Jaarverslag
Vastgesteld 22 mei 2015
2014
Profielschets Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV (het pensioenfonds) is een ondernemingspensioenfonds en voert de pensioenovereenkomsten uit die van toepassing zijn op de (oud)werknemers van De Nederlandsche Bank NV (DNB). Doelstelling De doelstelling van het pensioenfonds is het verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Missie Het pensioenfonds wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de sponsor (De Nederlandsche Bank NV) heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. De uitvoering van de overeenkomst dient correct, maatschappelijk verantwoord en zo (kosten)efficiënt mogelijk te geschieden. De ambitie is een duurzaam en betrouwbaar pensioenfonds te zijn dat zijn financiële verplichtingen en ambities nu en in de toekomst waar kan maken. Visie De pensioensector staan ingrijpende veranderingen te wachten die zorgen voor onzekerheid; daarbij is de uitdaging te voldoen aan de verwachtingen van belanghebbenden. Zowel binnen de huidige en komende wettelijke kaders streeft het pensioenfonds naar een goede pensioenvoorziening door de koopkracht van de rechten van deelnemers zowel nu als in de toekomst zo goed als mogelijk in stand te houden. Communicatie en transparantie acht het pensioenfonds van groot belang ten einde betrokkenheid te realiseren alsook pensioenbewustzijn en verwachtingen te managen. Om onze missie te kunnen uitvoeren en hoge kwaliteit te leveren is sprake van een robuust beleidskader, goed pensioenfondsbestuur en wordt goed samengewerkt met de sponsor, adviseurs en uitvoerende partijen op het gebied van vermogensbeheer en pensioenuitvoering.
2
Inhoudsopgave 1.
Kerncijfers
4
2.
Personalia
6
3. 3.1 3.2 3.3 3.4 3.5
Bestuursverslag Woord van de voorzitter Financiële opzet en positie Pensioenbestuur: organisatie en governance Pensioenbeheer Vermogensbeheer
9 9 10 16 21 27
4. 4.1
Verslag verantwoordingsorgaan Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
34 37
5. 5.1
Bevindingenrapport raad van toezicht Reactie bestuur op bevindingenrapport raad van toezicht
38 43
6. 6.1 6.2 6.3 6.4 6.5
Jaarrekening Balans per 31 december 2014 Staat van baten en lasten Kasstroomoverzicht Toelichting op de jaarrekening Actuariële analyse
45 46 47 48 49 75
7. 7.1
Overige gegevens Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten Gebeurtenissen na balansdatum Actuariële verklaring Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
78
Pensioenregeling Deelnemersbestand Begrippenlijst Staffel Relevante nevenfuncties
84 86 87 93 94
7.2 7.3 7.4 Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage Bijlage
1 2 3 4 5
3
78 78 79 81
1.
Kerncijfers 2014
Bedragen x € 1,0 miljoen, tenzij anders aangegeven)
2013
2012
2011
2010
Balanswaarde van de beleggingen* Aandelen Obligaties Overige beleggingen
250 1.244 110
215 957 63
223 935 97
159 815 129
225 698 77
Totaal
1.604
1.235
1.256
1.104
999
Percentages van totaal beleggingen Aandelen Obligaties Overige beleggingen
16% 77% 7%
17% 78% 5%
18% 75% 7%
14% 74% 12%
22% 70% 8%
Rendement
29,3%
-1,3%
13,6%
10,1%
9,0%
Uitvoeringskosten (x € 1.000) Kosten vermogensbeheer Kosten pensioenadministratie Bestuurskosten
5.102 931 185
3.102 745 96
3.671 765 88
2.860 704 100
3.249 645 92
Technische voorziening
1.360
1.136
1.168
1.075
926
Overige voorzieningen
4
4
5
3
4
Totaal
1.364
1.140
1.173
1.078
930
Discontovoet Rendement aandelenbenchmark MSCI All Countries World Index
1,91%
2,77%
2,42%
2,74%
3,44%
19,50%
23,44%
16,80%
-6,86%
13,21%
Dekkingsgraad** Marktwaarde dekkingsgraad Reële dekkingsgraad
117,5% 106,7% 82,4%
108,9% 106,8% 79,5%
106,9% 102,0% 74,0%
102,5%
107,9%
70,7%
80,5%
0,58% 0,58% 0,19%
0,58% 0,58% 0,00%
1,21% 1,21% 0,00%
1,75% 1,75% 0,00%
0,00% 0,00% 0,00%
0,29%
0,00%
0,00%
0,00%
0,53%
Pensioenpremie van DNB
45
44
44
44
39
Aantal actieve deelnemers Aantal pensioengerechtigden Aantal gewezen deelnemers
1.988 1.302 1.509
2.024 1.263 1.481
2.023 1.198 1.474
2.044 1.153 1.432
2.033 1.109 1.367
Totaal
4.799
4.768
4.695
4.629
4.509
Toeslagverlening Actieven DNB Inactieven ex-PVK (voor 1 jan 2005) Inactieven DNB (voor 1 jan 2003)*** Inactieven DNB (na 1 jan 2003) en premievrije aanspraken***
Standen zijn per het einde van het genoemde jaar; stromen betreffen de gehele verslagperiode
4
*
De samenstelling van de beleggingsportefeuille in dit overzicht wijkt af van de samenstelling zoals deze wordt gepresenteerd in de jaarrekening, omdat hier de economische samenstelling wordt getoond waarin de derivaten zijn toegerekend aan de verschillende beleggingscategorieën terwijl in de jaarrekening op grond van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving (RJ610) de derivaten als aparte beleggingscategorie worden getoond. ** Formule dekkingsgraad: ((eigen vermogen + totaal technische voorzieningen) / totaal technische voorzieningen) De marktwaarde dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een technische voorziening die wordt berekend met behulp van de swaprentes per ultimo boekjaar (economische verplichtingen). De officiële dekkingsgraad wordt bepaald op basis van een technische voorziening die wordt berekend op basis van de rentetermijnstructuur (RTS), welke sinds 31-12-2012 wordt bepaald op basis van de ultimate forward rate (UFR) methode. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad wordt gebruikt gemaakt van een technische voorziening op basis van de swaprentes, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Dit resulteert, binnen de huidige situatie, in een hogere voorziening en daarmee een lagere dekkingsgraad. Indien de reële dekkingsgraad op 100% uitkomt, is het bestuur in staat om een volledige indexatie gebaseerd op de prijsinflatie naar verwachting voor de toekomstige jaren toe te kennen. *** Naar aanleiding van wijzigingen met betrekking tot het verlenen van toeslagen in het aangepaste FTK heeft het bestuur besloten een compensatie toe te kennen per 31 december 2014 van 2% aan inactieven die een toeslagachterstand hebben. Voor een nadere toelichting hierop, zie paragraaf 3.2.4.
5
2.
Personalia
Bestuur
Geboortejaar
Naam
Functie in bestuur/commissies
Zittingsperiode (max. 2 periodes van 4 jaar)
Functie/in dienst van
1
G. van Ankeren
1942
Lid namens pensioengerechtigden, plaatsvervangend voorzitter Auditcommissie, plaatsvervangend secretaris bestuur, lid Communicatiecommissie
1 juli 2007 tot 1 juli 2015
Gepensioneerd
E. Elvers
1970
Lid namens gewezen deelnemers, lid Beleggingscommissie
1 januari 2013 tot 1 januari 2017 (herbenoeming mogelijk)
Senior Risk Manager Delta Lloyd Groep
D. Hendriks
1958
Lid namens deelnemers, voorzitter Beleggingscommissie, plaatsvervangend voorzitter bestuur
1 januari 2009 tot 1 januari 2017
Toezichthouder verzekeraars
P.D. van Loo
1948
Lid namens werkgever, plaatsvervangend voorzitter Beleggingscommissie
1 januari 2008 tot 1 januari 2016
Gepensioneerd
F.A. Schilthuis
1966
Voorzitter bestuur, onafhankelijk bestuurslid
9 februari 2012 tot 1 februari 2015 (herbenoeming mogelijk)
COO van de PPI 'ABN AMRO Pensioenen'
Mw. G.F.T. Tiellemans
1963
Lid namens werkgever, voorzitter Auditcommissie, secretaris bestuur
1 januari 2008 tot 1 januari 2016
Afdelingshoofd Bedrijfsmodellen en governance binnen de Divisie on-site inspecties en bancaire expertise
L.J. van Wechem
1956
Lid namens deelnemers, lid Auditcommissie
14 oktober 2013 tot 1 januari 2019 (herbenoeming mogelijk)
Toezichthouder verzekeraars
F.J. de Weert
1979
Lid namens de werkgever, lid Beleggingscommissie, voorzitter Communicatiecommissie
19 november 2013 tot 1 januari 2018 (herbenoeming mogelijk)
Afdelingshoofd Risk Management Supervision
P.W.G.F. ten Westeneind
1977
Lid namens werkgever, lid Auditcommissie, lid Communicatiecommissie
8 april 2014 tot 8 april 2018 (herbenoeming mogelijk)
Toezichthouder, Toezicht Europese Banken
Per 1 juli 2014 is de voorzitter in het bestuur opgenomen als onafhankelijk bestuurslid, dus als bestuurslid dat niet tot een van de geledingen namens de belanghebbenden van het fonds behoort. Hij heeft stemrecht. Per 1 februari 2015 is de heer Schilthuis herbenoemd voor een periode van drie jaren.
1
Voor een opsomming van relevante nevenfuncties van de bestuursleden, zie bijlage 5
6
De tweede zittingstermijn van de heer Van Ankeren loopt af op 1 juli 2015. Hij is niet herbenoembaar en wordt opgevolgd door de heer R. van Dam (1948). Interne adviseurs M.L. Admiraal (1981), Risk Manager binnen de divisie Financiële Markten Mw. D.F. Dijkhuis (1972), senior toezichthouder EC-ECIH (expertise centrum Interventie en Handhaving bij DNB) (tot 1 oktober 2014) J. Veerman (1973), Senior Risk Manager afdeling Risk Management binnen de divisie Financiële Markten Mevrouw Dijkhuis heeft haar adviseurschap neergelegd wegens het aanvaarden van een andere functie bij de werkgever, waarmee het adviseurschap van het pensioenfonds niet verenigbaar is. Raad van toezicht H.M. Geukers (1943) (tot 1 augustus 2014) Mw. A. Gram (1965), plaatsvervangend voorzitter P. de Groot (1958) (vanaf 1 augustus 2014) Mw. E.M.F. Schols-Van Oppen (1948) ,voorzitter De heer Geukers heeft twee zittingstermijnen volgemaakt en was daarmee niet herbenoembaar. Hij is opgevolgd door de heer De Groot. Verantwoordingsorgaan Namens de werkgever: E.D. de Ruijter P.M.M. Timmer (voorzitter) Namens de deelnemers: R.F. Bharos (tot 1 mei 2014) B.H.J. Buitenkamp (vanaf 1 mei 2015) Mw. N.J. Engel-de Groot U. Karakhalil Namens de pensioengerechtigden en/of gewezen deelnemers: J.A.T. Denissen A. van Dorssen (tot 1 januari 2015) M.A. Santema C.S. van der Zwan (vanaf 1 januari 2015) De heer Bharos heeft door het aanvaarden van een functie in het buitenland zijn lidmaatschap neer moeten leggen. Hij is opgevolgd door de heer B.H.J. Buitenkamp. De heer Van Dorssen heeft twee zittingstermijnen volgemaakt en was daarmee niet herbenoembaar. Hij is opgevolgd door de heer Van der Zwan. Compliance officer B.M. Peters, Nederlands Compliance Instituut Pensioenbeheer TKP Pensioen BV
7
Vermogensbeheer BlackRock Netherlands BV Bewaarnemingsbedrijf (Custodian) Bank of New York Mellon SA/NV Onafhankelijke externe accountant PricewaterhouseCoopers Accountants NV Certificerend actuaris Sprenkels & Verschuren
8
3.
Bestuursverslag
3.1
Woord van de voorzitter
Voor pensioenfondsen is 2014 een turbulent jaar geweest. Zo werden nieuwe fiscale grenzen voor de pensioenopbouw gesteld, is er wetgeving over een nieuw financieel toetsingskader, zijn er aanpassingen in de governance van de fondsen geïntroduceerd en vond er een debat over een volledig nieuwe pensioenopzet plaats. Niet in de laatste plaats was op de financiële markten sprake van een tot een steeds lager dieptepunt dalende rente, met nadelige consequenties voor de dekkingsgraad van pensioenfondsen. In de media is daarom veel aandacht besteed aan pensioenen en uiteraard werd er ook veel aandacht gevraagd van het bestuur en andere bij het pensioenfonds betrokken personen. Daarenboven heeft in 2014 ook de nieuwe pensioenregeling van DNB vorm gekregen en is de aanzet gegeven tot een nieuw pensioencontract met de werkgever. Het totale beleggingsrendement was 29,3%. Dit rendement is grotendeels afkomstig van het deel van de beleggingsportefeuille dat is aangehouden ter afdekking van het renterisico. Daartegenover stond een groei van de verplichtingen van het pensioenfonds door het effect van de lage rente. Hierdoor is de dekkingsgraad van 108,9% eind 2013 naar 117,5% gestegen eind 2014 (officiële dekkingsgraad). In het vervolg van dit jaarverslag leest u meer over de activiteiten en overwegingen van het pensioenfondsbestuur en tot welke besluiten en aanpassingen dit heeft geleid. Daarbij heeft het bestuur ondersteuning gehad van diverse deskundigen, waaronder de bestuursondersteuning van TKP . Een belangrijke aanpassing is de nieuwe pensioenregeling van DNB die is overeengekomen tussen de sociale partners . Daarin valt op dat ook bij DNB de pensioenen worden versoberd. Hebben de inactieven al een aantal jaren geen prijscompensatie mogen ontvangen en zijn de vooruitzichten op inhaalindexatie niet rooskleurig, voor de actieven zijn nu ook forse veranderingen ingezet. Werkgever DNB heeft samen met de sociale partners in het nieuwe contract bepaald dat er geen sprake meer kan zijn van een volledige onvoorwaardelijke loonindexatie. Ook wordt de eigen bijdrage in de pensioenpremie stapsgewijs verhoogd. De maximale premie is verlaagd van 34,5% naar maximaal 28% van de ongemaximeerde loonsom, mede vanwege het nieuwe fiscale kader. Ondanks alle problematiek is het bestuur verheugd dat het in 2014 toch nog mogelijk was om de inactieven een, weliswaar beperkte, indexatie toe te kennen. Daarnaast is het ook mogelijk gebleken om in samenhang met de overgang naar het nieuwe financiële toetsingskader financiële ruimte te vinden om alle inactieve deelnemers met toeslagachterstand in 2015 een compensatie te geven tot maximaal 2%. Het ziet er naar uit dat de turbulentie van 2014 onverminderd doorzet in 2015. Het probleem van de lage rente lijkt zich vooralsnog alleen maar te verergeren, met mogelijk zelfs negatieve rentes in het vooruitzicht. Daarnaast gaat de maatschappelijke discussie over pensioenen in alle hevigheid door. Waarschijnlijk zullen in 2015 al de eerste contouren zichtbaar worden van verdere aanpassingen in het pensioenstelsel. Afronding van het nieuwe pensioencontract met de werkgever zal eveneens nog de nodige aandacht vragen, naast aanpassing van de nieuwe fiscale kaders en de inbedding van het nieuwe financiële toetsingskader. Werd in vroegere jaren pensioen als saai en iets voor later gezien, in deze jaren is dat beeld volledig gedraaid. Pensioen doet er toe ongeacht de leeftijd van de deelnemer. Pensioen vraagt ook steeds meer van het individu, dat zich moet gaan afvragen of het opgebouwde pensioen bij pensionering wel voldoende is. De werknemer moet er rekening mee houden dat het pensioen dat wordt opgebouwd via de werkgever een steeds kleiner deel vormt van het totale gewenste pensioen. Amsterdam, 22 mei 2015, Floris Schilthuis
9
3.2
Financiële opzet en positie
3.2.1
Inleiding
De hoofddoelstelling van het pensioenfonds is het op lange termijn garanderen van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten. Daarnaast wordt gestreefd 2 naar het zo veel mogelijk waardevast houden van ingegane pensioenen en pensioenaanspraken van de gewezen deelnemers. Om deze doelstellingen te realiseren, heeft het bestuur beleid ontwikkeld op het gebied van financiering, beleggingen en toeslagen om de risico's en de financiële positie van het pensioenfonds te beheersen. Bij het maken van beleidskeuzes worden de belangen van alle belanghebbenden afgewogen. Het beleid moet worden uitgevoerd binnen de kaders van de pensioenregeling, zoals die overeengekomen is door de cao-partijen en de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever. Dit wordt visueel toegelicht aan de hand van figuur 1. Dit beleid wordt in paragraaf 3.2.3 toegelicht. Figuur 1: Opzet pensioenfonds
Pensioenregeling
Uitvoeringsovereenkomst
Werknemers DNB Pensioenreglement
Pensioenfonds DNB Financiële positie
Financieringsbeleid
Beleggingsbeleid
Toeslagbeleid
Gewezen deelnemers en pensioengerechtigden Het belangrijkste risico voor het pensioenfonds is dat het niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen, ook wel het solvabiliteitsrisico genoemd. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, moet het pensioenfonds handelen. Hiervoor heeft het pensioenfonds een aantal instrumenten. Het pensioenfonds kan in samenspraak met de werkgever de premie verhogen 3. Ook zal er geen ruimte zijn voor (volledige) toeslagverlening. In het 2
Voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad
3 Met ingang van 2015 zijn hier restricties aan verbonden
10
uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten vermindert. De solvabiliteit van een pensioenfonds wordt door de toezichthouder gemeten op basis van de officiële dekkingsgraad. Naast het solvabiliteitsrisico loopt het pensioenfonds diverse andere risico's, die in de risicoparagraaf van de jaarrekening worden behandeld.
3.2.2
Financiële positie eind 2014 en herstelplan
In 2014 is de officiële dekkingsgraad gestegen van 108,9% ultimo 2013 naar 117,5% ultimo 2014. De ontwikkeling van de officiële dekkingsgraad van het pensioenfonds van de afgelopen twee jaar is in figuur 2 weergegeven. Figuur 2: Ontwikkeling dekkingsgraad 2013-2014
De wijziging van de rentetermijnstructuur (RTS) heeft gevolgen voor de waardering van de technische voorziening. De technische voorziening wordt gewaardeerd met behulp van de door de toezichthouder voorgeschreven RTS, die gebaseerd is op de Ultimate Forward Rate (UFR) en driemaands middeling van de marktrente. Een lagere rente resulteert in een hogere voorziening en een lagere dekkingsgraad en vice versa. De wijziging van de RTS is in bovenstaande figuur in twee componenten gesplitst: de ongemiddelde marktrente en de UFR. Dit is gedaan om het verband tussen het effect van de wijziging van de marktrente en de beleggingsopbrengsten van de matching assets (beleggingen) inzichtelijk te maken. De matching assets hebben deels als doel om het fonds in te dekken tegen de risico’s die een wijziging van de marktrente met zich meebrengt. De matching assets hebben daarnaast als doel om extra rendement (return) op te leveren.
11
Het totale beleggingsresultaat van de matching assets (€ 336 miljoen) is gesplitst in het beleggingsdeel dat kan worden toegewezen aan de rentecomponent (€ 280 miljoen) ter dekking van de mutatie ‘wijziging rentetermijnstructuur – marktrente’ en het bijbehorende returndeel (€ 56 miljoen). De totale verandering van de RTS op basis van de marktrente bedraagt € 304 miljoen. Hiermee komt het ex post renteafdekkingspercentage conform het beleidskader van het bestuur uit op 92% (=280/304), wat binnen de afgesproken bandbreedte van 90% tot 96% valt. Met de mutatie ‘Wijziging rentetermijnstructuur- benodigde interest’ wordt de 1-jaars RTS-rente toevoeging aan de pensioenverplichtingen bedoeld. Over 2014 bedroeg het effect hiervan 0,4%-punt. In 2014 heeft de daling van de RTS tot een substantiële stijging van de technische voorziening geleid met een negatief effect op de dekkingsgraad van 22,9%-punt. De rentestijging had echter een waardestijging van de matchingportefeuille tot gevolg die een positief effect op de dekkingsgraad had van 24,6%-punt. In 2013 vond een omgekeerde beweging plaats. Toen werd de daling van de pensioenverplichtingen als gevolg van een rentestijging deels teniet gedaan door het resultaat van de matching assets. Voor de afdekking van het renterisico worden vastrentende waarden en renteswaps ingezet. Kruiseffecten treden op doordat verschillende mutaties procentueel worden uitgedrukt ten opzichte van een beginstand. Naar gelang de tussenliggende mutaties groter zijn, neemt het optredende kruiseffect toe. Het resultaat op de beleggingen met een rendementsdoelstelling droeg 6,8%-punt bij aan de dekkingsgraad. Voor het resultaat op de beleggingen is ook het beleggingsresultaat van de matching assets bijgeteld voor dat deel dat aan de returnportefeuille kon worden toegewezen. Ook de voor de actieve deelnemers betaalde premie leverde een positieve bijdrage aan de dekkingsgraad. De reguliere indexaties (voorwaardelijk en onvoorwaardelijk) over 2014 hebben een effect van -0,2%-punt op de dekkingsgraad gehad; de éénmalige compensatie voor de inactieve deelnemers had een effect van -1,4%.
Ontwikkelingen 2014 in het licht van het herstelplan
In figuur 3 wordt het verloop van de financiële positie van het pensioenfonds weergegeven door een maandelijkse weergave van de dekkingsgraad over 2014. Figuur 3: Verloop dekkingsgraad gedurende 2014 per ultimo maand
Ontwikkeling dekkingsgraad 2014
125% 124% 123% 122% 121% 120% 119% 118% 117% 116% 115% 114% 113% 112% 111% 110% 109% 108% 107% 106% 105%
Officiële dekkingsgraad
dec
jan
feb
mrt
Vereiste dekkingsgraad
apr
mei
jun
12
Marktwaarde dekkingsgraad
jul
aug
sep
okt
nov
dec
Gedurende het gehele jaar 2014 bevond de officiële dekkingsgraad zich boven de vereiste dekkingsgraad. Het lange termijn herstelplan is aan het eind van het eerste kwartaal geëindigd, omdat het fonds toen drie achtereenvolgende kwartalen in herstel was. Er is daarom geen herstelplan meer van toepassing. De marktwaarde dekkingsgraad heeft in 2014 een gestaag stijgende lijn laten zien, maar daalde aan het eind van het jaar onder andere door de toekenning van de compensatie aan de inactieven. Hierdoor komt de dekkingsgraad eind 2014 0,1%-punt lager uit dan eind 2013. De sterke stijging van de dekkingsgraad in augustus en november is een gevolg van de bepaling van de RTS op basis van de driemaands gemiddelde rentevoet met UFR. Hierbij worden mutaties in de marktrente vertraagd verwerkt in de RTS die door de toezichthouder wordt voorgeschreven om de voorziening mee te bepalen. De beleggingen die voor de afdekking van het renterisico worden aangehouden reageren echter direct op schommelingen in de marktrentetarieven. Uit de grafiek blijkt dan ook dat de markwaarde dekkingsgraad een rustiger verloop laat zien.
3.2.3
Beleid en beleidskeuzes
De verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds zijn geïntegreerd in een premie-, toeslag- en een beleggingsstaffel, die het uitgangspunt vormen voor het beleid van het bestuur (zie bijlage 4). Het bestuur heeft de mogelijkheid om van de staffel af te wijken, maar dit moet goed gemotiveerd en na het inwinnen van advies van de adviserend actuaris gebeuren.
Premiebeleid
De premie is afhankelijk van de dekkingsgraad en bedroeg in 2014 conform de premie- en toeslagstaffel 34,8% van de salarissom. In tabel 2 zijn zowel de kostendekkende premie, gedempte kostendekkende, als ook de feitelijk betaalde premie weergegeven. Hieruit is op te maken dat de feitelijke premie de kostendekkende premie overstijgt, waarmee wordt voldaan aan de wettelijke eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Tabel 2: Premies 2014 (in EUR x1000)
Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte kostendekkende premie
29.241 45.434 20.519
Toeslagbeleid
De toeslagverlening van de pensioenaanspraken van actieve deelnemers volgt de loonontwikkeling bij DNB en is onvoorwaardelijk. Deze bedroeg over 2014 0,58%. Reglementair is de hoogte van de toeslag voor werknemers in dienst bij DNB gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-cao. Deze toeslagverlening is geëffectueerd per 31 december 2014. Na een aantal jaren waarin geen indexatie toegekend kon worden, kon aan de inactieve deelnemers (pensioengerechtigden en gewezen deelnemers) in 2014 een gedeeltelijke indexatie worden toegekend. Op de peildatum ultimo september was de marktwaarde dekkingsgraad met 109,5% zodanig dat volgens de staffel een toeslag van 1/3 van de maatstaf, loonof prijsindex, toegekend kon worden. De betreffende toeslagen bedragen 0,19% respectievelijk 0,29%. De hoogte van de toeslagverlening is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode: maand oktober voorgaande jaar tot en met september in het betreffende jaar) 4. Voor de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden uit het PVK fonds, waarvoor de deelneming is geëindigd vóór 1 4
De gewezen deelnemers en pensioengerechtigden van DNB waarvoor de deelneming is geëindigd voor 1 januari 2003 volgen de loonontwikkeling bij DNB.
13
januari 2005, geldt reglementair een toeslagverlening op basis van de algemene loonontwikkeling bij de werkgever, te weten 0,58% in 2014. Hiervoor betaalt de werkgever de kosten als het pensioenfonds over onvoldoende middelen hiervoor beschikt, zoals in 2014 het geval was. Voor gewezen deelnemers en gepensioneerden wordt in tabel 3 een specificatie gegeven van het verschil tussen de volledige en de werkelijke toegekende toeslagen. In de uiterst rechtse kolom wordt weergegeven wat het totaal aan niet verleende toeslagen is. Dit betreft een samengesteld percentage van de niet verleende toeslagen van de individuele voorafgaande jaren. Tabel 3: Verschil volledige toeslagen en werkelijke toeslagen inactieven
Jaar
Toeslagen o.b.v. loonindex 2009 2010 2011 2012 2013 2014
Verleende toeslag
Maximaal volgens maatstaf
Niet verleend
Totaal niet verleend (cumulatief)
0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,00% 0,19%
1,00% 0,00% 1,75% 1,21% 0,58% 0,58%
1,00% 0,00% 1,75% 1,21% 0,58% 0,39%
1,00% 1,00% 2,75% 3,96% 4,61% 5,02%
2014 na compensatie
2,93%
Toeslagen o.b.v. prijsindex 2009 2010 2011
0,00% 0,53% 0,00%
0,40% 1,60% 2,70%
0,40% 1,07% 2,70%
0,40% 1,47% 4,21%
2012 2013
0,00% 0,00%
2,32% 2,45%
2,32% 2,45%
6,63% 9,24%
0,29%
0,88%
0,59%
9,89% 7,70%
2014 2014 na compensatie
Beleggingsbeleid Het beleggingsbeleid van het pensioenfonds is er in 2014 op gericht om de nominale pensioenaanspraken te verstrekken, alsmede op het waardevast houden van de pensioenaanspraken. Het beleggingsbeleid is onderdeel van het totale pensioenbeleid en kan niet los worden gezien van de verplichtingen (“liabilities”) en andere elementen van het beleid zoals het premiebeleid en indexatiebeleid. Het pensioenfonds hanteert een “liabilities driven” beleggingsbeleid, waarbij een groot deel van de nominale verplichtingen wordt afgedekt met beleggingen in vastrentende waarden. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat minimaal 80% van het renterisico van de (nominale) verplichtingen wordt afgedekt. Het beleggingsbeleid is zodanig ingericht dat de risicograad van de beleggingen meebeweegt met de dekkingsgraad van het pensioenfonds. De samenstelling van de beleggingsportefeuille heeft in 2014 geen grote structurele veranderingen ondergaan. Het pensioenfonds heeft in aanloop naar een nieuwe pensioenovereenkomst en in afwachting van het nieuwe FTK, er voor gekozen geen grote wijzigingen in het beleggingsbeleid door te voeren. Gegeven de financiële positie van het pensioenfonds is het risicobudget vastgesteld op 4,18%. Voor een verdere toelichting op het beleggingsbeleid en de keuzes daarin wordt verwezen naar hoofdstuk 3.5.
14
3.2.4
Nieuwe pensioenregeling 2015
Sociale partners hebben eind 2014 afspraken gemaakt over een nieuwe pensioenregeling, die ingaat per 1 januari 2015 en in elk geval voor 5 jaar geldt. Hierbij zijn ook de gevolgen van het nieuwe FTK en wijzigingen in de fiscale wetgeving betrokken. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van 2014 zijn: - Opbouwpercentage verlaagd van 2,05% naar 1,875% (fiscaal maximum); - Franchise € 12.642 (fiscaal minimum); - Begrenzing pensioengevend salaris op € 100.000; - Toeslagverlening aan actieven gewijzigd van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk. De premiesystematiek wordt gewijzigd. Met ingang van 2015 geldt een premiepercentage van maximaal 28%. In onderstaande tabel zijn de premie en de opslagen benoemd:
20% 2,3% 4,4% 1,3%
Maximale premie = 28% van de ongemaximeerde loonsom Kostendekkende premie voor opbouw van nominaal pensioen per jaar, Vaste opslag voor versterking financiële positie van het pensioenfonds Vaste opslag aanvullend voor indexatie van de actieve deelnemers Voorwaardelijke opslag voor buffer voor opvang rentedaling
Zowel de invoering van het nieuwe FTK als de afspraken die de sociale partners hebben gemaakt over de nieuwe pensioenregeling hebben effect gehad op de indexatie-ambitie. De sociale partners hebben geen afspraken gemaakt over een indexatie-ambitie. Mede op basis van de ALM studie, waar eveneens de effecten van het nieuwe FTK in zijn meegenomen, heeft het bestuur de doelstelling geformuleerd om op termijn 70% van de prijsindexatie te kunnen indexeren. Het bestuur heeft getoetst of de nieuwe pensioenregeling uitvoerbaar is en of alle belangen evenwichtig behartigd zijn. Binnen de met de sociale partners afgesproken kaders, heeft het bestuur na intensieve gedachtenwisselingen de uitvoering van de regeling aanvaard. Het bestuur heeft besloten een compensatie toe te kennen aan de inactieve deelnemers (gewezen deelnemers en gepensioneerden) per 31 december 2014 van 2%. Onder het nieuwe FTK gelden nog strengere grenzen om toeslagen te verlenen en in te halen. Ook hebben de inactieve deelnemers in het verleden al een flinke indexatieachterstand opgelopen. Dit is tijdig onder de aandacht van de werkgever is gebracht. In afwachting van de nieuwe pensioenregeling en mede als gevolg van een zeer prudent beleggingsbeleid (om kortingen op de pensioenuitkeringen te voorkomen) is de achterstand daarna verder opgelopen. Aangezien de werkgever een compensatie aan de actieve deelnemers verstrekt voor de overgang van de toeslagverlening van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk heeft het bestuur besloten om, vanwege een evenwichtige belangenbehartiging, ook aan de inactieven een compensatie te verlenen. Dit is uiteraard gedaan onder de voorwaarde dat de financiële situatie van het pensioenfonds dit toe zou laten, wat eind 2014 het geval was. In 2015 wordt het nabestaandenrisico voor het salaris boven € 100.000 op verzoek van de werkgever verzorgd door het pensioenfonds. Deze dekking is op basis van vrijwillige deelname. Werkgever beraadt zich nog of hij aan de betreffende deelnemers een regeling voor "netto pensioensparen" voor het ouderdomspensioen aan wil bieden voor het salarisdeel boven € 100.000.
15
3.3
Pensioenbestuur: organisatie en governance
3.3.1
Governancestructuur
Figuur 4: Governancestructuur vanaf 1 juli 2014
De inwerkingtreding op 1 juli 2014 van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen heeft geen grote veranderingen voor het pensioenfonds teweeggebracht. De in dit hoofdstuk geschetste situatie is die vanaf 1 juli 2014. Het bestuur heeft de governance eind 2013/begin 2014 geëvalueerd, mede in het kader van de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen. Deze evaluatie leidde tot de constatering dat het paritaire model goed aansluit bij dit pensioenfonds. Het bestuursmodel is derhalve niet gewijzigd. Wel heeft het bestuur besloten de tot dan toe onafhankelijke voorzitter op te nemen in het bestuur als onafhankelijk bestuurslid, met stemrecht. Hiermee wordt de formele opzet meer marktconform en in lijn gebracht met het feitelijk opereren. De voorzitter wordt benoemd door de bestuursleden A (leden namens de werkgever) en bestuursleden B (leden namens de (gewezen) deelnemers en pensioengerechtigden). Het bestuur bestaat per 1 juli 2014 uit negen bestuursleden. Het bestuur wordt ondersteund door drie vaste commissies, te weten de beleggingscommissie, de auditcommissie en de communicatiecommissie.
16
Aangezien communicatie een steeds belangrijker onderwerp voor het bestuur is geworden, is besloten de tot dan toe functionerende 'leescommissie' om te vormen tot een communicatiecommissie, die onderdeel uitmaakt van de governancestructuur. De commissies bestaan uit bestuursleden, waarbij de beleggingscommissie is aangevuld met twee interne adviseurs. De commissies staan het bestuur bij in de voorbereiding van en advisering over besluiten en de monitoring van de uitvoering van besluiten. Daarnaast kan het bestuur werkgroepen instellen als er onderwerpen uitgewerkt moeten worden die expertise vanuit de verschillende commissies nodig hebben. In 2014 zijn de werkgroepen Jaarverslag, Nieuw Pensioencontract en ALM actief geweest. De werkgroepen rapporteerden aan het bestuur. Twee bestuursleden participeerden in de klankbordgroep die de werkgever had ingesteld om input te geven voor, en mee te denken over, de nieuwe pensioenregeling. Het dagelijks bestuur draagt zorg voor de contacten met de uitvoeringsorganisaties, werkgever en andere pensioenfondsorganen. Het dagelijks bestuur bestaat uit de voorzitter, secretaris en plaatsvervangend voorzitter. Indien nodig kan het dagelijks bestuur optreden bij zeer acute bestuursaangelegenheden. Ook draagt het dagelijks bestuur zorg voor het agendabeheer en monitoring van het functioneren van het bestuur en de bestuursleden. De raad van toezicht heeft tot taak toezicht te houden op het beleid van het bestuur en op de algemene gang van zaken in het pensioenfonds. De raad van toezicht is belast met het toezien op adequate risicobeheersing en evenwichtige belangenafweging door het bestuur. De raad van toezicht heeft goedkeuringsrechten over het jaarverslag, de profielschets voor bestuurders, het beloningsbeleid (behalve de eigen beloning), overdracht van verplichtingen van of door het pensioenfonds, liquidatie, fusie, splitsing, samenvoeging en omzetting van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm. De raad bestaat uit drie onafhankelijke deskundigen, die op voordracht van de raad door het verantwoordingsorgaan worden benoemd. Het bestuur acht dit de meest zuivere benoemingsprocedure, aangezien het bestuur dan niet zijn eigen toezichthouder benoemt. Het bestuur van het pensioenfonds legt verantwoording af aan het verantwoordingsorgaan over het beleid en de wijze waarop het is uitgevoerd. Het verantwoordingsorgaan heeft de bevoegdheid een oordeel te geven over het handelen van het bestuur, over het door het bestuur uitgevoerde beleid, evenals over beleidskeuzes voor de toekomst. Het verantwoordingsorgaan heeft adviesrechten op het gebied van het beloningsbeleid, het interne toezicht, de profielschets voor leden van de raad van toezicht, de interne klachten- en geschillenprocedure, het communicatie- en voorlichtingsbeleid, de uitvoeringsovereenkomst, overdracht van verplichtingen van of door het pensioenfonds, liquidatie, fusie, splitsing, samenvoeging en omzetting van het pensioenfonds in een andere rechtsvorm. Per 1 januari 2015 is hieraan toegevoegd adviesrecht over de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten. Het verantwoordingorgaan benoemt de leden van de raad van toezicht op voordracht van de raad. Het verantwoordingsorgaan bestaat uit twee leden namens de werkgever, drie leden namens de actieve deelnemers, twee leden namens de pensioengerechtigden en één lid namens de gewezen deelnemers. In het kader van de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen per 1 juli 2014 is besloten de omvang van het verantwoordingsorgaan terug te brengen van negen leden naar acht leden (er is één werkgeverslid minder). Een externe compliance officer ziet toe op de naleving van de gedragscode. De compliance officer doet minimaal één keer per jaar verslag van zijn bevindingen aan het bestuur. Daarnaast toetst de compliance officer of het fonds voldoet aan compliance gerelateerde wet- en regelgeving.
17
3.3.2
Code Pensioenfondsen
Per 1 januari 2014 geldt de “Code Pensioenfondsen” van de Pensioenfederatie en de Stichting van de Arbeid, waarin aanbevelingen voor goed pensioenfondsbestuur staan. Deze aanbevelingen zijn niet verplicht over te nemen, maar daar waar een pensioenfonds afwijkt, moet dit uitgelegd worden (pas toe of leg uit). Het pensioenfonds voldoet grotendeels aan deze Code, hetgeen blijkt uit de betreffende onderdelen van het jaarverslag. Waar nodig wordt uitgelegd op welke gebieden het pensioenfonds bewust afwijkt van de Code. Op die punten waar het pensioenfonds nog niet (geheel) voldoet aan de Code wordt aangegeven welke acties hierop genomen zijn of worden. De doelstellingen, missie en visie van het pensioenfonds zijn vastgelegd zoals op pagina 2 van dit jaarverslag. Mede in het kader van de nieuwe pensioenregeling die op 1 januari 2015 in is gegaan, zullen deze worden herzien. Daarbij wordt ook de strategie expliciet vastgelegd, zoals de Code
adviseert.
Het verantwoordingsorgaan voldoet niet aan alle doelstellingen van het diversiteitsbeleid (minstens één lid onder de 40 jaar). Diversiteit wordt in 2015 nader uitgewerkt, waarbij getracht zal worden binnenkort ook aan deze doelstelling te voldoen. Ook op enkele andere punten wijkt het pensioenfonds nu nog af van de aanbevelingen van de Code. Deze worden opgepakt in 2015. Het gaat hierbij om: − het opnemen van een structurele meting (ten minste elke drie jaar) om de effectiviteit van de communicatiemiddelen te meten (zie 3.4.2); − het organiseren van deelnemersbijeenkomsten zoals dat in het verleden o.a. is gebeurd over onderwerpen als risicohouding en verantwoord beleggen (zie 3.4.2); − het expliciet vastleggen van de wijze van uitvoering. Dit wordt meegenomen bij de herijking van het uitbestedingsbeleid. Daarbij zal ook gekeken worden hoe deze informatie aan de belanghebbenden beschikbaar wordt gesteld. Fiduciair manager BlackRock is eind 2014 geëvalueerd met behulp van een externe partij. De conclusie die uit deze evaluatie is getrokken, is dat BlackRock goed functioneert en dat het fonds het vermogensbeheercontract continueert. Wel is er ruimte voor verbeteringen, welke in 2015 doorgevoerd zullen worden. Eind 2015 zal pensioenuitvoerder TKP geëvalueerd worden met behulp van een externe partij.
3.3.3
Informatie vanuit extern toezicht
De toezichthouders hebben geen formele maatregelen opgelegd aan het pensioenfonds. Het afgelopen jaar zijn aan het pensioenfonds door de toezichthouders geen dwangsommen of boetes opgelegd. Evenmin zijn door de toezichthouders aanwijzingen aan het pensioenfonds gegeven, noch is een bewindvoerder aangesteld of is de bevoegdheidsuitoefening van organen van het pensioenfonds gebonden aan toestemming van de toezichthouders. De toezichthouder DNB heeft in 2012 pensioenfondsen verzocht onderzoek te doen naar de betrouwbaarheid van (individuele) gegevens van pensioenaanspraken (Quinto P-onderzoek). Na een eerste onderzoek van TKP, de administrateur van het pensioenfonds, blijken er geen ernstige onjuistheden te bestaan in de administratie. Ook uit een naderhand uitgevoerde steekproef door TKP op haar systemen, blijken geen ernstige onvolkomenheden en zijn nadere maatregelen niet nodig. Een jaarlijks Quinto P-onderzoek is door TKP met ingang van 2014 opgenomen in haar ISAE 3402 type II rapportage.
18
Uit de evaluatie van het korte termijn herstelplan begin 2014 is gebleken dat het pensioenfonds geen kortingen heeft moeten doorvoeren. De toezichthouder heeft dit bevestigd. Het pensioenfonds voldoet aan de sanctiemaatregelen jegens Rusland in verband met de situatie in de Oekraïne, zowel op het gebied van de pensioenadministratie als op het gebied van het vermogensbeheer. De toezichthouder heeft geen opmerkingen gemaakt bij de per 1 juli 2014 gewijzigde statuten. De statuten zijn gewijzigd in verband met de invoering van de Wet Versterking Bestuur Pensioenfondsen en de wijzigingen in de governance die het bestuur heeft doorgevoerd. Het bestuur neemt de aanbevelingen uit de door de toezichthouder gepubliceerde 'Guidance uitbesteding' mee bij de evaluatie van het uitbestedingsbeleid, die voor 2015 gepland staat. Hierbij zal tevens vastgelegd worden voor welke wijze van uitvoering gekozen is, en waarom. Deze informatie zal beschikbaar komen voor belanghebbenden. Het pensioenfonds heeft meegewerkt aan de onderzoeken van de toezichthouder inzake belangenverstrengeling en de vaststelling van de premie 2015. De uitkomsten van het onderzoek naar belangenverstrengeling zijn inmiddels ontvangen; het pensioenfonds heeft de beheersing van dit risico nog niet optimaal ingevuld en zal in 2015 onderzoeken waar er verbeteringen mogelijk zijn.
3.3.4
Geschiktheid
In het beleidsdocument “Geschikt pensioenfondsbestuur” is de geschiktheid van de bestuursleden en het beleid voor handhaving van deze geschiktheid uitgewerkt. Dit document is in 2014 aangepast aan de nieuwe governance en de nieuwe aanbevelingen van de Pensioenfederatie over bestuurlijke geschiktheid (Handreiking Geschikt Pensioenfondsbestuur). In 2015 zal het in dit document opgenomen opleidingsplan verder gestructureerd worden. Ook zal het in dit document opgenomen diversiteitsbeleid nader uitgewerkt worden. Het bestuur heeft eind 2013/begin 2014 zijn functioneren en de bestaande governance geëvalueerd, met behulp van een externe deskundige. Daarbij is input gevraagd en ontvangen van de raad van toezicht, het verantwoordingsorgaan en de werkgever. Deze input is mede gebruikt voor de gedachtenvorming over het toekomstige bestuursmodel. De belangrijkste conclusies uit de evaluatie zijn dat het bestuur goed functioneert, maar dat er wel bedreigingen zijn die dit kunnen ondermijnen. De belangrijkste bedreigingen zijn het tijdsbeslag, beschikbaarheid van deskundige bestuursleden en de hoogte van de uitvoeringskosten ten opzichte van de schaalgrootte. De bestuursondersteuning zal versterkt worden, door een intensievere inzet van de interne adviseurs, o.a. bij de coördinatie van de verschillende uitvoerders. Het bestuur heeft het belang van het tijdig beschikbaar hebben van nieuwe bestuursleden wederom aangekaart bij werkgever. De werkgever is bezig beleid te formuleren waarin het bestuurslidmaatschap gefaciliteerd wordt met het beschikbaar stellen van tijd en het opnemen in de jaarlijkse beoordeling. Ook probeert het bestuur met de voordragende partijen te komen tot een 'pool' van geschikte potentiële kandidaten. Eind 2014 zijn er functioneringsgesprekken gevoerd door de voorzitter met de bestuursleden. Hieruit blijken geen grote zorgpunten. Op onderdelen zullen de bestuursleden zich nader verdiepen en cursussen/opleidingen volgen.
19
3.3.5
Klachten en geschillen
In 2014 heeft het pensioenfonds één klacht ontvangen die binnen de gehanteerde termijnen is afgehandeld. De klacht betrof de doorlooptijd voor een verzoek tot waardeoverdracht en het eventueel mislopen van indexatie als gevolg hiervan. De langere doorlooptijd was mede te wijten aan de vorige pensioenuitvoerder. De vorige uitvoerder heeft de rekendatum voor de waardeoverdracht bepaald.
3.3.6
Compliance
Met betrekking tot de naleving van de gedragscode in 2014 zijn geen afwijkingen geconstateerd. Ook uit de resultaten van de compliance scan, die in navolging op de compliance scans bij TKP en BlackRock is uitgevoerd bij de custodian, de Bank of New York Mellon blijken geen bevindingen die actie behoeven. De compliance chart van het pensioenfonds wordt minimaal één maal per jaar geactualiseerd. De bevindingen uit de compliance scans bij de uitvoerders zijn opgenomen in de compliance chart.
3.3.7
Statuten en reglementen
De statuten, het huishoudelijk reglement en de reglementen van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht zijn in 2014 gewijzigd naar aanleiding van de “Wet versterking bestuur pensioenfondsen” en de “Code Pensioenfondsen” van de Pensioenfederatie en Stichting van de Arbeid. Hoewel het paritaire bestuursmodel is gehandhaafd, wijzigen onder andere de adviesrechten van het verantwoordingsorgaan. De raad van toezicht heeft goedkeuringsrechten gekregen voor bepaalde bestuursbesluiten.
20
3.4
Pensioenbeheer
3.4.1
Pensioenreglement
De sterftegrondslagen zijn per ultimo 2014 gebaseerd op de prognosetafel 2014 van het Actuarieel Genootschap, waarbij de ervaringssterfte gebaseerd blijft op de sociaaleconomische status ‘hoog’. De eind 2013 gewijzigde reglementsfactoren zijn opgenomen in de versie 2014 van de reglementen. Pensioenreglement P2006 is eind 2013 aangepast aan het gewijzigde fiscale kader, dat geldt vanaf 1 januari 2014. De opbouw van nieuwe pensioenaanspraken is met ingang van 2014 gebaseerd op een pensioenrichtleeftijd van 67 jaar in plaats van 65 jaar. Bestaande aanspraken tot 2013 blijven gebaseerd op een pensioenrichtleeftijd van 65 jaar. De tweede belangrijke verandering betreft de beperking van het maximaal toegestane opbouwpercentage tot 2,05%. Daarbij is de franchise aangepast aan de maximale wettelijke kaders.
3.4.2
Pensioencommunicatie
Omdat communicatie steeds belangrijker en meer omvattend wordt, heeft het bestuur besloten een communicatiecommissie in te stellen, die de werkzaamheden van de tot dan toe functionerende leescommissie heeft overgenomen. De communicatiecommissie bereidt het communicatiebeleid voor en werkt de communicatie-uitingen uit. Ook stemt zij de communicatie van het pensioenfonds af met werkgever. Het pensioenfonds benadert pensioencommunicatie vanuit een strategische invalshoek, waarbij de communicatiemiddelen afgestemd worden op de verschillende doelgroepen en leeftijdscategorieën. Er zijn door het fonds doelstellingen voor de langere termijn vastgesteld en daarvan wordt een jaarlijks actieplan afgeleid. Uitgangspunten hierbij volgen uit de Pensioenwet en de eisen die de toezichthouders stellen. De communicatiedoelstellingen zijn klantgericht communiceren, pensioenbewustzijn bij de deelnemers vergroten en verantwoording afleggen over beleid en uitvoering. Hierbij worden zowel de actieve deelnemers als de inactieve deelnemers (gewezen deelnemers en pensioengerechtigden) betrokken. In 2015 zal een meerjarig communicatiebeleidsplan opgesteld worden. Hierin zal ook de aanbeveling uit de Code Pensioenfondsen om tenminste één keer per drie jaar een deelnemersonderzoek uit te voeren, worden meegenomen. De communicatie stond in 2014 vooral in het teken van de wijzigingen in de pensioenregeling per 1 januari 2014 (Witteveen I) en de nieuwe pensioenregeling die in gaat per 1 januari 2015. Daarbij worden ook wijzigingen doorgevoerd op basis van wet- en regelgeving. De brochures 'Uw pensioenregeling in het kort' en 'Waardeoverdracht' zijn aangepast aan de nieuwe regeling en hebben een nieuw uiterlijk gekregen. In het voorjaar van 2014 is in overleg met werkgever een onderzoek onder de deelnemers uitgevoerd over de toekomst van de pensioenregeling en de risicobereidheid van de deelnemers. Het pensioenfonds richtte zich hierbij op de gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, waar de werkgever zich op de actieve deelnemers richtte. De resultaten van dit onderzoek zijn in het tweede kwartaal gepubliceerd op de website en in de pensioenkrant. Omdat het pensioenfonds periodiek de effectiviteit en de waardering van de communicatieinspanningen van het fonds wil meten, zal in 2015 een onderzoek gedaan worden. Tevens zullen er deelnemersbijeenkomsten plaatsvinden, waarin onder andere de risicohouding van het fonds en maatschappelijk verantwoord ondernemen aan de orde gesteld zullen worden.
21
In 2014 zijn twee pensioenkranten verschenen met informatie over de veranderde pensioenregeling en de financiële situatie van het pensioenfonds. In de editie van juni is ingegaan op de resultaten van de klankbordsessies en het onderzoek naar de nieuwe pensioenregeling. Ook was er een vooruitblik naar de veranderingen die in 2015 op stapel staan. Zoals altijd was er ook ruimte voor inhoudelijke onderwerpen uit de pensioenregeling. In de editie van december 2014 werd ingegaan op de nieuwe pensioenregeling per 1 januari 2015. Daarnaast verandert de berekening van de dekkingsgraad en ook dit werd uitgelegd. Ten slotte werd nog vooruitgekeken naar het toeslagbesluit. De website neemt een belangrijke plaats in bij de communicatie. In mailingen wordt standaard verwezen naar de website. Verder kunnen er brochures, jaarverslagen en pensioenkranten gedownload worden. Bovendien kunnen deelnemers zich op de website aanmelden voor de digitale nieuwsbrief. Er is een verkorte versie van het jaarverslag beschikbaar gesteld op de website. Via een persoonlijk deel van de website kan men gebruik maken van de pensioenplanner. Hiermee kunnen deelnemers verschillende varianten voor zijn of haar pensioen doorrekenen, waarbij onder andere de ingangsdatum een variabele is. Het pensioenfonds heeft bijdragen geleverd aan diverse voorlichtingsdagen die de werkgever en de Belangenvereniging Pensioengerechtigden DNB organiseerden. Bestuursleden hebben vanuit de positie van het pensioenfonds toegelicht wat de rol van het bestuur is bij de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling en hoe het bestuur deze beoordeelt. Op de jaarlijkse reünie van de Belangenvereniging Pensioengerechtigden DNB konden de bezoekers vragen stellen aan medewerkers van de pensioenuitvoerder. Voorts hebben de deelnemers persoonlijke brieven/informatie ontvangen over: - het uitblijven van toeslagverlening per 31 december 2013, waarbij ook gemeld kon worden dat het pensioenfonds de pensioenaanspraken en -rechten niet hoefde te korten; - een extra toelichting bij de uitkeringsspecificatie. Hierdoor zijn er minder vragen over de specificatie gesteld aan de pensioenconsultants; - het Uniform PensioenOverzicht voor de actieve deelnemers. Dit is ook digitaal beschikbaar op het persoonlijke deel van de website; - een overzicht van het partnerpensioen / bijzonder partnerpensioen (voor de pensioengerechtigden); - startbrieven en andere procesbrieven, eventueel vergezeld van een brochure. Pensioencommunicatie in 2015 en daarna In 2015 ligt de focus vooral op het verder duidelijk uitleggen van de veranderingen die per 1 januari 2015 in werking zijn getreden, zowel door gewijzigde wet- en regelgeving als door invoering van de nieuwe pensioenregeling. Het pensioenfonds heeft daarbij een speciale verantwoordelijkheid waar het gaat om de communicatie met gewezen deelnemers en pensioengerechtigden omdat deze groepen door de werkgever niet worden bereikt. Het pensioenfonds zal zich blijvend inspannen om in de communicatiebehoefte van alle doelgroepen te voorzien. De manier waarop dat gebeurt, kan wel veranderen, bijvoorbeeld door veranderende wet- en regelgeving op het gebied van pensioencommunicatie. Een beweging naar meer digitale communicatie ligt daarbij voor de hand. Ook omdat het een manier is om de groep jongeren met nieuwe middelen bij het onderwerp te betrekken.
22
3.4.3
Integraal risicomanagement
Integraal risicomanagement (IRM) is het proces waarmee door het fonds richting wordt gegeven aan de risicobeheersing en geldt als basis voor het besluitvormingsproces van het bestuur. Het IRM is erop gericht om de doelstellingen van het pensioenfonds te borgen, waarbij de risico's op een juiste wijze worden onderkend en beheerd. Voor het geheel van de risico’s waar een pensioenfonds mee te maken krijgt (financieel en niet-financieel), wordt continu een cyclus doorlopen bestaande uit het opstellen van de risicostrategie, het identificeren van de risico’s, de risicobeheersing, de monitoring en het borgen van maatregelen, de terugkoppeling met betrekking tot de beheersing van deze risico’s en de opvolging en bewaking van eventuele aanpassingen. Het risicoprofiel van het pensioenfonds is op een gestructureerde wijze in kaart gebracht en vastgesteld. Bij het IRM maakt het fonds gebruik van de FIRM methodiek ontwikkeld door de toezichthouder DNB. Het fonds kan hierbij volgens een gestructureerde opzet het risicoproces inrichten aan de hand van de geïdentificeerde risico’s en de daarbij behorende beheersmaatregelen. Het integraal risicomanagementsysteem is erop gericht om onder andere door het monitoren van de risico’s, de verschillende risicorapportages en de ingezette beheersmaatregelen de doelstellingen van het fonds te borgen. In 2015 zal het bestuur opnieuw een risicoanalyse uitvoeren, waarbij ook onderzocht zal worden of de systematiek van FOCUS! een toegevoegde waarde heeft. Het bestuur heeft de voornaamste FIRM risico’s gekoppeld aan de fondsdoelstellingen. Het monitoren van deze risico’s is tussen de audit- en beleggingscommissie verdeeld. Het bestuur wordt ieder kwartaal door een integrale risicomanagementrapportage geïnformeerd over de status en ontwikkeling van de belangrijkste financiële en niet financiële risico’s. Een belangrijk onderdeel is de beoordeling van de SLA-rapportages van de uitvoeringsorganisaties. De belangrijke risico’s die het fonds bewaakt, betreffen onder andere het renterisico en het langlevenrisico. De waarde van de beleggingen ten opzichte van de nominale pensioenverplichtingen wordt sterk beïnvloed door de hoogte van de geldende marktrente. Het fonds probeert de beweeglijkheid van de dekkingsgraad te beperken door een hoge mate van renteafdekking. In de IRM rapportages wordt daarom inzicht verschaft in de effectiviteit van de renteafdekking. Het fonds heeft besloten om eind 2014 voor de actuariële grondslagen over te stappen op de nieuwste overlevingstafel AG 2014. Het fonds maakt voor de eigen fondsspecifieke levenskansen gebruik van de aanvullende informatie van het CBS, die gemiddelde levensverwachtingen verbijzondert naar een vijftal inkomensklassen. De eigen fondsspecifieke levensverwachtingen worden zo vastgesteld dat de gemiddelde levensverwachting bij verschillende leeftijdscohorten voor het fonds overeenkomt met de door het CBS vastgestelde gemiddelde levensverwachting van de inkomenscategorie 'Hoogste inkomensklasse'. Het Integraal Risicomanagement wordt jaarlijks geëvalueerd. Tijdens de evaluatie wordt ook specifiek getoetst in hoeverre risico’s naar voren zijn gekomen die niet standaard in de risicomonitoring zijn opgenomen. Dit kan aanleiding zijn de risicorapportages daarop aan te passen. Ook aan de hand van themaonderzoeken en 'good practices' van de toezichthouder, wordt het huidig IRM kader beoordeeld. Naar aanleiding daarvan wordt in 2015 onder andere hernieuwd naar het uitbestedingsbeleid gekeken. Ook zal door het aangepast FTK dat op 1 januari 2015 ingaat, kritisch gekeken worden naar de bestaande IRM rapportages.
23
3.4.4
Uitvoeringskosten
De uitvoeringskosten van de pensioenregeling zijn in 2014 gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. In tabel 4 worden de kosten gepresenteerd conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie, waarbij het aantal deelnemers de som is van het aantal actieve deelnemers en gepensioneerden. Gewezen deelnemers worden volgens de definitie van de Pensioenfederatie buiten de berekening gehouden. De uitvoeringskosten worden opgedeeld in: 1. Kosten van pensioenbeheer: dit betreft de integrale kosten voor pensioenbeheer. Hierbij is het aandeel van de algemene kosten wat volgens de aanwijzingen van de Pensioenfederatie toegewezen kan worden aan vermogensbeheer, uitgezonderd. 2. Kosten van vermogensbeheer: dit betreft de integrale kosten voor vermogensbeheer, inclusief kosten begrepen in onderliggende beleggingsstructuren (bijvoorbeeld bij beleggingsfondsen waarin wordt geparticipeerd). Het aandeel van de algemene kosten wat volgens de meest recente aanwijzingen van de Pensioenfederatie toegewezen kan worden aan vermogensbeheer, is hieronder ook opgenomen. 3. Transactiekosten: dit betreft de transactiekosten van de directe beleggingen van het pensioenfonds (inclusief acquisitiekosten bij illiquide beleggingen), alsmede de toe- en uittredingsvergoedingen bij beleggingen in beleggingsfondsen. Tabel 4: Uitvoeringskosten pensioenregeling
Pensioenuitvoeringskosten in euro’s per deelnemer Vermogensbeheer als percentage van het gemiddeld belegd vermogen Transactiekosten als percentage van het gemiddeld belegd vermogen
2014
2013
2012
361
284
383
0,32%
0,27%
0,31%
0,18%
0,22%
0,19%
De pensioenuitvoeringskosten zijn met name gestegen als gevolg van een stijging van de kosten verband houdende met de werkzaamheden voor implementatie van de nieuwe regeling en het uitvoeren van een ALM studie in 2014. Uit een vergelijking van de pensioenuitvoeringskosten over 2013 met pensioenfondsen van vergelijkbare grootte, blijkt dat de uitvoeringskosten per deelnemer iets onder het gemiddelde zitten. Het bestuur monitort de kosten op kwartaalbasis en stuurt bij waar mogelijk. Bij beleidsbeslissingen worden de kosten telkens meegewogen bij het te nemen besluit. De stijging van de kosten vermogensbeheer wordt voor een belangrijk deel verklaard doordat de performance fee van één van de aandelenmanagers over het jaar 2013 in de kosten van 2014 is verantwoord. De performance fee is de extra vergoeding die de aandelenmanager ontvangt voor het behalen van extra rendement ten opzichte van het marktgemiddelde. Deze kosten worden in de factuur voor het vierde kwartaal in rekening gebracht. De kosten over het vierde kwartaal 2013 zijn echter pas in het tweede kwartaal 2014 gefactureerd. De kosten vermogensbeheer bevatten daarmee zowel de performance fee van 2013, als die van 2014. Zonder de performance fee over 2013 zou het percentage kosten vermogensbeheer over 2014 uitkomen op 0,26%. De bepaling van de transactiekosten vindt plaats door een schatting. Ten opzichte van 2013 is het percentage transactiekosten gedaald omdat het belegd vermogen is toegenomen en doordat de transactiekosten van vastrentende waarden in omvang zijn afgenomen. De schattingsmethodiek die gehanteerd wordt is conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie.
24
3.4.5
Ontwikkelingen in 2014 en daarna
De pensioensector heeft te maken met een groot aantal wijzigingen op het gebied van wet- en regelgeving. In de volgende alinea’s is een korte toelichting op een aantal belangrijke wijzigingen opgenomen. Het bestuur van het pensioenfonds volgt deze ontwikkelingen op de voet. Wetsvoorstel pensioencommunicatie Het doel van de ‘Wet pensioencommunicatie’ is in de wetgeving meer ruimte te bieden voor maatwerk door pensioenuitvoerders en gelaagdheid in informatie. De mogelijkheden tot digitale informatieverstrekking worden uitgebreid en de communicatie over koopkracht en risico’s worden geüniformeerd. Ook zal het pensioenregister stapsgewijs worden uitgebreid met functionaliteiten, zodat het te verwachten pensioeninkomen in een oogopslag inzichtelijk wordt. De verwachte datum van inwerkingtreding is 1 juli 2015. Algemeen pensioenfonds (APF) Het APF biedt een extra keuzemogelijkheid aan werkgevers en werknemers voor het laten uitvoeren van een pensioenregeling. Met name kleine pensioenfondsen beraden zich over hun toekomst, mede in het licht van de eisen ten aanzien van governance, risicomanagement en uitvoeringskosten. De introductie van het APF, die een bundeling in de uitvoering van pensioenregelingen mogelijk maakt, zal daardoor bijdragen aan schaalvoordelen, geleidelijke standaardisatie van de pensioenuitvoering, lagere uitvoeringskosten en professionalisering, terwijl de eigen identiteit en solidariteitskring van pensioenregelingen behouden kunnen blijven. Het wetsvoorstel is op 19 december 2014 aan de Tweede Kamer aangeboden. De beoogde datum van inwerkingtreding is waarschijnlijk 1 januari 2016. Nationale Pensioendialoog Parallel aan de regelgeving voor de korte en middellange termijn is het kabinet gestart met een brede dialoog over de fundamenten van het pensioenstelsel: de Nationale Pensioendialoog. Mede door demografische, economische, arbeidsmarkt-gerelateerde en sociaal-culturele ontwikkelingen leven er fundamentele vragen over de inrichting van het pensioenstelsel en zijn maatschappelijke houdbaarheid op langere termijn. Het is volgens het kabinet van belang dat het gesprek hierover breed wordt gevoerd. Eventuele fundamentele wijzigingen van het pensioenstelsel treffen iedereen. Uit de eerste fase van de Nationale Pensioendialoog heeft het kabinet vijf ‘rode draden’ gedestilleerd: (1) Pensioenen moeten transparanter en minder complex worden gemaakt. (2) De veranderende arbeidsmarkt is een belangrijke reden om het aanvullend pensioenstelsel te veranderen. (3) Er is een roep om meer aansluiting bij individuele behoeftes. (4) Solidariteit wordt als positief ervaren, maar er is verschil van mening hoe deze moet worden vormgegeven. (5) Er is verschil van mening wie voor welk pensioenthema verantwoordelijk is: het individu, sociale partners of de overheid. Een hoofdlijnennotitie wordt naar verwachting in mei 2015 aan de Tweede Kamer aangeboden. Herziening Financieel Toetsingskader (FTK) Op 1 januari 2015 is de wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van hoofdstuk 6 van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (gemiddeld ongeveer 20%) wordt als gevolg van een gewijzigde standaardmethode ter berekening van het vereist eigen vermogen (via aanpassing lagere wetgeving) circa 5% hoger. In het toetsingskader dat gold tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan dus sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad - voor een gemiddeld fonds - onder 125% terecht komt. Het onderscheid tussen een korte- en langetermijnherstelplan is komen te vervallen. In de situatie dat als gevolg van financiële schokken of een stijging van de levensverwachting de beleidsdekkingsgraad onder het niveau behorend bij het vereist eigen vermogen terechtkomt, moeten direct maatregelen genomen worden. Er wordt niet langer gewacht met korten tot na een herstelperiode in de situatie dat
25
er onvoldoende herstelkracht is en andere maatregelen niet afdoende effectief zijn. Wel mogen maatregelen worden gespreid over 10 jaar. Daarnaast zijn er regels geïntroduceerd voor de toeslagverlening. Zo kan er alleen toeslag worden verleend vanaf een beleidsdekkingsgraad van 110%. De toeslag die verleend mag worden, is afhankelijk van hoever de dekkingsgraad boven 110% ligt. Zo mag er ca. 0,5% toeslag verleend worden bij een dekkingsgraad van 115%, ca. 1,0% toeslag bij een dekkingsgraad van 120%, etc. De toeslag wordt zodanig vastgesteld dat deze naar verwachting blijvend op hetzelfde niveau kan worden gegeven. De premie mag ten slotte worden gedempt op basis van 10-jaarsrentemiddeling of – onder voorwaarden - op basis van verwacht rendement. De wet ‘Aanpassing financieel toetsingskader’ is op 1 januari 2015 in werking getreden. Pensioenfondsen hoeven echter niet eerder dan op 1 juli 2015 te voldoen aan de nieuwe eisen ten aanzien van de ABTN, het financieel crisisplan, het beleggingsbeleid en het indexatiebeleid.
26
3.5
Vermogensbeheer
3.5.1
Relevante marktontwikkelingen voor de beleggingen
Het wereldwijde macro-economische beeld is niet sterk veranderd in 2014. De economische groei nam licht toe naarmate het jaareinde naderde, na een lichte vertraging aan het begin van het jaar, maar de fluctuaties bleven beperkt. De VS waren de belangrijkste drijvende kracht achter de groei. Het verruimende monetaire beleid bleef de meest bepalende factor voor de waargenomen prijsstijgingen van beleggingen. Ondanks het stopzetten van het monetaire opkoopprogramma (‘Quantitative Easing’) door de Federal Reserve in de VS, werd op wereldwijde schaal per saldo een verruimend beleid gevoerd. De ECB heeft de rente tweemaal verlaagd, in juni en september, en startte een tweetal opkoopprogramma’s. De Centrale Bank van Japan besloot haar monetaire beleid te verruimen en de Centrale Bank van China verlaagde de rente in het vierde kwartaal. Figuur 5: Aandelenontwikkeling en Europese lange renteontwikkeling gedurende 2014 150
3 2.8 2.6 2.4 2.2 2 1.8 1.6 1.4 1.2 1
145 140 135 130 125 120 115 110
MSCI Wereld (EUR)
Rente Duitse Staat (30-jaars)
Euro Swaprente (30-jaars)
Wereldwijde inflatie viel beneden de doelstellingen van de centrale banken, waarbij de inflatie in de Eurozone negatief werd tegen het jaareinde. De daling van de inflatie werd vooral veroorzaakt door de scherpe daling van energieprijzen. De kerninflatie (waarin o.a. het effect van olieprijzen niet wordt meegewogen) was 1% en ligt daarmee onder de doelstelling van de ECB die mikt op een inflatie van dicht tegen maar onder de 2%. De inflatieverwachtingen voor de korte en lange termijn daalden, veroorzaakt door de lage groei. De wereldwijde economische groei bleef positief maar onder de lange-termijn trend; wel zijn er verschillen op regionaal niveau. De groei in de VS was laag bij de start van het jaar, veroorzaakt door het barre winterweer, maar herstelde fors. De groei in Europa was stabieler maar laag. De groei in het VK bleef robuust, terwijl Japan een volatiel jaar had. De opkomende markten groeiden robuust, maar naarmate het jaar vorderde nam het momentum in een aantal belangrijke markten af. Geopolitieke spanningen overheersten met conflicten in de Oekraïne en het Midden-Oosten. Vooral de Russische economie stond onder druk, vanwege de invloed van sancties en de dalende olieprijs op de economische groei. Daartegenover stond de situatie in India, waar de verkiezing van een nieuwe regering en een geloofwaardige bestuurder van de centrale bank de groeiverwachtingen deed stijgen. Het ruime monetaire beleid leidde tot een rentedaling. Door de lage rente zijn beleggers op zoek gegaan naar meer rendement met als gevolg een beweging naar de meer risicovolle beleggingen. De lage groei en inflatie, gecombineerd met het ruime monetaire beleid, zorgde voor een significante daling in de obligatierentes, vooral aan het lange einde van de rentecurve. Daarbij zorgde de lage groei gecombineerd met een overschot in het olieaanbod tot een halvering van de olieprijzen. Bedrijfswinsten waren robuust in de VS en Japan en stabiel in Europa. Aandelenmarkten van
27
ontwikkelde markten stegen per saldo, maar het beeld was divers in de opkomende markten waar een verlies aan momentum in de groei en de daling in energieprijzen van negatieve invloed was op bedrijfswinsten. De renteverschillen tussen de periferie van de Eurozone versus Duitsland zetten hun daling voort, gedreven door de monetaire opkoopprogramma’s van de ECB. Ondanks een volatiel jaareinde behaalden de belangrijkste aandelenindices een positief rendement. Amerika en Japan noteerden een stijging van respectievelijk +13% en +10%, terwijl het rendement binnen Europa op +5% bleef steken en aandelenkoersen in het Verenigd Koninkrijk vrijwel onveranderd bleven. Onder de opkomende landen maakte de aandelenmarkt van India indruk met een stijging van +26%. Het ruime monetaire beleid, de afnemende inflatie en de dalende olieprijs zorgden voor dalende obligatierentes in de ontwikkelde markten. In de Eurozone daalde de 10-jaars Duitse rente tot 0,5% en bereikte daarmee een historisch dieptepunt. In landen in de periferie van de Eurozone zoals Ierland, Spanje en Italië daalden de rente en de renteverschillen met Duitsland. Dit werd onder meer veroorzaakt door de bezwerende woorden van de president van de ECB, Mario Draghi, dat de ECB alles in het werk zal stellen (‘we will do whatever it takes’) om de Euro te behouden en de toegenomen waarschijnlijkheid dat de ECB zou overgaan tot het opkopen van Europese staatsleningen. Ook in de rest van de wereld daalden de obligatierentes. Bedrijfsobligaties en obligaties van opkomende landen profiteerden van de dalende rentes. Wel waren er regionale verschillen in de rentespreads van bedrijfsobligaties, waarbij deze daalden in de Eurozone vanwege het opkoopprogramma van de ECB, terwijl ze stegen in de VS en het VK. Dollar genoteerde obligaties van opkomende landen behaalden een positief rendement, ondanks toegenomen rentespreads. Voor de Europese vastgoedmarkt was 2014 een gematigd positief jaar. Met de rente op obligaties op laagterecords daalde de rente in de vastgoedmarkten mee. Dit heeft een positief effect gehad op het rendement van vastgoed. Een langzaam herstel in de bezettingsgraad droeg hier ook aan bij. Binnen de regio herstelden de markten die de grootste neergang hebben meegemaakt tijdens de vastgoedcrisis verder, terwijl landen die als veilige havens worden beschouwd (e.g. Duitsland en Zweden) achterbleven.
28
3.5.2
Beleggingsresultaten
Op de beleggingen is gedurende 2014 een rendement behaald van 29,3%. De beleggingen in vastrentende waarden stegen met 21,7%, vooral veroorzaakt door de dalende rentes. Uitschieter hierbij was de Euro langlopende staatsobligatieportefeuille met een plus van 31,4%. Aandelen noteerden een rendement van 10,9% inclusief valuta-afdekking. Vastgoed behaalde een kleine plus met 1,5%. In tabel 4 wordt per beleggingscategorie de waarde per ultimo 2014 en het rendement over 2014 weergegeven en waar van toepassing wordt de bijdrage van actief beheer vermeld. Tabel 4: Bruto beleggingsresultaten 2014 5
Beleggingscategorie
TOTAAL Renteafdekking overlay
Waarde per ultimo 2014 mln. Euro
Rendement over 2014 %
1.603,7
29,3
40,2
Bijdrage actief beheer ten opzichte van de benchmark % n.v.t. n.v.t.
Totaal vastrentende waarden
1.252,4
21,7
0,0
Euro Core obligaties
317,9
11,7
0,5
Euro Langlopende Staatsobligaties
741,8
31,4
0,3
Euro Credit obligaties
143,0
7,4
-0,1
49,7
6,2
n.v.t.
257,3
10,9
0,4
Ontwikkelde Landen
210,9
11,4
1,1
Opkomende Landen
46,4
8,9
-2,5
Vastgoed
26,4
1,5
n.v.t.
Cash
27,4
0,6
Opkomende Landen obligaties Totaal aandelen 6
De negatieve impact van de daling van de swapcurve op de dekkingsgraad werd grotendeels gemitigeerd door het beleid ten aanzien van renteafdekking. Het fonds heeft in 2014 een renteafdekking gerealiseerd van 92%, wat licht onder de strategische renteafdekking van 93% is. Deze afdekking werd vormgegeven door een combinatie van beleggingen in vastrentende waarden en een swap-overlay. Het resultaat van de swap overlay heeft bijgedragen aan het totaalrendement van 29,3%. Dit betekent dat de stijging van de omvang van de verplichtingen van het fonds als gevolg van (parallelle) verschuivingen in de swapcurve voor 93% gecompenseerd werd door een waardestijging van deze beleggingen. De negatieve effecten van de daling van de swapcurve in 2014 zijn zodoende grotendeels teniet gedaan; het positieve rendement in de overige beleggingen (aandelen/vastgoed) was echter onvoldoende om de resterende negatieve effecten van de rentedaling en de éénmalige compensatie teniet te doen, wat resulteerde in een lichte daling van de (marktwaarde) dekkingsgraad. Het rendement op actief beheer bedroeg 0,2%, licht lager dan de in de Strategische Norm Portefeuille (SNP) geformuleerde doelstelling van 0,3%-punt. Het rendement van de actief beheerde obligatieportefeuilles bleef dicht in de buurt van de benchmark, met de Euro Core obligatieportefeuille licht boven de benchmark en de Euro Credit obligatieportefeuille licht eronder. De aandelenportefeuille behaalde een actief rendement van 0,4%. Onderliggend was het beeld divers. De twee managers van de ontwikkelde markten portefeuilles behaalden een actief rendement van respectievelijk 2,5% en -2,3%. De manager van de opkomende markten portefeuille bleef -2,5% achter bij de benchmark. In het 4e kwartaal van 2014 is - in lijn met het beleggingsbeginsel ‘passief, tenzij…’ 5 6
Rendementen zijn voor aftrek van de beheerfees. Het aandelenresultaat is inclusief de valuta-afdekking
29
besloten om afscheid te nemen van actief beheer van de aandelenportefeuilles en voor het aandelenbeheer één manager aan te stellen die de portefeuille passief belegt ten opzichte van een breed gediversifieerde wereldwijde aandelenindex waarin zowel aandelen uit ontwikkelde als opkomende markten vertegenwoordigd zijn. De transitie naar de nieuwe portefeuille wordt in het eerste kwartaal van 2015 afgerond. In vergelijking tot 2013, is de allocatie en renteafdekking in 2014 licht gewijzigd. Het risicobudget was licht hoger en dit is tot uitdrukking gebracht in een daling van de renteafdekking met 2% naar 93%, en een licht hogere allocatie naar aandelen. De huidige inflatie en de inflatieverwachtingen liggen onder de doelstelling van de ECB. Met het oog op de huidige financiële situatie van het pensioenfonds en lage inflatieverwachtingen voor de komende jaren heeft het pensioenfonds besloten om in 2014 geen specifieke instrumenten in de portefeuilles op te nemen om inflatierisico te mitigeren.
3.5.3
Strategische Norm Portefeuille 2015
Begin 2015 is besloten de SNP te wijzigen in verband met de nieuwe pensioenregeling en het nieuwe Financieel Toetsingskader. Ten tijde van het schrijven van het jaarverslag was de bepaling van de SNP 2015 nog niet afgerond. De onderstaande toelichting is gebaseerd op de afspraken die reeds door het pensioenfonds zijn geaccordeerd. Bij de bepaling van de SNP 2015 heeft het pensioenfonds besloten om het risicobudget te verhogen, om de kans op het realiseren van de indexatie-ambitie op lange termijn te verhogen. Dit resulteert erin dat het risicobudget wordt opgehoogd van ruim 4% naar 8%. Hiermee neemt het verwachte additionele rendement ten opzichte van de verplichtingen toe van 1,2% naar 1,6%. De strategische portefeuille 2015 zal daarmee afwijken van de actuele portefeuille eind 2014. Het risicobudget ten opzichte van 2014 is ingevuld door een hogere allocatie naar aandelen en vastgoed en het verlagen van de strategische renteafdekking. De strategische allocatie is gebaseerd op een lange termijn risicomodel van BlackRock. Dit hanteert veronderstellingen voor volatiliteit van en correlaties tussen verschillende beleggingscategorieën over een periode van 10 jaar. Op basis van deze methodiek bedraagt het risicobudget 8%. Het lange termijn risicomodel wordt passend geacht omdat het aansluit bij het lange termijn karakter van de verplichtingen. Een sterke daling van de aandelenmarkten of een forse toename van de renteverschillen tussen EMU-landen vormen de belangrijkste risico’s voor het pensioenfonds. Het liquiditeitsrisico is beperkt. Een stress test heeft uitgewezen dat het pensioenfonds over voldoende buffers beschikt om aan onderpandsverplichtingen vanuit de swapcontracten te voldoen in geval van een zeer sterke rentestijging. De allocatie naar aandelen en vastgoed wordt verhoogd naar 30% en de renteafdekking verlaagd naar 75%. De belangrijkste drijvers van het totale risico van de portefeuille zijn de verhouding tussen risicovolle beleggingen, voornamelijk aandelen, versus (langlopende) obligaties en het niveau van de renteafdekking. Bedrijfsobligaties en vastgoed hebben een beperkt effect. Om de verhoging van het risicobudget te bewerkstelligen is daarom besloten om het gewicht van aandelen te verhogen van 17,5% naar 25%, voor vastgoed van 3% naar 5% en de renteafdekking te verlagen van 93% naar 75%. De verhoging van de allocatie naar aandelen en vastgoed wordt gefinancierd uit de Euro langlopende staatsobligatieportefeuille. De aandelenportefeuille wordt sinds begin 2015 belegd in een passieve strategie met wereldwijde exposure naar ontwikkelde en opkomende markten. Dit is in lijn met het nieuwe beleggingsbeginsel van het pensioenfonds ‘passief, tenzij…’. De allocatie naar de 3 actieve aandelenmanagers is eind januari 2015 beëindigd en de vrijgekomen middelen zijn gebruikt ter financiering van de passieve strategie. In de SNP 2015 wordt de strategische allocatie van deze strategie opgehoogd van 17,5% naar 25%. In de vastgoedallocatie wordt een nieuwe strategie opgenomen die belegt in REITs (Real Estate Investment Trusts). Exposure naar vastgoed wordt in de SNP 2014 gerealiseerd door een allocatie in het CBRE EuroSiris fonds. Dit fonds is in liquidatie, waardoor de vastgoedallocatie de laatste
30
jaren geleidelijk is gedaald van 5% naar minder dan 2%. Om te komen tot een totale allocatie van 5%, heeft het pensioenfonds besloten te beleggen in een passieve strategie met wereldwijde exposure naar REITs. Deze strategie is liquide en zal op termijn de volledige allocatie naar vastgoed invullen, naarmate het CBRE fonds verder liquideert. De verlaging van de rentehedge wordt gerealiseerd door een lagere allocatie naar Euro langlopende staatsobligaties en aanpassingen in de swapsportefeuille. De lagere allocatie naar Euro langlopende staatsobligaties is benodigd ter financiering van de hogere allocatie naar aandelen en vastgoed. Hierdoor neemt het renterisico van de portefeuille en daarmee de rentehedge af. De daling van de renteafdekking naar 75% wordt mede gerealiseerd via aanpassingen in de swapportefeuille. Bij de afdekking van het valutarisico is een samenvoeging van de valuta-afdekking voor aandelen en in dollars genoteerde obligaties van opkomende landen gerealiseerd in januari 2015. Dit waren tot voorheen 2 separate portefeuilles, waarin mogelijk tegengestelde transacties plaatsvonden. Het samenvoegen van beide portefeuilles draagt bij aan een efficiëntere valutaafdekking. De allocatie naar Euro credit obligaties wordt herzien. Mogelijk wordt de allocatie verder gediversifieerd naar additionele beleggingscategorieën zoals Amerikaanse credit obligaties, High Yield obligaties en staatsobligaties van opkomende markten in lokale valuta. Het bestuur blijft bij zijn keuze om zo veel mogelijk op basis van een marktwaardering van de verplichtingen te sturen. Het gebruik van de ultimate forward rate methodiek impliceert een lagere rentegevoeligheid van de verplichtingen, en zou tot een andere wijze van renteafdekking leiden.
31
3.5.4
Verantwoord beleggen
Het pensioenfonds voert een beleid van verantwoord beleggen door het onderschrijven van de UN Global Compact en UN Principles for Responsible Investment. United Nations Global Compact heeft betrekking op mensenrechten, arbeidsomstandigheden, het milieu en corruptie. Het pensioenfonds verwacht dat ondernemingen waarin het pensioenfonds belegt deze principes respecteren. Aan verantwoord beleggen wordt invulling gegeven door engagement en uitsluiting. Het fonds heeft haar fiduciair beheerder (BlackRock) het mandaat verleend een actief aandeelhouderschap te voeren en te stemmen op aandeelhoudersvergaderingen. Daarnaast voert het fonds een uitsluitingsbeleid waarbij niet wordt belegd in ondernemingen die: • Betrokken zijn bij de productie van controversiële wapens; • Niet acteren conform door de Nederlandse overheid ondertekende verdragen; • Op de zwarte lijst staan van Global Compact; • Structureel onvoldoende openstaan voor engagement • Betrokken zijn bij ad hoc gebeurtenissen die zwakheden ten aanzien van socially responsible investment (SRI) aantonen. Het pensioenfonds streeft ernaar het uitsluitingenbeleid voor een zo groot mogelijk deel van de beleggingsportefeuille te implementeren. Daartoe worden - indien de kosten dit toelaten – beleggingen vormgegeven middels het beheer in een eigen mandaat (separaat mandaat). Het beleid kan niet worden toegepast op beleggingen in beleggingsfondsen waar ook andere beleggers in participeren (fondsbeleggingen). De uitsluitingenlijst wordt periodiek geactualiseerd. BlackRock levert elk kwartaal een overzicht van de belangrijkste engagement inspanningen voor de bedrijven waarin door het pensioenfonds is geïnvesteerd. Belangrijke thema’s zijn nog steeds de beloningen voor bankiers en een betere vertegenwoordiging van vrouwen aan de bestuurstafels. Toezichthouders en wetgevers komen op deze terreinen, maar ook via andere onderwerpen ten aanzien van goed bestuur, geregeld naar voren met initiatieven. Op de uitsluitingenlijst staan producenten van controversiële wapens en bedrijven die zich bezighouden met de productie, distributie of andere activiteiten rondom clustermunitie.
32
De focus van het SRI zal in 2015 liggen op onafhankelijke opstelling van besturen, beschermingsconstructies en toepassing van de SRI screening op de vastrentende portefeuilles. De nadruk bij SRI screening ligt vooralsnog op de aandelenbeleggingen. De vastrentende portefeuilles kunnen obligaties van niet-beursgenoteerde bedrijven bevatten, waardoor het screenen van vastrentende portefeuilles lastiger is. Een effectieve screening op de vastrentende waarden portefeuille is nog niet doorgevoerd. De implementatie is voorzien voor 2015. Doelstellingen en belangrijkste karakteristieken beleggingsportefeuilles 2014 Langlopende staatsobligatieportefeuille Aangehouden ter afdekking van het renterisico en bestaande uit Europese staatsleningen met een looptijd langer dan 15 jaar. De grootste holdings zijn in Duitsland (43%) en Frankrijk (26%). België is ultimo 2014 de issuer met de laagste rating. De portefeuille wordt passief beheerd. Euro core obligatieportefeuille Aangehouden voor het afdekken van renterisico en tevens voor extra rendement (boven het vanuit de verplichtingen benodigde rendement) via het lopen van kredietrisico. De portefeuille bestaat uit Europese staatsleningen, semi-overheidsobligaties en bedrijfsobligaties, voor respectievelijk 58%,10%, en 16%. 28% van de portefeuille heeft een AAA-rating, terwijl 38% een rating BBB+ of lager kent. De portefeuille wordt actief beheerd met een tracking error tussen 0,5-1,25%. Euro credit portefeuille Aangehouden voor het afdekken van renterisico en het behalen van extra rendement via het lopen van kredietrisico. De portefeuille is voornamelijk belegd in covered bonds (55%) en bedrijfsobligaties (37%). Covered bonds uit Spanje, Italië, Griekenland, Portugal en Ierland zijn uitgesloten, evenals obligaties van financiële instellingen. Het aandeel AAA-beleggingen bedraagt 51%, terwijl 22% een BBB rating kent. De portefeuille wordt actief beheerd met een tracking error tussen 0,5-1,25%. Obligaties opkomende landen Aangehouden met als doel extra rendement en diversificatie in de vastrentende beleggingen. Het betreft een volledig gefinancierde ETF. De belangrijkste landen waarin belegd is zijn Turkije en de Filipijnen. De ETF heeft de JP Morgan EM debt index als benchmark. De duration van deze portefeuille is 7,0 jaar. Circa 57% van de portefeuille heeft een investment grade S&P-rating. Aandelen ontwikkelde markten Aangehouden voor extra rendement en diversificatie. Deze beleggingen zijn voor 2/3e ondergebracht bij Wellington en 1/3e bij BlackRock en worden actief beheerd met een tracking error van 3-6% resp. 4-7%. Wellington hanteert een fundamenteel gedreven strategie, met een breed gespreide portefeuille met beperkte actieve sectorposities. BlackRock hanteert eveneens een fundamenteel gedreven strategie, maar heeft een geconcentreerde portefeuille met grote actieve sector posities. Beide hebben de MSCI World als benchmark. Het valutarisico wordt afgedekt. Aandelen opkomende markten Aangehouden voor extra rendement en diversificatie. De portefeuille wordt beheerd door JP Morgan, op basis van een kwantitatieve aanpak. De benchmark voor deze portefeuille is de MSCI Emerging Markets Index (in Euro). De basis voor de portefeuille wordt bepaald door aandelenselectie en in mindere mate door sector of landenkeuzes. Vastgoed Aangehouden voor diversificatie en extra rendement. Vastgoed levert naar verwachting een hoger rendement dan obligaties op lange termijn. Daarnaast is het een andere bron van rendement dan aandelenrendement en kan het bescherming bieden tegen inflatie. Er is belegd in een nietbeursgenoteerd indirect vastgoed fonds van CBRE. Het fonds is gericht op vastgoed van hoge kwaliteit en belegt in 19 onderliggende fondsen. De grootste geografische exposure is naar Duitsland, Frankrijk en Oost-Europa en vormt samen ruim 61% van het fonds. Beleggingen in de winkelsector zijn met 55% het grootst, gevolgd door kantoren en industrie met beide rond de 14%.
33
4.
Verslag verantwoordingsorgaan
Verantwoording en werkwijze Het verantwoordingsorgaan heeft zich een oordeel gevormd over het in 2014 gevoerde beleid door het bestuur. Het verantwoordingsorgaan vergadert regelmatig, waarbij tevens overleg wordt gevoerd met het bestuur, de raad van toezicht, de externe accountant en de certificerend actuaris. In zijn jaarlijkse opleidingsdag heeft het verantwoordingsorgaan zich laten informeren over toepassing van het nieuwe adviesrecht van het verantwoordingsorgaan over premie en, voor zover toen bekend, het Nieuwe Financieel Toetsingskader. Het verantwoordingsorgaan heeft kennis genomen van fondsdocumenten, zoals het jaarverslag, de bevindingen van de externe accountant en actuaris, het bevindingenrapport van de raad van toezicht en de verslagen van het bestuur en de vermogensbeheerder. Mutaties in de samenstelling van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht De heer Bharos heeft zijn lidmaatschap moeten beëindigen wegens het aanvaarden van een andere functie. Hij wordt opgevolgd door de heer Buitenkamp. De zittingstermijn van de heer Van Dorssen liep af op 1 januari 2015. Omdat hij inmiddels de maximale twee zittingstermijnen volgemaakt had, was hij niet herbenoembaar. Hij is opgevolgd door de heer Van der Zwan. De heer De Groot heeft de heer Geukers, die de maximale zittingstermijn had volgemaakt en derhalve niet herbenoembaar was, opgevolgd in de Raad van Toezicht. Bevindingen en aandachtspunten Situatie in het verslagjaar Het afgelopen verslagjaar bleef de onzekerheid over het wettelijk kader en de nieuwe pensioenregeling voortduren. Tegen het eind van het jaar zijn sociale partners een nieuwe pensioenregeling overeengekomen, die op 1 januari 2015 is ingegaan. De exacte uitwerking is echter nog niet geheel duidelijk in afwachting van de invulling van de lagere regelgeving omtrent het nieuwe Financieel Toetsingskader. Governance Het verantwoordingsorgaan heeft in het kader van de invoering op 1 juli 2014 van de Wet "Versterking bestuur pensioenfondsen" een positief advies gegeven over het handhaven van een paritair bestuursmodel met een raad van toezicht. De omvang van het verantwoordingsorgaan is teruggebracht van negen naar acht leden (aan werkgeverszijde is er een zetel minder). Als gevolg van invoering van deze wet zijn de adviesrechten van het verantwoordingsorgaan uitgebreid, met onder andere adviesrecht over het sluiten of wijzigen van de uitvoeringsovereenkomst. Daaraan is per 1 januari 2015 nog toegevoegd het adviesrecht over 'de samenstelling van de feitelijke premie en de hoogte van de premiecomponenten'. Het verantwoordingsorgaan heeft overleg gevoerd met de raad van toezicht om de taakafbakening tussen beide gremia duidelijk te krijgen, met name nu een evenwichtige belangenafweging ook als specifieke taak voor de raad van toezicht is benoemd. Premie 2015 Vooruitlopend op het nieuwe adviesrecht over de premie en conform de aanbeveling hiertoe van de toezichthouder, heeft het bestuur advies gevraagd aan het verantwoordingsorgaan over de premie die door cao-partijen is afgesproken voor 2015. Het verantwoordingsorgaan heeft een positief advies gegeven. Het verantwoordingsorgaan heeft geconstateerd dat het bestuur de nieuwe premiesystematiek kritisch heeft beoordeeld en aan de hand van de juiste vragen en doorrekeningen tot een evenwichtige afweging van alle belangen is gekomen. De conclusie van het bestuur dat met het overeengekomen premieniveau de nieuwe
34
pensioenovereenkomst financierbaar zou moeten zijn, wordt ondersteund door het verantwoordingsorgaan. Hierbij merkt het verantwoordingsorgaan op dat nog niet alle elementen van het nieuwe Financieel Toetsingskader duidelijk zijn en dat het zijn advies op de op dat moment bekende feiten en omstandigheden baseert. Het verantwoordingsorgaan is zich ervan bewust dat de premiehoogte, de premiecomponenten en de volgorde hoe deze worden ingezet, het resultaat zijn van de onderhandelingen tussen sociale partners over de nieuwe pensioenovereenkomst. Het bestuur toetst of de gemaakte afspraken uitvoerbaar zijn. Het verantwoordingsorgaan beoordeelt of de hoogte van de premie voldoende is om de pensioenafspraken na te komen, of de (verdeling binnen de) premie evenwichtig is voor alle groepen en of de regeling voldoende transparant is. Hierover brengt het advies uit. Het verantwoordingsorgaan realiseert zich dat bij tegenvallende resultaten ook de nieuwe systematiek de belanghebbbenden niet kan behoeden voor achterblijvende indexatie en mogelijke kortingen. Communicatie Het verantwoordingsorgaan heeft een positief advies uitgebracht over het communicatiebeleid. Daarbij heeft het verantwoordingsorgaan er wederom op gewezen dat alle doelgroepen bereikt moeten worden en het pensioenfonds hier met name een taak heeft jegens de gewezen deelnemers en gepensioneerden. Ook heeft het verantwoordingsorgaan erop gewezen dat de gevolgen van de nieuwe pensioenregeling en het nieuwe Financieel Toetsingskader goed uitgelegd moeten worden aan de deelnemers. Uitvoeringskosten De transparantie van de kosten van vermogensbeheer blijft een aandachtspunt voor het bestuur. Beleggingsbeleid Het verantwoordingsorgaan heeft bij het bestuur aandacht gevraagd voor de tegenvallende resultaten van de vastgoedbelegging in het Eurosirisfonds en van de aandelenmanager BlackRock. Het heeft begrepen dat BlackRock en de andere actieve aandelenmanagers begin 2015 vervangen zijn door één aandelenmanager, die een wereldwijde aandelenportefeuille passief beheert en dat het Eurosirisfonds de komende twee jaren verder afgebouwd wordt vanwege opheffing van dat fonds. De overgang naar een beleggingsbeleid op basis van een 'passief tenzij' filosofie vindt het verantwoordingsorgaan een goede ontwikkeling, mede in het licht van de hoogte en transparantie van de uitvoeringskosten. Het bestuur heeft de beide interne adviseurs intensiever ingezet voor de coördinatie tussen de uitvoerders en de advisering aan de beleggingscommissie. Het verantwoordingsorgaan heeft de indruk dat dit een verbetering is. Beloningsbeleid Het verantwoordingsorgaan heeft een positief advies uitgebracht inzake een wijziging van het beloningsbeleid. In deze regeling wordt een vergoeding geregeld voor die leden van bestuur. raad van toezicht en verantwoordingsorgaan die niet in dienst zijn van De Nederlandsche Bank. De normstelling sluit aan bij objectieve uitgangspunten van de Pensioenfederatie en het tijdsbeslag zoals vastgelegd in het Besluit Uitvoering Pensioenwet. Het advies van het verantwoordingsorgaan om de kosten van permanente educatie volledig ten laste van het fonds te laten komen, is overgenomen door het bestuur. Evaluatie van het verantwoordingsorgaan Het verantwoordingsorgaan heeft twee belangrijke adviesrechten erbij gekregen: over de premie en over de uitvoeringsovereenkomst. Beide onderwerpen zijn onderdeel van de onderhandelingen tussen cao-partijen en een belangrijk onderwerp van bespreking tussen bestuur en werkgever in het kader van de opdrachtaanvaarding voor uitvoering van de pensioenregeling door het bestuur. Het verantwoordingsorgaan is zelf niet betrokken in het totstandkomingsproces van de afspraken tussen sociale partners en het bestuur, en kan formeel pas aan het eind van het proces van zijn adviesbevoegdheid gebruikmaken. Daarbij is ook de omgeving waarin het pensioenfonds acteert zeer dynamisch. Betrokken partijen dienen hier in het gehele proces rekening mee te houden. Het
35
verantwoordingsorgaan heeft daarom het bestuur verzocht om voortaan jaarlijks een strategische planning op te stellen, zodat duidelijk is wanneer het verantwoordingsorgaan (formeel) een rol heeft bij de besluitvorming door het bestuur en hierover tijdig afspraken met het bestuur kunnen worden gemaakt. Binnen het hierboven geschetste kader heeft het verantwoordingsorgaan zijn functioneren geëvalueerd. Hierbij bleek dat het zijn taken voortvloeiend uit de verantwoordelijkheden die het heeft goed kan uitvoeren en dat de taakafbakening met de andere fondsorganen duidelijk is. Oordeel Het verantwoordingsorgaan komt tot het oordeel dat het bestuur een consistent beleid heeft gevoerd en met inachtneming van een voldoende mate van zorgvuldigheid de belangen van alle bij het pensioenfonds betrokken stakeholders heeft afgewogen. Het verantwoordingsorgaan stelt de goede en open contacten met het bestuur en de raad van toezicht zeer op prijs. Amsterdam, 22 mei 2015 B.H.J. Buitenkamp J.A.T. Denissen N.J. Engel-de Groot U. Karakhalil (plv. voorzitter) E.D. de Ruijter M.A. Santema P.M.M. Timmer (voorzitter) C.S. van der Zwan
36
4.1
Reactie bestuur op verslag verantwoordingsorgaan
Het bestuur heeft kennis genomen van het verslag van het verantwoordingsorgaan. Het bestuur bedankt het verantwoordingsorgaan voor het gedegen verslag en de open dialoog. Ook de in de loop van het jaar uitgebrachte, goed onderbouwde en constructieve adviezen, worden door het bestuur zeer op prijs gesteld. Taken verantwoordingsorgaan Het bestuur realiseert zich dat het voor alle fondsorganen nog zoeken is om goede invulling te geven aan de nieuwe taken van het verantwoordingsorgaan (en de raad van toezicht) en deze in te bedden in het speelveld van pensioenen als onderdeel van het arbeidsvoorwaardenpakket. Het bestuur zal de nu voorziene onderwerpen waar het pensioenfonds de komende jaren aandacht aan wil/moet schenken, duidelijk opnemen in de strategische kalender respectievelijk het auditplan, die onderdeel zijn van het jaarplan. Daarin worden de reguliere onderwerpen, de voor het betreffende jaar relevante onderwerpen en een vooruitzicht voor de komende jaren opgenomen. De rol en taken van het verantwoordingsorgaan en de raad van toezicht zullen expliciet aangegeven worden, inclusief - voor zover mogelijk - de planning daarvoor. Het bestuur zal de planning voor het komende jaar telkens in december met beide organen bespreken. Communicatie Het bestuur is zich terdege bewust van zijn taak om de gewezen deelnemers en gepensioneerden voldoende te betrekken in de communicatie van het pensioenfonds, aangezien de communicatie van werkgever gericht is op actieve deelnemers. Daarom is in het communicatie actieplan voor 2015 veel aandacht aan de inactieve deelnemers besteed en zal deze groep ook bijzondere aandacht krijgen in het in 2015 op te stellen meerjaren communicatieplan. Uitvoeringskosten Het bestuur blijft zich inspannen voor meer transparantie in de kosten van vermogensbeheer/ transactiekosten.
37
5.
Bevindingenrapport raad van toezicht
INLEIDING In dit bevindingenrapport heeft de raad van toezicht van het Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV de bevindingen en aanbevelingen zoals gebruikelijk ingedeeld in een aantal rubrieken. Voorafgaand aan de bevindingen hebben wij steeds de norm geformuleerd waaraan wordt getoetst. Wij toetsen in beginsel aan de normen, zoals geformuleerd in wet- en regelgeving alsmede de Code Pensioenfondsen. Om de leesbaarheid van dit bevindingenrapport te bevorderen worden in dit rapport deze normen niet stuk voor behandeld doch deze zijn per rubriek samengevat in één overkoepelende norm. De algemene conclusie van de raad is dat het fonds goed wordt bestuurd en dat het bestuur in control is. De raad heeft met genoegen geconstateerd dat het bestuur in het jaar 2014 belangrijke verbeterslagen heeft gemaakt. BEVINDINGEN Algemeen beleid Het bestuur van een fonds heeft tot taak zo goed mogelijk uitvoering te geven aan de pensioenregeling. Een pensioenfondsbestuur dient daartoe de doelstellingen van het fonds en de gehanteerde uitgangspunten (in overleg met andere organen) vast te stellen. Tevens dient het bestuur een visie te hebben op een toekomstbestendige uitvoering. Het beleid en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen dienen voldoende kenbaar te zijn. Bevindingen De raad constateert dat het bestuur zeer toegewijd is de missie te vervullen. Waar het strategische beleidskeuzes betreft valt het de raad op dat de aandacht vooral gericht is op de korte termijn. Dit is wellicht het onontkoombare gevolg van de lang aanhoudende onzekerheid omtrent het nieuwe pensioencontract en de exacte invulling van fiscale kaders. Er is dan ook vertraging opgelopen met betrekking tot het – in overleg met het verantwoordingsorgaan – opstellen van doelstellingen en beleidsuitgangspunten (waaronder de risicohouding). Het bestuur geeft via het bestuursverslag op transparante wijze inzicht in het beleid en de overwegingen die daaraan ten grondslag liggen. Dit verslag wordt ter beschikking gesteld aan de raad van toezicht en het verantwoordingsorgaan. In het jaarverslag geeft het bestuur aan een breder publiek uitleg over het beleid van het fonds en de resultaten. Aanbevelingen De raad beveelt het bestuur aan prioriteit te geven aan het in overleg met het verantwoordingsorgaan vaststellen van doelstellingen en beleidsuitgangspunten. Tevens beveelt de raad het bestuur aan blijvend aandacht te schenken aan de toekomst en toekomstbestendigheid van de uitvoering. Governance De structuur van een fonds dient zodanig te zijn dat goede besturing is geborgd. Voorts dienen individuele bestuursleden en het bestuur als geheel voldoende geschikt te zijn. Bevindingen De raad constateert dat het bestuur competent is en toegewijd de taken vervult. De bestuursleden zijn deskundig, zij stellen zich onafhankelijk op en er wordt op voet van gelijkwaardigheid geopereerd. Zoals al eerder door de raad is aangegeven blijft een aandachtspunt de beschikbaarheid van nieuwe bestuursleden. De raad heeft geconstateerd dat er met de werkgever afspraken zijn gemaakt over het tijdsbeslag van de bestuursleden en adviseurs in dienst van de werkgever. De raad beoordeelt dit positief. De uitbreiding van het takenpakket van de interne adviseurs in de beleggingscommissie heeft er toe geleid dat er op het terrein van vermogensbeheer duidelijk meer countervailing power is georganiseerd. Met
38
betrekking tot andere gespecialiseerde gesprekspartners is hier minder duidelijk sprake van. Er is een verbetering waargenomen: men stelt zich zakelijker op richting leveranciers, die ook mede door onafhankelijke derden worden geëvalueerd. Ook blijkt uit discussie van o.a. voorstellen van de beleggingscommissie in het gehele bestuur dat er voldoende countervailing power in het bestuur is t.a.v. de commissies. De raad constateert dat de samenstelling van het bestuur nog steeds niet erg divers van aard is. Met name niet als de man/vrouwverhouding in ogenschouw wordt genomen. Een goed onderbouwd diversiteitsbeleid wordt helaas gemist. Aanbevelingen De raad beveelt het bestuur andermaal aan een diversiteitsbeleid op te stellen en daar, onder meer bij de profielschets voor nieuwe bestuurders en de benoemingen, naar te handelen. Tevens beveelt de raad het bestuur aan voldoende kritisch te blijven ten opzichte van partijen waaraan werkzaamheden zijn uitbesteed. Beleidsuitgangspunten en financiële opzet Het fonds dient een deugdelijke financiële opzet te hebben. De financiële opzet dient zodanig te zijn dat voldaan wordt aan de eis van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening. De financieringsopzet moet toekomstbestendig zijn en in overeenstemming met de vastgestelde uitgangspunten en risicohouding. Bevindingen De raad stelt vast dat er begin 2015 duidelijkheid is ontstaan over de nieuwe pensioenregeling. Het betreft een pensioenregeling met een gemaximeerde premie. De financiële opzet verandert daarmee in belangrijke mate. Zoals eerder aangegeven heeft (voorafgaand aan de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling) de vaststelling van de doelstellingen en beleidsuitgangspunten (waaronder de risicohouding) niet tijdig in overleg met het verantwoordingsorgaan plaatsgevonden. De positie van het verantwoordingsorgaan bij de beoordeling van de premiestelling wordt daardoor gecompliceerd. Evenwichtige belangenafweging Het bestuur van een fonds dient er voor te zorgen dat belanghebbenden zich op een evenwichtige wijze vertegenwoordigd weten door het fonds. Bevindingen De raad constateert dat het bestuur bij het nemen van beleidsbeslissingen steeds de belangen van de verschillende partijen op een evenwichtige wijze afweegt. De overwegingen dienaangaande zijn ook terug te lezen in de verslagen. In de pensioenregeling zoals die gold in 2014 was er een duidelijk verschil in toeslagverlening tussen actieven en inactieven. Dit verschil werd veroorzaakt door de pensioenregeling en was geen gevolg van het beleid van het bestuur. Bij de overgang naar een pensioenregeling met een gemaximeerde premie zal de vraag in hoeverre een toeslag wordt verleend, meer een bestuursaangelegenheid zijn. Evenwichtige afweging van de verschillende belangen speelt daarbij een belangrijke rol. In het licht van de wettelijke wijzigingen per 1 januari 2015 heeft het bestuur besloten een eenmalige compensatie toe te kennen aan niet-actieven. Daarbij zijn de belangen door het bestuur op een evenwichtige wijze afgewogen. Beleggingsbeleid en vermogensbeheer Een pensioenfonds dient een beleggingsbeleid te hebben dat in overeenstemming is met de verplichtingen van het fonds en de vastgestelde risicohouding. De opdracht aan de vermogensbeheerder dient in overeenstemming te zijn met dit beleid en er dienen effectieve begrenzingen opgenomen te zijn in deze opdracht.
39
Bevindingen Het bestuur heeft aan het einde van het jaar verdere stappen gezet met betrekking tot de uitwerking van de ALM naar een nieuw risicobudget, renteafdekking en strategische asset allocatie. Er was nog geen beleggingsplan vastgesteld. Begin 2015 heeft het bestuur een risicohouding geformuleerd en deze afgestemd met sociale partners. Ook is op dat moment het nieuwe risicobudget vastgesteld en is een meer risicovolle strategische asset allocatie en lagere renteafdekking vastgesteld. De opdracht aan de vermogensbeheerder is in overeenstemming met het strategische beleid. Het beleggingsbeleid is herijkt in lijn met de beleggingsovertuigingen en er is weloverwogen besloten voor o.a. een verschuiving van actief naar passief beheer. Het proces waarbij beleid tot stand komt en beoordeling van de voorstellen van de beleggingscommissie door het bestuur verloopt zorgvuldig en geeft blijk van voldoende countervailing power in beide gremia. Dit is een belangrijke verbetering. De doorloopsnelheid in het besluitvormings- en implementatie traject is vrij laag en zou mogelijk verbeterd kunnen worden door bijv. frequenter overleg van de beleggingscommissie. Dit zou meegenomen kunnen worden in een zelfevaluatie van de beleggingscommissie. De beleidsvrijheid van de vermogensbeheerder is begrensd en bij voortduring wordt door de adviseurs adequaat gemonitord dat de vermogensbeheerder de toegestane bandbreedte niet overschrijdt. Voorts is er aandacht voor een adequate invulling van het management van het renterisico. Aanbevelingen De raad beveelt het bestuur aan stappen te zetten teneinde een breed draagvlak te hebben voor de geformuleerde risicohouding. In verband met de verhoging van het risicobudget en de daaruit volgende meer risicovolle invulling van de asset allocatie en lagere renteafdekking meent de raad dat een goede uitleg van deze verandering nadrukkelijk aandacht behoeft. De raad beveelt het bestuur aan kritisch te blijven kijken naar de beheersing van het renterisico en aandacht te hebben voor slagvaardigheid wat betreft beleidswijzigingen en de implementatie hiervan. Uitbesteding Het bestuur dient een visie op de uitvoering van de activiteiten van het pensioenfonds te hebben, inclusief een aanvaardbaar niveau van de kosten en zicht op de keten van uitbesteding. Daarbij dient het bestuur in control te zijn. De overwegingen bij de keuze voor de wijze van uitvoering worden vastgelegd en beschikbaar gesteld aan belanghebbenden. Partijen waar werkzaamheden aan worden uitbesteed, dienen op regelmatige basis te worden geëvalueerd. Hetzelfde geldt ten aanzien van de adviseurs waarmee het bestuur werkt. Bevindingen Het fonds heeft de pensioenadministratie uitbesteed aan TKP. Tevens is de bestuursondersteuning en advisering uitbesteed aan TKP. Een en ander ligt vast in een heldere overeenkomst en er zijn duidelijke SLA’s en kwartaalrapportages. Zoals ook verleden jaar door ons aangegeven, kunnen er vraagtekens gezet worden bij deze constructie omdat de onafhankelijkheid van de bestuursondersteuning en de advisering in het gevaar kan komen. Bovendien draagt deze constructie het gevaar in zich dat regievoering ontbreekt. Daarnaast constateert de raad dat uit de verslagen van de bestuursvergadering onvoldoende naar voren komt of het bestuur voldoende kritisch tegenwicht biedt aan de adviseurs van TKP. Wat het vermogensbeheer betreft opereert BlackRock als fiduciair manager. De raad merkt op dat ook hier een dubbelfunctie is omdat BlackRock niet alleen de fiduciair manager is maar tevens vermogensbeheerder van een aantal beleggingsfondsen. Dit brengt risico’s met zich mee van concentratie, te veel afhankelijkheid en te hoge kosten. Het zou prudenter zijn meer spreiding aan te brengen over verschillende partijen. De raad is positief dat meer countervailing power is georganiseerd door de taakuitbreiding van de adviseurs. Hun analytische scherpte en kritische opstelling leveren een goede inbreng, waardoor het fonds nu merkbaar beter de regie pakt. De raad stelt vast dat het bestuur meer oog heeft gekregen voor de kosten van vermogensbeheer. Er bestaat echter nog geen volledige transparantie. De evaluatie van externe partijen heeft plaatsgevonden of is geagendeerd.
40
Aanbevelingen De raad adviseert het bestuur ook buiten het terrein van vermogensbeheer te zorgen voor voldoende countervailing power en voor een onafhankelijke regievoering. De raad adviseert het bestuur zich blijvend bewust te zijn van concentratierisico’s bij partijen waarmee wordt samengewerkt en in het bijzonder grenzen te stellen aan de concentratie van beleggingen bij één partij, zeker als deze partij de fiduciair manager is. Ook wordt blijvend aandacht gevraagd voor de risico’s en de dubbele rol van BlackRock als fiduciair manager en vermogensbeheerder. De raad beveelt het bestuur voorts andermaal aan er op te sturen dat de kosten van vermogensbeheer zo volledig en transparant mogelijk worden gerapporteerd. Risicomanagement Het bestuur bevordert en borgt een cultuur waarin risicobewustzijn vanzelfsprekend is en zorgt voor een adequate organisatie van het integrale risicomanagement. Het bestuur houdt expliciet rekening met risico’s en risicobeheersing bij het bepalen van het beleid en het nemen van besluiten. Deze risicoafweging wordt vastgelegd. Bevindingen De raad constateert dat het bestuur goede stappen heeft gezet met betrekking tot de implementatie van het integrale risicomanagement. Er liggen goede en inzichtelijke rapportages waaruit duidelijk wordt welke risico’s er op welke terreinen liggen. Aanbevelingen De raad beveelt aan blijvend aandacht te besteden aan het risicomanagement en daarbij tevens nadrukkelijke aandacht te hebben voor de risico’s op langere termijn. Communicatie en transparantie Het bestuur zorgt voor een adequaat communicatiebeleid, waarbij de persoonlijke pensioeninformatie goed toegankelijk is en het pensioenbewustzijn van belanghebbenden wordt bevorderd. Het bestuur meet de effectiviteit van de ingezette communicatiemiddelen periodiek, in elk geval elke drie jaar. Bevindingen De raad vindt dat er goede communicatie-activiteiten ontplooid worden zeker waar het de actieve deelnemers betreft. Omdat de financiële situatie van het fonds vooral effect gehad heeft op de aanspraken van gewezen deelnemers en pensioengerechtigden, is het van belang dat de communicatie met hen op orde is en de verwachtingen worden gemanaged. In 2014 is een communicatieplan ontwikkeld waarin nadrukkelijk het deelnemersperspectief centraal staat. De raad beoordeelt dit als positief. Aanbeveling De raad adviseert het bestuur de effectiviteit van de communicatie te meten, zeker nu wordt overgestapt op een ander type pensioenregeling. Follow up De raad rekent het tot zijn taak te beoordelen of en in hoeverre opvolging is gegeven aan eerdere bevindingen en aanbevelingen en de termijn waarbinnen dit gebeurt. De raad stelt vast dat het bestuur veelal de aanbeveling van de raad ter harte heeft genomen. Waar dit niet of nog niet voldoende het geval is, is in dit bevindingenrapport aangegeven dat een aanbeveling wordt herhaald. WERKWIJZE VAN DE RAAD De raad betrekt de Code bij zijn werkzaamheden. In dit bevindingenrapport wordt teruggeblikt op 2014. Mede in verband met de totstandkoming van de nieuwe pensioenregeling, heeft de raad er voor gekozen de verslagperiode uit te breiden tot maart 2015.
41
In 2014 heeft de raad zeven keer vergaderd, waarbij vier maal overleg is gevoerd met het bestuur en twee maal met het VO. Eén maal is overlegd met de externe accountant en de certificerend actuaris. Leden van het VO worden uitgenodigd als toehoorder bij de vergaderingen van de raad aanwezig te zijn. Hier wordt regelmatig gebruik van gemaakt. Naast het reguliere overleg met het bestuur, wordt met het bestuur ook schriftelijk informatie uitgewisseld. Daarnaast neemt de raad kennis van de werkzaamheden van het bestuur via notulen, kwartaalverslagen en aanwezigheid als toehoorder bij commissie- en bestuursvergaderingen. De voorzitters van de raad en het bestuur hebben voorts regelmatig telefonisch overleg. In 2014 heeft de raad afscheid genomen van de heer H. Geukers als lid van de raad. De heer De Groot is per augustus 2014 benoemd als nieuw lid van de raad. Leden van de raad zorgen ervoor dat hun kennis en vaardigheden steeds up to date zijn. In het kader hiervan zijn in het jaar 2014 verschillende seminars c.q. opleidingsdagen bezocht. Mede in het licht van de wisseling in de raad, heeft de raad ervoor geopteerd de evaluatie van de raad niet te doen plaatsvinden eind 2014. De evaluatie heeft plaatsgevonden in het vroege voorjaar van 2015. De raad ziet het als zijn taak bij te dragen aan de kwaliteit en effectiviteit van de governance en de besturing van het pensioenfonds. Hij wil dan ook te allen tijde graag als gesprekspartner van het bestuur functioneren en hoopt dat het bestuur dit ook zo ervaart. Amsterdam, 22 mei 2015 A. Gram (plv. voorzitter) P. de Groot E.M.F. Schols-Van Oppen (voorzitter)
42
5.1
Reactie bestuur op bevindingenrapport raad van toezicht
Het bestuur heeft kennis genomen van het bevindingenrapport. Het bestuur bedankt de raad voor het gedegen rapport, de deskundige en constructieve werkwijze van de raad en de open dialoog. Hieronder gaat het bestuur op de aanbevelingen in. Algemeen beleid Het bestuur stelt met sociale partners de grenzen vast waarbinnen het de pensioenregeling kan uitvoeren (de doelstellingen en beleidsuitgangspunten). De afspraken worden vastgelegd in de uitvoeringsovereenkomst tussen het bestuur en de werkgever. Over de uitvoeringsovereenkomst wordt advies van het verantwoordingsorgaan gevraagd, waarbij dit orgaan zijn bevindingen omtrent de doelstellingen en beleidsuitgangspunten kan geven. Met betrekking tot de toekomst en toekomstbestendigheid van het pensioenfonds zal het bestuur een visie opstellen, waarbij onder andere de zelfstandigheid van het fonds aan de orde zal komen. Governance Het bestuur is met de werkgever en andere voordragende partijen van kandidaat bestuursleden in overleg over de (continuïteit van de) opvolging van bestuursleden. Hierbij zal het diversiteitsbeleid verder uitgewerkt worden. Het bestuur blijft kritisch op zijn uitvoerders/externe adviseurs. Het beoordeelt voorstellen van zijn adviseurs kritisch, waarbij binnen het bestuur specialisten zijn aangewezen die zich focussen op bepaalde deskundigheidsgebieden. Dit geldt voor de advisering door de vermogensbeheerder, maar ook voor andere partijen. Daarbij worden mogelijke belangenverstrengelingen van de adviseur die ook uitvoerder of vermogensbeheerder is, bespreekbaar gemaakt en kritisch beoordeeld. De kwaliteit van de advisering en de onafhankelijkheid c.q. dubbelrollen van de adviserende partijen worden verder beoordeeld in de uitgebreide evaluaties van de uitvoeringsorganisaties die uitgevoerd zijn of gepland staan. Beleggingsbeleid en vermogensbeheer Het bestuur is voornemens in 2015 deelnemersbijeenkomsten te organiseren, waarbij onder andere de risicohouding en maatschappelijk verantwoord beleggen aan de orde komen. Het bestuur zal hierbij zijn overwegingen voor het beleggingsbeleid in 2015 nog eens duidelijk maken, in aanvulling op de uitleg in dit jaarverslag. Het bestuur beoordeelt de beheersing van het renterisico minstens één keer per kwartaal. Het bestuur zorgt - in overleg met zijn adviseurs - voor een tijdige implementatie van beleidswijzigingen. Sommige omstandigheden kunnen leiden tot - bewust - uitstel van bepaalde te nemen stappen. Uitbesteding Het bestuur is zich bewust van zijn verantwoordelijkheid voor de besturing van het pensioenfonds. Het zal daarom zijn uitvoerders/adviseurs kritisch blijven bevragen en hun voorstellen beoordelen. Daaronder valt ook de keuze van vermogensbeheerders. Er wordt telkens gekozen voor een manager die het beste voldoet aan de wensen van het pensioenfonds. Indien dit een beleggingsfonds van de fiduciair manager is, wordt onderzocht of er geen gevaar voor belangenverstrengeling is. Het bestuur blijft zich inspannen voor meer transparantie in de kosten van vermogensbeheer/ transactiekosten. Risicomanagement Het bestuur is zich bewust van het belang van een goed risicomanagement. Daarom zal het in 2015 een review doen van het risicomanagement, waarbij alle risico's, op korte, middellange en lange termijn meegenomen worden.
43
Communicatie Het bestuur neemt de periodieke meting van de effectiviteit van de communicatie mee in het in 2015 op te stellen meerjaren communicatieplan. Amsterdam, 22 mei 2015 G. van Ankeren E. Elvers D. Hendriks P.D. van Loo F.A. Schilthuis G.F.T. Tiellemans L.J. van Wechem F.J. de Weert P.W.G.F. ten Westeneind
44
6.
Jaarrekening
45
6.1
Balans per 31 december 2014
(na resultaatbestemming)
31-12-2014
31-12-2013
ACTIVA Beleggingen voor risico pensioenfonds Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
(1)
Vorderingen en overlopende activa Overige activa
(2) (3)
TOTAAL ACTIVA
30.824 250.200 1.244.085 63.430 50.662
34.089 215.356 956.564 21.153 31.660
1.639.201
1.258.822
366 10.218
586 8.758
1.649.785
1.268.166
238.277 1.365.073 46.435
101.175 1.139.590 27.401
1.649.785
1.268.166
PASSIVA Stichtingskapitaal en reserves Technische voorzieningen Overige schulden en overlopende passiva
(4) (5) (6)
TOTAAL PASSIVA
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de balans vanaf pagina 54.
46
6.2
Staat van baten en lasten
2014
2013
Baten Premiebijdragen voor risico pensioenfonds Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Overige baten
(7) (8) (9)
Totaal baten
45.434 357.814 32
44.377 -17.302 30
403.280
27.105
40.868 1.390
41.222 1.134
Lasten Pensioenuitkeringen (10) Pensioenuitvoeringskosten (11) Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds (12) - Pensioenopbouw - Toeslagverlening - Rentetoevoeging - Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten - Wijziging marktrente - Wijziging actuariële uitgangspunten - Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten - Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
22.877 20.039 4.249
29.275 3.474 4.064
-40.725 218.121 -931
-41.388 -35.822 1.032
1.577
2.745
391
3.972 225.598 -115 -1.587 24
-32.648 -290 -2.788 38
Totaal lasten
266.178
6.668
Saldo van baten en lasten
137.102
20.437
Bestemming van het saldo van baten en lasten Algemene reserve
137.102
20.437
Mutatie overige technische voorzieningen Saldo overdracht van derden Overige lasten
(13) (14) (15)
(-) De bij de posten vermelde nummers verwijzen naar de toelichting op de staat van baten en lasten vanaf pagina 71.
47
6.3
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is opgesteld volgens de directe methode. 2014
2013
Kasstroom uit pensioenactiviteiten Ontvangsten Ontvangen premies Ontvangen in verband met overdracht van rechten Overig
53.746 4.056 0
31.488 5.234 14 57.802
Uitgaven Betaalde pensioenuitkeringen Betaald in verband met overdracht van rechten Betaalde pensioenuitvoeringskosten Overig
-40.837 -2.469 -1.564 -142
Totale kasstroom uit pensioenactiviteiten
36.737 -41.201 -2.446 -633 0
-45.012
-44.280
12.790
-7.544
Kasstroom uit beleggingsactiviteiten Ontvangsten Ontvangen directe beleggingsopbrengsten Verkopen en aflossingen van beleggingen
39.699 936.325
41.531 1.201.320 976.024
Uitgaven Aankopen beleggingen Betaalde kosten van vermogensbeheer Mutatie liquiditeiten en collateral
-965.021 -4.963 -17.370
1.242.851 -1.184.711 -2.203 -52.167
-987.354
-1.239.081
-11.330
3.770
Netto kasstroom
1.460
-3.774
Mutatie liquide middelen
1.460
-3.774
Totale kasstroom uit beleggingsactiviteiten
Samenstelling geldmiddelen 2014 Liquide middelen primo boekjaar Liquide middelen ultimo boekjaar Waarvan: Voor risico pensioenfonds
48
2013
8.758 10.218
12.533 8.758
10.218 0
8.758 0
6.4
Toelichting op de jaarrekening
6.4.1
Algemeen
Activiteiten Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV (hierna 'het pensioenfonds'), is statutair gevestigd te Amsterdam. De stichting is ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer 41199645. Het doel van het pensioenfonds is het nu en in de toekomst verstrekken van de nominale pensioenaanspraken en pensioenrechten, alsmede het streven (voorwaardelijk: voor zover de middelen van het pensioenfonds het toelaten en afhankelijk van de dekkingsgraad) naar het waardevast houden van de pensioenrechten. Het pensioenfonds wil een zo goed mogelijke invulling geven aan de pensioenovereenkomsten die de sponsor (De Nederlandsche Bank NV) heeft afgesloten met haar (gewezen) werknemers. Overeenstemmingsverklaring De jaarrekening is opgesteld in overeenstemming met de wettelijke bepalingen zoals deze zijn opgenomen in Titel 9 Boek 2 BW en met inachtneming van de Richtlijnen voor de Jaarverslaggeving, in het bijzonder Richtlijn 610 Pensioenfondsen. Het bestuur heeft op 22 mei 2015 de jaarrekening opgemaakt. Referenties In de balans en de staat van baten en lasten zijn referenties opgenomen waarmee wordt verwezen naar de toelichting.
6.4.2
Grondslagen
6.4.2.1
Algemene grondslagen
Alle bedragen in de jaarrekening zijn vermeld in duizendtallen, tenzij anders is aangegeven. Opname van een actief of een verplichting Een actief wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de toekomstige economische voordelen naar het pensioenfonds zullen toevloeien en de waarde daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Een verplichting wordt in de balans opgenomen wanneer het waarschijnlijk is dat de afwikkeling daarvan gepaard zal gaan met een uitstroom van middelen en de omvang van het bedrag daarvan betrouwbaar kan worden vastgesteld. Verantwoording van baten en lasten Baten worden in de rekening van baten en lasten opgenomen wanneer een vermeerdering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermeerdering van een actief of een vermindering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Lasten worden verwerkt wanneer een vermindering van het economisch potentieel, samenhangend met een vermindering van een actief of een vermeerdering van een verplichting, heeft plaatsgevonden, waarvan de omvang betrouwbaar kan worden vastgesteld. Indien een transactie ertoe leidt dat nagenoeg alle of alle toekomstige economische voordelen en alle of nagenoeg alle risico's met betrekking tot een actief of een verplichting aan een derde zijn overgedragen, wordt het actief of de verplichting niet langer in de balans opgenomen. Verder worden activa en verplichtingen niet meer in de balans opgenomen vanaf het tijdstip waarop niet meer wordt voldaan aan de voorwaarden van waarschijnlijkheid van de toekomstige economische voordelen en betrouwbaarheid van de bepaling van de waarde. Dit betekent dat transacties worden verwerkt op handelsdatum en niet op afwikkelingsdatum. Als gevolg hiervan kan sprake zijn van een post 'nog af te wikkelen transacties'. Deze post kan zowel een actief als een passief zijn. Saldering van een actief en een verplichting Een financieel actief en een financiële verplichting worden gesaldeerd als nettobedrag in de balans opgenomen indien sprake is van een wettelijke of contractuele bevoegdheid om het actief en de verplichting gesaldeerd en gelijktijdig af te wikkelen en bovendien de intentie bestaat om de posten op deze wijze af te wikkelen. De met de gesaldeerd opgenomen financiële activa en financiële verplichtingen samenhangende rentebaten en rentelasten worden eveneens gesaldeerd opgenomen. Vreemde valuta Functionele valuta De jaarrekening is opgesteld in euro's, zijnde de functionele en presentatievaluta van het pensioenfonds. 49
Transacties, vorderingen en schulden Transacties in vreemde valuta gedurende de verslagperiode zijn in de jaarrekening verwerkt tegen de koers op transactiedatum. Activa en verplichtingen in vreemde valuta worden omgerekend naar euro's tegen de koers per balansdatum. De uit de afwikkeling en omrekening voortvloeiende koersverschillen komen ten gunste of ten laste van de staat van baten en lasten. De koersen van de belangrijkste valuta zijn: 31 december 2014 USD GBP JPY
0,8264 1,2886 0,0069
Gemiddeld 2014 0,7542 1,2435 0,0071
31 december 2013
Gemiddeld 2013
0,7257 1,2020 0,0069
0,7535 1,1785 0,0078
Stelselwijziging De gehanteerde grondslagen van waardering en van resultaatbepaling zijn ongewijzigd ten opzichte van het voorgaande jaar. Schattingswijziging AG prognosetafels In 2014 heeft het actuarieel genootschap nieuwe sterfteveronderstellingen gepubliceerd. Het bestuur heeft besloten de pensioenverplichtingen te waarderen met toepassing van deze veronderstellingen. Het positieve effect van deze schattingswijziging op de dekkingsgraad bedraagt 0,1%-punt en staat gelijk aan € 0,9 miljoen. De opstelling van de jaarrekening in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 BW vereist dat het bestuur oordelen vormt en schattingen en veronderstellingen maakt die van invloed zijn op de toepassing van grondslagen en de gerapporteerde waarde van activa en verplichtingen, en van baten en lasten. De schattingen en onderliggende veronderstellingen worden voortdurend beoordeeld. Indien het voor het geven van het in artikel 2:362 lid 1 BW vereiste inzicht noodzakelijk is, is de aard van deze oordelen en schattingen inclusief de bijbehorende veronderstellingen opgenomen bij de toelichting op de desbetreffende jaarrekeningposten. Herzieningen van schattingen worden opgenomen in de periode waarin de schatting wordt herzien, en in toekomstige perioden waarvoor de herziening gevolgen heeft. Dekkingsgraad De (nominale) dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het pensioenfonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie.
6.4.2.2
Grondslagen voor waardering van activa en passiva
Beleggingen Algemeen De beleggingen worden gewaardeerd tegen marktwaarde. Het begrip marktwaarde is te beschouwen als synoniem van reële waarde. Onder waardering op marktwaarde wordt verstaan: het bedrag waarvoor een actief kan worden verhandeld of een passief kan worden afgewikkeld tussen ter zake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. De waardering van participaties in beleggingsinstellingen geschiedt tegen marktwaarde. Voor beursgenoteerde beleggingsinstellingen is dit de marktnotering per balansdatum. De waardering in niet-beursgenoteerde beleggingsinstellingen geschiedt tegen actuele waarde. Verwerking van waardeveranderingen van beleggingen Er wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. Vastgoedbeleggingen Beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen worden gewaardeerd tegen de per balansdatum geldende beurskoers. De marktwaarde van niet-beursgenoteerde (indirecte) vastgoedbeleggingen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van de niet-beursgenoteerde vastgoedbelegging per balansdatum.
50
Aandelen Beursgenoteerde aandelen en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De actuele waarde van niet-beursgenoteerde aandelen en participaties in beleggingsfondsen is gebaseerd op het aandeel dat het pensioenfonds heeft in het eigen vermogen van het niet-beursgenoteerde aandeel per balansdatum. Vastrentende waarden Beursgenoteerde vastrentende waarden en participaties in beursgenoteerde beleggingsinstellingen zijn gewaardeerd tegen marktwaarde, zijnde de beurswaarde per balansdatum. De lopende interest op vastrentende waarden wordt gepresenteerd als onderdeel van de marktwaarde van de vastrentende waarden. Derivaten Derivaten worden gewaardeerd op reële waarde, te weten de relevante marktnoteringen of, als die niet beschikbaar zijn, de waarde die wordt bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Indien een derivatenpositie negatief is wordt het bedrag onder de schulden verantwoord. Overige beleggingen Overige beleggingen worden gewaardeerd op marktwaarde. Indien geen marktwaarde beschikbaar is, wordt de waarde bepaald met behulp van marktconforme en toetsbare waarderingsmodellen. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen en overlopende activa worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden vorderingen gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten) onder aftrek van eventuele bijzondere waardeverminderingen, indien sprake is van oninbaarheid. Liquide middelen Liquide middelen worden tegen nominale waarde gewaardeerd. Onder de liquide middelen zijn opgenomen die kas- en banktegoeden die onmiddellijk opeisbaar zijn dan wel een looptijd korter dan twaalf maanden hebben. Zij worden onderscheiden van tegoeden in verband met beleggingstransacties. Liquide middelen uit hoofde van beleggingstransacties worden gepresenteerd onder de beleggingen. Rekening-courantschulden bij banken zijn opgenomen onder schulden aan kredietinstellingen onder kortlopende schulden. Stichtingskapitaal en reserves Stichtingskapitaal en reserves worden bepaald door het bedrag dat resteert nadat alle actiefposten en posten van het vreemd vermogen, inclusief de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds en overige technische voorzieningen, volgens de van toepassing zijnde waarderingsgrondslagen in de balans zijn opgenomen. De statutaire reserves en de overige wettelijke reserves die het pensioenfonds conform artikel 2:389 en artikel 2:390 BW vormt, blijken op grond van artikel 2:373 lid 1 BW afzonderlijk uit de balans. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds De voorziening voor pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds wordt gewaardeerd op actuele waarde (marktwaarde). De actuele waarde wordt bepaald op basis van de contante waarde van de beste inschatting van toekomstige kasstromen die samenhangen met de op balansdatum onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen. Onvoorwaardelijke pensioenverplichtingen zijn de opgebouwde nominale aanspraken en de onvoorwaardelijke (toezeggingen tot) toeslagen. De contante waarde wordt bepaald met gebruikmaking van de marktrente, waarvoor de actuele rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB wordt gebruikt. Bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen zijn de volgende uitgangspunten gehanteerd: - De rentetermijnstructuur zoals gepubliceerd door DNB - Voor mannen en vrouwen worden de sterftekansen ontleend aan de AG prognosetafel 2014 zoals deze is gepubliceerd door het Actuarieel Genootschap. Deze kansen zijn omgerekend naar een generatietafel om rekening te houden met de verwachte toekomstige daling van de sterftekansen. Bij het gebruik van de AG prognosetafel 2014 wordt rekening gehouden met ervaringssterfte gebaseerd op de indeling sociaal economische status hoog conform de gepubliceerde levensverwachtingen van het CBS. - Iedereen wordt geacht een partner te hebben. - De toekomstige excassokosten worden bepaald op basis van een kasstroommodel. - De vrouwelijke partner wordt 3 jaar jonger verondersteld dan de man.
51
Overige technische voorzieningen Onder de overige technische voorzieningen worden voorzieningen opgenomen voor met de pensioenverplichtingen samenhangende risico's voor zover niet opgenomen in de berekening van de pensioenvoorziening, zijnde arbeidsongeschiktheidsuitkeringen. Er wordt een voorziening opgenomen voor deelnemers die ziek zijn en wellicht arbeidsongeschikt worden. Deze voorziening wordt jaarlijks vastgesteld en bedraagt tweemaal de risicopremie voor arbeidsongeschiktheid en premievrijstelling. De voorziening voor WAO hiaat/ WIA is onderdeel van de overige technische voorzieningen en is gebaseerd op dezelfde grondslagen als de voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige schulden en overlopende passiva Overige schulden en overlopende passiva worden bij eerste verwerking gewaardeerd op reële waarde. Na eerste verwerking worden schulden gewaardeerd op geamortiseerde kostprijs (gelijk aan de nominale waarde indien geen sprake is van transactiekosten). Kortlopende schulden hebben een looptijd korter dan een jaar.
6.4.2.3
Grondslagen voor bepaling van het resultaat
Algemeen De in de staat van baten en lasten opgenomen posten zijn in belangrijke mate gerelateerd aan de in de balans gehanteerde waarderingsgrondslagen voor beleggingen en de voorziening pensioenverplichtingen. Zowel gerealiseerde als ongerealiseerde resultaten worden rechtstreeks verantwoord in het resultaat. Premiebijdragen (van werkgevers en werknemers) Onder premiebijdragen van werkgevers en werknemers wordt verstaan de aan derden in rekening gebrachte c.q. te brengen bedragen voor de in het verslagjaar verzekerde pensioenen onder aftrek van kortingen. Premies zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Extra stortingen en opslagen op de premie zijn eveneens als premiebijdragen verantwoord. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds Indirecte beleggingsopbrengsten Onder de indirecte beleggingsopbrengsten worden verstaan de gerealiseerde en ongerealiseerde waardewijzigingen en valutaresultaten. In de jaarrekening wordt geen onderscheid gemaakt tussen gerealiseerde en ongerealiseerde waardeveranderingen van beleggingen. Alle waardeveranderingen van beleggingen, inclusief valutakoersverschillen, worden als beleggingsopbrengsten in de staat van baten en lasten opgenomen. (In)directe beleggingsresultaten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Directe beleggingsopbrengsten Onder de directe beleggingsopbrengsten wordt in dit verband verstaan rentebaten en -lasten, dividenden, huuropbrengsten en soortgelijke opbrengsten. Dividend wordt verantwoord op het moment van betaalbaarstelling. Kosten vermogensbeheer Onder kosten van vermogensbeheer worden zowel de externe als de daaraan toegerekende interne kosten verstaan. Afschrijvingen en andere exploitatiekosten van onroerende zaken in exploitatie zijn in de kosten van vermogensbeheer opgenomen. Verrekening van kosten Met de directe en indirecte beleggingsopbrengsten zijn verrekend de aan de opbrengsten gerelateerde transactiekosten, provisies, valutaverschillen e.d. Pensioenuitkeringen De pensioenuitkeringen betreffen de aan deelnemers uitgekeerde bedragen inclusief afkopen. De pensioenuitkeringen zijn berekend op actuariële grondslagen en toegerekend aan het verslagjaar waarop zij betrekking hebben. Pensioenuitvoeringskosten De pensioenuitvoeringskosten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Pensioenopbouw Bij de pensioenopbouw zijn aanspraken en rechten over het boekjaar gewaardeerd naar het niveau dat zij op balansdatum hebben.
52
Indexering en overige toeslagen De hoogte van de toeslagverlening van de pensioenen is voor actieve deelnemers reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-CAO. Er is sprake van een onvoorwaardelijke toezegging, zolang de deelnemer als werknemer in dienst is bij DNB. De hoogte van de voorwaardelijke toeslagverlening van de pensioenen is voor gewezen deelnemers en pensioengerechtigden reglementair gekoppeld aan de consumentenprijsindex voor alle huishoudens in het betreffende jaar (meetperiode maand oktober voorgaande jaar tot en met de maand september in het betreffende jaar). Voor niet-actieve deelnemers is de toeslag voorwaardelijk. Het bestuur beslist jaarlijks over de toeslagverlening voor deze deelnemers. Mede naar aanleiding van wijzigingen met betrekking tot het verlenen van toeslagen in het aangepaste FTK heeft het bestuur besloten een compensatie toe te kennen per 31 december 2014 van 2% aan de oud DNB groep en de overige inactieven (bij de overige deelnemers is geen sprake van een toeslagachterstand). Dit was mogelijk voor het bestuur omdat de dekkingsgraad per 31 december 2014 van het pensioenfonds voldoende was. Deze indexatie van 2% komt boven op de reguliere indexatie die het pensioenfonds heeft kunnen toekennen. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2013: 0,4%), op basis van de éénjaarsrente van de DNB-curve aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Vooraf wordt een actuariële berekening gemaakt van de toekomstige pensioenuitvoeringskosten (met name excassokosten) en pensioenuitkeringen die in de voorziening pensioenverplichtingen worden opgenomen. Deze post betreft de vrijval ten behoeve van de financiering van de kosten en uitkeringen van het verslagjaar. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele rentetermijnstructuur. Het effect van de verandering van de rentetermijnstructuur wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijzigingen actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, langleven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het pensioenfonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het pensioenfonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Een resultaat op overdrachten kan ontstaan doordat de vrijval van de voorziening plaatsvindt tegen fondstarieven, terwijl het bedrag dat wordt overgedragen gebaseerd is op de wettelijke factoren voor waardeoverdrachten. De tarieven van het pensioenfonds wijken af van de wettelijke tarieven. Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen De overige mutaties ontstaan door mutaties in de aanspraken door overlijden, arbeidsongeschiktheid en pensioneren. Saldo overdrachten van rechten De post saldo overdrachten van rechten bevat het saldo van bedragen uit hoofde van overgenomen dan wel overgedragen pensioenverplichtingen. Overige baten en lasten Overige baten en lasten zijn toegerekend aan de periode waarop ze betrekking hebben.
6.4.2.4
Kasstroomoverzicht
Het kasstroomoverzicht is volgens de directe methode opgesteld. Alle ontvangsten en uitgaven worden hierbij als zodanig gepresenteerd. Onderscheid wordt gemaakt tussen kasstromen uit pensioenactiviteiten en beleggingsactiviteiten.
53
6.4.3
Toelichting op de balans per 31 december 2014
ACTIVA 1. Beleggingen voor risico pensioenfonds
Huidig jaar
Vastgoedbeleggingen
Stand per 1 januari 2014 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2014
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
34.089 3.028 -6.727 421
215.356 205.421 -203.673 32.971
956.564 729.423 -634.579 191.715
-3.039 27.149 -91.346 100.416
31.660 0 0 280
1.234.630 965.021 -936.325 325.803
13
125
962
-5.268
18.722
14.554
30.824
250.200
1.244.085
27.912
50.662
1.603.683
Schuldpositie derivaten (credit)
35.518 1.639.201
Vorig jaar
Vastgoedbeleggingen
Stand per 1 januari 2013 Aankopen Verkopen Herwaardering Overige mutaties Stand per 31 december 2013
Aandelen
Vastrentende waarden
Derivaten
Overige beleggingen
Totaal
40.005 2.523 -5.643 -2.792
223.233 195.814 -188.514 28.171
935.223 983.110 -945.947 -57.965
45.375 19.873 -44.608 -23.873
39.727 0 0 0
1.283.564 1.201.320 -1.184.711 -56.459
-4
-43.348
42.143
194
-8.067
-9.084
34.089
215.356
956.564
-3.039
31.660
1.234.630
Schuldpositie derivaten (credit)
24.192 1.258.822
De overige mutaties onder de categorieën aandelen en vastrentende waarden betreft een herrubricering van het iShares Emerging market fund (BlackRock), welke in 2012 onder de aandelen is gerubriceerd, maar in 2013 geheralloceerd is naar de vastrentende waarden. 31-12-2014 31-12-2013 Vastgoedbeleggingen Indirecte vastgoedbeleggingen, zijn de participaties in beleggingsinstellingen die beleggen in vastgoed
30.824
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie:
54
34.089
2014
2013 %
CBRE Eurosiris fonds
26.370
%
85,6
30.924
31-12-2014
90,7
31-12-2013
Aandelen Beursgenoteerde aandelen Beursgenoteerde en niet beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in aandelen Vorderingen
245.777
211.941
3.883 540
3.000 414
250.200
215.355
Ultimo boekjaar zijn er geen posities binnen de betreffende beleggingscategorie met een belang groter dan 5%. Vastrentende waarden Obligaties Beursgenoteerde beleggingsinstellingen die beleggen in vastrentende waarden Vorderingen
1.173.524 51.890 18.671
898.167 40.687 17.710
1.244.085
956.564
Ultimo boekjaar bedragen de volgende posten meer dan 5,0% van de betreffende beleggingscategorie: 2014
2013 %
Duitsland Frankrijk Nederland België BlackRock (Ishares en liquiditeiten)
%
356.873 241.755 127.022 79.533 124.218
28,7 19,4 10,2 6,4 10,0
266.356 173.543 95.768 56.738 66.544
27,9 18,1 10,0 5,9 7,0
929.401
74,7
658.949
68,9
31-12-2014
31-12-2013
Derivaten Valutaderivaten Aandelenderivaten Rentederivaten Kredietderivaten Overige derivaten
3.796 0 59.291 225 118
3.610 7 16.886 174 476
63.430
21.153
50.662
31.660
Overige beleggingen Liquide middelen
55
Schattingen en oordelen Zoals vermeld in de toelichting zijn de beleggingen van het pensioenfonds nagenoeg allemaal gewaardeerd tegen actuele waarde per balansdatum en is het over het algemeen mogelijk en gebruikelijk om de actuele waarde binnen een aanvaardbare bandbreedte van schattingen vast te stellen. Voor sommige andere financiële instrumenten, zoals beleggingsvorderingen en -schulden, geldt dat de boekwaarde de actuele waarde benadert als gevolg van het kortetermijnkarakter van de vorderingen en schulden. De boekwaarde van alle activa en de financiële verplichtingen op balansdatum benadert de actuele waarde. Voor de meerderheid van de financiële instrumenten van het pensioenfonds kan gebruik worden gemaakt van marktnoteringen. Echter, bepaalde financiële instrumenten, zoals bijvoorbeeld derivaten zijn gewaardeerd door middel van gebruikmaking van waarderingsmodellen en -technieken, inclusief verwijzing naar de huidige reële waarde van vergelijkbare instrumenten. Op basis van de boekwaarde kan het volgende onderscheid worden gemaakt: Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
4.453 250.200 1.244.085 0 50.662
0 0 0 -9.092 0
26.371 0 0 37.004 0
30.824 250.200 1.244.085 27.912 50.662
1.549.400
-9.092
63.375
1.603.683
Direct marktnoteringen
Afgeleide marktnoteringen
Waarderingsmodellen
Totaal
3.165 215.356 956.564 0 31.660
0 0 0 3.526 0
30.924 0 0 -6.565 0
34.089 215.356 956.564 -3.039 31.660
1.206.745
3.526
24.359
1.234.630
Per 31 december 2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Per 31 december 2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Derivaten Overige beleggingen
Schattingen van de actuele waarde zijn een momentopname, gebaseerd op de marktomstandigheden en de beschikbare informatie over het financiële instrument. Van de vastgoedbeleggingen vindt de waardering van het daadwerkelijke onroerend goed plaats door onafhankelijke taxateurs. De waardering van derivaten vindt plaats door gebruik van interne modellen, waarbij de resultaten van de tegenpartij en van Bloomberg als referentie worden gebruikt voor controle van de uitkomsten van de interne modellen. 31-12-2014
31-12-2013
2. Vorderingen en overlopende activa Vorderingen op de werkgever Debiteuren Overige vorderingen en overlopende activa
0 192 174
579 7 0
366
586
10.218
8.758
Alle vorderingen hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar. 3. Overige activa Liquide middelen De tegoeden bij banken staan ter vrije beschikking van het pensioenfonds.
56
PASSIVA 4. Stichtingskapitaal en reserves 2014
2013
Algemene reserve Stand per begin boekjaar Bestemming saldo van baten en lasten
101.175 137.102
80.738 20.437
238.277
101.175
Dekkingsgraad, vermogenspositie en herstelplan De (nominale) dekkingsgraad van het fonds wordt berekend door op balansdatum het balanstotaal minus de kortlopende schulden te delen op de technische voorzieningen zoals opgenomen in de balans. Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad van het fonds wordt ten behoeve van deze berekening de voorziening pensioenverplichtingen herrekend rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Voor het bepalen van het vereist eigen vermogen (de solvabiliteitstoets) maakt het fonds gebruik van het standaard model. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van een (wortel)formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit (inclusief een opslag voor actief risico). Verondersteld wordt dat er geen sprake is van materiële risico's die niet door het standaardmodel (op het actief risico na) gedekt worden. Het concentratierisico en liquiditeitsrisico worden als niet materieel beschouwd. Het bestuur acht het gebruik van het standaardmodel passend voor de risico's van het fonds. De uitkomsten van de solvabiliteitstoets zijn opgenomen in de risicoparagraaf. Op basis hiervan bedraagt het (minimaal) vereist vermogen op 31 december: 2014 Stichtingskapitaal en reserves Minimaal vereist eigen vermogen Vereist eigen vermogen
238.277 59.886 107.841
2013 101.175 50.115 85.851
De dekkingsgraad van het pensioenfonds bedraagt 117,5% per 31 december 2014. Omdat de dekkingsgraad hoger is dan de dekkingsgraad behorend bij het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen, is er ultimo 2014 geen sprake van een reservetekort. De vermogenspositie van het pensioenfonds kan worden gekarakteriseerd als toereikende solvabiliteit. Herstelplan Conform het aangepaste FTK is 2014 een overgangsjaar, met de invoering van de aanpassingen op het FTK per 1 januari 2015 is het herstelplan formeel op 31 december 2014 beëindigd. Een evaluatie van het herstelplan 2014 zal niet plaatsvinden. 31-12-2014
31-12-2013
5. Technische voorzieningen Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Overige technische voorzieningen
1.361.341 3.732
1.135.743 3.847
1.365.073
1.139.590
2014
2013
Stand per begin boekjaar Pensioenopbouw
1.135.743 22.877
1.168.391 29.275
Transporteren
1.158.620
1.197.666
Voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds
57
Transport Toeslagverlening Rentetoevoeging Onttrekking voor uitkeringen en uitvoeringskosten Wijziging marktrente Wijziging actuariële uitgangspunten Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen
2014
2013
1.158.620
1.197.666
20.039 4.249 -40.725 218.121 -931 1.577 391
3.474 4.064 -41.388 -35.822 1.032 2.745 3.972
1.361.341
1.135.743
Ultimo boekjaar bedraagt de gemiddelde discontovoet 1,91% (2013: 2,77%). Pensioenopbouw Onder pensioenopbouw is opgenomen de actuarieel berekende waarde van de diensttijdopbouw. Dit is het effect op de voorziening pensioenverplichtingen van de in het verslagjaar opgebouwde nominale rechten ouderdomspensioen en nabestaandenpensioen. Verder is hierin begrepen het effect van de individuele salarisontwikkeling. Toeslagverlening In de staat van baten en lasten is de last uit hoofde van indexering en overige toeslagen welke aan het verslagjaar moet worden toegerekend verantwoord. Rentetoevoeging De pensioenverplichtingen zijn opgerent met 0,4% (2013: 0,4%), op basis van de éénjaarsrente op de interbancaire swapmarkt aan het begin van het verslagjaar. Onttrekking voor pensioenuitkeringen en pensioenuitvoeringskosten Verwachte toekomstige pensioenuitkeringen worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte pensioenuitkeringen in de verslagperiode. Toekomstige pensioenuitvoeringskosten (in het bijzonder excassokosten) worden vooraf actuarieel berekend en opgenomen in de voorziening pensioenverplichtingen. De onder dit hoofd opgenomen afname van de voorziening betreft het bedrag dat vrijkomt ten behoeve van de financiering van de verwachte uitvoeringskosten in de verslagperiode. Wijziging marktrente Jaarlijks wordt per 31 december de marktwaarde van de technische voorzieningen herrekend door toepassing van de actuele RTS. Het effect van de verandering van de RTS wordt verantwoord onder het hoofd wijziging marktrente. Wijziging actuariële uitgangspunten Jaarlijks worden de actuariële grondslagen en/of methoden beoordeeld en mogelijk herzien ten behoeve van de berekening van de actuele waarde van de pensioenverplichtingen. Hierbij wordt gebruik gemaakt van interne en externe actuariële deskundigheid. Dit betreft onder meer de vergelijking van veronderstellingen ten aanzien van sterfte, lang leven, arbeidsongeschiktheid met werkelijke waarnemingen, zowel voor de gehele bevolking als voor de populatie van het fonds. De vaststelling van de toereikendheid van de voorziening voor pensioenverplichtingen is een inherent onzeker proces, waarbij gebruik wordt gemaakt van schattingen en oordelen door het bestuur van het fonds. Het effect van deze wijzigingen wordt verantwoord in het resultaat op het moment dat de actuariële uitgangspunten worden herzien. Het saldo onder wijziging actuariële uitgangspunten 2014 betreft de verhoging van de voorziening als gevolg van aanpassing van de sterftegrondslagen. Wijziging uit hoofde van overdracht van rechten Toevoeging aan de technische voorzieningen Onttrekking aan de technische voorzieningen
Overige mutaties voorziening pensioenverplichtingen Resultaat op kanssystemen: Sterfte Arbeidsongeschiktheid Mutaties
58
4.156 -2.579
5.411 -2.666
1.577
2.745
-2.868 -529 3.977
2.320 -1.401 3.053
580
3.972
De voorziening voor pensioenverplichtingen is naar categorieën als volgt samengesteld: 2014
2013 Aantallen
Actieven Gepensioneerden Slapers Voorziening voor pensioenverplichtingen
Aantallen
650.307 544.281 170.485
1.988 1.302 1.509
548.537 466.304 124.749
2.024 1.263 1.481
1.365.073
4.799
1.139.590
4.768
Korte beschrijving pensioenregeling De pensioenregeling die van toepassing is in 2014 kan voor actieve deelnemers worden gekenmerkt als een onvoorwaardelijk geïndexeerde middelloonregeling met een pensioenleeftijd van 67 jaar. Jaarlijks wordt een aanspraak op ouderdomspensioen opgebouwd van 2,05% van de in dat jaar geldende pensioengrondslag. De pensioengrondslag is gelijk aan 13 maandsalarissen en het vakantiegeld onder aftrek van een franchise. De franchise wordt jaarlijks vastgesteld. Tevens bestaat er recht op nabestaanden- en wezenpensioen. Jaarlijks beslist het bestuur van het pensioenfonds de mate waarin de opgebouwde aanspraken van gewezen deelnemers worden geïndexeerd. Overeenkomstig artikel 10 van de Pensioenwet kwalificeert de pensioenregeling als een uitkeringsovereenkomst. Met ingang van 2015 is het opbouwpercentage aangepast naar 1,875% en is er geen sprake meer van een onvoorwaardelijke toeslagverlening. Toeslagverlening De hoogte van de toeslagverlening van de pensioenen is voor actieve deelnemers reglementair gekoppeld aan de algemene loonontwikkeling binnen de DNB-CAO. Er is ultimo 2014 sprake van een onvoorwaardelijke toezegging, zolang de deelnemer als werknemer in dienst is bij DNB. Met ingang van 2015 is geen sprake meer van onvoorwaardelijke toeslagverlening. Inhaaltoeslagen Onder bepaalde omstandigheden kunnen inhaaltoeslagen worden toegekend. Inhaaltoeslagen zijn toeslagen die worden toegezegd, voor zover in het verleden niet voor 100% is geïndexeerd. Om inhaaltoeslagen te kunnen toekennen is een hoge dekkingsgraad vereist. Inhaaltoeslagen zijn daarom op korte termijn niet te verwachten. Het bestuur van het pensioenfonds geeft in zijn jaarrekening elk jaar een specificatie van het verschil tussen de volledige en de werkelijk toegekende toeslagen. Mede naar aanleiding van wijzigingen met betrekking tot het verlenen van toeslagen in het aangepaste FTK heeft het bestuur besloten een compensatie toe te kennen per 31 december 2014 van 2% aan de oud DNB groep en de overige inactieven (bij de overige deelnemers is geen sprake van een toeslagachterstand). Dit was mogelijk voor het bestuur omdat de dekkingsgraad per 31 december 2014 van het pensioenfonds voldoende was. Deze indexatie van 2% komt boven op de reguliere indexatie die het pensioenfonds heeft kunnen toekennen. Voor de premievrije deelnemers en de gepensioneerden is deze specificatie in de volgende tabel opgenomen. Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Actieven 2010 2011 2012 2013 2014
1,75 1,21 0,58 0,58
1,75 1,21 0,58 0,58
-
-
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Inactieven ex-PVK 2010 2011 2012 2013 2014
1,75 1,21 0,58 0,58
59
1,75 1,21 0,58 0,58
-
-
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Inactieven DNB (voor 1 jan 2003) 2010 2011 2012 2013 2014
1,75 1,21 0,58 0,58
2,19
1,75 1,21 0,58 -1,61
1,00 2,77 4,01 4,61 2,93
Volledige toeslagverlening
Toegekende toeslagen
Verschil
Cumulatief verschil
%
%
%
%
Inactieven DNB (na 1 jan 2003) 2010 2011 2012 2013 2014
1,60 2,70 2,32 2,45 0,88
0,53 2,30
1,07 2,70 2,32 2,45 -1,42
1,47 4,21 6,63 9,24 7,70
Overige technische voorzieningen 2014
2013
Voorziening voor arbeidsongeschiktheid Stand per begin boekjaar Rentetoevoeging Onttrekking Overige actuariële wijzigingen
3.847 5 -138 18
3.683 5 -146 305
3.732
3.847
31-12-2014
31-12-2013
6. Overige schulden en overlopende passiva Schuld aan werkgever Pensioenuitkeringen Derivaten Belastingen en premies sociale verzekeringen Crediteuren en overlopende posten
7.733 65 35.518 110 3.009
0 65 24.192 101 3.043
46.435
27.401
Het saldo onder crediteuren en overlopende posten betreft overlopende kosten 2014 (€ 1,6 mln.), reservering vakantie geld (€ 1,2 mln.) en crediteuren (€ 0,2 mln.). Onder de overlopende kosten is een post opgenomen van € 1,4 mln. voor nog niet gefactureerde kosten vermogensbeheer over het vierde kwartaal 2014. Alle schulden hebben een resterende looptijd van korter dan één jaar.
60
6.4.3.1
Risicobeheer
Onderstaand wordt een nadere toelichting gegeven op de voornaamste risico's die door het bestuur zijn onderkend, alsmede op het beleid van het bestuur voor het mitigeren van deze risico's. Het fonds wordt bij het beheer van de pensioenverplichtingen en de financiering daarvan geconfronteerd met risico's. De belangrijkste doelstelling van het fonds is het nakomen van de pensioentoezeggingen. Het bestuur laat periodiek een ALM studie uitvoeren. De uitkomsten hiervan vormen mede de basis voor het beleid van het fonds. Dit beleid is verwoord in de ABTN van het fonds. Het bestuur beschikt over een aantal beleidsinstrumenten ten behoeve van het beheersen van de risico's. Deze beleidsinstrumenten betreffen: - Beleggingsbeleid; - Premiebeleid; - Herverzekeringsbeleid; - Toeslagbeleid. In 2014 heeft het bestuur naar aanleiding van de nieuwe pensioenregeling een aanvullend onderzoek uitgevoerd op basis van de in 2011 uitgevoerde ALM studie, mede in verband met de toekomstige premiestelling. Daarnaast is in het kader van het nieuwe financieel toetsingskader uitvoerig onderzoek gedaan naar de effecten hiervan, dit ook in samenspraak met de werkgever. De uitkomsten van deze analyses vinden hun weerslag in jaarlijks door het bestuur vast te stellen beleggingsrichtlijnen als basis voor het uit te voeren beleggingsbeleid. De beleggingsrichtlijnen geven normen en limieten aan waarbinnen de uitvoering van het beleggingsbeleid door de vermogensbeheerders moet plaatsvinden. Deze uitgangspunten zijn vastgelegd in mandaatovereenkomsten met de vermogensbeheerders. De mandaten zijn gericht op zowel actief als passief vermogensbeheer. Solvabiliteitsrisico's Een belangrijk risico voor het pensioenfonds is het solvabiliteitsrisico. Dit betreft het risico dat het pensioenfonds niet beschikt over voldoende vermogen om de pensioenverplichtingen na te komen. Indien de solvabiliteit zich negatief ontwikkelt, bestaat het risico dat het pensioenfonds de premie moet verhogen en dat er geen ruimte is voor (volledige) toeslagverlening. In het uiterste geval kan het noodzakelijk zijn dat het pensioenfonds de verworven pensioenaanspraken en pensioenrechten moet verminderen (afstempelen). In de wet- en regelgeving zijn voorschriften opgenomen hoe er met dit risico moet worden omgegaan. In de premie- en beleidstaffel van het pensioenfonds wordt ook rekening gehouden met de solvabiliteitseisen. Het Minimaal Vereist Eigen Vermogen (MVEV) moet worden aangehouden ter dekking van algemene risico's zoals beleggingsrisico's, overlijdensrisico's en arbeidsongeschiktheidsrisico's. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een dekkingstekort en moet het een kortetermijnherstelplan indienen bij de toezichthouder. Het Vereist Eigen Vermogen (VEV) is de omvang van het eigen vermogen waarover een pensioenfonds minimaal moet beschikken. Indien een pensioenfonds niet over dit vermogen beschikt is er sprake van een reservetekort en moet het een lange termijn herstelplan indienen bij de toezichthouder. Het VEV is het vermogen dat hoort bij de evenwichtssituatie van een pensioenfonds. In deze situatie is het eigen vermogen zodanig dat het over 1 jaar met een zekerheid van 97,5% meer bezittingen heeft dan verplichtingen. Het pensioenfonds bepaalt het VEV met behulp van het standaardmodel dat door de toezichthouder is vastgesteld. Per ultimo december 2014 is met het standaardmodel per risicofactor de vereiste solvabiliteit bepaald. De vereiste solvabiliteit per risicofactor is aan de hand van een (wortel)formule gecombineerd tot een totaal vereiste solvabiliteit (inclusief een opslag voor actief risico). Het vereist eigen vermogen is gebaseerd op de strategische portefeuille en bedraagt ultimo 2014 7,9%. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille per ultimo december 2014, dan zou het vereist eigen vermogen 6,9% bedragen. Ultimo 2013 bedroeg het vereist eigen vermogen 7,5% op basis van de strategische portefeuille.
61
De aanwezige dekkingsgraad heeft zich als volgt ontwikkeld: 2014
2013
%
%
Dekkingsgraad per 1 januari Premie Uitkering Toeslagverlening Benodigde intrest Beleggingsopbrengsten- return Belegginsopbrengsten- matching Wijziging rentetermijnstructuur voorziening pensioenverplichtingen Wijziging Ultimate Forward Rate voorziening pensioenverplichtingen Aanpassing levensverwachting Overige oorzaken
108,9 1,4 0,3 -1,6 -0,4 6,8 24,6 -22,9 8,9 0,1 -8,6
106,9 0,7 0,3 -0,3 3,0 -4,4 4,1 -1,0 -0,1 -0,3
Dekkingsgraad per 31 december
117,5
108,9
De berekening van het vereist eigen vermogen en het hieruit voortvloeiende surplus/tekort aan het einde van het boekjaar is als volgt: 2014 2013 % S1 Renterisico S2 Risico zakelijke waarden S3 Valutarisico S4 Grondstoffenrisico S5 Kredietrisico S6 Verzekeringstechnisch risico S7 Liquiditeitsrisico S8 Concentratierisico S9 Operationeel risico S10 Actief risico Diversificatie-effect Totaal
% 1,4 5,6 1,6 1,3 4,0 0,6 -6,6
0,7 5,6 1,4 1,6 4,0 0,6 -6,4
7,9
7,5
Het vereist eigen vermogen is bepaald als de wortel van: S1²+S2²+(0,5x2xS1xS2)+S3²+S4²+S5²+S6²+S10².
Vereist eigen vermogen (buffer) Voorziening pensioenverplichting Vereist pensioenvermogen Aanwezig eigen vermogen
2014
2013
107.841 1.365.073 1.472.914 238.277
85.851 1.139.590 1.225.441 101.175
130.436
Overschot
15.324
Uit bovenstaande tabel blijkt dat het zakelijke waarden risico (aandelen) het grootste risico vormt voor het pensioenfonds. Diversificatievoordeel ontstaat doordat in het standaardmodel met behulp van een (wortel)formule wordt verondersteld dat niet alle risico's gelijktijdig optreden. In de formule wordt verondersteld dat een daling van de marktwaarde van zakelijke waarden samengaat met een daling van de rente. De samenhang (correlatie) tussen het renterisico en het zakelijke waarden risico is 0,5. De correlatie tussen de overige risicofactoren wordt door de toezichthouder ten behoeve van vaststelling van het vereist eigen vermogen gelijk verondersteld aan nul. Op deze wijze is er diversificatie tussen verschillende risicofactoren, d.w.z. dat niet alle risico's gelijktijdig opgetreden, meegenomen in de formule.
62
Beleggingsrisico De belangrijkste beleggingsrisico's betreffen het markt-, krediet- en liquiditeitsrisico. Het marktrisico is uit te splitsen in renterisico, valutarisico en prijs(koers)risico. Marktrisico wordt gelopen op de verschillende beleggingsmarkten waarin het pensioenfonds op basis van het vastgestelde beleggingsbeleid actief is. De beheersing van het risico is geïntegreerd in het beleggingsproces. Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid kunnen zich voorts risico's manifesteren uit hoofde van de geselecteerde managers en bewaarbedrijven (zogeheten manager- en custody risico), en de juridische bepalingen omtrent gebruikte instrumenten en de uitvoeringsovereenkomst (juridisch risico). Het marktrisico wordt beheerst doordat met de vermogensbeheerder specifieke mandaten zijn afgesproken, welke in overeenstemming zijn met de beleidskaders en richtlijnen zoals deze zijn vastgesteld door het bestuur. Het bestuur monitort de mate van naleving van deze mandaten. De marktposities worden periodiek gerapporteerd. Renterisico (S1) Renterisico is het risico dat de waarde van de portefeuille vastrentende waarden en de waarde van de pensioenverplichtingen veranderen als gevolg van ongunstige veranderingen in de marktrente. Maatstaf voor het meten van rentegevoeligheid is de duration. De duration is de gewogen gemiddelde resterende looptijd in jaren ook te omschrijven als de waardeverandering van de vastrentende waarde als gevolg van een rente/inflatie wijziging met 1%. Voor de afdekking van het renterisico worden obligaties en rentederivaten (renteswap overlay) ingezet. In de uitvoeringsovereenkomst met de werkgever is bepaald dat het pensioenfonds minimaal 80% van het renterisico van de nominale verplichtingen afdekt. In de praktijk wordt het renterisico doorlopend gemonitord, waarbij minimaal eens per kwartaal de optimale rente afdekking door de beleggingscommissie op advies van de fiduciair beheerder wordt beoordeeld. Voor het afdekken van het renterisico staat allereerst de fysieke obligatieportefeuille ter beschikking. Deze portefeuille heeft een rentegevoeligheid die weliswaar afwijkt van de verplichtingen, maar al een deel van de rentegevoeligheid afdekt. Het verdere maatwerk wordt geleverd door het gebruik van renteswaps. Ultimo 2014 is 92,2% van het renterisico afgedekt (2013: 93,4%). De duratie en het effect van de renteafdekking kan als volgt worden samengevat: 31-12-2014
31-12-2013
Duratie Vastrentende waarden (vóór derivaten) Vastrentende waarden (na derivaten) (Nominale) pensioenverplichtingen
1.244.085 1.281.090 1.364.470
Duratie
11,4 15,6 17,1
956.564 949.999 1.139.590
11,2 14,8 15,8
De samenstelling van de vastrentende waarden naar looptijd is als volgt: 31-12-2014
31-12-2013 %
Resterende looptijd < 1 jaar Resterende looptijd > 1 jaar en < 5 jaar Resterende looptijd > 5 jaar
%
5.958 205.914 1.032.213
0,5 16,6 82,9
7.336 162.077 787.151
0,8 16,9 82,3
1.244.085
100,0
956.564
100,0
De presentatie van de vastrentende waarden in bovenstaande looptijden hangt samen met het lange termijn karakter van de investeringen van het pensioenfonds en het hiermee samenhangende beleid en ter vergelijking met de looptijden van de verplichtingen zoals in onderstaand overzicht weergegeven. De resterende looptijd van de verplichtingen kan als volgt worden weergegeven: 31-12-2014
31-12-2013 %
Resterende Resterende Resterende Resterende
looptijd looptijd looptijd looptijd
< > > >
5 jaar 5 en < 10 jaar 10 en < 20 jaar 20 jaar
%
216.625 206.247 377.341 564.860
15,9 15,1 27,6 41,4
207.533 187.988 325.246 418.823
18,2 16,5 28,5 36,8
1.365.073
100,0
1.139.590
100,0
Risico zakelijke waarden (S2) Zakelijke waarden risico is het risico dat de waarde van de zakelijke waarden (voornamelijk aandelen, beursgenoteerd indirect vastgoed en converteerbare obligaties) verandert door veranderingen in de marktprijzen voor deze waarden. Het structurele marktrisico wordt beheerst binnen het ALM-proces. Daarin wordt een zodanige beleggingsmix vastgesteld dat het marktrisico acceptabel is. De feitelijke beleggingsmix mag binnen vastgestelde bandbreedtes afwijken van de ALM-beleggingsmix. Voor de beheersing van het marktrisico in samenhang met het renterisico wordt gebruik gemaakt van derivaten.
63
Valutarisico (S3) De obligatieportefeuille kent een beperkt valutarisico en de vreemde valuta-exposure wordt afgedekt. Verder wordt 100% van de benchmark exposure in de Amerikaanse dollar, Japanse yen en Britse pond afgedekt naar de euro voor aandelen, wereldwijde high yield obligaties en schuldpapier van opkomende markten. De gebruikte instrumenten zijn valutatermijncontracten met een looptijd van 3 maanden, die ieder kwartaal worden doorgerold. De valutapositie voor en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: De valutapositie per 31 december 2014 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2014
EUR GBP JPY USD Overige
Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
1.315.988 30.024 13.884 194.662 57.322
219.933 -26.607 -16.688 -184.675 -160
1.535.921 3.417 -2.804 9.988 57.162
1.611.880
-8.197
1.603.684
De valutapositie per 31 december 2013 vóór en na afdekking door valutaderivaten is als volgt weer te geven: 2013
EUR GBP JPY USD Overige
64
Totaal
Valutaderivaten
Netto positie
Voor afdekking
Afdekking
Na afdekking
977.807 30.858 15.228 161.327 46.228
183.183 -23.099 -15.322 -140.703 -877
1.160.990 7.759 -94 20.624 45.351
1.231.448
3.182
1.234.630
Prijsrisico Prijsrisico is het risico van waardewijzigingen door de ontwikkeling van marktprijzen. Het wordt veroorzaakt door factoren gerelateerd aan een individuele belegging, de uitgevende instelling of generieke factoren. Het prijsrisico wordt gemitigeerd door diversificatie die onder meer is vastgelegd in de strategische beleggingsmix van het fonds. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar regio is als volgt:
2014
2013 %
%
Europa Noord-Amerika Azië Overig
76.267 105.344 53.160 15.429
30,5 42,1 21,2 6,2
70.218 80.254 45.470 19.414
32,6 37,3 21,1 9,0
Totaal
250.200
100,0
215.356
100,0
De vastgoedportefeuille betreft participaties in vastgoedmaatschappijen met een totale waarde van € 30,8 mln, waaronder een niet-beursgenoteerd fonds van CBRE dat belegt in 22 landen in Continentaal Europa. De beleggingen in dit fonds hebben ultimo 2014 een waarde van € 26,4 mln. De segmentatie van de aandelenportefeuille naar sectoren is als volgt:
2014
2013 %
Energie Industrie Duurzame consumentengoederen Consumentengebruiksgoederen Media & entertainment Informatietechnologie Telecommunicatie Niet-gespecificeerd binnen beleggingsfondsen Overige Totaal
%
18.497 56.013 21.202 45.762 21.062 3.054 9.751 55.505 19.354
7,4 22,4 8,5 18,3 8,4 1,2 3,9 22,2 7,7
23.138 37.428 995 56.493 12.506 26.963 9.596 44.870 3.367
10,7 17,4 0,5 26,2 5,8 12,5 4,5 20,8 1,6
250.200
100,0
215.356
100,0
Kredietrisico (S5) Kredietrisico is het risico van financiële verliezen voor het pensioenfonds als gevolg van faillissement of betalingsonmacht van tegenpartijen waarop het pensioenfonds (potentiële) vorderingen heeft. Naast het hanteren van minimale creditratings en concentratielimieten op individuele tegenpartijen en/of uitgevende instellingen wordt het risico op tegenpartijen voor buitenbeurstransacties (het OTC plaatsen van deposito's en het afsluiten van swaps) afgedekt door middel van onderpandstelling. In het verlengde van de risicobeheersingmaatregelen voor het tegenpartijrisico, houdt de fiduciair manager zich bezig met het continu monitoren en analyseren van het kredietrisico van uitgevende instellingen. De samenstelling van de vastrentende waarden naar regio's kan als volgt worden samengevat: 2014
2013 %
%
Europa Noord-Amerika Zuid-Oost Azië Overige
1.154.418 15.561 0 74.106
92,8 1,2 6,0
886.095 60.723 612 9.134
92,6 6,3 0,1 1,0
Totaal
1.244.085
100,0
956.564
100,0
65
De vastrentende waarden worden via gereglementeerde markten verhandeld. De rating is gebaseerd op Moody's, als deze niet beschikbaar is wordt de rating van Standard & Poor's gebruikt en tenslotte Fitch. Onderstaande tabel geeft, ter illustratie van het kredietrisico binnen de vastrentende waarden portefeuille, de verdeling naar de verschillende kredietkwaliteiten weer ultimo 2014. 2014 2013 % AAA AA A BBB BB
%
697.515 336.363 56.770 151.735 0 1.702 0
56,1 27,0 4,6 12,2 0,1 -
490.684 242.705 70.818 128.504 16.019 0 7.834
51,3 25,4 7,4 13,4 1,7 0,8
1.244.085
100,0
956.564
100,0
Verzekeringstechnische risico's (actuariële risico's, S6) Het verzekeringstechnisch risico is het risico dat voortvloeit uit mogelijke afwijkingen van actuariële inschattingen die worden gebruikt voor de vaststelling van de technische voorzieningen en de hoogte van de premie. De belangrijkste actuariële risico's zijn de risico's van langleven, overlijden (kortleven), arbeidsongeschiktheid en het toeslagrisico. Langlevenrisico Langlevenrisico is het risico dat deelnemers langer blijven leven dan gemiddeld verondersteld wordt bij de bepaling van de voorziening pensioenverplichtingen. Als gevolg hiervan volstaat mogelijk de opbouw van het pensioenvermogen niet voor de uitkering van de pensioenverplichting aan deze langer levende deelnemers. Eind 2014 heeft het pensioenfonds, naar aanleiding van publicatie van de nieuwe prognosetafels, onderzocht welke gevolgen de nieuwe prognosetafels hebben voor de gehele set van voorzieningsgrondslagen. Het bestuur heeft toen besloten de AG-prognosetafel 2014 te implementeren, waarbij een correctie wordt toegepast gebaseerd op de CBS ervaringscurve van de levensverwachting bij een sociaaleconomische status hoog. Er wordt geen leeftijdsterugstelling toegepast. Iedere twee jaar zal het bestuur deze tafel herijken op basis van de nieuwste gegevens. De reglementsfactoren zijn eveneens per 1 januari 2013 aangepast aan de nieuwe prognosetafel. Overlijdensrisico Het overlijdensrisico houdt in dat het pensioenfonds in geval van overlijden mogelijk een nabestaandenpensioen moet toekennen waarvoor door het pensioenfonds geen voorzieningen zijn getroffen. Voor het overlijdensrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Gezien de schaal van het pensioenfonds is dit risico niet herverzekerd. Arbeidsongeschiktheidsrisico Het arbeidsongeschiktheidsrisico betreft het risico dat het pensioenfonds voorzieningen moet treffen voor premievrijstelling bij invaliditeit en voor het toekennen van een arbeidsongeschiktheidspensioen. Voor het arbeidsongeschiktheidsrisico wordt een risicopremie in rekening gebracht. Het verschil tussen de risicopremie en de werkelijke kosten wordt verwerkt via het resultaat. De actuariële uitgangspunten voor de risicopremies worden periodiek herzien. Ook dit risico wordt door het pensioenfonds niet herverzekerd. Toeslagrisico Het bestuur van het pensioenfonds heeft de ambitie om toeslagen op de pensioenen toe te kennen. De mate waarin dit kan worden gerealiseerd is afhankelijk van de ontwikkelingen in de rente, rendement, looninflatie en demografie. Uitdrukkelijk wordt opgemerkt dat de toeslagverlening voor niet-actieven voorwaardelijk is. De zogenaamde reële dekkingsgraad geeft inzicht in de mate waarin toeslagen kunnen worden toegekend (ook wel aangeduid als de toeslagruimte). Voor het bepalen van de reële dekkingsgraad worden onvoorwaardelijke nominale pensioenverplichtingen verdisconteerd tegen een reële, in plaats van nominale, rentetermijnstructuur. Omdat er op dit moment geen markt voor financiële instrumenten aanwezig is waaruit de reële rentetermijnstructuur kan worden afgeleid, wordt gebruik gemaakt van een benaderingswijze.
66
De nominale rente kan worden verminderd met een bepaald (vast) percentage dat de toeslagambitie op lange termijn weergeeft. Ook kan gebruik worden gemaakt van de verwachte loon- of prijsinflatie (afhankelijk van de bepalingen omtrent toeslagverlening in het reglement). Ultimo 2014 bedraagt de reële dekkingsgraad 82,4% (31 december 2013: 79,5%). Vanaf boekjaar 2015 zal aansluiting gezocht worden bij de definitie en berekeningswijze van de reële dekkingsgraad zoals voor het aangepast FTK gaat gelden.
Liquiditeitsrisico (S7) Liquiditeitsrisico is het risico dat beleggingen niet tijdig en/of niet tegen een aanvaardbare prijs kunnen worden omgezet in liquide middelen, waardoor het pensioenfonds op korte termijn niet aan zijn verplichtingen kan voldoen. Waar de overige risicocomponenten vooral de langere termijn betreffen (solvabiliteit), gaat het hierbij om de kortere termijn. Dit risico kan worden beheerst door in het strategische en tactische beleggingsbeleid voldoende ruimte aan te houden voor de liquiditeitsposities. Er moet eveneens rekening worden gehouden met de directe beleggingsopbrengsten en andere inkomsten zoals premies. Concentratierisico (S8) Concentraties kunnen ertoe leiden dat het fonds bij grote veranderingen in bijvoorbeeld de waardering (marktrisico) of de financiële positie van een tegenpartij (kredietrisico) grote (veelal financiële) gevolgen hiervan ondervindt. Concentratierisico's kunnen optreden bij een concentratie in de beleggingsportefeuille in producten, regio's of landen, economische sectoren of tegenpartijen. Naast concentraties in de beleggingsportefeuille kan ook sprake zijn van concentraties in de verplichtingen en de uitvoering. De spreiding in de beleggingsportefeuille is weergegeven in de tabel die is opgenomen bij de toelichting op het kredietrisico. Grote posten kunnen een post van concentratierisico zijn. Om te bepalen welke posten dit betreft worden per beleggingscategorie alle instrumenten met dezelfde debiteur opgeteld. Als grote post wordt aangemerkt elke post die meer dan 2% van het balanstotaal uitmaakt. Ultimo 2014 zijn de volgende posten met meer dan 2% van het balanstotaal aanwezig: 31-12-2014 31-12-2013 %
%
Vastgoed CBRE Eurosiris fonds
26.370
1,6
30.924
2,4
44.335 52.627 241.755 356.873 127.022 79.534 124.218 35.472
2,7 3,2 14,7 21,6 7,7 4,8 7,5 2,2
33.423 32.804 173.543 266.357 95.768 56.738 66.543 0
2,6 2,6 13,7 21,0 7,6 4,5 5,2 -
1.088.206
66,0
756.100
59,6
Vastrentende waarden Oostenrijk Italië Frankrijk Duitsland Nederland België BlackRock (Ishares en liquiditeiten) Spanje totaal
67
Operationeel risico (S9) Operationeel risico is het risico dat optreedt bij de uitvoering van het pensioen- en vermogensbeheer, bestuursondersteuning en de integrale advisering van het pensioenfonds inzake het beleid op communicatie-, juridisch, fiscaal, actuarieel en beleggingsterrein en heeft betrekking op de continuïteit, integriteit en kwaliteit van de dienstverlening. Het pensioenfonds heeft de genoemde werkzaamheden uitbesteed aan TKP, BNY Mellon en BlackRock. Uitbestedingsrisico is het risico dat de continuïteit, integriteit en/of kwaliteit van de aan derden uitbestede werkzaamheden dan wel door deze derden ter beschikking gestelde apparatuur en personeel worden geschaad. Het uitbestedingsrisico wordt gemitigeerd door de afspraken (kwaliteitseisen) in de uitvoeringsovereenkomst en de daaraan verbonden Service Level Agreement (SLA). Monitoring van de uitvoering door het bestuur van het pensioenfonds vindt plaats op basis van de periodieke rapportages van de externe uitvoerders over de uitgevoerde werkzaamheden. Tevens ontvangt het pensioenfonds van de uitvoerders TKP, BlackRock en BNY Mellon een ISAE 3402 type II-rapport of vergelijkbaar rapport. Deze rapportages geven inzicht in de wijze van beheersing van de operationele risico's en geeft aan of de uitvoerder 'in control' is. Een onafhankelijke externe accountant certificeert de rapportages. Overige niet-financiële risico's Het integriteitrisico is het gevaar voor aantasting van de reputatie of bestaande of toekomstige bedreiging van vermogen of resultaat van het pensioenfonds als gevolg van een ontoereikende naleving van hetgeen bij of krachtens enig wettelijk voorschift is voorgeschreven. Het integriteitrisico wordt gemitigeerd door de vaststelling van integriteitbeleid door het bestuur en de jaarlijkse toetsing hiervan. Het pensioenfonds beschikt over een gedragscode. Het doel van de gedragscode is het bijdragen aan het transparant en integer handelen van de bestuurders ten behoeve van al diegenen die bij het pensioenfonds belang hebben en tot het waarborgen van de goede naam en reputatie van het pensioenfonds. De gedragscode bevat onder meer regels over hoe een bestuurslid moet omgaan met vertrouwelijke informatie, voorwetenschap, relatiegeschenken en het vervullen van nevenfuncties bij andere ondernemingen en instellingen. Het pensioenfonds volgt verder een Socially Responsible Investment-strategie. Als gevolg daarvan is een lijst van ondernemingen opgenomen waarin niet mag worden belegd. Juridisch risico Het juridisch risico wordt onder andere beheerst door het sluiten van diverse overeenkomsten. Waar nodig wordt tevens juridisch advies ingewonnen. Actief risico (S10) Een actief beleggingsrisico ontstaat wanneer met het beleggingsbeleid binnen de beleggingscategorieën afgeweken wordt van het beleid volgens de benchmark. Een maatstaf van de mate waarin actief wordt belegd is de zogenaamde 'tracking error'. De tracking error geeft aan hoe groot de afwijkingen van het rendement kunnen zijn ten opzichte van het benchmarkrendement. Hoe hoger de tracking error, hoe hoger het actief risico. Bij het pensioenfonds bedraagt de tracking error per eind december 0,27% (2013: 0,3%). Het actief risico is in de berekening van het vereist eigen vermogen opgenomen als S10. S10 heeft een omvang van twee maal de tracking error van de portefeuille (97,5% zekerheid). Er is verondersteld dat het actief risico niet samenhangt met de andere risicofactoren. Systeemrisico Systeemrisico betreft het risico dat het mondiale financiële systeem (de internationale markten) niet langer naar behoren functioneert, waardoor beleggingen van het fonds niet langer verhandelbaar zijn en zelfs, al dan niet tijdelijk, hun waarde kunnen verliezen. Net als voor andere marktpartijen, is dit risico voor het fonds niet beheersbaar. Het systeemrisico maakt geen onderdeel uit van de door DNB voorgeschreven solvabiliteitstoets. Derivaten Bij de uitvoering van het beleggingsbeleid wordt gebruik gemaakt van financiële derivaten. Hoofdregel die hierbij geldt, is dat derivaten uitsluitend worden gebruikt voor zover dit passend is binnen het beleggingsbeleid van het pensioenfonds. Derivaten worden hoofdzakelijk gebruikt om de hiervoor vermelde vormen van marktrisico zo veel mogelijk af te dekken. Derivaten hebben als voornaamste risico het kredietrisico. Dit risico wordt beperkt door alleen transacties aan te gaan met goed te boek staande partijen en door zoveel mogelijk te werken met onderpand.
68
Gebruik kan worden gemaakt van onder meer de volgende instrumenten: Futures: dit zijn standaard beursgenoteerde instrumenten waarmee snel posities kunnen worden l gewijzigd. Futures worden gebruikt voor het tactische beleggingsbeleid. Tactisch beleggingsbeleid is slechts zeer beperkt mogelijk binnen de grenzen van het strategische beleggingsbeleid. Putopties op aandelen: dit betreft al dan niet beursgenoteerde opties waarmee het pensioenfonds het l neerwaartse koersrisico van de aandelenportefeuille kan beperken. Voor deze opties wordt bij de verwerving een premie betaald die onder meer afhankelijk is van het actuele koersniveau van de onderliggende index, de looptijd van de opties en de uitoefenprijs van de opties. Valutatermijncontracten: dit zijn met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting l wordt aangegaan tot het verkopen van een valuta en de aankoop van een andere valuta, tegen een vooraf vastgestelde prijs en op een vooraf vastgestelde datum. Door middel van valutatermijncontracten worden valutarisico's afgedekt. Swaps: dit betreft met individuele banken afgesloten contracten waarbij de verplichting wordt aangegaan l tot het uitwisselen van rentebetalingen over een nominale hoofdsom. Door middel van swaps kan het pensioenfonds de rentegevoeligheid van de portefeuille beïnvloeden. Ultimo 2014 zijn zekerheden ontvangen voor de swaps voor een bedrag van € 36,3 mln (2013: € 5,0 mln). Ultimo 2014 zijn zekerheden gesteld voor de swaps voor een bedrag van € 0,4 mln (2013: € 13,2 mln). Het pensioenfonds neemt geen deel aan securities lending programma's. De portefeuille aandelen bevat onder andere een investering in iShares, die een securities lending component bevat. Deze wordt als gering beschouwd.
69
6.4.4
Niet in de balans opgenomen verplichtingen
Langlopende contractuele verplichtingen Het pensioenfonds heeft een uitbestedingsovereenkomst gesloten met TKP Pensioen BV per 1 oktober 2007. Het betreft een overeenkomst inzake pensioenadministratie en bestuursondersteuning welke per 1 januari 2014 is verlengd voor een periode van 1 jaar met een opzegtermijn van negen maanden. De vergoeding voor 2014 bedraagt € 0,9 miljoen (2013: € 0,7 miljoen). Daarnaast heeft het pensioenfonds contracten afgesloten met BlackRock Netherlands BV voor fiduciair managent en beheer van de matching assets. Het contract is per direct opzegbaar en heeft een opzegtermijn van drie maanden. Met Wellington en J.P. Morgan zijn overeenkomsten afgesloten voor het beheer van de aandelenportefeuille. De contracten zijn per direct opzegbaar. Bank of New York Mellon SA/NV is aangesteld als custodian. Het contract is per direct opzegbaar, waarbij een overgangstermijn gehanteerd wordt van 90 dagen.
6.4.5
Verbonden partijen
Transacties met (voormalige) bestuurders Inzake de beloning van bestuurders wordt verwezen naar de toelichting op de staat van baten en lasten. Er zijn geen leningen verstrekt aan, noch is er sprake van vorderingen op, (voormalige) bestuurders. De bestuurders nemen deel aan de pensioenregeling van het fonds op basis van voorwaarden in het pensioenreglement. Overige transacties met verbonden partijen Het pensioenfonds heeft een uitvoeringsovereenkomst gesloten met de werkgever ten aanzien van de uitvoering van het pensioenreglement met een looptijd tot 1 januari 2014. Deze overeenkomst wordt vervolgens stilzwijgend verlengd met telkens drie jaren. De uitvoeringsovereenkomst is niet opgezegd of gewijzigd en loopt derhalve door. In overleg met de werkgever is besloten tot een verlenging tot 1 januari 2015, omdat deze in het kader van een nieuwe pensioenregeling herzien zal worden.
70
6.4.6
Toelichting op de staat van baten en lasten over 2014
7. Premiebijdragen voor risico pensioenfonds 2014
2013
De premiebijdragen kunnen als volgt worden gespecificeerd Pensioenpremie huidig jaar Koopsommen FVP Inkoop indexatie pensioen
45.275 79 80
44.188 71 118
45.434
44.377
De totale bijdrage van werkgever en werknemers bedraagt 34,5% (2013: 34,5%) van de loonsom, exclusief de opslag voor uitvoeringskosten. Het pensioenfonds maakt gebruik van de mogelijkheid om de kostendekkende premie te dempen. Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. De kostendekkende, gedempte en feitelijke premie zijn als volgt: Kostendekkende premie Feitelijke premie Gedempte premie
29.241 45.434 20.519
36.320 44.377 24.074
De premieopbrengsten zijn niet gesplitst naar een werkgever- en een werknemersdeel, omdat de totale premie volgens overeenkomst aan de werkgever in rekening wordt gebracht. Een deel van de premie wordt door de werkgever ingehouden op het salaris van de werknemers. Het deel van de premie dat de werkgever doorbelast aan de werknemer wordt niet door het pensioenfonds geregistreerd. De aan het boekjaar toe te rekenen feitelijke premie is als bate in de staat van baten en lasten verantwoord. De samenstelling van de kostendekkende premie is als volgt: Kostendekkende premie Actuarieel benodigd voor onvoorwaardelijke onderdelen pensioenopbouw Opslag voor instandhouding van het vereist eigen vermogen Opslag voor uitvoeringskosten Risicopremie WIA excedent en PVI
25.321 1.993 789 1.138
31.933 2.512 582 1.293
Totaal kostendekkende premie
29.241
36.320
71
8. Beleggingsresultaten risico pensioenfonds
2014 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Totaal
888 5.536 30.940 295 -546
421 32.971 191.715 280 100.416
0 -1.801 -2.278 0 -605 -418
1.309 36.706 220.377 575 99.265 -418
37.113
325.803
-5.102
357.814
Het saldo aan kosten vermogensbeheer 2014 van € 5,1 mln. bevat € 1,2 mln. aan kosten betrekking hebbende op 2013. De kosten vermogensbeheer van de vastgoedportefeuille worden verrekend binnen het vastgoedbeleggingsfonds, over 2014 bedragen deze kosten € 159 duizend. De transactiekosten voor aan- en verkopen van beleggingen zijn conform de aanbevelingen van de Pensioenfederatie bepaald. Deze bedragen over 2014 € 2.603 duizend, onderverdeeld naar: Derivaten- € 424 duizend Vastrentende waarden- € 1.702 duizend Aandelen- € 477 duizend. Deze bedragen over 2013 € 3.046 duizend, onderverdeeld naar: Derivaten- € 147 duizend Vastrentende waarden- € 2.536 duizend Aandelen- € 363 duizend.
2013 Vastgoedbeleggingen Aandelen Vastrentende waarden Overige beleggingen Derivaten Kosten van vermogensbeheer
Directe beleggingsopbrengst
Indirecte beleggingsopbrengst
Kosten vermogensbeheer
Totaal
724 4.976 31.186 -129 5.642
-2.792 28.171 -57.965 -139 -23.873
0 -1.148 -1.647 0 0 -308
-2.068 31.999 -28.426 -268 -18.231 -308
42.399
-56.598
-3.103
-17.302
De kosten vermogensbeheer van de vastgoedportefeuille worden verrekend binnen het vastgoedbeleggingsfonds, over 2014 bedragen deze kosten € 113 duizend. 2014
2013
9. Overige baten Interest waardeoverdrachten Interest overig
72
30 2
30 0
32
30
2014
2013
€
€
10. Pensioenuitkeringen Ouderdomspensioen Prepensioen Partnerpensioen Eenmalige uitkering (vakantiegeld) Wezenpensioen Arbeidsongeschiktheidspensioen WAO-aanvulling Afkoop pensioenen en premierestitutie
26.142 5.228 7.345 1.502 157 340 134 20
24.677 6.918 7.375 1.586 183 303 138 43
40.868
41.222
185 931 85 44 34 17 0 23 71
99 745 49 33 89 15 0 28 76
1.390
1.134
11. Pensioenuitvoeringskosten Bestuurskosten Administratiekostenvergoeding Accountantskosten Certificerend actuaris Overige advieskosten Contributies en bijdragen Dwangsommen en boetes Overige Kosten toezicht DNB/AFM
De accountantskosten 2014 zoals gepresenteerd in bovenstaand overzicht zijn eenmalig hoger, omdat voorheen deze kosten op kasbasis werden geadministreerd. Hierdoor is een deel van de kosten voor het jaarwerk 2013 in 2014 verantwoord. Hetzelfde geldt voor de kosten van de certificerend actuaris. Governancekosten De bestuurskosten bevatten onder andere de vacatiegelden en de kostenvergoedingen voor de statutaire bestuurders. De bezoldiging voor de (voormalige) bestuurders tezamen bedraagt € 94 (2013: € 24). De stijging van de bestuurskosten wordt veroorzaakt doordat de voorzitter in 2013 de rol van externe voorzitter had en geen zitting had in het bestuur. In 2014 is de externe voorzitter toegetreden tot het bestuur. De kosten zijn derhalve verschoven van advieskosten naar bestuurskosten. Het bedrag aan vacatiegelden is afhankelijk van het aantal bijeenkomsten dat is gehouden en het aantal bestuursleden dat deze bijeenkomsten heeft bijgewoond. Aan betrokkenen zijn geen leningen, voorschotten of garanties verstrekt. Accountantshonoraria De honoraria van de onafhankelijke externe accountant(s) zijn als volgt: Controle van de jaarrekening
43
49
12. Mutatie voorziening pensioenverplichtingen voor risico van het pensioenfonds Voor het verloop van en de toelichting op de voorziening pensioenverplichtingen voor r isico pensioenfo nds wordt verwezen naar de staat van baten en lasten, respectievelijk de toelichting op de balans . 13. Mutatie overige technische voorzieningen Mutatie overige technische voorzieningen
-115
-290
-4.056 2.469
-5.234 2.446
-1.587
-2.788
14. Saldo overdracht van derden Inkomende waardeoverdrachten Uitgaande waardeoverdrachten
73
2013
2014 15. Overige lasten Interest waardeoverdrachten Interest premies Overig
74
24 0 0
16 3 19
24
38
6.5
Actuariële analyse
Oordeel van de externe actuaris over de financiële positie De financiële positie van het fonds is naar mening van de certificerend actuaris voldoende. Actuariële analyse van het resultaat 2014
2013
Wijziging rentetermijnstructuur Beleggingsopbrengsten Resultaat premie Resultaat waardeoverdrachten Resultaat kosten Resultaat uitkeringen Resultaat toeslagverlening Resultaat kanssystemen Resultaat overige (incidentele) mutatie technische voorziening Resultaat andere oorzaken
-218.234 353.560 18.056 10 11 -4 -16.757 -573
35.828 -21.370 10.348 42 417 42 0 -3.977
1.026 7
-1.032 139
Totaal resultaat
137.102
20.437
Bedragen x € 1.000
Hieronder wordt kort ingegaan op de belangrijkste onderdelen van het actuarieel resultaat. Wijziging rentetermijnstructuur De technische voorziening wordt gewaardeerd met behulp van de rentetermijnstructuur, welke door DNB wordt gepubliceerd. De RTS ultimo 2014 ligt over alle looptijden onder de RTS ultimo 2013. Wanneer beide curves worden uitgedrukt in één gemiddeld rentepercentage is de rente in 2014 met circa 0,9% gedaald. Dit leidt tot een aanzienlijke stijging van de voorziening en dus tot een negatief resultaat. Beleggingsopbrengsten Er is in 2014 een beleggingsrendement gerealiseerd van 29,3% terwijl voor de technische voorziening een rendement van 0,4% nodig was. Dit zorgt voor een positief resultaat als gevolg van beleggingsopbrengsten. Resultaat kanssystemen Aan het vaststellen van de technische voorzieningen liggen kanssystemen ten grondslag. De belangrijkste zijn sterfte (2.868) en arbeidsongeschiktheid (529). Overige mutaties technische voorziening Dit betreft het resultaat als gevolg van de wijziging van de regeling (-899) en de verlaging van de voorziening als gevolg van de nieuwe prognosetafels (1.614) en de wijziging van de voorziening voor ingegane ziektegevallen (311).
75
Kostendekkende premie (bedragen * € 1.000)
actuarieel benodigde premie voor de inkoop van de onvoorwaardelijke onderdelen van de regeling excasso-opslag extra pensioenopbouw toeslagen de risicopremie voor nabestaandenpensioen opslag voor uitvoeringskosten de risicopremie voor WIA excedent en premievrijstelling bij invaliditeit solvabiliteitsopslag Totaal kostendekkende premie Feitelijke premie
RTS 20.406
Gedempt 13.802
412 0 3.290 1.213 789 1.138 1.993 29.241
412 0 2.244 942 789 948 1.382 20.519
(inclusief ontvangen FVP bijdragen)
45.434
Het pensioenfonds voldoet aan de eis dat de feitelijke premie minimaal gelijk moet zijn aan de gedempte kostendekkende premie. Het vereist eigen vermogen eind 2014 is 107,9% en is gebaseerd op de strategische portefeuille. Indien het vereist eigen vermogen zou worden bepaald op basis van de werkelijke portefeuille, dan zou het vereist eigen vermogen op 106,7% zijn uitgekomen.
Amsterdam, 22 mei 2015
G. van Ankeren E. Elvers D. Hendriks P.D. van Loo F.A. Schilthuis mw. G.F.T. Tiellemans L.J. van Wechem F.J. de Weert P.W.G.F. ten Westeneind
76
OVERIGE GEGEVENS
77
7.
Overige gegevens
7.1
Statutaire regelingen omtrent de bestemming van het saldo van baten en lasten
Er zijn geen statutaire bepalingen betreffende de bestemming van het resultaat. Het saldo van de staat van baten en lasten van € 137,1 miljoen is toegevoegd aan de algemene reserve.
7.2
Gebeurtenissen na balansdatum
Herziening financieel toetsingskader Op 1 januari 2015 is de wet 'Aanpassing financieel toetsingskader' in werking getreden. Dit heeft geleid tot een aanpassing van de Pensioenwet. Het nieuwe kader bevat in de eerste plaats hogere buffereisen. Het vereist eigen vermogen (VEV) wordt als gevolg van een gewijzigde methode ter berekening hoger. In het toetsingskader dat van toepassing was tot 1 januari 2015 was de actuele dekkingsgraad leidend. Om de invloed van dagkoersen te beperken, moeten pensioenfondsen hun beleidsmaatregelen nu baseren op de zogenoemde beleidsdekkingsgraad. Deze beleidsdekkingsgraad wordt berekend als een voortschrijdend gemiddelde van de actuele dekkingsgraad over 12 maanden. Er is dan dus sprake van een tekort als de beleidsdekkingsgraad onder het niveau van het vereist eigen vermogen komt. Ultimo 2014 is de beleidsdekkingsgraad bepaald op 115,4%. Het aangepast FTK leidt tot zwaardere buffereisen en daarom neemt de vereiste dekkingsgraad ultimo 2014 toe tot 111,3%. Dit betekent dat er geen sprake van een reservetekort is. Nieuwe pensioenregeling Sociale partners hebben eind 2014 afspraken gemaakt over een nieuwe pensioenregeling, die ingaat per 1 januari 2015. Hierbij zijn ook de gevolgen van het nieuwe FTK en wijzigingen in de fiscale wetgeving betrokken. De belangrijkste wijzigingen ten opzichte van 2014 zijn: - Opbouwpercentage verlaagd van 2,05% naar 1,875% (fiscaal maximum); - Franchise € 12.642 (fiscaal minimum); - Begrenzing pensioengevend salaris op € 100.000; - Toeslagverlening aan actieven gewijzigd van onvoorwaardelijk naar voorwaardelijk
78
7.3
Actuariële verklaring
Opdracht Door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV te Amsterdam is aan Sprenkels & Verschuren B.V. de opdracht verleend tot het afgeven van een actuariële verklaring als bedoeld in de Pensioenwet over het boekjaar 2014. Gegevens De gegevens waarop mijn onderzoek is gebaseerd, zijn verstrekt door en tot stand gekomen onder de verantwoordelijkheid van het bestuur van het pensioenfonds. Voor de toetsing van de fondsmiddelen en voor de beoordeling van de vermogenspositie heb ik mij gebaseerd op de financiële gegevens die ten grondslag liggen aan de jaarrekening. De accountant van het pensioenfonds heeft mij geïnformeerd over zijn bevindingen ten aanzien van de betrouwbaarheid (materiële juistheid en volledigheid) van de basisgegevens en de overige uitgangspunten die voor mijn oordeel van belang zijn. Werkzaamheden Ter uitvoering van de opdracht heb ik onderzocht of is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De door het pensioenfonds verstrekte basisgegevens zijn zodanig dat ik die gegevens als uitgangspunt van de door mij beoordeelde berekeningen heb aanvaard. Als onderdeel van de werkzaamheden voor de opdracht: heb ik ondermeer onderzocht of de technische voorzieningen, het minimaal vereist eigen vermogen en het vereist eigen vermogen toereikend zijn vastgesteld, en heb ik mij een oordeel gevormd over de vermogenspositie van het pensioenfonds. Mijn onderzoek heb ik zodanig uitgevoerd, dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de resultaten geen onjuistheden van materieel belang bevatten. Ik heb mij een oordeel gevormd over de waarschijnlijkheid waarmee het pensioenfonds de tot balansdatum aangegane verplichtingen kan nakomen, mede in aanmerking nemend het financieel beleid van het pensioenfonds. Mijn oordeel is gebaseerd op het Financieel Toetsingskader zoals dat op balansdatum van toepassing was. De beschreven werkzaamheden en de uitvoering daarvan zijn in overeenstemming met de binnen het Koninklijk Actuarieel Genootschap geldende normen en gebruiken, en vormen naar mijn mening een deugdelijke grondslag voor mijn oordeel. Met betrekking tot deze werkzaamheden bevestig ik: dat ik mijn werkzaamheden volledig onafhankelijk heb uitgevoerd. dat ik niet bekend ben met zaken of feiten die aanleiding kunnen geven tot een melding overeenkomstig artikel 170 lid 2 PW. Oordeel De technische voorzieningen zijn, overeenkomstig de beschreven berekeningsregels en uitgangspunten, als geheel bezien, toereikend vastgesteld. Het eigen vermogen van het pensioenfonds is op de balansdatum ten minste gelijk aan het wettelijk vereist eigen vermogen. Gemeten naar de wettelijke maatstaf is ten aanzien van de verplichtingen, aangegaan tot balansdatum, sprake van een toereikende solvabiliteit.
79
Met inachtneming van het voorafgaande heb ik mij ervan overtuigd dat is voldaan aan de artikelen 126 tot en met 140 van de Pensioenwet. De vermogenspositie van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV is naar mijn mening voldoende. Daarbij is in aanmerking genomen dat de mogelijkheden tot het realiseren van de beoogde toeslagen beperkt zijn. Amsterdam, 22 mei 2015
Drs. H.D. Panneman AAG verbonden aan Sprenkels & Verschuren B.V.
80
7.4
Controleverklaring van de onafhankelijke accountant
Aan: het bestuur van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V.
Verklaring betreffende de jaarrekening Wij hebben de in dit jaarverslag opgenomen jaarrekening 2014 van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. te Amsterdam gecontroleerd. Deze jaarrekening bestaat uit de balans per 31 december 2014 en de staat van baten en lasten over 2014 met de toelichting, waarin zijn opgenomen een overzicht van de gehanteerde grondslagen voor financiële verslaggeving en andere toelichtingen.
Verantwoordelijkheid van het bestuur Het bestuur van de stichting is verantwoordelijk voor het opmaken van de jaarrekening die het stichtingskapitaal en reserves en het saldo van baten en lasten getrouw dient weer te geven, alsmede voor het opstellen van het verslag van het bestuur, beide in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW). Het bestuur is tevens verantwoordelijk voor een zodanige interne beheersing als het bestuur noodzakelijk acht om het opmaken van de jaarrekening mogelijk te maken zonder afwijkingen van materieel belang als gevolg van fraude of fouten.
Verantwoordelijkheid van de accountant Onze verantwoordelijkheid is het geven van een oordeel over de jaarrekening op basis van onze controle. Wij hebben onze controle verricht in overeenstemming met Nederlands recht, waaronder de Nederlandse controlestandaarden. Dit vereist dat wij voldoen aan de voor ons geldende ethische voorschriften en dat wij onze controle zodanig plannen en uitvoeren dat een redelijke mate van zekerheid wordt verkregen dat de jaarrekening geen afwijkingen van materieel belang bevat. Een controle omvat het uitvoeren van werkzaamheden ter verkrijging van controle-informatie over de bedragen en de toelichtingen in de jaarrekening. De geselecteerde werkzaamheden zijn afhankelijk van de door de accountant toegepaste oordeelsvorming, met inbegrip van het inschatten van de risico’s dat de jaarrekening een afwijking van materieel belang bevat als gevolg van fraude of fouten. Bij het maken van deze risico-inschattingen neemt de accountant de interne beheersing in aanmerking die relevant is voor het opmaken van de jaarrekening en voor het getrouwe beeld daarvan, gericht op het opzetten van controlewerkzaamheden die passend zijn in de omstandigheden. Deze risico-inschattingen hebben echter niet tot doel een oordeel tot uitdrukking te brengen over de effectiviteit van de interne beheersing van de stichting. Een controle omvat tevens het evalueren van de geschiktheid van de gebruikte grondslagen voor financiële verslaggeving en van de redelijkheid van de door het bestuur van de stichting gemaakte schattingen, alsmede een evaluatie van het algehele beeld van de jaarrekening. Wij zijn van mening dat de door ons verkregen controle-informatie voldoende en geschikt is om een onderbouwing voor ons oordeel te bieden.
Oordeel Naar ons oordeel geeft de jaarrekening een getrouw beeld van de grootte en de samenstelling van het stichtingskapitaal en overige reserves van Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank N.V. per 31 december 2014 en van het resultaat over 2014 in overeenstemming met Titel 9 Boek 2 van het in Nederland geldende Burgerlijk Wetboek (BW).
81
Verklaring betreffende overige bij of krachtens de wet gestelde eisen Ingevolge artikel 2:393 lid 5 onder e en f BW vermelden wij dat ons geen tekortkomingen zijn gebleken naar aanleiding van het onderzoek of het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, overeenkomstig Titel 9 Boek 2 BW is opgesteld, en of de in artikel 2:392 lid 1 onder b tot en met h BW vereiste gegevens zijn toegevoegd. Tevens vermelden wij dat het verslag van het bestuur, voor zover wij dat kunnen beoordelen, verenigbaar is met de jaarrekening zoals vereist in artikel 2:391 lid 4 BW. Groningen, 22 mei 2015 PricewaterhouseCoopers Accountants N.V.
Origineel getekend door drs. H.D.M. Plomp RA
82
Bijlagen
83
Bijlage 1
Pensioenregeling
Het pensioenfonds heeft vier pensioenreglementen: •
De per 1 januari 2015 aangepaste Pensioenregeling 2014 (vanuit de pensioenregeling 2006), welke van toepassing is op alle medewerkers die geboren zijn op of na 1 januari 1950 en op 31 december 2005 al in dienst waren of daarna in dienst zijn gekomen bij DNB.
•
Pensioenregeling 2003, welke van toepassing is op de werknemers die zijn geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 én 1 januari 2006 in dienst waren van DNB en per 31 december 2005 deelnamen aan het op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenreglement 2003 én degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2003 zoals dat op die datum luidde èn die per 31 december 2002 in dienst waren van DNB.
•
Pensioenregeling 2005, welke van toepassing is op de werknemers, geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 en 1 januari 2006 in dienst waren en per 30 december 2004 deelnamen aan de op die datum bij het pensioenfonds geldende pensioenregeling (in werking getreden op 1 januari 2002) en degenen geboren vóór 1 januari 1950 die op 31 december 2005 recht hadden op voortzetting van de pensioenopbouw op grond van pensioenreglement 2005 zoals dat op die datum luidde.
•
Standaard Pensioenovereenkomst Directeuren DNB, welke van toepassing is op de huidige directieleden van DNB.
Inhoud van de pensioenreglementen De belangrijkste kenmerken van de per 1 januari 2015 aangepaste pensioenregeling 2014 (vanuit de pensioenregeling 2006) zijn: • • • • • • •
Geïndexeerde middelloonregeling Opbouwpercentage ouderdomspensioen 1,875% per jaar Franchise van € 12.642 Pensioenleeftijd 67 jaar Partnerpensioen vanaf pensioendatum op kapitaalbasis Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis
Overgangsbepalingen gelden voor medewerkers op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 (oud DNB) of pensioenregeling 2005 (oud PVK)) van toepassing waren. Daarbij wordt een onderscheid gemaakt tussen medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 en medewerkers geboren vóór 1 januari 1950. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren op of na 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005) van toepassing waren, geldt dat de voor 1 januari 2006 opgebouwde pensioenaanspraken behouden blijven. Ook voor deze aanspraken gelden de toeslagen en kan de deelnemer de opgebouwde rechten vervroegen of uitstellen. Overgangsbepalingen voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 Voor medewerkers geboren vóór 1 januari 1950 op wie de tot 1 januari 2006 geldende regelingen van toepassing waren (pensioenregeling 2003 of pensioenregeling 2005), blijft pensioenregeling 2003 respectievelijk pensioenregeling 2005 van kracht. De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2003 (oud DNB) zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 13.449 per 1 januari 2014 en van € 13.545 per 1 januari 2015 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag • Prepensioen ingangsdatum 60 jaar (deelnemer geboren vóór 1 januari 1948) en 60¼ (deelnemer geboren op of na 1 januari 1948, doch vóór 1 januari 1950) • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen op kapitaalbasis (tot 1 januari 2002) 84
•
Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd
De belangrijkste kenmerken van de pensioenregeling 2005 (oud PVK) zijn: • Geïndexeerde middelloonregeling • Opbouwpercentage ouderdomspensioen 2,0% per jaar • Franchise van € 13.449 per 1 januari 2014 en van € 13.545 per 1 januari 2015 • Opbouw prepensioen gemaximeerd op 85% van de laatst geldende inkomensgrondslag • Prepensioen ingangsdatum 62 jaar • Pensioenleeftijd 65 jaar • Partnerpensioen op kapitaalbasis (tot 1 januari 2002) • Tijdelijk partnerpensioen op risicobasis gebaseerd op het product van 2% per jaar van de franchise en de totaal te behalen deelnemingstijd
85
Bijlage 2
Deelnemersbestand
Actieven Gewezen deelnemers Gepensioneerden Waarvan: (tijdelijk) ouderdomspensioen arbeidsongeschiktheidspensioen partnerpensioen wezenpensioen Totaal
Stand ultimo 2013 2.024 1.481 1.263
Bij 133 86 109
Af 169 58 70
Stand ultimo 2014 1.988 1.509 1.302
849
85
32
902
47 340 27 4.768
3 19 2 328
10 25 3 297
40 334 26 4.799
86
Bijlage 3 Begrippenlijst ABTN Afkorting voor Actuariële en Bedrijfstechnische Nota. In deze, door de wet verplicht gestelde nota, wordt het beleid van het pensioenfonds beschreven op het gebied van financiering, beleggingen, pensioenen en toeslagverlening. Actuariële analyse In deze analyse wordt de invloed verklaard van opgetreden verschillen tussen de actuariële grondslagen en werkelijke ontwikkelingen. Afkoopfactor De factor waarmee afhankelijk van de leeftijd de waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken wordt bepaald. De afkoopfactor wordt gehanteerd bij het afkopen van kleine pensioenbedragen. Dit houdt in, dat de gewezen deelnemer in plaats van het kleine pensioen een bedrag ineens ontvangt. Asset Liability Management (ALM) Het in kaart brengen van de onderlinge samenhang van pensioenverplichtingen, premiebeleid en beleggingsportefeuille. Met behulp van ALM-simulatiemodellen worden beelden geschetst van de kansen en bedreigingen voor het pensioenfonds in diverse economische scenario's. Benchmark Representatieve herbeleggingsindex waartegen de prestaties van de beleggingsportefeuille worden afgezet (bijvoorbeeld AEX-index, MSCI-index). Compliance Met dit begrip wordt aangeduid dat een organisatie werkt in overeenstemming met vigerende wet- en regelgeving. Elke financiële instelling beschikt over een compliance regeling die voorschriften bevat waaraan de in die instelling werkzame personen zich dienen te houden, alsmede voorschriften omtrent de wijze van controle op de naleving ervan. Ook veel instellingen die raakvlakken met de financiële sector hebben, zoals pensioenfondsen, hebben een compliance regeling. Een dergelijke regeling bevat bijvoorbeeld voorschriften omtrent de wijze waarop functionarissen voor eigen rekening in effecten mogen handelen, restricties in de omgang met zakenrelaties en de omgang met vertrouwelijke informatie. Consistentietoets Op basis van deze toets kan worden vastgesteld of de verwachte toeslagverlening vanuit de evenwichtsituatie 'in voldoende mate' aansluit bij de toeslagambitie. Met de consistentietoets worden pensioenuitvoerders en sociale partners gedwongen om te toetsen of de eerdere eigen perceptie met betrekking tot het begrip 'consistentie' past bij de invulling die de overheid hieraan heeft gegeven. Dit kan leiden tot een noodzaak tot aanpassing van het ambitieniveau en/of het financiële beleid. Continuïteitsanalyse Pensioenfondsen voeren minimaal eens per drie jaar een continuïteitsanalyse uit. Deze analyse laat zien of het pensioenfonds ook op de lange termijn aan de pensioenverplichtingen kan voldoen. Covered bonds Schuldentitels met als onderpand een claim op de verwachte cashflows uit hypotheken of rentevergoedingen op leningen van semi-overheden. Credit rating Een rating is een risico-indicator. Een slechte rating betekent een hoog risico. Voor een hoog risico eisen beleggers en banken een hoge rente. Hoe slechter de rating dus is, hoe duurder het voor een onderneming wordt om geld te lenen. Een rating wordt toegekend door een daarin gespecialiseerd bedrijf. De grootste kredietbeoordelaars zijn Moody's Investors Service en Standard & Poor's. Crisisplan Een beschrijving van maatregelen die een pensioenfonds op korte termijn zou kunnen inzetten indien de dekkingsgraad zich bevindt op of zeer snel beweegt richting kritische waarden waardoor het realiseren van de doelstelling van het pensioenfonds in gevaar komt.
87
Custodian Organisatie verantwoordelijk voor de bewaarneming van en rapportage over financiële bezittingen. Daarnaast is de custodian verantwoordelijk voor de monitoring van de in de beleggingsmandaten vastgelegde afspraken. Dekkingsgraad De dekkingsgraad is de verhouding tussen de netto activa en de technische voorziening, uitgedrukt in een percentage. Dit verhoudingsgetal geeft aan in hoeverre op lange termijn de pensioenverplichtingen kunnen worden nagekomen. De netto activa zijn het saldo van het belegd vermogen, de andere activa en de schulden. Dekkingstekort Situatie dat de middelen van het pensioenfonds niet langer toereikend zijn om de technische voorziening en de reserve voor algemene risico's te dekken. Derivaten Van effecten afgeleide financiële instrumenten (beleggingsproducten), waarvan de waarde afhankelijk is van de waarde van andere meer onderliggende variabelen als valuta's, effecten en rentes. Voorbeelden zijn futures en swaps. Duration De gevoeligheid van een waarde voor fluctuaties in de kapitaalmarktrente, rekening houdend met de resterende looptijd van die waarde. Eigen vermogen Buffer om mogelijke waardedalingen van de in het pensioenfonds aanwezige middelen op te vangen. Pensioenfondsen zijn verplicht te beschikken over een voldoende grote buffer. Met een toereikendheidstoets kan jaarlijks worden vastgesteld of het eigen vermogen groot genoeg is. Emerging markets (opkomende markten) Markten die eerder achterbleven bij de economische ontwikkeling, maar waarvan de vooruitzichten nu goed zijn. Het gaat daarbij bijvoorbeeld om markten in Midden- en Zuid-Amerika, Midden- en OostEuropa, het Verre Oosten en Zuid-Afrika. ETF (Exchange Traded Fund) Een beleggingsfonds dat continu verhandelbaar is op de beurs en nauwgezet een bepaalde index volgt. Feitelijke premie De feitelijke premie is de premie zoals deze daadwerkelijk wordt geheven in het boekjaar. Fiduciair Management Fiduciair management is te omschrijven als een integrale en objectieve oplossing voor pensioenfondsen met verschillende behoeften binnen vermogensbeheer. Bij fiduciair management worden oplossingen aangedragen voor strategische, tactische en operationele vraagstukken in combinatie met een op maat gesneden verslaglegging. Financieel Toetsingskader (FTK) De door de toezichthouder uitgevoerde methodiek voor de toetsing van de financiële opzet en toestand van pensioenfondsen die vanaf 1 januari 2007 verplicht is. FIRM Financiële Instellingen Risicoanalyse Methode. Franchise Het deel van het salaris dat niet wordt meegenomen bij het berekenen van de pensioengrondslag. Gedempte kostendekkende premie De gedempte kostendekkende premie wordt berekend door het rendement te baseren op een verwachting voor de toekomst.
88
Gedragscode Schriftelijk stuk waarin regels en richtlijnen worden gegeven ter voorkoming van belangenconflicten tussen het zakelijk belang en de privébelangen van bij het pensioenfonds betrokken personen en van misbruik van vertrouwelijke informatie. Herstelplan Pensioenfondsen stellen in geval van een reservetekort een langetermijnherstelplan op. Dit plan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal vijftien jaar weer voldoet aan het vereist eigen vermogen. Pensioenfondsen stellen in geval van een situatie van onderdekking een kortetermijnherstelplan op. Het kortetermijnherstelplan bevat de concrete maatregelen waardoor het pensioenfonds binnen een termijn van maximaal drie jaar weer gaat voldoen aan het minimaal vereist eigen vermogen. Investment grade Obligaties met een credit rating van BBB of hoger. Kostendekkende premie Pensioenfondsen zijn verplicht een kostendekkende premie te berekenen. De kostendekkende premie fungeert als (wettelijk) ijkpunt bij de beoordeling van de feitelijke premie die het pensioenfonds in rekening brengt. Marktwaarde De marktwaarde is het bedrag waarvoor een recht of een verplichting kan worden afgewikkeld tussen terzake goed geïnformeerde partijen, die tot een transactie bereid en onafhankelijk van elkaar zijn. Matching portefeuille/ Return portefeuille De matching portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om de rentegevoeligheid van de activa met de rentegevoeligheid van de passiva van een pensioenfonds af te stemmen. De return portefeuille is het deel van de beleggingsportefeuille dat is ingericht om extra rendement te genereren. Middelloon(regeling) Het middelloon is de hoogte van het gemiddelde salaris gedurende de hele loopbaan. Bij de middelloonregeling hangt het uiteindelijke pensioen af van het aantal jaren dat een deelnemer bij de werkgever in dienst is geweest en het salarisverloop tijdens deze werkzame periode. Het op te bouwen pensioen is bij deze regeling een gewogen gemiddelde van alle pensioengrondslagen over de gehele periode van deelname aan de regeling. MSCI ACWI De MSCI All Countries World Index biedt exposure naar aandelen van 23 ontwikkelde en 21 opkomende landen over de hele wereld, die voldoen aan de criteria van MSCI ten aanzien van omvang, liquiditeit en vrije verhandelbaarheid. De index wordt gewogen op basis van de vrij verhandelbare marktkapitalisatie. Nominale marktrente De nominale marktrente is de rente gebaseerd op de zuivere rentetermijnstructuur (zonder driemaands middeling en de UFR). Outperformance/underperformance Het rendement dat een vermogensbeheerder heeft behaald over een door hem beheerde portefeuille ten opzichte van het rendement van de benchmark. OTC (Over the counter) Deze term heeft betrekking op financiële transacties die niet via de beurs verlopen, maar die direct tussen twee partijen afgesloten worden Partnerpensioen op kapitaalbasis/risicobasis Partnerpensioen op kapitaalbasis: er bestaat zowel aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming als bij overlijden na einde deelneming (als gewezen deelnemer of gepensioneerde). Partnerpensioen op risicobasis: er bestaat alleen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming. Partnerpensioen voor de pensioendatum op risicobasis en na pensioendatum op kapitaalbasis: er bestaat aanspraak op partnerpensioen bij overlijden tijdens de deelneming of bij overlijden na ingang van het 89
ouderdomspensioen; er bestaat geen aanspraak op partnerpensioen bij overlijden als gewezen deelnemer. Pensioenaanspraak Een recht op toekomstige pensioenuitkeringen. De aanspraak op pensioen wordt onderscheiden van het ingegane pensioen. Pensioenfederatie In de Pensioenfederatie zijn drie instellingen gefuseerd: de Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen (VB), de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (OPF) en de Unie van Beroepspensioenfondsen (UvB). De Pensioenfederatie vertegenwoordigt via deze koepels de aangesloten pensioenfondsen. Pensioenplanner Een internettoepassing waarmee deelnemers inzicht hebben in hun opgebouwde pensioenrechten en berekeningen kunnen maken op basis van (mogelijke) veranderingen in persoonlijke en/of werksituatie. Pensioenrecht Een recht op ingegane pensioenuitkeringen. Pensioenwet Op 1 januari 2007 is de Pensioenwet in werking getreden. De Pensioenwet heeft tot doel de waarborgen te verschaffen voor financiële zekerheid, individuele zekerheid en uitvoeringszekerheid. Prognosetafels Prognosetafels geven de gemiddelde waargenomen overlevings- en sterftefrequenties binnen de Nederlandse bevolking weer over een afgelopen vijfjarige periode en projecteren die naar de toekomst op basis van de in de in het verleden waargenomen en naar de toekomst doorgetrokken trends in deze frequenties. Zij worden gebruikt bij het berekenen van pensioenpremies en de waardering van de pensioenverplichtingen. Er zijn voor mannen en vrouwen aparte prognosetafels afgeleid: GBM en GBV. De prognosetafels worden verder aangeduid met jaartallen die de waarnemingsperiode aangeven, bijvoorbeeld GBM en GBV 2000-2005. Raad van toezicht Voor het intern toezichthoudend orgaan is gekozen voor een raad van toezicht die het functioneren van het bestuur toetst en jaarlijks daarover aan het bestuur rapporteert. Reële dekkingsgraad Bij het berekenen van de reële dekkingsgraad wordt gebruikt gemaakt van een technische voorziening op basis van de swaprentes, rekening houdend met de verwachte loon- en prijsinflatie. Dit resulteert, binnen de huidige situatie, in een hogere voorziening en daarmee een lagere dekkingsgraad. Indien de reële dekkingsgraad op 100% uitkomt is het bestuur in staat om een volledige indexatie gebaseerd op de prijsinflatie naar verwachting voor de toekomstige jaren toe te kennen. Renterisico Het risico dat rentefluctuaties - als gevolg van ontoereikende afstemming tussen rentegevoelige activa en passiva op het gebied van rentelooptijden en rentevoet - leiden tot ongewenste effecten op balans en resultaat. Reservetekort Er is sprake van een reservetekort als de middelen ontoereikend zijn om naast de technische voorziening en de reserve voor algemene risico's, ook nog de vereiste reserve beleggingsrisico's, de reserve voorgenomen pensioenaanpassing en eventuele andere reserves te dekken. Risicobudget Het risicobudget is een maatstaf voor de (met 95% statische waarschijnlijkheid) maximale afwijking van de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Dit wordt afgeleid van langetermijn veronderstellingen over de risicograad van de beleggingsrendementen ten opzichte van de nominale verplichtingen. Hiervoor dienen onder meer als input lange periode reeksen over prijsontwikkelingen in de diverse beleggingscategorieën die onderdeel uitmaken van de strategische norm portefeuille. Risicopremie Dit is de premie voor risicodekking.
90
RJ610 De Raad voor de Jaarverslaglegging (RvJ) heeft een richtlijn opgesteld (RJ610) voor pensioenfondsen, met voorwaarden voor het jaarverslag en de jaarrekening. Securities lending Het uitlenen van aandelen en obligaties voor een vastgestelde periode aan derden in ruil voor een geldelijke vergoeding. Doordat het economische eigendom bij de uitlener blijft, wordt er geen koersrisico gelopen. S-toets (solvabiliteitstoets) Toets in het kader van het FTK. Naast het benodigde vermogen uit de minimumtoets dient in deze toets ook een buffer te worden aangehouden om bij tegenvallende beleggingsresultaten aan het einde van een jaar voldoende vermogen te hebben om op dat moment weer aan de minimumtoets te kunnen voldoen. Als uitgangspunt voor de toets geldt de aanname dat zich gedurende het jaar na balansdatum een ongunstig scenario voltrekt en dat één jaar na balansdatum de aanwezige verplichtingen aan een andere pensioenuitvoerder moeten kunnen worden overgedragen op marktconforme condities. Staffel De verschillende sturingsmiddelen van het pensioenfonds zijn geïntegreerd in een premie- en toeslagstaffel en een beleggingsstaffel. De staffels zijn zodanig vastgesteld dat wordt voldaan aan de eis van een consistent geheel tussen gewekte verwachtingen, financiering en realisatie van de voorwaardelijke toeslagverlening. Als leidraad voor de besluitvorming omtrent het beleggingsbeleid is een aparte staffel van toepassing, waarin de risicograad van de beleggingen wordt weergegeven bij de staffeltredes. De staffel is zodanig ingericht, dat de risicograad van de beleggingen meebeweegt met de dekkingsgraad van het pensioenfonds. Hiermee wordt de kans op en omvang van een mogelijke onderdekking bij zwaar weer op de financiële markten beperkt. De staffel is een leidraad voor de besluitvorming van het bestuur over het premieniveau en de voorwaardelijke toeslagverlening in enig jaar. Strategische allocatie De verdeling van beleggingen over verschillende beleggingscategorieën, zoals bijvoorbeeld aandelen, vastrentende waarden en derivaten. Ook wel beleggingsportefeuille. Strategische norm portefeuille De strategische normportefeuille is een schaduwportefeuille waarin het pensioengeld in theorie belegd zou kunnen worden. De normportefeuille is dan ook, net als de werkelijke portefeuille, omgeven met regels en afspraken. De normportefeuille bestaat uit meerdere beleggingscategorieën, bijvoorbeeld aandelen en vastrentende waarden. Elke categorie heeft een bepaalde weging. Verder wordt per categorie een 'belegbare' index afgesproken die als vergelijkingsmaatstaf geldt. Streefvermogen Het streefvermogen is gelijk aan de contante waarde van de opgebouwde pensioenaanspraken op basis van een rente die voor 20% gebaseerd is op de nominale marktrente (rentetermijnstructuur) en voor 80% op de reële marktrente. De reële marktrente wordt afgeleid uit de nominale marktrente en de breakeven-inflatiecurve. Swap Een swap is een derivaat waarbij een partij een bepaalde kasstroom of risico wisselt tegen dat van een andere partij. Deze twee componenten worden ook wel de 'legs' van de transactie genoemd. Swaps zijn derivaten, dat wil zeggen dat ze afgeleide producten zijn. Toeslagverlening Om de koopkracht van pensioenen niet achteruit te laten gaan, kunnen pensioenen worden aangepast (geïndexeerd). Dit houdt in dat er een toeslag kan worden gegeven op het pensioen. Ultimate Forward Rate (UFR) De UFR is een risicovrije rekenrente voor langjarige contracten, waarin wegens de lange looptijd onvoldoende handel plaatsvindt. Bij looptijden langer dan 20 jaar wordt de langetermijnrente vastgesteld richting een convergentiepunt van 4,2%. Uitvoeringsovereenkomst De overeenkomst tussen een werkgever en een pensioenfonds over de uitvoering van één of meer pensioenregelingen.
91
UPO Uniform Pensioenoverzicht, een overzicht van de pensioenaanspraken dat jaarlijks aan de actieve deelnemers wordt gestuurd. Verantwoordingsorgaan Een orgaan waarin de actieve deelnemers, de pensioengerechtigden, eventueel de gewezen deelnemers en de financieel betrokken werkgever zijn vertegenwoordigd en waaraan het bestuur periodiek verantwoording aflegt. Waardeoverdracht(en) Het naar een andere pensioenregeling overdragen van de waarde van het opgebouwde pensioenrecht.
92
Bijlage 4 Staffel Premie-, toeslag- en risicobudgetstaffel Trede
Premie % salaris
1 2 3 4 5 6
dg<105%
34,5% 34,5% 32% 30,5% 29% 20%
7
115%VPV80%R
15%
8
125%VPV80%R
10%
9
135%VPV80%R
5%
10
dg>145%VPV80%R
0%
als van
Toeslagverlening van prijsindex
als
0% 0% 33,3% 66,7% 100% 100% plus inhaal tot 50% van de prijsindex 100% plus inhaal tot 100% van de prijsindex 100% plus inhaal tot 100% van de prijsindex 100% plus inhaal tot 100% van de prijsindex 100% plus inhaal tot 100% van de prijsindex
%
max. max. max. max. max.
Voor het jaar 2014 is voor het bepalen van de hoogte van de premie en de mate van toeslagverlening volgens de uitvoeringsovereenkomst met de rentetermijnstructuur van 30 september 2013 de staffel bepaald. Dit betekent, dat voor het jaar 2014 de volgende staffel van toepassing is voor het bepalen van de premie en als leidraad voor de toeslagverlening. Trede 1 2 3 4 5 6 7 8 9 10
7
Nominale dekkingsgraad
Dekkingsgraad < 105,0% Dekkingsgraad vanaf 105,0% tot 106,8% Dekkingsgraad vanaf 106,8% tot 114,5% Dekkingsgraad vanaf 114,5% tot 123,1% Dekkingsgraad vanaf 123,1% tot 132,8% Dekkingsgraad vanaf 132,8% tot 152,8% Dekkingsgraad vanaf 152,8% tot 166,0% Dekkingsgraad vanaf 166,6% tot 179,3% Dekkingsgraad vanaf 179,3% tot 192,6% Vanaf 192,6%
Waar VPV (Voorziening Pensioenverplichtingen) staat, wordt ‘technische voorziening’ bedoeld. 93
Bijlage 5 Relevante nevenfuncties Bestuur G. van Ankeren E. Elvers D. Hendriks P.D. van Loo
Lid raad van toezicht en lid auditcommissie bij omroep NTR, Hilversum Lid raad van toezicht bij Stichting tot Bevordering Afstandseducatie Fractievoorzitter en plv. voorzitter gemeenteraad Binnenmaas
F.A. Schilthuis G.F.T. Tiellemans L.J. van Wechem F.J. de Weert P.W.G.F. ten Westeneind Raad van Toezicht A. Gram
Lid raad van toezicht Pensioenfonds Horeca en catering Voorzitter raad van toezicht, Stichting Pensioenfonds Akzo Lid balans management en beleggingscommissie , Stichting Pensioenfonds Huisartsen Lid beleggingscommissie, Stichting Pensioenfonds UWV Lid Beleggingscommissie, Stichting Pensioenfonds Randstad Lid beleggingscommissie toeslagendepot CBR Lid raad van toezicht, VEB Vereniging van Effectenbezitters
P. de Groot
Voorzitter raad van toezicht SPW Lid raad van toezicht ABP Lid raad van toezicht Pensioenfonds Baksteenindustrie
E.M.F. Schols-Van Oppen
Voorzitter raad van toezicht, Pensioenfonds Rockwool Lid raad van toezicht, Molenaarspensioenfonds Lid bestuurscommissie pensioen en communicatie, Stichting Pensioenfonds Huisartsen Lid verantwoordingsorgaan, Pensioenfonds Van Lanschot
94
Colofon Uitgegeven door Stichting Pensioenfonds van De Nederlandsche Bank NV Westeinde 1, 1017 ZN Amsterdam Stichtingenregister Amsterdam nr 41199645 Correspondentieadres: Postbus 501 9700 AM Groningen Telefoon 050 582 19 90 Fax 050 313 82 01 Website www.dnbpensioenfonds.nl Email-adres
[email protected] Realisatie TKP Pensioen BV Postbus 501 9700 AM Groningen
95
96