BGS M/06 d.d. 2002-06-13
BEOORDELINGSGRONDSLAG voor ARBO & MILIEU in de HOUTBRANCHE
Uitgave: Stichting Keuringsbureau Hout SKH Nadruk verboden
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
Pagina 2 van 11
ALGEMENE INFORMATIE BIJ DEZE UITGAVE Stichting Keuringsbureau Hout SKH heeft deze beoordelingsgrondslag ten dienste van de houtbranche opgesteld. Het Bestuur van Stichting Keuringsbureau Hout SKH heeft de BGS op grond van het SKH Reglement voor Certificatie op 13 juni 2002 bindend verklaard. De BGS zal per 13 juni 2002 worden gehanteerd voor het uitgeven van een SKH-kwaliteitsverklaring.
Uitgever: Certificatie-instelling SKH SKH Postbus 50 1270 AB Huizen Telefoon: 035 526 87 37 Fax: 035 526 83 81
© Stichting Keuringsbureau Hout SKH Niets uit dit drukwerk mag worden verveelvoudigd en/of openbaar gemaakt door middel van druk, fotokopie, microfilm of op welke andere wijze ook, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van SKH, noch mag het zonder een dergelijke toestemming worden gebruikt voor enig ander werk dan waarvoor het is vervaardigd.
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
Pagina 3 van 11
1.
INLEIDING 1.1 Algemeen ............................................................................................................................... 4 1.2 Onderwerp.............................................................................................................................. 4 1.3 Geldigheid.............................................................................................................................. 4
2.
PROCEDURE TER VERKRIJGING VAN SKH-KWALITEITSVERKLARING 2.1. Start ........................................................................................................................................ 4 2.2. Toelatingsonderzoek .............................................................................................................. 4 2.3. Beoordeling van het zorgsysteem van de aanvrager .............................................................. 4 2.4. Afgifte van de SKH-kwaliteitsverklaring .............................................................................. 4 2.5. Externe kwaliteitszorg ........................................................................................................... 4
3.
EISEN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN 3.1 Medezeggenschap / ondernemingsraad.................................................................................. 5 3.2 Personeelsregistratie (identiteitsbewijs, etc.) ......................................................................... 5 3.3 Contract Arbo-dienst.............................................................................................................. 5 3.4 Ongevallenregister ................................................................................................................. 5 3.5 Melding –en registratieprocedure arbeidsongevallen en beroepsziekten............................... 5 3.6 Ongevalrapportage................................................................................................................. 5 3.7 Ziekteverzuimbeleid............................................................................................................... 5 3.8 Periodiek arbeids- en gezondheidskundig onderzoek (PAGO) ............................................. 6 3.9 Bedrijfshulpverlening (BHV-plan) ........................................................................................ 6 3.10 Deskundige Bijstand / Arbocoördinator ................................................................................ 6 3.11 Risico-inventarisatie en –evaluatie ........................................................................................ 6 3.12 Plan van aanpak ..................................................................................................................... 8 3.13 Voorlichting ........................................................................................................................... 8 3.14 Arboconvenanten ................................................................................................................... 8
4.
EISEN MILIEU 4.1 Milieuvergunning / Gebruiksvergunning............................................................................... 9 4.2 Bedrijfsindeling (werk -en opslagplaatsen, kantine, hygiëne, spuiterij, enz.) ....................... 9 4.3 Opslag gevaarlijke stoffen ..................................................................................................... 9 4.4 Documentatie/ veiligheidsinformatiebladen .......................................................................... 9 4.5 Vakmanschap (milieucertificaat verf-/lakspuiten) ................................................................. 9 4.6 Milieuconvenanten................................................................................................................. 9
5.
EISEN ALGEMEEN 5.1 Inschrijving Kamer van Koophandel ..................................................................................... 9 5.2 Strategie en beleid................................................................................................................ 10
6.
EISEN MET BETREKKING TOT INTERNE EN EXTERNE CONTROLE 6.1 Interne controle .................................................................................................................... 10 6.2 Externe controle ................................................................................................................... 11
7.
LIJST VAN VERMELDE DOCUMENTEN
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
1.
INLEIDING
1.1
Algemeen
Pagina 4 van 11
De in deze beoordelingsgrondslag opgenomen eisen worden door de certificatie-instelling gehanteerd bij de behandeling van een aanvraag c.q. de instandhouding van een SKH kwaliteitsverklaring. De af te geven kwaliteitsverklaring wordt aangeduid als SKH arboverklaring of een SKH arbo- en milieuverklaring.
1.2
Onderwerp De kwaliteitsverklaring heeft betrekking op het in hoofdlijnen voldoen aan arbo- en eventueel milieuwetgeving en op de kwaliteit van het daarop geënte zorgsysteem. Het voldoen aan milieuwetgeving kan facultatief aan de arbokwaliteitsverklaring toegevoegd worden. De van toepassing zijnde arbo- en milieuwetgeving is vastgelegd in: - Arbeidsomstandighedenwet - Arbeidsomstandighedenbesluit - Arbeidsomstandighedenregeling - Arbobeleidsregels - Wet milieubeheer - AMvB bouw- en houtbedrijven
1.3
Geldigheid Deze beoordelingsgrondslag treedt in werking op 13 juni 2002. De geldigheidsduur van de verklaring is drie jaar.
2.
PROCEDURE TER VERKRIJGING VAN SKH-KWALITEITSVERKLARING Start De aanvrager verstrekt de nodige gegevens over het bedrijf en over de reikwijdte van het gewenste zorgsysteem ten behoeve van het opstellen van de kwaliteitsverklaring.
Toelatingsonderzoek Bij het toelatingsonderzoek controleert de certificatie-instelling of het betreffende bedrijf voldoet aan de gestelde eisen zoals weergegeven in hoofdstuk 3 t/m 6 van deze beoordelingsgrondslag.
2.3.
Beoordeling van het zorgsysteem van de aanvrager De certificatie-instelling onderzoekt of aanvrager over een duidelijk zorgsysteem beschikt. Informatie betreffende arbo- en eventueel milieuaspecten dient op een duidelijke en inzichtelijke wijze gedocumenteerd te zijn. Indien de aanvrager niet over een zorgsysteem beschikt dient deze volgens hoofdstuk 6 opgezet te worden.
2.4.
Afgifte van de SKH-kwaliteitsverklaring De verklaring wordt afgegeven wanneer het toelatingsonderzoek (2.2) en de beoordeling van het zorgsysteem (2.3) in positieve zin is uitgevoerd.
2.5.
Externe kwaliteitszorg Na afgifte van de verklaring wordt door de certificatie-instelling controle uitgeoefend zoals beschreven in hoofdstuk 6.2.
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
3.
EISEN ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
3.1
Medezeggenschap / ondernemingsraad
Pagina 5 van 11
Afhankelijk van de grootte van het bedrijf kan er een personeelsvertegenwoordiging (pvt) of een ondernemingsraad (OR) zijn. Indien is ingesteld dient er duidelijk omschreven te zijn welke eisen aan de medezeggenschap zijn gesteld. De ondernemer is verplicht om twee keer per jaar de algemene gang van zaken, waaronder arbeidsomstandigheden en milieuaspecten met de OR of met de pvt, of bij afwezigheid van OR en pvt, met het personeel te bespreken. Het overleg dient vastgelegd te worden en te resulteren in een actielijst. De organisatie moet over procedures beschikken om te bewerkstelligen dat relevante arboinformatie, o.a. risico-inventarisatie en -evaluatie, wordt bekendgemaakt aan en ontvangen wordt door werknemers en/of andere belanghebbende partijen.
3.2
Personeelsregistratie (identiteitsbewijs, etc.) Er dient een dossier met persoonlijke gegevens per werknemer te zijn, waarin ten minste zijn opgenomen: een kopie van het identiteitsbewijs, een contract van de arbeidsovereenkomst en kopieën van de opleidings- en deskundigheidsbewijzen.
3.3
Contract Arbo-dienst Er dient een contract met een gecertificeerde Arbo-dienst te zijn waarin staat hoe de vier basistaken, risico-inventarisatie en -evaluatie (RI&E) met plan van aanpak (PvA), ziekteverzuimbegeleiding, arbeidsomstandighedenspreekuur en eventuele aanstellingskeuring en periodiek arbeids- en gezondheidskundig onderzoek (PAGO), zijn geregeld.
3.4
Ongevallenregister Een ongevallenregister dient bijgehouden te worden waarin alle arbeidsongevallen die hebben geleid tot een ziekteverzuim, zijn geregistreerd. De aard van het arbeidsongeval en de datum waarop het ongeval zich heeft voorgedaan dient vastgelegd te worden. In de RI&E dient deze lijst, of een verwijzing naar deze lijst, opgenomen te zijn.
3.5
Melding –en registratieprocedure arbeidsongevallen en beroepsziekten Er dient een meldingsprocedure te zijn waarin staat wie, wanneer en wat moet melden en hoe dit dient te gebeuren bij een arbeidsongeval. Werkgever dient ernstige arbeidsongevallen onverwijld aan de Arbeidsinspectie te melden en deze hierover zo spoedig mogelijk te rapporteren.
3.6
Ongevalrapportage Van alle in het ongevallenregister opgenomen arbeidsongevallen dient rapportage plaats te vinden. Aan de hand van deze rapportage kan geëvalueerd worden of maatregelen noodzakelijk zijn.
3.7
Ziekteverzuimbeleid Binnen het algemene arbeidsomstandighedenbeleid, is een werkgever verplicht een ziekteverzuimbeleid te voeren in samenwerking met de Arbo-dienst. Het bedrijf dient een op schrift gesteld ziekteverzuimbeleid te hebben voor het begeleiden van zieke werknemers en het zoveel mogelijk voorkomen of beperken van ziekte van werknemers. Dit beleid dient onderdeel uit te maken van het bedrijfsplan.
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
3.8
Pagina 6 van 11
Periodiek arbeids- en gezondheidskundig onderzoek (PAGO) Het PAGO is gericht op het voorkomen of beperken van risico’s die de arbeid met zich mee brengt. Aan de hand van risico’s uit de RI&E dient er door werkgever aan werknemer de mogelijkheid geboden te worden om deel te nemen aan een periodiek arbeids- en gezondheidskundig onderzoek. Het onderzoek dient door een gecertificeerde Arbo-dienst uitgevoerd te worden. De inhoud en de frequentie van het onderzoek volgen uit de RI&E.
3.9
Bedrijfshulpverlening (BHV-plan) Het voor het bedrijf vereiste aantal bedrijfshulpverleners dient zodanig te zijn dat onder alle omstandigheden de uitvoering van de taken op het gebied van de bedrijfshulpverlening gewaarborgd is. De BHV-organisatie dient schriftelijk vastgelegd en op begrijpelijke wijze aan de werknemers bekend worden gemaakt. De bedrijfshulpverleners dienen over de vereiste deskundigheid, voortvloeiend uit de RI&E, te beschikken en dit op het vereiste niveau te houden. Er dient een BHV-plan (bedrijfsnoodplan) te zijn waarin duidelijk wordt omschreven hoe te handelen en welke maatregelen er bij calamiteiten genomen dienen te worden, een en ander volgend uit de RI&E.
3.10
Deskundige Bijstand / Arbocoördinator De werkgever dient voor doelmatige deskundige bijstand inzake arbeidsomstandigheden en verzuimbegeleiding te zorgen. Binnen het bedrijf kan hiervoor een persoon belast zijn met arbozaken.
3.11
Risico-inventarisatie en –evaluatie De werkgever legt in een inventarisatie en evaluatie schriftelijk vast welke risico’s de arbeid voor werknemers met zich mee brengen en zorgt dat iedere werknemer hier kennis van kan nemen. Deze risico-inventarisatie en -evaluatie bevat tevens de risicobeperkende maatregelen en risico’s voor bijzondere categorieën van werknemers. De risicoinventarisatie en -evaluatie dient actueel en aanwezig te zijn. De RI&E en plan van aanpak dienen door een Arbo-dienst goedgekeurd te zijn. Bijzondere aandacht bij de uitvoering van de RI&E verdienen de onder 3.11 vermelde punten.
3.11.1
Brandveiligheid Maatregelen inzake het beperken en bestrijden van brand dienen opgenomen te zijn in het BHV-plan.
3.11.2
Inrichting werkplek Bij de inrichting van de werkplek dient met name rekening gehouden te worden met de regels gesteld in hoofdstuk 3 van het Arbobesluit. Hierbij dient met nadruk aan de volgende aspecten invulling te zijn gegeven: - stabiliteit en stevigheid van de op de arbeidsplaats opgeslagen voorwerpen en grondstoffen; - t.a.v. elektrische installaties dienen maatregelen genomen te worden tegen gevaar voor brand, ontploffing, directe en indirecte aanraking en te dichte nadering; - werkzaamheden aan of nabij een elektrische installatie; - vluchtwegen en nooduitgangen; - werken op hoogte; - voorkomen gevaar van bewegende voorwerpen, producten, vloeistoffen of gassen op de arbeidsplaats.
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
Pagina 7 van 11
3.11.3
Arbeidsmiddelen Arbeidsmiddelen dienen aan de betreffende veiligheidseisen conform de Arbowetgeving (Richtlijn Arbeidsmiddelen) en/of het Besluit Machines (Machinerichtlijn) te voldoen. Houtbewerkingsmachines dienen te voldoen aan de veiligheidseisen conform de SKH inspectielijsten houtbewerkingsmachines of gelijkwaardig. Op de werkplek dienen minimaal het onderhoudsboek en machinespecifieke veiligheidsinstructies aanwezig te zijn.
3.11.4
Fysieke belasting De arbeid wordt zodanig georganiseerd, de arbeidsplaats wordt zodanig ingericht, een zodanige productie- en werkmethode wordt toegepast of zodanige hulpmiddelen en persoonlijke beschermingsmiddelen, worden gebruikt, dat de fysieke belasting geen gevaren met zich mee kan brengen. Uit de RI&E blijkt welke maatregelen door werkgever genomen dienen te worden. Hierbij dient met name aan de volgende aspecten invulling te zijn gegeven: - primair gericht op het voorkomen van gevaren; - secundair gericht op het beperken van gevaren en inventarisatie en evaluatie van gevaren; - doeltreffende voorlichting m.b.t. het handmatig hanteren van lasten.
3.11.5
Geluidsemissiegegevens Het geluidsniveau per arbeidsplaats dient beoordeeld en, indien nodig, gemeten te worden. Resultaten en waarden dienen geregistreerd te zijn en aan de hand van de RI&E volgens een schriftelijk vastgelegd tijdschema periodiek herhaald en herzien te worden, in ieder geval indien er omstandigheden zijn gewijzigd. Voorzieningen en maatregelen ten aanzien van geluidsvermindering dienen in het plan van aanpak opgenomen te zijn.
3.11.6
Houtstofemissiegegevens Houtstofemissiegegevens dienen beoordeeld en, indien nodig, gemeten en vastgesteld te worden. De vaststelling van de aard, de mate en de duur van de blootstelling aan houtstof dienen in de RI&E geregistreerd te worden.
3.11.7
Veiligheid elektrische handgereedschappen Elektrische handgereedschappen dienen aan de norm NEN-3140 ( elektrische veiligheid handgereedschappen) te voldoen. Frequentie van de keuringen dient afgestemd te worden op de intensiteit van het gebruik.
3.11.8
Persoonlijke beschermingsmiddelen (pbm-en) De volgens de RI&E vereiste persoonlijke beschermingsmiddelen dienen door werkgever verstrekt te worden en door werknemer in gebruik te worden. De middelen dienen voorzien te zijn van een CE-keurmerk en te voldoen aan ergonomische eisen. Uit de RI&E blijkt wanneer ze onderhouden en wanneer ze vervangen dienen te worden.
3.11.9
EHBO-middelen De aard en mate van EHBO-middelen dienen in overeenstemming te zijn met de RI&E.
3.11.10 Signaleringen Indien de gevaren op de arbeidsplaats of de gevaren van arbeidsmiddelen daartoe aanleiding geven, dient werkgever ervoor te zorgen dat ter voorkoming of beperking van gevaren voor de veiligheid en gezondheid van werknemer, duidelijke en doeltreffende veiligheids- en/of gezondheidssignalering aanwezig is.
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
Pagina 8 van 11
3.11.11 Calamiteiten Er dienen procedures opgesteld te worden om voorbereid en te kunnen reageren op noodsituaties. De organisatie dient periodiek, indien uitvoerbaar, dergelijke procedures te beproeven en wanneer nodig bij te stellen. Doeltreffende maatregelen moeten zijn genomen teneinde het mogelijk te maken dat de werknemer, bij een noodsituatie, zich snel via de kortst mogelijke weg in veiligheid kan stellen.
3.12
Plan van aanpak Een plan van aanpak dient deel uit te maken van de risico-inventarisatie en -evaluatie. Jaarlijks dient de voortgang in de uitvoering van het PvA schriftelijk geëvalueerd te worden. De werkgever overlegd hierover met de OR, de pvt, of, bij het ontbreken daarvan, met de belanghebbende werknemers waarbij het al dan niet meer actueel zijn van de risicoinventarisatie en evaluatie aan de orde dient te komen.
3.13
Voorlichting De werkgever dient zijn werknemers op een effectieve wijze voorlichting en onderricht te geven inzake hun taken en de daaraan verbonden risico’s en de getroffen maatregelen. Deze voorlichting vindt plaats bij de eerste keer dat de werknemer zijn taak aanvangt en vervolgens wanneer er veranderingen optreden. Voorlichting en onderricht moeten zijn afgestemd op onder meer de capaciteiten, de taal, kennis en ervaring van de betrokken werknemers. Op basis van de RI&E kan een voorlichtingsplan worden opgesteld waarin wordt aangegeven wie en wanneer over welke risico’s wordt voorgelicht. Van de werknemers wordt verantwoord gedrag verwacht. Ze dienen de nodige voorzichtigheid en zorgvuldigheid in acht te nemen ter vermijding van gevaren voor hun eigen veiligheid, gezondheid en welzijn en die van anderen. Ze zijn verplicht persoonlijke beschermingsmiddelen en aangebrachte beveiligingen op de juiste wijze te gebruiken, mee te werken aan georganiseerde voorlichting en deskundigen bij te staan bij de zorg voor goede arbeidsomstandigheden.
3.14
Arboconvenanten Indien op de houtbranche gerichte arboconvenanten gesloten worden dient hier rekening mee te worden gehouden.
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
4.
EISEN MILIEU
4.1
Milieuvergunning / Gebruiksvergunning
Pagina 9 van 11
Bedrijven die vallen onder het Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer (AMvB), dienen te voldoen aan de voorschriften van het besluit. Deze bedrijven moeten een gebruikersvergunning hebben. Bedrijven die niet onder het Besluit vallen vanwege de aanwezigheid van bepaalde stoffen of de aard van de activiteiten (artikel 3 van het Besluit), moeten een Milieuvergunning hebben. Door het bevoegd gezag kunnen nog nadere eisen gesteld zijn, waarvoor een vergunning noodzakelijk is.
4.2
Bedrijfsindeling (werk -en opslagplaatsen, kantine, hygiëne, spuiterij, enz.) Er dienen gegevens te zijn over de indeling en uitvoering van de inrichting. Deze gegevens dienen zodanig te zijn dat een goed inzicht wordt verkregen van de binnen de inrichting uit te voeren activiteiten of processen.
4.3
Opslag gevaarlijke stoffen De opslag van en werkzaamheden met gevaarlijke stoffen geschiedt overeenkomstig de aanwijzingen, waarschuwingen of gegevens op de verpakking of het bij de desbetreffende stoffen behorende veiligheidsinformatieblad. Constructie van de opslagruimte en de wijze van opslag in die ruimte dienen aan de milieuvoorschriften uit CPR 15-1 (opslag van gevaarlijke stoffen in emballage; opslag van vloeistoffen en vaste stoffen 0 tot 10 ton) te voldoen.
4.4
Documentatie/ veiligheidsinformatiebladen Van de in productie zijnde installaties en machines dienen technische gegevens en registraties van onderhoudswerkzaamheden en bewijzen van keuringen bewaard te worden. In voorkomend geval (spuiterij, lijmverwerking, etc.) dienen op de werkplek specifieke milieu-instructies aanwezig te zijn. Veiligheidsinformatiebladen die behoren bij de in het bedrijf aanwezige gevaarlijke stoffen dienen bewaard te worden.
4.5
Vakmanschap (milieucertificaat verf-/lakspuiten) Er dient interne voorlichting en opleiding t.a.v. milieuaspecten bij de verf- / lakverwerking plaats te vinden.
4.6
Milieuconvenanten Indien op de houtbranche gerichte milieuconvenanten gesloten worden dient hier rekening mee te worden gehouden.
5.
EISEN ALGEMEEN
5.1
Inschrijving Kamer van Koophandel De onderneming dient te staan ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Als bewijs daarvan moet een uittreksel van het Handelsregister van de betreffende Kamer van Koophandel worden overlegd aan de certificatie-instelling.
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
5.2
Pagina 10 van 11
Strategie en beleid De bedrijfsstrategie en het te voeren beleid dienen gericht te zijn op de continuïteit van de onderneming en dient vastgelegd te zijn in een bedrijfsplan. Hierbij moet eveneens aandacht geschonken worden aan de invulling van arbo- en eventueel milieudoelstellingen, mede gericht op: - klanttevredenheid - verhogen kwaliteitsbewustzijn medewerkers - veilige werkomstandigheden - voorkomen van ongelukken - preventie ziekteverzuim De vastgelegde doelstellingen moeten waar mogelijk meetbaar zijn, d.w.z. zo concreet mogelijk geformuleerd en qua uitvoering in de tijd geplaatst. Zij dienen periodiek geëvalueerd en zonodig bijgesteld te worden.
6.
EISEN MET BETREKKING TOT INTERNE EN EXTERNE CONTROLE
6.1
Interne controle
6.1.1
Directieverantwoordelijkheid De verantwoordelijkheid voor het totale zorgsysteem berust bij de directie. De directie kan de taken met betrekking tot de uitvoering van het zorgsysteem delegeren.
6.1.2
Beoordeling van het zorgsysteem De directie beoordeelt tenminste één keer per jaar, de effectiviteit van het zorgsysteem aan de hand van de gevoerde registraties en neemt indien nodig maatregelen of laat zonodig de procedures bijstellen. Deze beoordelingen dienen vastgelegd te worden en moeten op verzoek van de certificatie-instelling beschikbaar zijn.
6.1.3
Melding van veranderingen Alle veranderingen binnen het zorgsysteem, zoals procedures, documentatie, productiewijze, etc., dienen schriftelijk vastgelegd te worden. De certificatie-instelling moet bij de inspecties en/of audits in staat worden gesteld van de veranderingen kennis te nemen. Bij een verandering van de juridische structuur dient dit direct en schriftelijk ter kennis van de certificatie-instelling gebracht te worden.
6.1.4
Bedrijfs- en organisatiestructuur In een functioneel organogram (een functioneel schema van de organisatie) dient de actuele situatie in het bedrijf vast te liggen.
6.1.5
Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden Taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden met betrekking tot arbo- en eventueel milieuzorgaspecten dienen in een duidelijke relatie tot het functionele organogram en in procedures te zijn vastgelegd.
6.1.6
Milieuklachtenregistratie Van de klachtenmeldingen betreffende milieu dienen registraties bijgehouden te worden.
Beoordelingsgrondslag Arbo- en Milieuwetgeving in de Houtbranche d.d. 2002-06-13
Pagina 11 van 11
6.2
Externe controle
6.2.1
Algemeen De certificaathouder dient medewerking te verlenen aan de door of namens de certificatieinstelling uit te voeren certificatiecontroles door toegang tot het bedrijf of het terrein te verlenen en desgevraagd inzage te verschaffen in relevante documenten.
6.2.2
Toelatingsonderzoek Bij het toelatingsonderzoek controleert de certificatie-instelling of het betreffende bedrijf voldoet aan de gestelde eisen zoals weergegeven in deze beoordelingsgrondslag. Van het toelatingsonderzoek wordt een rapportage opgesteld, op basis waarvan de kwaliteitsverklaring al dan niet onder bepaalde voorwaarden wordt verleend.
6.2.3
Controle De certificatie-instelling controleert minimaal tweemaal per jaar of het betreffende bedrijf voldoet aan de gestelde arbo- en milieu-eisen. Van deze controles wordt een schriftelijke rapportage opgesteld. De geldigheidsduur van de SKH-kwaliteitsverklaring wordt steeds met drie jaar verlengd na een door SKH te houden heraudit op de in deze beoordelingsgrondslag genoemde eisen.
7.
LIJST VAN VERMELDE DOCUMENTEN -
Arbo-wetgeving Bestaande uit: - Arbeidsomstandighedenwet - Arbeidsomstandighedenbesluit - Arbeidsomstandighedenregeling - Beleidsregels Arbeidsomstandighedenwetgeving
-
Milieuwet Staatsblad 334 “Besluit bouw- en houtbedrijven milieubeheer” Bijgewerkt tot en met 29 maart 2002
-
Machinerichtlijn 98/37/EG Richtlijn arbeidsmiddelen, 89/655/EEG en 95/63/EG NEN-EN 50110-1 “Bedrijfsvoering van elektrische installaties - Algemene bepalingen” NEN 3140 ”Bedrijfsvoering van elektrische installaties” CPR 15-1 “Opslag van gevaarlijke stoffen in emballage”