Verkenning Diversificatie vrijwilligers-organisaties Effectieve Interventies in de sociale sector
Auteur(s)
Linda Bridges Karr
Datum
Utrecht, februari 2009
© MOVISIE
MOVISIE Kennis en advies voor maatschappelijke ontwikkeling MOVISIE is het landelijke kennisinstituut en adviesbureau voor maatschappelijke ontwikkeling. We bieden toepasbare kennis, adviezen en oplossingen bij de aanpak van sociale vraagstukken op het terrein van welzijn, participatie, zorg en sociale veiligheid. In ons werk staan vijf actuele thema's centraal: huiselijk & seksueel geweld, kwetsbare groepen, leefbaarheid, mantelzorg en vrijwillige inzet. We investeren in de kracht en de onderlinge verbinding van burgers. We doen dit door maatschappelijke organisaties, overheden, maatschappelijk betrokken bedrijven en burgerinitiatieven te ondersteunen, te adviseren én met hen samen te werken. Lokaal of landelijk, toegesneden op het vraagstuk en de organisatie. Zo kunnen deze organisaties en hun professionals hun werk voor de samenleving zo goed mogelijk doen. Kijk voor meer informatie op www.movisie.nl.
COLOFON Auteur: Linda Bridges Karr Projectnummer: P1801 Datum: februari 2009 © MOVISIE www.movisie.nl
Dit betreft een publicatie die uitkomt in het kader van het VWS-programma Beter in Meedoen. Dit meerjarige programma is gericht op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Meer informatie over dit programma kunt u vinden op de website: www.invoeringwmo.nl
Voorwoord De sociale sector besteedt veel tijd en energie aan het leveren van een positieve bijdrage aan de maatschappij. Sommige beroepen uit de sociale sector bestaan al meer dan honderd jaar. Maar wat zijn nu eigenlijk de resultaten van dit werk? Welke werkwijzen zijn het meest succesvol? Hierover is nog te weinig bekend, terwijl er vanuit de overheid een groeiende behoefte is aan meer inzicht op dit gebied. Vandaar dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) in het kader van haar programma Beter in meedoen voor vijf jaar middelen vrijmaakt voor het project Effectieve interventies. Effectieve interventies is een onderdeel van het VWS-programma Beter in Meedoen. Na de invoering van de Wmo is het zaak om vooruit te kijken en te bezien welke inspanningen nodig zijn om van de Wmo een echte participatiewet te maken. Beter in meedoen richt zich op de vernieuwing en kwaliteitsverbetering van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (Wmo) die sinds januari 2007 van kracht is. Het programma ondersteunt gemeentes, uitvoerende instellingen, professionals, burgers en cliënten bij de innovatie van het beleid en bij een kwalitatief betere uitvoering van de Wmo. Welke methoden zijn er in de sociale sector en hoe effectief zijn ze? Deze vraag beantwoordt MOVISIE in het vijfjarige project Effectieve interventies. Dit gebeurt in samenwerking met gerenommeerde wetenschappers en deskundigen uit de praktijk. In 2008 heeft MOVISIE onderzoek verricht naar methoden op 4 thema’s: Wonen met zorg en welzijn, sociale samenhang, mantelzorg en vrijwilligerswerk en activering, oftewel de samenhang tussen de Wet De Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw). Binnen deze thema’s is gezocht naar methoden in twaalf subthema’s: Thema 1: Mantelzorg en vrijwilligerswerk: - Respijtzorg (tijdelijke opvang van mensen die normaal mantelzorg krijgen) - Diversifiëren van het vrijwilligersbestand binnen vrijwilligersorganisaties - Het ondersteunen van lokaal vrijwilligerswerk Thema 2: Sociale samenhang: - Stimuleren van overbruggende contacten (klassen, etniciteit, generaties) - Stimuleren van buurtgebonden actief burgerschap - Stimuleren van maatschappelijke binding van jongeren (moslimradicalisme, links- en rechtsextremisme) Thema 3: Wonen met zorg en welzijn: - Voorzieningen dichtbij - Versterken van maatschappelijke participatie van oudere migranten - Bevorderen van maatschappelijke inzet door vitale ouderen Thema 4: De samenhang tussen de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), de Wet werk en bijstand (Wwb) en de Wet sociale werkvoorziening (Wsw): - Individuele ondersteuning of activering gericht op maatschappelijke participatie - Groepsgerichte activiteiten gericht op maatschappelijke participatie - Toegankelijk maken van algemene voorzieningen gericht op maatschappelijke participatie voor kwetsbare mensen De verkenning die hier voor u ligt is onderdeel van de 12 verkenningen op deze subthema’s. De overige verkenningen kunt u vinden op de pagina van Effectieve Interventies op de website van MOVISIE: www.movisie.nl.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
1
De verkenningen zijn geen volledig uitgewerkte rapportages over de subthema’s. De verkenningen zijn werkdocumenten die de zoektocht naar methoden weergeven. Dit rapport bevat een groslijst van methoden, die in samenspraak met een groep experts is opgesteld. De verkenning vormt de basis voor ons verdere onderzoek. Het vervolgonderzoek zal zich richten op een selectie van methoden uit de groslijst. Nagegaan zal worden welke methoden voldoen aan een zekere mate van onderbouwing. Deze methoden worden nader beschreven en opgenomen in de databank Effectieve interventies. We zullen dit natuurlijk doen in overleg met direct betrokkenen. Mochten er nog methoden ontbreken op de groslijst, dan kunnen we deze in het vervolgonderzoek meenemen. De onderzochte thema’s dekken niet het gehele veld van de sociale sector en de Wmo. In het vervolgonderzoek gaan we verder op zoek naar methoden die binnen de grenzen van ons onderzoeksterrein, maar buiten de grenzen van de onderzochte subthema’s vallen. Zo bouwen we onze kennis langzaam op, tot een representatief beeld van het veld ontstaat. Voor alle verkenningen zijn we uitgegaan van een gelijkwaardige onderzoeksopzet. Tot deze opzet behoorde een – voorlopige – definitie van het begrip methode: 'Een systematische manier van handelen om een doel te bereiken'. Daarnaast is gekeken naar drie aanvullende eisen: - De methode is beschreven, weldoordacht en onderbouwd; - De methode wordt ten minste twee jaar in de praktijk toegepast; - De methode wordt niet slechts op één plek en door één instelling ingezet. De volgende stap is het voorleggen van deze aangevulde lijst met methoden aan de betrokken uitvoerende organisaties middels een enquête om zo de veelgebruikte methoden te selecteren. Op basis van het derde criterium gaan we de lijst beperken tot de in Nederland veelgebruikte methoden. De gegevens voor dit criterium (spreiding) worden verzameld op basis van een enquête onder verschillende uitvoerende organisaties. Zodoende zal dit verkennende onderzoek uiteindelijk leiden tot een overzichtslijst van methoden die veel worden toegepast door sociale professionals in Nederland. De groslijst is een brede inventarisatie. Wanneer er twijfel bestond of de methode aan de definitie en eisen voldeed, hebben we de methode wel opgenomen. Het vervolgonderzoek zal uitwijzen of de methode voldoet aan de criteria voor uitgebreide beschrijving en opname in de databank. In een aantal verkenningen naar subthema’s beperken we ons niet tot methoden, maar wordt ook aandacht besteed aan diensten, projecten en activiteiten die daarbinnen geleverd, opgezet en geboden worden. Voor sommige subthema’s bleken deze onderdelen onmisbaar om een adequaat beeld te schetsen van de activiteiten. We zijn ons ervan bewust dat de invalshoek van methoden nooit een volledig beeld van het werk in de sector kan schetsen. Wanneer we één conclusie kunnen trekken uit de verkenningen is het dat in grote delen van de sociale sector nog maar weinig met methoden gewerkt wordt. Om een goed beeld te krijgen van wat wel of niet werkt binnen de sociale sector is het dus zaak om de methoden te zien binnen de context van het vele, nuttige werk dat er los van methoden verricht wordt. Ook hiervoor is ruimte binnen het project Effectieve interventies. Voor meer informatie en contactgegevens van ons projectteam kunt u terecht op onze website (www.movisie.nl). Wij willen tenslotte iedereen bedanken die aan de totstandkoming van deze en andere verkenningen heeft meegewerkt. In het bijzonder alle mensen uit de praktijk die ons ruimhartig van informatie hebben voorzien.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
2
Inhoudsopgave 1. Introductie.............................................................................................................................................. 4 1.1 Thema Vrijwillige inzet ................................................................................................................. 4 1.2 Subthema Diversificatie vrijwilligersorganisaties ......................................................................... 4 1.3 Betrokken partijen....................................................................................................................... 5 1.4 Werkwijze .................................................................................................................................... 6 2. Bevindingen........................................................................................................................................... 7 2.1 Bijzonderheden van de sector ..................................................................................................... 7 2.2 Uitgebreide effectstudies ontbreken ............................................................................................ 7 2.3 Toepasbaarheid van de methodiek ............................................................................................. 8 3. Methoden .............................................................................................................................................. 9 3.1 Verschillende soorten doelgroepen ............................................................................................. 9 3.2 Allochtonen .................................................................................................................................. 9 3.3. Jongeren ................................................................................................................................... 11 3.4 Ouderen ..................................................................................................................................... 12 3.5 Mensen met een beperking ....................................................................................................... 12 3.6 Vrouwen..................................................................................................................................... 13 4. Literatuur ............................................................................................................................................. 14 Bijlage: Deelnemers Expertmeeting Diversiteit vrijwilligersorganisaties ................................................. 15
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
3
1. Introductie 1.1 Thema Vrijwillige inzet Nederland kent veel actieve vrijwilligers, die zich in allerlei sectoren met de samenleving bezighouden. Op deze vrijwilligers rust voor een groot deel de hoop en de realisatie van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Volgens de officiële definitie heeft vrijwilligerswerk te maken met werk dat in enig georganiseerd verband, onverplicht en onbetaald wordt verricht ten behoeve van anderen of de samenleving. De praktijk is veel meer genuanceerd. Maatschappelijke stages worden verplicht, vrijwilligers krijgen vergoedingen, burgerinitiatieven en mantelzorg kennen vaak een lage organisatiegraad. Om deze nuances te dekken wordt soms de term ‘vrijwillige inzet’ gebruikt in plaats van de meer restrictieve term ‘vrijwilligerswerk’. In zowel Nederland als de rest van de wereld speelt vrijwillige inzet nog altijd een belangrijke rol in de samenleving. Niet alleen door het kosteloos verlenen van ver uiteenlopende diensten, maar ook door het vormen en versterken van verbindingen tussen individuele burgers onderling en tussen deze individuen en de samenleving als geheel. Met de invoering van de Wmo in januari 2007 wordt het belang van vrijwillige inzet alleen maar groter. Het succes van deze wet hangt af van een samenleving waarin alle burgers in staat zijn om hun medeburgers te ondersteunen en waarin ze bereid zijn om dit daadwerkelijk te doen. Vrijwillige inzet gaat niet vanzelf. Om de voordelen van deze vorm van maatschappelijke betrokkenheid te kunnen realiseren, moet er aandacht zijn voor de systemen waardoor deze inzet georganiseerd en ondersteund wordt en tevens voor de aspecten van deze systemen die bepaalde bevolkingsgroepen systematisch in- of uitsluiten van meedoen. Daarom hebben we de volgende subthema’s gekozen voor de eerste twee verkenningen op het themagebied Vrijwillige Inzet in het project Effectieve Interventies: 1) de organisatie van ondersteuning (infrastructuur) voor vrijwillige inzet en 2) de diversificatie van vrijwilligersorganisaties.
1.2 Subthema Diversificatie vrijwilligersorganisaties MOVISIE definieert diversiteit als: “verscheidenheid in kenmerken van mensen in leeftijd, sekse, levensbeschouwing, religie, etniciteit en/of leefstijl enz.” (www.movisie.nl). Diversiteit wordt in veel verschillende contexten een veelbesproken begrip. In het bedrijfsleven, de politiek en het maatschappelijke middenveld wordt vaak getracht ’een afspiegeling van de samenleving’ te bereiken. Er bestaan veel redenen achter initiatieven om specifieke doelgroepen te betrekken bij organisaties of activiteiten. Drie belangrijke argumenten zijn te onderscheiden, elk met een ander perspectief. Diversiteitsinitiatieven kunnen te maken hebben met emancipatie en gelijkheid van kansen die in een democratie impliciet zijn. Deze redenering heeft het perspectief van bepaalde bevolkingsgroepen als uitgangspunt (bijvoorbeeld allochtonen, vrouwen, ouderen). Een tweede reden heeft te maken met sociale cohesie en saamhorigheid, die als problematiek steeds belangrijker wordt naarmate de samenleving in toenemende mate multicultureel wordt. Uitgangspunt voor dit argument is de samenleving als geheel. Een derde reden neemt het perspectief van een organisatie als uitgangspunt voor de aandacht voor diversiteit. In verschillende contexten is het noodzaak om nieuwe doelgroepen te bereiken, dit om een markt of een publiek uit te breiden (bijvoorbeeld klanten, kiezers, leden) en met
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
4
als doel het benutten van verschillende capaciteiten of om in een veranderende samenleving te kunnen overleven of groeien. Ook binnen de context van vrijwilligerswerk spelen kwesties van diversiteit een belangrijke rol. Vrijwilligersorganisaties nemen dit vraagstuk mee in hun vrijwilligersbeleid, in marketingplannen en bij het ontwikkelen van hun programma’s, activiteiten en diensten. Alle bovengenoemde argumenten voor diversiteitsinitiatieven komen ook in deze context voor. Zo zien we organisaties en initiatieven die er op gericht zijn om allochtone vrouwen via vrijwilligerswerk een kans te bieden om vaardigheden op te doen die ze in staat stellen om op een meer volwaardige manier in de samenleving mee te doen (emancipatie en gelijke kansen). Duizend en Eén Kracht is maar één voorbeeld. Andere initiatieven proberen verschillende groepen bij elkaar te brengen om op deze manier het wederzijdse begrip te verhogen (sociale cohesie en saamhorigheid), zoals in Jong Ontmoet Oud (Rode Kruis) of de Hospitality Dinners (Ramadan Festival). Het aanboren en bereiken van nieuwe doelgroepen (en het uitrusten van organisaties om met deze doelgroepen om te gaan) wordt bij vele organisaties als uitkomst gezien voor krimpende vrijwilligers en ledenbestanden. Voorbeelden hiervan zijn de speciale jongerenafdelingen die binnen grote organisaties ontwikkeld worden om mensen uit deze leeftijdsgroep te betrekken, zoals Linq binnen de Zonnebloem. Deze verkenning focust op methoden die gebruikt worden om vrijwilligersorganisaties te helpen bij het betrekken van specifieke doelgroepen.
1.3 Betrokken partijen Vrijwilligers zijn niet alleen in organisaties te vinden die als ‘vrijwilligersorganisaties’ herkenbaar zijn. Vrijwilligers spelen ook belangrijke rollen in verenigingen, instellingen (bijvoorbeeld zorg, onderwijs), geloofsgemeenschappen en zelfs in politieke partijen. Meijs en Westerlaken (1994) onderscheiden drie soorten vrijwilligersorganisaties, op basis van de plaats van vrijwilligers binnen de organisatie (bijvoorbeeld t.o.v. betaalde krachten). In vrijwilligersgestuurde organisaties worden de feitelijke ‘producten’ (bijvoorbeeld diensten, activiteiten) door professionals ontwikkeld en geproduceerd, onder toezicht en aansturing van een vrijwillig bestuur (bijvoorbeeld een culturele vereniging). In vrijwilligersondersteunde organisaties worden de producten ook door professionals geleverd, ondersteund door verschillende (uitvoerende) bijdragen van vrijwilligers (bijvoorbeeld ziekenhuizen of scholen). In door vrijwilligers gerunde organisaties worden vrijwilligers de belangrijkste actoren in zowel het bestuur als de uitvoering, hierbij eventueel ondersteund door betaalde krachten. We nemen dus methoden mee die zowel op bestuursvrijwilligers als op uitvoerende vrijwilligers gericht zijn. Dit laatste betekent dat het zoekterrein vrij breed is in termen van sector en niveau. Om het veld toch enigszins af te bakenen, wordt de verkenning alleen gericht op methoden die specifiek met vrijwilligers te maken hebben (en dus niet op algemene methoden, zoals het ledenbestand of het bereiken van verschillende groepen ‘afnemers’). Belangrijke partijen die relevant zijn voor deze verkenning zijn dus vrijwilligersorganisaties, verenigingen (bijv. sport, muziek, patiëntenverenigingen), geloofsgemeenschappen, politieke partijen en zorginstellingen.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
5
1.4 Werkwijze Deze verkenning is het resultaat van een zoektocht naar effectieve interventies die gebruikt worden om de diversiteit binnen vrijwilligersorganisaties te vergroten. De zoektocht is begonnen met een literatuurverkenning met behulp van de EBSCO zoekmachine en met assistentie van Mark Franken van de afdeling Kennisstromen binnen MOVISIE. Zoekopdrachten in de EBSCO zoekmachine1 leverden enkele buitenlandse casusbeschrijvingen op van instrumenten als training modules (Barkman e.a., 2000; Cain, 2005), maar verder geen bronnen die specifiek gericht zijn op methoden en/of de effectiviteit daarvan. Binnen de bibliotheek van MOVISIE zijn 20 bronnen gevonden, waaronder zes gericht op diversiteitsmanagement en multicultureel personeelsbeleid binnen arbeidsorganisaties en dus niet specifiek op vrijwilligers (Cock & Pieterman, 1999; Linden, 1995; Beijsterveldt, E. 2003; Glastra e.a., 2001; Hofstede e.a., 2004; Ministerie van SZW, 2005; Geffen 2007) en twee gericht op interculturele communicatie en/of contact in het algemeen (Pinto, 1990; Bebelaar, 2007). In de bibliotheek van MOVISIE werd ook een belangrijke bron van methoden gevonden: De methodiekklapper: Een overzicht van vernieuwende ondersteuningsmethoden voor lokaal vrijwilligerswerk, uitgegeven in 2004 door Spectrum, Centrum Maatschappelijke Ontwikkeling Gelderland. Gezien een aantal karakteristieken van het veld, die hieronder nader besproken worden, is ook buiten de ‘gebruikelijke’ kanalen van vrijwilligersmanagement gezocht naar informatie over de vormgeving van vrijwilligerswerkondersteuning op lokaal niveau. Naast het raadplegen van de internationale en nationale literatuur over diversiteit en vrijwilligers werden verschillende internetbronnen geraadpleegd, waaronder de websites van sportkoepels en politieke partijen, en verschillende themasites van MOVISIE. Een conceptversie van deze verkenning is voorgelegd aan verschillende experts in het veld tijdens een bijeenkomst; zij hebben opmerkingen en aanvullingen geleverd op het document. De verkenning die nu voor u ligt is op basis van dit commentaar aangepast.
1
Zoektermen in het Nederlands: ((vrijwilligers OR vrijwilligersorganisaties) AND diversiteit AND (methode OF methodiek OF instrument)). Zoektermen in het Engels: ((volunteers OR (volunteer organisations) OR (volunteer organizations) OR (volunteer agencies)) AND diversity AND (local OF municipal) AND (method OR tool OR instrument )
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
6
2. Bevindingen 2.1 Bijzonderheden van de sector Relevant voor deze verkenning is dat het veld van vrijwilligerswerk en vrijwillige inzet gekarakteriseerd wordt door een kloof tussen de theorie en de praktijk (zie bijvoorbeeld Macduff & Netting, 2008). De wetenschappelijke literatuur over vrijwilligerswerk bevat nauwelijks of geen empirische studies over de effectiviteit van specifieke methoden die gebruikt worden in de praktijk van vrijwilligersmanagement of de ondersteuning van vrijwilligerswerk en vrijwilligersorganisaties. Binnen het veld van vrijwilligerswerk in Nederland wordt ‘consensus’ met betrekking tot de effectiviteit (of in ieder geval bruikbaarheid) anders opgevat dan binnen het project Effectieve Interventies oorspronkelijk bedoeld was. Kennis en methoden (of praktijken die op methoden lijken) worden wel uitgewisseld door organisaties en andere instanties onderling; ze worden door middel van trainingen, publicaties, adviestrajecten en dergelijke verspreid. De ‘effectiviteit’ wordt echter voornamelijk op factoren als aantrekkelijkheid/aansprekingkracht en toepasbaarheid beoordeeld, sterk afhankelijk van de context. Er wordt vaak projectmatig gewerkt en dit impliceert dat er over deze projecten wel gerapporteerd wordt met betrekking tot de resultaten. De resultaten worden echter doorgaans per project gedefinieerd. De rapportages zijn verder in verschillende mate openbaar gemaakt, met de projecten voor grotere instanties veel zichtbaarder dan de projecten van kleinere organisaties. Het vinden van de rapportages die wel beschikbaar zijn hangt vaak op het toevallig weten dat een bepaalde methode (aanpak, stappenplan, richtlijn) in een bepaalde context gebruikt wordt. Binnen deze sector blijft de mate van toeval in het verzamelen van methoden dus nog altijd heel groot. Deze barrière heeft te maken met een aantal fundamentele verschillen tussen het veld van vrijwilligerswerk en de medische wereld, waarop de evidence-based werkwijze gebaseerd is. In de medische wereld zijn er duidelijke patiënten met duidelijke problemen die door systematische behandelingen (gebaseerd op een lange geschiedenis van doorgronde wetenschappelijke kennis) wel of niet geholpen kunnen worden. Bewijs neemt de vorm van de aan- of afwezigheid van een duidelijk te herkennen resultaat, dat vervolgens in verschillende contexten getoetst kan worden. In het veld van vrijwilligerswerk zijn er geen duidelijke patiënten (individuele vrijwilligers, vrijwilligersorganisaties, ondersteuningsinstanties, sectoren, overheden, samenleving enzovoorts). Verder zijn de problemen niet duidelijk. Sterker nog, het begrip vrijwilligerswerk is nog altijd vaag en verschilt sterk, afhankelijk van – of gedefinieerd binnen/door – specifieke contextfactoren, en vaak van de ‘patiënten’ zelf. Er bestaat geen canon van literatuur/wetenschappelijke kennis waar ‘behandelingen’ op gebaseerd kunnen worden en waar de effecten van deze ‘behandelingen’ getoetst kunnen worden.
2.2 Uitgebreide effectstudies ontbreken De structuur van overheidssubsidie en particuliere fondsen laat weinig ruimte over voor uitgebreide gedegen effectmetingen. Het gebruikelijke instrument – de pilot – wordt uitgevoerd met intensieve begeleiding en middelen. ‘Succesvolle’ pilots worden vervolgens best practices, die aan allerlei verschillende contexten aangeboden worden (inclusief de intensieve begeleiding en middelen), zonder aandacht voor de generaliseerbaarheid van de resultaten en vaak zonder verdere aandacht voor systematische evaluatie. Deze situatie belemmert de mogelijkheid om effecten te meten en dus methoden te doorgronden.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
7
2.3 Toepasbaarheid van de methodiek Binnen het veld van vrijwilligerswerk worden de vragen die gesteld worden, de problemen die gedefinieerd worden en de wijze waarop deze aangepakt worden altijd sterk door een scala van politieke en economische belangen beïnvloed. In veel gevallen wordt het veld zelf gestructureerd, ingericht en gekleurd door instanties die de vragen stellen en ook van antwoorden voorzien (bijvoorbeeld MOVISIE in Nederland en Volunteering Engeland/Institute of Volunteering Research in het Verenigd Koninkrijk). Verder worden deze instanties op verschillende manieren afgerekend, niet altijd op basis van effectiviteit en vaak met nadruk op outputs in plaats van outcomes (zie bijvoorbeeld Shalock, 2000). De verscheidenheid aan vraagstukken waar projecten over gaan, zorgt voor zeer uiteenlopende beoordelingscriteria. Hierdoor zijn de resultaten van het ene project of de methodiek moeilijk vergelijkbaar met de resultaten van het andere. Deze verkenning betreft methoden die ontwikkeld zijn om de diversiteit binnen vrijwilligersorganisaties te ontwikkelen. Dit doen we vanuit het perspectief van de organisatie (versus het veld als geheel of op het niveau van individuele vrijwilligers). De gevonden methoden worden op basis van specifieke doelgroepen georganiseerd.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
8
3. Methoden Hieronder volgt een lijst van gevonden methoden die in grote lijnen aan de gehanteerde definitie van een methode voldoen. Naast deze methoden werd er tijdens de expertmeeting ook verwezen naar een recent initiatief die in de loop van tijd meegenomen zouden kunnen worden: • Het Eemlands Model (Gemeente Amersfoort, Stichting Revelijn): zie verder www.invoeringwmo.nl/WMO/nl-NL/Ontwikkelpilots/Eemland.htm
3.1 Verschillende soorten doelgroepen De Bijspringermethode De Bijspringermethode is in 2000 door stichting Scala ontwikkeld in de plattelandsgemeente Ooststellingwerf. Deze methodiek is bedoeld om vrijwilligerswerk op lokaal niveau te versterken op basis van vijf kernprincipes (pijlers): een actieve en naar buiten tredende houding (outreachend), een persoonlijke benadering, een flexibele opstelling, een focus op de directe leefomgeving en een professionele coördinatie. Typerend voor de methodiek is dat ze uitgevoerd wordt in de eigen leefomgeving door vrijwilligers en betaalde krachten op basis van flexibilisering. De Bijspringermethode is in verschillende dorpen toegepast en er wordt momenteel gewerkt aan een stedelijke variant (MOVISIE). De methode kent ook een variant die specifiek gericht is op het betrekken van jonge vrijwilligers. De Bijspringermethode is vastgelegd in een viertal handboeken. Meer informatie over deze methode is te vinden op: www.scala-welzijn.nl/page-item-vrijwilligerswerk%2Cbijspringer%2Cbij.handboeken_bijspr_meth.html DIVersiteits Audit (DIVA) De DIVersiteits Audit is in 1999 door D66 ontwikkeld als een manier om het succesniveau te bepalen waarop afdelingen een diversiteitsbeleid voeren. De methodiek bevat instrumenten voor het meten en analyseren van diversiteitsbeleid op basis van zeven aandachtsgebieden: de gevoelde noodzaak om divers te zijn; externe gerichtheid; veranderingsgezindheid; afdelingscultuur (afgebakend naar omgangsvormen); management van de afdeling; formele en informele structuur; stijl van overleg. Meer informatie over de DIVA is te vinden op http://archief.d66.nl/diva. Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode.
3.2 Allochtonen Bruggenbouwers Bruggenbouwers is ontwikkeld door Welstede in Ede en de gemeente Ede, in samenwerking met het POEGE (Platform Organisaties Etnische Groeperingen Ede). Doel van de methodiek is ’het vergroten van de maatschappelijke participatie van allochtonen door organisaties van allochtonen en individuele allochtonen (de Bruggenbouwers) te versterken en meer allochtonen als vrijwilliger, bestuurslid of beroepskracht bij maatschappelijke organisaties aan het werk te krijgen’. (Spectrum, 2004) De methodiek kent vijf fases, inclusief voorbereiding en evaluatie. Een kernelement
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
9
van de werkwijze is de ‘bruggenbouwer’ – een individuele allochtoon die in staat is (gesteld) om contact te leggen tussen de eigen cultuur en de bredere Nederlandse samenleving. Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode. De Veelkleurige Vereniging De Veelkleurige Vereniging is in 2006 door het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB) ontwikkeld. Deze methode bestaat uit een zevenstappenplan gericht op het behouden en werven van allochtone leden en kader in sportverenigingen. De stappen hebben te maken met de voorbereiding van een plan van aanpak op basis van een interne analyse, de uitvoering van dit plan en het evalueren en borgen van de opgedane kennis. Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode. HandSaam Divers HandSaam Divers is in 2006 door Community Partnership Consultants en MOVISIE (voorheen CIVIQ) ontwikkeld als een methode om diversiteit te ontwikkelen binnen vrijwilligersorganisaties. Centraal staat het leren van migrantenorganisaties, die succesvol zijn in het vinden en binden van vrijwilligers uit verschillende culturele achtergronden. De werkwijze bestaat uit het koppelen van sleutelfiguren binnen reguliere vrijwilligersorganisaties met kaderleden van succesvolle migrantenorganisaties voor een beperkte periode (4-6 maanden). Tijdens het traject leren de partijen de organisatie van de ander kennen en werken ze samen aan het realiseren van een ‘Atlas van Diversiteit’ waarop vervolgplannen voor samenwerking gebaseerd kunnen worden. De methode is vastgelegd in een brochure en op een dvd. Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode. Op weg naar een multiculturele voetbalvereniging: Een handleiding voor interculturalisatie De handleiding is in 2001 door Multicultureel Instituut Utrecht ontwikkeld. Ze bevat een zevenstappenplan bedoeld om besturen van voetbalverenigingen te helpen bij het ontwikkelen en uitvoeren van interculturalisatiebeleid binnen de eigen vereniging (lijkt op De Veelkleurige Vereniging). Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode. Routeplanner Stap Twee De Routeplanner Stap Twee is ‘een digitale handleiding interculturalisatie vrijwilligerswerk’ (www.movisie.nl/118073/def/home/methoden/routeplanner_stap_twee/interculturalisatie). De handleiding omschrijft een interculturaliseringstraject van zes stappen (agendering, diagnose, plannen, uitvoeren, evalueren, verankeren). Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
10
Vademecum Vrijwilligerswerk door Allochtonen Het Vademecum Vrijwilligerswerk door Allochtonen is in 1995 door het Verwey-Jonker Instituut samengesteld (Van Daal, 1995). Het bevat informatie en adviezen die gebaseerd zijn op resultaten van onderzoek onder organisaties die met allochtone vrijwilligers werken. Het vademecum is bedoeld voor algemene organisaties, zelforganisaties van allochtonen, gemeentelijke overheden, service- en steunfunctieorganisaties en beroepsopleidingen. Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode.
3.3. Jongeren Flying Teams De Flying Teams methodiek is in 1997 door vereniging Nederlandse Organisaties Vrijwilligerswerk en Stichting Alexander ontwikkeld als een manier om vrijwilligersorganisaties toegankelijker en aantrekkelijker te maken voor jongeren. Hier worden groepen van vier jongeren voor ingezet. De teams krijgen een training in onderzoek- en consultatietechnieken en worden op organisaties afgestuurd om daar mee te denken over het betrekken van jonge vrijwilligers. De werkwijze bestaat uit een onderzoeksfase en een consultatiefase. De methode wordt beschreven en geanalyseerd door Wiebing (2003) in een boek over participatie onderzoek met jongeren (de Winter & Kroneman, 2003). Vrijwillig op Stap De methodiek Vrijwillig op Stap is in 2001 ontwikkeld door Stichting Leerplan Ontwikkeling. De methodiek heeft als doel het interesseren van jongeren in vrijwilligerswerk, het tekort aan vrijwilligers te verkleinen en de activiteiten van organisaties beter op de jeugd af te stemmen. De methodiek bestaat uit een draaiboek voor het opzetten van een traject waarin leerlingen gestimuleerd worden door de schoolomgeving om vrijwilligerswerk te doen. De traject wordt ondersteund door een bemiddelaar (vrijwilligerscentrale). Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode. Erkenning van Vrijwilligerswerkervaring Erkenning van Vrijwilligerswerkervaring is door Scouting Steunpunt Gelderland ontwikkeld als methode om vrijwilligerswerk aantrekkelijk voor jongeren te maken, door het verstrekken van formele erkenning. Centraal in deze methodiek staat een samenwerking tussen vrijwilligersorganisaties en onderwijsinstellingen met als doel om erkende stageplaatsen te realiseren. Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
11
3.4 Ouderen Een eigen stem: Werken met ouderenpanels Een eigen stem is in 1996 door het NIZW gepubliceerd als handleiding voor het gebruik van de panelmethode om inzicht te krijgen in de behoeften van ouderen als klanten en vrijwilligers. Gebaseerd op panelonderzoeksmethoden uit de sociale wetenschappen (Royers, 1997), geeft deze handleiding een overzicht van verschillende soorten panels en hoe deze ingezet worden om inzichten te krijgen in de behoeften van de doelgroep. Tevens bevat de handleiding een plan van aanpak – bestaande uit zes stappen - voor het inzetten van een ouderenpanel om een veranderingsproces te faciliteren. Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode.
3.5 Mensen met een beperking Burenhulpcentrale De Burenhulpcentrale methodiek is ontwikkeld door de Psychosynthese Adviesgroep, met als doel het bemiddelen tussen vraag naar en aanbod van informele diensten in de buurt en/of de wijk. Deze methodiek maakt gebruik van telecommunicatietechnologieën waaronder speciaal ontwikkelde software en een netwerk van mobiele telefoonnummers. Informatie over aanbieders, die zich bij de Burenhulpcentrale aanmelden, wordt in een database opgeslagen. Als een dienstvraag binnenkomt, wordt deze database geraadpleegd en contact met een geschikte aanbieder gemaakt. Als deze niet beschikbaar is, wordt een andere aanbieder gezocht. Een evaluatiestudie op basis van zes pilots laat enkele problemen zien waardoor de effectiviteit van de methodiek belemmerd wordt (Peters & Meeuwsen, 2008). Community Care methodiek De Community Care methodiek is door MOVISIE (voorheen CIVIQ) ontwikkeld als een methode gericht op het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor mensen met een verstandelijke beperking. De methode bestaat uit begeleidingstrajecten waarin een bemiddelaar (bijvoorbeeld een vrijwilligerscentrale) een individu faciliteert bij het vinden van passend vrijwilligerswerk binnen een organisatie. Zowel de vrijwilliger als de organisatie krijgen begeleiding en na afloop van het traject vindt er een evaluatie plaats. De methodiek wordt in een publicatie van CIVIQ beschreven (Hofman & van der Meulen, 2003). Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode. Drempelloos vrijwilligerswerk Drempelloos vrijwilligerswerk is in 2002 door MOVISIE (voorheen CIVIQ) ontwikkeld als een methode gericht op het toegankelijk maken van vrijwilligerswerk voor mensen met een lichamelijke beperking. De methode bestaat uit begeleidingstrajecten waarin een bemiddelaar (bijvoorbeeld een vrijwilligerscentrale) een individu faciliteert bij het vinden van passend vrijwilligerswerk binnen een organisatie. Zowel de vrijwilliger als de organisatie krijgen begeleiding en na afloop van het traject vindt er een evaluatie plaats.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
12
Ervaringen van de toepassing van deze methode in vijf steden zijn vastgelegd in een publicatie (Hetem e.a., 2002) Unlimited@Work Unlimited@Work is in 2005 door MOVISIE (voorheen CIVIQ) ontwikkeld om vrijwilligersorganisaties te helpen bij het bemiddelen en begeleiden van vrijwilligers met een psychische beperking. Elementen van deze methodiek zouden ook toepasbaar zijn op andere groepen kwetsbare vrijwilligers. Unlimited@Work bestaat uit een vijfstappenplan: organisatiesamenwerking tussen vrijwilligersveld en GGZ-sector, toegankelijk maken van vrijwilligerswerk, bemiddeling vrijwilligerswerkplekken, begeleiding op de werkplek en evaluatie. De methodiek wordt in een publicatie van MOVISIE beschreven (Daru & Sok, 2007). Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode.
3.6 Vrouwen Vrouwelijk Kader Graag Gezien Het project Vrouwelijk Kader Graag Gezien is ontwikkeld door het Nederlands Instituut voor Sport en Bewegen (NISB), de Nederlandse Culturele Sportbond (NCS) en de Nederlandse Christelijke Sport Unie (NCSU). Het project is opgezet als een manier om sportverenigingen te helpen bij het betrekken van vrouwelijke leden bij kaderfuncties en daarmee het tekort aan bestuursleden op te lossen. De methodiek bevat een handleiding, een cd-rom met voorbeelddocumenten, een online applicatie en begeleiding door een consulent. De handleiding bevat een zevenstappenplan. Meer informatie over deze methodiek is te vinden op: www.sportalliantie.nl/produktdetails2.asp?ProduktID=13&DoelgroepID=2 Een variant op deze methodiek is Ouders Graag Gezien, waardoor ouders gestimuleerd zouden worden om zich vrijwillig in te zetten binnen de sportverenigingen van hun kinderen. Er is geen systematische informatie beschikbaar over de toepassing of de effectiviteit van deze methode.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
13
4. Literatuur Daal, H.J. van (1995). Vademecum Vrijwilligerswerk door allochtonen. Utrecht: Verwey-Jonker Instituut jaar: 1995. Daru, S. & K. Sok. (2007). UN-LIMITED@WORK: Onbeperkt vrijwilligerswerk door mensen met een psychische beperking. Utrecht: MOVISIE. Hetem, R., N. Broenink & I. Wilbrink. (2002). Drempelloos vrijwilligerswerk: Maatwerk voor mensen met een lichamelijke functiebeperking. Utrecht: NOV publicaties. Hofman, E. & M. van der Meulen, M. (2003). Community Care. Utrecht: CIVIQ. MacDuff, N. & E. Netting (2008). Pracademic: A cultural anomaly. Vrijwillige Inzet Onderzocht (ViO). 5:1, pag. 37-44. Meijs, L.C.P.M. & C. Westerlaken (1994). Vrijwilligersorganisaties en HRM, Talenten: beleid of misleid? Personeelsbeleid. 30:6 p. 37-43. Royers, T. (1997). Een eigen stem: Werken met ouderenpanels: een veelzeggende methode. Utrecht: NIZW. Schalock, R. L. (2000). Outcome-based Evaluation. New York: Springer. Spectrum CMO (2004). De Methodiekklapper: Een overzicht van vernieuwende ondersteuningsmethoden voor lokaal vrijwilligerswerk. Velp: Spectrum. Vos de Wael, L. (red.). (2002). Vorming en vrijwilligerswerk: Wat leren wij van de “nieuwe” vrijwilliger? Verslagboek van de Vlaams-Nederlandse conferentie. Beraadsgroep Vorming en Socius. Wiebing, R. (2003). Flying Teams. Jongeren in gesprek met vrijwilligersorganisaties. Pag. 55-69 in Winter, M. de & M. Kroneman (2003). Participatief jeugdonderzoek: sociaal-wetenschappelijk onderzoek samen met kinderen en jongeren naar beleid voor de jeugd. Assen: Uitgeverij van Gorcum. Winter, M. de & M. Kroneman (2003). Participatief jeugdonderzoek: sociaal-wetenschappelijk onderzoek samen met kinderen en jongeren naar beleid voor de jeugd. Assen: Uitgeverij van Gorcum.
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
14
Bijlage: Deelnemers Expertmeeting Diversiteit vrijwilligersorganisaties Mammoni Utrecht – donderdag 4 december 2008
Marleen van der Heijden Stichting Scala Henk Kinds, directeur Community Partnership Consultants Anneke Wienema, adviseur Primo Noord-Holland Marcel Hoogenboom, docent en onderzoeker Faculteit Sociale Wetenschappen, Universiteit Utrecht Katrien Buijsse, adviseur K2 Marieke Broersma Ravelijn Astrid van der Kooij (dagvoorzitter), seniorprojectleider Linda Bridges Karr, onderzoeksconsulent Anita Peters, seniorprojectleider MOVISIE
Notulen: Christina Mercken (Xina Tekst & Support)
Utrecht, februari 2009 * Verkenning Diversificatie Vrijwilligersorganisaties
15