© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Meer plezier, minder gevaar! De wettelijke regelingen en bepalingen rondom Arbo hebben al bij veel vrijwilligersorganisaties op de agenda gestaan. Lang niet altijd levert dit een concreet resultaat op. In de praktijk blijkt dat er veel onduidelijkheid is over Arbo. Daar komt bij dat inmiddels de wetgeving is veranderd. Vrijwilligersorganisaties zijn vrijgesteld van de arboverplichting mits… Er zijn natuurlijk ook uitzonderingen en aanbevelingen. Besturen van vrijwilligersorganisaties vragen zich af hoe ze moeten omgaan met Arbo: wanneer wel een risico-inventarisatie, wanneer niet, wat moet wel, wat niet, wat is verstandig om te doen, enzovoorts. Om te weten welke onderdelen voor uw organisatie van belang zijn, kunt u de arboformat invullen die op deze cd-rom staat. Deze cd-rom geeft antwoord op de vele vragen die vrijwilligersorganisaties hebben op arbogebied. Om arbozaken goed te regelen staan op deze cd-rom allerlei voorbeelden en formats die direct te gebruiken zijn. Om het gebruiksgemak te verhogen zijn de voorbeelden en formats ook bijgevoegd als Worddocument, zodat u deze onderdelen ook digitaal kunt invullen. Het verhogen van de veiligheid en het uitsluiten van onnodige risico’s maakt het werken binnen een vrijwilligersorganisatie gemakkelijker. Met deze cd-rom hopen we u en het vrijwilligerswerk op deze manier te ondersteunen. Voor meer informatie of ondersteuning kunt u terecht bij de Helpdesk van Stichting Zet, zij helpen u hierbij graag verder. Met dank aan het vrijwilligerssteunpunt in Best en Bernheze, de gemeente Best en diverse (vrijwilligers)organisaties in Brabant die meegewerkt hebben aan het pilotproject Arbo binnen vrijwilligersorganisaties. Deze cd-rom is tot stand gekomen naar aanleiding van dit pilotproject, uitgevoerd door Stichting Zet (voorheen Prisma Brabant) en gesubsidieerd door de provincie Noord-Brabant.
Stichting Zet Postbus 271 5000 AG Tilburg Telefoon: (013) 544 1440
[email protected] Samenstelling: Miek van Dongen Stichting Zet Januari 2007
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Inhoud 01 De wet Arbo
3
02 Verplichtingen & voorwaarden
5
03 Stapsgewijze aanpak
10
04 Arbowerkgroep
13
05 Accommodaties & risico’s
15
06 Risico-inventarisatie en -evaluatie
17
07 Preventie & hulpverlening
21
08 Praktische hulp
27
09 Voorbeelden & instructies
35
10 Calamiteitenplan
40
Bijlagen Formats en formulieren (in Word). Deze bestanden vindt u apart op de cd.
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties De wet Arbo De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
1.1 Arbo en vrijwilligersorganisaties 1.2 Arboformat: is een RI&E nodig? 1.1 Arbo en vrijwilligersorganisaties In Nederland kennen we de zogenaamde Arbeidsomstandighedenwet. Deze Arbowet is bedoeld om goede arbeidsomstandigheden op de werkplek te bevorderen. Enkele jaren was deze wet ook van toepassing op alle vrijwilligersorganisaties. Vanaf 15 maart 2006 is deze wet veranderd en heeft het ministerie van Sociale Zaken en werkgelegenheid besloten dat een versoepeling van deze regelgeving op zijn plaats is. Persbericht Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid 06 maart 2006 Nr. 06/037 Vrijwilligers nu al vrijgesteld van arboregels Organisaties waar vrijwilligers werken hoeven binnenkort niet meer aan alle verplichtingen van de Arbowet te voldoen. Alleen de bescherming tegen zeer ernstige risico’s blijft gehandhaafd. Dat heeft staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken en Werkgelegenheid besloten, vooruitlopend op de wijziging van de Arbowet die in 2007 moet ingaan. De versoepeling van de regels leidt tot minder administratieve lasten. Een regel die vervalt is bijvoorbeeld de verplichting om een risico-inventarisatie en -evaluatie te maken (behalve waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen). Ook hoeven vrijwilligersorganisaties geen preventiemedewerker en bedrijfshulpverleners aan te stellen. Vrijwilligers blijven wel wettelijk beschermd tegen zeer ernstige risico’s, die grote gevaren voor de gezondheid met zich meebrengen. Enkele voorbeelden zijn valgevaar (bijvoorbeeld bij de restauratie van een clubhuis), het werken met gevaarlijke stoffen en biologische agentia (zoals virussen of vaccins) of met professioneel vuurwerk. Ook blijven aanvullende bepalingen voor gezond en veilig werken van kracht voor kwetsbare groepen die extra bescherming nodig hebben. Het gaat om jeugdige vrijwilligers tot 18 jaar en vrijwilligers die zwanger zijn of borstvoeding geven. Buiten de vrijstelling vallen de vrijwillige brandweer en politie. Voor hen blijft de Arbowet van toepassing. Dat is ook het geval voor mensen die vanuit een uitkering op proef gaan werken en voor betaalde werknemers bij een vrijwilligersorganisatie. De vrijstellingsregeling treedt op 15 maart 2006 werking.
Vrijwilligersorganisaties zijn nu vrijgesteld van de verplichting om een risico-inventarisatie en -evaluatie te maken. Hiermee vervalt tevens de verplichting om een aparte preventiemedewerker en bedrijfshulpverleners aan te stellen. Naar verwachting zal een aantal zaken in de loop der tijd vanuit het ministerie of vanuit jurisprudentie nader worden omschreven en ingevuld. Uitzondering op deze regel zijn de organisaties waar gewerkt wordt met gevaarlijke stoffen of waar bijvoorbeeld valgevaar aanwezig is. Denk bijvoorbeeld aan de restauratie van een clubhuis. Buiten de vrijstelling vallen de vrijwillige brandweer en politie. Ook blijven aanvullende bepalingen voor gezond en veilig werken van kracht voor kwetsbare groepen die extra bescherming nodig hebben. Het gaat hierbij om vrijwilligers tot 18 jaar en zwangere of zogende vrijwilligers. Voor betaalde werknemers bij een vrijwilligersorganisatie of voor mensen die vanuit een uitkering op proef gaan werken bij een vrijwilligersorganisatie, blijft de Arbowet van toepassing.
3
Een risico-inventarisatie- en -evaluatie (RI&E) is dus niet meer verplicht bij vrijwilligersorganisaties zonder personeel, maar het blijft van belang om te zorgen voor gezondheid en veiligheid van vrijwilligers. In het licht van de aansprakelijkheid zegt een actief arbobeleid iets over verantwoordelijk besturen. Een RI&E is en blijft een goed handvat om de risico’s in beeld te brengen.
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
Voor vrijwilligersorganisaties met een accommodatie gelden vaak meerdere redenen en omstandigheden die vragen om een arboplan. Zo vraagt met name de horeca- en verhuurfunctie om extra aandacht ten behoeve van vrijwilligers in en rondom het gebouw. De zorgplicht Omdat de wetgever bepaald heeft dat ook in het vrijwilligerswerk sprake is van een gezagsverhouding, blijven besturen van vrijwilligersorganisaties wel een verantwoordelijkheid houden. Immers de zorgplicht blijft bestaan: een bestuur heeft vanuit zijn ‘werkgeverschap’ de taak om ervoor te zorgen dat men er veilig en gezond kan werken. En ook de vrijwilliger dient zelf verantwoordelijkheid te dragen voor zijn gedrag en optreden tijdens zijn/haar vrijwilligersbezigheden. Daarnaast blijft de natuurlijk aansprakelijkheid en dergelijke als vanouds van kracht. De zorgplicht voor goede arbeidsomstandigheden, die elke organisatie heeft, houdt in ieder geval in: • De zorg voor een zo groot mogelijke veiligheid en voorkom gevaren. • De zorg voor een zo goed mogelijke bescherming van de gezondheid. • Het bevorderen van het welzijn bij de arbeid. • De zorg voor vrije toegang en doorgang van vluchtwegen. • De zorg voor voorlichting en scholing in verband met veiligheid, gezondheid en welzijn bij arbeid. • Een overlegstructuur voor klachten van vrijwilligers over vrijwilligerswerk. 1.2 Arboformat: is een RI&E nodig? Wil je weten of je vrijwilligersorganisatie arboverplichtingen heeft, vul dan het Arboformat in. Organisatie met vrijwilligers Vrijwilligersorganisatie met betaald personeel (ongeacht aantal uren of soort werkverband)
ja/nee
Nee= geen RI&E (zie1)
ja/nee
Ja= verplicht RI&E
Vrijwilligersorganisaties waar mensen ‘stage’ lopen
ja/nee
Ja= verplicht RI&E
Vrijwilligersorganisatie met kwetsbare groepen als jeugdige vrijwilligers, zwangere/zogende vrijwilligers
ja/nee
Ja= verplicht RI&E
Vrijwilligersorganisaties waar met gevaarlijke stoffen gewerkt wordt (zoals vuurwerk)
Ja/nee
Ja= verplicht RI&E
Vrijwilligersorganisatie waar activiteiten plaats vinden die een gevaar kunnen opleveren (zoals valgevaar, brandweer)
Ja/nee
Ja= verplicht RI&E
Vrijwilligersorganisaties met een accommodatie
Ja/nee
Ja= zeer wenselijk (Zie 2)
Gemeenschapshuis met horeca- en verhuurfunctie
Ja/nee
Ja= verplicht RI&E
NB 1. Geen verplichte RI&E betekent wel zorgplicht als ‘werkgever’ voor goede, veilige omstandigheden voor alle vrijwilligers. 2. Zeer wenselijk vanwege mogelijke risico’s en aansprakelijkheid. Verplichte RI&E betekent ook aanwezigheid van BHV en preventiemedewerker.
4
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Verplichtingen & voorwaarden De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
2.1 2.2 2.3 2.4
Risico-inventarisatie en –evaluatie Verplichtingen en (rand)voorwaarden bij arboplannen Subsidies Voorbeeld arboplan De Beitel (ook in Word als bijlage op de cd)
2.1 Risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) De Risico-inventarisatie en -evaluatie brengt de gevaren op het gebied van veiligheid, gezondheid en welzijn binnen de organisatie in kaart. Over welke risico’s gaat het eigenlijk? En wat verstaan we onder ‘risico’? Een risico is eigenlijk niets anders dan de uitkomst van risico = kans x schade. Met de kans wordt bedoeld hoe groot de mogelijkheid is dat een gebeurtenis plaatsvindt. Middels een arbocheck (lees RI&E) wordt systematisch bekeken welke risico’s het werk kan meebrengen voor veiligheid, gezondheid en welzijn van de werknemer. Kies een arbocheck die het beste past bij het type organisatie (voor gemeenschapshuizen bijvoorbeeld de Horeca-arbocheck). De arbocheck kun je het beste met een paar mensen gezamenlijk doornemen. De knelpunten die door de RI&E worden gesignaleerd worden weergegeven in een Plan van aanpak. Daarin staat hoe de organisatie de gevonden risico’s wil wegwerken of beperken en binnen welke termijn dat gaat gebeuren. Als je tot de conclusie komt, dat je nog niet aan de voorwaarden voldoet, teken je dit aan. Dit zijn risicosituaties, waaraan je nog iets moet doen, voorzover dat mogelijk is, deze risicosituaties verwerk je uiteindelijk in het Plan van aanpak. De RI&E hoeft niet te worden gecheckt door een arbodienst, men moet de RI&E wel desgevraagd aan de arbeidsinspectie kunnen overleggen. De RI&E moet actueel zijn en overeenkomen met de heersende situatie. Dus als er zich veranderingen voordoen in de organisatie - bijvoorbeeld een andere accommodatie of andersoortige activiteiten - zul je de arbocheck (RI&E) opnieuw moeten doorlopen. Alle erkende branche-RIE’s staan op www.rie.nl
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
5
Ernstige risico’s Onder ernstige risico’s wordt verstaan gevaarlijke stoffen en biologische agentiën. Gevaarlijke stoffen zijn stoffen die de gezondheid en veiligheid van vrijwilligers ernstig kunnen schaden. Denk aan springstoffen, asbest, benzenen en gechloreerde waterstoffen, vluchtige organische stoffen, lood en loodwit. Onder biologische stoffen en agentiën worden verstaan niet-celkweken, menselijke endoparasieten en micro-organismen. Wanneer binnen de organisatie met gevaarlijke stoffen of biologische agentiën wordt gewerkt, moet een risico-inventarisatie en -evaluatie worden gemaakt. Toetsing door een arbodienst is niet noodzakelijk. Jeugdige vrijwilligers onder 18 jaar en zwangere vrijwilligers Voor vrijwilligers beneden de 18 jaar geldt minder vrijstelling. Voor hen is, gezien hun leeftijd en beperkte ervaring, sneller sprake van een zeer ernstig risico. Arbeid waaraan voor jeugdige vrijwilligers specifieke gevaren zijn verbonden mogen slechts worden verricht onder een zodanig deskundig toezicht dat gevaren worden voorkomen. Als deskundige begeleiding niet mogelijk is, mogen zij het werk niet doen. Deze werkzaamheden zijn het werken met giftige, kankerverwekkende, of voor voortplanting gevaarlijke stoffen, gevaarlijke biologische agentiën, werken onder overdruk (duiken), werken met straling, schadelijke trillingen en werken in een ruimte waar het geluidsniveau hoger is dan 90 dBa. Voor zwangere vrijwilligers en vrijwilligers die borstvoeding geven, blijven de aanvullende verplichtingen van kracht.
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
2.2 Verplichtingen en (rand)voorwaarden bij arboplannen Voorlichting aan de vrijwilligers Het bestuur zorgt ervoor dat de vrijwilligers doeltreffend worden ingelicht over de te verrichten werkzaamheden en de daaraan verbonden risico’s. Daarnaast wordt duidelijk gemaakt welke maatregelen zijn genomen, die erop gericht zijn deze risico’s te voorkomen of te beperken. Tevens zorgt het bestuur ervoor dat de vrijwilligers kennis hebben over de wijze waarop de deskundige bijstand in de organisatie is georganiseerd. Preventiemedewerker Een preventiemedewerker is enkel verplicht bij organisaties met meer dan 15 werknemers. Bij minder personeel kan de werkgever zelf deze rol vervullen. Een preventiemedewerker is iemand binnen de eigen organisatie die het bestuur helpt bij de dagelijkse veiligheid en gezondheid en arbeidsomstandigheden binnen de organisatie. Vaak is zo iemand al aanwezig onder de titel ‘arbocoördinator’. Hij of zij moet dus kennis hebben van de arborisico’s binnen de organisatie. Bedrijfshulpverlening Organisaties met personeel, maar ook vrijwilligersorganisaties zoals een gemeenschapshuis waar veel mensen bijeenkomen, moeten doeltreffende maatregelen nemen zodat wanneer de situatie zich voordoet waarin direct gevaar voor de veiligheid en gezondheid aanwezig is, iedereen zich snel in veiligheid kan stellen, dan wel andere passende maatregelen kan nemen. Onder deze laatste vallen de controle brandblusapparaten, opstellen van een calamiteiten-/ontruimingsplan, de controle van de werking van nooduitgangen, et cetera. De werkgever moet zich hierbij laten bijstaan door de door hem aangewezen bedrijfshulpverleners. Het verlenen van bijstand van bedrijfshulpverleners houdt in: • eerste hulp bij ongelukken; • bespreken en bestrijden van brand en het beperken van ongevallen; • in noodsituaties alarmeren en evacueren van alle personen; • het alarmeren van en samenwerken met de gemeentelijke brandweer en andere hulpverlenende organisaties. Melding en registratie van ongevallen en beroepsziekten Wanneer een vrijwilliger tijdens het verrichten van zijn werk een ongeval overkomt dat ernstige lichamelijke schade, geestelijke schade of de dood tot gevolg heeft, dan meldt de organisatie dit schriftelijk aan de arbeidsinspectie. Andere onderdelen van Arbeidsomstandighedenwet Arbeidsomstandighedenbeleid bestaat niet alleen uit de risico-inventarisatie en -evaluatie maar ook uit: verzuimbeleid, PAGO (Periodiek Arbeidsgeneeskundig Onderzoek) en het AGS (Arbeidsgeneeskundig spreekuur). Wanneer vrijwilligersorganisaties geen mensen in loondienst hebben zijn ze hiervan uitgezonderd. Arbeidstijdenwet jongeren Hoeveel uur mogen jongeren per week werken? Dat verschilt per leeftijd. Er zijn wel twee algemene regels. • Kinderen en jongeren mogen geen over-, nacht- of oproepwerk doen. • Kinderen en jongeren mogen alleen op zondag werken als ze zaterdag vrij hadden. - Kinderen onder de 13 jaar Deze kinderen mogen geen betaald werk doen.
6
- Kinderen van 13 of 14 jaar Deze kinderen mogen buiten schooltijd maximaal twee uur per dag klusjes in en rond het huis
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
doen. Tussen acht uur ‘s ochtends en zeven uur ‘s avonds. In het weekend mogen ze zes uur per dag werken. In totaal mogen ze nooit langer dan 12 uur per schoolweek klusjes doen. Tijdens de vakantie mogen deze kinderen niet meer dan zeven uur per dag werken. In totaal mogen ze dan nooit langer dan 35 uur per week werken. - Kinderen van 15 jaar Deze kinderen mogen buiten schooltijd twee uur per dag lichte arbeid doen. In het weekend is dit acht uur. Ze mogen nooit langer dan 12 uur per schoolweek werken. In de vakantie mogen deze kinderen maximaal 40 uur per week werken. - Jongeren van 16 of 17 jaar Jongeren mogen maximaal 45 uur per week werken. Per vier weken mogen ze maximaal 160 uur werken. Per week hebben deze jongeren recht op 36 uur aaneengesloten rust. Per etmaal is dit 12 uur rust. Ook voor deze jongeren geldt dat ze tijdens een schoolweek maximaal twee uur op een dag mogen werken. Handhaving De handhaving van de Arbeidsomstandighedenwet, Arbeidstijdenwet (is ook gewijzigd) en arbeidstijdenbesluit wordt door de arbeidsinspectie gedaan. Als er zich onverhoopt toch ongelukken voordoen, kan gevraagd worden naar het gevoerde beleid. Alles wat op papier staat zoals beleidsplannen, RI&E, Plan van aanpak, notulen e.d., zijn hierbij bewijsstukken. 2.4 Subsidies De overheid wil ondernemers en non-profitorganisaties stimuleren om te investeren in arbovriendelijke arbeidsmiddelen. Daarom heeft het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid de Regeling arbo-investeringen (de Farbo-regeling) in het leven geroepen. Jaarlijks stelt het ministerie een lijst samen van innovatieve, arbovriendelijke arbeidsmiddelen die de blootstelling aan fysieke belasting, lawaai of gevaarlijke stoffen verminderen. Wie een arbeidsmiddel aanschaft dat op deze lijst staat, kan een subsidie aanvragen van maximaal 10% van de aanschafkosten tot maximaal € 25.000,00. De regeling is sinds 2005 voor iedereen toegankelijk, als het arbeidsmiddel maar bedrijfsmatig wordt gebruikt. Het Agentschap SZW voert deze regeling uit. Voor meer informatie kijk bij: www.agentschap.szw.nl Verder bestaat er een subsidieregeling voor mogelijke opleidingen en aanpassingen ten behoeve van de arbeidsomstandigheden, te weten FCB, subsidieregeling AVR-opleidingen. Alleen medewerkers met een ondertekende arbeidsovereenkomst komen voor subsidie in aanmerking. Meer informatie over deze subsidie vind je op de website: www.fcbwjk.nl Daarnaast kan het lokale vrijwilligersteunpunt ondersteuning bieden bij het stimuleren van bedrijven in het kader van maatschappelijk betrokken ondernemen. Nadere hulp, ondersteuning en informatie over fondsen en subsidies ook te verkrijgen bij de regionale steunfunctie Welzijn, Prisma Brabant te Tilburg (per 1 januari 2007 Stichting Zet te Tilburg). Bovenstaande omschrijvingen zijn aangepast t/m september 2006. Houd wijzigingen in de gaten. (Voor stapsgewijze aanpak zie item 3)
7
2.4 Voorbeeld arboplan De Beitel
© Stichting Zet
Inhoudsopgave 1. Algemene gegevens organisatie 2. Doelstelling organisatie 3. Werkwijze 4. Aandachtspunten na risico-inventarisatie en evaluatie 5. Plan van aanpak 6. Voortgang
1. Algemene gegevens organisatie Naam Adres Postcode/plaats Telefoon
Werkplaats De Houtbeitel xxx xxx xxx
Contactpersoon 1 Adres Telefoon
xxx xxx xxx
Contactpersoon 2 Adres Telefoon
xxx xxx xxx
Aantal vrijwilligers
xxx
Openingstijden Maandag van 13.00 - 16.30 uur en van 19.00 - 21.30 uur Dinsdag van 13.00 - 16.30 uur Donderdag van 13.00 - 16.30 uur Vrijdag van 13.00 - 15.30 uur
2. Doelstelling Werkplaats De Houtbeitel is een ontmoetingsplaats voor mannen en vrouwen en biedt de mogelijkheid om hout te bewerken onder begeleiding van een aantal deskundige vrijwilligers. Naast het creatieve doel is een belangrijk doel om gezelligheid en contact tussen mensen te bevorderen en vaardigheden te vergroten. De Houtbeitel is ingedeeld in twee afdelingen: a. De machinale afdeling Deze afdeling is ingericht met semi-professionele machines voor de beginnende en eenvoudige doe-het-zelver. Zo is er een cirkel-, lint-, afkort- en verstekzaag, vlakvandiktebanken, een langgatboormachine, een frees en een houtdraaibank. b. De afwerkruimte Is ingericht met werkbanken en er is een lijmhoek met grote lijmtangen. Verder bevinden zich er diverse gereedschappen als handzagen, hamers, schroevendraaiers, beitels en decoupeerzagen. De Houtbeitel draait op de inzet van vrijwilligers en is onderdeel van de welzijnsinstelling STOA.
3. Werkwijze Het Steunpunt Vrijwilligerswerk hanteerde voor het maken van het arbobeleid voor een vrijwilligersorganisatie de volgende procedure: Begin 2004 heeft de coördinator van het Steunpunt een gesprek gehad met de heer x x x en de heer x x x de beide contactpersonen van De Houtbeitel. Samen met hen is met behulp van de arbocheck een risico-inventarisatie en evaluatie gemaakt. Deze arbocheck is bijgevoegd als bijlage 1. Voorts is van hieruit een arbo Plan van aanpak ontwikkeld voor de jaren 2004 tot 2008.
8
2.4 Voorbeeld arboplan De Beitel
© Stichting Zet
4. Aandachtspunten na risico-inventarisatie en -evaluatie Zoals aangegeven is de volledige arbocheck als bijlage 1 aan dit beleidsstuk toegevoegd. Na de arbocheck zijn de volgende aandachtspunten ontstaan. • Er is geen registratie van ongevallen of bijna-ongevallen aanwezig. • Er is geen calamiteitenplan aanwezig in geval van brand of een ernstig ongeluk. • Er is geen goede verbandtrommel aanwezig. • Er zijn geen posters hoe te handelen bij brand aanwezig. • Er zijn bij uitgangen c.q. nooduitgangen geen (verlichte) bordjes ‘uit’ aanwezig. • Er is geen procedure over de melding van tekortkomingen. • Er zijn gehoor- en oogbeschermingsmiddelen aanwezig maar deze wordt niet of zelden gebruikt. • Er is geen rookbeleid. Vervolgens is samen met de vrijwilligers onderstaande prioriteitenlijst ontwikkeld: 1. Ontwikkelen rookbeleid. 2. Zorg dragen voor een goede verbandtrommel. 3. Bordjes ‘uit’ plaatsen bij uitgangen en nooduitgangen. 4. Het maken van een ongevallenregistratieformulier. 5. Posters aanschaffen ‘Hoe te handelen bij brand’. 6. Het gebruik van gehoor- en oogbeschermingsmiddelen structureel onder de aandacht brengen. 7. Het maken van een calamiteitenplan. 8. Een procedure ontwikkelen over de melding van tekortkomingen. Het Plan van aanpak staat beschreven in het volgende hoofdstuk.
5. Plan van aanpak 2004 - 2008 Aandachtspunt
Te ondernemen acties
1. Er is geen rookbeleid 2. Er is geen goede verbandtrommel aanwezig Aanschaf verbandtrommel A 3. Er zijn bij uitgangen cq nood-uitgangen geen (verlichte) bordjes ‘uit’ aanwezig 4. Er is geen registratie van ongevallen of bijna-ongevallen aanwezig 5. Er zijn geen posters hoe te handelen bij brand aanwezig 6. Er zijn gehoor- en oog-beschermingsmiddelen aanwezig maar deze wordt niet of zelden gebruikt
Advies inwinnen bij
Uitvoering door
Ontwikkelen van een rookbeleid
Bestuur STOA
xxx
Zorg dragen voor een goede
----
xxx
Brandweer
xxx
Brandweer
xxx
Brandweer
xxx
----
xxx
Het maken van een calamiteitenplan
Brandweer
xxx
Een procedure ontwikkelen over
----
xxx
Datum gereed
verbandtrommel Bordjes ‘uit’ plaatsen bij uitgangen en nooduitgangen Het maken van een ongevallenregistratieformulier Posters aanschaffen ‘Hoe te handelen bij brand’ Het gebruik van gehoor- en oogbeschermingsmiddelen structureel onder de aandacht brengen
7. Er is geen calamiteitenplan aanwezig in geval van brand of een ernstig ongeluk 8. Er is geen procedure over de melding van tekortkomingen
de melding van tekortkomingen
6. Voortgang Op 1 juli 2004 is het Arbobeleid van werkplaats De Houtbeitel samengevat in het Plan van aanpak 2004-2008. De beide contactpersonen zullen tweejaarlijks dit Plan van aanpak agenderen in de vergadering met hun vrijwilligers. Verder zullen zij zorgdragen voor het uitvoeren van de beschreven acties. Mocht het noodzakelijk zijn om de arbocheck te herhalen zullen zij het Steunpunt Vrijwilligerswerk hiervan in kennis stellen. Mocht geen tussentijdse inventarisatie en evaluatie gewenst zijn dat zal het Steunpunt begin 2008 een nieuwe afspraak met De Houtbeitel maken.
9
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Stapsgewijze aanpak De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
3.1 Stapsgewijze aanpak 3.2 Hulp vrijwilligerssteunpunt 3.3 Voorbeeld Arbobeleidsplan (ook in Word als bijlage op de cd) 3.1 Stapsgewijze aanpak 1. Bestuur geeft aan welk belang Arbo heeft voor de organisatie, bij voorkeur door het opstellen van een beleidsplan: een A-4tje waarin het bestuur aangeeft wat zij beoogt met Arbo (zie 3.3). Het bestuur kan ondersteuning vragen bij o.a. het lokale vrijwilligerssteunpunt of een koepelorganisatie. 2. Communicatie met de organisatie over het belang van Arbo en de aanpak. Te beginnen met het werven van vrijwilligers uit de organisatie die meewerken aan het inventariseren van de risico’s en plannen maken voor verbetering. Bijvoorbeeld middels een zg. (tijdelijke) Arbogroep waarin een of meer bestuursleden en vrijwilligers zitting hebben. 3. Het daadwerkelijk doorlopen van de arbocheck ofwel het invullen van de risico-inventarisatie vindt bij voorkeur plaats door meerdere personen op een gezamenlijk moment. Plan een dagdeel waarop alle deelnemers kunnen. Het is goed als (onderdelen van) de RI&E wordt ingevuld door een bestuurslid samen met een vrijwilliger die betrokken is bij de uitvoering van verschillende activiteiten. 4. Vervolgens worden deze formulieren gezamenlijk bekeken: herkennen we dit, zijn we het er mee eens, hebben we nog vragen, enzovoorts. Dit noemen we de risico-evaluatie. 5. Arbogroep stelt lijst samen van alle tekortkomingen inclusief het benoemen van de risico’s, legt deze voor aan het bestuur. 6. Bestuur geeft aan wat zij belangrijk vindt en waarom, afgeleid van het beleidsplan Arbo. Het bestuur geeft de prioriteiten aan, eventueel al met een planning. 7. Arbogroep maakt een Plan van aanpak inclusief risico’s, tijdplanning, oplossingsmogelijkheden hoe en wie. Verder ook voorwaarden, benodigdheden, ondersteuning, enzovoorts. Als het een flinke lijst is, is een top-10 aan te raden, zo blijft het overzichtelijk. 8. Bestuur gaat akkoord met Plan van aanpak en er worden afspraken gemaakt over wie wat wanneer doet. 9. Communicatie met alle vrijwilligers. 10. Informatie aan bezoekers/gebruikers. 11. Afspraken maken over naleving en handhaving. Onderwerp Arbo komt regelmatig terug op de bestuursagenda. 3.2 Hulp van een lokaal vrijwilligerssteunpunt Een vrijwilligerssteunpunt kan hulp en ondersteuning bieden in de vorm van: 1. Organiseren van een startbijeenkomst: wat betekent Arbo, wat moet je er voor doen, draagvlak, afspraken en planning, benoemen van (rand)voorwaarden en ondersteuningsmogelijkheden.
10
2. Hulp bieden aan bestuur bij formuleren van een heldere visie (insteek arbobeleid) en aangeven wat een geschikte werkwijze is.
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s
3. Informatie geven over de verschillen tussen formele en de sociale verantwoordelijkheid, de aansprakelijkheid, het bestuurlijk en juridisch goed regelen en vastleggen op papier, o.a. procedures en protocollen. 4. Aanreiken van informatiemateriaal, voorbeelden en formats. Denk hierbij aan: voorbeeld beleidsplan Arbo, Plan van aanpak, prioriteiten/meerjaren plan, oplossingsmogelijkheden, calamiteitenplan, instructies e.d. 5. Bundelen c.q. samenbrengen van gelijksoortige organisaties, belangen en knelpunten. Zoals: • Het formuleren van een klachtenregeling, samenstellen van een gezamenlijke klachtencommissie of vertrouwenspersoon. • Het lokaal organiseren van cursussen die het arbobeleid ondersteunen, zoals BHV, instructie verantwoord alcoholgebruik, EHBO, enzovoorts. • Het opzetten van een gedeelde BHV-dienst. • Een lokale (arbo)klussendienst of het uitwisselen van werk(kracht) en ervaring. • In het kader van maatschappelijk betrokken ondernemen motiveren van bedrijven om hun steentje bij te dragen aan de samenleving middels het aanbieden van financiën, menskracht, deskundigheid of faciliteiten.
Risico-inventarisatie & -evaluatie
Vrijwilligersorganisaties die aangesloten zijn bij een koepelorganisaties kunnen vaak vanuit de koepelorganisatie ondersteuning krijgen. Zo heeft Scouting Nederland veel materiaal ontwikkeld voor de lokale scoutingclubs.
Preventie & hulpverlening
Ondersteuning gemeenschapshuizen De gemeenschapshuizen in Noord-Brabant kunnen ondersteuning krijgen via ’t Heft, platform voor gemeenschapshuizen in Noord-Brabant of via de helpdesk van Stichting Zet, allen gevestigd in Tilburg.
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
11
3.3 Voorbeeld arbobeleidsplan
© Stichting Zet
Arbobeleid binnen onze vereniging Bij (naam vereniging) .......... zijn circa .......... (aantal) mensen actief of passief bezig met de (naam soort) .......... activiteit voetbalsport. Daarnaast krijgen wij als vereniging grote hoeveelheden deelnemers, supporters, bedrijven en andere gasten (of anders .......... ) op bezoek. Voorop staat dat wij eenieder veilig en gezond willen laten deelnemen aan de .......... activiteiten. Dit begint bij voorlichting en regels. Ons streven is dat onze accommodatie volledig beantwoordt aan de regels die er gelden voor veiligheid op .......... accommodaties. Verder wijzen we mensen op deze regels, en doen het maximale aan voorlichting en begeleiding om mensen te motiveren zich aan de regels te houden. Ook wil het bestuur dat de organisatie er voor zorgdraagt dat de gezondheid en het welzijn & welbevinden van onze vrijwilligers en gebruikers en bezoekers wordt gewaarborgd. Onderdeel van dit beleid is een actief arboplan. Dit arboplan is opgesteld door de arbocommissie, bestaande uit (namen, minimaal 1 bestuurslid) .........., .........., .......... In het arboplan zijn, naar aanleiding van de uitkomsten van een Risico Inventarisatie & Evaluatie, concrete verbeterplannen opgenomen voor knelpunten op diverse vlakken. De arbocommissie stuurt aan op het in de juiste volgorde afwerken van deze aktiepunten en verbeteringen door de diverse commissies binnen .......... (naam vereniging). Om binding te houden met wat er leeft binnen de club, bestaat de arbocommissie uit mensen vanuit de club, wordt er twee maal per jaar een arborondgang gehouden, en maakt Arbo een vast onderdeel uit van de agenda in de bestuursvergaderingen. Namens het bestuur,
12
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Arbowerkgroep De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
4.1 De arbowerkgroep 4.2 Ondersteuning van de werkgroep 4.1 Arbowerkgroep Als het bestuur besluit om aan de slag te gaan met arbo is het aan te bevelen om een werkgroep(je) samen te stellen die zich bezig gaat houden met Arbo. In deze werkgroep zit minstens een bestuurslid en komen de werkgroepleden zo verdeeld mogelijk uit de organisatie. De taak van de werkgroep: het invullen van (onderdelen van) de RI&E, meedenken over de risico’s en oplossingen, opstellen van Plan van aanpak. Bij een kleine of minder complexe organisatie kan de werkgroep in twee bijeenkomsten klaar zijn. Bij grotere of complexere organisaties kan de werkgroep mogelijk ook nog een rol vervullen bij het coördineren/uitvoeren van het Plan van aanpak, bij het controleren en handhaven van Arbo. De redenen om met aantal mensen Arbo op te pakken zijn: • Het voorkomt dat Arbo alleen een papieren formaliteit is waar verder niemand in de organisatie van op de hoogte is. • Het voorkomt de zogenaamde blinde vlekken en bedrijfsblindheid: samen weet je meer en wie er regelmatig mee werkt heeft er vaak meer zicht op, je maakt gebruik van de aanwezige kennis en inzichten. • Het is gezelliger om er met meer mensen aan te werken, geeft een andere energie en maakt de doorlooptijd korter. • Het wordt dan ook meer een thema van de hele organisatie en dat is nodig om het geheel goed te implementeren. Iedereen kan het Uit ervaring is duidelijk dat iedereen die betrokken is bij de organisatie, in principe in staat en geschikt is om een rol te vervullen bij het realiseren van Arbo binnen de eigen organisatie. Kortom, je hoeft in principe geen deskundige te zijn. Er wordt gevraagd om goed te kijken naar de huidige omstandigheden en mee te denken over de eventuele risico’s die aanwezig kunnen zijn en hoe die risico’s kunnen worden voorkomen. Op bepaalde onderdelen kan het handig of verstandig zijn er juist wel een deskundige erbij te betrekken. Werving Uit de praktijk blijkt, dat werving van medewerkers voor de arbowerkgroep het beste verloopt als men vrijwilligers persoonlijk benadert en vraagt om medewerking/deelname in de werkgroep. Hierbij is het van belang om aan te geven: hoeveel tijd de klus zal vergen, wat de taak exact inhoudt, waarom juist deze persoon gevraagd wordt (bijvoorbeeld om een bepaalde expertise). Werving kan bijvoorbeeld door een artikel in het clubblad, een praatje en toelichting op de ledenvergadering o.i.d., het mededelingenbord en/of de website. Communicatie Het is belangrijk dat het bestuur met de organisatie communiceert over Arbo, bijvoorbeeld bij onderstaande gelegenheden:
13
1. Binnen de organisatie gestart wordt met Arbo omdat het bestuur het o.a. belangrijk vindt dat de gezondheid, veiligheid en het welzijn van alle vrijwilligers, leden en bezoekers/deelnemers, zo goed mogelijk worden gegarandeerd. 2. Het bestuur hiervoor de medewerking van de vrijwilligers vraagt. Zo kan een oproep worden gedaan om deel te nemen in de arbowerkgroep, deskundigheid en ervaring over dit onderwerp aan het bestuur aan te geven en/of om risico’s en precaire situaties te melden.
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
14
3. De organisatie op de hoogte gehouden wordt van de resultaten van de arboaanpak. 4. Als er bepaalde zaken naar aanleiding van de RI&E en het Plan van aanpak besproken moeten worden met de leden, deelnemers en gebruikers, bekijkt het bestuur wie of hoe de communicatie met deze groepen het beste kan verlopen. 4.2 Ondersteuning van de werkgroep Om goed en gemakkelijk een RI&E te kunnen invullen en uitvoeren, is het volgende van belang: • Men moet de situatie en omstandigheden goed kennen, men moet weten welke risico’s er mogelijk kunnen zijn. Dit kunnen juist mensen zijn die er altijd mee werken. Hier sluipt wel een gevaar in, namelijk dat er een bepaalde bedrijfsblindheid optreedt. Om dit te voorkomen kan het slim en verstandig zijn om hier juist mensen bij te betrekken die niet bekend zijn met de specifieke situatie. Zij hebben vaak een scherpe en onbevangen kijk. • Men heeft, afhankelijk van het soort organisatie en activiteiten, soms een specifieke deskundigheid nodig; denk aan een bedrijfsarts, veiligheidskundige, arbeidshygiënist, deskundige op terrein Arbeid en Organisatie, vertrouwenscommissie/persoon, klachtencommissie/persoon, gebouwkundige. Het helpt organisaties als ze weten waar ze met deze vragen naar toe kunnen. • Een vrijwilligerssteunpunt of een koepel- of belangenorganisatie kan mogelijk allerlei materialen en voorbeelden aanleveren in bijvoorbeeld een arboinformatiemap of op een website. Zo kan daarop een ontruimingsplan, klachtenprocedure, plan voor deskundigheidsbevordering, enzovoorts, geplaatst worden.
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Accommodaties & risico’s De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
5.1 Vrijwilligersorganisaties met een accommodatie 5.2 Verschillende vrijwilligersorganisatie, verschillende risico’s 5.1 Vrijwilligersorganisaties met een accommodatie Er zijn nogal wat vrijwilligersorganisaties die een accommodaties bezitten of beheren. Sommige accommodaties zijn in gebruik door een vrijwilligersorganisatie. Andere accommodaties worden door meerdere vrijwilligersorganisaties gebruikt. We kennen deze accommodaties als gemeenschapshuizen, buurt- en dorpshuizen. Deze accommodaties kennen verschillende eigenaren: soms in bezit van gemeente of bijvoorbeeld de kerk, soms van buurtvereniging o.i.d. In de verschillende huurcontracten/gebruikersovereenkomsten staat vermeld wie waarvoor verantwoordelijk is. Per accommodatie kunnen er dus verschillende afspraken zijn gemaakt met de verhuurder en/of eigenaar. • Het is zinvol om het huurcontract goed te lezen alvorens aan de gang te gaan met Arbo. Op basis van goed en tijdig overleg met de verhuurder/eigenaar kunnen mogelijk afspraken gemaakt worden over de uitvoering en kosten aan gebouwgerelateerde zaken die verbetering behoeven ten aanzien van Arbo. • Vaak heeft de brandweer al een check uitgevoerd op het gebied van brandveiligheid. Immers alle accommodaties waar 15 of meer personen op een moment aanwezig zijn dienen een gebruikersvergunning te hebben. Hiervoor zijn vaak al knellende situaties aangepakt. Dit maakt dat een groot aantal organisaties ten aanzien van het gebouw redelijk op orde zijn. Echter, de gebruikersvergunning dekt Arbo niet, er blijft zeker nog een deel onbesproken. • Als er plannen gemaakt worden voor het bouwen of verbouwen van een accommodatie is het raadzaam specifieke arbozaken mee te nemen. Het zal niet de eerste keer zijn dat men er later achterkomt onvoldoende rekening te hebben gehouden met zaken omtrent gebouwgerelateerde arbozaken. • Ook bij het aangaan van een huurcontract kunnen organisaties stilstaan bij de arboveiligheid en -gezondheid aangaande de nieuwe accommodatie. In het huurcontract kan worden opgenomen wie daarvoor de verantwoordelijkheid draagt, de uitvoering doet en voor wiens rekening de kosten zijn. • Het komt regelmatig voor dat accommodaties op de nominatie staan om gerenoveerd te worden, soms te worden gesloopt of anderszins te worden aangepakt. Deze omstandigheid leidt vaak tot een aantal precaire situaties waarbij bepaalde regels (tijdelijk) worden overtreden met medeweten van zowel de verhuurder/eigenaar als de huurder/gebruiker. Het spreekt voor zich dat deze situaties zo kort mogelijk dienen te duren. Het bestuur van de organisatie (als huurder/gebruiker) doet er verstandig aan in notulen vast te leggen hoe men met deze situatie omgaat, welke stappen er wanneer en door wie gezet gaan worden ten behoeve van een ‘arbogoedgekeurde’ accommodatie. De gemeente als verhuurder/eigenaar De verhuurder/eigenaar is in veel gevallen de gemeente. Omdat de accommodaties raakvlakken hebben met verschillende beleidsterreinen, dus ook verschillende afdelingen, kan het enige tijd duren alvorens de gemeente helder heeft hoe men om wil gaan met de accommodatie.
15
Accommodaties worden soms beheerd door de afdeling Bouw- en Woningtoezicht, de afdeling Gebouwenbeheer of de Technische dienst, dan weer vallen ze onder de afdeling Sport en Recreatie. Zo zijn er ook gemeenten die een accommodatiebeleid maken gerelateerd aan het vrijwil-
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
ligerswerk, of aan het welzijnswerk, of aan een integraler beleid zoals nu aan de orde is rondom de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo). Ook de Brandweer is een gemeentelijke dienst die zich regelmatig buigt over de accommodaties. Accommodaties kunnen tussen wal en schip vallen doordat meerdere afdelingen te maken hebben met deze accommodaties en slechts op onderdelen verantwoordelijk zijn en/of men wacht totdat nieuw beleid is geformuleerd. Er zijn veel voorbeelden bekend van langdurige achterstand in onderhoud. Hierdoor wordt Arbo vaak ook opgeschort of aangehouden. Een aantal gemeenten heeft een zogeheten contactambtenaar aangesteld zodat de vrijwilligersorganisaties niet zo hoeven te zwerven door de ambtelijke molen. Echter ook deze ambtenaren lopen geregeld vast binnen de gemeentelijke organisatie doordat accommodaties binnen verschillende beleidsterreinen en afdelingen een rol spelen. ‘Ik neem het mee’ betekent vaak lang wachten op een antwoord. 5.2 Verschillende vrijwilligersorganisaties, verschillende risico’s Niet alle vrijwilligersorganisaties hebben arboverplichtingen. De organisaties die verplicht zijn, danwel het zeer wenselijk is om een actief arbobeleid te voeren, zullen in de praktijk verschillen tegenkomen die vragen om een andere aanpak. Vrijwilligersorganisaties met verschillende risicofactoren: personeel (= risicofactor) • betaalde medewerkers • gedetacheerde medewerkers • mensen die ‘stage’ lopen of werkervaring opdoen accommodatie (= risicofactor) • met eigen locatie (in gebruik, in beheer of bezit) • verhuren aan andere organisaties • met een horecafunctie • veel/weinig vrijwilligers • veel/weinig bezoekers activiteiten en materialen (= risicofactor) • aard van de activiteiten (boogschieten, restauratie clubhuis e.d.) • enkel- of meervoudigheid van activiteiten en wel/niet vaker voorkomend/routine • gebruikmakend van gevaarlijke stffen zoals vuurwerk, gassen of vluchtige stoffen kwetsbare vrijwilligers (= risicofactor) • jeugdige vrijwilligers • vrijwilligers met een beperking • zwangere of zogende vrouwen
16
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Risico-inventarisatie & -evaluatie De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Organiseren van een RI&E Opstellen van Plan van aanpak Arbo Uitvoeren Plan van aanpak Handhaven Plan van aanpak (ook in Word als bijlage op de cd)
6.1 Organiseren van een RI&E Het bestuur vraagt een aantal mensen, al dan niet in werkgroepverband, om op een bepaald tijdstip bijeen te komen. Zo voorkom je dat het maken van een arboplan een langslepende zaak wordt. Men krijgt gezamenlijk informatie over waarom een risico-inventarisatie zinvol is en maakt met wat voorbeelden duidelijk wat er zoal mis kan gaan in een organisatie. Iedereen krijgt een korte instructie en bekijkt samen even de indeling van de RI&E. Maak vervolgens een verdeling wie wat gaat doen. Iedereen krijgt het verzoek om vooral heel kritisch te kijken. Vervolgens doorlopen subgroepjes van bij voorkeur minimaal twee mensen per groep, het gebouw of het activiteitenproces, waarbij een persoon aantekeningen maakt en de vragenlijst in de gaten houdt. • Schrijf alle opmerkingen op. • Ben kritisch. • Schrappen kan altijd nog. Houd bedrijfsblindheid in de gaten. Niet iedereen is altijd even geroutineerd en oplettend. Voor het benoemen van risico’s, gebreken of tekortkomingen kan het verstandig zijn een (relatieve) buitenstaander of deskundige te raadplegen. Tijdsduur zal variëren tussen een half uur en twee uur. De bevindingen worden uitgewisseld, men vraagt zonodig meer toelichting op de ingevulde lijsten. Het gaat hierbij vooral om het horen, het in beeld brengen van de risico’s. Hoe groot is de kans dat de risicovolle situatie zich voordoet en wat is de schade (materieel en immaterieel) wanneer het wel gebeurt. Er hoeft hier geen beoordeling of prioritering plaats te vinden. Vaak worden er ook al oplossingen aangedragen, maar deze kunnen ook in een later stadium of door anderen of met behulp van deskundigen worden aangegeven. Geef aan wat er nu verder gaat gebeuren en wanneer mensen hier nader over worden geïnformeerd.
17
Kijken naar de risico’s Tijdens het invullen van de RI&E zullen mensen zich telkens moeten afvragen: wat kan hier mogelijk mis gaan, is er een reële kans aanwezig dat het mis gaat, hoe groot is die kans, wat gebeurt er als het mis gaat, zowel materieel als immaterieel. Het vraagt dus van mensen om er vrij en kritisch naar te kijken. Het oordeel moet hierbij dan opgeschort worden, kortom de invullers moeten niet zelf de kans en het risico gaan beoordelen. De invullers moeten juist aangeven wat er mogelijk kan gebeuren. Later, en met andere mensen, wordt vervolgens bekeken of dit een serieus en reëel risico is, of dat de organisatie van mening is dat dit geen daadwerkelijk risico is en het bestuur dus de verantwoordelijkheid neemt om er niets op te ondernemen.
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
6.2 Opstellen van Plan van aanpak Arbo Door werkgroep of bestuur worden alle onderdelen van de inventarisatie bij elkaar gebracht, de gebreken en tekortkomingen benoemd, aangegeven welke oplossing erbij nodig is en waar zonodig informatie of advies kan worden ingewonnen. Zo ontstaat een concept Plan van aanpak, vul ook namen in van degene die dit gebrek/tekortkoming gaat verhelpen en wanneer het gerealiseerd moet zijn, dus een tijdsplanning. Ook maakt hij/zij een voorstel voor prioritering: wat is het belangrijkste, wat moet als eerste verholpen worden en kan dit? Daar waar het risico het grootste is, zowel de meeste kans loopt en/of de grootste gevolgen heeft, verdient het een plaats bovenaan de lijst. Als het veel punten zijn die verandering/verbetering behoeven, doet het bestuur er goed aan om een zogenaamde Top Tien te maken (voor bepaalde periode, bijvoorbeeld dit jaar). De overige punten blijven op de lijst staan voor een volgende periode. Hierdoor blijft het overzichtelijk en behapbaar. Dit voorstel wordt besproken tijdens de bestuursvergadering. Het bestuur vult het plan zonodig aan en bekijkt of er financiële middelen zijn om deze plannen te realiseren. Als het bestuur het Plan van aanpak goedkeurt, worden er nadere afspraken gemaakt voor verdere uitvoering en handhaving. Tevens stelt het bestuur vast wanneer dit onderwerp weer terugkomt op de agenda van de bestuursvergadering, Het spreekt voor zich dat deze documenten goed bewaard moeten worden. Deze documenten moeten zonodig aan de arbeidsinspectie getoond kunnen worden. 6.3 Uitvoeren Plan van aanpak Gebleken is dat een gestructureerde aanpak veel meer resultaat oplevert en veel minder energie kost. Zo kan het bijvoorbeeld veel praktischer zijn om een klusjesdag af te spreken in plaats van op verschillende tijdstippen allerlei klussen uit te voeren. Samenwerken, met zijn allen in korte tijd de schouders eronder zetten. Het aanpakken en oplossen van de ‘harde kant’ (alles wat met de locatie te maken heeft) vraagt vaak om een praktische aanpak (de handen uit de mouwen steken) en vraagt daarnaast natuurlijk ook om overleg en onderhandeling met de eigenaar/verhuurder, of het vinden van sponsoren om het probleem ook financieel te kunnen realiseren. Er zijn ook een aantal zaken die niet zozeer praktisch van aard zijn, maar eerst goed doordacht moeten worden; bijvoorbeeld voor het organiseren van een klachtencommissie. Het verdient aanbeveling om te informeren bij het vrijwilligerssteunpunt of er meerdere organisaties hiermee worstelen, of samenwerking mogelijk is, of een goed plan kan worden overgenomen. Een aantal zaken kunnen gemakkelijk, sneller en goedkoper worden opgelost door bundeling. Zo zijn cursussen gemakkelijker op locatie te organiseren als er meer aanmeldingen zijn. BHV-ers kunnen voor meerdere organisaties werken als ze bij elkaar in de buurt zitten. Het opzetten van een vertrouwens- en klachtencommissie heeft meer profijt als er meerdere organisaties bij zijn aangesloten. Het vrijwilligerssteunpunt kan hierbij vaak een goede ondersteuning bieden.
18
6.4 Handhaven Arbomaatregelen treffen en er vervolgens nooit meer naar omkijken is natuurlijk niet zinvol. Alle betrokkenen, zowel vrijwilligers als deelnemers en gebruikers worden voorgelicht op het gebruik en toepassing van de arboregels binnen de organisatie.
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
19
Maak er een cyclus van Minstens een keer per jaar komt Arbo op de agenda van het bestuur en wordt er besproken of Arbo wordt uitgevoerd volgens afspraak of wat er nog meer nodig is. Na een aantal jaren, afhankelijk van allerlei veranderingen zoals: grootte vereniging, veranderde doelgroep, activiteit of locatie, enzovoorts, neemt het bestuur het besluit om de cyclus te herhalen.
20
Prioriteit
Onderwerp
Plan van aanpak
Naam organisatie
Oplossing/actie
Uitvoering door
Wanneer klaar
datum
(advies inwinnen, gereed)
Status of opmerkingen
6.5 Plan van aanpak © Stichting Zet
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Preventie & hulpverlening De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
21
7.1. BHV, 7.2 Preventiemedewerker 7.3 Klachtencommissie en vertrouwenspersoon 7.4 Voorbeeld klachtenregeling seksuele intimidatie (ook in Word als bijlage op de cd) 7.1 Bedrijfshulpverlening Op 15 maart 2006 zijn de volgende regels van kracht geworden. Hiermee wordt vooruit gelopen op de wijziging van de Arbowet die in 2007 moet ingaan: • Organisaties die volledig draaien op vrijwilligers zijn vrijgesteld van de eisen die gelden voor bedrijfshulpverlening. • Vrijwilligersorganisaties die tenminste één werknemer in loondienst hebben zijn verplicht bedrijfshulpverlening te organiseren volgens de regels die daarvoor gelden. Dit geldt dus ook voor bijvoorbeeld sportverenigingen die een trainer in dienst hebben. • De vrijstelling van bedrijfshulpverlening geldt niet voor de vrijwillige brandweer en politie. In bedrijven met minder dan 15 werknemers mag de werkgever zelf als bedrijfshulpverlener optreden, mits hij beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting. Het doel van deze verplichting is de direct nadelige gevolgen voor werknemers van ongevallen en brand zoveel mogelijk te beperken. Om dit te bereiken moet de werkgever voldoen aan de volgende eisen: • De organisatie van de BHV en daarmee tevens het aantal BHV-ers, hun opleiding, bereikbaarheid, beschikbaarheid, uitrusting en geoefendheid en de middelen en voorzieningen ten behoeve van de BHV moeten zodanig zijn dat de taakvervulling op het gebied van BHV onder alle omstandigheden gewaarborgd is. • De werkgever moet de BHV zodanig organiseren dat binnen enkele minuten na het plaatsvinden van een ongeval de BHV-taken op adequate wijze kunnen worden vervuld en dat na aankomst van (professionele) hulporganisaties deze op adequate wijze kunnen worden bijgestaan (de voorpostfunctie). • Als er risico’s zijn voor de veiligheid of gezondheid van andere werknemers in de nabije omgeving van het bedrijf, dan moeten de betrokken werkgevers zodanige organisatorische maatregelen op het gebied van de BHV nemen, dat de betrokken BHV-ers bij een ongeval over en weer bijstand kunnen verlenen. • Een goede communicatie en afstemming met de parate externe hulpverleningsorganisaties moet zijn gewaarborgd. • Als werkgevers voor de uitvoering van hun BHV-taken gezamenlijke bedrijfshulpverlening organiseren, dan moeten de afspraken daarover schriftelijk worden vastgelegd. Deze afspraken mogen overigens niet inhouden dat een werkgever de bedrijfshulpverlening volledig uitbesteedt. Ook ten aanzien van de bedrijfshulpverlening geldt dat de werkgever ‘zorg op maat’ moet leveren. Bij het vaststellen van het aantal aan te wijzen werknemers, hun deskundigheid en de ter beschikking te stellen hulpmiddelen moet derhalve met de volgende factoren rekening worden gehouden; • De aard, de grootte en de ligging van het bedrijf. • De aanwezige risico’s en de ongevallen die zich kunnen voordoen. • Het redelijkerwijs te verwachten aantal aanwezige werknemers en derden, en de tijdstippen waarop zij aanwezig zijn dan wel plegen te zijn. Het arbeidspatroon kan bijvoorbeeld bepaald worden door ploegendiensten of door seizoenarbeid. Bij derden kan gedacht worden aan de aanwezigheid van bijvoorbeeld schoonmaakploegen in de avonduren, aan bezoekers. • Het redelijkerwijs te verwachten aantal personen dat zich bij een ongeval niet zelfstandig in veiligheid kan brengen (denk aan gevangenissen, ziekenhuizen of verpleeghuizen). • De opkomsttijd en mogelijkheden van de brandweer en andere hulpverleningsorganisaties. • De organisatorische maatregelen die in het kader van de arbozorg zijn genomen.
© Stichting Zet
De wet Arbo
• De mogelijkheid om met andere arbeidsorganisaties samen te werken. • De inschakeling van externe deskundigen.
Verplichtingen & voorwaarden
De wijze waarop de bedrijfshulpverlening is georganiseerd moet schriftelijk zijn vastgelegd en op een begrijpelijke wijze aan de werknemers bekend gemaakt worden. Aangeraden wordt om dit te doen door middel van het opstellen van een bedrijfsnoodplan.
Stapsgewijze aanpak
Opleidingen en oefeningen De overheid stelt als algemene eis ten aanzien van BHV-ers, dat zij zodanig moeten zijn opgeleid dat zij de BHV-taken naar behoren kunnen vervullen. Ook hier is het ‘zorg op maatbeginsel’ van toepassing. Indien de risico’s gering zijn, is doorgaans een eenvoudige opleiding over hoe te handelen bij brand en ongevallen toereikend. Zijn de risico’s groter dan zullen de bedrijfshulpverleners adequate opleidingen moeten volgen. Daarbij kan gedacht worden aan een EHBO-opleiding of een opleiding tot brandwacht of een gecombineerde opleiding tot bedrijfshulpverlener. Voor bedrijven met nog grotere risico’s kunnen zelfs deze opleidingen niet voldoende zijn en zijn meer gespecialiseerde opleidingen nodig. Ook voor nader advies over de vereiste deskundigheid op dit gebied kan de werkgever terecht bij zijn arbodienst. De werkgever is verplicht om de bedrijfshulpverleners deel te laten nemen aan herhalingscursussen, oefeningen of andere activiteiten zodat hun kennis en vaardigheden op het vereiste niveau gehandhaafd blijven.
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
22
Aantallen BHV-ers Het aantal bedrijfshulpverleners is afhankelijk van de hierboven genoemde criteria. De overheid heeft echter wel minimumvoorschriften op dit gebied vastgesteld. Minimaal moet op een locatie het volgende aantal bedrijfshulpverleners aanwezig zijn:
Locatie < 15 werknemers
ten minste één bedrijfshulpverlener, maar de werkgever mag zelf als bedrijfshulpverlener optreden, mits hij beschikt over voldoende deskundigheid, ervaring en uitrusting
Locatie tot 50 werknemers
ten minste één bedrijfshulpverlener
Locatie tot 250 werknemers
ten minste één bedrijfshulpverlener per 50 werknemers
Locatie vanaf 250 werknemers
ten minste vijf bedrijfshulpverleners
In een locatie met meer dan 250 werknemers dienen ten minste vijf bedrijfshulpverleners aanwezig te zijn. Bij het bepalen van het precieze aantal BHV-ers kan een 2% norm als vuistregel worden gebruikt. Dat wil zeggen steeds 1 BHV-er per 50 aanwezige werknemers. Boven 1000 aanwezige werknemers kan gedacht worden aan een 1% norm (1 op de 100). Bij het bepalen van het aantal werknemers moet rekening worden gehouden met het aantal werknemers en personen dat normaal gesproken in een bedrijf of inrichting aanwezig is, indien veel met losse arbeidskrachten of seizoenarbeiders wordt gewerkt dienen deze meegeteld te worden. Het gaat er tenslotte om dat alle aanwezige werknemers en personen snel en goed geholpen worden in geval van ongeval of brand. Indien ‘s nachts wordt gewerkt dienen er adequate voorzieningen getroffen te worden om ook dan in het geval van een ongeval of brand de juiste stappen te kunnen nemen. Afhankelijk van de factoren die hierboven zijn genoemd, moet nagegaan worden of er meer be-
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
23
drijfshulpverleners dan de minimum aantallen noodzakelijk zijn. Steeds moet worden gelet op een volledige vervulling van alle BHV-taken, ook bij vervanging en specialisatie. 7.2 Preventiemedewerker Voor organisaties met meer dan 15 werknemers is het aanstellen van een preventiemedewerker verplicht. In bedrijven met ten hoogste 15 werknemers mag de werkgever zelf de taak van preventiemedewerker op zich nemen. Een preventiemedewerker biedt ondersteuning bij de dagelijkse veiligheid en gezondheid en arbeidsomstandigheden binnen een bedrijf. Heel veel bedrijven hebben al zo iemand, vaak met de titel ‘arbocoördinator’. Wat moet een preventiemedewerker doen en weten? De preventiemedewerker houdt zich bezig met de veiligheid en gezondheid op de werkvloer. Hij of zij moet dus kennis hebben van de arborisico’s binnen het bedrijf. De taken van een preventiemedewerker bestaan bijvoorbeeld uit: • voorlichten over het onderhoud van apparaten; • het bewaken van het juiste gebruik van beschermingsmiddelen; • instructie geven over het werken met gevaarlijke stoffen. De risico-inventarisatie en -evaluatie van het bedrijf en het bijbehorende Plan van aanpak vormen de basis voor wat de preventiemedewerker moet weten. Als de RI&E bijvoorbeeld het gebruik van afzuigkappen voorschrijft, moet de preventiemedewerker weten wat de risico’s zijn van niet of ondeskundig afzuigen en hoe de apparaten onderhouden moeten worden. De preventiemedewerker hoeft geen algemene cursus te volgen, zolang hij of zij maar over de specifieke kennis van arborisico’s beschikt die voor het bedrijf relevant is. Voor meer informatie, zie: http://www.preventiemedewerker.net 7.3 Klachtenregeling, klachtencommissie of vertrouwenspersoon Onderdeel van Arbo is het maken van een klachtenregeling (seksuele intimidatie) en/of het instellen van een klachtencommissie en of vertrouwenspersoon. Ook los van de arboverplichting biedt een dergelijke regeling aanknopingspunten voor een goede klachtafwikkeling, klantbenadering en heldere verhoudingen zowel intern als extern.
7.4 Voorbeeld klachtenregeling seksuele intimidatie
© Stichting Zet
Artikel 1 Algemeen 1.1 Deze klachtenregeling heeft als doel een individuele werknemer een middel te verschaffen om een voor hem/haar ongewenste situatie ten aanzien van seksuele intimidatie te beëindigen. Tevens wordt met deze regeling beoogd willekeur en/of een onzorgvuldige behandeling op dit terrein binnen de onderneming te voorkomen. Een en ander laat onverlet dat werkgever zich als goed werkgever dient te gedragen en al het mogelijke moet doen om een onjuiste behandeling van werknemers in het algemeen te voorkomen. 1.2 De werkgever en de ondernemingsraad c.q. personeelsvertegenwoordiging achten seksuele intimidatie onaanvaardbaar en komen overeen gerichte maatregelen te treffen binnen de werkorganisatie om seksuele intimidatie te voorkomen en in voorkomende gevallen te bestrijden. 1.3 De werkgever en de ondernemingsraad c.q. personeelsvertegenwoordiging komen overeen dat binnen de onderneming op de daarvoor geëigende wijze(n) en met de daartoe geëigende middelen actief beleid wordt gevoerd op het gebied van preventie en bestrijding van seksuele intimidatie op het werk. 1.4 Van de werkgever mag worden verwacht dat deze in redelijkheid de werkorganisatie en werkomgeving zodanig inricht, dat seksuele intimidatie wordt voorkomen. De werkgever is door het aangaan van deze overeenkomst verplicht tot het voeren van een samenhangend beleid, dat seksuele intimidatie voorkomt en bestrijdt. Een samenhangend beleid bevat de volgende onderdelen: - het ontwikkelen en uitvoeren van preventief beleid; - het instellen van een vertrouwenspersoon; - ontwikkelen en tot uitvoering brengen van een klachtenprocedure. Artikel 2 Begripsbepaling In deze regeling wordt verstaan onder: 2.1 Onderneming: [onderneming] 2.2 Werknemers: Alle personen (m/v) die met de onder 2.1 genoemde onderneming een dienstbetrekking hebben voor bepaalde of onbepaalde tijd. Tevens wordt hieronder verstaan een ex-werknemer die uiterlijk tot voor twee jaar een dienstverband had met de onderneming. 2.3 Werkgever: Het hoogste hiërarchische niveau wat betreft de dagelijkse leiding van de arbeid in de onder 2.1 genoemde onderneming. 2.4 Seksuele intimidatie: Direct of indirect seksueel getinte uitingen in woord, gebaar, afbeelding, gedrag of anderszins, waar betrokkene (m/v) vanuit de werksituatie mee in aanraking komt en die door haar of hem als ongewenst worden ervaren. 2.5 Klachtencommissie: De commissie tot wie een persoon die wordt geconfronteerd met seksuele intimidatie zich kan wenden met een klacht en die deze klacht terzake behandelt. De commissie heeft een bemiddelende en adviserende rol naar de directie. De klachtencommissie bestaat uit twee of vier personen en is samengesteld uit een gelijk aantal werkgevers- en werknemersleden. De werknemersleden worden door de OR aangewezen. De leden worden aangesteld voor een periode van drie jaar. De klachtencommissie kiest uit haar midden een voorzitter en een secretaris. De klachtencommissie bestaat uit ten minste één vrouw. In de commissie moet juridische deskundigheid en deskundigheid op het gebied van het bestrijden van seksuele intimidatie aanwezig zijn. De intimidatie kan ook betrekking hebben op de seksuele voorkeur van betrokkene. 2.6 Vertrouwenspersoon: Ook als een werknemer geen klacht wil indienen kan deze zich wenden tot een vertrouwenspersoon. Artikel 3 Preventief beleid Aan alle werknemers zal door de werkgever te kennen worden gegeven dat seksuele intimidatie niet getolereerd wordt en tot sancties kan leiden voor de persoon die zich daaraan schuldig maakt. Tevens worden alle werknemers op de hoogte gesteld van het bestaan van deze klachtenregeling, en wordt bekend gemaakt wie de vertrouwenspersonen zijn. Een exemplaar van de regeling is op verzoek van werknemers verkrijgbaar. Alle werknemers/werkneemsters zullen via de gebruikelijke informatiekanalen worden geïnformeerd over het beleid ter preventie en bestrijding van seksuele intimidatie op het werk. De werkgever draagt er zorg voor dat er een arbeidsklimaat aanwezig is waarbij de klachten daadwerkelijk bespreekbaar zijn.
24
7.4 Voorbeeld klachtenregeling seksuele intimidatie
© Stichting Zet
Artikel 4 Vertrouwenspersoon De werkgever wijst met instemming van de ondernemingsraad c.q. de personeelsvertegenwoordiging een vertrouwenspersoon aan. Deze kan lid zijn van de ondernemingsraad c.q. de personeelsvertegenwoordiging. 4.1 Deze vertrouwenspersoon zal worden belast met de eerste opvang van personen die seksuele intimidatie hebben ondergaan en daarover willen praten. Deze functionaris zal in ieder geval het vertrouwen moeten genieten van het personeel binnen de arbeidsorganisatie. Zij/hij moet gemakkelijk aanspreekbaar zijn, vertrouwelijk met informatie om kunnen gaan en bij voorkeur kennis en ervaring hebben op het terrein van individuele hulpverlening. 4.2 De vertrouwenspersoon heeft tot taak: - de persoon die een klacht heeft inzake seksuele intimidatie bij te staan, te begeleiden en van advies te dienen; - door onderzoek en overleg met de betrokkenen te trachten tot een oplossing van het gesignaleerde probleem te komen; - de klager/klaagster desgewenst te ondersteunen bij het indienen van een klacht bij de eigen klachtencommissie en/of indien het een strafbaar feit betreft (aanranding, verkrachting, mishandeling) tevens bij het doen van aangifte bij de politie; - de directie en andere relevante bedrijfsonderdelen gevraagd en ongevraagd te adviseren op het gebied van preventie en bestrijding van seksuele intimidatie. 4.3 De vertrouwenspersoon verricht geen handelingen ter uitvoering van zijn/haar taak dan met toestemming van de werknemer die de klacht heeft ingediend. 4.4 De vertrouwenspersoon is voor de uitvoering van zijn/haar taken uitsluitend verantwoording schuldig aan de directie, waarbij de vertrouwelijkheid van informatie gerespecteerd wordt. 4.5 De werkgever dient de vertrouwenspersoon de nodige faciliteiten te verschaffen waardoor hij/zij op vertrouwelijke wijze schriftelijk, mondeling en telefonisch kan worden geraadpleegd. Voorts verschaft de werkgever de vertrouwenspersoon de mogelijkheid zich op kosten van de werkgever nader te bekwamen voor de functie. De vertrouwenspersoon heeft minimaal recht op twee scholingsdagen per jaar. De activiteiten van de vertrouwenspersoon vinden plaats onder werktijd, of als dat niet mogelijk is worden doorbetaald. 4.6 De vertrouwenspersoon geniet dezelfde rechtsbescherming als leden van de ondernemingsraad zoals vermeld in art. 21 van de wet op de ondernemingsraden. Artikel 5 Klachtenprocedure 5.1 Een klacht over seksuele intimidatie wordt door de werknemer die daarvan last beleeft en/of nadelige gevolgen van heeft ondervonden, schriftelijk ingediend bij de klachtencommissie. Zowel degene die een klacht indient als degene die aangeklaagd wordt ontvangen een exemplaar van deze klachtenprocedure. Door het indienen van een klacht als zodanig zal de huidige of toekomstige positie van de klager/klaagster niet worden benadeeld. Anonieme klachten worden niet door de klachtencommissie in behandeling genomen. 5.2 De klachtencommissie stelt een onderzoek in naar iedere bij haar ingediende klacht omtrent seksuele intimidatie. De klachtencommissie heeft recht op alle informatie van de zijde van de werkgever die ze bij de vervulling van haar taak nodig heeft. Binnen een maand na ontvangst van de klacht hoort de klachtencommissie afzonderlijk de werknemer die de klacht heeft ingediend en andere betrokkenen. Op verzoek van de werknemer kan deze zich laten bijstaan door de vertrouwenspersoon of door iemand anders van binnen of buiten de onderneming. De commissie is bevoegd ook anderen te horen. De commissie kan besluiten een onderzoek te laten plaatsvinden door deskundigen. De kosten hiervan komen voor rekening van de werkgever. 5.3 De zittingen van de klachtencommissie zijn besloten. Van iedere zitting wordt een schriftelijk rapport opgemaakt dat door alle betrokkenen voor gezien wordt ondertekend. Indien een betrokkene dit weigert, wordt de reden daarvan in het rapport vermeld. 5.4 Na afronding van het onderzoek doet de secretaris van de commissie een afschrift van de schriftelijke rapportage toekomen aan de leden van de klachtencommissie en de andere direct-betrokkenen. 5.5 Zowel bij aanvang van de procedure als gedurende de looptijd van het onderzoek kan de werkgever op verzoek van en na overleg met de klachtencommissie tijdelijke voorzieningen treffen, indien dit voor het welzijn van de klager/klaagster noodzakelijk is, dan wel als er sprake is van een voor één of meer direct-betrokkenen onhoudbare situatie.
25
5.6 De klachtencommissie brengt binnen twee maanden nadat de klacht is ingediend een schriftelijke verklaring uit aan de werkgever. Deze termijn kan ten hoogste één maand worden verlengd. De verklaring bevat in ieder geval een uitspraak over de volgende punten: - of en zo ja in welke mate de klacht aannemelijk is;
7.4 Voorbeeld klachtenregeling seksuele intimidatie
© Stichting Zet
- wie door de seksuele intimidatie is/zijn getroffen; - een advies aan de werkgever inzake de te nemen maatregelen. Een lid van de klachtencommissie is gerechtigd aan de verklaring van de commissie een minderheidsstandpunt toe te voegen. Een afschrift van de verklaring wordt aan de direct betrokkenen gestuurd alsmede aan de vertrouwenspersoon. 5.7 Afhankelijk van de zwaarte van de klacht kunnen door de werkgever onder andere de volgende sancties worden opgelegd aan degene tegen wie de klacht gericht is: - schriftelijke berisping; - schorsing; - geldboete; - verplaatsing; - ontslag. 5.8 Binnen 14 dagen na ontvangst van de verklaring van de klachtencommissie neemt de werkgever schriftelijk een besluit over eventueel te nemen maatregelen. Daarbij worden geen maatregelen genomen die de klager/klaagster benadelen. Indien de werkgever een beslissing neemt die geen sancties inhoudt terwijl de klacht door de commissie wel gegrond is verklaard, dan wel indien door de klachtencommissie maatregelen zijn voorgesteld welke door de werkgever niet worden overgenomen, dient dit uitdrukkelijk en met redenen omkleed in de beslissing te worden vermeld. Een afschrift van de beslissing wordt aan de direct betrokkenen gestuurd. 5.9 De klachtencommissie brengt jaarlijks verslag uit aan de werkgever en de OR over het aantal en de aard van de behandelde zaken en de uitspraken die daarin zijn gedaan met een afschrift aan de vertrouwenspersoon. In deze rapportages door de vertrouwenspersoon of de klachtencommissie worden geen namen of initialen van de betrokkenen genoemd. 5.10 De vertrouwenspersoon, de klachtencommissie en andere betrokkenen bij de klachtenprocedure handelen in deze procedure zodanig dat de privacy van de klager/klaagster en andere betrokkenen voldoende wordt gewaarborgd. Artikel 6 Beroep 6.1 Binnen een maand na het schriftelijke besluit van de werkgever kan een schriftelijk beroep worden ingediend bij de werkgever. 6.2 Dit beroep wordt per ommegaande aan de klachtencommissie doorgestuurd ter advisering van de werkgever. 6.3 De klachtencommissie hoort beide partijen afzonderlijk. De zittingen van de klachtencommissie zijn besloten. Van iedere zitting wordt een schriftelijk rapport opgemaakt dat door alle betrokkenen voor gezien wordt ondertekend. Indien een betrokkene dit weigert, wordt de reden daarvan in het rapport vermeld. 6.4 De klachtencommissie brengt binnen een maand nadat het beroep is ingediend een schriftelijk en gemotiveerd advies uit aan de werkgever. Deze termijn kan met toestemming van direct-betrokkenen hooguit een maand worden verlengd. 6.5 De werkgever beslist binnen een week nadat het advies is uitgebracht op het beroep en neemt daarbij in overweging wat in het advies is aangevoerd. De werkgever kan slechts gemotiveerd van het advies van de klachtencommissie afwijken. Artikel 7 Geheimhouding Alle betrokkenen dienen de gegevens die hen ter kennis worden gesteld vertrouwelijk te behandelen. Deze geheimhouding geldt niet voor het advies van de klachtencommissie en de uiteindelijke beslissing van de werkgever, tenzij de werknemer schriftelijk te kennen geeft ook hiervan geheimhouding te willen.
Naam organisatie
Datum
26
Aan deze informatie en modellen wordt de uiterste zorg besteed. Stichting Zet aanvaardt echter geen enkele aansprakelijkheid voor de onvolledigheid, onjuistheid of de gevolgen daarvan. Alle rechten voorbehouden.
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Praktische hulp De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
8.1 EHBO (ook in Word als bijlage op de cd) 8.2 Gifwijzer (ook in Word als bijlage op de cd) 8.3 (bijna)ongevallenregistratieformulier (ook in Word als bijlage op de cd) 8.1 EHBO Vijf belangrijke punten bij het verlenen van eerste hulp
Arbowerkgroep
1. • • •
Accommodaties & risico’s
2. Nagaan wat er is gebeurd en daarna wat iemand mankeert. • Is het een ongeluk of een ziekte? • Dit is belangrijk bij het alarmeren.
Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
Op gevaar letten. Zorg voor je persoonlijke veiligheid. Zorg voor de veiligheid van de omstanders. Zorg voor de veiligheid van het slachtoffer.
3. Het slachtoffer geruststellen. • Vertel het slachtoffer wie u bent en wat u gaat doen. • Zorg ervoor dat het slachtoffer rustig blijft. 4. Zorgen voor deskundige hulp. • Zorg ervoor dat 112 gebeld word. • Wat je altijd door moet geven is: - je naam; - de plaats waarheen de hulp moet komen; - wat er gebeurd is; - het aantal slachtoffers; - wat mankeren de slachtoffer(s). • Als je iemand anders laat alarmeren, vraag dan altijd of die persoon terugkomt om te vertellen hoe snel de hulp komt. 5. Iemand helpen op de plaats waar hij ligt of zit. • Probeer te voorkomen dat je het slachtoffer onnodig verschuift. Dit alleen in een noodtoestand, zoals bijvoorbeeld verdrinkings-, brand- of ontploffingsgevaar. • Begin met het verlenen van eerste hulp. 8.2 Gifwijzer Vergiftigingen
27
Verreweg de meeste vergiftigingen worden veroorzaakt door medicijnen en huishoudelijke producten. Bij jonge kinderen is er zelfs in ca. 40% van de gevallen sprake van een medicijnvergiftiging, meestal door het innemen van vrij verkrijgbare geneesmiddelen (fluortabletten, pijnstillers) of ‘de pil’. Het bewaren op een voor kinderen onbereikbare plaats en het gebruik van kinderveilige verpakkingen staat dus voorop. Een ander aspect van vergiftiging is het langdurig gebruik van medicijnen in een te hoge dosering en het onvoldoende opmerken of negeren van bijwerkingen. Deze vorm komt met name bij ouderen voor. Een goede screening van de medicatie en controle door artsen en apotheker is hierbij van groot belang.
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
28
Acute vergiftiging Onder de term ‘vergiftiging’ verstaat men meestal een ‘acute’ vergiftiging, wanneer de vergiftigingsverschijnselen optreden na één hoge dosis van een of meer stoffen. De stoffen hoeven op zich zelf niet giftig te zijn om een vergiftiging te veroorzaken. Het is de dosis die er toe doet. Onder vergiftigen verstaat men dus stoffen die in een lage dosering ernstige verschijnselen veroorzaken. Keukenzout of coffeïne kunnen echter in een hoge dosering ook een acute vergiftiging veroorzaken. Chronische vergiftiging Minder bekend is de chronische vergiftiging veroorzaakt door lang werkende geneesmiddelen die zich in het lichaam ophopen. Middelen met een lange werkingsduur (1 dag of langer) kunnen in het lichaam ‘stapelen’, en op termijn problemen veroorzaken welke langzaam ontstaan en soms lastig te herkennen zijn. Algemene verschijnselen zijn moeheid, misselijkheid en duizeligheid, hartkloppingen en diarree. De medicatie moet in zulke gevallen nauwkeurig bepaald worden, soms moet de patiënt zelfs aan de hand van bloedspiegelbepalingen worden ingesteld (bijvoorbeeld bij epilepsiepatiënten). Van invloed is niet alleen de dosering en werkingsduur van het geneesmiddel, maar ook factoren als nier- en leverfunctie (ouderen!) of versnelde opname door bijvoorbeeld alcohol. Ook grapefruitsap heeft bij sommige medicijnen een verhoogde opname uit de darm tot gevolg waardoor een overdosering kan optreden. Wat te doen bij vergiftiging • Waarschuw altijd een arts! • Spoel bij huid- of oogcontact met een gevaarlijke stof altijd langdurig met water. • Reageer snel. • Raadpleeg de Gifwijzer, een handig overzicht met per vergiftiging een advies. • Middelen om in huis te hebben, ‘voor het geval dat’: norit, azijn, ammonia, een snelwerkend laxeermiddel (bijvoorbeeld natriumsulfaat). 10 veel voorkomende vergiftigingen bij kinderen. 1. Kalmeringsmiddelen 2. Hart- en bloedvatenmiddelen 3. Schoonmaakmiddelen op petroleumbasis (terpentine, wasbenzine) 4. Alcohol, niet voor consumptie 5. Sigaretten(peuk) 6. Vitaminen A/AD/D 7. Chloorwater 8. Rattenverdelger 9. Fluortabletten 10. Pijnstillers
© Stichting Zet
De wet Arbo
Gifwijzer In de tabel hieronder staat beschreven wat de cijfers betekenen die achter de stoffen in de lijst staan.
Verplichtingen & voorwaarden
1 = niet laten braken
Bij braken moet de ingeslikte stof immers nogmaals door de slokdarm, wat schadelijk is bij agressieve/ bijtende stoffen. Bovendien bestaat het risico dat de stof in de longen terechtkomt. Bij twijfel over welke stof er ingeslikt is nooit laten braken!
2 = water laten drinken
Een glaasje en geen melk. Bij bewusteloosheid nooit laten drinken.
3 = wel laten braken
De huig prikkelen met de vinger of stompe kant van de lepel. Het kind eventueel over de knie leggen, let op dat het braaksel niet in de longen komt. Bij bewusteloosheid of krampen nooit laten braken.
4 = norit toedienen
Met bijvoorbeeld een glas water of limonade, geen koolzuurhoudende drank.
5 = koffieroom of klontje boter geven
Hierdoor wordt schuimvorming voorkomen.
6 = vloeibare paraffine laten drinken
1 à 2 eetlepels.
7 = azijn op de steekplaats
Bij een wespensteek ammonia (10%). Bij een bijensteek snel, binnen 2 minuten, de angel verwijderen zonder op het gifzakje te drukken, bijvoorbeeld door met de nagel te krabben.
Bij vergiftigingen altijd uw huisarts waarschuwen of snel naar het ziekenhuis
Het is raadzaam de verpakking, de plant of het braaksel mee te nemen. Bij huid en/of oogcontact met schadelijke stoffen, altijd langdurig spoelen met stromend water.
A Aanmaakblokjes 2-3-4 Aardappelkiemremmers 2-3-4 Aaronskelk 2-3-4 Abdijsiroop 2-3-4 Accuzuur 1-2 Aceton 2-3-4 Aftershave(lotion) 2-3 Afvoerontstoppers 1-2 Afwasmiddel (hand) 1-5 Afwasmiddel (machine) 1-2 Aglukon plantenmest 2-3-4 Aglukon plantenpijl 2-3-4 Alcohol 2-3
Allesreinigers 1-2 Ammoniak 1-2 Anti conceptiepil 2-3 Anti spruitmiddelen 2-3-4 Anti stipmiddelen (vissen) 2-3-4 Antivries 2-3-4 Aspirine 2-3-4 Aspro 2-3-4 Azalea 2-3-4 Azijn 1-2
Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
29
B Benzine 1-6 Berberis 2-3-4
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
Bestrijdingsmiddelen 2-3-4 Bitterzoet 2-3-4 Bleekwater 1-2 Boorwater 2-3-4 Brandspiritus 2-3 Brandstofblokjes 2-3-4 Brasso koperpoets 1-6 Bromural 2-3-4 Buckley hoestsiroop 2-3-4 Bijensteek 7 C Carbolineum 1-2 Castrix 1-2 Caustic soda 1-2 Chefarine vier 2-3-4 Chemisch toilet 1-2 Chloorwater 1-2 Christoffelkruid 2-3-4 Christusdoorn 2-3-4 Chroomreinigers 1-6 Citrone (citronella) olie 1-6 Citrosan 2-3-4 Cocaïne 2-3-4 Cotoneaster 2-3-4 Crimidine 2-3-4 Cyclamen 2-3-4 D Dettol 1-2 Dieffenbachia soorten 1-2 Dieselolie 1-6 Doornappel 2-3-4 Douchebad 1-5 Dulcolax 2-3-4 Dwergmispel 2-3-4 E Eau de cologne 2-3 Eau de toilette 2-3 Edelolie 1-6 Esbith blokjes 2-3-4 Eucalyptusolie 1-6 Euphorbia soorten 2-3-4
30
F Famelsiroop 2-3-4 Finimal preparaten 2-3-4 Fluortabletten 2-3 (hierna wel melk geven) Formaldehyde 1-2 Foto ontwikkelaars 1-2
G Gatenplant 2-3-4 Gelderseroos 2-3-4 Gevlekte sheerling 2-3-4 Glifanan 2-3-4 Glorix 1-2 Gootsteenontstoppers 1-2 Gouden regen 2-3-4 Gramoxone 2-3-4 H Haarbleekmiddelen 1-2 Haarlotions 2-3 Haarontkrullers 1-2 Halamid 1-2 Hart- en bloedvatenmiddelen 2-3-4 Hash 2-3-4 Heggerank 2-3-4 Herfsttijloos 2-3-4 Heroïne 2-3-4 Hoestmiddelen 2-3-4 Hondenband (vlooien) 2-3 Hoofdpijnpoeders 2-3-4 Hortensia 2-3-4 Huidlotions 3 Huisbrandolie 1-6 Hulst 2-3-4 I Inkten 2-3-4 Insectenbeten 7 Insekticiden 2-3-4 Inweekmiddelen 2-3-4 J Japanse kwee 2-3-4 Jodium 1-2 K Kalmeringsmiddelen 2-3-4 (Librium, Seresta, Valium) Kamerplantenmest (vast) 2-3-4 Kamerplantenmest (vloeibaar) 1-2 Kamperfoelie 2-3-4 Kardinaalsmuts 2-3-4 Karmozijnbes 2-3-4 Kattenband (vlooien) 2-3 Kerstroos 2-3-4 Kerstster 2-3-4 Ketelsteenoplossers 1-2 Kiemremmers 2-3-4 Koelbox vloeistof 2-3 Koperpoets 1-6
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
Kunstgebitreinigers 1-2 Kwastontharders 2-3-4 kwastreinigers 1-6 Kwik (thermometer) 2-3 L Lakken 1-6 Lampolie 1-6 Laxeermiddelen 2-3 Lelietje van dalen 2-3-4 Librium 2-3-4 Liguster 2-3-4 Luchtverfrissers 2-3-4 Luciferkoppen 2-3-4 Lysoform 1-2 Lysol 1-2 M Mahoniabessen 2-3-4 Maretak 2-3-4 Mercurochroom 2-3-4 Metablokjes 2-3-4 Meubelolie 2-3-4 Melkbussenreinigers 1-2 Mierenlokdoos 2-3 Mierenzuur 1-2 Modelbouwlijm 1-6 Mogadon 2-3-4 Mollengif 2-3-4 Monnikskap 2-3-4 Mosdoder 2-3-4 Motorolie 1-6 Mottenballen 2-3-4 Muggenolie 1-6 Muggenstift 2-3 Muizentarwe 2-3-4 N Nachtschade (zwart) 2-3-4 Nagellak 2-3-4 Nagellak removers 2-3-4 Nasivin 2-3-4 Natronloog 1-2 Natterman hoestmiddelen 2-3-4 Neusdruppels 2-3-4 Nootmuskaat 2-3-4
31
O Oleander 2-3-4 Ontkalkers 1-2 Ontkrullers 1-2 Ontroesters (textiel) 1-2 OntvlekkingsmiddelX10 1-6
Ontwikkelaars (foto) 1-2 Oranje boompje 2-3-4 Otrivin 2-3-4 Ovenreinigers 1-2 Oxaalzuur 1-2 P Paracetamol preparaten 2-3 Parathion 2-3-4 Paraquat (grammoxome) 2-3 Parfums 2-3 Parketvloerreinigers 1-6 Pekelharing (lotion) 2-3 Peperboompje 2-3-4 Permanentvloeistoffen 1-2 Petroleum 1-6 Peut 1-6 Philodendron 2-3-4 de Pil 2-3 Plantenmest (vast) 2-3-4 Plantenmest (vloeibaar) 1-2 Plaspillen 2-3 Pokon (vast) 2-3-4 Pokon (vloeibaar) 1-2 Pijnstillers 2-3-4 Q R Rattenverdelgers 2-3-4 Rododendron 2-3-4 Ruitenreinigers 1-2 S Salomonszegel 2-3-4 Sapoform 1-2 Scheerling 2-3-4 Schoonmaakazijn 1-2 Schuimbaden 1-5 Schuurmiddelen (vloeibaar) 1-2 Schuurpoeders 1-2 Seresta 2-3-4 Shag 2-3-4 Shampoo 1-5 Sierpeper 2-3-4 Sigaren (o.a.peuk) 2-3-4 Sigaretten 2-3-4 Sinaspril 2-3-4 Slaapmiddelen 2-3-4 Slakkenverdelgers 2-3-4 Sneeuwbes 2-3-4 Soda 1-2
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
32
Soldeervloeistoffen 1-2 Spiritus (brand) 2-3 Staalpillen 2-3-4
Voorwasmiddelen 1-2 Vuilboom 2-3-4 Vuurdoorn 2-3-4
T Tabak 2-3-4 Tapijtreinigers 1-5 Taxus 2-3-4 Teakolie 1-6 Tectyleermiddelen 1-6 Terpentine 1-6 Terpetijn 1-6 Tetrachloorkoolstof 2-3-4 Textielwasmiddelen 1-2 Thermometer (kwik) 2-3 Thinner 1-6 Tipp-ex (vloeibaar) 3-4 Tri 2-3-4 Toiletblokken 2-3 Toiletreinigers 1-2 Toiletverfrissers 2-3-4
W Wasbenzine 1-6 Wasmiddelen (textiel) 1-2 Wasverzachters 1-2 Waterscheerling 2-3-4 WC reinigers 1-2 WC eend 1-2 WC blokken 2-3 Wespensteek 7 White Spirit 1-6 Wolfkers 2-3-4 Wonderolie 2-3-4 Wonderoliebonen 2-3-4
U -
IJ IJsazijn 1-2 IJzerpreperaten 2-3-4
V Vaatwasmiddel (hand) 1-5 Vaatwasmiddel (machine) 1-2 Venijnboom 2-3-4 Verf 1-6 Verfverdunners 1-6 Verharders (verf,plastic) 1-2 Vim 1-6 Vingerhoedskruid 2-3-4 Vitamine A,AD,D 2-3 VlekkenverwijderaarX10 1-6 Vlooienband 2-3
X Xyleen 1-6 X10 1-6
Z Zevenboom 2-3-4 Zilverpoets 1-2 Zoutzuur 1-2 Zuren 1-2 Zuurbaden (foto) 1-2 Zuurbes 2-3-4 Zwarte Nachtschade 2-3-4 Zwavelzuur 1-2 Zymafluor 2-3
8.3 (bijna)ongevallenregistratieformulier
© Stichting Zet
In te vullen door leidinggevende, beheerder of bestuurslid binnen 24 uur na de gebeurtenis en in te leveren bij het bestuur.
Gegevens getroffene Naam: Adres: Plaats:
Postcode:
Geb. datum:
Telefoon:
Gegevens (bijna-)ongeval Beschrijving (bijna-)ongeval:
Datum:
Tijdstip:
Plaats letsel: Soort letsel: EHBO verleend door: Medische behandeling door: Ziekenhuisopname
Ja / nee
Naam ziekenhuis: Adres:
Materiële schade
Plaats:
Ja / nee
Omschrijving materiële schade:
Getuigen (voeg eventuele relevante verklaringen en informatie toe): 1 Naam: Adres: Postcode en woonplaats:
2 Naam: Adres: Postcode en woonplaats:
Is een andere persoon of organisatie bij het (bijna-)ongeval betrokken? (Naam adres woonplaats)
33
Ja / nee
8.3 (bijna)ongevallenregistratieformulier Zijn er direct na het ongeval preventieve maatregelen genomen?
© Stichting Zet
Ja / nee
(Beschrijf of de preventieve maatregel of geef aan waarom deze niet genomen is).
Oorzaken die hebben bijgedragen of geleid hebben tot het (bijna-)ongeval:
Ingevuld door: Naam: Adres: Postcode en woonplaats: Telefoon: Datum:
(Onderstaand gedeelte dient ingevuld te worden door het bestuur)
Voorgestelde maatregelen en/of besluiten van het bestuur n.a.v. het (bijna-) ongeval:
Is besloten om het (bijna) ongeval te melden bij de Arbeidsinspectie?
Ja / nee
(Indien ja, geef aan wanneer, door wie en aan wie het gemeld wordt. Indien nee, geef aan waarom besloten is om het niet te melden)
Behandeld in de bestuursvergadering van
Datum:
Naam en handtekening voorzitter:
34
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Voorbeelden & instructies De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
9.1 9.2 9.3 9.4 9.5
Instructies bij calamiteiten (ook in Word als bijlage op de cd) Vlam in de pan! (ook in Word als bijlage op de cd) Instructies blustechniek (ook in Word als bijlage op de cd) Algemene Veiligheidsinstructies! (ook in Word als bijlage op de cd) Checklist Hygiëne/Schoonmaak (ook in Word als bijlage op de cd)
9.1 Wat te doen bij calamiteiten?
Brand Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
1. Bel onmiddellijk alarmnummer 2. Stuur aanwezigen weg. Breng eventuele slachtoffers in veiligheid Hierbij staat uw eigen veiligheid voorop!
3. Probeer een beginnende brand te blussen of 4. Volg aanwijzingen van bestuursleden en/of hulpverleners op
Ontruiming 1. Bij brand of calamiteiten, indien U gesommeerd wordt weg te gaan. Verlaat kalm en rustig het gebouw via de aangegeven vluchtroutes. 2. Volg de aanwijzingen van bestuursleden en/of hulpverleners op. 3. Laat persoonlijke bezittingen (tassen, jassen etc.) die niet onder handbereik zijn achter. 4. Houd buiten voldoende afstand tot het gebouw. 5. Meldt u zich direct op de verzamelplaats voor op het trottoir. 6. Ga in geen geval naar huis zonder je af te melden bij bestuursleden en/of hulpverleners.
Ongeval 1. Waarschuw de eventueel aanwezige bestuursleden.
Calamiteitenplan 2. Bel onmiddellijk alarmnummer 3. Verplaats het slachtoffer niet, laat het slachtoffer nooit alleen. 4. Stuur iemand naar buiten om hulpverleners de weg te wijzen. 5. Volg de instructies van de bestuursleden en/of hulpverleners.
35
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
9.2 Vlam in de pan! Volg instructies ‘wat te doen bij calamiteiten?’ Bel altijd 112. Probeer beginnende brand te doven met behulp van branddeken, en eventueel met schuimblusser. Instructie Barvrijwilligers • De barvrijwilliger is tenminste 18 jaar en in het bezit van het Certificaat Instructie Verantwoord Alcoholgebruik. • Meld onveilige situaties, te allen tijde, direct bij het bestuur! • Maak melding van alcoholmisbruik, ongewenst gedrag, ongewenste intimiteiten. • Indien iemand gebruik maakt van de verbandtrommel: vul in ongevalregistratie-formulier. Meldt dit aan het bestuur i.v.m. afwikkeling verzekering. Eten en drinken: • Let op houdbaarheidsdatum bij bederfelijke waar: over de datum, dan afvoeren! • Houd etenswaren zonodig gekoeld (melk), zorg voor luchtdichte verpakking (koekjes). • Gooi geopende frisdrank weg indien zonder prik. • BIj inladen of aanvullen voorraad: haal oudere waren eruit, en zet deze voorop. • Haal gebruikte etenswaar weg, ververs met regelmaat (bijv. melkkannetje). • Na gebruik, zet koffieautomaat uit en draai de kraan dicht. • Vernieuw frituurvet volgens schema, zie keuken. • Zet flessen met afgewerkt frituurvet apart en voer ze af naar milieustraat. • Reinig of vervang filter afzuigkap volgens afzuigkapschema. Instructie keuken en bar: • Houd werkbladen schoon, reinig na gebruik de magnetron. • Volg instructie vaatwasser; niet openen tijdens wasproces i.v.m. hete stoom! • Zet vuile vaat direct in de vaatwasser. • Indien vaatwasser vol, spoel vaat af en zet in wasbak van keukentje. • Voorkom gladde vloeren, ruim gemorste stoffen zo snel mogelijk op. • Doe inhoud van asbakken in speciale asdover. • Laat halfvolle vuilniszak niet een hele week stinken, gooi buiten weg in kliko. • Kliko wordt 2 wekelijks geleegd: zet …. avond buiten. • Doe gebroken glas en flessen zonder statiegeld in de glasbak. Wordt t.z.t. geleegd. • Stop vuile handdoeken, schoteldoeken etc. na gebruik in de waszak in de keuken. Afsluiten accommodatie: • Staan ze uit? De frituurpan, afzuigkap, boiler en koffieautomaat? • Geldlade op slot. • Draai cv terug naar 8 graden. • Controleer ramen en buitendeuren of deze gesloten zijn. • Doe verlichting uit.
36
© Stichting Zet
Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s
blus nooit tegen de wind in
spuit niet in het wilde weg
MAAR ZO!
Verplichtingen & voorwaarden
9.3 Instructies blustechniek
NIET ZO!
De wet Arbo
bestrijd het vuur met de wind mee
blus een brandend oppervlak van voor naar achter
Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
spuit niet alleen op de grond als er brandende vloeistof naar beneden druipt
blus druipende vloeistoffen van boven naar beneden, liefst met meerdere blussers tegelijk
spuit niet de ene blusser na de andere leeg
gebruik voor grotere branden een aantal blussers tegelijk
loop na de blussing niet onmiddelijk weg
wees altijd bedacht op herontsteking
na gebruik de blusser niet meer ophangen
blusser na ieder gebruik direct laten hervullen
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
37
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
9.4 Algemene Veiligheidsinstructies! • Bezoekers betreden de accommodatie op eigen risico. • Deelname aan de activiteiten gebeurt geheel op eigen risico. Deelnemers zijn gehouden aan de instructies van de leiding. • Indien er een WA-verzekering is afgesloten: leden zijn verzekerd indien zij zich houden aan veiligheid- en gedragsregels. • Houd vluchtroutes vrij. In geval van calamiteiten volg, desbetreffende instructies op. • Meld onveilige situaties, te allen tijde, direct bij het bestuur! • Indien iemand gebruik maakt van de verbandtrommel: vul in ongevalregistratieformulier. Meld dit aan het bestuur i.v.m. afwikkeling verzekering. • Maak melding van alcoholmisbruik, ongewenst gedrag, ongewenste intimiteiten.
Arbowerkgroep 9.5 Checklist Hygiëne/Schoonmaak
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Lokaal Wekelijks: • Lokaal vegen (spullen van de kant halen en ook onder de verwarming e.d.). • Vuilnisbakken legen. • Zichtbaar vuil verwijderen (bv. verfresten en etensresten), zonodig met schrobber. Driemaandelijks: • Ramen wassen. • Spinnenwebben verwijderen. • Vensterbanken afdoen. • Verwarmingsbuizen afnemen. • Vloer nat poetsen.
Keuken Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
Wekelijks: • afwas doen. • aanrecht en werkblad schoonmaken. • vuilnisbakken legen. • zichtbaar vuil afnemen (spetters op de muur bij gasfornuis). • dweilen. • zichtbaar vuil op tegeltjes e.d. verwijderen. • indien gekookt: gasfornuis afdoen. • levensmiddelen afgesloten bewaren. Driemaandelijks: • Tegeltjes afdoen. • zn. Filter in afzuigkap verschonen. • Kastjes uitdoen. • Koelkast (zn. ontdooien) en uitdoen. • Vloer schrobben, gasfornuis e.d. van de kant halen. • Spinnenwebben wegnemen.
38
Ieder weekend: • Niet-houdbare levensmiddelen weggooien. • Vloer schrobben.
© Stichting Zet
De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
39
Toilet Wekelijks: • Toiletreiniger in wc-pot en pot reinigen met wc-borstel. • Wc-bril en pot nat afdoen. • Vloer schrobben en goed droog maken. • Wasbak uitdoen. • Zichtbaar vuil op tegeltjes verwijderen. Driemaandelijks: • Tegeltjes afdoen. • Spinnenwebben wegnemen. • Deuren afnemen.
© Stichting Zet
Arbo voor vrijwilligersorganisaties Calamiteitenplan De wet Arbo
Verplichtingen & voorwaarden Stapsgewijze aanpak
Arbowerkgroep
Accommodaties & risico’s Risico-inventarisatie & -evaluatie Preventie & hulpverlening
Praktische hulp
Voorbeelden & instructies
Calamiteitenplan
40
10.1 Calamiteitenplan (ook in Word als bijlage op de cd)
Om alle zaken rondom de veiligheid in uw organisatie goed te regelen, is het verstandig dit alles vast te leggen in een calamiteitenplan. Zo weet u zeker dat aan alles is gedacht. Als u alle betrokkenen informeert over het bestaan van dit calamiteitenplan, toelichting geeft op hoe ieder dient te handelen in noodsituaties en zorgt voor de nodige voorwaarden die hierbij horen, dan komt dit het wel en wee van iedereen binnen uw organisatie ten goede. Hierna volgt een uitvoerig calamiteitenplan dat u als voorbeeld kunt gebruiken voor uw eigen organisatie.
Het calamiteitenplan dient aanwezig te zijn: • Achter de bar. • In het kantoor van de beheerder. • In de bestuurskamer.
10.1 Calamiteitenplan
Calamiteitenplan Inhoudsopgave
41
1. 1.1 1.2 1.3 1.4 1.5
Objectgegevens Naam en adres clubgebouw Verantwoordelijke contactpersonen Openingstijden Bouwkundige gegevens Beveiligingsdienst
2. 2.1 2.2 2.3
Organisatie calamiteitenteam Samenstelling Coördinatieruimte EHBO-ruimte
3. 3.1 3.2 3.3 3.4
Alarmering- en ontruimingsprocedures Alarmering Alarmsignaal Verzamelplaats Signaal veilig
4. 4.1 4.2 4.3 4.4 4.5 4.6
Taken en instructies Taken bestuursdienst Instructies bestuursdienst Taken kantinemedewerkers en overige bestuursleden Instructies kantinemedewerkers en overige bestuursleden Taken ontruimingsfunctionaris Taken coördinator verzamelplaats
5. 5.1 5.2 5.3 5.4 5.5
Bijlagen Vluchtwegenplan Blusmiddelen Telefoon- en gegevenslijsten Algemene instructiebladen Checklisten brandveiligheid clubgebouw
© Stichting Zet
datum
10.1 Calamiteitenplan
© Stichting Zet
1. Objectgegevens 1.1 Naam en adres clubgebouw Naam object Straatnaam en nummer Postcode en plaats Gemeente Telefoon kantine Telefoon bestuurskamer
1.2 Verantwoordelijke contactpersonen Naam
Functie
Telefoon
voorzitter algemeen secretaris penningmeester beheerder bestuurslid accommodatie
1.3 Openingstijden Dagen
Tijdstippen
Medewerkers
maandag dinsdag woensdag donderdag vrijdag zaterdag zondag
1.4 Bouwkundige gegevens Bouwjaar pand
Binnen en buiten ruimten
Aantal ruimten en afmetingen m2 en m3 Functies ruimten Bijzonderheden
42
Hoogte van het gebouw
Dakbedekking
Bezoekers
10.1 Calamiteitenplan
© Stichting Zet
1.5 Beveiligingsdienst De accommodatie wordt buiten openingstijden beveiligd door: Naam beveiligingsdienst Adres en nummer Postcode en plaats Telefoonnummer Inbraakalarm is van de firma
telefoon:
controle 1 keer per jaar
Brandalarm is van de firma
telefoon:
controle 1 keer per jaar
2. Organisatie calamiteitenteam 2.1 Samenstelling Het calamiteitenteam wordt gevormd door: • bestuursdienst/dienstdoend bestuurslid • kantinebeheerder • overige bestuursleden, indien aanwezig De bestuursdienst bestaat uit een/twee bestuurs-/commissieleden die de taken onderling verdelen. In geval van een calamiteit (brand, ernstig ongeval) is het calamiteitenteam verantwoordelijk voor een juiste uitvoering van afgesproken procedures en taken. Het calamiteitenteam laat zich bijstaan door de aanwezige kantinemedewerkers. 2.2 Coördinatieruimte In beginsel is de bestuurskamer de ruimte van waaruit het calamiteitenteam haar activiteiten coördineert. In deze ruimte zijn aanwezig: • ontruimingsplan • telefoon • mobiele telefoon (vast nummer) • lijst met alarmnummers • plattegrond clubgebouw 2.3 EHBO-ruimte In het clubgebouw is een EHBO-ruimte aanwezig waar tijdens een incident eenvoudige medische zorg kan worden gegeven. In deze ruimte bevindt zich een EHBO-koffer en een brancard. De EHBO-ruimte is telefonisch bereikbaar via het mobiele toestel. Als alternatieve EHBO-ruimte kan het materiaalhok (aan achterzijde bouw) dienen.
3. Alarm- en ontruimingsprocedures 3.1 Samenstelling Er kunnen diverse oorzaken van een calamiteit zijn. De belangrijkste in onze situatie zijn: • brand • gaslekkage • spanningsuitval • blikseminslag • ongeval van buiten af Alle alarmeringen komen binnen bij de dienstdoend bestuurslid. Hij is verantwoordelijk voor de verdere calamiteitenbestrijding en dus leider van het calamiteitenteam.
43
10.1 Calamiteitenplan
© Stichting Zet
Het alarmsignaal wordt gegeven in opdracht van de leider van het calamiteitenteam. Indien de situatie dit vereist kan ook een ander bestuurslid of een andere kantinemedewerker dit signaal geven. Hij meldt dit vervolgens z.s.m. aan het calamiteitenteam. De ontruiming wordt uitgevoerd door de daarvoor aangewezen personen uit het calamiteitenteam, aanwezige bestuursleden en kantinemedewerkers. Zij zorgen voor een zo correct en zo veilig mogelijke afhandeling. Hiertoe ontvangen zij een schriftelijke instructie. 3.2 Alarmsignaal Om de aanwezige personen binnen het gebouw en op de velden te waarschuwen in geval van een calamiteit en/of ontruiming, wordt gebruik gemaakt van de omroepinstallatie. 3.3 Verzamelplaats Bij een calamiteit, waarbij meerdere personen zijn betrokken, dient controle op de aanwezigheid te worden uitgevoerd. Hiertoe dienen alle aanwezigen zich te verzamelen op een vaste plaats waar opvang wordt geboden en de controle kan worden uitgevoerd. Extra aandacht is hierbij nodig voor bezoekende teams en bezoekers van de accommodatie.
Als verzamelplaats is aangewezen: (bijvoorbeeld: de fietsenstalling buiten de poort) 3.4 Signaal veilig Het signaal veilig wordt gegeven door de bevelvoerder van de brandweer of als deze niet aanwezig is door de leider van het calamiteitenteam. Totdat het signaal is gegeven dienen de aanwezigen aanwezig te blijven op de verzameplaats(en).
4. Taken en instructies 4.1 Taken bestuursdienst * U bent de leider van het calamiteitenteam! Indien u brand ontdekt: • • • • • • • •
Maak alarm, waarschuw alle aanwezigen Laat de omroepinstallatie in werking stellen (indien mogelijk) Laat de brandweer waarschuwen op nummer 112 Laat ramen en deuren sluiten Laat in gevaar zijnde personen in veiligheid brengen Laat ontruimen Probeer brand te laten blussen Zodra dit mogelijk is coördineer de ontruiming
of indien u gealarmeerd wordt: • • • • • • • • •
Begeef u naar de plaats van de calamiteit Neem besluit om wel of niet te ontruimen Laat de omroepinstallatie in werking stellen (indien mogelijk) Laat de brandweer waarschuwen op nummer 112 Geef leiding aan de ontruiming; wijs een ontruimingsfunctionaris aan Laat weten waar u bereikbaar bent Laat de brandweer opvangen en informeren Geef de juiste verzamelplaats aan en laat de personen registeren Wijs een coördinator verzamelplaats aan
Begeef u naar een centrale plaats en richt een coördinatieruimte in:
44
• Begeef u naar de bestuurskamer of een andere ruimte van waaruit u kunt coördineren • U bent de leider van het calamiteitenteam
10.1 Calamiteitenplan • • • • •
© Stichting Zet
Laat weten waar u bereikbaar bent Informeer bij aankomst de brandweer Zorg dat niemand weggaat zonder zich af te melden Controleer of er personen vermist worden Meld vermisten direct aan de brandweer
* Deze taak kan ook worden vervuld door de beheerder. Het betreft hier wel de functionaris die als eerst verantwoordelijke en leidinggevende optreedt in geval van brand of een ernstig ongeval. Betrokkene geeft leiding, coördineert en laat zoveel mogelijk anderen taken uitvoeren.
4.2 Instructies bestuursdienst * • Laat de omroepinstallatie bedienen door beheerder, telefoon: (de omroepinstallatie is aanwezig achter de bar) • Bij melding aan 112 duidelijk melden: Brand in accommodatie Adres Plaats Aantal gewonden/vermisten: • Informeer bij aankomst de brandweer: Brand in de keuken/cv-ruimte/ Sterke rookontwikkeling in keuken/cv-ruimte/ Ruimte te bereiken via … Beheerder/
wordt vermist (Waar voor het laatst gezien?)
• Wijs iemand aan die de toegangspoort opent en de brandweer opvangt • Wijs een functionaris (ander bestuurslid) aan die de feitelijke ontruiming uitvoert • Breng in gevaar zijnde personen altijd achter een brandwerende scheiding • Laat gas afsluiten, schakel de hoofdmeter van de elektriciteit uit • In principe wordt het gehele gebouw ontruimd • De eventuele activiteiten buiten worden onmiddellijk gestaakt • Wijs een functionaris (ander bestuurslid) aan die de verzamelplaats bemant en coördineert • Wijs een telefoonwacht aan. Houd de telefoon zoveel mogelijk vrij. Kap niet relevante gesprekken af • Blijf zoveel mogelijk op uw plaats (bestuurskamer, commissiekamer) en blijf bereikbaar • Laat geen personen tot het gebouw toe * Deze instructie geldt ook voor de beheerder als deze als eerst verantwoordelijke en leidinggevende optreedt in geval van brand of een ernstig ongeval. 4.3 Taken kantinemedewerkers/overige bestuursleden
45
Indien u zelf brand ontdekt: • Maak alarm, waarschuw de overige aanwezigen • Stel het alarmsignaal zelf in werking of laat dit doen (indien aanwezig) • Informeer het dienstdoend bestuurslid/beheerder (telefoon)
10.1 Calamiteitenplan • • • •
© Stichting Zet
Sluit ramen en deuren Breng in gevaar zijnde personen in veiligheid (denk vooral aan kinderen en minder validen) Indien nodig laat de bedreigde ruimte(n) ontruimen Probeer te blussen
Indien het alarmsignaal gaat terwijl u aan het werk bent: • Schakel eventueel apparatuur af. Sluit gaskranen • Breng u zelf en overige aanwezigen in veiligheid • Controleer de toiletgroepen op aanwezigheid van personen • Ga naar de coördinatieruimte en meldt u bij de ontruimingsfunctionaris • Help mee met het ontruimen van het gebouw 4.4 Instructies medewerkers/overige bestuursleden • Geef duidelijk aan wat er aan de hand is: (ontploffing in de keuken/ernstige rookontwikkeling in het magazijn/collega staat in brand/ … ) • Denk bij het afschakelen van apparatuur aan keukenapparatuur, koeling, enz. Sluit alle apparatuur die op gas brandt direct af ter voorkoming van gasvorming. • U en de overige aanwezigen zijn eerst in veiligheid achter een brandwerende scheiding of buiten het clubgebouw. • Controleer de toiletten. In deze ruimten dringt niet altijd het alarm door. • Verlaat als laatste de bedreigde ruimten en laat geen mensen weer toe in de ontruimde gedeelten van het gebouw. • Begeleid de aanwezigen zo mogelijk naar de verzamelplaats. Laat geen mensen teruggaan om persoonlijke spullen op te halen. • Ga na of iemand wordt vermist door de aanwezigen en meldt dit aan het dienstdoend bestuurslid/beheerder. • De taak van de ontruimingsploeg is: - controle van alle ruimten op achtergebleven personen; - begeleiden/meenemen van personen naar de verzamelplaats; - melden aan het dienstdoend bestuurslid/beheerder als alle ruimten zijn gecontroleerd en vrij van personen zijn bevonden. 4.5 Taken ontruimingsfunctionaris * De taak van de ontruimingsfunctionaris is: • het daadwerkelijk (laten) ontruimen van het gebouw; • inzetten van het ontruimingspersoneel (medewerkers/overige bestuursleden); • controle of het gehele clubgebouw ontruimd is; • melden aan dienstdoend bestuurslid/kantinebeheerder dat ontruiming gereed is; • melden van gewonde personen en andere bijzonderheden. * Als ontruimingsfunctionaris dient in principe een aanwezig bestuurslid die niet belast is met de bestuursdienst. Indien de bestuursdienst uit meerdere personen bestaat verdelen deze onderling de taken.
4.6 Taken coördinator verzamelplaats * Als verzamelplaats is aangewezen: (bijvoorbeeld: de fietsenstalling buiten de poort) • • • • • • • • • • • •
Er voor zorgen dat de verzamelplaats bereikbaar is. Zorg voor eventuele EHBO-middelen op de verzamelplaats. Zorg voor water op de verzamelplaats. Ga naar de verzamelplaats zodra het sein tot ontruimen is gegeven. Zorg voor schrijfmateriaal, papier en (mobiele) telefoon. Iedereen dient zich bij u te melden. Registreer de personen die zich op de verzamelplaats melden. Controleer via de leiders of alle teams compleet zijn. Maak zonodig lijsten van ieder team. Denk vooral aan bezoekende teams die niet bekend met de situatie zijn. Registreer vermiste personen en geeft dit onmiddellijk door aan het dienstdoend bestuurslid/-beheerder (coördinatieruimte). Meld onregelmatigheden aan het coördinatiecentrum. Aanwezigen alleen naar huis sturen als daartoe de opdracht is ontvangen.
* Als verzamelplaatscoördinator dient in principe een aanwezig bestuurslid die niet belast is met de bestuursdienst. Indien de bestuursdienst uit meerdere personen bestaat verdelen deze onderling de taken.
46
10.1 Calamiteitenplan
© Stichting Zet
5. Bijlagen 5.1 Vluchtwegenplan Er dient een eenvoudige, schetsmatige plattegrond van het clubgebouw te worden gemaakt waarop de vluchtwegen en plaats van de brandblusmiddelen staan aangegeven. Deze plattegrond - maximaal formaat A4 - dient te worden geplastificeerd en op een aantal relevante plaatsen in het clubgebouw te worden opgehangen samen met de alarmgegevens (zie hoofdstuk 5.4). In het clubgebouw zijn op de volgende plaatsen plattegronden aangebracht waarop de vluchtwegen, nooduitgangen en de plaats van de brandblusmiddelen staan aangegeven.
De vluchtwegen en nooduitgangen zijn aangegeven met betreffende pictogrammen.
5.2 Blusmiddelen In het clubgebouw zijn de volgende kleine blusmiddelen aanwezig: Soort brandblusmiddel
Locatie
De brandblusmiddelen worden jaarlijks gecontroleerd door: Brandbeveiligingsbedrijf Telefoonnummer
47
te
10.1 Calamiteitenplan
© Stichting Zet
5.3 Telefoon- en gegevenslijsten • Telefoonlijst bestuur Functie
Naam
Telefoon
Mobiel
Voorzitter Secretaris Penningmeester Wedstrijdsecretaris Bestuurslid Accommodaties Beheerder
• Gegevenslijst locatie Naam pand Ligging Straatnaam en nummer Plaats Telefoonnummer Reserve-telefoonnummer
• Hulpverlenende diensten Naam instantie
Telefoon
Spoedeisend: Brandweer, politie, ambulance
112
Brandweer niet spoedeisend Ambulancedienst niet spoedeisend Politie niet spoedeisend Weekenddienst huisartsen Taxicentrale Energiebedrijf; gas en electra Waterleverancier Gemeentehuis te Arbeidsinspectie te
48
10.1 Calamiteitenplan 5.4 Algemene instructie
Wat te doen bij een ongeval • Waarschuw de bestuursdienst/dienstdoend bestuurslid of bij afwezigheid daarvan bel 112 en geef de volgende bijzonderheden door: - Uw naam - Plaats van het ongeval - Aard en ernst van het ongeval - Aantal gewonden • Denk altijd aan uw eigen veiligheid. • Schakel indien mogelijk machines of apparaten uit, behalve bij een gaslekkage in verband met explosiegevaar. Sluit hoofdkranen af. • Verplaats het slachtoffer niet, tenzij het slachtoffer in een levensbedreigende situatie ligt. • Laat het slachtoffer nooit alleen, laat een andere persoon waarschuwen, bellen of andere handelingen doen. • Verleen, indien mogelijk, eerste hulp. • Verricht, indien mogelijk en noodzakelijk, levensreddende handelingen • Wees voorzichtig met het geven van drinken aan het slachtoffer. • Stelp, indien mogelijk, ernstige bloedingen. • Stel het slachtoffer gerust. • Volg aanwijzingen op van de medewerkers van de ambulancedienst en/of brandweer.
Wat te doen bij brand • Stop direct alle sportactiviteiten. • -
Bel direct 112 en geef door: Uw naam Locatie van de brand Omvang van de brand De acties die u gaat ondernemen Eventuele slachtoffers Overige bijzonderheden
• Waarschuw de aanwezigen om het pand te verlaten. • Probeer indien mogelijk de brand te blussen met de aanwezige blusmiddelen. • Sluit zoveel mogelijk ramen en deuren tussen u en de brand. • Sluit hoofdgaskraan en hoofdmeter elektriciteit zo mogelijk af. • Geef alle informatie door die noodzakelijk is voor de redding van slachtoffers en voor de brandbestrijding. • Volg de instructies van de brandweer en ambulancedienst op.
Voorkom paniek en blijf rustig
49
© Stichting Zet