Verkenning Ondersteuning vrijwilligerswerk op lokaal niveau Effectieve interventies in de sociale sector
Auteur(s)
Linda Bridges Karr
Datum
Utrecht, februari 2009
© MOVISIE
MOVISIE Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema's centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteur: Linda Bridges Karr Projectnummer: P1801 Datum: februari 2009 © MOVISIE www.movisie.nl Dit betreft een publicatie die uitkomt in het kader van het VWS-programma Beter in Meedoen. Dit meerjarige programma is gericht op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Meer informatie over dit programma kunt u vinden op de website: www.invoeringwmo.nl
Voorwoord De sociale sector besteedt veel tijd en energie aan het leveren van een positieve bijdrage aan de maatschappij. Sommige beroepen uit de sociale sector bestaan al meer dan honderd jaar. Maar wat zijn nu eigenlijk de resultaten van dit werk? Welke werkwijzen zijn het meest succesvol? Hierover is nog te weinig bekend, terwijl er vanuit de overheid een groeiende behoefte is aan meer inzicht op dit gebied. Vandaar dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in het kader van haar programma Beter in meedoen voor vijf jaar middelen vrijmaakt voor het project Effectieve interventies. Effectieve interventies is een onderdeel van het VWS-programma Beter in Meedoen. Na de invoering van de Wmo is het zaak om vooruit te kijken en te bezien welke inspanningen nodig zijn om van de Wmo een echte participatiewet te maken. Beter in meedoen richt zich op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) die sinds januari 2007 van kracht is. Het programma ondersteunt gemeentes, uitvoerende instellingen, professionals, burgers en cliënten bij de innovatie van het beleid en bij een kwalitatief betere uitvoering van de Wmo. Welke methoden zijn er in de sociale sector en hoe effectief zijn ze? Deze vraag beantwoordt MOVISIE in het vijfjarige project Effectieve interventies. Dit gebeurt in samenwerking met gerenommeerde wetenschappers en deskundigen uit de praktijk. In 2008 heeft MOVISIE onderzoek verricht naar methoden op 4 thema’s: Wonen met zorg en welzijn, sociale samenhang, mantelzorg en vrijwilligerswerk en activering, oftewel de samenhang tussen de Wet De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Binnen deze thema’s is gezocht naar methoden in twaalf subthema’s: Thema 1: Mantelzorg en vrijwilligerswerk: - Respijtzorg (tijdelijke opvang van mensen die normaal mantelzorg krijgen) - Diversifiëren van het vrijwilligersbestand binnen vrijwilligersorganisaties - Het ondersteunen van lokaal vrijwilligerswerk Thema 2: Sociale samenhang: - Stimuleren van overbruggende contacten (klassen, etniciteit, generaties) - Stimuleren van buurtgebonden actief burgerschap - Stimuleren van maatschappelijke binding van jongeren (moslimradicalisme, links- en rechtsextremisme) Thema 3: Wonen met zorg en welzijn: - Voorzieningen dichtbij - Versterken van maatschappelijke participatie van oudere migranten - Bevorderen van maatschappelijke inzet door vitale ouderen Thema 4: De samenhang tussen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw): - Individuele ondersteuning of activering gericht op maatschappelijke participatie - Groepsgerichte activiteiten gericht op maatschappelijke participatie - Toegankelijk maken van algemene voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie voor kwetsbare mensen De verkenning die hier voor u ligt is onderdeel van de 12 verkenningen op deze subthema’s. De overige verkenningen kunt u vinden op de pagina van Effectieve Interventies op de website van MOVISIE: www.movisie.nl.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
1
De verkenningen zijn geen volledig uitgewerkte rapportages over de subthema’s. De verkenningen zijn werkdocumenten die de zoektocht naar methoden weergeven. Dit rapport bevat een groslijst van methoden, die in samenspraak met een groep experts is opgesteld. De verkenning vormt de basis voor ons verdere onderzoek. Het vervolgonderzoek zal zich richten op een selectie van methoden uit de groslijst. Nagegaan zal worden welke methoden voldoen aan een zekere mate van onderbouwing. Deze methoden worden nader beschreven en opgenomen in de databank Effectieve interventies. We zullen dit natuurlijk doen in overleg met direct betrokkenen. Mochten er nog methoden ontbreken op de groslijst, dan kunnen we deze in het vervolgonderzoek meenemen. De onderzochte thema’s dekken niet het gehele veld van de sociale sector en de Wmo. In het vervolgonderzoek gaan we verder op zoek naar methoden die binnen de grenzen van ons onderzoeksterrein, maar buiten de grenzen van de onderzochte subthema’s vallen. Zo bouwen we onze kennis langzaam op, tot een representatief beeld van het veld ontstaat. Voor alle verkenningen zijn we uitgegaan van een gelijkwaardige onderzoeksopzet. Tot deze opzet behoorde een – voorlopige – definitie van het begrip methode: 'Een systematische manier van handelen om een doel te bereiken'. Daarnaast is gekeken naar drie aanvullende eisen: - De methode is beschreven, weldoordacht en onderbouwd; - De methode wordt ten minste twee jaar in de praktijk toegepast; - De methode wordt niet slechts op één plek en door één instelling ingezet. De volgende stap is het voorleggen van deze aangevulde lijst met methoden aan de betrokken uitvoerende organisaties middels een enquête om zo de veelgebruikte methoden te selecteren. Op basis van het derde criterium gaan we de lijst beperken tot de in Nederland veelgebruikte methoden. De gegevens voor dit criterium (spreiding) worden verzameld op basis van een enquête onder verschillende uitvoerende organisaties. Zodoende zal dit verkennende onderzoek uiteindelijk leiden tot een overzichtslijst van methoden die veel worden toegepast door sociale professionals in Nederland. De groslijst is een brede inventarisatie. Wanneer er twijfel bestond of de methode aan de definitie en eisen voldeed, hebben we de methode wel opgenomen. Het vervolgonderzoek zal uitwijzen of de methode voldoet aan de criteria voor uitgebreide beschrijving en opname in de databank. In een aantal verkenningen naar subthema’s beperken we ons niet tot methoden, maar wordt ook aandacht besteed aan diensten, projecten en activiteiten die daarbinnen geleverd, opgezet en geboden worden. Voor sommige subthema’s bleken deze onderdelen onmisbaar om een adequaat beeld te schetsen van de activiteiten. We zijn ons ervan bewust dat de invalshoek van methoden nooit een volledig beeld van het werk in de sector kan schetsen. Wanneer we één conclusie kunnen trekken uit de verkenningen is het dat in grote delen van de sociale sector nog maar weinig met methoden gewerkt wordt. Om een goed beeld te krijgen van wat wel of niet werkt binnen de sociale sector is het dus zaak om de methoden te zien binnen de context van het vele, nuttige werk dat er los van methoden verricht wordt. Ook hiervoor is ruimte binnen het project Effectieve interventies. Voor meer informatie en contactgegevens van ons projectteam kunt u terecht op onze website (www.movisie.nl). Wij willen tenslotte iedereen bedanken die aan de totstandkoming van deze en andere verkenningen heeft meegewerkt. In het bijzonder alle mensen uit de praktijk die ons ruimhartig van informatie hebben voorzien.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
2
Inhoudsopgave 1. Introductie.............................................................................................................................................. 4 1.1 Thema Vrijwillige inzet................................................................................................................. 4 1.2 Werkwijze .................................................................................................................................... 8 1.3 Subthema Ondersteuning van vrijwilligerswerk op lokaal niveau ............................................... 8 2. Bevindingen........................................................................................................................................... 8 2.1 Bijzonderheden van de sector ..................................................................................................... 8 2.2 Uitgebreide effectstudies ontbreken............................................................................................ 8 2.3 Toepasbaarheid van de methodiek ............................................................................................. 9 3. Methoden ............................................................................................................................................ 10 3.1 Basisfunctie Vertalen................................................................................................................. 10 3.2 Basisfunctie Verbinden.............................................................................................................. 10 3.3. Basisfunctie Versterken/Basisfunctie Verbreiden .................................................................... 11 3.4 Basisfunctie Verankeren............................................................................................................ 13 4. Literatuur ............................................................................................................................................. 14 Bijlage: Deelnemers Expertmeeting Ondersteuning vrijwilligerswerk op lokaal niveau .................. 15
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
3
1. Introductie 1.1 Thema Vrijwillige inzet Nederland kent veel actieve vrijwilligers, die zich in allerlei sectoren met de samenleving bezighouden. Op deze vrijwilligers rust voor een groot deel de hoop en de realisatie van de Wet op de maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Volgens de officiële definitie heeft vrijwilligerswerk te maken met werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. De praktijk is veel genuanceerder. Maatschappelijke stages worden verplicht, vrijwilligers krijgen vergoedingen, burgerinitiatieven en mantelzorg kennen vaak een lage organisatiegraad. Om deze nuances te dekken wordt soms de term vrijwillige inzet gebruikt in plaats van de restrictievere term vrijwilligerswerk. In zowel Nederland als in de rest van de wereld speelt vrijwillige inzet nog altijd een belangrijke rol in de samenleving. Niet alleen door het kosteloos verlenen van ver uiteenlopende diensten, maar ook door het vormen en versterken van verbindingen tussen individuele burgers onderling en tussen deze individuen en de samenleving als geheel. Met de invoering van de Wmo in januari 2007 wordt het belang van vrijwillige inzet alleen maar groter. Het succes van deze wet hangt af van een samenleving waarin alle burgers in staat zijn om hun medeburgers te ondersteunen en waarin ze bereid zijn om dit daadwerkelijk te doen. Vrijwillige inzet gaat niet vanzelf. Om de voordelen van deze vorm van maatschappelijke betrokkenheid te kunnen realiseren moet er aandacht zijn voor de systemen waardoor deze inzet georganiseerd en ondersteund wordt, evenals voor de aspecten van deze systemen die bepaalde bevolkingsgroepen systematisch in- of uitsluiten van meedoen. Daarom hebben we de volgende subthema’s gekozen voor de eerste twee verkenningen op het themagebied Vrijwillige Inzet in het project Effectieve Interventies: 1) de organisatie van ondersteuning (infrastructuur) voor vrijwillige inzet en 2) de diversificatie van vrijwilligersorganisaties.
1.2 Werkwijze Deze verkenning is het resultaat van een zoektocht naar effectieve interventies die gebruikt worden om de ondersteuning van vrijwilligerswerk op lokaal niveau te organiseren. De zoektocht is begonnen met een literatuurverkenning met behulp van het EBSCO zoekmachine en met assistentie van Mark Franken van de afdeling Kennisstromen binnen MOVISIE. Zoekopdrachten in de EBSCO 1 zoekmachine hebben geen bronnen opgeleverd die specifiek gericht zijn op methoden en/of de effectiviteit daarvan. De belangrijkste bron van de methoden in deze verkenning is gevonden binnen de bibliotheek van MOVISIE: De methodiekklapper : Een overzicht van vernieuwende ondersteuningsmethoden voor lokaal vrijwilligerswerk, uitgegeven in 2004 door Spectrum, Centrum Maatschappelijke Ontwikkeling Gelderland.
1
Zoektermen in het Nederlands: ((vrijwilligerswerk OF vrijwillige inzet) AND (ondersteuning OF infrastructuur) AND (lokaal OF gemeente) AND methode). Zoektermen in het Engels: ((volunteering OR volunteerism OF (volunteer work)) AND (support OR infrastructure) AND (local OF municipal) AND method)
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
4
Gezien een aantal karakteristieken van het veld, die hieronder nader besproken worden, is ook buiten de ‘gebruikelijke’ kanalen van vrijwilligersmanagement gezocht naar informatie over de vormgeving van ondersteuning van vrijwilligerswerk op lokaal niveau. Naast het raadplegen van de internationale en nationale literatuur over vrijwilligersinfrastructuur is op informele wijze met verschillende partijen gesproken, waaronder medewerkers binnen MOVISIE en een aantal vrijwilligerscentrales, om de stand van zaken in het veld beter in kaart te brengen. Een conceptversie van deze verkenning is voorgelegd aan verschillende experts uit het veld. Tijdens een expertmeeting hebben deze experts opmerkingen en aanvullingen geleverd. De verkenning die nu voor u ligt is op basis van dit commentaar aangepast.
1.3 Subthema Ondersteuning van vrijwilligerswerk op lokaal niveau Tijdens het door de Verenigde Naties uitgeroepen Internationaal Vrijwilligersjaar 2001 werd aandacht besteed aan voorwaarden voor de promotie van vrijwilligerswerk, waaronder het belang van een effectieve infrastructuur voor vrijwilligerswerk. Volgens toelichtingsmaterialen (zie www.unv.org/fileadmin/docdb/pdf/2003/Develop_InfraSt_V_Guid_Note_UK.pdf) bestaat een dergelijke infrastructuur uit 4 componenten: 1) een gedeeld begrip van vrijwillige inzet en een gedeelde waardering daarvoor; 2) een bevorderende omgeving; 3) diverse aanpakken voor de mobilisatie en het faciliteren van vrijwillige inzet; 4) duurzame financiering. In Engeland wordt de vrijwilligerswerkinfrastructuur gedefinieerd als: “the physical facilities, structures, systems, relationships, people, knowledge and skills that exist to support and develop, coordinate, represent and promote front-line organisations thus enabling them to deliver their missions more effectively”. Organisaties binnen deze infrastructuur zijn: “voluntary organisations whose primary purpose is the provision of infrastructure functions (support and development, coordination, representation and promotion) to front-line voluntary and community organisations” (Penberthy & Forster, 2004, p.15). Voor het mobiliseren en faciliteren van vrijwillige inzet in Nederland bestaat een systeem van instanties op zowel landelijk, provinciaal als lokaal niveau. Op landelijk niveau zijn MOVISIE en Vereniging NOV de voornaamste spelers in de infrastructuur van vrijwilligerswerk. Op provinciaal niveau wordt vrijwilligerswerk door centra voor maatschappelijke ontwikkeling (CMO’s) ondersteund. Op lokaal niveau zijn ongeveer 250 lokale steunpunten (vrijwilligerscentrales) actief (www.movisie.nl/116928/def/home/vrijwillige_inzet_/infrastructuur_ondersteuning/lokale_steunpunten_ en_vrijwilligerswerk; laatst geraadpleegd 5 november 2008). Daarnaast dragen landelijke en regionale koepels, bonden, afdelingen en belangenbehartigers bij aan de ondersteuning van vrijwilligers en van vrijwillige inzet. Het bedrijfsleven wordt steeds actiever binnen dit domein en ook het onderwijs wordt door de maatschappelijke stage steeds meer betrokken bij het onderwerp. De lokale steunpunten vervullen een centrale rol in de ondersteuning van vrijwilligers op lokaal niveau.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
5
Onder de bestaande vrijwilligerscentrales/steunpunten is er veel variatie qua grootte en vorm (Terpstra e.a., 2008). Ook zijn er verschillen in diensten en activiteiten die deze steunpunten gebruiken om vrijwilligerswerk in hun gebied in stand te houden. Het systeem zoals hier beschreven is echter niet op alle locaties even gestructureerd. Een korte verkenning van de websites van alle provinciale hoofdsteden geeft hiervan een illustratie. Om inzicht te verkrijgen in de manier waarop informatie over vrijwilligerswerk te vinden is, werden de termen ‘vrijwilligerswerk’ en ‘vrijwillige inzet’ opgegeven in de zoekmachine op de homepage. Terwijl deze zoekopdracht bij sommige gemeenten (bijvoorbeeld Utrecht) honderden documenten opleverde, waren het er in andere gemeenten minder dan tien (bijvoorbeeld Assen). Het aantal ’hits’ zegt echter niet alles. In sommige gevallen staat onder de documenten prominent een beleidsplan of discussienota weergegeven, met daarin uitgebreide informatie over hoe vrijwilligerswerk in de gemeente ondersteund wordt. In andere gevallen wordt er voornamelijk naar een vrijwilligerscentrale verwezen. Informatie over vrijwilligerswerk is soms onder rubrieken als ‘Zorg & Welzijn’ te vinden, maar ook onder ‘Werk & Inkomen’. Vrijwilligerswerk/vrijwillige inzet heeft doorgaans wel een prominente plek in informatie over de Wmo, vooral onder prestatieveld vier. Basisfuncties ondersteuning vrijwilligerswerk De Nederlandse praktijk kent een aantal diensten die vrijwilligerscentrales/steunpunten kunnen bieden en die als basisvoorwaarden gezien worden voor een optimale ondersteuning van vrijwilligerswerk op lokaal niveau. Deze diensten zijn: • Bemiddeling • Informatie & advies • Promotie • Deskundigheidsbevordering • Werkontwikkeling • Belangenbehartiging • Faciliteiten Deze diensten zijn als middelen bedoeld – manieren waarop het vrijwilligerswerk binnen een bepaald gebied optimaal ondersteund kan worden. Zoals benoemd in de beleidsbrief ‘Voor Elkaar; Beleidsbrief Mantelzorg en Vrijwilligerswerk 2008-2011’ (gedownload 25 aug 2008 van www.invoeringwmo.nl/NR/rdonlyres/7FE512C3-54CE-4380-A00D-A6190AFF9FEC/0/KST110959.pdf), is het ministerie VWS op dit moment bezig een aantal basisfuncties te formuleren voor de lokale ondersteuning van vrijwilligerswerk, die gezien zouden moeten worden als doelen van ondersteuningsinstanties: • Vertalen: hiermee wordt ervoor gezorgd dat een gemeente kennis heeft van ontwikkelingen die gevolgen hebben voor het vrijwilligerswerk. • Verbinden (en makelen): doel hiervan is om verschillende maatschappelijke spelers met elkaar in contact te brengen en te houden. • Versterken: doel van deze basisfunctie is gelijk aan de definitie van een ondersteuningsinfrastructuur/netwerk: ‘verzameling georganiseerde netwerken die vanuit een specifieke expertise vrijwilligerswerk ondersteunen en onderhouden’ (Van den Bos & Terpstra, 2008). • Verbreiden: dit doel heeft te maken met het verbreden van de participatie in vrijwilligerswerk in Nederland.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
6
•
Verankeren: dit doel heeft te maken met het borgen en vastleggen van kennis over vrijwilligerswerk en het evalueren van ervaringen.
Eerdergenoemde functies (middelen) kunnen bij deze basisfuncties (doelen) ondergebracht worden om als kader te dienen voor het vormgeven van de lokale ondersteuningsfunctie. Onderstaande tabel geeft de relaties tussen de basisfuncties en functies weer.
Bemiddeling Informatie & advies Promotie Deskundigheidsbevordering Werkontwikkeling Belangenbehartiging Faciliteiten
Vertalen X X
Verbinden
Versterken
Verspreiden
X
X
X X
X
X X X X
X X X
X X
Veranderen
X
Het ontwikkelen van deze basisfuncties is in bepaalde zin als een methode te zien, maar binnen elk van deze functies zouden meerdere methoden kunnen bestaan die gericht zijn op het uitvoeren van specifieke aspecten van een gegeven functie. De uitdaging is om methoden te isoleren, die aan de door het project gestelde definitie voldoen. Dat wil zeggen dat elke gevonden methode ‘een systematische manier van handelen’ moet zijn ‘om een bepaald doel te bereiken’. Daarnaast moeten ze direct betrekking hebben op de ondersteuning van vrijwilligerswerk op gemeentelijk niveau en primair in deze context toegepast worden; ze moeten beschreven zijn en weldoordacht. Omdat niet elke functie even concreet is, is het niet te verwachten dat er relevante methoden zijn voor elk van de zes functies. Hoewel de kansen niet groot zijn dat we ‘beproefde methoden’ kunnen isoleren, is er wel sprake van ‘gehanteerde methoden’. Na inventarisatie van deze methoden moet nagegaan worden in hoeverre er ‘consensus uit de praktijk’ bestaat met betrekking tot de effectiviteit ervan. Tijdens de expertmeeting werd opgemerkt dat effectiviteit en doelstelling met elkaar samenhangen. Echter, bij vrijwilligerswerk is deze relatie vrij complex, doordat er verschillende maatschappelijke, politieke of andere belangen een rol spelen: sociale cohesie, participatie, kostenbeheersing. Deze belangen kunnen de doelen die organisaties of individuen nastreven overstijgen. In deze zin is er misschien eerder sprake van effectieve organisaties dan van effectieve methoden, omdat in deze sector de uitvoering en de methode heel nauw van elkaar afhangen. Daarom is het noodzakelijk om de randvoorwaarden waaronder een methode succesvol kan worden uitgevoerd, goed in kaart te brengen. Daarnaast is het belangrijk om te bedenken dat sociale interventies niet in een laboratoriumsituatie plaatsvinden, maar in de werkelijkheid van alledag. Een verkenning van effectieve interventies op dit gebied moet dus wel rekening houden met verschillende manieren waarop effectiviteit gedefinieerd en gemeten wordt.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
7
2. Bevindingen 2.1 Bijzonderheden van de sector Relevant voor deze verkenning is dat het veld van vrijwilligerswerk en vrijwillige inzet gekarakteriseerd wordt door een kloof tussen theorie en praktijk (zie bijvoorbeeld Macduff & Netting, 2008). De wetenschappelijke literatuur over vrijwilligerswerk bevat nauwelijks of geen empirische studies over de effectiviteit van specifieke methoden die gebruikt worden in de praktijk van vrijwilligersmanagement, of in de ondersteuning van vrijwilligerswerk en vrijwilligersorganisaties. Binnen het veld van vrijwilligerswerk in Nederland wordt ‘consensus’ met betrekking tot de effectiviteit (of in ieder geval de bruikbaarheid) anders opgevat dan binnen het project ‘Effectieve Interventies’ oorspronkelijk bedoeld was. Kennis en methoden (of praktijken die op methoden lijken) worden wel uitgewisseld door organisaties en andere instanties onderling; ze worden onder andere door middel van trainingen, publicaties, adviestrajecten verspreid. De ‘effectiviteit’ wordt echter voornamelijk op factoren zoals aantrekkelijkheid/aansprekingskracht en toepasbaarheid beoordeeld, sterk afhankelijk van de context. Er wordt vaak projectmatig gewerkt en dit impliceert dat er over deze projecten wel gerapporteerd wordt met betrekking tot de resultaten. De resultaten worden echter doorgaans per project gedefinieerd. De rapportages zijn verder in verschillende mate openbaar gemaakt, waarbij de projecten voor grotere instanties veel zichtbaarder zijn dan de projecten van kleinere organisaties. Het vinden van de rapportages die wel beschikbaar zijn hangt vaak af van het toevallig weten of een bepaalde methode (aanpak, stappenplan, richtlijn) in een bepaalde context gebruikt wordt. Binnen deze sector blijft de mate van toeval in het verzamelen van methoden dus nog altijd heel groot. Deze barrière heeft te maken met een aantal fundamentele verschillen tussen het veld van vrijwilligerswerk en de medische wereld, waarop de evidence-based werkwijze gebaseerd is. In de medische wereld zijn er duidelijke patiënten met duidelijke problemen die door systematische behandelingen (gebaseerd op een lange geschiedenis van doorgronde wetenschappelijke kennis) wel of niet geholpen kunnen worden. Bewijs neemt de vorm van de aan- of afwezigheid van een duidelijk te herkennen resultaat, dat vervolgens in verschillende contexten getoetst kan worden. In het veld van vrijwilligerswerk zijn er geen duidelijke patiënten (individuele vrijwilligers, vrijwilligersorganisaties, ondersteuningsinstanties, sectoren, overheden, samenleving enz.). Verder zijn de problemen niet duidelijk. Sterker nog, het begrip vrijwilligerswerk is nog altijd vaag en verschilt sterk, afhankelijk van – of gedefinieerd binnen/door – specifieke contextfactoren, en vaak van de ‘patiënten’ zelf. Er bestaat geen canon van literatuur/wetenschappelijke kennis waar ‘behandelingen’ op gebaseerd kunnen worden en waar de effecten van deze ‘behandelingen’ getoetst kunnen worden.
2.2 Uitgebreide effectstudies ontbreken De structuur van overheidssubsidie en particuliere fondsen laat weinig ruimte over voor uitgebreide en gedegen effectmetingen. Het gebruikelijke instrument – de pilot – wordt uitgevoerd met intensieve begeleiding en middelen. ‘Succesvolle’ pilots worden vervolgens best practices, die aan allerlei verschillende contexten aangeboden worden (inclusief de intensieve begeleiding en middelen), zonder aandacht voor de generaliseerbaarheid van de resultaten en vaak zonder verder aandacht voor systematische evaluatie. Deze situatie belemmert de mogelijkheid om effecten te meten en dus methoden te doorgronden.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
8
Er zijn momenteel verschillende projecten in het veld gaande, die zich met de effectiviteitvraag bezig houden. Momenteel wordt er onder andere een onderzoek voorbereid naar effectieve methoden voor werving, selectie en binding van vrijwilligers door de afdeling Sociale Wetenschappen van de Universiteit Utrecht. Daarnaast loopt er bij het Verwey Jonker Instituut een onderzoeksproject waarin zowel de effectiviteit van een methode als de randvoorwaarden worden meegenomen. Omdat deze beide onderzoeken nog lopen, kunnen de resultaten hiervan niet in deze verkenning meegenomen worden. In de toekomst is de coördinatie en afstemming van zulke uiteenlopende studies wenselijk.
2.3 Toepasbaarheid van de methodiek Binnen het veld van vrijwilligerswerk worden de vragen die gesteld worden, de problemen die gedefinieerd worden en de wijze waarop deze worden aangepakt, altijd sterk beïnvloed door een scala aan politieke en economische belangen. In veel gevallen wordt het veld zelf gestructureerd, ingericht en gekleurd door instanties die de vragen stellen en ook van antwoorden voorzien (bijvoorbeeld MOVISIE in Nederland en Volunteering Engeland/Institute of Volunteering Research in het Verenigd Koninkrijk). Verder worden deze instanties op verschillende manieren afgerekend, niet altijd op basis van effectiviteit en vaak met nadruk op outputs in plaats van outcomes (zie bijvoorbeeld Schalock, 2000). De verscheidenheid aan vraagstukken waar projecten over gaan zorgt voor zeer uiteenlopende beoordelingscriteria. Dit zorgt vervolgens dat de resultaten van een project of methodiek moeilijk vergelijkbaar zijn met de resultaten van een ander. Deze verkenning betreft de vrijwilligersinfrastructuur op het gemeentelijke niveau, vanuit het perspectief van de samenleving (versus de individuele vrijwilliger; zie Hilger, 2006).
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
9
3. Methoden 3.1 Basisfunctie Vertalen Draaischijf vrijwillige inzet De Draaischijf Vrijwillige Inzet is in 2007 door MOVISIE ontwikkeld om organisaties, beleidsmakers en andere geïnteresseerden te helpen bij het opstellen van een definitie van vrijwillige inzet die bij een bepaalde context past en om de eigen visie op vrijwillige inzet te formuleren. De schijf kent acht dimensies: motief, oorsprong, mate van keuzevrijheid, mate van beloning, doelgroep, type organisatieverband, de mate waarin er sprake is van een vrijwilligersorganisatie en de formele graad van organisatie. Er is geen informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode. V.O.S.-model Het V.O.S.-model is door MOVISIE (voorheen CIVIQ) ontwikkeld om de maatschappelijke rol van vrijwilligerscentrales in kaart te brengen. Het model kent drie oriëntaties: vrijwilligersoriëntatie, organisatieoriëntatie en samenlevingsoriëntatie. Dit model wordt breed toegepast door ondersteuningsinstanties. Er is geen informatie beschikbaar over de effectiviteit van deze methodiek.
3.2 Basisfunctie Verbinden Vacaturebanken Een vrijwilligersvacaturebank is een manier om vraag een aanbod van vrijwilligers en vrijwilligerswerk te bemiddelen. Organisaties geven informatie over openstaande vrijwilligersfuncties/taken. Deze informatie wordt vervolgens gebruikt om geschikt vrijwilligerswerk te vinden voor mensen die op zoek zijn naar vrijwilligerswerk. Twee belangrijke varianten zijn de fysieke vacaturebank, die onderhouden en uitgevoerd wordt door een vrijwilligerscentrale of een dergelijke instantie, en de digitale vacaturebank, die online te raadplegen is. Deze voorziening wordt in veel verschillende landen toegepast. Er bestaat echter nauwelijks informatie over de effectiviteit. FreeFlex en FreeForce zijn twee varianten die in Nederland toegepast worden (www.freeforce.nl/overons.php?PHPSESSID=81009845afca68e35e4eed9ccd0cedfe). Tijdens de expertmeeting werd opgemerkt dat vrijwilligerscentrales doorgaans genoegen moeten nemen met het feit dat ongeveer 35% van de inschrijvingen in een vacaturebank succesvol bemiddeld wordt. Inspanningen om dit percentage te verhogen lopen vaak op niets uit, terwijl de inspanningen om meer inschrijvingen te krijgen vaak wel succesvol zijn. Deze situatie kan een indicatie zijn dat er geen gebrek is aan vrijwilligers, maar aan inspirerende organisaties. Beursvloer De Beursvloer is door MOVISIE ontwikkeld als hulpmiddel om Maatschappelijke Betrokken Ondernemen (MBO) te realiseren. De Beursvloer is een evenement waarbij maatschappelijke
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
10
behoeftes worden verhandeld: vraag en aanbod van vrijwilligerswerk in de meest brede zin. Het evenement heeft als doel ‘matches’ te maken tussen bedrijven, lokale overheden, serviceclubs, scholen, maatschappelijke organisaties en vrijwilligersorganisaties. Volgens de informatie op www.beursvloer.com wordt deze methodiek op 52 locaties toegepast. Er is geen informatie beschikbaar over de effectiviteit van deze methodiek.
3.3. Basisfunctie Versterken/Basisfunctie Verbreiden De Bronmethodiek De Bronmethodiek is in 2002 door Vrijwilligerscentrale Arnhem ontwikkeld onder de Tijdelijke Stimuleringsregeling van het ministerie van VWS. Deze methodiek is bedoeld om de participatie binnen een bepaald maatschappelijk verband te bevorderen. Dit gebeurt door middel van een proces met vijf fasen waarin de oriëntatie van en het draagvlak binnen de organisatie worden vastgesteld, de leden worden ondervraagd met betrekking tot hun capaciteiten en betrokkenheid, de gegevens in een database worden vastgelegd en vervolgens gebruikt om vraag en aanbod bij elkaar te brengen en - tot slot - om een bijdrage te leveren aan het formuleren van organisatiebeleid. De methodiek kent een tweetal varianten: een enkelvoudig traject dat bedoeld is voor een vereniging of andere achterbanorganisatie en een meervoudig traject, dat bedoeld is voor meerdere organisaties binnen een bepaald gebied. Trajecten met deze methodiek duren gemiddeld een half jaar en worden door professionele of vrijwillige begeleiding ondersteund. Deze methodiek is in tenminste 23 contexten toegepast en er wordt een speciale training aangeboden. Meer informatie over deze methodiek is te vinden op: www.bronmethodiek.nl. De Bijspringermethode De Bijspringermethode is in 2000 door Stichting Scala ontwikkeld in de plattelandsgemeente Ooststellingwerf. De methodiek is bedoeld om vrijwilligerswerk op lokaal niveau te versterken op basis van vijf kernprincipes (pijlers): een actieve en naar buiten tredende houding (outreachend), een persoonlijke benadering, een flexibele opstelling, een focus op de directe leefomgeving en een professionele coördinatie. Typerend voor deze methodiek is dat ze uitgevoerd wordt in de eigen leefomgeving door vrijwilligers en betaalde krachten op basis van flexibilisering. De Bijspringermethode is in verschillende dorpen toegepast en er wordt momenteel gewerkt aan een stedelijke variant (MOVISIE). De methode kent ook een variant die specifiek gericht is op het betrekken van jonge vrijwilligers. De Bijspringermethode is vastgelegd in een viertal handboeken. Meer informatie over deze methode is te vinden op: www.scala-welzijn.nl/page-item-_vrijwilligerswerk%2Cbijspringer%2Cbij.handboeken_bijspr_meth.html De ABCD (Asset Based Community Development)-methodiek De ABCD-methode is in begin jaren negentig door de Asset-Based Community Development Institute (Northwestern University, Illinois, USA) ontwikkeld en werd in 2000 door het Landelijke Samenwerkingsverband Aandachtswijken (LSA) in Nederland geïntroduceerd. Deze methode is bedoeld voor het versterken van wijken door het in kaart brengen van de kwaliteiten en capaciteiten van inwoners en het mobiliseren hiervan als hulpbronnen om de integraliteit van de wijk te vergroten en de positie van de wijk te verbeteren. De methode kent vijf stappen waarmee de kwaliteiten van
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
11
inwoners in kaart worden gebracht, er op relaties wordt gebouwd, bronnen in de buurt worden gemobiliseerd, er naar een visie en plan wordt gewerkt en steun van buiten wordt verworven. Trajecten met deze methode zijn meerjarig. De ABCD-methode wordt in veel verschillende contexten in Nederland toegepast. De toepassing van de methode in Nederland is in een onderzoeksrapport van het Verwey-Jonker Instituut vastgelegd (Davelaar e.a., 2001). Meer informatie over de ABCD-methode is te vinden op de website van het Verwey-Jonker Instituut (www.verwey-jonker.nl) en van het Asset-Based Community Development Institute (www.sesp.northwestern.edu/abcd). Buurtzorgmethodiek De Buurtzorgmethodiek is in 2003 door MOVISIE (voorheen CIVIQ) en de Hogeschool van Utrecht ontwikkeld, naar aanleiding van vooronderzoek over buurtparticipatieprojecten (Peters & Wilbrink, 2008). Deze methodiek is ervoor bedoeld om de sociale samenhang in de buurt te vergroten en om kwetsbare groepen daarbij te betrekken, door het organiseren van laagdrempelige ontmoetingsactiviteiten die bij bestaande aspecten van de buurt aansluiten. De doelgroep van de methodiek bestaat uit beleidsmakers, professionals en organisaties (inclusief vrijwilligersorganisaties) in de sectoren zorg en welzijn. De werkwijze bevat drie fases: ten eerste de fase waarin de aanpak voorbereid wordt (door de buurt en het draagvlak in kaart te brengen en het buurtzorgsysteem in te richten); ten tweede, de fase waarin buurtzorg voor en door buurtbewoners wordt uitgevoerd en ten derde, de fase waarin het systeem wordt geborgd door het zelfstandig te maken. De buurtzorgmethodiek werd in verschillende buurten van zes gemeenten toegepast en de processen en resultaten worden geëvalueerd in een onderzoeksrapport (Brettschneider e.a., 2007). Puzzelen met vrijwilligersondersteuning De methode Puzzelen met vrijwilligersondersteuning is in 2007 door MOVISIE ontwikkeld om besluitmakers te helpen bij het maken van keuzes over de organisatie van vrijwilligersondersteuning op lokaal niveau. Door een zevenstappenproces worden verschillende ondersteuningsactiviteiten op basis van prioriteit op een rij gezet. De resultaten kunnen vervolgens gebruikt worden als kader voor de inrichting van vrijwilligerswerkinfrastructuur. Er is geen informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode. Keurmerk Steunpunt Vrijwilligerswerk Het Keurmerk Steunpunt Vrijwilligerswerk is in 1999 door de Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk (NOV) ontwikkeld als een manier om de interne kwaliteit van steunpunten te verbeteren en om de externe profilering van vrijwilligerscentrales te versterken. Het keurmerksysteem kent vier niveaus. Naar aanleiding van een zelfevaluatie worden organisaties door een toetsingscommissie beoordeeld. Bij een positieve beoordeling krijgt de instantie een keurmerk als teken van kwaliteit. Er is geen informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
12
3.4 Basisfunctie Verankeren Er zijn geen methoden gevonden die specifiek gericht zijn om het borgen en vastleggen van kennis over vrijwilligerswerk en de evaluatie van ervaringen.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
13
4. Literatuur Bos, C. van den & M. Terpstra (2008). Presentatie NOV Conferentie Vrijwilligerscentrales. 7 oktober 2008). Brettschneider, E. T. Dankers, S. Karbouniaris & J.P. Wilken (2007). Buurtzorg, vrijwillige inzet op de snijvlak van zorg en welzijn. Eindrapportage evaluatieonderzoek. Utrecht: Hogeschool van Utrecht/MOVISIE. Davelaar, M., J.W. Duyvendak, J.M.W. Foolen, A. Raspe, A.M.M. Sprinkuizen, E. Tonkens & J. de Wild. Verwey-Jonker Instituut (2001). Wijken voor bewoners. Asset-Based Community Development in Nederland. Kenniscentrum Grote Steden. Hilger, P. (2006). Beyond Organized Civil Society: Definitions and Discourses of Civic Engagement. In: Hisayo Katsui and Richard G. Wamai (eds) Civil Society Reconsidered. A Critical Look at NGOs in Development Practice. Helsinki: Institute for Development Studies. Katsui, H. & R. G. Wamai (eds) (2006). Civil Society Reconsidered. A Critical Look at NGOs in Development Practice. Helsinki: Institute for Development Studies. MacDuff, N. & E. Netting (2008). Pracademic: A cultural anomaly. Vrijwillige Inzet Onderzocht (ViO). 5:1, pag. 37-44. Penberthy, C. & A. Forster (2004). Strategy for Volunteering Infrastructure in England 2004-2014: Building on Success. London: Volunteering England. (gedownload 1 juli 2008 van www.volunteering.org.uk/NR/rdonlyres/1D722C0C-07C9-4599-B9E640DE0A468ABE/0/infrastructurereport.pdf’. Peters, A. & I. Wibrink (2008). Zoektocht naar buurtzorg. Vrijwillige Inzet Onderzocht (ViO). 5:1, pag. 17-24. Schalock, R. L. (2000). Outcome-based Evaluation. New York: Springer. Spectrum CMO. (2004). De Methodiekklapper: Een overzicht van vernieuwende ondersteuningsmethoden voor lokaal vrijwilligerswerk. Velp: Spectrum. Terpstra, M., A. van Laar & M. Ploegmakers (2008). 1-meting gemeentelijk Vrijwilligerswerkbeleid; een herhalingsonderzoek naar de stand van zaken van het actuele vrijwilligerswerkbeleid. Utrecht: MOVISIE (gedownload 3 september 2008 van www.movisie.nl/Publicaties//2008/830/1meting%20gemeentelijk%20vrijwilligerswerkbeleid.pdf).
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
14
Bijlage: Deelnemers Expertmeeting Ondersteuning vrijwilligerswerk op lokaal niveau Mammoni Utrecht – donderdag 4 december 2008
Rein van Baar, directeur HOF, Promotie Haags Vrijwilligerswerk Hiddo Born Gemeente Utrecht Astrid Huygen Verwey Jonker Instituut Marijke Mootz ZonMw Anna Vinkenborg VWC Arnhem Astrid van der Kooij (dagvoorzitter) Linda Bridges Karr Matthijs Terpstra MOVISIE Notulen: Jeannette Rinck Rosenbaum Select, notulisten & verslaggevers
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Vrijwilligerswerk Infrastructuur op lokaal niveau.
15