Rondn euzen • Laat alle leerlingen een speurneus opzetten. • Geef alle leerlingen een plastic beker. • Ga op pad en zoek naar een geur van de boerderij. Om je een idee te geven; hooi, stro, zaagsel, ei, voer, veer of plukje wol. Maar laat de kinderen eerst zelf nadenken over een boerderijgeur. • Stop de gevonden geur in één van de bekers. • Zoek met de groep naar een volgende boerderijgeur. • Leeg de bekers en spoel de bekers eventueel om. Mochten kinderen poep opgeraapt hebben, laat ze dan na deze opdracht hun handen goed wassen.
Aan rommelen • Ga naar een plek waar de groep naast elkaar of in een kring kan gaan zitten. • Vertel dat er spullen doorgegeven gaan worden. Alle spullen hebben iets te maken met dieren of het verzorgen van dieren. • Alle kinderen krijgen een blinddoek op. Ze voelen één voor één aan het ding dat doorgegeven wordt. Pas als het laatste kind gevoeld heeft mogen de kinderen hardop zeggen wat ze denken dat het is. Dit kan herhaald worden met de andere spullen.
Je hebt nodig: • 6 blinddoeken • hoefijzer • hoevenkrabber • schepje • zaagsel • beukensnippers • wol
• hooi
• stro
• voer • veer
Veer & Vacht
Een deel van een dier Verschillen en overeenkomsten zoeken tussen onderdelen van dieren
• Pak het fotoboek. In het boek staan diverse foto’s. Op de foto staat een stukje van een dier. • Ga met de kinderen op zoek naar het hele dier dat op de foto staat. • Stel vragen aan de kinderen. De vragen staan ook in het boekje.
Je hebt nodig: • fotoboek
Veer & Vacht
Voortbewegen
Verschillen ontdekken tussen manieren van voortbewegen
Voortbewegen • Pak een voetafdruk uit het kistje. Laat de kinderen het dier zoeken dat bij deze voetafdruk hoort. • Laat de kinderen goed kijken naar de volgorde waarin het dier zijn poten neerzet als hij loopt. Laat de kinderen dit nadoen. • Herhaal dit met de andere voetafdrukken. • Stimuleer de kinderen om echt goed te kijken naar wat het dier doet en niet te improviseren.
Je hebt nodig: • 6 voetafdrukken
Veer & Vacht
Jas van een dier Verschillen ontdekken tussen vachten en veren
Jas van een dier • Laat de kinderen een vacht zien. Vraag de kinderen hoe de vacht voelt. Denken alle kinderen er hetzelfde over? Laat kinderen raden van welk diersoort de vacht is. • Loop met de kinderen naar de diersoort toe. Let op, de kleur van de vacht in de kist hoeft niet hetzelfde te zijn als de vacht van het dier op de boerderij. • Probeer of je het echte dier ook kunt aaien om te vergelijken of die hetzelfde voelt als de vacht in de kist. Loop altijd rustig naar de dieren toe. Benader de dieren altijd aan de voorkant zodat ze je kunnen zien aankomen. Loopt het dier weg, laat het dier dan met rust. • Herhaal dit met alle vachten en de veer. • Vraag kinderen uit te leggen wat het verschil is tussen haren en veren.
Rondkeutelen • Laat het doosje met keutels zien. Het zijn keutels van verschillende dieren. Laat kinderen vertellen wat de verschillen zijn tussen deze keutels. • Loop over de boerderij en laat de kinderen zoeken naar verschillende soorten poep. Vraag de kinderen van welk dier ze denken dat de poep komt. Ga op zoek naar het grootste en kleinste poepje of het donkerste en het lichtste poepje. • Vraag de kinderen waarom zij denken dat de dierverzorgers de hokken van de dieren uitmesten. • Als er uitgemest wordt, dan wordt de mest (poep met stro) naar de mesthoop gereden. De mestboer komt de mest halen en verkoopt het door. De mest wordt o.a. gebruikt in de champignonnenkwekerij.
Lu ister vink • Geef alle kinderen een paar plastic oren. En loop met de kinderen naar een willekeurige plaats op de boerderij. • Vraag de kinderen om heel goed te luisteren naar geluiden. • Vraag aan een kind welk geluid hij of zij gehoord heeft. Gebruik dit geluid om de volgende vragen te stellen aan de hele groep; - hoort het geluid op de boerderij? - was het een dier? - was het geluid dichtbij of ver weg? - kun je het nadoen? • Loop naar een andere plek en herhaal de opdracht.