSD) are associated with increased physical health problems, while controlling for base-rates of symptoms and individual differences in neuroticism. Dutch army soldiers completed standardized questionnaires before they were deployed to Iraq (n = 479), and about 5 months (n = 382; 80%) and 15 months (n = 331; 69%) after their return home. PTSD-symptoms were evaluated by questionnaires and clinical interviews. The results showed that, on average, participants with PTSD at 5 months reported increased physical problems after deployment. PTSD-symptoms at 5 months predicted coexisting physical symptoms, after controlling for demographic variables, military factors, injury sustained on deployment, war-zone exposure on deployment, baseline physical problems, baseline PTSD-symptoms, and neuroticism. PTSD-symptoms at 5 months also predicted physical problems at 15 months, while controlling for physical symptoms at 5 months. The results suggest that posttraumatic stress contributes to physical symptoms. Clinicians are advised to be attentive to PTSD when individuals present with physical symptoms, and to pay attention to physical symptoms in patients diagnosed with PTSD. Noten: i Een Engelstalige versie van dit artikel is onlangs gepubliceerd: Engelhard I.M., Van den Hout M.A., Weerts J., Hox J.J., Van Doornen L.J.P.: (2009). A prospective study of the relation between posttraumatic stress and physical health symptoms. International Journal of Clinical and Health Psychology, 9, 365-372. ii Bij één van de drie bataljons (n = 214) werden PTSS-symptomen niet voor de uitzending gemeten. Literatuur: 1. Hoge C.W., Castro C.A., Messer S.C., McGurk D., Cotting D.I., Koffman R.L.: Combat duty in Iraq and Afghanistan, mental health problems, and barriers to care. N Engl J Med 2004 (351) 13-22.
2. Hotopf M., Hull L., Fear N.T., Browne T., Horn O., Iversen A., et al.: The health of UK military personnel who deployed to the 2003 Iraq war: a cohort study. Lancet 2006 (367) 1731-1741. 3. Rona R.J., Hooper R., Jones M., Hull L., Browne T., Horn O., et al.: Mental health screening in armed forces before the Iraq war and prevention of subsequent psychological morbidity: follow-up study. BMJ 2006 (doi:10.1136/bmj.38985.610949.55). 4. Engelhard I.M., Van den Hout M.A., Weerts J., Arntz A., Hox J.C.M., McNally R.J.: Deployment-related stress and trauma in Dutch soldiers returning from Iraq: A prospective study. Br J Psychiatry 2007 (191) 140-145. 5. Green B.L., Kimerling R.: Trauma, posttraumatic stress disorder and health status. In: Schnurr P.P., Green B.L., red. Trauma and health. Physical consequences of exposure to extreme stress. Washington DC: American Psychological Association; 2003, p. 13-42. 6. Schnurr P.P., Jankowski M.K.: Physical health and post-traumatic stress disorder: Review and synthesis. Seminars in Clinical Neuropsychiatry 1999 (4) 295-304. 7. Wolfe J., Schnurr P.P., Brown P.J., Furey J.: Posttraumatic stress disorder and war-zone exposure as correlates of perceived health in female Vietnam War veterans. J Consult Clin Psychol 1994 (62) 1235-1240. 8. Schnurr P.P., Spiro A. III: Combat exposure, posttraumatic stress disorder symptoms, and health behaviors as predictors of self-reported physical health in older veterans. J Nerv Ment Dis 1999 (187) 353-359.
9. Wagner A.W., Wolfe J., Rotnitsky A., Proctor S.P., Erickson D.J.: An investigation of the impact of posttraumatic stress disorder on physical health. J Trauma Stress 2000 (13) 41-55. 10. Hoge C.W., Terhakopian A., Castro C.A., Messer S.C., Engel C.C.: Association of posttraumatic stress disorder with somatic symptoms, health care visits, and absenteeism among Iraq War veterans. Am J Psychiatry 2007 (164) 150-153. 11. Watson D., Pennebaker J.W.: Health complaints, stress, and distress: Exploring the central role of negative affectivity. Psychol Rev 1989 (96) 234-254. 12. Engelhard I.M., Van den Hout M.A.: Preexisting neuroticism, subjective stressor severity, and posttraumatic stress in soldiers deployed to Iraq. Can J Psychiatry 2007 (52) 505-509. 13. First M.B., Spitzer R.L., Gibbon M., Williams J.B.W.: Structured Clinical Interview for DSM-IV Axis I Disorders (SCID), Clinician Version. Washington, DC: American Psychiatric Press; 1996. 14. Arrindell W.A., Ettema J.H.M.: Symptom Checklist SCL-90. Lisse: Swets & Zeitlinger; 2004. 15. Eysenck H.J., Eysenck S.B.G.: Manual of the Eysenck Personality Questionnaire. San Diego, CA: Educational and Industrial Testing Service; 1975. 16. Sanderman R., Arrindell W.A., Ranchor A.V., Eysenck H.J., Eysenck S.B.G.: Eysenck Personality Questionnaire (EPQ). Groningen: Noordelijk Centrum voor Gezondheidsvraagstukken; 1991. 17. Maguen S., Litz B.T., Wang J.L., Cook M.: The stressors and demands of peacekeeping
in Kosovo: Predictors of mental health response. Mil Med 2004 (169) 198-206. 18. Foa E.B., Riggs D.S., Dancu C.V., Rothbaum B.O.: Reliability and validity of a brief instrument for assessing post-traumatic stress disorder. J Trauma Stress 1993 (6) 459-473. 19. Hox J.J.: Multilevel Analysis. Techniques and Applications. Mahwah, NJ: Lawrence Erlbaum Associates; 2002. 20. Maas C.J.M., Hox J.J.: Robustness issues in multilevel regression analysis. Statistica Neerlandica 2004 (58) 127-137. 21. Boscarino J.A.: Posttraumatic stress disorder and physical illness. Ann NY Acad Sci 2004 (1032) 141-153. 22. Yehuda R.: Neuroendocrinology of trauma and posttraumatic stress disorder. In: Yehuda R., redacteur. Psychological trauma, Review of Psychiatry. Washington, DC: American Psychiatric Press; 1998, p. 97-125. 23. Van den Berg B., Grievink L., Yzermans J., Lebret E.: Medically unexplained physical symptoms in the aftermath of disasters. Epidemiol Rev 2005 (27) 92-106. 24. Peveler R., Katona C., Wessely S., Dowrick C.: Painful symptoms in depression: underrecognized and under-treated? Br J Psychiatry 2006 (188) 202-203. 25. Thomas S.: Omgaan met medisch onverklaarde klachten in de huisartspraktijk: van ergernis naar ‘de fijne kneepjes van het vak’. NTvG 2006 (150) 657-659. 26. Van der Mast R.C.: Onverklaarde lichamelijke klachten: een omvangrijk probleem, maar nog weinig zichtbaar in opleiding en richtlijnen. NTvG 2006 (150) 686-692.
mededeling
Netherlands School of Public & Occupational Health Medische theorie over soa Data: dinsdag 2 en 9 februari, 2 en 9 maart 2010 Locatie: Amsterdam Kosten: € 1.400 Doelgroep: verpleegkundigen werkzaam in de soa-bestrijding bij voorkeur VP niveau 5 (HBOV ) met post HBO sociaal verpleegkundige. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Centraal staat kennis over soa. U leert over symptomen, diagnostiek, behandeling, follow-up en partnerwaarschuwing.
Naast het onderwijs kunt u deelnemen aan een excursie om het land beter te leren kennen. Outbreakmanagement Data: donderdag 4, 11, 18 en 25 maart 2010 Locatie: Amsterdam Kosten: € 1.400 Doelgroep: public health artsen of professionals werkzaam in een uitvoerendeof managementfunctie. Ook is de module zeker geschikt voor verpleeghuisartsen, bedrijfsartsen en huisartsen. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Voel u zekerder bij een (dreigende) outbreak. Wanneer onderneemt u iets en wat? Ontdek alle facetten van het managen van infectieziekte uitbraken, klein en groot.
Lijkschouw: de basis (filevrij) Data: donderdag 4 en 11 februari, 4, 11, 18 en 25 maart 2010 Locatie: Utrecht Kosten: € 2.900 Doelgroep: artsen werkzaam in de forensische geneeskunde. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Leer volgens de regelen der kunst een lijkschouw verrichten, de administratieve kant afronden en een advies uitbrengen aan de politie en/of het Openbaar Ministerie. Praktijkexamen met een technisch rechercheur (examendatum nog onbekend).
Adviseren van reizigers: een kwestie van motivatie! Data: donderdag 4 en 25 maart 2010 Locatie: Amersfoort Kosten: € 650 Doelgroep: verpleegkundigen reizigersadvisering. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Leer uw adviesgesprek voeren volgens een ‘reizigersadviseringsmodel’ op basis van technieken uit de motiverende gesprekvoering. Hiermee motiveert u de ander tot veiliger of gezonder gedrag. U oefent specifieke basistechnieken gericht op de populaties die u daadwerkelijk in uw werk ontmoet. Daarmee vergroot u de kans op succes.
Timemanagement (filevrij) Datum: maandag 8 februari 2010 Locatie: Utrecht Kosten: € 450 Doelgroep: professionals in de Public & Occupational Health. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Hoge betrokkenheid, verantwoordelijkheidsgevoel en een vaak commerciële werkomgeving, vragen een specifieke aanpak en beïnvloeding van uw tijdgebruik. De workshop is hier specifiek voor opgebouwd.
Geneesmiddelen, werk en rijvaardigheid Datum: dinsdag 9 maart 2010 Locatie: Utrecht Kosten: € 475 Doelgroep: bedrijfs- en verzekeringsartsen (geregistreerd en in opleiding), arboverpleegkundigen, huisartsen en medisch adviseurs. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Leer hoe en welke geneesmiddelen het reactievermogen kunnen beïnvloeden. Welke inschatting van risico's kunt u maken ten aanzien van het werk, rijvaardigheid en diverse juridische aspecten? Welke interventiemogelijkheden heeft u?
Suriname Data: zaterdag 13 t/m zondag 21 februari 2010 Locatie: Suriname Kosten: zie www.nspoh.nl Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Verdiep u in belangrijke tropische infectieziekten in Suriname, de kliniek, de diagnostische methoden, de behandeling en de preventieve mogelijkheden.
NMGT 63 - 1 - 3 2
8
JANUARI 2010
O O R S P R O NKELIJK
ARTIKEL
Condylomata acuminata
door dr. E.M. van der Snoek
Wat kan de huisarts doen? Inleiding Condylomata acuminata of genitale wratten komen veel voor. Ongeveer 15.000 patiënten melden zich jaarlijks bij hun huisarts voor behandeling.1 Het totale aantal nieuwe gevallen wordt geschat op 25.000 per jaar.2 Condylomata acuminata worden door veel patiënten als zeer vervelend ervaren. De hulpvraag betreft behalve behandeling vaak ook de beantwoording van vragen over de wijze van besmetting, de besmettelijkheid en het risico op latere complicaties zoals baarmoederhalskanker. Veelgehoord is ook de vraag of condoomgebruik nodig is en zo ja, voor hoe lang. Bij zowel een gerichte behandeling als het adequaat beantwoorden van deze vragen speelt de huisarts een belangrijke rol. Ten slotte kan het constateren van condylomata acuminata een opening zijn voor een gesprek over onderzoek naar andere seksueel overdraagbare aandoeningen (soa). De meeste wratten kunnen uitstekend door de huisarts worden behandeld. Dat gebeurt al op grote schaal. Geschat wordt dat 70% van alle soa door de huisarts wordt behandeld.3
Condylomen kunnen ook voorkomen op de tong en het gehemelte en worden verder gezien in de schaamstreek, liezen en bilspleet. De meeste wratten zijn asymptomatisch. Sommige patiënten ervaren jeuk, branderigheid of bloedverlies. In 95% van de gevallen veroorzaken de humaan papillomavirus (HPV-) typen 6 en 11 de condylomen. Ook de HPV-typen 43, 44, 54 en 70 kunnen verantwoordelijk zijn voor het ontstaan van genitale wratten. Deze typen zijn niet geassocieerd met baarmoederhalskanker.4 Er zijn ruim honderd HPV-typen bekend, waarvan een dertigtal voorkomen op huid en slijmvliezen in het anogenitale gebied. Sommige patiënten dragen meerdere typen tegelijk. De diagnose condylomata acuminata wordt gesteld op basis van het klinische beeld. Wratten moeten niet verward worden met pearly penile papules, skintags, fordyce spots of micropapillomatose van de vulva. Het afnemen van materiaal voor HPV-diagnostiek ter bevestiging van de diagnose is gezien het grote percentage asymptomatisch dragerschap niet zinvol. De gevonden percentages van HPV-positiviteit zijn steeds afhankelijk van de onderzochte groep, de gevoeligheid van de Condylomata acuminata gebruikte PCR-methode en de Genitale wratten zijn bloemkoolachtige, toegepaste afnamemethodiek en meestal roze of huidkleurige kunnen oplopen tot 97,9%.5,6 Een geconstateerde HPV-infectie is dus verhevenheden die beginnen als geen bewijs dat de waargenomen papels en die kunnen conflueren tot klinische afwijkingen genitale wratten grotere gebieden met verruceuze zijn. Een HPV-infectie wordt meestal plaques. Sommige wratten lijken op tijdens seksueel contact overgedragen. vlakke papels die sterker Het risico is hoger bij patiënten met gepigmenteerd zijn dan de omgevende veel wisselende sekscontacten.7 Ook huid. Dit gebeurt sneller rond de anus, een doorgemaakte soa in het verleden waar patiënten de wratten minder snel is geassocieerd met een hoger risico ontdekken dan vulvair of op de penis. op HPV. Het gebruik van condooms verkleint het risico op een HPV-besmetting, maar kan die zeker niet voorkomen. HPV kan in het gehele anogenitale gebied aanwezig zijn en tijdens het beschermde sekscontact overgedragen worden. De tijd tussen het acquireren van HPV en het zichtbaar worden van wratten Fig. 1: Gehyperpigmenteerde, verruceuze elementen ter plaatse van kan twee tot acht de mons pubis en huidkleurige papels op de penisschacht.
NMGT 63 - 1 - 3 2
9
JANuaRI 2010
maanden in beslag nemen en mogelijk soms langer dan een jaar. Het komt daarom regelmatig voor dat condylomata acuminata een resultaat zijn van een HPV-infectie die iemand tijdens een eerdere relatie heeft opgelopen. Driekwart van de seksueel actieve bevolking loopt ooit in het leven een genitale HPV-infectie op.2 De transmissiekans tijdens een eenmalig seksueel contact wordt geschat op 60%.8 Een minderheid van rond de 1% van de besmette personen ontwikkelt zichtbare wratten. De overigen zijn dragers van het virus en kunnen ongemerkt anderen besmetten. De aanwezigheid van condylomen rond de anus wijst niet per definitie op receptieve anale sekscontacten. Het overgrote deel van de patiënten met perianale wratten heeft vermoedelijk geen receptieve anale seks gehad. Het samenkomen van (transpiratie)vocht in het anale gebied kan het wratvirus naar dit gebied verspreiden. Ook via de vingers en waarschijnlijk ook via handdoeken en washandjes kan het virus worden verspreid. Een ander bekend voorbeeld is het gemeenschappelijk gebruik van scheerapparatuur voor het scheren van de schaamstreek. Condylomata acuminata worden door veel patiënten als enorm vervelend ervaren. De virale soa wordt vaak bij twintigers gezien. Tijdens een nog niet gepubliceerd Rotterdams onderzoek gaf driekwart van de patiënten die voor het eerst een dermatoloog bezochten vanwege wratten op een poli dermatologie in Nederland, aan de wratten als ‘zeer vervelend’ te ervaren. Onderzoek bij personen tussen de 25 en 45 jaar in verschillende Amerikaanse staten laat zien dat er veel onduidelijkheden en misvattingen bestaan over genitale wratten.9 Er is duidelijk behoefte aan meer informatie over dit onderwerp.10,11 Zeker nu farmaceutische bedrijven reclame maken voor vaccinatie tegen bepaalde vormen van HPV-infecties ter voorkoming van baarmoederhalskanker.
Dermato-venereoloog, Centraal Militair Hospitaal, Utrecht. Dit artikel is eerder geplaatst in Derma Actueel: © 2009 Academic Pharmaceutical Productions bv: Van der Snoek E.M., Condylomata acuminata - Wat kan de huisarts doen? Derma Actueel jaargang 7, nummer 2, oktober 2009. Artikel ontvangen oktober 2009.
bij hiv-positiviteit geeft een groter risico op het ontstaan van plaveiselcelcarcinoom. Het aantal gevallen van hiv-positieve mannen met anuskanker en voorstadia daarvan neemt toe.13 Hiv-positieve patiënten hebben vaker condylomata acuminata. Lagere aantallen CD4-cellen geven meer kans op klinisch zichtbare afwijkingen. Het gebruik van hoogactieve antiretrovirale therapie Fig. 2: Huidkleurige tot witgrijs gekleurde papels ter plaatse van de mons pubis en basis van de penis. (HAART) veroorzaakt soms een verbetering Mannen die seks hebben met van het beeld.14 Condylomen bestaan mannen bij hiv-positieve patiënten vaak lang en Bij mannen die seks hebben met zijn meestal zeer therapieresistent. mannen (MSM) worden relatief vaker Wanneer de wratten na intensieve condylomata acuminata gezien. Dit therapie verdwenen lijken, is het risico heeft mogelijk te maken met het aantal op recidieven groot. Bij deze groep wisselende sekspartners in de patiënten is te overwegen de onderzochte groepen. In de periode condylomen niet te behandelen 2002-2003 vond in Rotterdam een vanwege de geringe effectiviteit van de vragenlijstonderzoek plaats onder huidige bestaande therapieën. Wel lijkt 350 MSM.12 Van de respondenten het dan raadzaam patiënten jaarlijks of bleek 18% ooit genitale wratten te om de twee tot drie jaar te controleren hebben gehad. Bij twee derde van hen op (peri)anale maligniteiten of hadden de wratten rond de anus voorstadia daarvan. Het gebruik van gezeten. De wratten waren gemiddeld high-resolution anoscopy hierbij is na drie tot vijf maanden verdwenen. raadzaam. Aanbrengen van een ruime Vrijwel alle mannen waren behandeld, hoeveelheid azijnzuur 5% maakt meestal met vloeibaar stikstof in subklinische HPV-geïnduceerde combinatie met poliklinisch laesies na enkele minuten beter aangebracht podofylline. Van de zichtbaar maar is niet zeer gevoelig. ondervraagden gaf 62% aan dat het Ook huidafwijkingen veroorzaakt door hebben van wratten invloed had eczeem of candida kunnen (gehad) op hun seksleven. Het meest witverkleuring geven. In Nederland frequent werd de angst om anderen te bestaan nog geen richtlijnen voor deze besmetten (78%) genoemd. Ook controles. vermeed 77% van de mannen anale Behandeling sekstechnieken vanwege de wratten. Condylomen kunnen spontaan Ten slotte gaf 55% van de mannen aan verdwijnen. De meeste patiënten zich vies te voelen. melden zich echter voor een Hiv-positieven behandeling. Het spontane beloop Hiv-positieve patiënten zijn vaker afwachten blijft zeker een optie. In het HPV-besmet. Percentages hoger dan overgrote deel van de gevallen 95% worden gerapporteerd bij verdwijnen wratten - zonder hiv-positieve MSM.6 Deze patiënten behandeling - even spontaan als ze hebben vaker meerdere HPV-typen zijn gekomen binnen twee jaar. Vaak tegelijk en dragen frequenter vindt toch behandeling plaats omdat de zogenaamde hoogrisico HPV-typen. angst bestaat dat de wratten groter Hoogrisico HPV-typen, zoals onder worden. Gezien het hoge percentage meer 16, 18, 31, 33, 35, 39, 51, 52, 56, asymptomatisch dragerschap onder 58 en 59, zijn geassocieerd met jongeren, lijkt behandelen ter anogenitale maligniteiten.4 Persistentie voorkoming van nieuwe besmettingen van een HPV-infectie gecombineerd niet zinvol. De kans dat de vaste met gastheer immuundeficiëntie zoals partner van een patiënt met
NMGT 63 - 1 - 3 2
10
JANUARI 2010
condylomen besmet is, is zeker 80%.15 Het is daarnaast belangrijk zich te realiseren dat een patiënt nog niet van zijn HPV-besmetting af is zodra de wratten na adequate behandeling weg zijn. Dit gegeven verklaart ook dat na een initieel succesvolle behandeling bij ongeveer 20-33% van de behandelde patiënten de wratten terugkomen. Het is verstandig patiënten hiervan al tijdens de behandeling op de hoogte te brengen. De meerderheid van de behandelde personen klaart de HPV-besmetting overigens wel binnen twee jaar na klinische genezing. Er zijn meerdere behandelingen voor condylomata acuminata. Geen behandeling springt er wat betreft effectiviteit met kop en schouders bovenuit. De behandeling bestaat uit het aanbrengen van etsende middelen en het destrueren van weefsel. Dit kan met cryotherapie, trichloorazijnzuur 80%, 5-fluorouracilcrème (Efudix®), elektrocauterisatie of laserfulguratie. Bij zeer uitgebreide condylomen is chirurgische excisie noodzakelijk. Excisie is ook geïndiceerd na langdurig falen van lokale therapie. Soms kan excisie van grotere wratten gecombineerd worden met lokale behandeling van kleinere laesies. In de huisartsenpraktijk lijkt cryotherapie aangevuld met thuisgebruik van podofyllotoxine bevattende middelen zoals Condyline® en Wartec® een uitstekende eerste keuze. Bij cryotherapie worden de wratten per behandelsessie tweemaal ‘bevroren’ met een marge van 2-3 millimeter rondom. Tussen de bevriezingen zit circa 10-20 seconden tijd. Door deze herhaling is de behandeling effectiever dan een eenmalige bevriezing. Als alternatief voor cryotherapie kan de huisarts trichloorazijnzuur 80% aanbrengen en dat combineren met thuisgebruik van podofyllotoxine bevattende middelen. Trichloorazijnzuur is een etsend middel en geeft direct na applicatie een behoorlijk heftige reactie. Bij keuze van de therapie kan de voorkeur van de patiënt uitgaan naar een kortdurende intensieve of soms naar een langdurigere minder intensieve behandeling.16 Het is van belang aan patiënten uit te leggen dat de behandeling met vloeibaar stikstof of trichloorazijnzuur meerdere malen moet worden herhaald. Alleen wratten die korter dan drie maanden bestaan, verdwijnen soms sneller. Ook het gebruik van podofyllotoxine bevattende middelen heeft weken tot maanden nodig voordat het effectief is. Deze middelen moeten tweemaal daags
vaak zeer matig reageren op behandeling, kan er met behandelen ook afgewacht worden tot na de bevalling. Tijdens de bevalling geven wratten zelden problemen. Bij zeer uitgebreide wratachtige afwijkingen zijn bloedingen beschreven tijdens de partus. Het risico op besmetting van de neonaat tijdens de Fig. 3: Gehyperpigmenteerde, verruceuze afwijkingen rond de anus. partus is relatief laag.16 gedurende drie aaneengesloten dagen Persistentie van het HPV bij per week worden aangebracht tijdens pasgeborenen is zeldzaam.17 een periode van vier tot vijf Ten slotte opeenvolgende weken. De Omdat condylomata acuminata niet-aangedane huid hoeft niet te meestal via seksueel contact worden beschermd met vaseline. overgedragen zijn, kan tijdens een Nadeel van het aanbrengen van consult vanwege wratten de zinvolheid vaseline is dat het al snel verdunning van een screening op andere soa als geeft van de podofyllotoxine. chlamydia en syfilis worden besproken. Bovendien is het meestal onbegonnen Het consequent gebruik van condooms werk om de vaseline rondom en de bij seksueel contact kan een podofyllotoxine exact op de wratten besmetting met HPV niet voorkomen. aan te brengen. Sommige patiënten De aanwezigheid van condylomen gaat kunnen heftig reageren op het dus niet altijd samen met een verhoogd aanbrengen van podofyllotoxine met risico op andere soa. Het onderzoeken klachten als pijn, roodheid, zwelling en en behandelen van de vaste partner oppervlakkige wondjes. Het is van van een patiënt is alleen zinvol bij belang hiervoor te waarschuwen, aanwezigheid van zichtbare hoewel het risico op heftige afwijkingen. Partnerwaarschuwing is bijwerkingen klein is. Soms is het dan daarom niet geïndiceerd. Vanwege het wel mogelijk het product eenmaal zeer hoge risico dat de vaste partner daags gedurende drie aaneengesloten van een patiënt met condylomen dagen per week zonder problemen aan besmet is met HPV, is het gebruik van te brengen. Imiquimodcrème (Aldara®) activeert het eigen immuunsysteem tot condooms in een vaste relatie het produceren van verschillende waarschijnlijk niet zinvol. Bij een cytokinen en vergroot de nieuwe relatie vermindert celgemedieerde antivirale activiteit condoomgebruik de transmissiekans maar lijkt niet effectiever dan van HPV.2 podofyllotoxine. De kans op recidieven s u mmar y is waarschijnlijk kleiner (< 20%), hoewel de behandeling vaak langer GENITAL WARTS duurt dan die met podofyllotoxine. What the general practitioner can do Imiquimod moet ’s avonds gedurende Genital warts or condylomata drie dagen per week (maandag, acuminata are common skin conditions woensdag en vrijdag) worden easily diagnosed by the general aangebracht gedurende maximaal practitioner. Most patients have 16 weken. Ongeveer acht uur na questions about origin, transmissibility aanbrengen moet de crème met water and treatment of the warts. Therapy en eventueel wat zeep worden can - in majority of cases - be done by verwijderd. Gebeurt dit niet, dan the general practitioner. Several kunnen - soms heftige - lokale reacties treatment options of this viral sexually optreden met pijn, zwelling en transmitted infection are discussed in roodheid. Podofyllotoxine en imiquimod this article. mogen niet gebruikt worden tijdens de zwangerschap. Zowel trichloorazijnzuur als cryotherapie zijn in deze periode wel geschikt. Omdat condylomen tijdens de zwangerschap
NMGT 63 - 1 - 3 2
11
JANuaRI 2010
Literatuur: 1. www.soaaids-professionals.nl/epidemiologie/ recente_cijfers 2. Jongen-Hermus F., Van der Meijden W.I.: Mucosaal laag-risico HPV en anogenitale wratten. SoaAids Magazine. 2008;5(2). 3. Van Bergen J.E.A.M., Dekker J.H., Boeke A.J.P. et al.: NHG-Standaard Het soaconsult M82. Huisarts Wet. 2004;47:635-51. 4. Munoz N., Bosch F.X., De Sanjosé S. et al.: Epidemiologic classification of human papillomavirus types associated with cervical cancer. N Engl J Med. 2003;348:518-27. 5. Van der Snoek E.M., Niesters H.G., Van Doornum G.J. et al.: Acquisition and clearance of perianal human papillomavirus infection in relation to HIVpositivity in men who have sex with men in the Netherlands. Acta Derm Venereol. 2005;85:437-43. 6. De Pokomandy A., Rouleau D., Ghattas G. et al.: HIPVIRG Study Group. Prevalence, clearance, and incidence of anal human papillomavirus infection in HIV-infected men: the HIPVIRG cohort study. J Infect Dis. 2009;199:965-73. 7. Partridge J.M., Hughes J.P., Feng Q. et al.: Genital human papillomavirus infection in men: incidence and risk factors in a cohort of university students. J Infect Dis. 2007;196:1128-36. 8. Burchell A.N., Winer R.L., De Sanjosé S., Franco E.L.: Epidemiology and transmission dynamics of genital HPV infection. Vaccine. 2006;24:S52-61. 9. Friedman A.L., Shepeard H.: Exploring the knowledge, attitudes, beliefs, and communication preferences of the general public regarding HPV: Findings from CDC focus group research and implications for practice. Health Educ Behav. 2007;34:471-85. 10. Jain N., Irwin K.L., Montano D. et al.: Family physicians’ knowledge of genital human papillomavirus (HPV) infection and HPV-related conditions, United States, 2004. Fam Med. 2006;38:483-9. 11. Ireland J.A., Reid M., Powell R., Petrie K.J.: The role of illness perceptions: psychological distress and treatment-seeking delay in patients with genital warts. Int J STD AIDS. 2005;16:667-70. 12. Van der Snoek E.M., De Wit J.B.F., Neumann H.A.M., Van der Meijden W.I.: Condylomata acuminata bij mannen die seks hebben met mannen. Ned Tijdschr Derm Venereol. 2004;14:257-60. 13. Van der Snoek E.M., Van der Ende M.E., Schouten W.R. et al.: Anuscarcinoom en voorstadia hiervan bij hiv-positieve mannen die seks hebben met mannen. Ned Tijdschr Geneeskd. 2005;149:1989-93. 14. Massad L.S., Silverberg M.J., Springer G. et al.: Effect of antiretroviral therapy on the incidence of genital warts and vulvar neoplasia among women with the human immunodeficiency virus. Am J Obstet Gynecol. 2005;190:1241-8. 15. Zielinski G.D., Knuistingh A., Van der Linden J.C., Rozendaal L.: Condylomata acuminata: een zeldzaam symptoom van ubiquitair humaan papillomavirus en geen teken van riskant seksueel gedrag. Ned Tijdschr Geneeskd. 1999;143:1908-13. 16. Van den Bosch W.J.H.M., Schers H.J., Van Goor H.: Proctologie. Maarssen: Elsevier gezondheidszorg, 2003. pp.47-51. 17. Castellsagué X., Drudis T., Cañadas M.P. et al.: Human Papillomavirus (HPV) infection in pregnant women and mother-to-child transmission of genital HPV genotypes: a prospective study in Spain. BMC Infect Dis. 2009;9:74.
O O R S P R O NKELIJK
ARTIKEL
De NATO Medical Evaluation Manual Een toolbox voor de evaluatie van medische capabilities
door luitenant-kolonel T.A.M. van der Zanden
Medische ondersteuning van NAVO-troepen moet voldoen aan minimale standaarden welke acceptabel zijn voor alle deelnemende landen. Hiervoor zijn afspraken gemaakt in Standard NATO Agreements (STANAG’s). Het streven onder crisis- of conflictsituaties is immers gericht op een acceptabele standaard van medische verzorging welke gelijk is aan de kwaliteit van zorg in het thuisland. NAVO militaire operaties zijn altijd internationaal van aard. Dit heeft effect op medische systemen aangeboden door landen die deze operaties ondersteunen. Internationale medische samenwerking brengt tevens uitdagingen met zich mee als gevolg van verschillen in nationale medische standaarden en verschillen in nationale wetgeving. Inleiding Het doel van evaluatie bij militair medische eenheden is de officiële bevestiging dat een staf, eenheid of module voldoet aan vastgestelde standaarden en daardoor gereed is voor operationele inzet. Dit artikel gaat over het evalueren van medische eenheden, modules en capabilities. Door de introductie van het woord “capabilities” moet in dit artikel hieraan aandacht worden besteed, mede doordat de “Medical Support Doctrine” (verwoord in de nieuwe AJP 4.10 (B) als opvolger van de (A) versie) gebaseerd zal zijn op een “capability based modular approach”. Allereerst wordt ingegaan op de hierboven al genoemde “capability based modular approach” met een uitleg van capabilities en daaraan gerelateerde individuele vaardigheden. Vervolgens wordt het proces geschetst dat ten grondslag heeft gelegen aan de ontwikkeling van de NATO Medical Evaluation Manual (NATO MEM). Daarna wordt het evaluatieproces aan de hand van een schema verduidelijkt en wordt ingegaan op verschillende
definities. Om enig inzicht te verschaffen in de methodiek wordt een voorbeeld gegeven van een evaluatie-annex met de daarbij behorende uitleg. Afsluitend worden enkele opmerkingen geplaatst waaronder de onderbrenging van het document in de NAVOdoctrinestructuur. Voor de leesbaarheid van het document zullen Engelstalige benamingen gebruikt worden. Capabilities en skills (functionaliteiten en vaardigheden) Capabilities zijn het beste te vertalen als “functionaliteiten”. Een capability is het samenvoegen van personeel, materieel en procedures, welke na opleiding en training tot een vooraf bepaald of gedefinieerd (medisch) vermogen/resultaat kan komen. In tegenstelling tot een module is een capability gericht op resultaat en is een module een tastbare eenheid welke als minimale bouwsteen kan dienen voor de inrichting van een operationeel geneeskundig systeem. Bij de inrichting van een operationeel
Military Medical Module A separable medical component, interchangeable with others, for assembly into medical units of different size, complexity, or function.
geneeskundig systeem ging men veelal uit van modules als minimale bouwsteen. Deze module was verantwoordelijk voor een medische output en maakte veelal onderdeel uit van een medische eenheid (role 2 of role 3 hospitaal). Een module kwam tot stand door materieel, personeel en procedures bijeen te brengen, op te leiden, te trainen en daarna eventueel gereed te stellen voor operationele inzet. De afgelopen decennia is tijdens militaire operaties de nadruk voor de militaire gezondheidszorg gelegd op kwaliteit van zorg gebaseerd op (civiel) wettelijke normeringen en militair medische standaarden. Dit gegeven in combinatie met een meer joint (meerdere krijgsmachtdelen) en combined (meerdere nationaliteiten) karakter van optreden maakt het noodzakelijk een verdiepingsslag door te voeren van modules binnen een operationeel gezondheidszorgsysteem. Deze verdiepingsslag bestaat uit het benoemen van het totale medische systeem met niet medisch-inhoudelijke capabilities (waaronder evacuatie van gewonden, command & control en operaties & plannen).
Directie Militaire Gezondheidszorg. Artikel ontvangen oktober 2009.
Afb. 1: Multinationale Divisie Zuid-Oost (MND-SE) in 2003 Irak.
NMGT 63 - 1 - 3 2
Capability The ability of an item to meet a service demand of given quantitative characteristics under given internal conditions (The military medical capability describes the functions offered as part of a medical unit).
12
JANUARI 2010
Capability Matrix by MMSOP Module
Unit Role 2 Light Manoeuvre
Role 2 Enhanced
Remarks
Capability
Resuscita�on DCS module Diagnos�c module
Provide specialist led resuscita�on Provide Damage Control Surgery Provide field laboratory tes�ng Provide basic imaging
Pa�ent Holding
Provide temporary care for treated pa�ents prior to evacua�on Provide primary surgery
Less than 24 hours
Provide surgical and medical intensive care Provide sterile medical and surgical equipment
Capable of trea�ng pa�ents a�er surgical interven�on According to the need driven by the pa�ent load
Provide stress management
Trained mental healthcare professionals able to provide peripate�c service
Surgical Module ICU Sterilisa�on
Mobile Mental Health module Forward Medical Equipment Module
Including pre-& postopera�ve care Equipment must at least sustain the capability DCS
vragen om een individu waarvan verwacht wordt dat deze bepaalde individuele vaardigheden bezit, maar zal vragen om de individuele vaardigheden welke aanwezig moet zijn binnen een capability. Het land dat de capability zal leveren moet zelf bepalen welk personeel een capability zal gaan bemannen.
Provide Pharmacy Provide maintenance for medical and surgical equipment Provide blood and blood products
Ontwikkeling van de NATO MEM Binnen het Committee High Dependency Unit of the Chiefs of the Ward Provide nursed beds Enhanced Diagnos�c Provide enhanced imaging Equipment must at least sustain the capability Military Medical Module Provide field laboratory tes�ng primary surgery Services (COMEDS) structuur zijn Enhanced Support Provide medical logis�c support to lower Module roles verschillende Enhanced C4I Provide leadership Including telemedicine werkgroepen en Provide co-ordina�on with higher level May include PECC expertpanels and supported unit Provide IT support to MTF ondergebracht welke Provide communica�on with other MTFs, verantwoordelijk zijn higher command level voor de ontwikkeling Dental module Provide primary dental care Can be a�ached to lower roles van doctrine en voor Tabel 1: Een deel van de capability matrix. het opstellen van standaardisatie Daarnaast bestaat deze voorstellen op het gebied van de In de skill set matrix is de laatste kolom verdiepingsslag uit het vaststellen van gezondheidszorg. opengelaten. Hierin kunnen landen individuele vaardigheden welke Het Military Medical Training Expert aangeven welke functionarissen het minimaal aanwezig moeten zijn om Panel (MMT EP) heeft enkele jaren land heeft voorbestemd om de een standaard van medische geleden de opdracht gekregen om een vaardigheden te bezitten. Hiermee is verzorging te verkrijgen waarvan het Medical Evaluation Manual (MEM) te tevens het grote voordeel van de behandelresultaat kwalitatief schrijven met als doel medische capability based modular approach gelijkwaardig is aan de behandeling in eenheden, modules en capabilities te duidelijk. De NAVO zal niet meer het thuisland. Concreet betekent dit dat binnen het gehele geneeskundige systeem capabilities te benoemen zijn welke verantwoordelijk zijn voor ROLE 2 LM / Module 2 : DCS Module’s capabilities bepaalde kwalitatieve output gebaseerd op een vastgestelde Personnel Task/Sub standaard. Alle medische capabilities Performance Standard identified Task Number by nations zijn verwoord in de “Capability Matrix” (zie tabel 1). a. Prepare and/or supervise the preparation Assist in pre-operative 2.2
Skill Set Matrix by MHC
care management
Vanuit de capabilities kunnen individuele vaardigheden worden benoemd. Deze “skills” zijn de basis van de kwaliteit welke in NAVOdoctrine is verwoord en gezamenlijk vormen ze de “skill set matrix” (zie tabel 2). Ook de niet medisch inhoudelijke vaardigheden zijn aanwezig in deze matrix. Daarmee is duidelijk gemaakt dat alle delen van het medische systeem tijdens operationele inzet onlosmakelijk met elkaar verbonden zijn. Landen zijn er zelf verantwoordelijk voor dat zij het personeel deze individuele vaardigheden aanleren.
2.5
Manage critically injured trauma patient in operating room
2.6
Manage operating room (OR)
of the operating room b. Assist surgeon in pre and post operative care c. Assist in preparation and movement of casualties a. Assess a critically injured patient b. Perform ultrasonography c. Perform damage control surgery including: 1. insertion of thoracic drain and control of thoracic haemorrhagae 2. vascular haemostasis and external haemorrhage control 5. DC orthopaedic surgery - limb (parage and external fixation) - spine (parage and external spine stabilization) - external bone fixation - amputation a. Organize OR equipment and stores b. Assist surgeon during operation d. Control and dispose of contaminated waste and equipment
Tabel 2: Een deel van de skill set matrix (Damage Control Surgery Capability).
NMGT 63 - 1 - 3 2
13
JANuaRI 2010
evalueren waarna een NAVOcommandant over kan gaan tot certificeren. Al vrij snel heeft de Nederlandse vertegenwoordiger, na analyse van de opdracht, geconstateerd dat meerdere werkgroepen en expertpanels betrokken moesten worden bij het opstellen van het document. Ook constateerde hij dat er in de loop van de tijd al verschillende Evaluation Manuals ontwikkeld waren (een MEM voor het evalueren van het gezamenlijke role 3 hospitaal tussen Nederland en Groot-Brittannië, een MEM voor het evalueren van alle medische elementen in de NRF-4 brigade tussen Nederland, Duitsland en België). Blijkbaar is in een vroeg stadium in de multinationale wereld al onderkend dat bij het samenstellen van eenheden uit verschillende landen de kwaliteit beoordeeld en vastgesteld moest worden. Door de Military Medical Steering Group (MMSG) zijn vervolgens aan verschillende werkgroepen en
Evaluation The structured process of examining activities, capabilities and performance against defined standards of criteria. Validation The confirmation of the capabilities and performance of organizations, individuals, materiel or systems and the degree to which they meet defined standards or criteria, through the provision of objective evidence. Certification The process of officially recognizing that organizations, individuals, materiel or systems meet defined standards or criteria and the areas in which these standards are met, as well as the degree to which they are met.
exportpanels deeltaken verstrekt om zo optimaal gebruik te maken van de specifieke kennis binnen de COMEDS-structuur. De eerste taak voor de Military Medical Standards Operations and Procedures (MMSOP) werkgroep was het vaststellen van alle modules binnen een ontplooid geneeskundig systeem. Deze modules moesten zijn gebaseerd op de AJP 4.10 (A). Vanuit deze
modules moesten capabilities worden geïdentificeerd. Met gebruik van deze capabilities kon de Military Health Care (MHC) werkgroep individuele vaardigheden opstellen en toewijzen aan modules. Binnen het Operationeel Commando Landstrijdkrachten is eenzelfde methodiek gevolgd om te komen tot Training Support Packages. De individuele vaardigheden zijn in een Programma, Taak en Eindeisen
Handover
Medical Support Requirement (Part of CJSOR) TOA
Forma�on / Unit Module X X Module
MN EVAL TEAM
integrate
JFC / JC
Module X
generate and cer�fy
Module W
Module W
Na�on X generate Na�on Y
Module Z
generate and cer�fy
30-10-2009
Evaluation Process
Module Z
integrate
T
E
V
R
V
A
A
A
L
R
I
L
I
O I
N
U
D F S
I
A
A
K
N
T
T
S
G
I
I
O
O
N
N
Force Integra�on
Module X
Module W
Module Z
Module Y
Lessons Learned
Module Module YY
NAT EVALUATION
MN EVALUATION
Fig. 1: Het evaluatieproces.
NMGT 63 - 1 - 3 2
CJTF / DJTF
14
JANUARI 2010
Module Y
Cer�fica�on
Annex G Module
Medical Emergency Response Team module
Capability
Provide pre-hospital emergency care
Key Ques�on:
Is the module able to provide pre-hospital emergency care
No.
Suppor�ng Ques�on
1.
Personnel
1.b 1.c
How is the staffing of the module organized? Are the individuals cer�fied at level 1 to perform the required medical skills and can it been proved?
2.
Equipment/material
2.b 2.c
Is the equipment fit for purpose? Is there a system in place to ensure medical supplies are maintained to agreed levels?
3.
Procedures
3.b 3.e
Are personnel working according to the SOP? Are personnel aware of the unit MASCAL plan and their responsibility in its execu�on?
Mission essen�al?
FC / C / CL
Risks Iden�fied
Recommenda�ons
Yes
Yes Yes
Yes
Reference standards: STANAG 2132 Documentation Relative to Medical Evacuation, Treatment and Cause of Death of Patients STANAG 2347 Medical Warning Tag STANAG 3204 Aeromedical Evacuation
Summary:
FC: Fully Capable/no risks iden�fied C:
Capable/minor risks iden�fied
CL: Capable with Limita�ons/major risks iden�fied Tabel 3: Voorbeeld van een evaluatie-annex.
database ondergebracht. Nadat zowel de capability matrix als de skill set matrix was opgesteld, kon het MMT EP beginnen met het schrijven van de NATO MEM. In een subgroep, onder voorzitterschap van de Nederlandse vertegenwoordiger, is allereerst nagegaan welke medical evaluation manuals beschikbaar waren. Vervolgens is bekeken welke delen bruikbaar waren voor de nieuwe manual en wat de structuur van het document moest zijn rekening houdend met de aangeleverde capabilities en skills. Belangrijk onderdeel van de NATO MEM is een uitleg van het evaluatie- en certificeringproces, de samenstelling en taken van het evaluatieteam, de wijze van rapporteren, een hoofdstuk met definities en de wijze waarop deze NATO MEM is te gebruiken. Het evaluatieproces Het doel van de NATO MEM is voorzien in een structuur voor het evalueren, valideren en certificeren van multinationale medische capabilities, modules, medische eenheden en het totale ontplooide geneeskundige systeem. Naast deze multinationale evaluatie is de NATO MEM ook bedoeld voor het evalueren en certificeren van nationale capabilities, wat betekent dat dit document algemeen gangbare standaarden voorstelt voor alle elementen welke ontplooid zullen worden binnen een geneeskundig systeem.
De NATO MEM kan gebruikt worden voor het evalueren en certificeren van multinationale medische eenheden welke operationeel ingezet zullen worden maar ook voor het evalueren en valideren gedurende inzet. Het document is als een toolbox opgesteld, zodat het gebruikt kan worden voor delen van het systeem (capabilities, modules, multinationale medische eenheid) maar ook voor het evalueren en certificeren van het totale ontplooide geneeskundige systeem. Hierdoor is het document flexibel toepasbaar. De NATO MEM als toolbox is geen gedetailleerde vragenlijst. Doordat zowel de capability matrix als de skill set matrix als bijlage is opgenomen, is duidelijk wat de kwalitatieve output moet zijn voor een module. Tevens is hierdoor inzicht verschaft in de kwaliteiten op individueel niveau waarbij duidelijk in de NATO MEM is gesteld dat een land zelf verantwoordelijk is voor de individuele vaardigheden. Het gebruik van de vragenlijsten geeft het evaluatieteam een zekere mate van flexibiliteit en dwingt het zeker niet in een strak keurslijf. Dit betekent wel dat de leden van het evaluatieteam ervaren moeten zijn in evalueren en vrij zijn om zelf detailvragen op te stellen. Hieronder volgt een uitleg van het evaluatieproces aan de hand van figuur 1. Het proces wordt beschreven van links naar rechts via 7 kolommen. Het evaluatieproces start op nationaal niveau. Alle Troop Contributing Nations
NMGT 63 - 1 - 3 2
15
JANuaRI 2010
(TCN: landen welke een bijdrage leveren aan een multinationale operatie) zijn verantwoordelijk voor de voorbereiding en gereedstelling van deelnemende nationale eenheden. TCN stellen eenheden samen en dragen zorg voor opleiding van personeel en training van modules (kolom 1). Naast deze training moeten de TCN ook zorg dragen voor het evalueren en certificeren op niveau 1 (individu) en niveau 2 (module). De prioriteit moet hierbij gelegd worden op de vaardigheden van elk individu in het geneeskundige systeem. Dit is van toepassing op personeel werkzaam in zowel patiënt gerelateerde functies als in geneeskundig ondersteunende en besturende functies. Landen welke niet met een complete module kunnen deelnemen aan een multinationale operatie kunnen ook individueel personeel inbrengen. Dit personeel zal tijdens deze fase meedoen in trainingen en onderdeel zijn van de nationale evaluatie en certificering. Focus hierbij zal voornamelijk liggen op niveau 2 training. De Lead Nation (LN: het land welke verantwoordelijkheid draagt voor de multinationale operatie en veelal ook de belangrijkste en meeste eenheden levert) is verantwoordelijk voor de voorbereiding en gereedstelling van eigen nationale elementen (kolom 2), maar is ook gerechtigd om deelnemende eenheden te evalueren voorafgaande aan operationele inzet. Zowel de LN als alle TCN hebben gedeelde verantwoordelijkheid voor de kwaliteit van zorg in overeenstemming met afgesproken standaarden vastgelegd in STANAG’s. Op een vastgestelde datum zal de LN alle bijdragen van de TCN ontvangen en aanvangen met de integratie van deze modules in de Multinationale Medische Eenheid (MMU) waarna de eenheid zal bestaan uit modules van meerdere nationaliteiten (kolom 3). Hierna vindt een periode van training plaats op niveau 3 (eenheid, kolom 4). Aan het einde van deze trainingsperiode zal een evaluatie plaatsvinden onder leiding van een Multinationaal Evaluatie Team (MET) (kolom 5). De NAVO-evaluatie start nadat de integratieoefening heeft plaatsgevonden. Hiervoor zal aan de LN de NATO MEM worden toegestuurd voor gebruik als een self-assessment. Hierdoor krijgt het MET inzicht in de organisatie, materieel, procedures en functiebeschrijvingen. Nadat de self-assessment gereed is en de documenten geretourneerd zijn naar het MET zal dit team tijdens een
oefening de evaluatie uitvoeren. Het resultaat wordt vastgelegd in een First Impression Report (FIR) waarin ook risico’s worden benoemd voor het operationele optreden inclusief aanbevelingen om deze risico’s te minimaliseren. Uiteindelijk zal de Force Commander het Final Exercise Report (FER) ontvangen waarna hij over kan gaan tot het valideren van het operationele medische systeem (de formele bevestiging dat eenheden gereed zijn inclusief eventuele risico’s, kolom 6). De NAVO-commandant zal formeel vaststellen dat het operationele medische systeem gereed is voor inzet in overeenstemming met vastgestelde standaarden (deze laatste stap in het proces is het certificeren, kolom 7). Gebruik van de NATO MEM Bij het opstellen van de NATO MEM is voor alle capabilities een aparte annex ontworpen waarin de vragen zijn opgenomen welke het MET moet beantwoorden tijdens de evaluatie (zie tabel 3). Deze vragen zijn opgesplitst in vragen betreffende personeel, materieel en procedures. Dit is een logisch gevolg gezien de definitie van een capability. De vragen zijn zoveel mogelijk generiek gehouden, rekening houdend met vragen uit bestaande evaluatiedocumenten. Hiermee hebben de leden in het MET enige vorm van flexibiliteit tijdens het evalueren; de lijsten zijn dus expliciet geen opsommingslijstjes (checklist). Bij elke vraag moet worden aangegeven wat het risico is van datgene wat geconstateerd is, gekoppeld aan een waardeoordeel. Er is gekozen voor een driedeling: Fully Capable - No Risks Capable - Minor Risks Identified Capable with Limitations - Major Risks Identified Vervolgens is een kolom gereserveerd voor het benoemen van onderkende risico’s en aanbevelingen om deze risico’s te reduceren. Aan het einde van elk capability kan een eindoordeel worden benoemd, welke nodig is voor het opstellen van de uiteindelijke FIR en FER. Uiteindelijk zullen alle beoordelingen, risicoanalyses en aanbevelingen in de FIR en de FER worden verwoord. Zoals al eerder vermeld zal de eenheidcommandant de validatie uitvoeren, wat betekent dat de operationeel geneeskundige eenheid bevestigd krijgt dat het gereed is voor inzet en de NAVO-commandant de
Paul gaat op uitzending Paul is radiologiehelper binnen de Role 2 Light Manoeuvre (Field Dressing Station - FDS) van het Korps Mariniers en gaat op uitzending naar Soedan in Afrika onder de NAVO-vlag. Hij heeft van zijn commandant gehoord dat ze als Multi Nationale eenheid samen zullen gaan werken met vijf verschillende landen waarbij Noorwegen aangewezen is als Lead Nation. Paul moet nog één cursus volgen zodat zijn protocollenpaspoort compleet afgevinkt is (op niveau 1 is hij daarna volledig opgeleid). Door de nauwe samenwerking met de Koninklijke Landmacht gaat het FDS naar het Geneeskundige Trainingscentrum in Hilversum om met reële scenario’s de samenwerking in het hospitaal te trainen. Na een intensieve week heeft Paul het idee dat ze er klaar voor zijn (zodat de aangewezen FDS-modules niveau 2 gereed zijn voor inzet). Na drie weken gaan ze naar Noorwegen voor de integratieoefening met alle andere landen. Hier blijkt dat de Engelse taal nog best wel een probleem is. Nadat ze terug zijn in Nederland deelt de commandant mede dat vanaf volgende week de officiële evaluatie door een internationaal Medisch Evaluatie Team zal starten. Om te beginnen mag hij een lijst invullen met vragen (in de NATO MEM heet dit de self-assessment). Na enkele weken gaat het gehele Multi Nationale hospitaal weer op oefening waarbij het NAVO Medische Evaluatie Team meekijkt, allerlei vragen stelt en lijsten invult. Paul hoort enkele weken na de oefening dat de opgestelde rapporten positief zijn ontvangen door de NAVO. Het hospitaal wordt gereed verklaard (gecertificeerd) voor de uitzending in Afrika, waarbij alleen bij de Spoed Eisende Hulp (SEH) afdeling enkele kleine tekortkomingen zijn geconstateerd (capable, minor risks identified). De aanbeveling van het evaluatieteam is om een extra oefening te houden zodat de coördinatie tussen de Franse SEH en de Nederlandse operatiekamer beter verloopt.
certificering kan uitvoeren, wat betekent dat formeel vastgesteld wordt dat de eenheid inzetgereed is. De NATO MEM als STANAG De NATO MEM is beschreven in STANAG 2560 met als onderliggend document de Allied Medical Publication 27 (AMedP-27). Eind van dit jaar zullen alle NAVO-landen gevraagd worden om het document te ratificeren, waarbij deze vorm van evalueren voor het medische werkveld standaard is nadat minimaal 14 landen een positief ratificatieadvies hebben uitgebracht. Voor Nederland zullen de consequenties eenvoudig te implementeren zijn omdat al jarenlang ervaring is opgedaan in het voorbereiden van ons personeel conform de hierboven geschetste werkwijze. De enige aanpassing zou liggen op het gebied van de “capability based modular approach”. Het grote voordeel van deze evaluatieen certificeringsystematiek is, dat het uitgangspunt niet meer de vulling van een module met specifiek personeel is, maar dat de kwalitatieve output van een capability gebaseerd is op individuele vaardigheden. Dit betekent
NMGT 63 - 1 - 3 2
16
JANUARI 2010
dat het niet meer belangrijk is wat de bemanning van een gewondentransportmiddel is (vanuit Duits oogpunt een arts en vanuit Nederlands standpunt een AMV’er), zolang de zorg maar voldoet aan de minimale standaarden vastgelegd in STANAG’s. Hopelijk zijn hiermee discussies ten einde betreffende de soort en aantallen te leveren personeel. De nadruk komt nu te liggen op vastgestelde kwaliteit van zorg voortkomend uit capabilities en skills. s u mmar y
THE NATO MEDICAL EVALUATION MANUAL The NATO Medical Evaluation Manual describes the process for evaluating Multinational Medical capabilities, modules, units and the medical system in total. The basis is medical capabilities and individual skills to meet the future NATO capability based modular approach. This toolbox can be used by Medical Evaluation Teams and by Nations. It is an assessment with recommendations, using a three grading system.
V A N
DE
REDACTIE
Inhoud en register van de 62e jaargang, 2009 A. Rubriek 1: ONDERWERPEN In deze rubriek zijn de artikelen geplaatst in alfabetische volgorde van het vet gedrukte hoofdonderwerp. Titels en rangen van de auteurs worden hier niet vermeld. B. MEDEDELINGEN VAN DE DIRECTEUR MILITAIRE GEZONDHEIDSZORG Mededelingen Directeur Militaire Gezondheidszorg................. 4 Mededelingen Directeur Militaire Gezondheidszorg............... 48 Mededelingen Directeur Militaire Gezondheidszorg............... 92 Mededelingen Directeur Militaire Gezondheidszorg............. 128 Mededelingen Directeur Militaire Gezondheidszorg............. 164 Mededelingen Directeur Militaire Gezondheidszorg............. 200 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 10, 2008.............. 40 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 11, 2008.............. 41 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 12, 2008.............. 84 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 1........................... 85 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 2......................... 120 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 3......................... 121 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 4......................... 155 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 5......................... 156 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 6......................... 192 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 7......................... 194 Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg nr. 8 en 9................ 225 C. VAN DE INSPECTIE MILITAIRE GEZONDHEIDSZORG Praktijkperikel......................................................................... 164 D. OORSPRONKELIJKE ARTIKELEN EN CASUÏSTIEK Bewustzijnsbeïnvloedende geneesmiddelen Het voorschrijven van - afgeleverd door de apotheek van het Centraal Militair Hospitaal door E.M.L. Jansen, M.L. Vervelde......................................... 214 CLS-opleiding De ontwikkeling en inhoud van de nieuwe Nederlandse door M. Torn............................................................................... 64 Emergency De - War Surgery Course en de Definitive Surgical Trauma Care® Course door E.C.T.H. Tan, T. van Egmond, G.J.M. Rots................... 201 Griep?! Maak dat de kat wijs! Over pandemieën in de 20e eeuw door L. van Bergen..................................................................... 11 Hospitaal Het - te Limbricht, 1813-1814. Zorgen voor de vijand door M.M. Portegies................................................................... 70 Leven en werk van dr. G.T. Haneveld door M.J.J. Hoejenbos............................................................. 133 Lichen sclerosus Plaveiselcelcarcinoom bij - van de penis door E.M. van der Snoek, S.M. Couwenberg, J.A. Kummer, J.S. de Beij, M.T.W.T. Lock................................ 75 Lyme en de Nederlandse militair door T. Leenstra, H.-J. Jansen, P.P.A.M. van Thiel............... 101 Medisch-wetenschappelijk onderzoek Wet - met mensen door C.A.J.J. Jaspers, W.A.P. van de Brug............................ 113 Military Healthcare Management. Een nieuwe wetenschap voor professionalisering van management in de militaire gezondheidszorg door B.J. Vos.............................................................................. 23 Morbiditeitsregistratiesysteem Opgedane ervaringen met een - na de aardbeving in Bam, Iran, 2003 door C.-M. Krieg, J. Gardemann............................................. 180
NMGT 62 - 2 2 9 - 2 3 2
Nutritional Support Do we feed our critically ill patients appropriately? Recommendations of - in Intensive Care Unit (ICU) Patients door J.C. Kroezen - Quint.......................................................... 16 Oorlogsafbeeldingen Niets verhullende medische - in de twintigste eeuw. Een historisch essay aan de hand van een zojuist verschenen boek door L. van Bergen..................................................................... 59 Polemologie en Ideologie Medische-: drijfveren en oogkleppen door L. van Bergen................................................................... 173 Role 3 Het werk in de - Multinational Medical Unit Kandahar Airfield, Afghanistan door E.C.T.H. Tan, C.P. Bleeker............................................. 165 Rijkskweekschool Het onderwijs aan de - voor Militaire Geneeskundigen door P.P.A.M. Verhoeven........................................................ 205 Sportcompressiekousen: gebruikerservaringen van 50 militairen door W.O. Zimmermann, M.A. Paantjens............................... 209 Uranium Gezondheidsrisico’s van verarmd - : een overzicht door M.J. Huikeshoven............................................................ 108 Ureterstenen Hedendaagse behandeling van door Y. Zhu, M.T.W.T. Lock..................................................... 129 Verslaving. Alles wat de militair arts/psychiater/psycholoog over verslaving moet weten, in 3 afleveringen. Aflevering 1: verkenningen, de historische vergissing, attitude door J.P.M. de Wit........................................................................ 5 Verslaving. Alles wat de militair arts/psychiater/psycholoog over verslaving moet weten, in 3 afleveringen. Aflevering 2: uit de keuken van de verslavingszorg, comorbiditeit, definitieproblemen, verslaving als hersenziekte door J.P.M. de Wit...................................................................... 49 Verslaving. Alles wat de militair arts/psychiater/psycholoog over verslaving moet weten, in 3 afleveringen. Aflevering 3: (Hetero)anamnese, diagnostiek en interventies door J.P.M. de Wit...................................................................... 93 Vraagstukken Morele - en de geestelijke gezondheid van uitgezonden militairen door M. Meijer........................................................................... 169 E. UIT DE OUDE JAARGANGEN Brancard Uit de geschiedenis van de - (1961) door G.T. Haneveld.................................................................. 137 F. VERSLAGEN Bezoek Australische Vice Chief of the Defence Force en Surgeon General aan het Ministerie van Defensie op 24 maart 2009 door H. van der Wal................................................................. 142 Bezoek Directeur Militaire Gezondheidszorg aan het Medical Corps in Singapore door J.J. Pieterse..................................................................... 144 Dagboek van een co-assistent door A.M. Hilligehekken........................................................... 218 Gender in militaire operaties door M. Meijer............................................................................. 31 Hoofdprijs door vaccinatie met DTP door W.J.A.M. Zwetsloot.......................................................... 187 Koninklijke onderscheidingen binnen het Militair Geneeskundig Functiegebied door B. Keers............................................................................ 147
229
JANUARI 2010
Koninklijke onderscheidingen binnen het Militair Geneeskundig Functiegebied door B. Keers............................................................................ 191 Matak Fontein Uitreiking - Penningen door B. Keers............................................................................ 220 Medical Support 1e Duits-Nederlandse cursus ‘Military - in the Humanitarian Arena’ door H. van der Wal................................................................. 188 Symposium ‘Medic 2008’ door P.H.A. Theuns, W.J.A.M. Zwetsloot............................... 115 War and Medicine door L. van Bergen..................................................................... 78 G. BOEKBESPREKINGEN EN REFERATEN Besmetting en Chaos: ziekte, ecologie, en nationale veiligheid in de era van globalisering door L. van Bergen................................................................... 221 Conflict and catastrophe medicine. A Practical Guide, second edition door R.P. van der Meulen........................................................ 192 Harde heelmeesters. Zeelieden en hun dokters in de 18e eeuw door B.K.P. Griffioen................................................................ 119 Karl Brandt: van Lambarene tot Neurenberg door L. van Bergen..................................................................... 36 Kielzog Het - van de Oorlog door L. van Bergen................................................................... 224 Life Class door L. van Bergen..................................................................... 83 MEDCAP: medische hulp in Vietnam uit militair-politieke overwegingen door L. van Bergen................................................................... 150 H. REACTIES EN WEERWOORD ‘Military Healthcare Management’ Is - wel de nieuwe wetenschap voor de militaire gezondheidszorg? door H. van der Wal................................................................... 29 ‘Military Healthcare Management’ Is - wel de nieuwe wetenschap voor de militaire gezondheidszorg? (weerwoord) door B.J. Vos.............................................................................. 30 Verslaving door F.E.J. Bouricius................................................................ 148 Verslaving (weerwoord) door J.P.M. de Wit.................................................................... 149 I. VAN DE REDACTIE Erediploma Uitreiking - Stichting Generaal Snijders Fonds...... 141 Inhoud en register van de 61e jaargang, 2008............ (2008) 229 Mededelingen hoofdredacteur................................................... 4 Mededelingen hoofdredacteur................................................. 48 Mededelingen hoofdredacteur................................................. 92 Mededelingen hoofdredacteur............................................... 128 Mededelingen hoofdredacteur............................................... 164 Mededelingen hoofdredacteur............................................... 200 Verdoornprijs Dr. J.A. - 2009 toegekend aan dr. Leo van Bergen................................................................... 179 Wenken voor inzenders van kopij................................ (2008) 232 J. INGEZONDEN MEDEDELINGEN Bij- en nascholing NSPOH...................................................... 22 Bij- en nascholing NSPOH...................................................... 63 Bij- en nascholing NSPOH.................................................... 114 Bij- en nascholing NSPOH.................................................... 128 Bij- en nascholing NSPOH.................................................... 139
NMGT 62 - 2 2 9 - 2 3 2
Bij- en nascholing NSPOH.................................................... 213 Bij- en nascholing NSPOH.................................................... 226 Scripties Bachelor - , een eerste proeve van wetenschappelijk onderzoek.................................................... 140 Symposium Aankondiging en programma DMG ‘In Touch with Tomorrow’ - De toekomst van de Militaire Gezondheidszorg op 11 december 2009................................ 222 Tuberculose Nieuw - screeningsprotocol bij Defensie............ 58 Rubriek 2: AUTEURS In deze rubriek zijn de namen van de in rubriek 1 vermelde auteurs weergegeven in een voor buitenlandse lezers begrijpelijke alfabetische volgorde. Bleeker C.P., Tan E.C.T.H.: Het werk in de Role 3 Multinational Medical Unit Kandahar Airfield, Afghanistan................................................ 165 Bouricius F.E.J.: Verslaving (reactie).................................................................. 148 Couwenberg S.M., Van der Snoek E.M., Kummer J.A., De Beij J.S., Lock M.T.W.T.: Plaveiselcelcarcinoom bij lichen sclerosus van de penis......... 75 De Beij J.S., Van der Snoek E.M., Couwenberg S.M., Kummer J.A., Lock M.T.W.T.: Plaveiselcelcarcinoom bij lichen sclerosus van de penis......... 75 De Wit J.P.M.: Verslaving. Alles wat de militair arts/psychiater/psycholoog over verslaving moet weten, in 3 afleveringen. Aflevering 1: verkenningen, de historische vergissing, attitude....................... 5 De Wit J.P.M.: Verslaving. Alles wat de militair arts/psychiater/psycholoog over verslaving moet weten, in 3 afleveringen. Aflevering 2: uit de keuken van de verslavingszorg, comorbiditeit, definitieproblemen, verslaving als hersenziekte....................... 49 De Wit J.P.M.: Verslaving. Alles wat de militair arts/psychiater/psycholoog over verslaving moet weten, in 3 afleveringen. Aflevering 3: (Hetero)anamnese, diagnostiek en interventies....................... 93 De Wit J.P.M.: Verslaving (weerwoord)........................................................... 149 Gardemann J., Krieg C.-M.: Opgedane ervaringen met een morbiditeitsregistratiesysteem na de aardbeving in Bam, Iran, 2003...................................... 180 Griffioen B.K.P.: Harde heelmeesters. Zeelieden en hun dokters in de 18e eeuw (boekbespreking)..................................................... 119 Haneveld G.T.: Uit de geschiedenis van de brancard (1961) (uit de oude jaargangen).......................................................... 137 Hilligehekken A.M.: Dagboek van een co-assistent (verslag)................................. 218 Hoejenbos M.J.J.: Leven en werk van dr. G.T. Haneveld..................................... 133 Huikeshoven M.J.: Gezondheidsrisico’s van verarmd uranium: een overzicht...... 108 Jansen E.M.L., Vervelde M.L.: Het voorschrijven van bewustzijnsbeïnvloedende geneesmiddelen afgeleverd door de apotheek van het Centraal Militair Hospitaal.................................................. 214 Jansen H.-J., Leenstra T., Van Thiel P.P.A.M.: Lyme en de Nederlandse militair............................................. 101 Jaspers C.A.J.J., Van de Brug W.A.P.: Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen......... 113
230
JANUARI 2010
Keers B.: Koninklijke onderscheidingen binnen het Militair Geneeskundig Functiegebied (verslag).................................. 147 Keers B.: Koninklijke onderscheidingen binnen het Militair Geneeskundig Functiegebied (verslag).................................. 191 Keers B.: Uitreiking Matak Fontein Penningen (verslag)........................ 220 Krieg C.-M., Gardemann J.: Opgedane ervaringen met een morbiditeitsregistratiesysteem na de aardbeving in Bam, Iran, 2003...................................... 180 Kroezen - Quint J.C.: Do we feed our critically ill patients appropriately? Recommendations of Nutritional Support in Intensive Care Unit (ICU) Patients........................................ 16 Kummer J.A., Van der Snoek E.M., Couwenberg S.M., De Beij J.S., Lock M.T.W.T.: Plaveiselcelcarcinoom bij lichen sclerosus van de penis......... 75 Leenstra T., Jansen H.-J., Van Thiel P.P.A.M.: Lyme en de Nederlandse militair............................................. 101 Lock M.T.W.T., Van der Snoek E.M., Couwenberg S.M., Kummer J.A., De Beij J.S.: Plaveiselcelcarcinoom bij lichen sclerosus van de penis......... 75 Lock M.T.W.T., Zhu Y.: Hedendaagse behandeling van ureterstenen......................... 129 Meijer M.: Gender in militaire operaties (verslag)...................................... 31 Meijer M.: Morele vraagstukken en de geestelijke gezondheid van uitgezonden militairen....................................................... 169 Paantjens M.A., Zimmermann W.O.: Sportcompressiekousen: gebruikerservaringen van 50 militairen....................................................................... 209 Pieterse J.J.: Bezoek Directeur Militaire Gezondheidszorg aan het Medical Corps in Singapore (verslag)..................................... 144 Portegies M.M.: Het hospitaal te Limbricht, 1813-1814. Zorgen voor de vijand................................................................ 70 Rots G.J.M., Tan E.C.T.H., Van Egmond T.: De Emergency War Surgery Course en de Definitive Surgical Trauma Care® Course............................... 201 Tan E.C.T.H., Bleeker C.P.: Het werk in de Role 3 Multinational Medical Unit Kandahar Airfield, Afghanistan................................................ 165 Tan E.C.T.H., Van Egmond T., Rots G.J.M.: De Emergency War Surgery Course en de Definitive Surgical Trauma Care® Course............................... 201 Theuns P.H.A., Zwetsloot W.J.A.M.: Symposium ‘Medic 2008’ (verslag)......................................... 115 Torn M.: De ontwikkeling en inhoud van de nieuwe Nederlandse CLS-opleiding............................................................................. 64 Van Bergen L.: Griep?! Maak dat de kat wijs! Over pandemieën in de 20e eeuw............................................................................ 11 Van Bergen L.: Karl Brandt: van Lambarene tot Neurenberg (boekbespreking)........................................................................ 36 Van Bergen L.: Niets verhullende medische oorlogsafbeeldingen in de twintigste eeuw. Een historisch essay aan de hand van een zojuist verschenen boek..................................................... 59
NMGT 62 - 2 2 9 - 2 3 2
Van Bergen L.: War and Medicine (verslag)....................................................... 78 Van Bergen L.: Life Class (boekbespreking)...................................................... 83 Van Bergen L.: MEDCAP: medische hulp in Vietnam uit militair-politieke overwegingen (boekbespreking)............................................. 150 Van Bergen L.: Medische Polemologie en Ideologie: drijfveren en oogkleppen.......................................................... 173 Van Bergen L.: Besmetting en Chaos: ziekte, ecologie, en nationale veiligheid in de era van globalisering (boekbespreking)........ 221 Van Bergen L.: Het Kielzog van de Oorlog (boekbespreking)......................... 224 Van de Brug W.A.P., Jaspers C.A.J.J.: Wet medisch-wetenschappelijk onderzoek met mensen....... 113 Van der Meulen R.P.: Conflict and catastrophe medicine. A Practical Guide, second edition (boekbespreking).............. 192 Van der Snoek E.M., Couwenberg S.M., Kummer J.A., De Beij J.S., Lock M.T.W.T.: Plaveiselcelcarcinoom bij lichen sclerosus van de penis......... 75 Van der Wal H.: Is ‘Military Healthcare Management’ wel de nieuwe wetenschap voor de militaire gezondheidszorg? (reactie)....... 29 door H. van der Wal Van der Wal H.: Bezoek Australische Vice Chief of the Defence Force en Surgeon General aan het Ministerie van Defensie op 24 maart 2009 (verslag)...................................................... 142 Van der Wal H.: 1e Duits-Nederlandse cursus ‘Military Medical Support in the Humanitarian Arena’ (verslag)....................................... 188 Van Egmond T., Tan E.C.T.H., Rots G.J.M.: De Emergency War Surgery Course en de Definitive Surgical Trauma Care® Course............................... 201 Van Thiel P.P.A.M., Leenstra T., Jansen H.-J.: Lyme en de Nederlandse militair............................................. 101 Verhoeven P.P.A.M.: Het onderwijs aan de Rijkskweekschool voor Militaire Geneeskundigen........................................................ 205 Vervelde M.L., Jansen E.M.L.: Het voorschrijven van bewustzijnsbeïnvloedende geneesmiddelen afgeleverd door de apotheek van het Centraal Militair Hospitaal.................................................. 214 Vos B.J.: Military Healthcare Management. Een nieuwe wetenschap voor professionalisering van management in de militaire gezondheidszorg........................................................................ 23 Vos B.J.: Is ‘Military Healthcare Management’ wel de nieuwe wetenschap voor de militaire gezondheidszorg? (weerwoord)................................................................................ 30 Zhu Y., Lock M.T.W.T.: Hedendaagse behandeling van ureterstenen......................... 129 Zimmermann W.O., Paantjens M.A.: Sportcompressiekousen: gebruikerservaringen van 50 militairen....................................................................... 209 Zwetsloot W.J.A.M., Theuns P.H.A.: Symposium ‘Medic 2008’ (verslag)......................................... 115 Zwetsloot W.J.A.M.: Hoofdprijs door vaccinatie met DTP (verslag)........................ 187
231
JANUARI 2010
WENKEN VOOR INZENDERS VAN KOPIJ 1. ALGEMEEN a. Wijze van inzenden Zend uw kopij met alle bijlagen aan het redactieadres, dat u vindt in de colofon op de eerste tekstpagina van dit tijdschrift. b. Uitvoering Gebruik voor het opstellen van uw kopij een computer. Bied uw tekst aan via e-mail dan wel op een 3,5 inch diskette, onder Word Perfect of Word; voeg dan één afdruk op papier bij. Geef in de tekst de plaats aan van de afbeeldingen, tabellen en grafieken, maar plaats deze aan het einde van de mail of voeg ze los bij de afdruk. Indien u niet beschikt over een computer, gebruik dan een schrijfmachine zodat wij de tekst kunnen scannen. Beschrijf het papier slechts aan één kant, met een ruime marge en dubbele regelafstand. Handgeschreven teksten worden niet in behandeling genomen maar teruggezonden. c. Talen Aanbieding van Nederlandse tekst heeft de voorkeur. Auteurs kunnen hun bijdrage desgewenst ook in de Engelse, Duitse of Franse taal aanbieden; het artikel wordt dan in deze taal afgedrukt. d. Drukproeven Drukproeven worden in eerste instantie door de redactie gecorrigeerd; vervolgens ontvangt de auteur een kopie van de voorgecorrigeerde drukproef voor verdere correctie. Dit mag nimmer inhouden dat een eenmaal gezette tekst door de auteur wordt herzien. e. Auteursrecht Door het inzenden van zijn kopij draagt de auteur zijn auteursrechten onvoorwaardelijk over aan de Staat der Nederlanden. f. Overleg Voor alle vragen kunt u zich wenden tot de hoofdredacteur. Lees vooral de aanwijzingen in de ontvangstbevestiging welke u ontvangt na het aanbieden van een artikel. 2. TEKST a. Titel Kies een korte pakkende titel. Plaats daaronder naam en academische titel van de auteur(s), gevolgd door rang en/of functie. Namen van instituten, afdelingshoofden of medewerkers worden in een voetnoot opgenomen. b. Inhoud Nummer de bladzijden van uw manuscript. Verdeel uw tekst in hoofdstukken en paragrafen; deze worden niet genummerd. Gebruik zo weinig mogelijk afkortingen en dan alleen die welke in het Nederlandse spraak gebruik gangbaar zijn. Indien wetenschappe lijke of militaire afkortingen worden gebruikt dienen deze de eerste maal te worden voorafgegaan door de volledige omschrijving. c. Literatuuropgave Het NMGT past het internationaal overeengekomen “Vancouversysteem” toe. In de literatuurlijst mogen slechts bronnen worden vermeld waarnaar in de tekst wordt verwezen. De geciteerde bronnen worden met cijfers boven de regel (sup) aangeduid in de volgorde waarin zij in het artikel voorkomen. Voorbeeld: "Mistinguet7 vermeldt een aspect van het fenomeen...". Rangschik uw literatuuropgave per geciteerde bron aldus: naam gevolgd door voorletter(s) van de auteur(s) (na elke voorletter een punt), titel van de publicatie, naam van het tijdschrift (bij boeken naam en plaatsnaam uitgever), jaartal, jaargang (c.q. volume), bladzijden.
Voorbeeld: Goldman R.F., Tampietro P.F.: The energy cost of load carriage. J Appl Physiol 1962 (17) 675-678. Voorzetsels in een persoonsnaam worden geplaatst vóór de eigennaam. Voorbeeld: Van Bemmel P.C., De Groot A. d. Noten en verwijzingen Beperk u in het gebruik hiervan. De noten worden per artikel en niet per pagina aangeduid met letters boven de regel (sup), in de volgorde waarin zij in het artikel voorkomen. Voorbeeld: "Dit deel van het artikela beschrijft....". Plaats alle noten op een afzonderlijke bladzijde. e. Samenvatting Besluit uw artikel met een duidelijke samenvatting. Neem hierin in het kort de conclusies en eventuele stellingen op. f. "Summary" Voeg bij uw artikel een vertaling van de titel en van de samenvatting in het Engels. Dit geldt ook indien het artikel in een andere taal dan Nederlands of Engels is geschreven. 3. ILLUSTRATIES a. Algemeen Voeg alle illustraties los bij. Plaats deze niet tussen de tekst. Vermeld aan de achterzijde uw naam en een volgnummer. Geef in uw tekst aan waar de illustraties behoren te worden opgenomen. b. Foto's Voeg duidelijke foto's bij. Afdrukken op glanzend papier, röntgenfoto's op film of papier. Houd er rekening mee dat de afbeelding veelal verkleind wordt afgedrukt. Gedigitaliseerde foto’s hebben de voorkeur boven originele afdrukken van foto’s. Lever digitale afbeeldingen aan in JPEG-formaat en 300 ppi (pixels per inch). Een te lage resolutie voor een af te drukken afbeelding resulteert in pixelisatie, grote pixels die een grof uitziende uitvoer produceren. c. Tekeningen Gebruik Oost-Indische inkt en wit tekenpapier, of produceer uw illustratie op de computer; papierformaat liefst A4. Gebruik stippellijnen en arceringen om details aan te geven. Letters zo groot tekenen dat deze bij verkleining leesbaar blijven. Plaats op één vel papier slechts één tekening. Vouw het papier niet! d. Tabellen en grafieken Produceer deze met de computer, of teken ze met Oost-Indische inkt op wit papier. Teken in tabellen geen verticale lijnen. Zeer duidelijke lichtdrukken (fotokopieën) op wit papier zijn ook bruikbaar. e. Onderschriften Vermeld de onderschriften op een afzonderlijk blad of aan het einde van het artikel, in volgorde van nummering. Vermeld op dezelfde wijze legenda's die niet in de tekening zijn verwerkt; voeg van ongebruikelijke symbolen een duidelijke losse tekening bij. f. Auteursfoto In het algemeen worden geen auteursfoto's geplaatst. In bijzondere gevallen kan, na overleg, een foto van de auteur(s) met een zeer beknopt curriculum vitae worden bijgevoegd. Plaatsing blijft ook dan afhankelijk van o.a. plaatsruimte. 4. RUBRIEKEN a. Oorspronkelijke artikelen Onder deze rubriek vallen de meeste artikelen. De hiervoor geplaatste aanwijzingen zijn hier op van toepassing.
NMGT 62 - 2 2 9 - 2 3 2
232
JANUARI 2010
b. Casuïstieke mededelingen Onder deze rubriek worden korte artikelen geplaatst waarin een bepaalde casus wordt gesproken. Opmaken zoals voor een oorspronkelijk artikel. c. Referaten Hieronder verstaan wij becommentarieerde uittreksels uit de vakliteratuur.Na de titel dient een duidelijk bronvermelding te worden opgenomen inhoudende de oorspronkelijke titel (in de originele taal), naam schrijver, naam tijdschrift of boek, en jaartal van publicatie. d. Boekbesprekingen Een bespreking mag normaliter niet langer zijn dan één pagina A4. De bespreking wordt voor afgegaan door een volledige titelbeschrijving, bevattende titel, auteur, uitgever, plaats, jaar, omvang boek, prijs en ISBN-nummer. e. Ingezonden mededelingen In deze rubriek kunnen aankondigingen van evenementen, die voor de lezers van het tijdschrift van belang kunnen zijn, worden opgenomen. De mededeling mag ten hoogste één bladzijde getypte tekst beslaan. De redactie behoudt het recht de mededeling in te korten of al dan niet te plaatsen. Houd rekening met de datum van verschijnen van het tijd schrift. De redactie stelt zich niet aansprakelijk voor te late verschijning van het tijdschrift in relatie tot een aangekondigde datum. 5. HONORARIUM a. Bedrag - Voor oorspronkelijke artikelen welke niet reeds elders zijn gepubliceerd of voorgedragen € 34,- per gedrukte bladzijde, illustraties inbegrepen. - Voor scripties, voordrachten, artikelen die reeds elders zijn gepubliceerd (mits schriftelijke toestemming van de betrokken redactie wordt overlegd), referaten, studies in dienstverband gemaakt e.d. € 34,- per gedrukte bladzijde, illustraties inbegrepen. - Voor recensies van boekwerken: medewerkers die van de redactie een boek ter recensie ontvangen, mogen het gerecen seerde werk in eigendom behouden, dan wel zij retourneren het boek en ontvangen het hierboven vermelde honorarium. - Voor het opnemen van een ingezonden mededeling wordt geen betaling verlangd, noch wordt een honorarium toegekend. b. Bewijsnummers Iedere auteur ontvangt kosteloos vier bewijsnummers. Meer (kosteloze) exemplaren kunnen bij de redactie worden besteld. c. Adressering Vermeld bij inzending van de kopij - indien het artikel meer dan één auteur telt - welke daarvan als correspon¬dent optreedt. Vermeld diens naam, rang of titel, militair registratie nummer of geboortedatum (dag, maand, jaar), huisadres, gironummer of bankrekening nummer (met vermelding van naam, plaats en gironummer van de bank) alsmede (op grond van bepalingen van het ministerie van Financiën) het fiscaalnummer. Het honorarium wordt slechts aan deze persoon overgemaakt. S umm A ry NOTICES TO AUTHORS The above contains information how the papers and letters, intended for publication in the Netherlands Military Medical Review, should be submitted to the editor. For prospective submitters of papers and letters these notices are available in the English language.
O O R S P R O NKELIJK
ARTIKEL
Korporaal Huibert Breitenbach
door L.C. Smit
Eén der eerste oorlogsgewonden van 10 mei 1940 In juli 1939 wordt het vijfde kabinet Colijn al na twee dagen naar huis gestuurd. Een nieuwe regering wordt in augustus gevormd door D.J. de Geer, die op 10 augustus 1939 beëdigd wordt als minister-president van het tweede kabinet De Geer. Dit pas aangetreden kabinet mobiliseert twee weken later, op 29 augustus, voor alle zekerheid de strijdkrachten in verband met de dreigende crisis rond Polen. (Fig. 1) Polen wordt door de troepen van Hitler Duitsland daadwerkelijk op 1 september 1939 binnengevallen onder de codenaam “Fall Weiß”; twee dagen later, 3 september 1939, verklaren Engeland en Frankrijk aan Duitsland de oorlog. De Tweede Wereldoorlog is een feit. Nederland is neutraal en blijft voorlopig van het oorlogsgeweld verschoond. Maar niet lang meer. Op 5 februari 1940 wordt de opperbevelhebber, generaal Reijnders, vanwege een diepgaand meningsverschil met minister-president De Geer en met minister van Oorlog Dijxhoorn vervangen door de 63-jarige, reeds gepensioneerde, luitenantgeneraal H.G. Winkelman1. Circa een jaar eerder, namelijk op 11 april 1939 - zo blijkt uit zijn Staat van Dienst -, wordt dienstplichtig korporaal Huibert Breitenbach uit Oud-Beijerland, aldaar geboren op 29 april 1917, weer onder de wapenen geroepen, nadat hij op 28 september 1938 met groot verlof was gegaan2. Breitenbach
(lichting 1937) maakt deel uit van het 2e Regiment Luchtdoelartillerie. (Afb. 1) De Duitse aanvalsplannen lekken uit Op 10 januari 1940 moet een Messerschmitt Bf 108a, “Taifun”, gevlogen door majoor Erich Hönmanns, een noodlanding maken nabij Maasmechelen in België3. Majoor Hönmanns had de vorige avond zijn vriend majoor Helmut Reinberger, stafofficier bij de 7e Fliegerdivisie van luitenant-generaal Kurt Student, ontmoet. Hönmanns was commandant van de Fliegerhorst Loddenheide bij Münster4. Hij had zijn vriend Helmut aangeboden om deze de volgende ochtend van de Fliegerhorst Loddenheide naar Keulen te vliegen5. Reinberger had daar namelijk een bespreking met stafleden van de 22e Infanteriedivisie. Hij was de liaisonofficier tussen de 7e Fliegerdivisie en de 22e Infanteriedivisie. Voor de bespreking in Keulen had Reinberger de Duitse bevelen voor de Luftflotte 2 (te bombarderen en te sparen zones), de plannen voor de 7e Fliegerdivisie (voor het overvallen van de bruggen over de Belgische Maas) en een informatieblad met gegevens over de Belgische troepen, vernielingen en versperringen bij zich. Door desoriëntatie vanwege zeer dichte mist wordt door Hönmanns de rivier de Maas in België voor de rivier de Rijn in Duitsland aangezien. De twee Duitse officieren worden na hun noodlanding gevangengenomen door twee onderofficieren van de Belgische grenswacht. Deze kunnen
nog net op tijd verhinderen dat de plannen door de beide Duitsers verbrand worden. Bij de geallieerde inlichtingendiensten worden de gevonden plannen echter niet voor echt gehouden en als een afleidingsmanoeuvre gezien. Ook generaal Reijnders hecht geen waarde aan de gevonden plannen. Op 9 april 1940 - dus een maand voor de inval in Nederland - landt een heel klein deel van de 7e Fliegerdivision (voornamelijk luchtlandingstroepen) in Denemarken en Noorwegen. Juist een dag voor de luchtlanding in Noorwegen, op 8 april, was de KLMDC-3 “Kemphaan” met gezagvoerder Evert van Dijk op de Noorse luchthaven Fornebu bij Oslo geland6. Door de inval van de Duitsers op 9 april moest de DC-3 noodgedwongen aan de grond blijven. Pas op 16 april krijgt Van Dijk, na een lange week van wachten, toestemming van de Duitsers om naar Nederland terug te keren7. Nederland is op dat moment namelijk nog een neutraal land en nog niet in de oorlog betrokken. De Duitsers konden het vliegtuig dus niet langer vasthouden. Reeds meermalen had de Commandant Luchtverdediging, luitenant-generaal P.W. Best, voordien (tevergeefs) betoogd dat de vliegvelden de sleutels tot de Vesting Holland waren. “Hierin kwam op 20 april gelukkig verandering”, zo schrijft F. Oorschot op zijn uitstekend gedocumenteerde website www.mei1940.nl, om dan te vervolgen: “Van Dijk mocht op 16 april na afloop van de strijd met zijn vliegtuig vertrekken en kon de volgende dag een gedetailleerd verslag uitbrengen over de daarbij door de Duitsers toegepaste methode8.
De auteur begon zijn ambtelijke carrière in 1972 als medisch maatschappelijk werker op het Militair Revalidatie Centrum. In 1986 stapte hij over naar de afdeling Sociaal Medische Aangelegenheden van de toenmalige Directie Militair Geneeskundige Diensten als arbeidsdeskundige, waar hij na enige jaren Hoofd Arbeidsdeskundige Dienst werd. Tot aan zijn pre-pensionering in december 2005 was hij vervolgens sociaal-medisch beleidsmedewerker bij Bureau Sociaal Medisch Onderzoek van de Businessunit Bijzondere Regelingen Defensie van het ABP. Hij heeft tussen 1986 en 2006 diverse malen in het NMGT gepubliceerd over de militair sociale zekerheid. Artikel ontvangen november 2009.
Fig. 1: Aankondiging mobilisatie op 29 augustus 1939.
NMGT 63 - 1 - 3 2
17
JANuaRI 2010
Afb. 1: Korporaal Breitenbach.
Hij berichtte dat hij had waargenomen dat de Duitse stoottroepen met normale verkeersmachines vervoerd werden en op het kleine vliegveld Fornebu bij Oslo waren ze met vier of vijf toestellen tegelijk geland. Op Schiphol, merkte hij op, zouden plusminus twintig toestellen per halve minuut kunnen landen. De activiteit van deze vlieger was de oorzaak, dat het opperbevel in één slag op de hoogte was van wat ons bij het optreden tegen onze vliegvelden te wachten stond. Van Dijks informatie werd op het Algemeen Hoofdkwartier buitengewoon serieus genomen. De gebeurtenissen werden grondig bestudeerd waardoor men enig inzicht kreeg over de wijze waarop de Duitsers bij de overval met luchtlandingstroepen te werk waren gegaan.” De aanval op Schiphol Op 9 mei 1940 maakt korporaal Huibert Breitenbach op Schiphol deel uit van het 19e peloton van de 11e Compagnie Luchtdoelmitrailleurs. Dit peloton staat onder commando van vaandrig J.H. (Jan-Hendrik) Lichtenbelt9. Breitenbach maakt die
nacht met een aantal collega’s deel uit van de rustploeg van het peloton en verblijft in een gevorderde woning in het zogenaamde Plesmanwijkje aan de rand van Schiphol. Onderdeel van het Duitse aanvalsplan op Nederland, België en Frankrijk was onder meer een luchtaanval op de vliegvelden Bergen, Schiphol, Ypenburg, Waalhaven, Gilze-Rijen en Eindhoven door onder meer Staffels van het Kampfgeschwader 4 “General Wever”, afgekort: (KG4)10. In de zeer vroege ochtenduren van de 10e mei 1940 vliegen de kisten van het KG4 ten noorden van de Waddeneilanden naar het westen11. Maar ook worden omstreeks 02.00 uur grote formaties Duitse vliegtuigen - die dwars over Nederland vliegen - gespot door de Luchtwachtdienst en door in Oost-Brabant gelegerde troepen van de Lichte Divisie. Daar waar de vreemde vliegtuigen gesignaleerd worden, is de algemene gedachte dat ze naar Engeland gaan, te meer omdat ze vrij hoog vliegen. Vaandrig Lichtenbelt schrijft in zijn gevechtsverslag: “’s Ochtends 10 mei om 2 uur reden sirenes op auto’s gemonteerd langs de barakken van alle legeronderdelen het sein voor “algemeen alarm” gevend12,13. Een ieder bezette zijn standplaats en ook wij maakten de vuurmonden in ijltempo gevechtskaar. Berichten van de staf (per telefoon) bleven echter uit, zoodat wij totaal niet wisten wat er aan de hand was!! Om 3.30 uur kwam er bericht van de staf: “alarm afgeloopen”!! Wij gingen naar de wachtkeet in de nabijheid van de stelling, terwijl een luchtwachtpost in stelling bleef. Luchtwachtdienstberichten per radio ontvangen meldden de overgevlogen vreemde vliegtuigen aan onze Westgrens af, onze gevolgtrekking was dan ook dat er een massa aanval op Engeland plaats had.”
NMGT 63 - 1 - 3 2
18
JANUARI 2010
De misleidingslist van de Duitsers lijkt te slagen. Op de Noordzee - ver buiten de kust - veranderen de vliegtuigen van KG4 zo’n 90 graden van richting om evenwijdig aan de kustlijn te gaan vliegen. “Even voor vieren, zo schrijft Ab A. Jansen in deel I van zijn trilogie ‘Fliegerhorst Schiphol, onze nationale luchthaven in bezettingstijd’, zwenkt de gevechtsgroep die het vliegveld Bergen als doel heeft, weg van de hoofdroute. Het zijn Ju 88’s van de 7. Staffel onder leiding van Hauptmann Blödorn14. Ze zijn tot een hoogte van 3000 meter geklommen om hun doel in duikvlucht te kunnen aanvallen”. (…) “Opnieuw wendt een gevechtsgroep zich - ter hoogte van Noordwijk - van de hoofdroute af. Het zijn de He 111’s en Ju 88’s van de 8. en 9. Staffeln die het belangrijke Schiphol als doel hebben. Nu komt de kust, een vage rechte streep voor hen, in zicht15. Even later daveren de vliegtuigen over het vlakke landschap van de Haarlemmermeer10.” Wat dan volgt beschrijft vaandrig Lichtenbelt in zijn gevechtsverslag: “Om 4.03 uur keek ik toevallig in Westelijke richting naar buiten en meende op groote afstand springpunten van granaten te zien. Ik alarmeerde de bezetting en rende in de richting van de kanonnen, de manschappen achter mij aan. Plotseling zagen we acht groote bombardementsvliegtuigen aankomen op 75 m hoogte. Van het vliegveld startten eenige D 21 jagers. Toen de bommenwerpers - waarvan de nationaliteit ons nog onbekend was, maar wier silhouet kennelijk niet van een Nederlands toestel was - tot op 2.000 m afstand genaderd waren, openden wij het vuur met de 2 cm’s. Op 1.500 m begonnen de eerste bommen te vallen, elke 25 m twee stuks. De rij ging gelukkig juist achter het complex a langs waar de geheele 4 cm bemanning nog - in het gearceerde gedeelte - binnenshuis was!!16 (…) De eerstvolgende bom die doel trof, viel door de achtermuur van de kanonnenloods achter b. ; het deel van de bom dat moet zorgen voor de rechtstandige val bleef in de muur zitten, de bom kwam daardoor verkeerd terecht en ontplofte niet. Hierdoor werd ons reserve materieel en gereedschappen voor vernieling gespaard. Vervolgens viel een voltreffer op c. Verscheidene manschappen werden min of meer gewond.”
[Aantekening van de auteur: gebouw c (een gevorderde woning) ligt net boven het onderste, driehoekige, gearceerde gedeelte. Dat gearceerde deel is de kazerne, die eveneens een voltreffer kreeg. In gebouw c, dus net boven de kazerne gesitueerd, lagen een aantal militairen van het 19e peloton, zoals eerder aangegeven, ter ruste. Onder hen vielen tijdens die eerste raid van de Duitse bommenwerpers een achttal gewonden.] (Fig. 2) In een uitgave van de Staatsuitgeverij uit 1970 over de geschiedenis van de Koninklijke Luchtmacht beschrijft kolonel b.d. F.J. Molenaar van de Koninklijke Luchtmacht onder de titel “De luchtverdediging in de meidagen 1940” over dat deel van het bombardement: “… een derde bom kwam neer op de woning, waarin zich de z.g. rustploeg van het peloton bevond, waardoor acht man min of meer ernstig werden gewond.” De vliegrichting van die eerste Duitse bombardementsvliegtuigen gaat dus recht over de wachtkeet, de mitrailleurstelling van het 19e peloton en - in het verlengde daarvan - onder meer over gebouw c en de kazerne. Dienstplichtig korporaal Huibert Breitenbach was één van de acht gewonden tijdens die eerste bomraid. Hij was - samen met die zeven anderen van de rustploeg - één van de allereerste oorlogsgewonden in die zeer vroege ochtenduren van 10 mei 194017,18. Lichtenbelt schrijft verder dat ze na die eerste aanval een minuut rust hadden, “daarna kwamen de toestellen van alle kanten opzetten19.” De totale luchtaanval op Schiphol op die vroege ochtend van 10 mei 1940 zou maar liefst twee uur duren, waarbij naar schatting circa 600 bommen op en rondom Schiphol afgeworpen werden. Ooggetuigenverslag uit Amstelveen Op 12 mei 1940 vertrekt uit de haven van Amsterdam het passagiersschip “Johan de Witt” om via Kaap de Goede Hoop naar Batavia te varen. Niet allen die passage geboekt hadden, wisten tijdig en veilig in Amsterdam te komen. Degenen die wel op tijd aan boord hadden weten te komen schreven hun belevenissen van die eerste oorlogsdagen op, waarna de Stoomvaartmaatschappij “Nederland” er voor zorgde dat die verhalen in de vorm van een boek gepubliceerd werden20. Eén van de passagiers beschrijft in het boek het bombardement op Schiphol, waar hij getuige van was.
Fig. 2: Het gearceerde deel is de kazerne, die eveneens een voltreffer kreeg.
“Ik verbleef de laatste dagen voor mijn vertrek bij mijn ouders in hun woning te Amstelveen op enkele kilometers afstand van Schiphol. Op den fatalen datum, 10 Mei, schrok ik ’s nachts te ongeveer half vier wakker door zwaar motorgeronk vlak boven het huis. Ook de scherpe knallen van afweergeschut en het geratel van mitrailleurs was hoorbaar en mijn eerste gedachte was dat hier een nachtelijke oefening aan den gang was. (…) Een vermoeden van de waarheid begon tot ons door te dringen, toen uit de richting Schiphol eenige zware explosies weerklonken, welke alleen van bommen afkomstig konden zijn. Wij snelden omlaag en zetten het radiotoestel in de huiskamer aan om te hooren of dit ons wijzer maken zou. Al spoedig hoorden wij iemand van de Luchtwachtdienst met een niet geheel onder controle staande stem mededelingen doen over het passeeren van groote aantallen Duitsche machine’s over vele plaatsen in Nederland. (…) Intusschen scheen de bomaanval op Schiphol voortgang te hebben, want steeds weer hoorden wij tusschen het andere lawaai de zware explosies van bommen. (…) Het was lichter geworden en de aanvallende en verdedigende vliegtuigen waren nu goed te onderscheiden. Nog steeds waren gevechten gaande tusschen verscheidene formaties Duitsche bommenwerpers en enkele Hollandsche jagers, terwijl de Duitschers ook van den grond af zwaar
NMGT 63 - 1 - 3 2
19
JANuaRI 2010
met afweergeschut en mitrailleurs werden bestookt. Ik zag hoe escadrilles bommenwerpers, keurig in formaties van 3, 5 of 7 vliegend, van verschillende richtingen Schiphol naderden op naar schatting 1000 tot 2000 m hoogte en daar hun bommen deponeerden. Eén voor één verlieten de vliegtuigen in duikvlucht de formatie om boven Schiphol duidelijk zichtbaar twee bommen tegelijk te laten vallen en daarna snel te stijgen en weer keurig in formatie verder te vliegen. (…) Tegen een uur of half zes verdwenen de Duitsche toestellen successievelijk en nam het bombardement in hevigheid af; en omstreeks zes uur werd op Schiphol geen bom meer geworpen. (…) De kweekschool van het Leger des Heils was getransformeerd in hospitaal; van den toren woei de roode kruisvlag, terwijl ditzelfde teeken op een groote witte doek voor het gebouw op straat werd gelegd. Dokters- en roodekruisauto’s reden af en aan, maar veel gewonden werden niet binnengebracht; blijkbaar werd het meerendeel langs een andere route naar Amsterdam vervoerd.” Medische opvang en afvoer van gewonden Hoe de afvoer van de gewonde korporaal Breitenbach en de andere gewonden op Schiphol precies heeft plaatsgevonden, heb ik niet kunnen achterhalen. Mogelijk is Breitenbach aanvankelijk vervoerd naar een hulpverbandplaats en vervolgens naar
het Wilhelmina Gasthuis in Amsterdam, dan wel is hij daar rechtstreeks naar toegebracht. De opname in het Wilhelminagasthuis is in elk geval het eerste harde gegeven, afkomstig uit het oorlogsarchief van het Nederlandse Rode Kruis21. Het Rode Kruis had namelijk een belangrijke taak in oorlogstijd op het gebied van de opvang van militaire gewonden, zo blijkt uit een interview met de toenmalige “hoofdcommissaris voor het Ziekenhuiswezen van het Nederlandsche Roode Kruis”, dr. H.K. Offerhaus (reserve-dirigerend officier van gezondheid eerste klasse) in de krant “Het Vaderland” van 21 mei 1940. Uit dat interview (nog geen week na de capitulatie) blijkt dat er verschillende evacuatiegebieden waren aangewezen. Dat waren gebieden die in relatie tot de omstandigheden het veiligst waren te achten voor gewonde en zieke militairen. Deze gebieden waren weer onderverdeeld in centrale hospitalen - “d.w.z. complexen ziekenhuizen” - en in hulpziekenhuizen. In de centrale hospitalen kon in oorlogstijd het aantal bedden met een vierde uitgebreid worden. Van het totaal aantal bedden was vervolgens twee derde beschikbaar voor militaire patiënten en een derde voor burgerpatiënten. “Op deze wijze”, aldus Offerhaus, konden “duizenden gewonde en zieke militairen ondergebracht worden, hetgeen natuurlijk slechts mogelijk is wanneer twee derde der zieke burgers van te voren uit de ziekenhuizen geëvacueerd wordt”. Daarnaast werden nog gebieden ingericht voor
Afb. 2: Generaal-majoor Roemer.
lichte zieken, lichtgewonden en herstellenden. In de situatie dat de oorlog lang zou duren zou plaats gemaakt moeten worden voor tienduizenden militairen. Voor het geval de ziekenhuizen die toevloed niet zouden kunnen opvangen, zouden er voor de overige gevallen hulpziekenhuizen ingericht worden. De daartoe bestemde gebouwen - meest scholen - waren te voren gevorderd en technische tekeningen voor de inrichting ervan waren gemaakt. Voor ongeveer een derde van alle gevorderde gebouwen waren bedden, dekens, lakens en alle andere benodigdheden aangeschaft, terwijl voor iedere plaats technische adviseurs waren aangesteld voor de inrichting van de gebouwen, waarmee de afdelingen van het Rode Kruis waren belast. Aan het hoofd van ieder centraal hospitaal stond een chef-arts reservedirigerend officier van gezondheid tweede klasse. “De taak van het Roode Kruis”, zo geeft Offerhaus vervolgens aan, “bestond dus uit de organisatie, voorbereiding en inrichting van de algemeene hulpverleening aan militaire gewonden en zieken onder den militairgeneeskundige dienst op aanwijzing en onder den Inspecteur v/d Geneeskundigen Dienst. Bij het uitbreken van den oorlog staat de geheele medische dienst in het evacuatiegebied onder den ‘Gebiedsarts’ en de chefs der vier centrale hospitalen staan dus onder de bevelen van dezen gebiedsarts.” Iedereen was van te voren ruimschoots geïnformeerd wat hem of haar te doen stond in geval van oorlog. Alle directeuren van de aangewezen ziekenhuizen in het evacuatiegebied hadden in de loop van de ochtend van de 10e mei (de vrijdag voor Pinksteren) ervoor gezorgd dat de ziekenhuizen grotendeels ontruimd waren. De artsen en de verpleegkundigen en helpsters waren telegrafisch van hun taak op de hoogte gebracht en waren al snel ter plaatse aanwezig. Het vervoer van gewonde en zieke militairen gebeurde “met de daarvoor bestemde auto’s”. “Het aantal gewonde militairen van den eersten dag kon zeer snel geholpen worden”, aldus Offerhaus in het desbetreffende krantenartikel, “evenals het betrekkelijk kleine aantal burgers, dat het slachtoffer is geworden van lucht- en andere aanvallen.”
NMGT 63 - 1 - 3 2
20
JANUARI 2010
Op de volgende dagen kon het aantal gewonden en zieken ruimschoots plaatsvinden in de ziekenhuizen, terwijl een derde gedeelte van de hulpziekenhuizen intussen ook was ingericht om patiënten te kunnen ontvangen. In “Het Vaderland” van 18 mei 1940 wordt een oproep geplaatst van “den inspecteur der geneeskundigen dienst der landmacht”, generaal-majoor N.A.A. Roemer, (Afb. 2) (ambtshalve tevens lid van het dagelijks bestuur van de Vereniging het Nederlandse Rode Kruis), waarin deze - in overleg met de Duitse militaire bevelhebber in Nederland - alle geneesheren-directeur van de ziekenhuizen in het land verzoekt om alle gegevens betreffende gewonde, zieke of overleden militairen “onverwijld ter kennis te brengen van den directeur van het informatiebureau van het Nederlandsche Roode Kruis”. De inspecteur wijst er daarbij op dat volledige en juiste invulling op de berichtenkaarten dringend noodzakelijk is22. In een gesprek dat de N.R.C. (de Nieuwe Rotterdamsche Courant) vervolgens medio 1940 had met de desbetreffende inspecteur, meldde deze - aldus een bericht in de Zierikzeesche Nieuwsbode van 10 juli 1940 - dat men in het begin de indruk had, “dat het aantal oorlogsgewonden veel grooter was, dan het later inderdaad bleek te zijn, dank zij het feit, dat de gebeurtenissen hier te lande spoedig tot het einde voerden. Het zullen er ongeveer 900 zijn, gewonden wel te verstaan, van wie het overgroote deel tenslotte reeds een algeheel herstel bereikt heeft of nog kan bereiken. Het aantal van hen, die een arm of been missen of door ander letsel tot deze groep moet worden gerekend, is gelukkig zeer gering: het zullen er niet meer dan een vijftig of zestig zijn, voor zoover wij thans kunnen overzien: want er komen nog een vijf honderd soldaten uit Frankrijk en het spreekt vanzelf, dat wij op het oogenblik niet kunnen nagaan hoeveel er daaronder zijn, die medische hulp behoeven en in welke mate.” In 1947 werd overigens in een onderzoek in opdracht van het toenmalige Ministerie van Oorlog het totale aantal Nederlandse militairen dat tijdens de strijd in de meidagen gewond raakt, gesteld op 2680. In 1969 werd dit cijfer door prof. L. de Jong bijgesteld op circa 7000. December 2008 verscheen van de hand van P. Kruit bij uitgeverij Aspekt het boek “Een mythe aan scherven”.
Wilhelmina Gasthuis naar het Burgerziekenhuis overgeplaatst. (Afb. 3) Na een inleidende zinsnede gaat het interview met hem als volgt verder: “… die van z’n beroep bouwkundig teekenaar is en te Oud-Beijerland woont. Die heeft de volle laag van den oorlog gehad en … hij weet er niets van. Hij raakte namelijk zijn geheugen kwijt toen hij werd gewond, en toen dat geheugen zich begin Juni vrij plotseling herstelde, wist hij zich niets meer te herinneren sedert …. begin April! Hij weet letterlijk niets uit dien tijd van twee maanden, en hij vindt ’t eigenlijk even prettig als vermakelijk. Men heeft hem moeten vertellen wat er met hem is gebeurd, en dat komt op ’t volgende neer: “U moet weten, dat ik bij de luchtvaarttroepen was en op Afb. 3: Op de bij het interview geplaatste foto draagt korporaal Schiphol was Breitenbach een ooglapje en zit zijn rechterhand in een groot verband. gelegerd. Daar zat ik Kruit had - als behandelaar dien bewusten Vrijdagmorgen bij de oorlogsnazorg bij het Rode Kruis telefoon in een villa, toen deze door ’n toegang tot het archief van het Rode voltreffer van ’n bom werd getroffen. Kruis. Daaruit kwamen een paar jaar Dientengevolge ontplofte er een hoop terug ook de gewondenlijsten van het munitie, die in deze villa was Rode Kruis te voorschijn, op basis opgeslagen, en ’t volgende moment waarvan Kruit berekende dat er tijdens was ’t heele gebouw één puinhoop! de meidagen in totaal 7218 Daar hebben ze mij onderuit gevischt, Nederlandse militairen gewond en ’t bleek, dat m’n rechterhand was raakten, althans voor zover ze bij het verbrijzeld, dat m’n hoofd met Rode Kruis geregistreerd zijn brandwonden was overdekt, en dat m’n geworden. Eén van die gewonden was linkeroog uit zijn gewonen stand was Huibert Breitenbach. gerukt. Kijk, dat kunt u nog zien. En weet u wat hiervan ‘t merkwaardige De verwondingen van gevolg is? Dat ik alles dubbel zie, Huibert Breitenbach wanneer ik met twee oogen kijk. Op 9 augustus 1940 verschijnt er in het Daarom hebben ze dat lapje over m’n tijdschrift “De Week in Beeld” een rechteroog gebonden, maar als ik ’n artikel onder de kop “Wij bezoeken prisma-bril krijg zal ik weer normaal oorlogsgewonden” met als onderkop kunnen zien. En als dan nog m’n hand “Onze jongens vertellen hun ervaring terecht komt, ben ik weer helemaal op uit de oorlogsdagen. Nederlanders, dreef.” vergeet hen niet!” De verslaggever vervolgt dan: De interviews vonden plaats in het “’n Flinke ronde vent is deze Burgerziekenhuis in Amsterdam. Eén Breitenbach, een die zich nooit zal van de geïnterviewden is korporaal laten terneer slaan.” Huibert Breitenbach. Blijkbaar is Volgens Breitenbach’s weduwe (87, Huibert op dat moment voor verdere verblijvend op een meerzorgafdeling medische behandeling van het van een verzorgingshuis in Houten),
NMGT 63 - 1 - 3 2
21
JANuaRI 2010
die Huibert pas later in de oorlog leerde kennen, was Ber, zoals ze hem noemde want ze kon de “ui” niet uitspreken, zijn naamplaatje kwijt toen hij gevonden werd. Bovendien wist hij ook niet wie hij was, zodat aanvankelijk ook niet bekend zou zijn geweest wie deze korporaal was. In zijn geboortedorp Oud-Beijerland zou volgens mevrouw Breitenbach zelfs een rouwdienst voor hem gehouden zijn. Ondanks intensieve naspeuringen van de Historische Vereniging Oud-Beijerland is dit laatste niet bevestigd kunnen worden (hetgeen natuurlijk niet wil zeggen dat het verhaal niet op waarheid zou berusten)23. Op de vermistenlijst van het Rode Kruis komt Breitenbach in ieder geval niet voor24. Volgens de informatie van mevrouw Breitenbach werd Huibert in het ziekenhuis (vermoedelijk zal dat in het Wilhelmina Gasthuis geweest zijn) herkend door een verpleegkundige uit Oud-Beijerland, toen het verband van zijn gezicht verwijderd werd. Het vermelde geheugenverlies in “De Week in Beeld” bevestigt dat hij in augustus 1940 nog steeds een fors gat in zijn geheugen had. Op een aan “Breitenbach” (zonder verdere aanduiding of adres) gerichte, helaas ongedateerde, kaart van de “Inspectie van den Geneeskundigen Dienst der Landmacht” staat vermeld dat er op 13 mei 1940 een bloedonderzoek werd verricht, dat “heeft uitgemaakt dat gij behoort tot Bloedgroep A”. Omdat een datering van verzending ontbreekt, brengt dat ook geen licht in de duisternis omtrent een mogelijke datum dat zijn identiteit bekend was. Het is niet uit te sluiten dat op 13 mei, dus drie dagen na het bombardement, het Wilhelmina Gasthuis achter zijn identiteit was gekomen. Uit het Rode Kruis-archief blijkt namelijk dat de informatie over Breitenbach’s verwondingen en verblijfplaats op een later moment is binnengekomen dan 10 mei. Breitenbach komt namelijk voor in het supplement van de gewondenlijst van het Rode Kruis met de vermelding “code “Bl”. Over deze code berichtte de heer Kruit van het Rode Kruis mij: “Dit staat altijd bij militairen waarvan de verblijfplaats of aard van de verwonding niet officieel gemeld is. Dit kan dan een niet ondertekende (gewonden) berichtkaart, een mondelinge verklaring van een niet-officiële instantie of persoon of met andere woorden: een onvoldoende verifieerbaar bericht zijn. De melding
op de lijst dat hij in het Wilhelmina Gasthuis te Amsterdam lag, zou dan via niet-officiële kanalen zijn gemeld. Helaas ontbreekt een datum van opname of ontslag uit eerdere verbandplaatsen of ziekenhuizen.” Het is dus heel goed mogelijk dat de BI-codering geplaatst is aan de hand van een verklaring van de door mevrouw Breitenbach vermelde verpleegkundige uit Oud-Beijerland. Op een bij het Nederlands Instituut voor Militaire Historie (NIMH) aanwezige gewondenlijst (waarvan onduidelijk is waar en wanneer die opgemaakt is) komt ook de naam van Huibert Breitenbach voor. Als verwondingen worden daarin vermeld: “Bij vliegeraanval op het vliegveld Schiphol gewond door een bom aan r. pols en kneuzing in de hersenen, den 10 Mei 1940 (ten gevolge daarvan dubbelzien en suizing l. oor).” Op het NIMH is nog een tweede gewondenlijst aanwezig, afkomstig uit het Militair Hospitaal in Utrecht (dat toen gevestigd was aan de Springweg), waarop zijn naam ook voorkomt25. Daaruit blijkt dat Breitenbach op 8 augustus 1940 uit het Burgerziekenhuis in Amsterdam werd ontslagen en opgenomen werd in het Militair Hospitaal te Utrecht. Als verwondingen staan daarin vermeld: “kneuzing aan hoofd, verwonding r. en l. pols en oogverwonding (dubbelzien) door instorten van een bureau door bominslag 10 mei 1940.” Op een legitimatiebewijs26, gedateerd 20 december 1948, waarmee oorlogsgewonden zich konden legitimeren als oorlogsinvalide, staat bij
Afb. 4: Legitimatiebewijs korporaal Breitenbach uit 1950.
“bijzondere kentekenen” vermeld: “litteeken op voorhoofd, beenbreuk rechterpols” en op een zelfde identiteitskaart uit februari 1950: “slecht genezen beenbreuk rechter hand.” (Afb. 4) Helaas bleek - om te zien of daar meer informatie in zou staan omtrent het afgelegde medische circuit dan wel over de aard en de ernst van het aanwezige letsel - het medisch dossier van korporaal Breitenbach bij het Centraal Medisch Archief van Defensie reeds vernietigd te zijn27,28.
Kareol en Zuylenveld: bakermat der militaire revalidatie Voor zover er in Nederland vóór 1940 al sprake was van gehandicaptenzorg, waren het vooral de orthopeden die zich daarmee bezighielden. Veel meer dan een chirurgische of een orthopedische behandeling konden de orthopeden echter niet bieden. Er werden op orthopedisch, chirurgisch en bacteriologisch gebied tot 1940 desondanks grote vorderingen gemaakt. De ontdekking en toepassing van de röntgenstralen in 1895 betekenden een Afb. 5: Een instrumentmaker van het Militair Hospitaal in Utrecht belangrijke bezig met een armprothese (1941).
NMGT 63 - 1 - 3 2
22
JANUARI 2010
verbetering. De techniek om gipsverbanden en -korsetten aan te leggen werd sterk verbeterd. Instrumentmakers werden steeds bedrevener in het maken van prothesen en orthesen. (Afb. 5) In het tijdschrift “Geldersch Panorama” van 13 februari 1941 wordt een heel artikel - met veel foto’s - gewijd aan de daar toen nog verblijvende oorlogsgewonden in het Militair Hospitaal in Utrecht. Het artikel had als kop: “Nederlandsche strijders in het hospitaal” en als onderkop: “Een nobele vorm van ‘Opbouw’ te Utrecht.” De openingstekst luidde: “Inderdaad, dit is een van de mooiste en edelste vormen van opbouw, een prachtig werk van herstel, dat in alle stilte en bescheiden rust wordt uitgevoerd in het militair hospitaal te Utrecht, een van de vier in ons land. In deze hospitalen (de andere zijn in Den Haag, Amersfoort en Arnhem) worden, behalve de zieken van den opbouwdienst en van het voormalige gemobiliseerde leger, de Nederlandsche militairen verpleegd, die gedurende de vijf oorlogsdagen van Mei 1940 gewond of verminkt werden.” “Een aantal van hen heeft de ziekenhuizen reeds verlaten, sommigen zullen binnenkort naar huis kunnen vertrekken, anderen weten dat zij nog eenigen tijd in het hospitaal zullen verblijven.” Nadat een aantal militaire gewonden medisch uitbehandeld was in de hospitalen moesten zij dus weer plaats maken voor andere patiënten. Hun verder herstel en voorbereiding op de terugkeer in de maatschappij moest
daardoor noodgedwongen elders plaatsvinden. In de Zierikzeesche Nieuwsbode van 23 maart 1941 staat het volgende berichtje, overgenomen uit de N.R.C., waaruit blijkt om welke aantallen het in het voorjaar van 1941 nog ging: “Een groot aantal van hen, die nog niet uit de verpleging konden worden ontslagen, bevindt zich in het militaire hospitaal te Utrecht. Zij die er thans verpleging genieten, zijn echter op een langdurig verblijf aangewezen, omdat hun genezing een kwestie is van langen tijd. In de Meidagen waren er in Utrecht 690 patiënten. Velen kwamen van elders, die tijdelijk in burgerziekeninrichtingen waren ondergebracht, en het heeft nog heel wat tijd geduurd, voordat men van alle oorlogsgewonden een behoorlijk overzicht had. De aard der verwondingen betrof in de meeste gevallen de ledematen, 32 moesten met kaakchirurgie worden behandeld, 44 werden er in het ooglijdersgasthuis opgenomen, onder wie er 6 onherstelbaar blind zijn, 45 patiënten kregen verpleging in de neurologische kliniek van het stads- en academisch ziekenhuis, in totaal moesten 99 amputaties worden verricht. Sindsdien zijn er 475 ontslagen, zoodat dat er nu nog 215 over zijn. De meeste van hen worden in het militaire hospitaal verpleegd. In totaal heeft Nederland nu nog ongeveer 550 oorlogsgewonden, waarvan er ruim 300 in Den Haag, 215 in en om Utrecht en 20 in Amersfoort worden verpleegd.” Een belangrijke rol in de verdere opvang en revalidatie van de oorlogsgewonden speelden twee mensen: de toenmalige ritmeester Pahud de Mortanges en mevrouw Sillevis - Verbeek. Pahud de Mortanges was vóór de oorlog een zeer bekende Olympisch ruiter. Hij won een gouden medaille op de Olympische Spelen in 1924 in Parijs, twee gouden medailles op de Olympische Spelen in 1928 in Amsterdam en een gouden medaille op de Olympische Spelen in 1932 in Los Angeles. In 1938 won Pahud een Kennismakings Concours, dat de Duitsers hadden georganiseerd ter voorbereiding op de Olympische Spelen dat jaar in Berlijn. Op 10 mei 1938 werd Pahud de Mortanges tot commandant van de SROC benoemd29,30. Tijdens een oefening in Brabant overkwam hem een ongeluk. Hij was op een varkenskot geklommen om de situatie
beter te kunnen overzien en bleef toen met zijn sporen ergens achter haken, zodat hij van het hok viel. Hij kwam daarbij zeer ongelukkig terecht doordat hij met zijn rechterpols in een zeis viel. Er volgde een operatie in Den Bosch. Zijn hand hoefde er weliswaar niet af, maar de arm bleef stijf en pijnlijk met een forse beperking van zijn rechterhand. Behandeling in het Militair Hospitaal in Utrecht werd noodzakelijk. Het was Prins Bernhard die hem toen aanraadde om voor verdere behandeling naar Duitsland te gaan, waar een sportarts was die een grote naam had. Deze arts had een medisch kamp in Hohenliche. Daar werd Pahud door militaire artsen goed geholpen. De ervaring die de ritmeester daar op deed op het gebied van revalidatie zou hem later in Nederland goed van pas komen. Op 17 juli 1940 plaatste het Rotterdamsch Nieuwsblad een uitgebreid artikel over de nazorg aan gewonde militairen onder de kop “Waar onze jongens opknappen”. “Herstel op landgoed Kareol”, gevolgd door “Het Vaderland” op 24 juli 1940 met de kop: “Nieuwe gezondheid en geestkracht schenkt het ‘Kareol’.” Eigenaresse van het enorm grote landgoed Kareol was mej. Bunge, die veel in Zwitserland verbleef. Haar eigenlijke naam was Hilde Russag, maar zij werd door de schatrijke bankier Bunge na de dood van diens vrouw als zijn dochter geadopteerd31. In de mobilisatietijd van 1939 was het landgoed overigens ingericht als noodhospitaal voor de opvang van
Afb. 6: Huize Zuylenveld.
NMGT 63 - 1 - 3 2
23
JANuaRI 2010
zieke en gewonde burgers die van elders uit Nederland naar Aerdenhout geëvacueerd zouden worden. In 1940 stond het goed ingerichte gebouw leeg. Bij zijn zoektocht naar een passende bestemming voor dit gebouw ontmoette dr. C. Kroon, kort na de capitulatie op 15 mei, ritmeester C.F. Pahud de Mortanges. Dankzij zijn positieve revalidatie-ervaringen in Duitsland gaf Pahud de Mortanges zijn steun aan de plannen van dr. Kroon en zo kwam het tot de oprichting van het “Herstellingsoord van het Nederlandsche Roode Kruis, Kareol”. In de woorden van de verslaggever van het Rotterdamsch Nieuwsblad: “Dr. C. Kroon, rustend geneesheer, die met voortvarendheid tezamen met den bekenden ritmeester F.C. Pahud de Mortanges de instelling leidt, vertelde ons, dat reeds nu duidelijk te merken is, welk een heilzame invloed er uit gaat van deze kuur. Toen de mannen vorige week Woensdag arriveerden - er zijn er nu omstreeks vijftig, maar er komen nog velen bij - zagen de meesten er bleek, vermoeid en vervallen uit. Het was, om zoo te zien, een lusteloos troepje van gedeprimeerden. Maar met den dag veranderde dat.” (…) “Bewonderenswaardig is de hulp, die van alle zijden belangeloos wordt gegeven. Niet alleen stelde mej. Bunge haar buiten onmiddellijk beschikbaar en werkte het Roode Kruis mee om het plan te verwezenlijken, maar ook dr. Kroon en ritmeester Pahud de Mortanges boden hun diensten aan.” (..)
woord revalidant bestond in die tijd nog niet. De oorlogsgewonden van Zuylenveld werden reconvalescent genoemd33,34. Majoor Rooyakkers vertegenwoordigde op Zuylenveld de dagelijkse militaire leiding namens dokter Fig. 3: Korporaal Breitenbach moest linkshandig leren typen. Broeders. De sfeer op Uitgangspunten voor dokter Kroon en Zuylenveld was echter totaal anders commandant Pahud de Mortanges dan op het andere herstellingsoord, waren het op harmonieuze wijze Kareol in Aerdenhout. Rangen en samenvoegen van beweging en rust. standen ontbraken op Zuylenveld. Dit kwam ook tot uiting in het Niemand droeg een uniform. Soldaat of dagprogramma: Reveille om half acht. officier, ieder had dezelfde rechten en Om kwart over acht ontbijt, waarna om plichten. “Majoor Rooyakkers”, aldus negen uur de behandelingen begonnen een toenmalige reconvalescent, was in de vorm van massages en een “rustige kalme bezadigde vader oefeningen. Zij die al wat verder die ook jong geweest is … Hij is ’n man hersteld waren, kregen sport onder met begrip en wordt door ons toezicht van sportleiders. Om elf uur begrepen ook al zegt hij niet veel”35. De sfeer wordt niet in het minst bepaald was het vervolgens koffie drinken, door mevrouw Sillevis - Verbeek, waarna dokter Kroon ziekenrapport die op verzoek van baron Tuyll van hield, om twaalf uur gevolgd door het Serooskerken van Zuylen als directrice rapport bij de commandant, ritmeester de scepter op het herstellingsoord ging Pahud de Mortanges. Om half één was zwaaien. Mevrouw Sillevis was de lunch, waarna het van half twee tot overigens voor geen kleintje vervaard. half vier verplicht rusten was op de Via haar man, directeur van een bedden. Van half vier tot half zes zeepfabriek in Zuilen, weet zij bij waren er eventueel massageandere fabrikanten de nodige nabehandelingen. Vervolgens om half noodzakelijke producten zoals olie, zes warm eten. Tot negen uur konden kaarsen, enz. los te peuteren36. Maar de revalidanten (alhoewel dat woord bovenal was zij als een moeder voor toen nog niet bestond) vrij wandelen op de oorlogsgewonden. In de woorden het enorme landgoed. Maar om negen van één der bewoners van Zuylenveld uur moest iedereen binnen zijn, in een brief aan Sinterklaas in waarna om tien uur het appel volgde. december 1941: “Voor ons allen is zij Ook elders in het land was het een steun, een vraagbaak, een hulp en Rode Kruis op zoek naar op alles weet zij raad, niemand van mogelijkheden voor nazorg van ons deed ooit vergeefs beroep bij militaire oorlogsgewonden. In de zomer haar”37. Menige oorlogsgewonde vond van 1940 stelde ir. F.C.C. Baron via haar uitgebreide netwerk een baan. van Tuyll van Serooskerken van Op de zolder van Zuylenveld werd een Zuylen, landelijk voorzitter van het revalidatie-afdeling opgezet. “Met Rode Kruis, zijn aan de Vecht gelegen nieuwe benen moet het lopen opnieuw buiten “Huize Zuylenveld” te aangeleerd worden, met beschadigde Oud-Zuilen (bij Utrecht) daartoe ter spieren en anderszins verminkt, de beschikking als “Herstellingsoord voor soldaten moeten oefenen en oefenen. Nederlandsche Oorlogsgewonden”. Daarnaast is er tijd voor ontspanning (Afb. 6) De baron woonde zelf op het en ook arbeidstherapie. Beschilderde familiekasteel Slot Zuylen, iets plankjes hout met de Nederlandse verderop aan de overkant van de driekleur en het oranje Vecht. ‘Je Maintiendrai’36” De opzet van Zuylenveld was om Waar nodig komt “Schoevers” langs of oorlogsgewonden die het hospitaal te gaan de gewonden in Utrecht naar Utrecht konden verlaten, maar (nog) school. niet in staat waren hun oude baan of Huibert Breitenbach was één van die een andere functie uit te oefenen oorlogsgewonden die voor verder (sprekende met de woorden van dokter herstel en omscholing vanuit het Broeders, chef van het Rijkshospitaal Militair Hospitaal in Utrecht naar het in Utrecht), hen een “aangenaam nabije “Zuylenveld” ging. Hij moest van gezond verblijf te verschaffen, teneinde rechtshandig linkshandig worden. Zo een volledig herstel te verkrijgen”32. Het
NMGT 63 - 1 - 3 2
24
JANUARI 2010
leerde hij niet alleen linkshandig schrijven in een keurig handschrift, maar op de Pitmanschool in Utrecht ook linkshandig typen. In augustus 1942 slaagt Huibert tezamen met een andere oorlogsgewonde voor het typediploma. (Fig. 3) Op de Pitmanschool leerde Breitenbach overigens een meisje kennen, Stien de Vries - zijn latere echtgenote - die daar in verband met haar werk bij de PTT een stenocursus volgde. Huibert wordt opzichter bij de Rijksgebouwendienst en bleef dat tot zijn pensionering op 65-jarige leeftijd. In weer en wind liep hij over de bouwwerken met slechts een colbertje aan en een das om. En menig aannemer heeft knoeiwerk over kunnen doen, want de voormalige korporaal Breitenbach accepteerde geen broddelwerk. Hij overleed in 1983 op 66-jarige leeftijd ten gevolge van een hartinfarct. Huibert Breitenbach was mijn schoonvader. s u mmar y
LANCE CORPORAL HUIBERT BREITENBACH The Lance Corporal Huibert Breitenbach was one of the first war victims in the early hours of May 10, 1940 by the German attack on the airfield Schiphol. In the hospital at Amsterdam it appeared that he did have a lack in his memory of several weeks. He had several woundings and will be disabled for the rest of his life due to his right arm. After been treated in several hospitals he stayed for rehabilitation in a civil house of the Red Cross at the river Vecht. He learned there writing and typing with his left hand. After a few years he was getting a job as supervisor at the Government Buildings Department (Rijksgebouwendienst). Referenties: 1. Op 6 februari, een dag na zijn benoeming tot opperbevelhebber, werd Winkelman bevorderd tot generaal. 2. Bron: Commando Dienstencentra, Bedrijfsgroep Informatievoorziening en technologie, Dienstencentrum Documentaire Informatie, Semi-Statische Archiefdiensten, (v/h Bureau RIOP) te Kerkrade. 3. Onderstaande gegevens zijn o.a. ontleend aan een artikel van J.M. Haegens op de website van de documentatiegroep 40-45. 4. De benaming 7e Fliegerdivision was een eufemisme om te verbloemen dat het daarbij ging om een compleet nieuwe eenheid, bestaande uit parachutisten en luchtlandingstroepen. Omdat de Luftwaffe uit 6 Fliegerdivisies bestond, werd met een 7e Fliegerdivisie gesuggereerd dat het slechts om een uitbreiding van de Luftwaffe ging.
De 7e Fliegerdivisie zou voor het eerst op grote schaal ingezet gaan worden op 10 mei voor de verovering van de Moerdijkbruggen, waarvan het cruciaal was dat die in Duitse handen zouden komen voor een snelle doorstoot van de 9e Panzerdivisie via Brabant naar de Vesting Holland, met als uiteindelijk doel het regeringscentrum in Den Haag. Zowel bij de Moerdijkbruggen als bij het Eiland van Dordrecht ondervonden de Duitsers echter aanzienlijk meer weerstand dan ze verwacht hadden, mede doordat de Lichte Divisie (bestaande uit Wielrijders, Cavalerie en Artillerie) conform de geheime instructies van generaal Winkelman op 10 mei bliksemsnel vanuit Brabant verplaatst was naar Dordrecht en omgeving. In de plannen van Winkelman was voor de Peel-Raamstelling geen rol van betekenis meer weggelegd. Bron: E.H. Brongers, “Opmars naar Rotterdam - deel 1, De luchtlanding”, uitg. Aspekt, 2004. Brongers is Lt.kol. b.d. 5. Reinberger had de nadrukkelijke opdracht om - uit veiligheidsoverwegingen - per trein te reizen. 6. “De Kemphaan” werd op 16 mei 1940 door de Duitsers gevorderd en bij de Lufwaffe ingelijfd. 7. De Leeuw René: “Schiphol luchtvaartstad”, Unieboek Bussum 1982. 8. Volgens een Noorse bron keerde Van Dijk al op 14 april in Nederland terug, zij het zonder passagiers (“On April 8, the aircraft had arrived at Fornebo at the end of the afternoon and was to stay overnight. The KLM-captain Evert van Dijk witnessed the German attack in the early hours of April 9 and soon realised that he would not be able to return to the Netherlands. The German occupation forces could not seize the aircraft since the Netherlands was a neutral country. Van Dijk was therefore allowed to return to Amsterdam without passengers and freight on April 14”). 9. Een gelijknamige neef was Officier van Gezondheid, die als beroepsarts de gevechten op de Grebbeberg meemaakte. Een andere neef, Hendrik van Marken Lichtenbelt, was marine-arts. 10. Jansen Ab A.: “Fliegerhorst Schiphol, onze nationale luchthaven in bezettingstijd”, deel I “In het offensief”; uitg De Bataafsche Leeuw, Amsterdam 1966. 11. Bij de Klu wordt een vliegtuig vaak “kist” genoemd. 12. Nederlands Instituut voor Militaire Historie, Den Haag, Gevechtsverslagen en -rapporten, mei 1940, Toegang Den Haag 2006, inv.nr. 62. 13. Sirenes kunnen uiteraard niet rijden. Vermeld is de letterlijke tekst in het gevechtsverslag van vaandrig Lichtenbelt. 14. Ju = Junker. 15. He = Heinkel. 16. Gebouw a is het bovenste gearceerde gedeelte, juist boven stelling II. 17. Ten gevolge van het bombardement op de nieuwe Alexanderkazerne op de Van Alkemadelaan in Den Haag, waar het Cavaleriedepot zijn oorlogsbestemming had, en dat omstreeks dezelfde tijd plaats vond (04:10 uur) sneuvelden 79 man, vielen 100 gewonden en vonden 110 paarden de dood. 18. Dat was de tweede keer in vrij korte tijd dat korporaal Breitenbach “een engeltje op zijn schouder had”. Nog geen jaar eerder, op 6 juni 1939, ontsnapte hij namelijk eveneens aan de dood toen om 09:25 uur in de ochtend de DC-2 PH-AKN (de “Nachtegaal”) van de KLM tijdens een lesvlucht een noodlanding moest uitvoeren. En juist buiten het Schipholterrein tot stilstand kwam - na eerst een hek geraakt te hebben - op een daar staand militair wachtgebouwtje, waarin zich een negental dienstplichtigen bevond. Het wachtgebouwtje werd volledig vernield. De Raad voor de Luchtvaart vermeldde in zijn
uitspraak daarover: “Enkelen, die het ongeval konden voorzien, wisten zich in veiligheid te stellen. Zes personen echter werden bij de vernieling van het huisje gewond, waarvan één zeer spoedig aan de opgeloopen verwondingen overleed”. De negen militairen, aldus de uitspraak van de Raad voor de Luchtvaart, waren van het 19e peloton van “het Corps Luchtdoelartillerie”. De zes gewonden waren “de dienstplichtige soldaten P.B. Leusink, W.P. Quaks, Van Heeringen, C.A. Prins, J. Tamboer en de dienstplichtige korporaal H. Breitenbach”. Leusink overleed korte tijd na het ongeval aan zijn verwondingen. Dat er niet meer doden waren te betreuren kwam, aldus de Raad voor de Luchtvaart, door “het feit dat de linkerhelft van het onderstel nog niet ingetrokken was (…) aangezien tusschen de onderzijde van den romp van het vliegtuig en den grond nog eenige ruimte aanwezig bleef”. Breitenbach raakte slechts zeer licht gewond. Van Prins Bernard, die blijkbaar toevallig in de buurt was, kreeg hij - zo vertelde zijn weduwe mij nog een sigaret aangeboden “omdat hij op het punt stond flauw te vallen”. (Bij een krantenfoto over dit vliegongeval waarop Prins Bernhard te zien is bij het gecrashte vliegtuig staat vermeld dat deze zeer spoedig na het ongeval aanwezig was). Bron voor de volledige uitspraak van de Raad voor de Luchtvaart: H. Dekker, “Opsomming van de bekende ongevallen en incidenten in 1939” op www.hdekker.info/Nieuwe%20map/1939.htm 19. Vaandrig Jan-Hendrik Lichtenbelt overleed op 90-jarige leeftijd in februari 2009 in Canada, waar hij - na een arbeidzaam leven als geoloog - tevens een expert was geworden op het gebied van papegaaien. Zie http://www.larry-bolch.com/john-lichtenbelt 20. Het boek kreeg als titel: “Wij varen! Op 12 mei 1940 met de Johan de Witt van Amsterdam naar Batavia via Kaap de Goede Hoop”. 21. De informatie uit het oorlogsarchief van het Nederlandse Rode Kruis (NRK) werd verkregen van Peter Kruit, behandelaar oorlogsnazorg van het NRK, die mij ook attent maakte op een tweetal gewondenlijsten bij het NIMH, waar Breitenbach op vermeld staat. 22. De tekening van de inspecteur geneeskundige dienst, generaal-majoor Van de Roemer, kreeg ik van Hans Houterman van de website www.unithistories.com 23. “Ik heb hier in het dorp geprobeerd mensen te spreken die er misschien nog iets van af wisten, maar helaas, elk spoor liep dood” (Carla de Jong van de Historische Vereniging Oud-Beijerland). Zelf heb ik nog gemailed met de zoon van de enige nog in leven zijnde broer van Huibert, Bram Breitenbach, die in Australië woont. Bram is echter dementerend, zodat het spoor ook daar dood liep. 24. Informatie van P. Kruit. 25. In 1938 werd besloten een nieuw Centraal Militair Hospitaal te bouwen op het terrein “Oog in Al” in Utrecht. In 1912 was al begonnen met het ontwerpen van een nieuw hospitaal, twintig jaar later concludeerde een Staatscommissie dat inderdaad een nieuw hospitaal nodig was. Uiteindelijk werd de nieuwbouw in 1942 voltooid. Het nieuwe gebouw werd echter geen hospitaal, maar hoofdkwartier van admiraal Dönitz. Na de Duitse capitulatie bleek dat het gebouw een grote opknapbeurt nodig had. Op 3 augustus 1945 werd het gebouw in gebruik genomen, nu als hospitaal. Het Duitse Huis aan de Springweg bleef eveneens in gebruik als militair hospitaal omdat de ruimte in het nieuwe gebouw niet toereikend bleek. De twee hospitalen werden in 1946 samengevoegd en gingen verder onder de
NMGT 63 - 1 - 3 2
25
JANuaRI 2010
naam Militair Hospitaal Utrecht (MHU), waarbij het ene gebouw de naam Militair Hospitaal Oog in Al kreeg en het andere de naam Nevenhospitaal Springweg droeg. Nog geen jaar na dat de hospitalen een nieuwe naam hadden gekregen, veranderde de naam opnieuw. Het Militair Hospitaal Utrecht ging verder als Centraal Militair Hospitaal Utrecht (CMHU). De veranderingen stopten daar nog niet mee, want in 1964 werd de naam opnieuw gewijzigd in Militair Hospitaal Dr. A. Mathijsen (MHAM). Daarmee werd het hospitaal genoemd naar de uitvinder van het gipsverband. 26. De identiteitskaart uit 1948 was uitgegeven door “De Chef van den Rijks Geneeskundigen Dienst”, “Namens den Commissaris voor de belangen van de v.m. Nederlandsche Weermacht” en die uit 1950 door “De Inspecteur van de Geneeskundige Dienst der Koninklijke Landmacht”, “Namens de Minister van Oorlog”. 27. Schriftelijke toestemming hiervoor was verkregen van mevrouw Breitenbach. 28. E.e.a. overigens conform de geldende voorschriften: tachtig jaar na de geboortedatum dan wel bij militairen met een dienstverbandaandoening tien jaar na overlijden indien die datum later ligt dan de tachtigjarige leeftijd. Huibert Breitenbach overleed in 1983 op 66-jarige leeftijd in zijn slaap ten gevolge van - dat was althans de diagnose van de huisarts - een hartinfarct. Zijn dossier zal derhalve omstreeks 1998 vernietigd zijn. 29. De tekst in deze alinea is ontleend aan het tijdschrift “Wij Huzaren”, 7e jaargang nr. 2 van juni 1971 alsmede aan het boek van kolonelarts b.d. , revalidatie-arts W.K.N. van der Meij, “Een specialisme in beweging, Een eeuw revalidatie vijf decennia VRA”, uitg VRA (Vereniging van Revalidatieartsen). 30. SROC= School Reserve Officieren Cavalerie. 31. Van der Meij W.K.N.: “Een specialisme in beweging, Een eeuw revalidatie vijf decennia VRA”. 32. Tijdens de oorlogsjaren heette het militair hospitaal het Rijkshospitaal. 33. Van Scharrenburg W.: “Zuilen toen Zuilen nog Zuilen was”, deel III, pag. 75. De heer Van Scharrenburg was tot voor enkele jaren terug juwelier in Zuilen, maar heeft nu van zijn winkel een museum gemaakt: Museum Zuilen, waarin onder meer diverse stukken uit de oorlogsperiode van Huize Zuylenveld tentoongesteld worden. Er zijn bijvoorbeeld voorwerpen en documenten van de heer J. Lith aan het museum ter beschikking gesteld. Jan Lith was in de oorlog administrateur op Huize Zuylenveld, vervolgens op “Bos en Ven” in Oisterwijk, waarna hij hoofd Welzijnszorg op het in 1946 opgerichte “Militair Herstellings- en Oefenoord” te Doorn werd (het huidige Militair Revalidatie Centrum). Van 1958 - 1969 was Jan Lith directeur van het BNMOwooncentrum in Doorn, in welke functie de auteur hem heeft leren kennen vanuit zijn toenmalige werkkring op het M.R.C. Jan Lith overleed in oktober 2009. 34. Reconvalescentie = herstel van een ziekte. 35. Van Scharrenburg W.: “Zuilen toen Zuilen nog Zuilen was, deel III” uitgave W. van Scharrenburg. 36. Hoekstra Auke: “Dorpsgenoten in de oorlogsjaren, deel 4, Huize Zuylenveld, Herstellingsoord voor Nederlandse Oorlogsgewonden”, Historische Kring Maarssen, Jaargang 32, nummer 1, februari 2005. 37. Van Scharrenburg W.: “Zuilen toen Zuilen nog Zuilen was, deel II” uitgave W. van Scharrenburg.
B O E KBESPREKING
Edith Cavell Een bittere herinnering aan de Eerste Wereldoorlog
Christjan Knijff Uitgeverij Aspekt 2009 ISBN 978-90-5911-677-I Op 12 oktober 1915 werd de Britse, in Brussel werkzame, bijna vijftigjarige verpleegster Edith Cavell (op de achterflap staat 1875, maar zij is van december 1865), door de Duitse bezettingsmacht geëxecuteerd. Zij werd er van beschuldigd de spil te zijn van een verzetsorganisatie die er voor zorgde dat Britse en Belgische militairen in het bezette deel van België via Nederland weer terug konden keren naar de geallieerde zijde van het front. Of zij inderdaad de spil is geweest, is zeer de vraag, maar verder klopte de aanklacht wel. Het is zeker dat Cavell, die ook heeft bekend, zich bezighield met zaken waarmee een verpleegster, of een ander lid van de gezondheidszorg, niet werd geacht zich bezig te houden. Dit althans volgens de aanklagers. Volgens de Britten - die natuurlijk flink gebruik maakten van het menslievende karakter van Cavells beroep - bewees het juist dat Cavell, die in het begin van de oorlog ook gewonde Duitse soldaten had verpleegd, waar natuurlijk ook op werd getamboereerd, zich bekommerde om het leven van iedereen. Dat was niets anders dan de plicht van iedere medicus. De medische waarden stonden hoog in haar vaandel en dus zorgde zij er enerzijds voor dat Duitse gewonden werden verzorgd en anderzijds dat
Britse en Belgische soldaten niet in krijgsgevangenschap zouden geraken. Daarmee gaven de Britten weliswaar blijk van een geheel eigen kijk op de plichten, waarden en normen van medisch personeel, maar daardoor lukte het wel om van Cavell een martelaar voor de goede zaak te maken; om de Duitsers weer ouderwets als barbaarse Hunnen af te schilderen, en om een sterk propagandamiddel te hebben in de strijd zelf. Dat die Duitsers enigszins terecht tegenwierpen dat Cavell zich als burger had gemengd in militaire aangelegenheden en als verpleegster misbruik had gemaakt van het rodekruisteken, was vruchteloos. Het publicitaire kwaad was geschied. Enigszins bizar is daarbij natuurlijk wel dat een executie daarvoor moest zorgen terwijl in 1914-1918 de Britten dat wapen heel wat vaker hebben gehanteerd dan de Duitsers; alleen niet tegenover verpleegsters. Over deze affaire heeft de Nederlandse historicus en journalist Christjan Knijff een mooi boek geschreven, dat zich evenwel - en terecht lijkt me - meer op de herinnering en herdenking van de affaire concentreert dan op de affaire zelf. Hoe hebben de Britten de executie gebruikt tijdens de oorlog zelf? Hoe is er na de oorlog met de affaire omgesprongen en met de figuur van Cavell, die voor de vrouwen in de oorlog een zelfde betekenis kreeg, als wat de onbekende soldaat werd voor de mannen. Het voorbeeld van Cavell geeft prachtig aan hoe nationale en internationale politieke en economische omstandigheden de herinnering en herdenking van een persoon of gebeurtenis (ver)vormen. Eerste indicatie daarvan was bijvoorbeeld dat het de Britten inderdaad lukte om verontwaardiging in de wereld uit te lokken bijvoorbeeld met behulp van kaarten waarop een piepjonge in het wit gestoken - en dus onschuld en maagdelijkheid uitstralende - dode of de dood in de ogen kijkende, steevast van rood kruis voorziene Cavell was te zien. Die kaarten moesten uitstralen dat het geval Cavell weinig minder dan de superioriteit van civilisation boven Kultur bewees. Alleen aan Nederland, al had ook hier de verontwaardiging zeker de overhand, ging de affaire eigenlijk vrij geruisloos voorbij, omdat de regering
NMGT 63 - 1 - 3 2
26
JANUARI 2010
bang was dat daardoor de neutraliteit in gevaar zou kunnen komen. Dit speelde zelfs nog 10 jaar na de oorlog toen een film over Cavell, Dawn geheten, hier werd verboden door de nog jonge Centrale Commissie voor de Filmkeuring. En dit terwijl zelfs in Duitsland de film werd vertoond, al gebeurde dat dan pas na het nodige internationale politieke geharrewar. Na de oorlog, en dus ook in Dawn, was het overigens wel vrij snel gedaan met de afbeeldingen van een jeugdige Cavell en werd er juist de nadruk op gelegd dat zij een vrouw op leeftijd was, die dus heel goed wist wat zij deed en weloverwogen ervoor had gekozen te proberen soldaten buiten bezet gebied te brengen. Het is ook dat beeld dat het standbeeld te Londen nabij Trafalgar Square moet uitdrukken. Ook met haar gedachtegoed is flink gespeeld, waarbij de ene keer haar nationalisme en patriottisme op de voorgrond werd geplaatst en een andere keer, in een andere politieke context die om een andere boodschap vroeg, juist haar internationalisme en afkeer van oorlog. Dit kwam bijvoorbeeld goed tot uiting in het genoemde standbeeld van haar dat al snel na de oorlog werd neergezet. De woorden op de sokkel ‘patrotism is not enough, I must have no hatred or bitterness for anyone’, die Cavells famous last words zouden zijn geweest, werden pas jaren later erbij gebeiteld. Er is wel gezegd dat de propaganda bijvoorbeeld rond Cavell, maar ook rond het zinken van de Lusitania, een wezenlijke bijdrage heeft geleverd aan de geallieerde overwinning in november 1918. Knijff plaatst hier, in navolging van historicus Trevor Wilson,
Afb. 1: Edith Cavell.
terecht vraagtekens bij, al was het maar omdat het een groot achterafgehalte heeft. Oorzaak en gevolg worden omgedraaid. Het was de uiteindelijke overwinning die maakte dat de propaganda succesvol kon worden genoemd, al zal Cavells geval zeker de pro-Duitse stemming in Amerika geen goed hebben gedaan. Maar ook hier geldt dat de uiteindelijke - en in hoge mate doorslaggevende beslissing tot oorlogsdeelname van dat land, niet op Cavell (noch op de Lusitania) is terug te voeren. Volgens tijdgenoten zou Cavell één van die historische Britten worden die de tand des tijds altijd zouden doorstaan. In de verkiezing van ‘De grootste Brit aller tijden’ drong zij echter niet eens door tot de top 100.
Afb. 2: De Britse verpleegster Edith Cavell kreeg voor haar heldendaden tijdens de Eerste Wereldoorlog een standbeeld te Londen in de buurt van de National Portrait Gallery aan de noordkant van Trafalgar Square. Foto: L. van Bergen.
Er wordt tevens vaak gezegd dat de Eerste Wereldoorlog voor de Britten veel meer leeft dan de Tweede. Ofschoon dat ook volgens mij nog steeds wel klopt, is ook dat niet aan die lijst af te zien. De hoogst genoteerde Brit die vastgeklonken zit aan de strijd van 1914-1918 is nota bene ‘de onbekende soldaat’ (plaats 78!). Winnaar werd Winston Churchill vanwege zijn optreden in de oorlog van 1939-1945, die de omstandigheden boden die hem als een op maat gemaakte jas zouden passen. Als hij voor 1939 zou zijn overleden zou ook hij de top honderd niet hebben gehaald, omdat hij dan in het geheugen zou zitten als de man achter het fiasco van Gallipoli dat duizenden Britten het leven heeft gekost. Het geeft nogmaals aan dat herdenking en herinnering constant door tijd en plaats veranderen en dus ook niet kunnen worden voorgeschreven. Het is jammer dan Knijffs studie hier en daar wordt ontsierd door taalfouten zoals ‘voor handen’ of ‘over gaan’ en dat er totaal onnodig Engelse termen worden gebruikt als ‘total war’ of ‘the spirit of Locarno’. Verder niets dan lof. Leo van Bergen
mededeling
Netherlands School of Public & Occupational Health Clinic bewegingsapparaat Data: maandag 22 en 29 maart 2010 Locatie: NSPOH te Amsterdam Kosten: € 795 Doelgroep: bedrijfs- en verzekeringsartsen (geregistreerd of in opleiding), medisch adviseurs en medisch specialisten, bedrijfsverpleegkundigen en andere professionals die hiermee in hun werk te maken hebben. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Update uw praktijkkennis en oefen lichamelijk onderzoek van de arm, schouder, nek, rug, knie en enkel. Interventies conform de richtlijnen, diverse behandelvormen, prognoses en de relatie met arbeid staan centraal.
MBTI (Myers Briggs Type Indicator volgens Jung) Data: dinsdag 16 en 23 maart 2010 van 9.30-16.30 uur. Locatie: Amersfoort, conferentiehotel ISVW Kosten: € 875 Doelgroep: artsen, zowel uit de sector Public Health als Arbeid en Gezondheid, die zich als professional willen verdiepen in zichzelf of de ander voor beter contact. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Ontwikkel uw 'personal branding' als professional. Leer uzelf beter kennen met de Myers-Briggs type indicator en krijg inzicht in persoonlijkheidstypologieën volgens Jung. Risicocommunicatie deel 1: theorie en psychosociale aspecten Data: dinsdag 16 en 23 maart 2010 Locatie: NSPOH Amsterdam Kosten: € 700 Doelgroep: beleidsmakers en professionals in het werkveld van veiligheid en gezondheid en/of communicatie, die in hun werk te maken hebben met risicocommunicatie, en die hun kennis en vaardigheden op dit vlak willen vergroten. Zij kunnen in hun werk te maken krijgen met ongevallen, rampen en risicovolle situaties, en daarbij effectief moeten communiceren met het publiek of met de media. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Na afloop kent u de belangrijkste begrippenkaders in de risicocommunicatie en bent u op de hoogte van de verschillende actoren en hun rol hierbij.
Laboratoriumonderzoeken in de bedrijfsgeneeskunde Data: donderdag 25 maart 2010 van 9.30-16.15 uur Locatie: Den Bosch Kosten: € 395 Doelgroep: bedrijfsartsen Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Bedrijfsartsen vragen steeds vaker laboratoriumonderzoeken aan in het kader van PMO, PAGO's en andere preventieve onderzoeken. Welke indicaties zijn er? Wat is de praktische waarde van deze onderzoeken? En wat is de waarde van de uitkomsten van dit bloed- en urineonderzoek? Basisprincipes infectieziektebestrijding Data: dinsdag 13, 20 en 27 april, 18 en 25 mei 2010 Locatie: Amsterdam Kosten: € 1750 Doelgroep: artsen werkzaam in de infectieziektebestrijding. Ook artsen werkzaam in een ander domein, maar interesse voor de infectieziektebestrijding zijn welkom. Hierbij valt te denken aan huisartsen, bedrijfsartsen en specialisten ouderengeneeskunde. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Maak kennis met de basisprincipes van infectieziektebestrijding. Naast theorie en interventies is er ook aandacht voor wetgeving en regionale/nationale partners.
Richtlijn psychische problemen Data: donderdag 18 en 25 maart en 29 april 2010 Locatie: NSPOH te Amsterdam Kosten: € 995 Doelgroep: verzekerings- en bedrijfsartsen en andere arboprofessionals ten behoeve van hun rol bij reïntegratie. Inlichtingen: www.nspoh.nl, tel. 020-4097000, e-mail
[email protected] Leer de activerende benadering bij mensen met psychisch verzuim systematisch toepassen volgens de richtlijn psychische problemen, waardoor u (onnodig) langdurend verzuim voorkomt.
NMGT 63 - 1 - 3 2
27
JANuaRI 2010
mededelingen van de directe u r militaire gezondheidszorg
Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg
Nummer 10, oktober 2009
mogelijk dat militairen hun arts benaderen met vragen over de wijze waarop met de medische dossiers wordt omgegaan en de consequenties die dat voor hen kan hebben. Voor militairen van CZSK en CLSK is de doelstelling van de dossiervorming overigens ongewijzigd en is geen nadere toestemming nodig om oudere dossiers te raadplegen.
DMG/059 ‘Gezondheidszorg reservisten’ In de DMG/059 ‘Gezondheidszorg reservisten wordt een overzicht gegeven van de rechten en verantwoordelijkheden van de reservist, de eenheidscommandant en de verantwoordelijk militair arts, met het oog op de militair geneeskundige zorgverlening. Daarnaast gaat de aanwijzing in op de verschillen in de zorgverlening aan militairen (doorlopend in werkelijke dienst) en aan reservisten (militairen niet doorlopend in werkelijke dienst). Via bijgevoegde link is de aanwijzing te raadplegen: http://intranet.mindef.nl/images/DMG%20059%20reservisten%2024 %20aug%202009_tcm4-502678.pdf
Preventief Medisch Onderzoek (PMO) Dinsdag 15 september jl. heeft een PMO expertmeeting plaatsgevonden, waarin de OPCO’s, KMar, de Arbodienst Defensie, TGTF, CEMG en DMG waren vertegenwoordigd. Doel van deze meeting was het bezien van de mogelijkheden voor een krijgsmachtbreed periodiek screeningssysteem met als doel het bewaken en bevorderen van gezondheid en daarmee ook van inzetbaarheid. Focus bij het PMO is het screenen op veel voorkomende ziektes, het geven van leefstijladviezen en het bieden van preventieprogramma’s. Een dergelijk onderzoek kan modulair opgebouwd worden. Vragenlijstonderzoek, algemeen lichamelijk onderzoek, specifiek lichamelijk onderzoek, laboratoriumonderzoek en functieonderzoek kunnen deel uitmaken van een dergelijk PMO. Hoe een en ander precies vorm kan krijgen wordt nader uitgewerkt in de ‘Werkgroep PMO’. Daarbij komen ook andere zaken aan de orde, zoals wel/niet verplichte deelname aan het PMO, frequentie van het onderzoek, de (modulaire) inhoud van het onderzoek en capaciteitsaspecten.
DMG/030 ‘Geïntegreerde gezondheidszorg’ In de beleidsaanwijzing DMG/030 wordt beschreven wat de geïntegreerde zorg exact inhoudt. Enerzijds wordt vermeld wat de taken, verantwoordelijkheden en bevoegdheden van het geneeskundig personeel zijn en anderzijds wordt aangegeven wat de geïntegreerde zorg betekent voor de individuele patiënt. Daarnaast zijn in deze aanwijzing de wettelijke kaders en operationele en professionele eisen en randvoorwaarden opgenomen. De aanwijzing is via bijgevoegde link te lezen: http://intranet.mindef.nl/images/20090903%20DMGaanwijzing%20030%20GEINTEGREERDE%20ZORG%20zr_tcm4502480.pdf Dossiervorming voor CLAS en KMar militairen bij invoering geïntegreerd zorgmodel Met de voorgenomen invoering van de geïntegreerde zorg begin 2010 verandert voor CLAS en KMar militairen het doel van de eerstelijns medische dossiervorming. Vanaf de implementatie van het nieuwe model zullen curatieve en bedrijfsgeneeskundige dossiers in één geïntegreerd dossier worden opgebouwd. Voor het opnemen van oudere dossiers uit de periode van gescheiden zorg in het geïntegreerde zorgdossier is echter toestemming noodzakelijk. De militair van CLAS of KMAR wordt daarover persoonlijk per brief op het huisadres geïnformeerd. Als de militair toestemming verleent worden de ‘oude’ curatieve en/of bedrijfsgeneeskundige dossiers opgenomen in het geïntegreerde zorgdossier. Als de militair hiervoor geen toestemming geeft, worden de betreffende dossiers ‘onder water’ gezet of worden verzegeld. Onder water zetten betekent dat elektronische dossiers niet meer door de arts te raadplegen zijn, maar dat de gegevens nog wel bewaard zijn. Verzegelde dossiers worden op locatie van het Medisch Zorgteam bewaard. Als er geen toestemming is voor gebruik van oude dossiers dan start men met een nieuw leeg dossier. Een nieuwe intake zal dan wel nodig zijn om essentiële gegevens ten behoeve van zorgverlening en inzetbaarheidsbeoordeling weer te verzamelen. De gegevens van militairen die niet reageren op het verzoek om toestemming te geven worden van een extra beveiliging voorzien en mogen pas geraadpleegd worden als bij een eerste contact met de arts alsnog toestemming wordt verleend. Bovenstaande werkwijze is besproken met het College Bescherming Persoonsgegevens (CBP), de Functionaris gegevensbescherming (FG) en de belangenverenigingen. De belangenverenigingen hebben ermee ingestemd. De procedure wordt momenteel in detail uitgewerkt en zal zo spoedig mogelijk worden bekend gesteld en toegelicht. Het is
NMGT 63 - 1 - 3 2
2e Pilot cursus ‘Military Medical Support in the Humanitarian Arena’ in februari-maart In de nieuwsbrief van juli 2009 en in het NMGT nr. 5 (sept) 2009, p. 188-190 is verslag gedaan van een geslaagde 1e pilot cursus ‘military medical support in the humanitarian arena’ (zie bijgevoegde link): http://intranet.mindef.nl/images/NMGT%20625%20(Intranet)_tcm4-497467.pdf Hierbij is aangegeven dat in december 2009 een 2e pilot cursus zou plaatsvinden. In overleg met het IDGO is deze 2e pilot cursus gepland in februari - maart 2010. Zodra de exacte datum bekend is, zal hierover gecommuniceerd worden.Voor informatie kunt u terecht bij luitenant-kolonel Van der Wal, e-mail:
[email protected] Recht op aanvulling van het medisch dossier Naar aanleiding van vragen vanuit de belangenverenigingen over het recht van een patiënt om informatie over (mogelijke) blootstelling aan gevaarlijke stoffen of omstandigheden in zijn medisch dossier op te laten nemen het volgende: Hulpverleners zijn op grond van de Wet inzake de geneeskundige behandelingsovereenkomst (WGBO) verplicht een dossier aan te leggen. Vanwege de diversiteit in de gezondheidszorg geeft de wet geen uitputtende omschrijving van de inhoud ervan maar kiest voor het criterium dat die gegevens moeten worden opgenomen die noodzakelijk zijn voor een goede hulpverlening aan de patiënt. Het aanleggen van een dossier heeft tot doel de kwaliteit van de hulpverlening te waarborgen. Onderdeel van die kwaliteit is het waarborgen van de continuïteit van de zorg. Patiënten kunnen een hulpverlener op basis van de WGBO verzoeken om hun dossier aan te vullen met een door hen afgegeven verklaring over de in het dossier opgenomen stukken. De verklaring kan van henzelf afkomstig zijn of van anderen en kan
28
JANUARI 2010
Nederlandse Vereniging van Algemeen Militair Artsen (NVAMA) Op 3 oktober 2008 is de Nederlandse Vereniging van Algemeen Militair Artsen (NVAMA) opgericht. De NVAMA wil een onafhankelijke vereniging worden door en voor Algemeen Militair Artsen (AMA), met als voornaamste doel het professionaliseren van de beroepsgroep. De NVAMA wil dit doel bereiken door het handhaven c.q. verbeteren van de kwaliteit van de opleiding tot AMA, het bevorderen en borgen van de kwaliteit van de algemene militaire geneeskunde in Nederland, het opbouwen van een netwerk van AMA’s en het behartigen van belangen van deze beroepsgroep. Inmiddels heeft de NVAMA ruim 45 leden. Er zijn commissies gevormd voor opleiding, nascholing en activiteiten. Dit jaar heeft de NVAMA twee AMA-dagen georganiseerd. Het thema van de eerste AMA-dag was: ‘de toekomst van de AMA’. Op deze dag is er gesproken over de opleiding en de loopbaanmogelijkheden voor AMA’s bij Defensie. Tijdens de tweede AMA-dag werd de eerste algemene ledenvergadering gehouden en werd de militaire schietvaardigheid in een schietsimulator beoefend. De beide AMAdagen werden goed bezocht door AMA’s en andere belangstellenden vanuit Defensie. Meer informatie over de NVAMA is te vinden op de website: www.nvama.nl of stuur een e-mail naar het bestuur:
[email protected]
een aanvulling of een afwijking inhouden van wat er in het dossier is opgenomen. Een dergelijke verklaring zou ervoor kunnen zorgen dat een vollediger of juister beeld ontstaat van hun persoon of hun gezondheidstoestand. Voorbeelden zijn rapportages naar aanleiding van een second opinion en gegevens over blootstelling aan gevaarlijke stoffen. De hulpverlener moet aan het verzoek voldoen, ook al zou hij het met de inhoud van de verklaring(en) niet eens zijn. Naast de mogelijkheden om (mogelijke) blootstellingen in het medisch dossier te vermelden kan ook gewezen worden op mogelijkheden om blootstellingen als incident te melden en/of in het kader van Persoonsregistratie Gevaarlijke Stoffen (PRGS) via de commandant vast te laten leggen. PRGS gegevens worden opgenomen in het persoonsdossier. Belgisch onderzoek HAWK-straling onder de loep genomen Vorig jaar is een Belgisch rapport verschenen dat de resultaten beschrijft van onderzoek bij Belgische militairen die gewerkt hebben met het HAWK-radarsysteem. Dit onderzoek is onlangs op verzoek van Defensie beoordeeld door het Kennisplatform Elektromagnetische Velden. Het Belgische onderzoek is uitgevoerd onder Belgische militairen die tussen 1963 en 1994 op bases in Duitsland gelegerd waren. Daarbij zijn de overlijdensgegevens onderzocht van groepen militairen die werkten op bases waar een HAWK-systeem aanwezig was en groepen militairen die werkten op bases zonder deze installatie. Dit onderzoek toont aan dat bij militairen die op bases hebben gewerkt met het HAWK-systeem in vergelijking tot de andere (controle)groepen, vaker bloed-, lymfeklier- en beenmergkanker (leukemie) wordt gezien als doodsoorzaak. Radarstraling wordt in de publicaties als één van de mogelijke factoren genoemd. Voor de in het Belgische vervolgonderzoek vastgestelde hogere sterfte door bovengenoemde vormen van kanker wordt geen oorzaak gegeven. Uit het onderzoek kan niet geconcludeerd worden of blootstelling aan elektromagnetische straling of röntgenstraling een verklaring is voor het geobserveerde verschil in sterfte door kanker. De algemene (kanker)sterfte bij de onderzochte groepen Belgische militairen is overigens niet verhoogd. Defensie zal een studie uitvoeren naar de haalbaarheid van onderzoek naar de gevolgen voor Nederlands personeel door het werken met of rond HAWKinstallaties. Meer informatie over dit onderwerp vindt u op bijgevoegde link: http://intranet.mindef.nl/portaal/actueel/nieuws/Nieuwsberichten/2009 /augustus/20090827_belgisch_onderzoek_hawk_straling_onder_de_ loep_genomen.aspx
Ratificatie STANAG 2538 en STANAG 2126 Het Nederlands standpunt t.a.v. STANAG 2538 ‘Animal care and welfare and veterinary support during all phases of military deployments’ (AMedP-19)’ is ratificate zonder voorbehoud. Ten aanzien van de STANAG 2126 ‘First-aid dressings, First aid kits and emergency medical care kits’ is het Nederlands standpunt ratificatie met voorbehoud. Als voorbehoud moet worden vermeld dat de Nederlandse krijgsmacht de mitella op ZHKH-niveau niet als standaardverstrekking hanteert. Uitreiking Matak Fontein Penning De Matak Fontein Penning wordt uitgereikt aan militair artsen en verpleegkundigen die zich verdienstelijk hebben gemaakt op het gebied van de operationele geneeskunde en die daarmee in de voetsporen treden van de militair arts Dirk Matak Fontein. De penning wordt jaarlijks door de IMG uitgereikt, tijdens het inmiddels traditionele Matak Fontein diner. Onder voorzitterschap van de huidige IMG is de commissie van aanbeveling uitgebreid met de Directeur Militaire Gezondheidszorg en de stafarts van de KMar. Dit jaar is de penning op 18 juni uitgereikt aan sergeant-majoor E.A. de Bakker, sergeant-majoor H.E. Cornelissen en majoor-arts A.A. van der Krabben en op 11 september aan kapitein ter zee-arts C.P. Bleeker. Bent u geïnteresseerd in het uitgebreidere verhaal achter de Matak Fontein Penning dan kunt u dit nalezen in het NMGT, jrg. 60 (2007) nr. 3 (mei) p. 101-105 via bijgevoegde link: http://intranet.mindef.nl/images/nmgt%2060-3%20(definitief)_tcm4158772.pdf
Internetpagina: nieuws over angst en depressie Om een breed publiek op een laagdrempelige manier te informeren over de laatste ontwikkelingen op het gebied van onderzoek naar depressie en angst is een nieuwe internetsite gelanceerd: http://www.nodea.nl/ Op deze site vindt u o.a. verwijzingen naar wetenschappelijke publicaties, behandelmethoden, en informatie over soorten depressies en angststoornissen.
Deze nieuwsbrief is een maandelijkse uitgave van de Directie Militaire Gezondheidszorg (DMG). Reacties op de onderwerpen uit deze of eerdere nieuwsbrieven of ideeën, kunt u e-mailen naar
[email protected] Deze nieuwsbrief en meer informatie over (militaire) gezondheidszorg is te vinden op het intranet Defensie: http://intranet.mindef.nl/portaal/pp/mgz/index.aspx en op de pagina Gezondheidszorg Defensie: http://intranet.mindef.nl/portaal/pp/gezondheidszorg_defensie/index.aspx Aan- of afmelden voor de nieuwsbrief kan via Paulien Burema, tel: 070-339 6518 of per e-mail:
[email protected]
Nieuwsbrief Militaire Gezondheidszorg Nummer 11, november 2009
Personele aangelegenheden DMG De Directeur Militaire Gezondheidszorg, brigade-generaal-arts Van der Meer is 3 november vertrokken naar Afghanistan. Tot 10 maart 2010 zal hij daar de functie van C-CONTCO vervullen. Zijn functie wordt in die periode waargenomen door kapitein ter zee-arts Gerretse. Voor het nieuwsbericht van de commando-overdracht op 7 oktober jl. zie: http://intranet.mindef.nl/portaal/actueel/nieuws/ Nieuwsberichten/2009/november/20091110_ commandantenoverdracht.aspx
NMGT 63 - 1 - 3 2
Daarnaast hebben er binnen de DMG een aantal personele wisselingen plaatsgevonden. Luitenant-kolonel-arts Zwetsloot (Afd. Strategisch Gezondheidszorg Beleid) is per 1 oktober gestart bij de Arbodienst Defensie. Zijn functie is overgenomen door kapitein-luitenant ter zee-arts Sanches. Luitenant-kolonel Van der Zanden (SGB/internationale aangelegenheden) is m.i.v. 1 november geplaatst bij CZSK/afd. GPZ. Hij is opgevolgd door luitenant-kolonel Hamstra. Na zijn uitzending in Afghanistan, is luitenant-kolonel-apotheker Meinen m.i.v. 5 oktober begonnen
29
JANuaRI 2010
Verslag werkzaamheden RZO aangeboden aan staatssecretaris Defensie De Raad voor civiel-militaire Zorg en Onderzoek (RZO) heeft woensdag 14 oktober het verslag van zijn werkzaamheden over de periode juli 2007-juli 2009 aan de staatssecretaris van Defensie aangeboden. De RZO fungeert als toezichthouder op het Landelijk Zorgsysteem Veteranen (LZV), waarin het DienstenCentrum Bedrijfsmaatschappelijk Werk, de Dienst Geestelijke Verzorging en de Militaire Geestelijke Gezondheidszorg (MGGZ) samen met 16 civiele ggz-instellingen zorg verlenen aan veteranen, dienstslachtoffers en hun dierbaren. Daarnaast adviseert de RZO de staatssecretaris over (de richting van) het wetenschappelijk onderzoek op het gebied van aandoeningen van veteranen en actief dienende militairen gerelateerd aan uitzendingen.
in zijn functie bij de afdeling Algemeen Gezondheidszorg Beleid (AGB). Tot slot is de Afdeling Gezondheidszorg Plannen (AGP) m.i.v. 15 september versterkt door de komst van mevrouw Pijpker-Westervoorde. Zij is secretaris van het project: Toekomstvisie Militaire Gezondheidszorg. Klik op bijgevoegde link voor het actuele overzicht van DMG medewerkers. http://intranet.mindef.nl/portaal/pp/mgz/Wie_is_wie/Wie_is_wie.aspx M.i.v. 1 december 2009 geen bloedgroep meer op het herkenningsplaatje Met ingang van 1 december 2009 zal de bloedgroepbepaling t.b.v. het herkenningsplaatje worden stopgezet. Zoals in de nieuwsbrief van februari 2009 werd vermeld is door deskundigen aangegeven dat voor het bepalen van het toe te dienen bloedproduct nooit wordt uitgegaan van hetgeen op het herkenningsplaatje is vermeld. In principe wordt nl. altijd een kruisproef uitgevoerd om de verenigbaarheid van het donorbloed met de patiënt zo optimaal mogelijk te maken. Het KPU bedrijf is op dit moment nog niet in staat om het herkenningsplaatje aan te maken, daarom moeten gezondheidscentra vooralsnog het herkenningsplaatje gewoon via de MBB aanvragen (zonder vermelding van de bloedgroep).
RIVM Rapport: Staat van Infectieziekten in Nederland, 2008 De Staat van Infectieziekten geeft inzicht in epidemiologische ontwikkelingen van infectieziekten in Nederland. Het beschrijft ook de ontwikkelingen in het buitenland die voor Nederland relevant zijn. Deze jaarlijkse uitgaven informeert de beleidsmakers bij het ministerie van VWS en bij het Centrum Infectieziektebestrijding (CIb) van het RIVM. In 2008 en de eerste helft van 2009 waren de meest in het oog springende gebeurtenissen in Nederland: de uitbraak van Q-koorts, de toename van bof, enkele clusters van mazelen en de verspreiding van nieuwe influenza A H1N1. Elk jaar komt ook een thema aan bod: dit jaar is dat de vergrijzing en de mogelijke infectieziekterisico’s voor de volksgezondheid. Het rapport is na te lezen via bijgevoegde link: http://intranet.mindef.nl/images/210211005_tcm4-515050.pdf
Opvragen medische tijdschriftartikelen Het opvragen van medische tijdschriftartikelen kan nu rechtstreeks bij het documentatiecentrum van DCDI. U kunt uw aanvraag per e-mail indienen bij mevrouw Dijkstra
[email protected] of de heer Brandenburg
[email protected] Nieuwe Influenza A(H1N1)-Vaccinatie t.b.v. operationeel uitgezonden militairen In verband met de Nieuwe Influenza A(H1N1) pandemiebestrijding heeft de minister van VWS besloten om bepaalde risicogroepen, geneeskundig personeel en mantelzorgers op vrijwillige basis te vaccineren. Daarnaast heeft het kabinet besloten vaccins ter beschikking te stellen voor militairen die uitgezonden zijn op ernstmissies. Aanvullend heeft de minister van Defensie besloten om, op advies van HDP, al het personeel dat in het kader van VVHO missies op uitzending gaat of reeds uitgezonden is, verplicht te vaccineren. Met betrekking tot de uitvoer van de verplichte vaccinatie adviseert de DMG de CDS, voor wat betreft reeds in uitzendgebieden aanwezig personeel, de prioriteit te leggen bij de ISAF, ATALANTA en Allied Protector missies. (Bron: brief P/2009017301, d.d. 29 oktober 2009) Voor meer informatie over de griep zie het informatiepunt griep voor medisch personeel: http://wiki.mindef.nl/wikidienst/wikiwebsites/ gezondheidszorg_defensie/index.php/Influenza of het informatiepunt griep voor de defensiemedewerker: http://cdcdirect.mindef.nl/portaal/Thema_paginas/Thema_Griep/ nieuwe_influenza_A.aspx
Proefschriften inzake veteranen en PTSS De meeste veteranen waarderen hun uitzendervaringen positief, ondanks de confrontatie met oorlog en geweld. De groep die er negatieve gevolgen van ondervindt, blijkt relatief klein. Dit blijkt uit het proefschrift ‘Meaning as a mission: making sense of war and peacekeeping’ van mevrouw Schok, waarop zij begin oktober aan de Universiteit van Utrecht promoveerde. Eind oktober is de heer Rademaker gepromoveerd op zijn proefschrift getiteld: ‘Personality and adaptation to military trauma’. In zijn proefschrift toont hij aan dat individuele eigenschappen, in het bijzonder het temperament en karakter een belangrijke rol spelen in de manier waarop militairen omgaan met stress en trauma, en het ontstaan van PTSS. Proefschrift: ‘Soldiers under threat’ Luitenant-kolonel Van den Berg, verbonden aan de Nederlandse Defensie Academie (NLDA), promoveerde onlangs op een onderzoek naar militairen onder dreiging. Hij keek specifiek naar de houding, het gedrag en de mening van militairen die dag in dag uit geconfronteerd worden met gevaar. Voor het onderzoek stuurde hij enquêteformulieren naar militairen onder meer in Irak en Afghanistan. Hij ontving ruim 60% van de vragenlijsten retour, zodat hij genoeg input had om hier wetenschappelijk verantwoorde conclusies aan te verbinden, bijvoorbeeld het feit dat militairen op uitzending de gedachte aan de dood verdringen en daardoor beter inzetbaar zijn en ze bovendien eerder geneigd zijn tot samenwerking. Het proefschrift ‘Soldiers under threat: an exploration of the effects of real threat on soldiers’ perceptions, attitudes and morale’ zal waarschijnlijk onderdeel van het lespakket op de NLDA worden. Het proefschrift (ISBN 978-90-8892-013-4) kan bij de bibliotheek van het Instituut Defensie Leergangen ter leen aangevraagd worden. Via bijgevoegde internetlink is het volledige proefschrift ook te downloaden: http://hbo-kennisbank.uvt.nl/cgi/nda/show.cgi?fid=1141
Wijziging telefoonnummers in draaiboek pokkenvaccinatie Defensie De telefoonlijst in het draaiboek pokkenvaccinatie Defensie (bijlage 9: pag. 44) is aangepast. Bij de DMG is een extra telefoonnummer toegevoegd: 070-318 8782. Het MGLC nummer is gewijzigd en er is een 06 nummer toegevoegd: 0513-613250 en 06-54262257. De gewijzigde versie van 29 oktober 2009 is via bijgevoegde link te downloaden: http://intranet.mindef.nl/images/Pokken%20Defensie %20Maatregelen%2Eversie%2020091029_tcm4-448223.pdf Ratificatie STANAG’s Het Nederlandse standpunt t.a.v. de STANAG 3474 ‘Temporary flying restrictions due to exogenous factors affecting aircrew efficiency’ en de STANAG 2535 ‘Deployment Health Surveillance / AMedP-21’ is ratificatie zonder voorbehoud.
Deze nieuwsbrief is een maandelijkse uitgave van de Directie Militaire Gezondheidszorg (DMG). Reacties op de onderwerpen uit deze of eerdere nieuwsbrieven of ideeën, kunt u e-mailen naar
[email protected] Deze nieuwsbrief en meer informatie over (militaire) gezondheidszorg is te vinden op het intranet Defensie: http://intranet.mindef.nl/portaal/pp/mgz/index.aspx en op de pagina Gezondheidszorg Defensie: http://intranet.mindef.nl/portaal/pp/gezondheidszorg_defensie/index.aspx Aan- of afmelden voor de nieuwsbrief kan via Paulien Burema, tel: 070-339 6518 of per e-mail:
[email protected]
NMGT 63 - 1 - 3 2
30
JANUARI 2010
training Denk jij na over de kwaliteit van training? Sinds oktober 2005 heeft Skills Meducation een mantelovereenkomst met het Ministerie van Defensie voor het leveren van alle onderwijs leermiddelen, o.a. producten van Laerdal, Adam Rouilly, Somso en Nasco. Voor meer informatie kunt u contact opnemen met Skills Meducation B.V., tel. 035 646 12 00 of
[email protected]
Kies je voor kwaliteit dan kies je voor Skills Meducation
Arendstraat 15, Postbus 1555, 1200 BN Hilversum T: 035 646 12 00 F: 035 646 12 09
[email protected]
ZieZo b e u r s
Skills 8006 adv NMGT_juni18.indd 1
18-06-2008 12:00:58
28 t/m 30 januari 2010
Ontdek je mogelijkheden met een visuele beperking www.ziezobeurs.nl (030) 261 66 88 | Expo Houten
Making Strategic Blood Programs
A Practical Reality
®
The Next Step in Red Blood Cell Processing Technology
Cell Washing
• The automated cell washing procedure
of the ACP215 provides hospitals with highquality red blood cells • Shown to reduce transfusion reactions*, a benefit for susceptible patients and for chronically transfused individuals alike.
Strategic Blood Reserves
• Proactively managing large-scale blood availability allows
donor centers to operate more effectively during periods of need.
• The ACP215 closed system minimizes the risk of bacterial
contamination and readily prepares red blood cells for long-term frozen and extended post-thaw storage.
Rare Blood Storage
• The ACP215 allows to increase the availability of rare blood and overall procedure time while providing efficient red blood cell management.
Source: * MA POPOVSKY and M MACRI, ISBT 2005 Blackwell Publishing Ltd, Vox Sanguinis, 89 (Suppl. 1), 28–111
Haemonetics BV · Tinstraat 7 · PO Box 3514 · 4800 DM Breda · Netherlands · Tel. +31 (0)76 5449 477 · Fax +31 (0)76 5449 357 ·
[email protected] Copyright © 2006 Haemonetics Corporation. HAEMONETICS, ACP and ACP logo are trademarks or registered trademarks of Haemonetics Corporation in the United States, other countries or both. All rights reserved.
COL-AD-000032(A)
safely and efficiently.
• The automated processes significantly reduce manual labor