60
Departement Sociaal Werk Bachelor in het Sociaal Werk Sociaal-Cultureel Werk
Veroordeeld tot verantwoordelijkheid Participatie van gedetineerden
CAMPUS Geel
Dieter Mouchard
Academiejaar 2009-2010
61
VOORWOORD Ik ben aan de opleiding Sociaal Werk gestart met het idee om mensen te helpen in de samenleving die het niet zo goed hebben. Doorheen mijn opleiding heb ik geleerd dat er verschillende manieren zijn om mensen te helpen. De manier van het sociaalcultureel werk sprak me hierin het meeste aan. Werken met kansengroepen op een informele manier om zo te werken aan zelfontplooiing. Tijdens mijn opleiding hebben we kennis gemaakt met allerhande doelgroepen waarvoor we kunnen werken. Één doelgroep is bijna nooit aangehaald, namelijk de gedetineerden. Ik ben dan ook blij dat ik de kans heb gekregen om mee te werken aan een eindwerk waarbij het instituut ‘gevangenis’ van dichterbij werd bekeken. Ik heb ervaringen opgedaan die ik anders nooit had opgedaan zoals gevangenisbezoeken, gespreksavonden met gedetineerden, enzovoort. Mede dankzij de kans die ik gekregen heb met dit eindwerk, heb ik mijn kennis, visie en insteken op het sociaal werk verbreed. Dit eindwerk is niet tot stand kunnen komen zonder enkele mensen die ik zou willen bedanken. Ik wil de medewerkers bedanken van De Rode Antraciet, die me zeer boeiende en waardevolle informatie hebben bezorgd voor dit eindwerk en tijd hebben vrijgemaakt om mijn vragen te beantwoorden. Verder wil ik ook mijn ouders bedanken. Zij hebben het mogelijk gemaakt dat ik aan deze opleiding gedurende drie jaar heb kunnen volgen. Ze waren ook een steun doorheen het hele studie- en eindwerkproces.
62
INLEIDING Detentie met het oog op resocialisatie en reïntegratie, dat is wat we voor ogen houden in ‘Veroordeeld tot verantwoordelijkheid – Straftijd in een persoonlijk traject’. Dit willen we doen door enerzijds de gedetineerden hun verantwoordelijkheid te laten opnemen en anderzijds door een normaliseringsproces door te voeren binnen de gevangenis. Participatie van gedetineerden geeft invulling aan beide aspecten. Door de gedetineerde te laten participeren kan hij zijn verantwoordelijkheid stelselmatig opnemen. Om ervoor te zorgen dat de gedetineerde kan participeren, moet er een aanbod aanwezig zijn dat gelijkend is op dat van de samenleving buiten de gevangenis, een deel van het normaliseringsproces. In dit eindwerk spits ik me toe op de participatie op vlak van cultuur, sociaal-cultureel werk en sport in de gevangenis. Allereerst behandel ik de verschillende beleidsdocumenten die te maken hebben met de participatie van de gedetineerden. Ik vertrek vanuit artikel 23 van de grondwet, die voorschrijft dat iedereen recht heeft op culturele en maatschappelijke ontplooiing. Daarna is er het ‘Strategisch Plan Hulp- en Dienstverlening aan gedetineerden’, dat vooral ingaat op het recht op hulp- en dienstverlening in de gevangenis. Na dit plan volgt de ‘Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden’, die zes basisbeginselen formuleert omtrent de rechten van de gedetineerden. Het laatste beleidsdocument is het participatiedecreet. Dit decreet beoogt de ondersteuning, verrijking en versterking van de participatie in het cultuur-, jeugd-, en sportbeleid. Na de beleidsdocumenten ga ik dieper in op het begrip ‘participatie’. Hierin komt de participatieladder van Arnstein uitgebreid aan bod. Bij het theoretisch kader van deze participatieladder haal ik concrete voorbeelden aan om de theorie aan de praktijk te koppelen. Dit is belangrijk om er voor te zorgen dat er geen taalverwarring over het begrip ontstaat. Hierbij behandel ik ook kort het belang van participatie in de samenleving en voor kansengroepen. Bij participatie in de gevangenis kijk ik per domein naar de relevantie van het domein en het aanbod van het domein. De verschillende domeinen die ik behandel zijn: cultuur, sociaal-cultureel werk en sport. Bij cultuur komt de bibliotheekwerking aan bod naast projecten die zijn gedaan rond film en optredens binnen de gevangenis. Sociaalcultureel werk bekijk ik voornamelijk vanuit sociaal-culturele en sociaal-artistieke projecten. Sport, tenslotte, behandel ik aan de hand van sociale, lichamelijke en mentale invloeden op de gedetineerden. Dit eindwerk sluit ik af met kritische bemerkingen over participatie binnen de gevangenis. Dit deel spitst zich vooral toe op rol die de penitentiaire beambten spelen bij participatie in de gevangenis.
63
1
BELEID ROND PARTICIPATIE VAN GEDETINEERDEN
Participatie van gedetineerden is niet louter gestoeld op een wens van sociaal werkers, ook in de grondwet wordt er impliciet naar verwezen en ook andere beleidsdocumenten handelen over participatie van gedetineerden. Zo een wettelijke basis is noodzakelijk om van de wens ook realiteit te maken. Reeds in de grondwet werd er verwezen naar het recht op een menswaardig leven. Het is artikel 23 dat dit recht behandelt. Binnen dit artikel 23 wordt nog eens expliciet verwezen naar het recht op culturele en maatschappelijke ontplooiing (De Belgische Grondwet, 1994). Omdat deze grondwet voor iedereen geldt binnen het grondgebied van België, heeft dit ook weerslag op de personen in de Belgische gevangenissen. In de loop der jaren is dit artikel van de grondwet verder onder de loep genomen en zijn er beleidsdocumenten opgesteld die dieper ingaan op het thema. Als eerste is er het Strategisch Plan Hulp- en Dienstverlening aan gedetineerden van de Vlaamse overheid. Na dit plan kwam er de Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden van de Federale Overheidsdienst Justitie. Het meest recente beleidsdocument rond het thema van participatie is het participatiedecreet.
1.1
Strategisch Plan gedetineerden
Hulp-
en
Dienstverlening
aan
Het eerste beleidsdocument dat inzoomde op de participatie van gedetineerden is het Strategisch Plan Hulp- en Dienstverlening aan gedetineerden van 2000. In dit Strategisch Plan ijvert de Vlaamse overheid voor een volwaardige en harmonische ontplooiing van gedetineerden in de samenleving. Het uitgangspunt van dit plan is dat de gedetineerden hun grondrechten blijven behouden, inclusief het recht op maatschappelijke hulp- en dienstverlening. Het recht op hulp- en dienstverlening stopt dan ook niet bij de muren waartussen de gedetineerden zich bevinden, de gedetineerden blijven nu eenmaal lid van de samenleving. Ze moeten dus de kans krijgen om zich ook binnen de gevangenismuren te ontplooien en daarbij ook volwaardig te kunnen participeren. Op die manier kan de gedetineerde zelf aan zijn rehabilitatie werken. Het plan richt zich niet enkel op de noden van de gedetineerden maar nodigt de gedetineerden uit om hun verantwoordelijkheid op te nemen ten opzichte van de slachtoffers en ten opzichte van de samenleving. Voor deze herstelgerichte detentie moet in het aanbod van hulp- en dienstverlening dan ook plaats zijn. Er moet een evenwicht worden bereikt in het aanbod tussen het verhogen van het zelfwaardegevoel en het bieden van kansen enerzijds en in het responsabiliseren van de gedetineerde anderzijds. De gedetineerden worden geresponsabiliseerd door hen kansen aan te reiken om te reflecteren over de gevolgen van hun gedrag, hen mogelijkheden te bieden om en aan te zetten tot de aangerichte schade aan hun slachtoffers en de samenleving zoveel mogelijk te herstellen. Met dit plan zijn de eerste stappen gezet tot het implementeren van een hulp- en dienstverleningsaanbod in de gevangenis. Het Strategisch Plan werkt aan de invulling van het recht op hulp- en dienstverlening in de gevangenis en aan de kansen die gedetineerden krijgen om van dit recht gebruik te maken (Vlaamse overheid, 2000).
1.2
Basiswet betreffende het gevangeniswezen rechtspositie van de gedetineerden
en
de
Een ander beleidsdocument waarin verwezen wordt naar participatie van gedetineerden is de ‘Basiswet betreffende het gevangeniswezen en de rechtspositie van de gedetineerden’. In deze basiswet van 2005 formuleert de federale overheid zes basisbeginselen die de rechtspositie van de gedetineerden moeten vrijwaren. Bij deze basisbeginselen zijn er enkele artikels die betrekking hebben op de participatie van de gedetineerde binnen de gevangenis. In artikel 6 van de basiswet wordt geformuleerd dat de gedetineerde aan geen andere beperkingen van zijn politieke, burgerlijke,
64
sociale, economische of culturele rechten mag worden onderworpen, tenzij die voortvloeien uit de vrijheidsbenemende maatregel. De sociale en culturele rechten bepalen dat iedereen de kans moet krijgen om te participeren aan cultuur, sport en onderwijs. Het artikel 7 handelt over een klimaat van overleg in de gevangenis. Zo zou er een overlegorgaan opgericht moeten worden zodat de gedetineerden de gelegenheid op inspraak hebben in aangelegenheden van maatschappelijk belang. Participeren is niet enkel deelnemen maar ook inspraak hebben (Federale Overheidsdienst Justitie, 2005).
1.3
Participatiedecreet
Een laatste document waarin expliciet wordt verwezen naar de participatie van de gedetineerde is het participatiedecreet van het Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media (2008). Het participatiedecreet beoogt de ondersteuning, verrijking en versterking van de participatie in het cultuur-, jeugd- en sportbeleid. Dit doet het decreet met speciale aandacht voor kansengroepen, zoals gedetineerden. De participatie in zijn verschillende dimensies wordt in het participatiedecreet als eerste en belangrijkste aandachtspunt gesteld. Daarnaast werkt het participatiedecreet aanvullend en ondersteunend voor de sectoraal georganiseerde decreten en beleidsvoering. Dit gebeurt in de domeinen cultuur, jeugd en sport. Het participatiedecreet werkt tevens sectoroverschrijdend. Het zal zich niet beperken tot ofwel het sport-, ofwel het cultuur-, ofwel het jeugdbeleid. Op vlak van ondersteuning biedt het decreet een combinatie van maatregelen. Ten eerste is er het structureel inbedden van de beleidsaandacht voor een aantal specifieke doelgroepen. Ten tweede is er de verankering van enkele specifieke en sectoroverschrijdende participatieinstellingen. Ten derde is er het creëren van een subsidiekader voor vernieuwing rond participatie. Het decreet formuleert participatie als volgt: het deelnemen aan en het deelhebben in het cultuur-, jeugdwerk- en sportaanbod (Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, 2008). Door het decreet is het mogelijk om als organisatie structurele subsidies aan te vragen voor de werking rond participatie met kansengroepen. Voor participatie van gedetineerden is er slechts 1 organisatie per beleidsperiode die wordt gesubsidieerd. Er wordt dan een beheersovereenkomst geschreven tussen de Vlaamse overheid en de organisatie. In deze overkomst worden de strategische en operationele doelstellingen en de bijhorende indicatoren bepaald. Daarna concretiseert de organisatie de beheersovereenkomst in een meerjarenplan. Deze concretisering wordt dan door de organisatie voorgelegd aan de administratie voor de goedkeuring. De organisatie die deze beleidsperiode wordt gesubsidieerd is De Rode Antraciet. De organisatie gaat uit van de waardigheid, de mogelijkheden en de verantwoordelijkheidszin van elke persoon. Ze biedt een eigen gevarieerd en gespecialiseerd aanbod aan gedetineerden en hun directe sociale omgeving. Ook bieden zij een aanbod voor al wie strafrechterlijk met justitie in aanraking komt en voor wie werkzaam is in de penitentiaire context als leefwereld, zoals penitentiaire beambten. De Rode Antraciet stimuleert ook de actieve aanwezigheid van de culturele sector in de penitentiaire wereld. Op die manier brengt ze persoonlijke groeiprocessen op gang die de kans op sociale reïntegratie vergroten (De Rode Antraciet). Er kan ook een subsidie worden aangevraagd voor projecten ter bevordering van de participatie van kansengroepen in cultuur, jeugdwerk of sport (Departement Cultuur, Jeugd, Sport en Media, 2008). Één van de kansengroepen die in het decreet wordt vernoemd zijn gedetineerden. Er kunnen projecten ingediend worden ter bevordering van de participatie van gedetineerden om subsidies te ontvangen. Een project wordt aan verschillende criteria getoetst om kans te maken op subsidies. Het eerste criterium is de mate waarin het project inspeelt op en tegemoetkomt aan de eigenheid van de kansengroep. Het tweede criterium omvat de mate waarin het project een voorbeeldof voortrekkersfunctie heeft voor de Vlaamse cultuur-, jeugdwerk-, of sportpraktijk op vlak van de methode, de communicatie, de netwerkvorming of de manier om de
65
kansengroep te bereiken. Als derde wordt er gekeken naar de mate waarin het project in aanmerking kan komen voor subsidiëring via een decreet dat betrekking heeft op aangelegenheden binnen het beleidsdomein Cultuur, Jeugd, Sport en Media, met uitzondering van dit decreet. Als vierde wordt de mate waarin het project interculturaliteit beoogt onder de loep genomen. Het vijfde en laatste criterium is de mate waarin het project expliciet aandacht besteedt aan ouderen. Een organisatie die al gesubsidieerd wordt voor de bevordering van de participatie van gedetineerden kan ook subsidie ontvangen voor een project ter bevordering van de participatie van gedetineerden.
66
2
WAT IS PARTICIPATIE
2.1
Participatieladder
Participatie is een veelgebruikte term in de samenleving. Er heerst echter vaak taalverwarring over het begrip. Participatie is meer dan enkel deelnemen, het is ook deelhebben aan het aanbod. Het verschil tussen deze twee is het verschil in niveau van participatie (Vranken, Dierckx, & Wyckmans, 2009). Arnstein (1969) heeft verschillende niveaus van participatie benoemd en heeft deze niveaus in een instrument gegoten, namelijk de participatieladder. Op deze ladder zijn er zes niveaus te onderscheiden gaande van laag participatief tot hoog participatief. Het niveau van participatie wordt gekenmerkt door de mate van inspraak die het individu of de doelgroep heeft ten aanzien van het aanbod. De onderste sport van de ladder is informeren. Het individu of de doelgroep wordt geïnformeerd over het bestaande aanbod zodat zij kunnen deelnemen aan een activiteit, vorming of dergelijke. Een sport daarboven staat ‘raadplegen’. De betrokkene wordt geraadpleegd vooraleer een aanbod te creëren. Er wordt gepolst naar ideeën bij de betrokkenen, dit kan aan de hand van bijvoorbeeld een enquête gebeuren. De betrokkene heeft op dit niveau een geringe mate van inspraak, hij kan namelijk zijn ideeën laten blijken. Het derde niveau van participatie is het advies vragen van de betrokkenen. Dit advies is concreter dan de vage ideeën op het voorgaande niveau. Een niveau hoger dan het adviseren staat de coproductie van plannen. Hierbij wordt de doelgroep betrokken om zelf na te denken over en het opzetten van concrete plannen. Het individu maakt samen met de beleidsmakers plannen die worden uitgevoerd. Op het vijfde niveau van participatie wordt het individu als partner gezien. Het individu mag mee beslissen over wat er precies zal gebeuren. De stem van de betrokkenen telt. De laatste en bovenste sport van de ladder is zelfbestuur. Hierbij beslissen de betrokkenen niet alleen, ze zijn ook betrokken bij alle uitvoeringsfaciliteiten en hebben zelf continu verantwoordelijkheid over het aanbod (Dierckx, 2009-2010). De participatieladder is een indicator betreffende het niveau van de participatie. Een participatieproces van een individu kan geplaatst worden op meerdere sporten van deze ladder. De meeste participatieprocessen zitten namelijk complexer in mekaar. Toch zien we dat er verschillen zijn tussen de betrokkenheid en inspraak op de verschillende niveaus. Er is namelijk een evolutie van passieve participatie (informeren) naar actieve participatie (coproductie, zelfbestuur). Hoe actiever de participatie, hoe meer betrokken het individu. Dit is ook af te leiden van de manier waarop het individu doorheen het participatie-/ besluitvoeringsproces wordt bekeken. Terwijl iemand die aan de onderste sport van de ladder als klant of als cliënt wordt aanzien, wordt iemand die bovenaan staat als partner of al (mede)verantwoordelijke aanzien. Het empoweren van de ‘doelgroep’ bestaat erin om de personen ten eerste al toe te leiden naar het aanbod maar daarenboven hen ook te laten stijgen op de participatieladder. In de gevangenis zijn de gedetineerden de ‘doelgroep’. Een eerste stap die moet worden genomen om de gedetineerden te kunnen empoweren is een aanbod voorzien. Dit aanbod wordt voorzien door enkele organisaties die zich gevestigd hebben binnen de gevangenis. Een voorbeeld van zo een organisatie is de Rode Antraciet. Zij zorgen voor aanbod binnen de gevangenis. Binnen de gevangenis zijn de mogelijkheden echter beperkt als het over de domeinen van participatie gaan. Zo wordt er nadruk gelegd op het aanbod van sport, cultuur en onderwijs. De vorm van participatie die in de gevangenis het meeste voorkomt is deze van informeren. De gedetineerden krijgen een boekje met het aanbod dat in de gevangenis wordt aangeboden, er zijn prikborden met de activiteiten van de maand of er worden flyers uitgedeeld aan de gedetineerden over een bepaalde vorming of dergelijke. Ook mondeling informeren is belangrijk. Door de verschillend manieren van informeren, weten de gedetineerden welke activiteiten er zijn en aan welke ze kunnen deelnemen. Dit vormt voor ons de ondergrens als het op participatie aankomt in de gevangenis,
67
want als de gedetineerden niet geïnformeerd worden over het aanbod, zullen ze ook niet kunnen participeren (Janssens). Het tweede niveau van participatie, raadplegen, is in sommige gevangenissen ook aanwezig. Dit gaat dan over behoeftepeilingen die in sommige gevangenissen zijn gehouden over het aanbod van de hulp- en dienstverlening in de gevangenissen. Een voorbeeld van zo een behoeftepeiling is er één die gehouden is in de gevangenis van Turnhout door de Rode Antraciet. Deze behoeftepeiling is uitgevoerd met het oog op toekomstplannen voor een sociaal artistiek project. Om een goed aanbod te kunnen voorzien, vond de organisatie het belangrijk om te peilen naar de behoeften van de gedetineerden. Zo kan de organisatie hun aanbod aanpassen, vernieuwen of verbreden naargelang de behoeften van de gedetineerden. Zo kan de organisatie zowel aanbodgericht als vraaggericht werken. De vragenlijst behelsde verschillende domeinen: volksgezondheid, regime, arbeid, vorming, sport, welzijn, ontspanning, onderwijs, herstel, directe omgeving en cultuur. Dit is een goed voorbeeld van hoe de aanbieders de doelgroep kunnen raadplegen om het aanbod te sturen (Haeseldonckx, 2010). Bij vele gevangenissen houdt het daarbij op. Er zijn wel enkele voorbeelden waarbij de gedetineerden op een hoger niveau participeren. Een voorbeeld is JailTV. Dit project is een samenwerking tussen de gevangenis van Mechelen en de Katholieke Hogeschool Mechelen. De gedetineerden maken maandelijks een televisiejournaal voor de andere gedetineerden op het interne televisiekanaal in de gevangenis. Hierbij kunnen de gedetineerden verschillende functies opnemen in de productie van het journaal, zoals cameraman, interviewer of monteur. De gedetineerden treden op als coproducent (Katholieke Hogeschool Mechelen, 2008). Een ander mooi voorbeeld van participatie op een hoger niveau vond plaats in de gevangenis van Merksplas. In de ateliers van de gevangenis maakten de gedetineerden een poppenkast voor een instituut voor mindervalide kinderen. De gedetineerden kwamen op het idee om niet enkel de poppenkast te maken maar ook een voorstelling in elkaar te steken voor de kinderen. Dit hebben ze met goedkeuring van de gevangenisdirectie in handen genomen. Ze hebben de productie volledig zelf gedaan. Dit is een mooi voorbeeld van verantwoordelijkheid opgenomen door gedetineerden (Janssens).
2.2
Belang van participatie
Het begrip participatie laat zich niet zomaar in een hokje plaatsen. Daardoor is het ook moeilijk om het belang van participatie toe te lichten. Participatie bestaat in verschillende vormen en niveaus, zoals hierboven aangehaald. Op elk niveau heeft participatie zijn nut en zijn waarde. Op alle niveaus zijn de sociale contacten die met participatie samengaan belangrijk en leerrijk. Door aan verschillende activiteiten deel te nemen of deel te hebben, wordt het sociaal netwerk uitgebreid. Een sociaal netwerk is van cruciaal belang om niet geïsoleerd te geraken in de samenleving. Binnen het sociaal netwerk en de sociale contacten ontstaan er leerkansen die kunnen worden genomen. Er zijn namelijk verschillende rollen in een groep. Aan elk van deze rollen hangen andere verwachtingen vast. De rol die in de groep wordt opgenomen is vaak anders dan de rol die tijdens het dagelijks leven wordt opgenomen. De personen komen dus verschillende aspecten van hun persoonlijkheid en van hun kwaliteiten tegen. Door deze ervaringen zullen personen zich, al dan niet bewust, ontplooien. Hoe hoger men op de participatieladder terecht komt, hoe meer de persoon zich kan ontplooien tot een inspraakhebbende persoon. Die inspraak is de hoeksteen van de democratische gedachte. De inspraak van kansengroepen is belangrijk in een samenleving. Dit zorgt ervoor dat de samenleving niet enkel wordt gestuurd door de witte middenklassers of door de mondige ‘beau
68
monde’, maar dat ook de mensen van een kansengroep zich kunnen laten gelden. Wanneer de kansengroepen de kans niet krijgen om inspraak te hebben in het beslissingsproces, dreigen ze naar de rand van de samenleving verdrongen te worden. Ze kunnen zo hun eigen belangen niet verdedigen. Het is in deze democratische samenleving belangrijk om de stem van elke burger te horen, zodat het beleid rekening kan houden met de kansengroepen. Een vergeten groep zijn heel lang de gedetineerden geweest, omdat inspraak in de gevangenis al helemaal onmogelijk was. Toch zijn deze personen een deel van de samenleving en moet er geluisterd worden naar deze mensen. Ze moeten voorbereid worden op hun vrij leven buiten de gevangenis zodat ze daar kunnen opkomen voor hun belangen en hun rechten. Een eerste stap daarin is de participatie binnen de gevangenis aan de gedetineerden garanderen. Als er binnen de gevangenis wordt deelgenomen aan het aanbod, dan is de stap kleiner om ook buiten deel te nemen. Een gevangenis is in eerste plaats een strafinrichting, maar het moet ook kansen bieden aan de gedetineerden om hun leven terug vast te pakken (Janssens).
2.3
Participatie in de gevangenis
Met de focus op reïntegratie en resocialisatie moet de theorie van de participatieladder en de wettelijkheid van de beleidsdocumenten vertaald worden naar de praktijk in de gevangenis. Dit wil zeggen dat er voor de participatie van de gedetineerden ook een aanbod moet bestaan in de gevangenis. Dit aanbod moet dan ook zoveel mogelijk elementen bevatten van het aanbod buiten de gevangenis. Deze normalisering binnen de gevangenis is noodzakelijk om de reïntegratie en resocialisatie van de gedetineerden te bevorderen. Het aanbod binnen de gevangenis bevindt zich op vijf domeinen: cultuur, sociaal-cultureel werk, sport, onderwijs en arbeid. Op de domeinen arbeid en onderwijs is er in ‘Veroordeeld tot verantwoordelijkheid – Straftijd in een persoonlijk traject’ reeds dieper ingegaan. Hieronder zal ik de domeinen cultuur, sociaal-cultureel werk en sport van dichterbij bekijken. Bij deze domeinen staat individuele ontplooiing centraal. 2.3.1
Cultuur
De eerste grote noemer waarbinnen de gedetineerden participeren is cultuur. Die participatie is zowel passief als actief deelnemen aan cultuur. Onder deze noemer zijn veel activiteiten onder te brengen: optredens, film, bibliotheekwerking, enzovoort. In tal van gevangenissen wordt er al cultuur aangeboden, met dank aan het participatiedecreet en organisaties als de Rode Antraciet. Ik geef een opsomming van culturele activiteiten die een voorbeeld zijn voor andere gevangenissen. 2.3.1.1
Optredens
Muziekoptredens in de gevangenis lijken een raar fenomeen, maar gelukkig gebeurt het reeds hier en daar. Zo is er bijvoorbeeld ‘Dranouter achter tralies’. Dit is een initiatief van de gevangenis van Ieper, Dranouter folkfestival en de Rode Antraciet. Enkele groepen die op het folkfestival spelen, komen een namiddag naar de gevangenis om daar voor de gedetineerden een muzikale afwisseling te zorgen. Hierbij wordt ook een minifestivalsfeer gecreëerd doordat de optredens in de buitenlucht doorgaan en dat er de mogelijkheid is om iets (non-alcoholisch) te drinken op de wandeling (Roelandts, De Rode Antraciet zet je in beweging, 2009). 2.3.1.2
Film
Jaarlijks vindt in Turnhout het filmfestival Open Doek plaats. Ook de gedetineerden namen deel aan een soort filmfestival. In zes Antwerpse gevangenissen organiseert De Rode Antraciet ‘Buiten Beeld’, waarbij de gedetineerden een selectie van enkele films
69
voorgeschoteld krijgen. Van deze selectie kiezen de gedetineerden dan een film die ook gedraaid wordt op Open Doek. In 2010 viel die eer te beurt aan Slumdog Millionaire (Drooghmans, 2010). 2.3.1.3
Bibliotheekwerking
De bibliotheekwerking in de gevangenis wordt gestimuleerd door de Vlaamse Overheid door subsidies toe te kennen via het participatiedecreet (Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen). De gedetineerden hebben namelijk recht op toegang tot informatie en het recht om te leren. Door een bibliotheekwerking in de gevangenis te implementeren, wordt er aan deze rechten tegemoetgekomen. Met de studiedag ‘Geboeide lectuur, naar een gevangenisbibliotheek van de 21ste eeuw’ brak De Rode Antraciet de baan open voor een onderhoud tussen verschillende mogelijke actoren. Het werd snel duidelijk dat de verschillende actoren moeilijk op een lijn te krijgen waren vanuit het lokaal cultuurbeleid. Minister Anciaux heeft daarop het initiatief genomen om via het participatiedecreet lokale openbare bibliotheken te ondersteunen om het gevangenisbibliotheekwerk te professionaliseren (De Rode Antraciet). De diensten en materialen die worden aangeboden in de gevangenissen zijn te vergelijken met het aanbod van de openbare bibliotheken. Wel is er in de gevangenisbibliotheek meer aandacht voor andere talen en andere culturen. Op deze manier wil de gevangenisbibliotheek ook de anderstaligen de kans bieden tot lezen, leren en informatie. In de bibliotheek vind je naast de gewone boeken ook tijdschriften, DVD’s, CD’s en computers. De computers hebben wel maar een beperkte toegang tot het internet. Om een bibliotheekwerking in de gevangenis in te richten, wordt er door de Vlaamse overheid een convenant afgesloten met de gemeenten die een gevangenis hebben op hun grondgebied. Een convenant is een overeenkomst van de overheid met een gemeente. De looptijd van een convenant loopt tot het einde de bestuursperiode van de gemeente, namelijk 6 jaar. Tijdens deze periode wordt de gemeente gesubsidieerd om de werking binnen de gevangenis op touw te zetten en verder te ontwikkelen. Momenteel zijn er 14 gemeenten die een convenant hebben afgesloten met de Vlaamse overheid. Deze gemeenten zijn: Antwerpen, Brugge, Dendermonde, Gent, Hasselt, Hoogstraten, Ieper, Leuven, Mechelen, Merksplas, Oudenaarde, Ruislede, Turnhout en Wortel (Agentschap Sociaal-Cultureel Werk voor Jeugd en Volwassenen). Naast de gemeenten is de gevangenisdirectie ook een belangrijke partner in het implementeren van bibliotheken in gevangenissen. De directie van de gevangenis moet nog altijd de toestemming geven voor dergelijke werking in de gevangenis. De gevangenisdirectie bepaalt ook de werking van de bibliotheek in de gevangenis. Zo hebben we tijdens bezoeken aan verschillende gevangenissen gemerkt dat de taak van de bibliothecaris wordt opgenomen door een gedetineerde terwijl dit in andere gevangenissen een ambtenaar is. Wanneer een gedetineerde de kans krijgt om de taak op zich te nemen is dit een win-win-situatie. Enerzijds heeft de gedetineerde werk binnen de gevangenis en kan zich op die manier ontplooien. Anderzijds bespaart de gevangenis op loonlast, waardoor er jaarlijks geld vrijkomt voor andere prioriteiten. 2.3.2
Sociaal-cultureel werk
Een volgend domein waaraan de gedetineerden kunnen participeren is het sociaalcultureel werk. Sociaal-cultureel werk is een tak van het sociaal werk met nadruk op vier functies die belangrijk zijn, namelijk de educatieve, culturele, activerende en gemeenschapsvormende functie. We kunnen het sociaal-cultureel werk echter ook zien als een deeldomein van cultuur, met dat verschil dat er de nadruk wordt gelegd op het ontplooiingsproces met de drie overige functies in het achterhoofd. Door een laagdrempelige aanpak wil het sociaal-cultureel werk kansengroepen betrekken in het
70
sociale en culturele aanbod in de samenleving, dus ook in de gevangenis. Door de kansengroepen te betrekken wil het een (participatie)proces met de doelgroep opzetten om het individu zo tot zelfontplooiing te laten komen. Het aanbod van sociaal-culturele activiteiten wordt in de Vlaamse gevangenissen grotendeels verzorgd door de Rode Antraciet, de organisatie die door de Vlaamse overheid wordt gesubsidieerd als vereniging ter bevordering van de culturele en sportieve participatie van gedetineerden. Hun aanbod bestaat uit verschillende projecten die ze in verschillende gevangenissen houden (Roelandts, De Rode Antraciet zet je in beweging, 2009). De doelstelling achter deze projecten is om de gedetineerden in groep bewust te laten bezig zijn. De organisatie focust op de zelfontplooiing en zelfontwikkeling van gedetineerden. De organisatie creëert een draagvlak en ruimte voor sociaal-cultureel werk in de gevangenis. Daarnaast creëert ze ook overlegorganen, samen met partners van Justitie en met partners uit de Vlaamse samenleving. De organisatie zorgt ook voor de toeleiding van het bestaande aanbod in de samenleving naar de gevangenis. Zo was er een theaterproject in de hulpgevangenis van Leuven waarin een aantal gedetineerden startten onder leiding van twee theatermakers. Met 200 toeschouwers was dit project zeer geslaagd. De Rode Antraciet probeert ook, waar mogelijk, sociaal-culturele en sociaal-artistieke projecten op te zetten. Sociaal-culturele projecten die aanslaan zijn deze waarin de burgers in de gevangenis worden uitgenodigd. Dit kan op verschillende manieren zoals een caféavond organiseren of een tentoonstelling houden met zelfgemaakte werkjes. Hierbij kunnen de gedetineerden een rol spelen op een hoger niveau van participatie. Ze kunnen inbreng doen om een dag te organiseren, de manier van aanpakken, enzovoort. Daarnaast zijn er ook nog sociaal-artistieke projecten. Bij deze projecten zijn de gedetineerden zowel deelnemer als producent. De gedetineerde kan zelf zijn weg bepalen waarin hij zijn werk voltooid. Deze projecten zijn belangrijk voor gedetineerden om hun gevoelens op een creatieve en positieve manier naar buiten te brengen. Naast de projecten vindt de organisatie de ‘gevangenismedia’ ook belangrijk om in te investeren. Zo is er de Pluskrant in de gevangenis van Antwerpen. In dit krantje staan interviews met van mensen in de gevangeniswereld, weetjes en nieuws van dienst- en hulpverlening binnen de gevangenis. Aan deze krant kunnen gedetineerden meewerken, onder toezicht van een begeleider/redacteur. Een ander concept van gevangenismedia is JailTV, televisie van gedetineerden voor gedetineerden in de gevangenis van Mechelen. Op vlak van het verhogen van de participatie van gedetineerden, is er in Brugge getracht een werkgroep sociaal-cultureel werk op te richten. Bij dit initiatief zaten verschillende actoren van de gevangeniswereld en was bedoeld om de gedetineerden meer inspraak te gunnen. Door de tegenkantingen van de penitentiaire beambten en de vakbonden is deze werkgroep ontbonden. De reden van de tegenkantingen is de behoudsgezinde visie van vele penitentiaire beambten, die geen inspraak van gedetineerden duldt. Dit is een impliciete boodschap om behoud van macht (X, 2010). 2.3.3
Sport
Naast de culturele participatie is ook de participatie aan sport belangrijk. “Mens sana in corpore sano” is een leuze die ook in de gevangenis van toepassing is. Net zoals bij de culturele participatie wordt de nadruk gelegd op ontplooiing. Bij sport zijn er enkele aspecten waarop de gedetineerden worden aangesproken. Ten eerste is er het sociale aspect. Sport gebeurt vaak in groepsverband en in de gevangenis al helemaal. De gedetineerden worden tijdens de sportmomenten met elkaar geconfronteerd, zowel in positieve als negatieve zin. Men ervaart de slechte kantjes van andere gedetineerden die ze niet vaak zien, zoals onsportief gedrag. Maar ook kan er iemand goed zijn in een sport, waardoor men deze gedetineerde in de positieve zin leert kennen. Dit zijn leerprocessen voor de gedetineerden om te leren omgaan met winst en verlies. De gedetineerden leren ook samenwerken en ze leren de regels van de fair-play. De taal
71
van de sport universeel. Het is een goed medium om individuen en groepen dichter bij elkaar te laten komen om een zelfde doel na te streven (Azzouz, 2006). Naast het sociale aspect van sport is er ook het lichamelijke aspect. De gedetineerden krijgen de kans om zich fit en gezond te houden op lichamelijk vlak. Beweging en frisse lucht zijn hierbij belangrijk. Daarom wordt er door verschillende sportmonitoren een afwisselend programma van diverse sporten voorzien, om ieder wat wils te bieden. De Rode Antraciet heeft sportfunctionarissen in dienst die een aanbod op maat voorzien voor de gedetineerden. Dit doen ze door een sportbeleid uit te tekenen op lange termijn, voorzien van jaarlijkse doelstellingen. Het sportbeleid heeft de bedoeling om bij te dragen tot reïntegratie van gedetineerden, normalisering ten opzichte van de buitenwereld en bevordering van herstelgerichte detentie. Om er voor te zorgen dat er een continu, duurzaam en kwaliteitsvol aanbod voor gedetineerden ontstaat, zullen de lokale en bovenlokale instanties gesensibiliseerd moeten worden. Ook moeten er externe partners betrokken worden, zoals sportclubs, Bloso, federaties, provincies, enzovoort. Als extra ondersteuning om sport aan te moedigen in de gevangenis heeft Tom Huys in 2004 een boek geschreven: ‘Fitness tussen de muren’. Het boek is geschreven om mensen de mogelijkheid te bieden oefeningen te doen in een kleine ruimte, zoals de cel van de gedetineerden. Dit is specifiek gedaan omdat de gedetineerden het grootste deel van hun dag op hun cel verblijven waardoor er bewegingsarmoede dreigt te ontstaan. In het boek staan eenvoudige oefeningen die de gedetineerden de mogelijkheid bieden om hun lichamelijk conditie op peil te houden. Dit boek bevordert de autonomie van de gedetineerden in de gevangenis, omdat ze niet meer afhankelijk zijn van de sportmomenten die gevangenis voorziet om ook effectief te sporten (Roelandts, De Rode Antraciet zet je in beweging, 2009). Als laatste aspect is er ook nog het mentale aspect. Tijdens het sporten worden de gedetineerden uit hun dagelijkse sleur gehaald. De sport betekent dus voor hen een welgekomen afwisseling van hun celregime. Zo komen de gedetineerden ook in contact met andere gedetineerden, waardoor ze andere conversaties kunnen voeren dan deze tegen hun celgenoten. Ook vormt sport een uitstekende uitlaatklep. Hierdoor kunnen ze hun gedachten verzetten en zich inzetten voor iets (Azzouz, 2006). Het aanbod van sport in de gevangenis is beperkt, mede door veiligheidsredenen en infrastructuur. De sporten die binnen de gevangenis het meeste voorkomen zijn fitness en tafeltennis. Bij verschillende gevangenissen staan er tafeltennistafels op de wandeling, omdat er daar plaats is. Maar het grote probleem daar is dan dat er wind is en dat het lichte balletje gaat vliegen bij de kleinste zucht. De infrastructuur op gebied van sport kan in de gevangenissen beter, want sporten kan bijna uitsluitend op de wandeling. Een uitzondering daarop is de fitnessruimte. Deze ruimte neemt dan ook een grote hap uit het budget. De verschillende toestellen, al dan niet tweedehands, zijn prijzig en dienen ook onderhouden te worden. Wel geeft in een behoeftenonderzoek bijna 90% van de beklaagden en 66% van de veroordeelden aan te willen fitnessen. Voetbal komt na tafeltennis en fitness pas op de derde plaats. (Haeseldonckx, 2010) In de gevangenis van Leuven-Centraal wordt er ook een minivoetbaltoernooi georganiseerd binnen de gevangenis. Gedetineerden kunnen zich dan in groepjes van zes personen inschrijven voor het toernooi. Deze formule heeft succes want er waren een achttal ploegen ingeschreven. Op deze manier zijn de gedetineerden aan het sporten maar doen ze het niet zonder doel, maar proberen ze zo ver mogelijk te geraken in het toernooi. Dit maakt ook dat ze een doel kunnen stellen binnen de gevangenis en het geeft hen iets om naar toe te leven. Wel moet er opgepast worden voor overdreven competitiedrang met ruzie en agressie tot gevolg. Al is dat ook een goed leerproces voor de gedetineerden om leren om te gaan met verlies.
72
3
KRITISCHE BEMERKINGEN
Participatie in de gevangenis is een mooie doelstelling, toch zijn er enkele kritische bemerkingen waarmee ook rekening mee moet gehouden worden. Ten eerste is er de gedragenheid, of beter gezegd de niet-gedragenheid van het concept bij de penitentiair beambten. Tijdens verschillende interviews, van verschillende actoren, kwam naar voor dat de penitentiair beambten terughoudend staan tegenover veranderingen in de gevangenis. Deze terughoudendheid is door verschillende factoren te verklaren. Ten eerste hebben zij een visie op detentie die gericht is op straffen: “De gedetineerden moeten niet in de watten gelegd worden”. Door deze visie belemmeren de penitentiaire beambten vaak dat er bepaalde activiteiten kunnen doorgaan. In de media is er veel te horen over stakingen, als drukkingmiddel om meer veiligheid te garanderen. De penitentiaire beambten hebben het dan vooral over statische veiligheid. Veiligheid die gericht is op het voorkomen van problemen. Dit terwijl er ook sprake is van dynamische veiligheid. Dynamische veiligheid is veiligheid die gecreëerd wordt door in te spelen op de situatie, door de manier van handelen. Dit is een groot verschil in veiligheid. De nadruk op statisch veiligheid zorgt ervoor dat de gedetineerden beknot worden in hun rechten, zoals participatie aan sport of cultuur, omdat er mogelijk een risico is. Dynamische veiligheid daarentegen komt tot stand door een goede houding aan te nemen ten opzichte van de gedetineerden. Hierdoor krijgen de gedetineerden meer mogelijkheden en kansen met het oog op resocialisatie en reïntegratie. De dynamische veiligheid houdt impliciet in dat de penitentiaire beambten dan ook moeten opgeleid worden om die dynamische veiligheid te creëren. De huidige opleiding die de penitentiaire beambten volgen gaat op dit aspect nog te weinig in. Daarom zou het ten eerste al belangrijk zijn om die opleiding op een andere manier te organiseren, door bijvoorbeeld langer te maken. Ten tweede zou er ook een overlegorgaan kunnen komen om de beide partijen, de penitentiaire beambten en de hulp- en dienstverleningsorganisaties, bij elkaar te brengen om de kloof tussen de visies te verkleinen. Wel is er een nuancering te maken bij de kritiek. We mogen alle penitentiaire beambten niet over de zelfde kam scheren. Binnen het gevangeniswezen zijn er steeds meer penitentiaire beambten die zich wel achter een humaner beleid binnen de gevangenis zetten, waarbij ook inspraak en participatie van gedetineerden. Dit brengt een positieve evolutie met zich mee als het gaat om een humanere detentieperiode (X, 2010).
73
BESLUIT In Vlaanderen zijn er verschillende stappen gezet om de participatie van gedetineerden te verhogen. Zo zijn er beleidsdocumenten opgesteld die de wettelijke basis vormen voor de participatie van gedetineerden. Het beleidsdocument dat de meeste invloed heeft gehad op de participatie van gedetineerden is participatiedecreet. Op basis van dit decreet zijn er concrete stappen gezet. Zo is er de subsidiëring van De Rode Antraciet, die zich hierdoor volledig kan concentreren op de uitbouw van het aanbod binnen de gevangenis en kunnen ook projecten ter bevordering van de participatie van gedetineerden gesubsidieerd worden. Dit heeft er voor gezorgd dat De Rode Antraciet zich stelselmatig heeft kunnen uitbouwen binnen de gevangenis met enkele fantastische initiatieven tot gevolg. Toch zou er nog meer gefocust mogen worden op participatie op hoger niveau. Om dit te bewerkstelligen is er echter ook een mentaliteitswijziging nodig binnen de gevangenis en misschien wel binnen de gehele samenleving. Veel mensen, waaronder ook veel penitentiaire beambten, staan weigerachtig tegenover een verhoogde inspraak van gedetineerden. Hierbij is het belangrijk dat er constructief met alle partijen kan gestreefd worden naar een verhoogde participatie van gedetineerden. Wanneer dat niet gebeurt, kunnen er stakingen ontstaan, waardoor de sfeer binnen de gevangenis ook keldert. Een opvallendheid is ook dat er slechts één organisatie gesubsidieerd wordt. Dit maakt dat het aanbod binnen de gevangenis in verband met cultuur, sport en sociaal-cultureel werk op de schouders van deze organisatie valt. Hierdoor is de diversiteit aan organisaties binnen de gevangenis zeer gering. Dit wordt echter door De Rode Antraciet opgelost door samen te werken met externe partners en deze ook binnen te brengen in de gevangenis. Het grote voordeel is dan weer dat de organisatie structureel en op lange termijn een visie en een planning kan opstellen. Er zijn al goede stappen genomen, maar de weg is nog lang.