Velp Zuid: Het verhaal van de nijvere arbeider en de vrijbuiter John Jansen van Galen
Foto voorpagina: de sigarenwinkel van Jansen van Galen in de Alexanderstraat.
Velp Zuid: Het verhaal van de nijvere arbeider en de vrijbuiter John Jansen van Galen
Dr. van Voorthuizenschool in de Schoolstraat.
Kinderen uit de Janstraat.
-2-
Het oudste beeld dat bovenkomt als ik aan Velp Zuid denk is dat van Jantje R. Ik was jarig en alle klasgenootjes die ik had gevraagd waren er al, maar waar bleef Jantje? Na een half uur keken we eens uit het raam, de Bosweg af. En daar stond hij, schuin tegenover ons huis, onder de dennenhaag. Ik tikte tegen het glas en wenkte. Hij kwam, een beetje schuchter nog. Want zijn vader was metselaar en al was die van mij ook maar gewoon timmerman, je belde niet zomaar aan bij een huis in Velp Noord als je uit Velp Zuid kwam.
Velp was het verhaal van twee dorpen, een ten zuiden van de spoorlijn en de rijksstraatweg, het andere ten noorden daarvan. Het waren aparte werelden. Wie in Noord woonde, kwam nooit in Zuid, en andersom. Met uitzonderingen natuurlijk die de regel beves-tigen. Jantje kwam uit Zuid, maar zat net als ik op school 1. Scholen hadden toen nummers die hun rangorde aangaven. School 1 was de beste, een ‘opleidingsschool’ die opleidde voor het middelbaar onderwijs en stond aan de Jan Luykenlaan in Velp Noord. School 3 en 4 waren in Zuid. Wie daar woonde en wilde dat zijn kinderen het verder zouden brengen dan hijzelf, moest ze het spoor en de drukke verkeersweg laten oversteken. Jantjes ouders deden dat, en ze waren niet de enigen.
-3-
Voetbalteam in blauwwitte tenue, de kleuren van Voetbalvereniging Gelria.
-4-
Schuin achter mij in de klas op school 1 zat Tinus van Loon. Hij woonde in de Janstraat, een smal zijstraatje van de Alexanderstraat. Zijn vader was bouwvakker, hij had ooit nog voor mijn opa gewerkt toen het die voor de wind ging en hij werkvolk kon aannemen. Tinus was een van de knapste jongens van de klas, vooral in rekenen. Hij was ook, al zag hij er niet als een sportman uit, een begaafd voetballer, bij Gelria, de blauwwitte club uit zijn buurt. Aan het eind van de zesde klas kreeg hij van het schoolhoofd het advies naar de ULO te gaan. Zo ging dat toen. Kinderen van rijke ouders moesten naar de HBS of naar het gymnasium, behalve als ze uitgesproken dom waren - dan moesten ze het eerst maar eens op de ULO proberen. Tinus doorliep de ULO aan de Rozendaalselaan, ook in Velp Noord, glansrijk en deed met succes examen voor de vierde klas van de HBS, waarna hij in Utrecht wiskunde
Wim Sikking, voetballer
ging studeren.
bij Gelria. Ik verloor hem uit het oog, maar ving later wel eens iets op over een schitterende loopbaan: hij zou in Amerika, op Harvard of zo, hoogleraar zijn geworden in theoretische wiskunde, in ieder geval in iets zo moeilijks dat niemand je kon vertellen wat het was.
-5-
Het tweede beeld is dat van een andere Jantje. Jantje van Velp, maar volgens de burgerlijke stand Jan Lambrechts. Op een foto in de krant staat hij op het dak van een loods op een perceel aan de Sophiastraat, met woeste zwarte manen, woest gebarend. Om de loods heen een klein peloton politieagenten. De loods moest weg, want Jan had geen vergunning. Hij had nooit een vergunning, maar hij wilde van geen wijken weten. Hij was koning op zijn erf.
Lambrechts had ooit in de bouw gewerkt, als pannenlegger, maar hij was, zoals ze het toen noemden, voddenboer geworden. Mijn moeder maakte zich soms, enigszins bitter, vrolijk om dames, echtgenoten van planters, na hun repatriëring uit Nederlands-Indië in Velp neergestreken, die helemaal uit Noord naar Jantje van Velp fietsten om een stapeltje oude kranten te gelde te maken voor een paar dubbeltjes. Hij deed in alles wat oud en afgedankt was: oud papier, oud ijzer, oud huisraad, oude auto’s, oude motoren. Zelf reed hij ook op een motor, en zo zie ik hem nog voor mij: breeduit op een Harley Davidson met zijspan. Verder hield hij paarden, varkens, ganzen. Voor al die dode en levende have had hij ruimte nodig die hij overal in Velp Zuid vond maar niet kreeg van de autoriteiten. Vandaar die belegering van zijn loods. Hij leefde op of over het randje van de wet. Toen de marihuana in zwang kwam was Jantje van Velp ongeveer de eerste Nederlander met een wietplantage; hij heeft er twee keer voor vastgezeten.
Jantje van Velp
-6-
Hij had een hart van goud, een hart voor kinderen en voor de buurt. Als ergens in de nieuwbouwwijken die toen, jaren zestig, zeventig, in Velp verrezen, een grasveld was aangelegd kon je er staat op maken dat Jantje er klimrekken en speeltoestellen bouwde, om niet. Enorme pannen snert ook kon hij maken, ten bate van de vereniging Velp voor Oranje. Hij moet op eigen houtje op de Pinkenberg een trimbaan hebben aangelegd en de vervallen rodelbaan hebben hersteld, die na zijn dood weer overwoekerd is geraakt. Jantje liet zich door niemand iets gezeggen maar stond voor iedereen klaar. Dat was mijn beeld van Velp Zuid: aan de ene kant de nijvere arbeider die zich veel moeite getroost om zijn kinderen een betere toekomst te geven, aan de andere kant de vrijbuiter op het dak van die loods.
-7-
De Brugweg
Hoog water in de IJsselstraat (1929).
-8-
Als ik met het door geluidsschermen gedempte geluid van de A12 in de rug de Graaf Ottostraat in loop, zie ik in het verlengde van de straat de bossen van de Veluwezoom oprijzen, in lagen van donkergroen tot zwart. Het is half september en de bomen dragen nog blad; spoedig zullen ze rood, bruin en goud zijn en dan vallen de eikels die wij jongens vroeger raapten om ze naar de schuur van de coöperatie op de hoek van de Brugweg en de Vianenstraat te brengen: vier cent voor een emmer Hollandse, acht cent voor Amerikaanse eikels, want die vonden de varkens lekkerder. Je bent hier zo in het bos, op de hei.
En: in de uiterwaarden van de IJssel, Als de boer die op de Bosweg naast ons zijn boerderij had ging melken mocht ik als jongen soms mee. Het paard werd ingespannen en wij namen plaats in het karretje van glanzend bruin hout, tussen de melkbussen. De met ijzer omwikkelde wielen en de met ijzer beslagen hoeven kletterden over de keien van de IJsselstraat, daar aan het eind staken we de Waterstraat over en dan lag de groene weidsheid voor je, helemaal tot aan de rivier, waar je ’s zomers zwemmen kon tussen de kribben, al was dat uitkijken vanwege de draaikolken. Bij helder weer keek je over het water heen naar het Montferland waar boven uit het torentje van Hoch Elten piekte dat toen even Hoog Elten heette, want we hadden het als oorlogsbuit van de Duitsers gepikt. Aan je rechterhand zag je een langgerekte hoop zand in de weiden liggen, het begin van een snelweg van en naar de Heimat die de bezetter was begonnen aan te leggen en die de mensen het ‘hazenpad ’ noemden, omdat ze hoopten dat de Duitsers dit spoedig zouden kiezen. Later werd het de A12.
-9-
Ik ga Velp Zuid in alsof het een vreemd land is en welbeschouwd is het dat ook. Want wanneer kwam je er nou als je boven het spoor woonde, in een wijk die de Modelhoeve heette, naar (inderdaad) een voormalige modelhoeve. Aan de andere kant van het spoor kwam ik voornamelijk op zaterdag, om huur te halen. Dat zat zo. Mijn beide grootvaders waren bouwvakker, de een metselaar, de ander timmerman. Ze waren ‘voor zichzelf begonnen’, een ongewis avontuur. Hun vrouwen, mijn oma’s dreven een winkel om een inkomstenstroompje gaande te houden. Van vaderszijde was het een sigarenwinkel in de Alexanderstraat. Ik heb er foto’s van, mijn opa trots en zelfbewust voor de pui, mijn oma met hun enig kind, mijn vader, aan de hand. Ik heb het pand proberen op te zoeken, maar is het nou die gevel met ‘anno 1882’ of die met ‘Chinees afhaal en cafetaria Snackbar West’ of die waar alleen vale lamellen achter de ruiten hangen? Als het kon lijden hielden mijn grootvaders een huis dat ze hadden gebouwd voor zichzelf, als appeltje voor de dorst. Mijn ouders erfden die
De sigarenwinkel van mijn grootouders in de Alexanderstraat.
- 10 -
huisjes en ik moest er de huur ophalen. Huurschuld was haalschuld. Eentje was een tweeslag, op de hoek van de Annastraat en de Jacobastraat. Ik loop erheen: een aardig buurtje, met lage woningen, de kap meteen op de benedenetage, en kleine tuinen aan stille straatjes, op de hoek een raadselachtig monumentje - twee mensenhoofden en een hondenkop.
Later erfde ik dat pand, waardoor ik ineens bleek te behoren tot de ‘Geërfden van het dorp Velp’, want iedereen die er ook maar een snippertje grond bezit is geërfde en mag - een oude vorm van beperkte democratie - meebeslissen over het gemeenschappelijk grondbezit. Wij bezaten het hele Rozendaalse Veld en ook nog een strook grond langs de A12, waar alleen wat paarden grazen. Daar heb ik nu een beetje wroeging over, want iedereen die je spreekt in Velp Zuid vindt dat er meer groen moet komen en noemt dan dat weiland aan de snelweg: het zou een mooi park kunnen worden. Helaas houden de geërfden dat tegen, want die zijn koppig en houden wat ze hebben. Ik zou ertegen in verzet kunnen komen, ware het niet dat ik mijn huis verkocht en geen geërfde meer ben.
- 11 -
De Kerkallee
Een oud winkelpand in Velp Zuid.
- 12 -
Staande op de hoek bij dat pand dat mij een tijdje tot huisjesmelker maakte (nou ja, 220 gulden huur in de maand, genoeg om het eens in de vier jaar te laten verven) zie ik in de Annastraat een uithangbord: Zweers Elektro. Sommige dingen veranderen gelukkig niet. Zijn zoon zat ook bij ons in de klas, Wim. Zou hij het zaakje hebben voortgezet? Bijna alle kleine winkels zijn verdwenen, de mensen in Velp Zuid klagen er over: het komt de samenhang in de buurt niet ten goede dat je geen praatje met elkaar meer maakt bij de bakker en de melkboer op de hoek. Kan het nieuwe sociaal-cultureel centrum in de Van Heeckerenstraat in die leemte voorzien? Voorlopig is het nog wel erg nieuw en erg neonverlicht.
In de groentewinkel van Van Barneveld op de hoek van de Alexanderstraat en de Kerkallee zit nu een woninginrichter. De zoon van de groenteboer zat ook bij mij in de klas, Ernst, maar we noemden hem de Kever. Iedereen had bijnamen in Velp Zuid: de Bul, de Feet, de Breunes. Vaak wist je niet eens wat iemands echte naam was en wat zijn bijnaam. Als we met schoolreisje gingen, te voet naar het Klaphek, kwam de vader van de Kever met zijn bakfiets helemaal van de Kerkallee door het Beekhuizer bos om ons kersen te brengen.
De meeste van die middenstanders legden het loodje tegen grote winkelketens. Aan het spoor heb je nu een Golff, in de IJsselstraat een Super de Boer en een Aldi, maar verderop zie ik op een vooruitspringend pand met grote letters staan: Jan van Doorn. Die is er ook nog! Maar het is geen café meer, alleen een slijterij, al kun je hem ook kratten bier aan huis laten bezorgen. De kroeg van Jan van Doorn was het kloppend hart van de buurt en de kroegbaas stond op zondag zelf onder de lat bij Gelria, want dat was de club van Velp Zuid, zoals VVO het was van Velp Noord, al kwam de
- 13 -
grootste ster van de geelzwarten ooit, Henk (bijnaam Charlie, vanwege zijn Chaplin-achtige gang) Bosveld, natuurlijk wel van onder het spoor, van de Grindakkers. VVO was van 1901 toen alleen heren zich sport konden veroorloven, Gelria van 1916 toen ook de ´betere´ arbeiders gingen voetballen.
En dan had je nog, sociaal weer een treetje lager, Velpsche Boys, een club van, zoals ze toen zeiden, de ´asocialen´ die op Beltjeshof woonden. Beltjeshof! Ze leefden daar half op straat, ongewassen, schreeuwend, luid lachend, soms dronken, meest werkloos. Hoe zou het er nu zijn? Ik vind het nog met gemak, al heet het nu netjes Beltjeshofstraat en is het een woonerf geworden. Haast een idylle: fraaie bomen, een rij lage huisjes die doen denken aan Coronation Street, bijna een openluchtmuseumpje voor sociale woningbouw.
Wat dat op straat leven betreft: wie ik er naar vraag zegt dat dit vroeger bijna de identiteit van heel Velp Zuid uitmaakte. Je speelde als kind op straat tot ’s avonds laat, je ouders zetten de stoelen buiten, buren praatten met elkaar over de heg heen. Jammer, vinden ze het, dat het nu niet meer kan: er is teveel verkeer voor kinderspel op straat en teveel ‘import’ van mensen die zich aan hun buren weinig gelegen laten liggen en ook, ze geven het toe, teveel vrouwen die werken. “Je kunt hier overdag een kanon afschieten, maar ’s avonds is het vechten om een parkeerplek.”
- 14 -
Ik doorkruis de buurt, urenlang, in een gestaag neervallende regen, en zie dat er eigenlijk sprake is van meer buurten: de landelijke omgeving van de Vianenstraat, de kloeke oude herenhuizen aan de Zuidelijke Parallelweg en de Kerkallee, het popperige kruip-door-sluip-door-buurtje bij de Adolfstraat, de fantasieloze, zuinige naoorlogse bouw van de Straatweiden, de degelijke arbeiderswoningen rond de Troelstrastraat, en nog meer. Een planoloog heeft er een streep omheen getrokken, langs het spoor, de A12 en de Kennedylaan, die ouderen onder ons nog kennen als Molenweg, want de Rozendaalse beek stroomde daar langs de watermolen naar de IJssel; maar toen de populaire Amerikaanse president werd doodgeschoten werd de weg herdoopt - nieuwe tijden. De planoloog noemde het afgebakende gebied Oud-Velp Zuid, al valt het oudste gedeelte van Velp er net buiten, aan de andere kant van de Kennedylaan: de Oude Jan, waarvan je het torentje al ziet afsteken tegen de heuvels van de Veluwezoom als je met de trein uit Duitsland komt.
De Oude Jan, omstreeks 1900.
- 15 -
Er wonen binnen die lijnen 6700 mensen. Over zeventien jaar zesduizend. Dat schept ruimte en dat komt goed uit, want er is volgens de bewoners grote behoefte aan woningen voor jongelui. Ja, die zijn er al wel, maar ze gaan nu nog te vaak naar ‘ímport’ of naar ‘probleemgevallen uit Presikhaaf’, zodat de kinderen en kleinkinderen van de mensen in Oud-Velp Zuid elders hun heil moeten zoeken, wat de sociale cohesie niet ten goede komt.
Werkgelegenheid is er weinig in het gebied, maar dat was altijd al zo. Je had de melkfabriek waar nu een stomerij in zit en verderop aan de Kerkallee staat nog de Record, maar dat soort bedrijfjes gaf maar een paar mensen werk. De mannen werkten in Rheden op de machinefabriek van Thomassen of de betonfabriek De Meteoor, in Arnhem bij ‘de kunstzij’ (Enka, later AKU, later Akzo, nu Akzo Nobel) of, wat veel erger was, op de ‘tinfabriek’ van Billiton - smerig, ongezond werk. Nu werken ze overal in de wijde omgeving: Arnhem, Utrecht, Den Bosch, eentje zelfs op Volkel. Ze vinden het niet erg, zeggen ze. Als je de IJsselbrug weer over rijdt, ben je blij dat je de Veluwezoom voor je ziet.
- 16 -
Kerken zijn er niet, en dat is uniek in Nederland: zo’n grote wijk zonder één kerk. Is het een traditie? Er woonden altijd veel strijdbare arbeiders in Velp die tegen kapitaal en kerk waren. Ik huiverde als mijn moeder vertelde van de stoeten stakers die ‘maffers’ van hun werkplaats haalden en ‘naar huis brachten’, dan vlogen de stenen door de lucht. En de fanfare van Velp Zuid heette P.A.L.V.U: Proletariërs, aller landen verenigt u. Aan God hadden ze geen boodschap. Maar toen het dorp na de Tweede Wereldoorlog zuidwaarts groeide, is er toch nog een kerk gebouwd, een katholieke, aan de Waterstraat. Het gebouw raakte in verval op hetzelfde moment dat het hele rooms-katholicisme in verval raakte en nu staat daar het kantoor van een woningcorporatie.
De Christus Koning Kerk aan de Waterstraat (nu is hier Vivare Velp gevestigd).
- 17 -
Sportvelden zijn er ook niet meer (‘allemaal verhuisd naar Noord’), alleen een sporthal, wat wel jammer is, vindt men, want zo’n voetbalveld geeft reuring en levendigheid in de wijk, zoals ik als buurman van De Volewijckers in Amsterdam kan getuigen. Ook overlast soms, maar dat hoort er bij. Apropos, is het wel veilig in Oud-Velp Zuid? Met enige moeite weten de mannen die ik spreek zich een inbraak met diefstal van een LCD-televisietoestel te binnen te brengen, maar verder: “Je merkt hier nooit wat.”
Maar wat is nu eigenlijk de identiteit van dat Velp Zuid? Nou, nog altijd dat het vooral géén Velp Noord is. “We hebben ‘m uit de familie gegooid,” zegt een man in Zuid grijnzend over een zwager die naar Noord is verhuisd. En een ander, quasi-deftig: “Ik heb een aantal jaren zo gelukkig mogen zijn boven het spoor te wonen…” Ze nemen wel eens kijkje bij de ‘Velleper donderdagen’, het zomerse toeristische evenement in het centrum, maar daar ‘kom je nooit iemand tegen’, dat wil zeggen: ‘geen echte Velpinezen’. Wat het verschil is? Dan moet ik ’s zaterdags eens kijken op de parkeerplaats bij juwelier Aalbers, waar ‘Noord’ zijn BMW’s parkeert, en dat is dan hun eerste auto, de tweede is een fourwheeldrive. “Ik neem best aan dat die mensen het met werken verdiend hebben, maar het zijn niet ónze mensen.” Die treffen ze pas als ze daarna een pilsje drinken bij Matsers Café, aan de Alexanderstraat. Voor gereedschap gaan ze liever naar de Hubo of Praxis in Arnhem-Presikhaaf dan naar de Gelderse IJzerhandel boven het spoor, want: “Noord drijft de prijzen op.” Mooie huizen heb je daar, kasten van huizen, grote tuinen, maar ze zouden er voor geen goud willen wonen. Het is er gewoon niet gezellig. “Ga in Zuid maar eens op het Van Kolpleintje kijken, hoe mooi dat is geworden. Kinderen kunnen er spelen, ouderen kunnen er zitten. Dat heb je toch niet in Noord?” In Zuid heb je sociale controle, jawel, maar ook saamhorigheid - al wordt het wel minder.
- 18 -
Voor de zekerheid check ik nog even hoe het nu precies zat met de carrière van Tinus van Loon. Ik bel zijn broer Bram, in Heemskerk. “Ha, Johnny,” zegt hij prompt. Tinus is helaas overleden. Ja, die was afgestudeerd in de wiskunde. “En daarna?” vraag ik hoopvol. “Is hij bedrijfsleider geworden bij de AKU, later Akzo, in Emmen.” “En?” “Dat is hij altijd gebleven. Vervroegd uitgetreden. Daarna heeft hij zich gestort op zijn oude hobby, het voetballen. Heeft hij nog heel veel gedaan voor VV Emmen. Kwam hij in die wereld van het profvoetbal de grote man achter Vitesse nog regelmatig tegen, Jantje Snellenburg, ook een jongen uit Velp Zuid. Weet je zo genoeg?”
Ik weet genoeg. Het relaas over Jantje van Velp laat ik maar zo. Je moet een mooi verhaal nooit kapot checken. Professor op Harvard was mooier geweest. Ach, gangmaker van VV Emmen is ook niet niks. Velp Zuid blijft bescheiden.
- 19 -
- 20 -
Colofon © dit is een uitgave van de gemeente Rheden Fotografie: de heer Egberts, Velp Lay-out: Dirk Bos, Velpprint reproservice Oplage: 1.000 Datum: november 2008
John Jansen van Galen John Jansen van Galen (1940) werd geboren in Velp Noord, bezocht er de Openbare Lagere School, daarna het Stedelijk Gymnasium te Arnhem en studeerde politieke en sociale wetenschappen aan de Universiteit van Amsterdam. Sedert 1965 is hij als journalist werkzaam voor o.a. Algemeen Handelsblad, Haagse Post, VPRO-radio, momenteel voor Het Parool en NOS-radio (Met het Oog op Morgen). Hij schreef boeken over Suriname, wandelen, politici (Drees, Den Uyl, De Gaay Fortman) en Velp (VVO gaat nooit verloren en, met Jan Siebelink, Dorpsstraat, Ons Dorp en Bergweg 17,
Bosweg 19).