VeenKrant
november 2011
2011-2012
nr. 1
VeenKrant 1
2011 - 12 nr.1
nieuwsbrief van het Gerrit van der Veen College
november 2011
‘Welkom, zet hem op!’ Ber t Looman
van de redactie Ook al zijn wij dan een kunstprofielschool, het merendeel van de lessen draait gewoon om kennisoverdracht. De meeste leerlingen kunnen het tempo van die kennisoverdracht goed bijbenen, maar sommigen kunnen niet meekomen vanwege een kennisachterstand. Dat is helemaal niet erg, als er maar wel iets mee wordt gedaan. Een goede school, kun je zeggen, signaleert en repareert zo’n achterstand. Wij proberen zo’n goede school te zijn en hebben daarom een aantal pluslessen. Die bieden steun aan leerlingen die moeite hebben met taal en rekenen. Ook is er dit jaar weer het leesuur, waarin eersteklassers hun leesvaardigheid bijspijkeren. Maar ook leerlingen bij wie tijdens een toets ineens de zenuwen toeslaan, verdienen onze aandacht. Voor hen is er de aloude faalangsttraining. Verder besteedt deze Veenkrant aandacht aan de lichten geluidclub, die van iedere voorstelling een vlekkeloos verlopend festijn maakt. De langverwachte bijdrage van de kleurrijke sectie Frans is ook niet te versmaden.
‘Tot ziens, het ga je goed.’ Nog vóór we met deze weemoedige woorden de eindexamenklassen hebben uitgezwaaid, dienen de nieuwe brugklassers zich al aan. Zie ze onwennig voor hun eerste kennismaking bijeenzitten in de voor hen nog vreemde aula. Nadat hun namen zijn voorgelezen schuifelen de kersverse klasgenoten achter hun mentor aan. Het is juni, het zijn nog achtstegroepers, maar een nieuw bestaan wenkt achter de horizon van de zomervakantie.
gelegd. Aanvankelijk kijken de brugklassers vol ontzag tegen deze rolmodellen op, maar niet lang daarna vragen ze hun het hemd van het lijf. In de derde schoolweek staat als slot van de ‘gewennings-
daar een belangrijke rol bij. Die is in en buiten de mentorlessen druk met het wegwijs maken van en sturing geven aan de leerlingen. En dat is nogal wat, ook in sociaal opzicht. Hij laat de leerlingen bijvoorbeeld op meerdere manieren kennismaken met elkaar, zorgt ervoor dat de sfeer goed is en waarborgt hun welbevinden en veiligheid. Zo neemt de mentor niet alleen de huisregels van de school door, maar geeft hij ook aan hoe je op een prettige manier met elkaar om kunt gaan en hoe je met elkaar een goede klas kunt zijn. Voor de brugklascoaches, gelouterde vierdeklassers, is hier ook een belangrijke rol weg-
periode’ het brugklaskamp in Heino op het programma. Een driedaagse hogedrukpan vol actie, interactie en teambuilding,
Een nieuw bestaan, dat is even wennen. Heel erg wennen. Want wat komt er allemaal niet op de brugklassers af die eerste maanden? Een nieuw gebouw, het steeds wisselen van lokaal, elk uur een ander vak en steeds een andere leraar voor de klas, de spreekwoordelijke loodzware tas met boeken, een onoverzichtelijke hoop huiswerk en voor en boven alles een nieuwe club mensen bestaande uit zo’n achtentwintig klasgenoten die je nog moet leren kennen en van wie je het moet gaan hebben. Het spreekt voor zich dat de brugklassers bij het behappen van al die veranderingen geholpen worden. De mentor speelt
ver volg op pagina 2
in dit nummer 2 Plusuur en steunles 3 Sectie Frans 4 Faalangstreductietraining 4 Rekenvaardigheid 5 Licht- en geluidclub 6 Columns Barcelona en Praag 7 Website Anne Frank Stichting 7 Onderwijstijd 8 Geldnood voor Kunst en Cultuur 8 Column Gijs Bouwer
2 ver volg van pagina 1
waarvan de brugklassers uitgeput maar voldaan terugkeren. En herboren: de basisschool voelt vanaf dat moment als een
Heino: de jongenskamer van 1C
episode uit een ver verleden. Ineens zie je die vragend rondkijkende nieuweling een stuk zelfbewuster door de gangen lopen en letterlijk en figuurlijk zijn plek opeisen in en om de school. Maar er moet natuurlijk ook en vooral geleerd worden! Voor de een gaat dat vanzelf, voor de ander is dat een hele kluif. Hoe
2011 - 12 nr.1
kan ik het beste leren voor een toets? Hoe krijg ik al mijn huiswerk gedaan? Sommige leerlingen kan het echt te veel worden. Dan is het goed en nodig dat er aandacht wordt besteed aan de praktische kant van het leren: We kijken naar het invullen van de agenda, naar huiswerkplanning en ook naar leerstrategieën. We weten met welk advies en met welke cito-score de brugklasser binnenkomt, maar we willen nog meer weten. Is het niveau van taal en rekenen voldoende? Welke leerlingen hebben hier extra ondersteuning bij nodig? Zijn er wellicht ook nog ongediagnosticeerde dyslectische leerlingen? Om hier achter te komen doen de leerlingen in de eerste weken enkele tests. Op grond daarvan worden ze naar de steunlessen verwezen.
november 2011
Ook wordt er via een vragenlijst gekeken welke leerlingen last hebben van faalangst bij het ma-
Ook voor de ouders is de overgang van basis- naar middelbare school groot. Zat je er eerst met
De workshop drama, onderdeel van de kennismakingsmiddag van de eerste week.
je neus bovenop, nu weet je ineens haast niets. En je wilt juist ook bij dit nieuwe begin graag een vinger aan de pols houden. Aan die wens is dit jaar tegemoet gekomen met de vervroegde ouderavond van begin deze maand.
ken van toetsen. Die helpen we via een speciale cursus die hun na de kerst wordt aangeboden: de faalangstreductietraining.
Van steunles naar filmmodule Karina Meeuwse
Dit jaar laten we de steunlessen taal en rekenen en het plusuur lezen voor het eerst samenvallen met twee creatieve modules. Op dinsdagmiddag het 6e uur gaan brugklasleerlingen die extra ondersteuning nodig hebben op het gebied van taal of rekenen aan de slag onder begeleiding van een docent. Deze leerlingen worden ‘gerekruteerd’ uit het hele eerste jaar. De overige leerlingen kunnen kiezen uit drie mogelijkheden. Ten eerste is er het plusuur lezen. Samen met een docent wordt een mooi en spannend boek gelezen. Meestal leest de docent voor, maar alle leerlingen hebben een boek, zodat ze ook zelf kunnen voorlezen. Onderzoek heeft aangetoond dat deze leesuren de leesvaardigheid van de leerlingen aanzienlijk vergroten. Een of meer van de volgende boeken worden
gelezen: Dani Bennoni, Niets, Ziek, Sydney en de Noordenwindheks. Ten tweede is er de module Mediawijsheid. Deze module wordt gegeven door Nienke Bakker, mentor van 1b en werkzaam in de mediatheek. In tien blokuren, die dinsdag het 6e en 7e uur worden gegeven, komen zaken aan de orde als: Wat is media? Welke media gebruik je zelf (krant, televisie, telefoon, radio)? Hoe zoek en vind je iets op internet? Hoe betrouwbaar is die informatie eigenlijk? Hoe kom je erachter wat waar is en hoe controleer je dat? Leerlingen gaan tijdens deze module veel zelf aan de slag en houden een mediadagboek bij. Ten derde is er de filmmodule. Deze wordt gegeven door een nieuwe docent, Karen van Stapele. Zij heeft ervaring op het IJburg College en gaat in tien
VeenKrant
lessen aan het werk met de theorie en de praktijk van film. Daarbij behandelt ze vragen als: Hoe maak je een verhaal kort en krachtig, zodat je het kunt verfilmen? Wat is een scenario? Wat is een storyboard? Tijdens de laatste lessen gaan de leerlingen zelf een korte film maken en monteren!
Het schooljaar is al weer een paar maanden onderweg. De tweede periode is begonnen en zo’n honderdveertig inmiddels doorgewinterde brugklassers nemen een dezer dagen hun eerste rapport mee naar huis. Het eerste station is bereikt. Welkom, zet hem op!
Absentie Sandra van Rijnbach
Aan het begin van elke nieuwe periode wisselt de samenstelling van de deelnemers aan deze modules. Leerlingen die geen steunlessen meer nodig hebben, komen in aanmerking voor de kunstmodules. In periode 3 en 4 zal mogelijkerwijs ook nog een module Griekse mythologie worden aangeboden. Kortom, de dinsdagmiddag krijgt een bijzondere, nuttige, leerzame en vooral ook heel leuke invulling!
Het kan u niet zijn ontgaan dat wij nog actiever zijn geworden in de registratie van absentie. Ik wil nogmaals benadrukken dat wij dit doen omdat er een directe relatie bestaat tussen schoolsucces enerzijds en aanwezigheid op school en op tijd komen op school anderzijds. Ik hoop dat u ons steunt in ons streven om alle leerlingen op tijd in de les te hebben.
VeenKrant
november 2011
2011 - 12 nr.1
Stap Frankrijk binnen in lokaal 24 Luuck Droste
Op het Gerrit van der Veen College krijgt iedere havo- en vwo-leerling drie jaar lang verplicht Frans. Daarbij staat het leren van de taal centraal. Ook is er oog voor de Franse cultuur. Na het derde leerjaar is er de mogelijkheid om het vak in de bovenbouw te kiezen en er eindexamen in te doen. In Nederland komt het Frans minder in het dagelijks leven voor dan enkele decennia geleden. In de jaren zeventig vierde het Franse chanson nog hoogtij in ons land. Vandaag de dag
komen we alleen nog in aanraking met Franstalige muziek wanneer een artiest als Kate Ryan een oude Franstalige hit in een nieuw jasje steekt. Maar tegelijkertijd is onze cultuur nog steeds doordrenkt van Franse invloeden. Daarbij valt uiteraard te denken aan onze woordenschat, die door het Frans verrijkt is met woorden als bureau, etage, trottoir, plumeau en caissière. Maar ook rijden we in auto’s van Renault of Citroën. Bovendien kent iedereen luxemerken als Dior, Chanel en Vuitton. Ook goede Bordeauxwijn, champagne en kazen als brie, roquefort en camembert zijn uiterst bekend. Natuurlijk moeten we, als cultuurprofielschool, daarnaast niet vergeten dat Frankrijk hét land van grote toneelschrijvers als Molière en
Racine is. De stukken L’Avare en Phèdre van deze zeventiende-eeuwse schrijvers stonden het afgelopen jaar nog op het programma bij Toneelgroep Amsterdam.
Nederlanders hebben vaak een duidelijke mening over Frankrijk, de Fransen en het Frans: ‘Een mooi land, alleen jammer dat er Fransen wonen’, is een gevleugelde uitspraak. Fransen worden arrogant gevonden en weinig behulpzaam. Daarnaast spreken ze vaak alleen Frans. Voor menig Nederlander vormt dit nog wel eens een issue: we vinden de taal doorgaans prachtig, maar ook vooral moeilijk. In Frankrijk begint menigeen dan ook te stamelen wanneer er met Franse native speakers moet worden gesproken. Maar misschien is het een troostende gedachte dat de gemiddelde Fransman het leren van vreemde talen zelf minstens zo moeilijk vindt en dit ook ruiterlijk toegeeft. Als zij dus hun neus ophalen wanneer Nederlanders
hen in het Engels of in een ietwat hakkelig Frans aanspreken, is dat meestal niet omdat ze niet willen helpen, maar omdat ze stiekem barsten van de onzekerheid, in het bijzon-
De sectie Frans met vlnr: Alex Akkerhuis, Will Vos, Touria Khamlichi, Luuck Droste en Zaid Hamadi. (Inger van Dongen ontbreekt op de foto.)
der wanneer ze tegenover een Nederlander staan. Terecht of niet, we staan in Frankrijk nog steeds bekend om onze grote talenkennis. Fransen denken dat ze daar niet tegenop kunnen en besluiten dan vaak om maar iets minder behulpzaam te zijn; ze worden liever arrogant gevonden dan dom. Maar wie als buitenlander in Frankrijk de Franse taal spreekt, heeft duidelijk een streepje voor! De rode draad in ons lesprogramma wordt grotendeels bepaald door de boeken die we gebruiken. De methode Grandes Lignes waar in de onderbouw mee gewerkt wordt, leidt
3 in drie jaar op tot niveau A2 van het Europees Referentiekader (www.erk.nl). De leerlingen moeten zich aan het eind van de onderbouw kunnen redden in veelvoorkomende alledaagse situaties: een kort gesprekje voeren en tekstjes van een basisniveau lezen. Daarnaast leren ze over verschillende Franstalige steden en landen en maken ze uitgebreid kennis met Franse muziek van vroeger en nu. Op de website van de methode kan daarnaast met de I-Clips uitgebreid geoefend worden. De site www.wrts.nl is erg handig bij het leren van woordjes. In de bovenbouw gaan we een flinke stap verder. Er wordt gewerkt met de spiksplinternieuwe methode Libre Service (3e editie), een methode die bol staat van frisse en moderne teksten, filmpjes en geluidsfragmenten, waaronder authentieke trailers van films. Op de havo wordt gestreefd naar ERK-niveau A2+/ B1, op het VWO naar B1+/B2. De website www.libreserviceonline.nl biedt erg veel aantrekkelijk extra oefenmateriaal! Verder is er in de bovenbouw aandacht voor literatuur: op de havo staan (fragmenten uit) dunnere twintigste-eeuwse romans op het programma, evenals toegankelijke (toneel) teksten van auteurs als Agota Kristof en René Goscinny. Op het vwo is er aandacht voor literatuurgeschiedenis vanaf de middeleeuwen en worden daarnaast enkele romans integraal gelezen. Voor eenieder die nog niet geheel overtuigd is van de charme van de Franse cultuur: stap eens binnen in het prachtig ingerichte lokaal 24 en kijk daar goed rond. Mevrouw Van Dongen maakte van dit doodgewone klaslokaal een klein stukje Frankrijk, waar men niet alleen posters van echte Franver volg op pagina 4
4
2011 - 12 nr.1
november 2011
ver volg van pagina 3
Aan faalangst kun je iets doen!
se legendes als Brigitte Bardot en Edith Piaf tegenkomt, maar waar zowaar echte ‘stukjes’ Frankrijk aanwezig zijn. Te midden van bosjes Franse lavendel en foto’s van Robert Doisneau, waan je je eventjes in respectievelijk de Provence of Parijs. We moeten trouwens niet vergeten dat het Frans niet alleen een officiële taal is in landen als België, Zwitserland en Canada, maar ook in een hele hoop Afrikaanse landen. In de landen van de Maghreb, te weten Marokko, Algerije en Tunesië, kan men zich doorgaans goed redden met het Frans.
Bas Rodermans en Seniz Türkoglu
Het docententeam bij ons op school, bestaande uit Alex Akkerhuis, Inger van Dongen, Luuck Droste, Zaid Hamadi, Touria Khamlichi en Will Vos, hoopt dat de leerlingen zich in de loop van hun schoolcarrière op enigerlei wijze voor het Frans en de Franstalige culturen zullen interesseren. Kennis van het Frans verrijkt namelijk niet alleen je algemene ontwikkeling, maar maakt je ook een completer mens. Vive la France!
Iedereen voelt wel eens spanningen of is wel eens bang om te falen. Dat is op zich helemaal niet erg, want die lichte angst kan je juist motiveren om aan het werk te gaan. Pas als de spanningen je in je gedrag en gedachten belemmeren, is er sprake van faalangst en is een faalangsttraining op zijn plaats. Bij iemand met faalangst ontstaan er angst- en spanningsgevoelens die ertoe leiden dat hij of zij niet meer goed kan presteren. Omdat faalangst geen karaktertrek of persoonlijkheidskenmerk is, maar het gevolg is van een negatief zelfbeeld dat ontstaat als iemand te vaak iets niet lukt, kan een faalangsttraining een positief effect hebben. Aan het begin van het schooljaar maken wij aan de hand van een schoolvragenlijst een selectie van leerlingen die mogelijk in aanmerking komen voor de faalangsttraining. Vervolgens voeren wij met deze leerlingen diagnostische gesprekken om erachter te komen of de resultaten van de schoolvragenlijst kloppen en of het voor de leerling goed is om aan de training
mee te doen. Ook worden er gesprekken gevoerd met leerlingen die volgens de mentoren en/of andere vakdocenten voor de faalangsttrainingen in aanmerking komen. Na dit voorbereidingstraject beginnen we met onze trainingen. Iedere dinsdagmiddag komen wij met een groepje bij elkaar. Als de leerlingen merken dat ze niet de enigen zijn die bang zijn om te falen, geeft dat al een gevoel van opluchting. Onze groep bestaat uit leerlingen die zowel last hebben van cognitieve faalangst als van sociale faalangst. Om alle leerlingen goed te kunnen begeleiden, zorgen wij voor veel variatie in onze trainingen. Aan de hand van verschillende oefeningen en technieken leren de leerlingen hoe ze met hun angsten om kunnen gaan.
VeenKrant
Met ademhalingsoefeningen en ontspanningsoefeningen laten we ze zien hoe ze rustiger kunnen worden bij de toetsen. Met assertiviteitsoefeningen leren we de leerlingen hoe ze situaties die ze als bedreigend ervaren, kunnen beheersen. Daarnaast leren we ze zowel hun eigen kwaliteiten als die van anderen te herkennen en te benoemen. Na iedere oefening volgt een korte nabespreking met de leerlingen over de oefening. Met vragen en reflectie proberen wij de leerlingen zelf verbanden te laten leggen en te laten formuleren wat ze met het geleerde in de praktijk kunnen doen. Ons doel is voornamelijk om de leerlingen te helpen hun zelfbeeld op een positieve manier te herzien en om ze ertoe aan te zetten om nieuwe uitdagingen aan te gaan.
Rekenen: een culturele vaardigheid August Pinas
Rekenen is een van de sleutels tot maatschappelijke betrokkenheid en tot onderwijs. In ons dagelijks leven steunen we veel op rekenkennis en rekenvaardigheden en daarom speelt rekenen een belangrijke rol in onze zich snel ontwikkelende samenleving. Bovendien is goed kunnen rekenen een voorwaarde om de wiskundige competenties van leerlingen te verhogen. Een voorbeeld: Bij een winkelkassa combineren we verschillende munten tot het gevraagde bedrag of weten we na een betaling direct wat we terug moeten krijgen. Deze re-
kenvaardigheden lijken simpel, maar berusten op ingewikkelde en zeer snel verlopende processen. Omdat die processen zo snel gaan, moeten we ze eigenlijk blindelings kunnen uitvoeren. Uit onderzoek is gebleken dat het slecht is gesteld met het huidige rekenniveau in Nederland. Om dat niveau op te krikken heeft een regeringscommissie uitgangspunten en doelstellingen geformuleerd voor de rekenvaardigheden in het basisen voortgezet onderwijs. Het Gerrit van der Veen College is in het schooljaar 2010-2011
gestart met een pilot rekenlessen om invulling te geven aan deze uitgangspunten. Met de inzichten uit deze pilot is er een rekenbeleid geformuleerd en opgezet voor de komende jaren. Dit jaar starten wij met steunlessen rekenen in de onderbouw. Aan de hand van een rekentest of een advies van de wiskundedocent worden leerlingen hiervoor geselecteerd. Een van de doelen van het rekenbeleid is om kennis die leerlingen reeds verworven hebben, op te frissen en te onderhouden. Deze kennis zakt
volgens onderzoek namelijk snel weg als je er niets mee doet. Om het onderhouden van reeds verworven rekenkennis en rekenvaardigheden op een efficiënte manier vorm te geven, organiseert het Gerrit van der Veen College vanaf nu elk jaar de cijferdagen. Door middel van deze cijferdagen willen wij het hoofdrekenen stimuleren bij ons op school. Tijdens deze dagen gaan de leerlingen zonder rekenmachine aan de slag met een aantal sommen uit de vier subdomeinen van het rekenen. Als ze dat goed doen, kunnen ze fantastische prijzen winnen!
VeenKrant
november 2011
2011 - 12 nr.1
Has Cornelissen zegt licht en er is licht Henk van der Waal
Geen toneelstuk, feestavond of kerstviering kan plaatsvinden zonder de inzet van de licht- en geluidclub. Die club bestaat uit een zevental leerlingen die zonder morren in het duister van de coulissen met kabels sjouwen, microfoons open- en dichtdraaien en het lichtplan uitvoeren dat ze samen met de regisseur hebben opgesteld. Drijvende kracht achter deze gepassioneerde schaduwwerkers is Has Cornelissen. Een gesprek. Hoe ben je in het onderwijs terecht gekomen? Nadat ik mijn schooldiploma had gehaald, wist ik echt niet wat ik moest gaan doen. Ik ben toen zo verstandig geweest om een oriëntatiejaar te volgen op de vrije hogeschool. Daar kwam ik erachter dat ik het heel leuk vond om iets in de theatertechniek te doen. Maar ook werd me toen al duidelijk dat ik dat niet mijn hele leven vol zou houden. Ik wist dat ik me op een gegeven moment wilde gaan settelen en dan kun je niet dag in dag uit tot diep in de nacht door gaan. Werken op een school, bedacht ik toen, is dan ideaal. Daar zou ik het theater met christelijke werktijden kunnen combineren. Zeven jaar geleden schrok ik me rot toen ik me realiseerde dat ik mijn toenmalige toekomstplan had gerealiseerd: Ik werkte op een school en deed daar de theatertechniek. En inmiddels heb ik ook een vrouw en kind. Mijn dochter is zeven maanden.
behoorlijk had, organiseerde ik allerhande feesten; dat was mijn hobby. Ik regelde dan niet alleen alles, maar was vaak ook nauw betrokken bij de uitvoering: Ik was de dj, deed de publiciteit, de productie en de techniek.
Tussen je oriëntatiejaar en je docentschap liggen niettemin nog wel wat jaren... Het feit dat ik een plan had, wil inderdaad niet zeggen dat ik in een rechte lijn op mijn doel af ben gegaan. Eerst ben ik de lerarenopleiding in Nijmegen gaan doen en ben daar als docent natuurkunde afgestudeerd. Op het Vossius in Amsterdam kon ik vervolgens aan de slag als docent wiskunde. Daar heb ik mijn eerste licht- en geluidclub opgezet. Daarna ben ik op het Barlaeus gaan werken als TOA, Technisch Onderwijs Assistent. In mijn vrije tijd, die ik toen nog
In het ‘hok’ van de Licht- en geluidclub: Has Cornelissen (rechts) met een deel van zijn crew: Siard Nicolai, Ruben Lijbers, Sebastian Mr vika, Zino Hofman. (Tinder de Waal, Maar ten Stolk en Dewi Overeem ontbreken op de foto)
En toen uiteindelijk het Gerrit van der Veen College. Ja, ik geef nu anw en natuurkunde en ben mentor van 3va. Dat ik zoveel ervaring had op het gebied van organisatie en techniek, vond de school direct interessant. Toen ik hier kwam, bestond de licht- en geluidclub al. Die werd geleid door twee leerlingen, Zoscha van Erkel en Okko Meijer. Zij waren daar zelf mee begonnen en hadden ook wat spullen aangeschaft.
Ze hadden nog drie mensen om zich heen verzameld, maar het ontbrak hen aan structuur. Het werd tijd om het zaakje te gaan professionaliseren. Met mijn achtergrond was ik geknipt voor die rol.
Je was nog maar net begonnen of er diende zich een ingrijpende verbouwing aan. In die zin kwam ik net op tijd. Want hoeveel rotzooi een verbouwing ook geeft, het was een enorme kans om allerlei theaterfaciliteiten goed te integreren in de architectuur. Ik heb toen veel samengewerkt met de architect, de heer Van Stight. Mijn wensen met betrekking tot het podium, waar een verlaging in zit, en het ontwerp van het
5 balkon en de technische uitrusting heb ik bij hem kunnen neerleggen. En de leerlingen bleven enthousiast? Bijna zonder uitzondering ja. Op een gegeven moment hebben Zoscha en Okko het stokje door moeten geven, maar elk jaar weer sluiten zich leerlingen bij ons aan. Omdat we nu zelfs enige populariteit genieten, houden we elk jaar in november een sollicitatieronde. Leerlingen vanaf klas twee komen dan langs, we stellen ze wat vragen en laten
ze een lang snoer rollen om te kijken of ze een beetje handig zijn. Vervolgens stemmen we wie er bij mag. Wat voor leerlingen komen er af op de licht- en geluidclub? Dat is heel divers. Maar je kunt wel zeggen dat ze allemaal behoorlijk veel energie hebben. Energie die ze in de les niet altijd kwijt kunnen. In het werken voor de licht- en geluidclub vinden die leerlingen een uitlaatklep. Bovendien voelen ze zich op een bijzondere manier verbonden met de school. Dankzij ver volg op pagina 7
6
2011 - 12 nr.1
november 2011
Praag: shoppen in een mooie stad, uitgaan met je klasgenoten en er overdag als een zombie bijlopen tijdens de bezoekjes aan de verschillende musea. Klinkt lekker in de oren.
die middag en na een bezoek aan de Skoda-fabriek had ik het helemaal gehad. We gingen die avond met z’n allen uit eten. Na het halen van drank en na ons te hebben opgetut kon het feestje beginnen: harde muziek, alcohol en sigaretten en met zijn allen opgepropt zitten in één hotelkamer. Iets voor twaalven, helemaal hyper geworden van het rondjes rennen op de bedden, begon ik me af te vragen waar mijn vriendinnen bleven die hadden gezegd zo terug te zullen komen. Ik raakte in paniek, want hoe kon ik mijn twaalf-uurmomentje nu
Tóch was ik minder enthousiast dan de rest. Ik ben namelijk op 28 september jarig. En we zouden van 26 t/m 30 september in Praag zijn. Zo kwam het dat ik mijn zeventiende verjaardag moest vieren met schoolgenoten en leraren in plaats van met mijn vriendje en familie. De eerste dagen in Praag hadden we heerlijk weer, vierden we feestjes in de hotelkamers, draaiden we muziek en hoorden we de klagende Tsjechen aan. Ik had het erg naar mijn zin en verheugde me al aardig op mijn verjaardag. Míjn feestje was op dinsdagavond 27 september. Ik zou klokslag twaalf uur dan eindelijk kunnen zeggen dat ik zeventien was. De voorbereidingen werden die middag al getroffen en ik kreeg echt vlinders in mijn buik. Er leek maar geen einde te komen aan
hebben zonder mijn twee vriendinnen?! Bovendien liepen alle klokken anders, waardoor ik zelf niet meer wist wanneer ik jarig was. Ik plofte neer op een bed. En toen... BAM, daar waren ze. Mijn vriendinnen Dominique en Fien verasten me met slingers, ballonnen en confetti. Yesss ze waren me niet vergeten! Hoe kon ik dat ook denken. Na dat moment kon mijn avond niet meer stuk. Uiteindelijk belandde ik in mijn eigen bed. Hoe ik dat voor elkaar heb gekregen, weet ik niet meer. Wat ik mij nog wel kan herinneren, is dat ik helemaal blij werd van mijn trippende blackberry die felicitaties binnen kreeg via ping, facebook, whats app en sms. Zelfs mijn bed was versierd en overal lag confetti waar happy birthday op stond. Praag was geweldig.
In schooltijd er even helemaal tussen uit Voor de meeste leerlingen is de vijfde-klasreis naar Barcelona of Praag hét hoogtepunt van hun schoolcarrière. Dat zien we terug in de columns die ze bij terugkomst moeten schrijven over hun belevenissen. Bij de een heeft dat geleid tot een verslag van een heel persoonlijk moment. De ander heeft voor een meer beschouwelijke opzet gekozen. Hieronder twee resultaten.
‘He aprobado a un loco o a un genio’ Justine Tom, 5HB
‘Wist je dat Gaudí door een tram is aangereden en zo is gestorven?’ vroeg meneer Lange mij toen we in de Sagrada Família stonden. Zoals meer geniale kunstenaars en wetenschappers overkomt, werd Gaudí door zijn tijdgenoten als een dwaas gezien. Dat komt omdat het grootste deel van zijn tijdgenoten zijn creaties niet hebben begrepen, aangezien hij zijn tijd ver vooruit was. Maar zonder de meesterwerken van Gaudí zou Barcelona waarschijnlijk geen grotere aantrekkingskracht op toeristen uitoefenen dan steden van gelijke grootte, zoals Birmingham en Lyon. Barcelona staat echter in de top 10 van meest bezochte steden in Europa en dat is vooral te danken aan de werken van Gaudí. Het is een geluk dat Gaudí in de negentiende eeuw een sponsor in Barcelona had die gestoord genoeg was om Gaudí opdrachten te verstrekken. Die opdrachten hebben geleid tot de prachtige creaties waar miljoenen
Jarig in Praag mensen per jaar Barcelona voor bezoeken. Net als veel andere geniale kunstenaars heeft ook Gaudí niet de voltooiing van al zijn werken mee kunnen maken. Beethoven heeft zijn tiende symfonie niet afgemaakt, Michael Jackson heeft zijn laatste tour niet volbracht en Steve Jobs heeft zijn Iphone 5 niet kunnen introduceren. De Sagrada Família van Gaudí is meer dan tachtig jaar na Gaudí’s dood nog niet half voltooid en Barcelona zal nog lange tijden van voorspoed moeten kennen alvorens dat prachtige werk van Gaudí ook werkelijk voltooid kan worden. De uitspraak ‘He aprobado a un loco o a un geni’ deed Gaudí’s professor bij zijn afstuderen aan de Escola Superior d’Arquitectura van Barcelona. Je zou kunnen stellen dat hij als een dwaas is gestorven omdat hij onder de tram is gelopen, maar misschien was het wel het genie in hem dat hem op deze manier de verschrikkelijke burgeroorlog in Spanje heeft bespaard. Tegenwoordig ligt Gaudí begraven in zijn eigen onvoltooide werk.
VeenKrant
Shayenne Verstraten, 5HB
VeenKrant ver volg van pagina 5
de licht- en geluidclub kunnen ze hun energie en technische interesse op een positieve manier inzetten. En het leuke is dat veel leerlingen die in onze club actief zijn geweest, later de theatertechniek in gaan. Eigenlijk kan er geen evenement in de aula plaatsvinden zonder jullie. Dat moet voor jou en de leerlingen een enorme tijdsinvestering zijn. Dat kun je wel zeggen. Gelukkig heeft Hille, een van de conciërges, nu wat van mijn taken overgenomen, zodat ik niet meer bij iedere ouderavond aanwezig hoef te zijn. Ook heb ik de zeven leerlingen die nu in de lichten geluidclub zitten opgevoed tot enige zelfstandigheid. Maar voor een schoolfeest zijn ze zo een week bezig. Laat staan voor een evenement als de examenpresentatie drama. Dan worden er tien voorstellingen achter elkaar op een dag gespeeld. En al die voorstellingen hebben een eigen lichtplan dat samen met de leerlingen van de licht- en geluidclub is opgesteld en door hen wordt uitgevoerd. Dat is hard werken en zeker een applausje waard.
november 2011
Lancering website Anne Frank Stichting Guido Stor, 3VD
De donderdag voor de herfstvakantie werd op het Gerrit van der Veen College de nieuwe website van de Anne Frank stichting gelanceerd, genaamd het Amsterdam van Anne Frank.
Klas 3vd had de eer daar aan mee te mogen doen vanwege de vele zittenblijvers. We hebben twee gastlessen van twee peers, een soort leraren, gekregen, Maxime en Yaïr.
Guido Stor, Hans Westra (oud-directeur van de Anne Frank Stichting), Britt Hendriks en (huidig directeur) Arnold Leopold poseren met enkele van de speciaal voor de website ontwikkelde ‘crossover’ foto’s. Beelden van het Amsterdam van Anne Frank worden op foto’s van het Amsterdam van nu gelegd, waardoor ‘toen’ en ‘nu’ met elkaar versmelten. Op de achtergrond een foto van Anne Frank bij de voordeur van Singel 400.
Onderwijstijd geïnspecteerd Sandra van Rijnbach
Ieder jaar krijgt een aantal scholen van de onderwijsinspectie de opdracht om een overzicht te geven van de gerealiseerde onderwijstijd in het vorige schooljaar. De inspectie wijst de scholen en de afdeling waarover de informatie aangeleverd moet worden, willekeurig aan. Dit jaar was het Gerrit van der Veen College voor de havo-afdeling aan de beurt. Wij hebben de voor de onderbouw gerealiseerde onderwijstijd van 1ha, 2ha en 3ha opgestuurd en voor de bovenbouw hebben wij de gerea-
7
2011 - 12 nr.1
liseerde onderwijstijd van alle eerste vijf leerlingen per profiel van het 4e en het 5e leerjaar moeten aanleveren. Omdat de leerlingen van de vooropleiding minder lesuren bij ons op school volgen, hebben wij per brief de regeling rond het onderwijs van de vooropleiding meegestuurd naar de inspectie. De urenverantwoording die wij opsturen betreft de gerealiseerde onderwijstijd. Dat zijn de lesuren die leerlingen echt gevolgd hebben en daar is dus
alle uitval van afgetrokken. Volgens onze telling voldoen wij ruimschoots aan de norm voor de onderwijstijd. Wij hebben wel een ontvangstbevestiging maar nog geen inhoudelijke reactie van de inspectie gekregen. Bij een aantal van de scholen die hun gegevens hebben ingeleverd, gaat de inspectie een extra onderzoek uitvoeren. Welke scholen voor dat nadere onderzoek worden aangewezen, is nog niet bekend.
De eerste les hebben we vooral gepraat over hoe Amsterdam er voor Anne Frank uitzag. Dit illustreerden de peers met een tekening en met de website. De tweede les maakten we een
wandeling door Oud-zuid. Maxime en Yaïr namen ons mee naar verschillende plekken. Al die plekken hadden iets te maken met het leven van Hélène Egger, iemand die de Tweede Wereldoorlog heeft overleefd. Na de lessen kozen de peers twee leerlingen uit die op de lancering iets mochten vertellen over de gastlessen en die een paar vragen aan Hélène Egger mochten stellen. Britt Hendriks en ik waren de gelukkigen. Behalve dat we een praatje moesten houden, kregen we ook een interview met AT5 en met radio Noord-Holland Tot slot mochten we ook nog met het bestuur van de Anne Frank Stichting op de foto. Dit alles was voor ons een enorme eer en ontzettend leuk om te doen. We hebben er graag aan meegeholpen.
8
2011 - 12 nr.1
november 2011
VeenKrant
Geldnood voor kunst en cultuur
Kikker
Sandra van Rijnbach
Door de bezuinigingen op de culturele sector is het voor ons niet gemakkelijk om ons cultuurprofiel vorm te blijven geven. Doordat kunstinstellingen minder subsidie krijgen, worden alle tarieven voor diensten aan scholen verhoogd. Al onze activiteiten gaan meer geld kosten en tegelijkertijd worden onze inkomsten minder. Als de bezuinigingen op de cultuurkaart doorgaan, krijgen wij ongeveer € 12.000 minder cultuurkaartgeld per jaar. Wij moeten dus op zoek naar gratis activiteiten en extra geldbronnen. In beide zoektochten zijn wij niet de enige: alle scholen hebben dezelfde problemen. Voor het Gerrit van der Veen College is kunst en cultuur echter extra belangrijk. Ouders en leerlingen kiezen immers voor onze school omdat wij veel aandacht geven aan kunst en cultuur. Die aandacht willen we blijven geven. Daarom zijn we aan het nadenken over manieren waarop wij geld kunnen aantrekken,
zodat wij ons profiel ook in de toekomst op een spannende manier kunnen blijven invullen. Wij denken daarbij aan de oprichting van een Gerrit van der Veen Cultuurfonds. Ouders/ verzorgers kunnen daar dan op vrijwillige basis een bijdrage in storten. Een dergelijk fonds kan het ons mogelijk maken om de extra activiteiten te financieren die horen bij ons cultuurprofiel. Dit cultuurfonds staat dan los van de vrijwillige ouderbijdrage. Die laatste bijdrage is laag, en dat willen we ook zo houden. Natuurlijk zijn wij ook geholpen met ouders/verzorgers die materiële of personele ondersteu-
Een aantal jaar geleden, ik was nog geen afdelingsleider maar werkte als docent op het Gerrit van der Veen College, gaf ik op een middag een biologieles aan een 2 havoklas. De leerlingen waren zelfstandig aan het werk en ik liep door de klas om vragen te beantwoorden. Er heerste een gemoedelijke sfeer. Voor in de klas stak Sien haar vinger op. Ik liep naar haar toe. Zij keek mij een kort moment bedenkelijk aan en stelde vervolgens op uiterst serieuze toon de vraag: ‘Meneer, waarvoor is eigenlijk een kikker…?’ Ik was met stomheid geslagen. Waarvoor is een kikker? herhaalde ik in mijn hoofd, niet in staat om de werkelijke impact van deze vraag direct te doorgronden. Waarvoor is een kikker? Werd ik in de maling genomen? Was dit een complot van Sien of de klas? Even dacht ik aan het verhaal van een kikker genaamd Hannibal die ooit op de derde etage van een Duitse universiteit was binnengewandeld. Twee elektrische deuren en drie trappen had hij moeten overwinnen om uiteindelijk aan te komen op zijn bestemming: het laboratorium waar hij jaren daarvoor uit het ei was gekomen. Inmiddels geslachtsrijp ‘wist’ hij dat de kans op een vrouwtje daar aanzienlijk zou zijn. Maar goed, deze anekdote gaf geen antwoord op de vraag van Sien. Andere leerlingen gingen zich er nu mee bemoeien. ‘Wat een vraag’, werd ergens geroepen. ‘Je vraagt toch ook niet waarvoor wij zijn?’ En ineens werd het mij duidelijk. Siens vraag was weliswaar een zeer wezenlijke, maar hij viel totaal buiten het biologisch paradigma. Wij biologen gaan immers uit van de evolutietheorie waarbij toeval, willekeur en steeds veranderende omstandigheden het ontstaan, aanpassen en verdwijnen van soorten bepalen. Een ‘waarvoor vraag’ gaat uit van een doel of reden en die zijn vanuit deze
colofon Redactie en vormgeving: Henk van der Waal en Bert Looman Reacties en bijdragen naar: Redactie VeenKrant
[email protected] [email protected] Ook deze VeenKrant kunt u digitaal terugvinden op www.gerritvdveen.nl
Sinds vorig schooljaar mogen we ons officieel cultuurprofielschool noemen. Jan Severins en Nienke Bakker onthullen het bewijs daarvan.
ning kunnen bieden. Het scheelt als wij minder geld hoeven uit te geven aan workshopleiders of aan het inkopen van materiaal. Ik wil graag alle ouders oproepen om met ons mee te denken over oplossingen.
theorie ver te zoeken. Het was pijnlijk te moeten constateren dat deze vraag hier dus niet beantwoord kon worden. Ik had kunnen zeggen: ‘Omdat kikkers zich in de loop der tijd dusdanig hebben aangepast aan de omstandigheden, zijn ze er nog steeds…’ Maar of dat een bevredigend antwoord is? Gelukkig heeft Sien in de vierde filosofie gekregen. Hopelijk heeft ze de vraag daar gesteld. Ik ben benieuwd naar het antwoord.