VOORBLAD TOETS/VERSLAG
Van zorg naar onderwijs Van De Blauwe Zon naar school
Auteur: Jolien Beukeboom 2011
Auteur: Jolien Beukeboom Volledige titel en ondertitel: Van zorg naar onderwijs ‘Van De Blauwe Zon naar school’ Studiegroep: PDAvtFAK01 Naam begeleider: Maartje Lof en Roel van Goor Naam opdrachtgever: Peter Stallenberg
Inholland Amsterdam, mei 2011 2
Inhoudsopgave 1. Samenvatting
Pag. 6
2. Inleiding 2.1. Aanleiding voor het afstudeer project 2.2.Eerste probleemomschrijving en opdracht
Pag. 7 Pag. 7 Pag. 7
3. Oriëntatiefase 3.1. Werkwijze oriëntatie 3.2. Externe oriëntatie 3.3. Interne oriëntatie 3.4. Conclusie 3.5. Verslag terugkoppeling opdrachtgever
Pag. 8 Pag. 8 Pag. 8 Pag. 8 Pag. 9 Pag. 9
4. Definitieve probleemomschrijving
Pag. 10
5. Centrale vraag 5.1. Deelvraag aan de literatuur 5.1.1. Subvragen 5.2. Deelvraag aan de praktijk 5.2.1. Subvragen
Pag. 10 Pag. 10 Pag. 10 Pag. 10 Pag. 10
6. Globale onderzoeksopzet 6.1. Via welke dataverzamelingsmethoden heb ik een antwoord gevonden op mijn vraag? 6.2. Welke lijn heb ik gebruikt voor het onderzoek?
Pag. 11 Pag. 11
7. Communicatieplan 7.1. Wie gaat er met het advies werken? 7.2. Beoordelaar van het advies 7.3. Hoe werden de betrokkenen op de hoogte gehouden van de voortgang van het onderzoek?
Pag. 11 Pag. 11 Pag. 11
8. Verloop van het onderzoek 8.1. Inleiding 8.1.1. Toelichting deelvraag aan de literatuur 8.1.2. Toelichting deelvraag aan de praktijk
Pag. 13 Pag. 13 Pag. 13 Pag. 13
9. Theoretisch kader 9.1. Hoe wordt autisme gedefinieerd? 9.1.1. Definitie van autisme spectrum stoornis 9.1.2. Kenmerken van autisme spectrum stoornis 9.1.3. Begeleiding van kinderen met autisme spectrum stoornis 9.2. Wat zijn volgens de auteurs de achterliggende oorzaken van geen goede aansluiting tussen zorg en onderwijs? 9.2.1. Overgang tussen zorg en onderwijs 9.2.2. Problemen in de zorgstructuur 9.2.3. Knelpunten tussen de samenhang van zorg en onderwijs voor jongeren met een licht verstandelijke beperking
Pag. 15 Pag. 15 Pag. 15 Pag. 15 Pag. 16 Pag. 18
Pag. 11
Pag. 12
Pag. 18 Pag. 18 Pag. 18
3
9.2.4. De aard en de ernst van de problemen 9.3. Met welke aanbevelingen kunnen de instellingen een goede doorstroming bereiken volgens de auteurs? 9.3.1. Aanbevelingen om een goede doorstroming te bereiken 9.3.2. Een doorgaande zorglijn 9.3.3. Passend onderwijs 9.4. Samenvattende beantwoording op de deelvraag aan de literatuur
Pag. 19 Pag. 21 Pag. 21 Pag. 22 Pag. 23 Pag. 25
10. Onderzoeksontwerp en verantwoording 10.1. Het type onderzoek 10.2. De Dataverzamelingsmethoden 10.2.1. Documentenanalyse 10.2.2. Interview 10.2.3. Observatie 10.3. De respondenten en documenten 10.4. De onderzoeksinstrumenten 10.5. De onderzoeksprocedure 10.6. Dataverwerking
Pag. 27 Pag. 27 Pag. 27 Pag. 27 Pag. 27 Pag. 28 Pag. 28 Pag. 28 Pag. 29 Pag. 29
11. Verloop van het onderzoek
Pag. 30
12. Documentenanalyse 12.1. Itemlijst 12.2. Conclusie documentenanalyse
Pag. 30 Pag. 30 Pag. 32
13. Het Interview 13.1. Evaluatie interview 13.2. Conclusie interview
Pag. 33 Pag. 35 Pag. 36
14. Observatie 14.1. Evaluatie observatie 14.2. Conclusie observatie
Pag. 37 Pag. 38 Pag. 38
15. Opvallende aspecten in het onderzoek
Pag. 39
16. Methodologische zwakten in het onderzoek
Pag. 39
17. Samenvattend antwoord op de deelvraag aan de praktijk 17.1. Slotconclusie
Pag. 40 Pag. 41
18. Verslag terugkoppeling opdrachtgever
Pag. 42
19. Samenvattende conclusie/ vergelijking van literatuurstudie en praktijkonderzoek 19.1. Verschillen 19.2. Overeenkomsten
Pag. 43
20. Aanbevelingen
Pag. 45
Pag. 43 Pag. 43
4
21. Verslag implementatie 21.1. Implementatieplan 21.2. PowerPoint 21.3. Bespreking van implementatie + conclusie
Pag. 47 Pag. 47 Pag. 48 Pag. 49
22. Inhoudelijke beoordeling opdrachtgever
Pag. 50
23. Literatuurlijst
Pag. 51
24. Bijlagen
Pag. 52
-
Pag. 52 Pag. 53
Mindmap Interviewvragenlijst Beoordelingsformulieren opdrachtgever
5
1. Samenvatting Er is gebleken dat er problemen zijn tussen zorg en onderwijs. Dit onderzoek is specifiek gericht op De Blauwe Zon. De Blauwe Zon is een behandelgroep voor autistische kinderen van 3 tot en met 6 jaar die kinderen met autisme gericht vaardigheden aanleert. Het doel is dat zij uiteindelijk kunnen doorstromen naar het onderwijs, in dit geval naar de TEACCHgroepen op de ZMLK-scholen M.L. Kingschool te Purmerend en Dynamica onderwijs te Zaandam. De overgang van een Orthopedagogisch Dagcentrum (waar De Blauwe Zon ook onder valt) naar een TEACCH-groep op een ZMLK school verloopt vaak niet als gewenst. Uit het onderzoek blijkt dat de afstemming en samenwerking tussen zorg en onderwijs niet goed op elkaar aansluiten. Het is belangrijk dat de overgang goed verloopt, wanneer dit niet goed gaat kan een kind met autisme stagneren in zijn of haar ontwikkeling of gaat probleemgedrag vertonen. In het ergste geval wordt het kind weer teruggeplaatst. In dit rapport kunt u lezen waar het probleem ligt en hoe de afstemming tussen behandelgroep de Blauwe Zon en beide ZMLK-scholen verbeterd kan worden. Om dit te onderzoeken had ik de volgende centrale vraag gesteld: Hoe kan De Blauwe Zon de overgang tussen behandelgroep De Blauwe Zon en de TEACCHgroepen op de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs beter op elkaar afstemmen? Om een antwoord te krijgen op deze vraag had ik een literatuuronderzoek en een praktijkonderzoek gedaan. De volgende vraag had ik aan de literatuur gesteld: Wat is een juiste aanpak om betere overgang van behandelgroep De Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen op de ZMLK-scholen te creëren voor kinderen met autisme? De volgende vraag heb ik aan de praktijk gesteld: Hoe verloopt op dit moment de overgang van De Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen en wat kan er worden verbeterd? Ik heb onderzocht wat de literatuur beschreef rondom dit onderwerp en gekeken hoe de overgang in de praktijk eruit ziet. Bij de hierboven genoemde vragen heb ik ook subvragen gesteld om tot een duidelijk antwoord te komen. In het rapport is dat uitgebreid beschreven. Voor het praktijkonderzoek heb ik gebruik gemaakt van een documentenanalyse, een interview en een observatie om de juiste betrouwbare antwoorden te kunnen vinden op de vragen. Uiteindelijk heb ik het literatuuronderzoek en het praktijkonderzoek met elkaar vergeleken en zijn de aanbevelingen op de overeenkomsten gebaseerd. De volgende aanbevelingen die tot stand zijn gekomen hebben betrekking tot een kennismaking tussen de instellingen, een ‘warme’ overdracht, een betere doorgaande zorglijn creëren, een format opstellen voor een duidelijke weg naar de overgang, trainen op school door de persoonlijk begeleider tijdens de overgangsperiode en tot slot een cursus om de deskundigheid te bevorderen. In het rapport kunt u de beredenering voor deze aanbevelingen uitgebreid lezen met een daarbij horend implementatieplan om de betrokken personen met de aanbevelingen op weg te helpen.
6
2. Inleiding Na anderhalf jaar theorie en na één jaar stage kon ik beginnen aan de eindfase van mijn studie, het afstudeeronderzoek. Ik heb een half jaar stage gelopen op De Blauwe Zon, een behandelgroep met autistische kinderen van 3 tot 6 jaar. Hierna heb ik een half jaar stage gelopen op Curaçao, op een naschoolse opvang met een zelf opgezette groep kinderen met gedragsproblemen. Mijn eerste stageadres, de Blauwe Zon, had een interessante opdracht voor mij. Omdat ik kinderen met autisme interessant vind sloot deze opdracht aan bij mijn behoeftes. Om deze reden wilde ik hier graag onderzoek naar gaan doen. Voor u ligt een advies traject, geschreven als afronding van de studie pedagogiek van INHolland te Amsterdam. Het onderzoek is gebaseerd op literatuur onderzoek en informatie verzameld uit de praktijk. Vanuit de vergelijking tussen de literatuur en praktijk zijn conclusies getrokken waarop mijn aanbevelingen zijn gebaseerd. Allereerst richt ik mij op de aanleiding van het afstudeerproject en hierna volgt de probleembeschrijving en wordt de daadwerkelijke opdracht beschreven. 2.1. Aanleiding voor het afstudeerproject: De Blauwe Zon is een behandelgroep voor autistische kinderen van 3 tot en met 6 jaar. De Blauwe Zon is een nieuw project dat kinderen met autisme gericht vaardigheden aanleert, in de hoop dat zij daarna kunnen doorstromen naar het onderwijs. Zowel Zaandam als Purmerend kent ZMLK scholen (een school voor zeer moeilijk lerende kinderen) met aparte groepen voor kinderen met autisme, ook wel TEACCH-groepen genoemd. De kinderen worden op beide scholen vanuit de TEACCH-methode benaderd. TEACCH staat voor: Treatment and Education of Autistic and related Communication Handicapped Children. De Blauwe Zon wilt in de trainingen zo goed mogelijk aansluiten bij beide scholen. De overgang van een Orthopedagogisch Dagcentrum (waar De Blauwe Zon ook onder valt) naar een TEACCH-groep op een ZMLK school verloopt vaak niet als gewenst. De afstemming en samenwerking tussen zorg en onderwijs sluiten niet op elkaar aan. 2.2. Eerste probleem beschrijving en opdracht: Een goede aansluiting van een Orthopedagogisch Dagcentrum naar een ZMLK school is noodzakelijk. Wanneer een kind in aanmerking komt om door te stromen naar ZMLK school moeten er veel dingen geregeld worden voordat het kind een overgang kan maken. Kinderen met autisme zijn geen contextdenkers, ze zijn niet in staat om een groter geheel te overzien, maar denken volgens vaste patronen. Om die reden is het van belang om de doorstroming goed voor te bereiden en de beide plekken op elkaar te laten aansluiten. Wanneer deze overgang niet goed verloopt kan het kind stagneren in de ontwikkeling of probleem gedrag gaan vertonen. In het ergste geval wordt het kind weer terug geplaatst. De opdracht vanuit de Blauwe Zon is om te onderzoeken waar het probleem ligt en hoe de afstemming tussen de Blauwe Zon en de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs, de twee ZMLK scholen, verbeterd kan worden. Vervolgens ga ik over op de oriëntatiefase. Hierin wordt beschreven hoe en waar ik belangrijke literatuur heb gevonden, heb ik gekeken wie ik moet betrekken bij de opdracht, hoe de betrokkenen denken over dit onderwerp en tot slot een terugkoppeling van de opdrachtgever.
7
3. Oriëntatiefase: 3.1. Werkwijze van de oriëntatiefase: Voor de oriëntatiefase heb ik veel literatuur gezocht en doorgenomen rondom het onderwerp. De literatuur die relevant was voor mijn project heb ik gezocht bij databanken op de INHolland site, Google Scholar en in de bibliotheek. In de bibliotheek heb ik vrij weinig gevonden wat mij zou kunnen helpen tijdens dit project. Daarnaast heb ik gesproken met de opdrachtgever om meer duidelijkheid te krijgen over het probleem. Vervolgens heeft de opdrachtgever mij doorverwezen naar de intern begeleiders van beide ZMLK scholen omdat zij zijn betrokken bij dit probleem. De twee scholen betreffen: Dynamica onderwijs in Zaandam en Martin Luther Kingschool in Purmerend. Wanneer een kind doorstroomt van de Blauwe zon naar het ZMLK onderwijs is het naar één van deze twee scholen. Met de internbegeleiders van beide scholen heb ik via email contact gezocht. Ik heb een afspraak gemaakt om kennis te maken, informatie te krijgen over de TEACCH-groepen en met hen heb ik een interview afgenomen om te weten te komen hoe zij kijken naar het onderwerp. 3.2. Externe oriëntatie: Doordat ik de juiste literatuur heb gevonden en de juiste personen heb kunnen bereiken heb ik een duidelijk beeld van mijn oriëntatiefase. Uit de externe oriëntatie is gebleken dat meer instellingen en scholen hetzelfde probleem ondervinden. In de literatuur wordt meerdere malen vermeld dat de aansluiting tussen zorg en onderwijs onvoldoende is. De overgang van zorg naar het onderwijs is niet goed op elkaar afgestemd. Een mogelijke oorzaak van dit probleem is dat er tekort aan aandacht wordt geschonken aan de kinderen die doorstromen, dat de communicatie niet goed verloopt tussen de instellingen of dat de samenwerking onvoldoende is. Een ander mogelijk probleem is dat er verschillende methodieken worden aangeboden en dat daardoor onvoldoende aansluiting bestaat. 3.3. Interne oriëntatie: Voor de interne oriëntatie heb ik een interview afgenomen met de betrokkenen rondom probleem. De betrokkenen betreffen: -
Leidinggevende behandelgroep van de Blauwe Zon in Purmerend Begeleidster behandelgroep van de Blauwe Zon in Purmerend Internbegeleider van ZMLK school Dynamica onderwijs in Zaandam Docent TEACCH-groep van ZMLK school Dynamica onderwijs in Zaandam Intern Begeleider en docent van TEACCH-groep van ZMLK school op de Martin Luther Kingschool in Purmerend
Uit de interviews is gebleken dat het probleem erg urgent en actueel is. Het is heel belangrijk voor een kind met autisme dat een overgang tussen beide instellingen goed verloopt. Het kind moet zich veilig kunnen voelen in een nieuwe omgeving. Voorbereiding voor het kind is essentieel. De visies komen met elkaar overeen. Bij allen kwam naar voren dat het kind centraal staat bij dit probleem en ze zijn bereid om met mij mee te denken en mee te werken
8
aan het vinden en invoeren van een verbetering. Het draagvlak is groot en veel personen hebben er baat bij. Niet alleen het kind zelf, maar ook de kinderen waarbij het kind in de groep komt. Daarnaast de medewerkers van de school en de ouders. 3.4. Conclusie: Wat ik heb waargenomen uit de oriëntatie is dat het een urgent probleem is voor de betrokkenen van beide instellingen. Het probleem komt niet alleen bij deze twee instellingen voor maar uit de externe oriëntatie is gebleken dat ook andere instellingen hetzelfde probleem ondervinden. Als er een oplossing wordt gevonden voor dit probleem kan de kwaliteit worden verbeterd in de aansluiting tussen zorg en onderwijs. 3.5. Verslag terugkoppeling opdrachtgever: De opdrachtgever heeft de oriëntatiefase doorgenomen en heeft de volgende reactie beschreven: Duidelijke omschrijving. Een goede aansluiting en voorspelbaarheid is voor kinderen met autisme belangrijk. Vanuit ons project stromen kinderen voornamelijk door naar het ZMLK-onderwijs. In onze regio werken beide ZMLK-scholen met de TEACCHmethode. Dat het probleem ook elders in het land speelt is voor mij nieuw, maar verbaast mij niet. Vanuit de oriëntatiefase, de conclusie die ik daaruit heb kunnen trekken en de terugkoppeling van de opdrachtgever heb ik een definitieve probleemomschrijving kunnen vaststellen. Daarbij heb ik ook een centrale vraag geformuleerd die bestaat uit twee onderdelen. Namelijk de deelvraag aan de literatuur en de deelvraag aan de praktijk. In de volgende paragraaf wordt dit beschreven.
9
4. Definitieve probleemomschrijving: Voor kinderen met autisme is een goede overgang tussen twee instellingen belangrijk. Voor een kind met autisme is daarnaast voorspelbaarheid van groot belang. Op dit moment is er geen goede overgang tussen behandelgroep De Blauwe Zon en de TEACCH-groepen van M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs. De instellingen zijn onvoldoende op elkaar afgestemd waardoor de kans van slagen minder wordt. 5. De centrale vraag: Hoe kan de Blauwe Zon de overgang tussen behandelgroep De Blauwe Zon en de TEACCHgroepen op de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs beter op elkaar afstemmen? 5.1. Deelvraag aan de literatuur: Om te kijken wat bepaalde auteurs zeggen over het onderwerp heb ik een deelvraag aan de literatuur gesteld. Wat is een juiste aanpak om betere overgang van behandelgroep de Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen op de ZMLK-scholen te creëren voor kinderen met autisme? 5.1.1. Subvragen: -
Hoe wordt ‘autisme’ gedefinieerd? Wat zijn volgens de auteurs de achterliggende oorzaken van geen goede aansluiting tussen zorg en onderwijs? Met welke aanbevelingen kunnen de instellingen een goede doorstroming bereiken volgens de auteurs?
5.2. Deelvraag aan de praktijk: Om te kijken hoe deze overgang op dit moment in de praktijk verloopt heb ik de volgende deelvraag aan de praktijk gesteld. Ook wel de onderzoeksvraag genoemd. Hoe verloopt op dit moment de overgang van de Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen en wat kan er worden verbeterd? 5.2.1. Subvragen: -
Hoe kan de TEACCH-methode meegenomen worden in de voorbereiding op de Blauwe Zon? Wat zijn de denkbeelden van de betrokken personen rondom de doorstroming naar een TEACCH-groep? Wat kan er in hun ogen veranderd worden? Welke positieve en negatieve ervaringen zijn er al opgedaan met de aansluiting tussen zorg en onderwijs?
Later geef ik een toelichting waarom ik voor deze vragen en subvragen heb gekozen. In de volgende paragraaf ga ik in op de manier hoe ik te werk ga tijdens het onderzoek om alvast een beeld te geven. Dit beschrijf ik in een globaal onderzoeksopzet, vervolgens wordt hier uitgebreid op ingegaan.
10
6. Globale onderzoeksopzet: 6.1. Via welke dataverzamelingsmethoden heb ik een antwoord gevonden op mijn vraag? Via kwalitatief onderzoek heb ik een antwoord gevonden op mijn vraag. D.m.v. interviews en observaties kreeg ik een beter beeld wat er allemaal speelde rondom mijn probleem. Bij de interviews heb ik gebruik gemaakt van open vragen en heb ik me flexibel opgesteld en speel in op de antwoorden van mijn respondent, ook wel het halfgestructureerde interview genoemd. (Verhoeven 2010, p. 126). Bij het observatieonderzoek heb ik direct geobserveerd. Ik heb gekeken naar de methode die gehanteerd werd op de instelling en daarnaast heb ik gekeken naar wat de literatuur zegt en of dat overeenkomt met wat er gaande is in de praktijk. 6.2. Welke lijn heb ik gebruikt voor het onderzoek? Ik heb gebruik gemaakt van de lijn: Aanwijzingen uit de theorie Stap 1: Ik ga in de literatuur bestuderen hoe het moet. Stap 2: Ik ga in de praktijk kijken hoe het gaat. Stap 3: Ik vergelijk ‘hoe het moet’ en ‘hoe het gaat’ en haal de aanbevelingen uit die vergelijking. Over hoe ik met de dataverzamelingsmethoden te werk ben gegaan kunt u verderop lezen. Ik ga uitgebreid in op het type onderzoek, de dataverzamelingsmethoden, de onderzoeksinstrumenten, de respondenten en tot slot hoe ik de data ga verwerken. Om een beeld te geven hoe de betrokkenen geïnformeerd zijn over de voortgang van het onderzoek wordt hier het communicatieplan weergegeven. In het communicatieplan wordt beschreven wie er met het advies gaan werken, de beoordelaar van het advies en tot slot hoe de betrokkenen op de hoogte zijn gehouden. 7. Communicatieplan 7.1.Wie gaat er met het advies werken? Peter Stallenberg: Coördinator behandelgroep + opdrachtgever Sita Dijksta: Internbegeleider autisme ZMLK-school Zaandam ( Dynamica onderwijs) Roos Simunovic: Docent TEACCH-groep ZMLK-school Purmerend (M.L. Kingschool) + internbegeleidster autisme Leidsters van de behandelgroep Docenten van de TEACCH-groepen van de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs 7.2. Beoordelaar van het advies: Peter Stallenberg: Coördinator behandelgroep + opdrachtgever (Sita Dijksta: Internbegeleider autisme ZMLK-school Zaandam( Dynamica onderwijs) Roos Simunovic: Docent TEACCH-groep ZMLK-school Purmerend (M.L. Kingschool) + internbegeleidster autisme)
11
7.3. Hoe werden de betrokkenen op de hoogte gehouden van de voortgang van het onderzoek? Één maal in de twee/drie weken heb ik een gesprek gehad met mijn opdrachtgever over de gang van zaken. Één maal in de vier weken heb ik contact gehad via email met de internbegeleiders over de voortgang van het onderzoek. Tijdens een teamvergadering heb ik de voortgang besproken met het team van De Blauwe Zon. Ik had de afspraken zorgvuldig gepland zodat ik genoeg informatie kreeg en dit kon delen met de betrokkenen. Om het onderzoek af te ronden heb ik een eindpresentatie gegeven over het hele onderzoek in op De Blauwe Zon. Alle betrokkenen waren bij deze presentatie aanwezig. Het eerste deel van het onderzoek is nu beschreven. Ik ga nu verder in op het verslag van het onderzoek. Hierbij geef ik een toelichting op de vraag aan de literatuur, de onderzoeksvraag en de subvragen. Daarnaast beschrijf ik het theoretisch kader en tot slot ga ik in op het onderzoeksontwerp.
12
8. Verslag van het onderzoek 8.1. Inleiding: Om een duidelijk beeld te geven waarom ik specifiek voor deze deelvraag aan de literatuur + subvragen en deze deelvraag aan de praktijk + subvragen heb gekozen geef ik hieronder een toelichting op de vragen.. 8.1.1. Toelichting deelvraag aan de literatuur: Om te kijken wat bepaalde auteurs zeggen over het onderwerp heb ik een deelvraag aan de literatuur gesteld. Wat is een juiste aanpak om betere overgang van behandelgroep de Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen op de ZMLK-scholen te creëren voor kinderen met autisme? Om op de deelvraag aan de literatuur een antwoord te krijgen heb ik daarbij een aantal subvragen opgesteld. Subvragen: -
Hoe wordt ‘autisme’ gedefinieerd? Wat zijn volgens de auteurs de achterliggende oorzaken van geen goede aansluiting tussen zorg en onderwijs? Met welke aanbevelingen kunnen de instellingen een goede doorstroming bereiken volgens de auteurs?
De eerste subvraag heb ik gesteld om een duidelijk beeld van de doelgroep te krijgen. Of te wel, autistische kinderen. Omdat kinderen met autisme al extra problemen ondervinden is deze vraag van groot belang. Vervolgens stel ik de tweede subvraag om te kijken wat de auteurs zeggen over wat de oorzaken kunnen zijn van geen goede aansluiting om daarna over te gaan naar de aanbevelingen om een betere aansluiting tussen zorg en onderwijs te creëren. 8.1.2. Toelichting deelvraag aan de praktijk: Om te kijken hoe deze overgang op dit moment in de praktijk verloopt heb ik de volgende deelvraag aan de praktijk gesteld. Hoe verloopt op dit moment de overgang van de Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen en wat kan er worden verbeterd? Om een antwoord te krijgen op de deelvraag aan de praktijk heb ik de volgende subvragen opgesteld. Subvragen: -
Hoe kan de TEACCH-methode meegenomen worden in de voorbereiding op de Blauwe Zon? Wat zijn de denkbeelden van de betrokken personen rondom de doorstroming naar een TEACCH-groep? Wat kan er in hun ogen veranderd worden?
13
-
Welke positieve en negatieve ervaringen zijn er al opgedaan met de aansluiting tussen zorg en onderwijs?
Op de Blauwe Zon wordt er gewerkt met DTT (Discrete Trial Teaching) trainingen en in de TEACCH-groepen wordt er gewerkt met de TEACCH-methode (Treatment and Education of Autistic and related Communication Handicapped Children). Beiden methodes zijn gebaseerd op gedragspsychologie. Er zijn dan ook een aantal overeenkomsten tussen deze methodes en ik heb gekeken hoe de TEACCH-methode kan worden meegenomen in de voorbereiding op de behandelgroep omdat voorbereiding van groot belang is voor de begeleiding van kinderen met autisme. Om dit te onderzoeken heb ik de eerste subvraag gesteld. Om te kijken hoe de betrokken partijen de huidige situatie zien en wat er volgens hen goed en minder goed gaat heb ik de tweede vraag gesteld om vervolgens in te gaan op de ervaringen van de betrokken partijen om een beter beeld te krijgen wat er al geprobeerd is. Het is nu duidelijk waarom ik op deze manier een antwoord wilde vinden op de deelvragen, op deze manier heb ik het beste een antwoord op de centrale vraag gevonden. Hieronder beschrijf ik het theoretisch kader, het literatuuronderzoek. Het antwoord op de deelvraag aan de literatuur wordt hier helder.
14
9. Theoretisch kader: Bij het theoretisch kader heb ik theorie gezocht bij de subvragen om een antwoord te krijgen op de deelvraag. Voor de duidelijkheid heb ik hieronder nogmaals de deelvraag aan de literatuur beschreven. Deelvraag aan de literatuur: Wat is een juiste aanpak om betere overgang te creëren voor kinderen met autisme? Subvragen: 9.1. Hoe wordt ‘autisme’ gedefinieerd? Om een antwoord te geven op de deelvraag moet allereerst de doelgroep duidelijk zijn. Bij de centrale vraag en deelvragen gaat het om de overgang tussen twee instellingen voor kinderen met autisme. Autisme is een breed begrip. Er zijn veel verschillende vormen van autisme en autisme uit zich bij iedereen anders. Op de Blauwe Zon zijn de meeste kinderen met het klassiek autisme gediagnosticeerd. Daarom is het onderzoek daarop gericht. In de literatuur ga ik op zoek naar een definitie van autisme en ga ik na wat voor deze kinderen de behoeften zijn om een soepele overgang te kunnen maken. De begeleiding van deze kinderen staat centraal. Om een duidelijk beeld te geven wat een autisme spectrum stoornis nu eigenlijk is wordt hieronder ingegaan op de definitie van deze stoornis. 9.1.1. Definitie autisme spectrum stoornis: Met Autisme Spectrum Stoornissen, ook wel aangeduid als persasieve ontwikkelingsstoornissen, worden mensen met problemen op het gebied van sociale interactie en de communicatie bedoeld. Als een kind anderhalf jaar oud is, kan autisme betrouwbaar worden vastgesteld. Autisme kan niet worden genezen, medicatie is niet beschikbaar (Sicile 2004, p.15). Deze stoornis wordt gezien als de meest ingewikkelde en ernstige psychische stoornis omdat er vele ontwikkelingsgebieden betrokken zijn. Zowel op motorisch als sociaal -cognitief gebied (Rigter 2008, p. 207). Het is duidelijk dat deze stoornis veel problemen veroorzaakt op verschillende ontwikkelingsgebieden. Om hier verder op in te gaan ga ik verder op de kenmerken van het autisme spectrum stoornis. 9.1.2. Kenmerken van autisme spectrum stoornis: Andere kenmerken van autisme zijn dat de sociaal- cognitieve ontwikkeling kan ontbreken of afwijken. Vaak hebben deze kinderen problemen met de communicatie en taal (Attwood 2007, p. 16). Ongeveer 20% van de kinderen met autisme kan nooit praten. Er is vaak sprake van echolalie, het nadoen wat andere zeggen (Rigter 2008, p. 213). Bepaalde kinderen begrijpen er niks van als iets tegen hun wordt gezegd. Andere kinderen begrijpen de taal slecht maar kunnen wel uit de context opmaken wat er bedoeld wordt. Kinderen met autisme hebben moeite met als je iets voor de grap zegt, zij begrijpen dit vaak niet. Dit komt omdat zij vaak alles letterlijk opnemen. Een ander kenmerk is dat kinderen met autisme behoefte hebben aan structuur, regelmaat, duidelijkheid, herhaling en vaste ritme.
15
Een aantal gedragsymptomen die worden beschreven is het vreemd reageren op zintuiglijke prikkels, extreem gefascineerd zijn door iets, stereotype bewegingen maken, extreme angst voor dingen of gebeurtenissen. Daarnaast hebben kinderen met autisme vaak gedragsproblemen, ze kunnen bijvoorbeeld vaak gillen of agressief worden wanneer er gebrek is aan structuur, regelmaat of duidelijkheid (Rigter 2008, p. 217). Naast deze gedragsproblemen hebben kinderen met autisme hebben moeite om hun gevoelens te uiten. Er is een gebrek aan empathie en ze hebben moeite met het lezen van gezichtsuitdrukkingen van een ander (Attwood 2001, p. 154). Ze kunnen hun gevoelens niet onder woorden brengen. Wanneer een kind met autisme blij is maakt het bijvoorbeeld fladderende bewegingen. Op deze manier laat het kind zien hoe hij/zij zich voelt (Sicile 2004). Het is nu duidelijk geworden dat het een ernstige stoornis is die niet kan genezen en dat er bij deze stoornis veel komt kijken. Om te kijken hoe een overgang zo soepel mogelijk kan verlopen kan er rekening gehouden worden met de kenmerken van de stoornis en kan de begeleiding daarop worden aangepast. ‘Normale’ kinderen hebben vaak al last van een overgang, laat staan kinderen met autisme. Hieronder wordt er over de begeleiding van kinderen met autisme ingegaan om duidelijk te maken wat hun behoeftes zijn en van daar uit kan er gekeken worden naar wat noodzakelijk is voor deze kinderen om een overgang te maken. 9.1.3. Begeleiding van kinderen met autisme spectrum stoornis: Omgaan met kinderen met autisme vereist een goede relatie met het kind. Je moet het kind goed leren kennen en inspelen op de behoeftes. Een belangrijk aspect is om het kind te verstaan. Dit betekent niet alleen het luisteren naar het kind maar ook het vertalen van het gedrag. Het is belangrijk om te weten waardoor bij een kind angst of woede kan ontstaan omdat zij dit zelf niet onder woorden kan brengen. Een ander belangrijk aspect is het neutraliseren van en het voorbereiden op prikkels. Voorspelbaarheid is voor deze kinderen van groot belang. Wanneer een hulpverlener weet dat het kind geconfronteerd wordt met een situatie waardoor angst of woede kan ontstaan kan het kind zo goed mogelijk hierop worden voorbereid (Rigter 2008, p.232). De voortdurende stimuli kan hevige angst of woede aanvallen veroorzaken. Een kind kan bijvoorbeeld al in paniek raken door een sirene van een politieauto die langs rijd (van Doorn, 1996). Kinderen met autisme hebben structuur, veiligheid en een duidelijke dagindeling nodig. Wanneer een kind een overgang maakt naar een andere instelling moet er gekeken worden naar de behoefte en de veiligheden van het kind. Het kind staat centraal. Bij aanpak van school moet er gekeken of de doelen die worden geformuleerd haalbaar zijn voor het kind (van Doorn 1996). Bij een overgang van een behandelgroep naar een school moet er aandacht worden geschonken aan de voorbereiding op het functioneren op school en aanpassingen op de mogelijkheden en beperkingen van het individuele kind. Het aanbieden van visuele herkenning biedt veiligheid (van Doorn 1996). Daarnaast zorgt het bieden van structuur en de wereld zo voorspelbaar mogelijk maken ervoor dat de prikkels zo hanteerbaar mogelijk worden gemaakt. Kinderen met autisme zijn niet in staat om zelf hun omgeving te structureren. De structuur zorgt voor een veilige en bekende omgeving. Een vaste structuur heeft ook nadelen, bijvoorbeeld dat het kind in paniek raakt wanneer het anders gaat dan anders. Daarom wordt variëren in de structuur aangeraden (Rigter 2008, p. 233).
16
Een andere onderdeel is het leren van sociale vaardigheden. Het leren van sociale vaardigheden bij autistische kinderen lijkt onmogelijk, maar het is niet onmogelijk. Wanneer het kind zich bijvoorbeeld aan iemand moet voorstellen kan het aangeleerd worden om een hand te geven, het kind begrijpt waarschijnlijk niet waartoe die vaardigheden toe dienen. Wat verder belangrijk is bij kinderen met autisme is consequent reageren. Het is van belang om te kijken naar de effecten die volgen op het gedrag van het kind. Bij ‘gewone’ kinderen wordt geadviseerd om gewenst gedrag te belonen en ongewenst gedrag te negeren of straf te geven. Dit heeft bij kinderen met autisme weinig zin, ze weten wanneer zij straf krijgen niet wat hij of zij verkeerd heeft gedaan. Bij ongewenst gedrag moet er gezocht worden naar een alternatief (Rigter 2008, p. 235). “Mensen met autisme hebben recht op die hulpverlening, ondersteuning en begeleiding die hen in staat stelt een kwalitatief goed leven te leiden en hen in staat stelt volwaardig te kunnen participeren in de maatschappij.” (de Vink, 2002. p. 2) Er zijn nu bepaalde aspecten duidelijk geworden waar kinderen met autisme behoefte aan hebben tijdens hun begeleiding en wat relevant is voor deze kinderen tijdens een overgang. Het is bekend dat de doorstroming niet goed verloopt van de behandelgroep naar de TEACCH-groepen. Maar wat kunnen daar de oorzaken van zijn? Bij de volgende subvraag ga wordt daar uitgebreid op ingegaan.
17
9.2. Wat zijn volgens de auteurs de achterliggende oorzaken van geen goede aansluiting tussen zorg en onderwijs? We weten nu wat de kenmerken van autisme zijn en wat voor behoeftes deze kinderen hebben tijdens begeleiding. Nu wordt er ingaan op wat een overgang inhoudt en de oorzaken van onvoldoende aansluiting tussen zorg en onderwijs omdat het een belangrijk punt is. Een overgang houdt in dat er een verandering is van de ene situatie naar de andere, bij de volgende paragraaf wordt daar verder op ingegaan. 9.2.1.Overgang tussen zorg en onderwijs: Overgangen zijn onvermijdelijk. Iedereen maakt overgangen in het leven. Overgangen hebben een impact op het leven, of het tussen twee zorginstellingen is of van een zorg instelling naar het onderwijs. Een goede verlopende overgang tussen zorg en onderwijs is voor kinderen erg belangrijk. Het mag de ontwikkeling van een kind niet in de weg staan. (Bosch, M. 2008). Een van de oorzaken van het falen van een correcte overgang is de zorgstructuur. 9.2.2. Problemen in zorgstructuur: Uit onderzoek door Rekers, M. en van Meegen, L. (2008) is gebleken dat er in het onderwijs sinds een paar jaar problemen zijn ontstaan in de zorgstructuur. Deze problemen betreffen: -
Plaatsingsproblemen leerlingen, dit heeft soms te maken met de wet -regelgeving. Indicatiestelling, de indicatiestelling wordt als ingewikkeld ervaren door de verschillende instellingen met verschillende criteria om een indicatie aan te kunnen vragen. Overgangen onderwijstypen, er is geen doorgaande lijn van voorschoolse educaties en het primair onderwijs. Afstemming tussen onderwijs en jeugdzorg, er is weinig afstemming, aansluiting en samenwerking tussen onderwijs en jeugdzorg.
Het ministerie van OCW (onderwijs, cultuur en wetenschappen) heeft 3 hoofdproblemen in kaart gebracht. Deze problemen betreffen als eerste de verantwoordelijkheid, ten tweede een ingewikkelde wet –regelgeving en tot slot een moeizame samenwerking tussen interne en externe partijen (Rekers, M. en van Meegen, L. 2008, p.6). Naast de problemen in de zorgstructuur zijn er knelpunten tussen de samenhang van zorg en onderwijs ondervonden. 9.2.3. Knelpunten tussen de samenhang van zorg en onderwijs voor jongeren met een licht verstandelijke beperking: De knelpunten komen naar voren in een rapport van Marian de Graaf (2004). Er wordt gekeken naar de knelpunten en de verbeteringsmogelijkheden tussen de samenhang van zorg en onderwijs voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Deze rapportage is gericht op jongeren met een verstandelijke beperking die aangewezen zijn op een vorm van speciaal onderwijs, de reportage heeft veel overlap en herkenning met de doelgroep van dit onderzoek. Veel van deze jongeren maken niet alleen gebruik van jeugdzorg door hun verstandelijke beperking maar ook maken zij gebruik van schoolgebonden zorg in het speciaal onderwijs. In dit rapport komt naar voren dat zorg andere toegangstrajecten en zorgstructuren heeft dan het onderwijs en dus niet op elkaar aansluit.
18
In het rapport komen een paar belangrijke punten aan de orde. Er wordt gekeken naar de knelpunten in de wet –regelgeving en er wordt geanalyseerd over de ernst van het problemen die worden ervaren in de praktijk. Licht verstandelijk beperkte jongeren die overgaan naar het speciaal onderwijs hebben te maken met vijf verschillende wettelijke stelsels. Er is gebleken is dat in deze verschillende wettelijke toegangstrajecten geen tegenstrijdigheden bestaan en dat deze ook niet op elkaar aansluiten. Het is dus logisch dat er knelpunten zijn gevonden. Eén van de knelpunten is de complexiteit en de omvang van de procedures en de protocollen waardoor er gaten ontstaan in de ondersteuning van de cliënten (de Graaf, M. 2004, p.9). Daarnaast zijn er gesprekken geweest met professionals uit de zorg en onderwijspraktijk. Naast de ingewikkelde wet –regelgeving blijkt het dat implementatieproblemen ook een rol spelen (Dekker,B. 2008). In een onderzoek van Ed Smeets (2009) komen dezelfde oorzaken van het probleem naar voren. Hij heeft ook een onderzoek gedaan naar de knelpunten tussen zorg en onderwijs. Ten eerste is er gebrek in de samenwerking en worden hier tegenstrijdige belangen tussen de instellingen genoemd. Er is geen samenwerkingsovereenkomst en er is te weinig overleg over de cliënten. Ten tweede blijkt dat een individuele school te weinig kennis heeft over het aanbod van verschillende zorg instellingen. Ten derde is de ervaring dat er een overlap is in het aanbod van zorg omdat verschillende mensen met hetzelfde dossier bezig zijn. Dit werkt verwarrend. Uit het onderzoek blijkt dat de instellingen wel contact met elkaar hebben maar te weinig weten over de manier van werken. Het is onduidelijk met welke methode gewerkt wordt en wat ze van elkaar kunnen verwachten. Een volgend belangrijk punt is financieel van aard. Het komt er op neer dat er beschikbare budgetten moeten komen. Samenwerking kost tijd en energie waardoor er meer financiën beschikbaar moeten zijn. Het blijkt dat bij sommige gemeenten de financiële regelingen te strak zijn. De ABWZ-zorg zorgde ervoor dat jongeren met een verstandelijke beperking recht hadden op een persoonlijk budget zodat zij extra begeleiding in het onderwijs kunnen krijgen. In 2009 is de ABWZ regeling aangepast. Deze regeling geld alleen nog voor mensen met een zware beperking. Dit betekent dat het onderwijs minder ondersteuning uit zorginstellingen krijgen. Tevens is er onvoldoende capaciteit en dit leidt tot wachtlijsten en hierdoor verloopt de overgang niet zoals gewenst. De informatie uitwisseling, de overdracht, loopt niet soepel. Dit komt doordat jeugdzorginstellingen vaak op privacy beroepen. Daardoor kan de school te weinig inspelen op wat er speelt (Smeets, E. 2009, p.8). Ed Smeets heeft in 2008 ook een onderzoek gedaan naar de aanpak van Eén kind Eén aanpak. Deze aanpak is gericht op 3 kernaspecten. Adequaat aanbod aan onderwijs en leerlingen zorg, adequate behandeling en een goed functionerende samenwerking tussen betrokkenen. Hier kom ik bij mijn laatste vraag op terug. Wat naar voren is gekomen is dat er veel verschillende oorzaken zijn waardoor de aansluiting tussen zorg en onderwijs onvoldoende is. Aanbod van zorg en onderwijs wat niet op elkaar aansluit, de ingewikkelde wet –regelgeving, de overlap van het aanbod, de toegangstrajecten niet op elkaar aansluiten etc. De aard en de ernst van deze problemen hebben betrekking op een aantal factoren waar bij de volgende paragraaf verder op in wordt gegaan. 9.2.4. De aard en de ernst van de problemen: De aard en de ernst van de problemen heeft volgens Marian de Graaf (2004) betrekking tot de volgende factoren:
19
-
Er is sprake van een deskundigheidsprobleem. het blijkt dat beroepskrachten niet voldoende bekend zijn met de doelgroep en hun behoeften. Beroepskrachten hebben te weinig kennis van lvg-problematiek. (lvg staat voor lichtverstandelijk gehandicapten)
-
Er is geen duidelijke weg m.b.t. trajecten, richtlijnen en protocollen naar de overgang van zorg naar onderwijs. Er is geen overzicht en dit komt mede door de wet – regelgeving. Voor de toegang tot speciaal onderwijs zijn de procedures niet landelijk vastgesteld. Er wordt grofweg gezegd dat de werelden van zorg en onderwijs elkaar niet kennen.
-
Indicatiestellingen en handelingsplannen zijn inhoudelijk niet op elkaar afgestemd. Ook de onderwijsplannen en de zorgplannen zijn niet op elkaar afgestemd. In het onderwijs weten ze niet wat voor zorg het kind buiten school krijgt en in de zorg weten ze niet wat voor zorg het kind in het onderwijs krijgt. Gebrek aan uitwisselen van gegevens, overleg en samenwerking speelt hierbij een grote rol. Er is weinig samenwerking en er is geen afstemming tussen indicatiestellingen, handelingsplannen en zorg en onderwijs plannen. De toelaatbaarheidcriteria voor het speciaal onderwijs stelt hoge eisen aan de zorgstructuur die aan de school gebonden is.
-
Aanbod van zorg en onderwijs is onvoldoende op elkaar afgesteld. Dit probleem hangt af van met verschillende factoren m.b.t. ketenverantwoordelijkheid, wet –regelgeving, gebrek aan overleg en samenwerking, wachtlijsten en financieringssystematiek.
-
Formulieren zijn onduidelijk. Wanneer informatie via formulieren wordt verzameld ontstaan er vaak problemen. Voor ouders zijn de formulieren moeilijk te begrijpen en professionals hebben vaak geen tijd om deze formulieren in te vullen. De informatie van de formulieren is belangrijk voor de toelaatbaarheidschikking en de gegevens die nodig zijn voor de indicatiestelling.
-
Onduidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden van de beroepskrachten. Er is onduidelijkheid over de verantwoordelijkheid in de overgangsgebieden tussen de verschillende instellingen. Het is onduidelijk wie er moet zorgen voor afstemming tussen de zorg en onderwijsplannen en wie er verantwoordelijk is voor de overgang tussen zorg en onderwijs (Graaf, M. 2004).
De oorzaken en factoren van het probleem dat zorg en onderwijs niet op elkaar aansluit zijn duidelijk geworden. Het is hoogst waarschijnlijk dat de doorstroming van de behandelgroep naar de TEACCH-groepen hierdoor niet goed verloopt. Daarom onderzocht ik in de literatuur wat er gezegd werd over de aanbevelingen om dit probleem aan te pakken. Bij de volgende subvraag wordt hier uitgebreid op ingegaan.
20
9.3. Met welke aanbevelingen kunnen de instellingen een goede doorstroming bereiken volgens de auteurs? Nu de oorzaken van het probleem duidelijk zijn kan ik gaan kijken naar de aanbevelingen die worden gedaan door de verschillende auteurs. Deze subvraag is van belang omdat het belangrijk is om te kijken naar aanbevelingen van andere auteurs rondom dit onderwerp. Bij de volgende paragraaf ga ik in op de aanbevelingen om een goede doorstroming te bereiken. 9.3.1. Aanbevelingen om een goede doorstroming te bereiken: In het rapport van Marian de Graaf (2004) ben ik de volgende aanbevelingen tegengekomen: -
Meer informatie over de toegangstrajecten en daarbij het aanbod van zorg en onderwijs en de ouders hierbij ondersteunen. Ook bij de indicatiestelling.
-
Uitwisselen van gegevens uit onderzoeken zodat er geen overlappingen meer ontstaan.
-
Meer overleg over het kind met behulp van casuïstiek. Dit zorgt voor een inhoudelijke afstemming van indicatiestellingen, handelingsplannen en zorg en onderwijs plannen. Door casuïstiek komt iedereen op 1 lijn te zitten met elkaar.
-
Een structureel overleg over de afstemming van het aanbod tussen zorg en onderwijs. Bij een structureel overleg de vraag en de behoefte van het kind duidelijk worden en het zorgaanbod besproken worden. Het is een goede vorm van samenwerking.
-
Om de onduidelijkheid weg te nemen bij de ouders over de formulieren kan er een minder complex formulier worden opgesteld (de Graaf, M. 2004, p.19).
Al deze punten sluiten goed aan op de oorzaken die we bij de vorige subvraag tegen zijn gekomen. In het rapport van Smeets (2008) die de benadering van Eén kind, Eén aanpak heeft onderzocht komen ook paar samenhangende aanbevelingen naar voren. In dit plan wordt er ook beschreven dat samenwerking, communicatie en afstemming erg belangrijk is. Het is wenselijk dat zorg en onderwijs voldoende bekend zijn van elkaar aanbod zodat er geen onduidelijkheden kunnen ontstaan over elkaars verwachtingen. Ook is het wenselijk dat de betrokken ministeries met elkaar overleggen om afstemming te creëren. Een belangrijke aanbeveling wat betreft de financiering schrijft Smeets (2008) het volgende. “Het is van belang dat er meer mogelijkheden worden geboden om de scheiding tussen de financiering van onderwijs en van zorg te doorbreken, zodat budgetten meer flexibel en gezamenlijk kunnen worden ingezet.” (Smeets, E. 2008, p. 15) Naast de samenwerking, communicatie, afstemming en de financiering legt hij de nadruk op een goede overdracht. Dit houdt in dat er een duidelijk handelingsplan moet worden geleverd met de achtergrond van het kind en de daarbij behorende handelingsadviezen. Ook is nazorg van groot belang. Er moet meer aandacht voor gezamenlijke nazorg komen om het kind na een tijdje nog eens te evalueren en eventueel het aanbod van de behandeling en onderwijs bij te stellen (Smeets, E. 2008, p.15). Naast het onderzoek van Smeets (2008) is er een ander onderzoek gedaan naar betere toegang tot zorg en onderwijs voor jongeren met een licht verstandelijke beperking. Ook hier zijn samenhangende aanbevelingen naar voren gekomen die ik eerder heb benoemd. In het eindrapport van de lvg-pilots staat het volgende beschreven:
21
-
Verbeteren van deskundigheid. Meer informatie beschikbaar stellen over licht verstandelijke gehandicapten problematiek.
-
Een betere afstemming tussen de werkwijze van de instelling en de school. Dit houdt in dat er een kennismaking moet plaatsvinden tussen de instelling en de school waar de werkwijzen op elkaar kunnen worden afgestemd. Ook de werkwijze van de indicatiestelling kan op elkaar worden afgestemd.
-
Flexibel omgaan met het ontwikkelingsniveau van het kind. Elk kind heeft een aparte benadering nodig.
-
Duidelijkheid over ketenverantwoordelijkheid. Duidelijk stellen wie welke taken en verantwoordelijkheden heeft zodat partijen zich daaraan kunnen houden. Het biedt mogelijkheden voor inhoudelijke afstemming.
-
Ouders ondersteuning bieden bij het doorlopen van de procedures om zorg te krijgen en overzicht bieden over de informatie en afstemming tussen zorg en onderwijs.
-
Verbetering voegsignalering. Dit omdat de diagnose vaak te laat wordt gesteld van licht verstandelijk gehandicapten.
-
Verbetering van de communicatie tussen professionals.
-
Een duidelijk overzicht van de bepalingen van de 5 verschillende wettelijke stelsels. Het is van groot belang dat een indicatiestelling makkelijker wordt gemaakt om dubbele indicatie te vermijden (Konijn, C. de Graaf, M en van den Berg, G. 2004, p.64).
Ook Zandberg geeft aan dat er gepleit wordt door de overheid om meer samenhang en samenwerking tussen zorg en onderwijs. Het zijn beide maatschappelijke voorzieningen die ervoor zorgen dat kinderen en jongeren zich ontwikkelen (Zandberg, T. jaartal onbekend). Wat ik meerdere malen ben tegen gekomen is dat een doorgaande zorglijn van groot belang is om een betere doorstroming te bereiken. Hieronder beschrijf ik waarom een goede doorgaande zorglijn een belangrijk punt is en waarom dit van belang is voor kinderen met autisme. 9.3.2. Een doorgaande zorglijn: Een belangrijk punt om een betere doorstroming te bereiken is een goede doorgaande zorglijn. Voor kinderen met autisme is het erg belangrijk dat er continuïteit bestaat tussen de overgangsmomenten tussen verschillende instellingen. Het is van groot belang dat de doorgaande zorglijn ook door gaat op school. Leerkrachten moeten er van op de hoogte zijn om deze kinderen optimaal te kunnen begeleiden. Bij die overgangsmomenten gaat het vooral om een goede overdracht van informatie. Dit betreft de achtergrond van het kind en de handelingsadviezen. Met een goede doorgaande zorglijn zijn de juiste mensen op de hoogte van het kind en weten ze hoe ze het kind kunnen benaderen. Om een goede doorgaande zorglijn te creëren is de samenwerking tussen de instelling en de school noodzakelijk. ZAT, zorg advies teams kunnen hier een bijdrage aan leveren (NJI 2008, auteur niet bekend, p.2).
22
De definitie van ZAT wordt verderop uitgelegd. De volgende aanbevelingen komen naar voren om een betere doorgaande zorglijn te realiseren: -
-
Een ‘warme’ overdracht. Dit houdt in dat er persoonlijk contact is tussen de instelling en de scholen. Een ‘warme’ overdracht is een aanvulling op een ‘koude’ overdracht. De ‘koude overdracht houdt alle informatie in die schriftelijk is overgedragen. De ‘warme’ overdracht kan plaats vinden tussen een groepsleerkracht of een internbegeleider met een coördinator van een zorginstelling. Taken van zorg en advies teams (ZAT) duidelijk stelling rondom de overgangsmomenten. Overdracht van dossiers. Een terugkoppeling. Dit houdt in een evaluatie van de overgang. Met deze terugkoppeling wordt de samenwerking tussen onderwijs en zorg vergroot en ontstaan er betere begeleidingsmogelijkheden waardoor kinderen een grotere kans van slagen hebben op de school. Er ontstaat een betere kijk op goede zorg en begeleiding. (NJI 2008, auteur niet bekend, p.12)
Verder wordt er kort ingaan op wat ZAT inhoudt: ZAT staat voor Zorg en Advies Teams. Op scholen wordt vaak zo goed mogelijk geprobeerd aan te sluiten aan de onderwijsbehoeften van leerlingen. Het ZAT biedt ondersteuning aan kinderen die extra zorg nodig hebben binnen de school en is een schakel tussen zorg en onderwijs. Het ZAT bestaat uit verschillende professionals uit het onderwijs en de zorg, zij werken multidisciplinair samen. De zorgpartners van ZAT kunnen bijdragen aan een betere samenwerking en voor een betere afstemming tussen zorg en onderwijs. Ook kunnen zij het handelingsrepertoire versterken van leerkrachten (Bosdriez, M. 2010,p.16). Tijdens een overgang stelt ZAT een handelingsplan voor de aanpak en begeleiding op voor het kind. Ze leveren een bijdrage aan de handelingsadviezen en informatie en de voorbereiding van de indicatiestellingtrajecten die nodig zijn voor het speciaal onderwijs. (NJI 2008, auteur niet bekend) Op dit moment wordt passend onderwijs geïntroduceerd. Hieronder ga ik in op waarom passend onderwijs nodig is en wat het inhoudt. 9.3.3. Passend onderwijs: Passend onderwijs wordt als volgt gedefinieerd: “Het systeem waarbinnen alle leerlingen een passend onderwijszorgaanbod geboden krijgen.” (Rekers, M. en van Meegen, L 2008, p. 8) Al een tijd is het ministerie van OCW ontevreden over de over de opvang van kinderen met speciale onderwijs behoeften. Om elk kind goed onderwijs te kunnen bieden zodat zij zich goed kunnen ontwikkelen wordt passend onderwijs tot stand gebracht. Passend onderwijs richt zich op de behoeften van het kind. Het kind staat centraal (Greven, L, 2007, p.10). Een reden van het passend onderwijs is dat teveel kinderen met een handicap of een andere beperking die niet het ‘gewone’ reguliere onderwijs kunnen volgen niet de kans krijgen om zich te ontwikkelen. In het onderwijs wordt meer gekeken naar wat de kinderen niet kunnen naar dat de kinderen wel kunnen. De uitgangspunten voor passend onderwijs zijn als volgt (Rekers, M. en van Meegen, L 2008, p.7): -
Verbetering van de kwaliteit van het onderwijs Organisatie van het onderwijs Het onderwijs moet de aanbod van het onderwijs aanpassen op de onderwijsbehoeften van het kind.
23
-
Leerkrachten moeten kennis hebben van passend onderwijs Sommige kinderen hebben buiten het onderwijs ook zorg nodig. Het is belangrijk dat zorg en onderwijs op elkaar aansluit. Indicatiestelling moet handelingsgericht zijn
Het doel van passend onderwijs is om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Ook om passend onderwijs te realiseren komen al de bovengenoemde aanbevelingen aan de orde. Er zijn nu drie onderwerpen behandeld. Als eerst is er ingegaan op wat autisme is en worden de specifieke kenmerken van autisme beschreven, ten tweede is er op de oorzaken van geen goede doorstroming tussen zorg en onderwijs ingegaan en tot slot is er op zoek gegaan naar aanbevelingen om deze puzzel op te lossen. Met deze drie hoofdstukken is er een antwoord gevonden op de deelvraag aan de literatuur en bij het volgende hoofdstuk wordt er een samenvattend antwoord op de deelvraag geformuleerd.
24
9.4. Samenvattende beantwoording op de deelvraag aan de literatuur: In de deelvraag wordt de vraag gesteld wat de juiste aanpak is voor autistische kinderen om een overgang te maken naar een school. Door de literatuur is duidelijk geworden hoe kinderen met autisme in elkaar zitten en wat hun behoeftes zijn. Een paar belangrijke punten zijn in de literatuur naar voren gekomen waardoor er grotendeels een antwoord is ontstaan op de vraag. Ten eerste is voorbereiding is van groot belang. Er moet gekeken worden naar de dagindeling op de school, de benadering van de leraar, de andere kinderen in de klas, de manier van werken etc. Er moet een duidelijk structuur worden geboden voor het kind in de tijd dat het kind overgaat naar school. Wanneer het zo voorspelbaar en herkenbaar mogelijk wordt gemaakt kan de overgang soepeler plaatsvinden. Een herkenbaar punt kan bijvoorbeeld de pictogrammen zijn die het kind op de huidige plaats heeft gebruikt. Dit biedt een houvast voor het kind en dus veiligheid. De behoeftes van het kind moeten voorop worden gesteld en de doelen die worden gewaardeerd op school moeten haalbaar zijn voor het kind. Het benoemen en uitleggen voor en tijdens de overgang is ook van groot belang. De achterliggende oorzaken van dit probleem uiten zich veel al in de volgende onderdelen. Ten eerste is er geen goede doorgaande zorglijn tussen voorschoolde educaties en het speciaal onderwijs. Ten tweede is er een ingewikkelde wet –regelgeving, er is veel onduidelijkheid over de indicatiestelling. Ten derde is er weinig afstemming, aansluiting en samenwerking tussen de zorg en het onderwijs. Ten vierde sluiten de toegangstrajecten en zorgstructuren van de zorg en het onderwijs niet op elkaar aan en wordt als lastig ervaren. En tot slot zijn er vijf verschillende wettelijke stelsels, het is gebleken dat deze stelsels elkaar niet tegenstrijden maar ook dat ze niet op elkaar aansluiten. Daarnaast zijn er op een aantal andere gebieden ook problemen ondervonden. Ten eerste is er sprake van een deskundigheidsprobleem, beroepkrachten weten te weinig van de problematiek. Ten tweede is er geen duidelijke weg m.b.t. richtlijnen, trajecten en protocollen naar de overgang tussen zorg en onderwijs. Ten derde zijn indicatiestellingen en handelingsplannen zijn niet op elkaar afgesteld en is het aanbod van zorg en onderwijs is niet goed op elkaar afgesteld. Ten vierde zijn formulieren niet overzichtelijk en wordt als probleem ervaren door zowel ouders als de professionals. En tot slot is er onduidelijkheid over de taken en verantwoordelijkheden van de beroepskrachten. Uit verschillende rapporten van C. Konijn, M. de Graaf en G. van den Berg en E. Smeets zijn de volgende aanbevelingen naar voren gekomen. Ten eerste een betere samenwerking tussen de instellingen onderling, daarbij kan er gebruik worden gemaakt van een structureel overleg waar het aanbod van zorg en onderwijs besproken kan worden. Daarbij is het wenselijk dat instellingen kennis hebben over elkaars aanbod zodat de verwachtingen van elkaar duidelijk zijn. Ten tweede wordt er meer overleg over het kind met behulp van casuïstiek aangeraden. Dit houdt in dat er bepaalde situaties worden geanalyseerd via casussen en dat dit gezamenlijk besproken wordt. Om onduidelijk weg te nemen over de formulieren kan er een minder complex formulier worden samen gesteld. Er wordt een nadruk gelegd op een goede overdracht en een goede doorgaande zorglijn. Er moet niet alleen een ‘koude’ overdracht plaats vinden maar ook een ‘warme’ overdracht om informatie aan te vullen die in de ‘koude’ overdracht niet aan de orde komt en
25
handelingsplannen kunnen hierbij besproken worden. Met deze overdracht is nazorg van groot belang. Verder gaat het om het verbeteren van de deskundigheid, het afstemmen van elkaars werkwijze, duidelijkheid creëren over de verantwoordelijkheid en de taken van de beroepskrachten, ouders ondersteunen bij het doorlopen van de procedures, verbetering van de communicatie tussen professionals, verbeteren van vroeg signalering en tot slot het in kaart brengen van de vijf wettelijke stelsels om onduidelijkheid weg te nemen. Het in kaart brengen van passend onderwijs is ook een aanbeveling. Het doel van passend onderwijs is de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Er moet ingegaan worden op de onderwijsbehoeftes van de kinderen zodat zij zich optimaal kunnen ontwikkelen. Het antwoord op de deelvraag aan de literatuur is naar voren gekomen in literatuurstudie. In de bijlage kunt u een mindmap vinden waarin alle informatie duidelijk is weergeven. Om een antwoord op de deelvraag aan de praktijk ga ik een praktijkonderzoek doen. In de volgende paragraaf wordt er beschreven hoe er een antwoord is gevonden op de deelvraag aan de praktijk.
26
10. Onderzoeksontwerp en verantwoording Ik heb nu een antwoord gevonden op de deelvraag aan de literatuur. Naast mijn literatuur onderzoek heb ik ook een praktijk onderzoek verricht. Naast de deelvraag die ik aan de literatuur heb gesteld had ik ook een deelvraag aan de praktijk gesteld. Hieronder wordt er ingegaan op wat voor type onderzoek ik me heb gericht en op de dataverzamelingsmethoden om een betrouwbaar antwoord op mijn onderzoeksvragen te krijgen. 10.1. Het type onderzoek: Het type onderzoek waar ik gebruik van heb gemaakt is het kwalitatief onderzoek. Ik heb de aanwijzingen van Verhoeven (2010) toegepast tijdens dit onderzoek. Ik heb van dit type onderzoek gebruik gemaakt omdat het een open flexibel onderzoek is en daarom past dit het beste bij de opdracht. Ik heb onderzoek gedaan in het werkveld en ik heb mij aanpast aan de omstandigheden tijdens het onderzoek. Dit type onderzoek past het beste bij de opdracht omdat ik in kan gaan op de verzamelende gegevens. A.d.h.v. het resultaat kan ik het advies formuleren. In de centrale vraag gaat het erom hoe de overgang tussen een behandelgroep en een ZMLK school beter op elkaar kan worden afgestemd. Door kwalitatieve dataverzamelingsmethoden heb ik het beste op deze vraag een antwoord kunnen vinden omdat ik wilde kijken hoe de huidige situatie beleefd werd. Via triangulatie heb ik het onderzoek betrouwbaar vast gesteld. 10.2. De dataverzamelingsmethoden: Via de volgende dataverzamelingsmethoden wil ik een antwoord vinden op mijn onderzoeksvraag: 10.2.1. Documentenanalyse: D.m.v. de documentenanalyse wilde ik erachter komen hoe de overgang er op dit moment uitziet. Ik wil gaan kijken hoe het toegangstraject eruit ziet en daarbij ga ik kijken wat een kind nodig moet hebben om een overgang naar een ZMLK school te kunnen maken. Op beide ZMLK-scholen wordt er gewerkt met de TEACCH-methode en op de Blauwe Zon wordt er gewerkt met DTT trainingen. Ik heb mij meer verdiept in de TEACCH methode en ik heb gekeken hoe deze methode gehanteerd wordt om dit mee te kunnen nemen in de voorbereiding. Daarbij heb ik gekeken wat de overeenkomsten zijn tussen beide methodes. 10.2.2. Interviews: Bij de interviews heb ik gebruik gemaakt van open vragen maar en heb ik me flexibel opgesteld. Ik heb ingespeeld op de antwoorden van de respondent, dit wordt ook wel het halfgestructureerde interview genoemd. (Verhoeven 2010, p. 126) Het doel van het halfgestructureerde interview is dat ik er achter zou komen wat de belevingen zijn rondom het probleem en om informatie te verzamelen over hoe de overgang er tot nu toe uit ziet. Ik heb gekeken naar wat de betrokkenen zeggen en kijken of dat ook daadwerkelijk gebeurd.
27
10.2.3. Observatieonderzoek: Bij het observatieonderzoek heb ik gestructureerd-direct-niet-participerend-onverhuld geobserveerd. Ik heb het op deze manier uitgevoerd omdat deze manier het beste past bij het onderzoek. Ik heb in het werkveld geobserveerd om alledaagse situaties te bekijken. Dit was relevant voor het onderzoek omdat ik zo een beeld heb gekregen van de methodiek waarmee ze op de ZMLK scholen werken. In de literatuurstudie is naar voren gekomen dat het van groot belang is om kinderen met autisme goed voor te bereiden en hen een voorspelbare en herkenbare omgeving te bieden. Daarom heb ik gekeken hoe er gewerkt wordt op de ZMLK scholen met autistische kinderen. Hoe ziet het communicatiesysteem eruit, hoe wordt erom gegaan met gewenst en ongewenst gedrag en hoe de benadering naar de kinderen toe is. Ik heb gekeken hoe dit meegenomen kan worden in de voorbereiding op De Blauwe Zon. Ik heb zelf een observatielijst opgesteld a.d.h.v. de belangrijkste aspecten van de TEACCH-methode. 10.3. De respondenten en documenten: De respondenten in het onderzoek zijn de opdrachtgever (de coördinator van de Blauwe Zon), de leidsters van de Blauwe Zon, de intern begeleidsters van Dynamica onderwijs en M.L. Kingschool en de leerkrachten en assistenten van de TEACCH-groepen van Dynamica onderwijs en M.L. Kingschool. Ik heb gekozen voor deze respondenten omdat zij allen te maken hebben met de overgang van het kind. Deze respondenten hebben kennis rondom mijn onderwerp en zij gaan straks met de aanbevelingen werken. Wat hierboven al is benoemd is dat ik gebruik zou maken van een document waarin het toegangstraject in kaart is gebracht. Op deze manier heb ik een beeld gekregen hoe een overgang er schriftelijk uitziet. Op beide ZMLK-scholen werken ze met de TEACCHmethode en op de behandelgroep werken ze met de DTT methode. Ik heb mij in de TEACCHmethode wat meer verdiept zodat bepaalde aspecten kan worden meegenomen in de voorbereiding om het te combineren met de DTT methode. Daarnaast heb ik gekeken naar de criteria die worden gesteld op beide ZMLK-scholen om te kijken of dit haalbaar is voor de kinderen van de Blauwe zon. Deze documenten heb ik gevonden op de Blauwe Zon en beide ZMLK-scholen. 10.4. De onderzoeksinstrumenten: De onderzoeksinstrumenten waar ik gebruik van heb gemaakt betreffen een observatielijst, itemlijst voor documenten analyse en een interviewvragenlijst. De onderzoeksinstrumenten heb ik zelf opgesteld omdat er geen observatielijst en interviewvragenlijst beschikbaar zijn rondom het onderwerp. Ik heb gebruik gemaakt van de literatuur uit Verhoeven (2010) om deze lijsten op te stellen. Om de onderzoeksinstrumenten betrouwbaar vast te stellen heb ik gebruik gemaakt van peer-examination. Dit houdt in dat ik iemand anders naar mijn onderzoeksplan heb laten kijken of dit haalbaar en betrouwbaar was, in dit geval was dat de opdrachtgever. Om de observatie betrouwbaar vast te stellen heb ik gebruik gemaakt van een inter-beoordeling en om mijn interview betrouwbaar vast te stellen heb ik gebruik gemaakt van een proefafname. De respondentenvalide heb ik vast kunnen stellen doordat ik de juiste personen voor dit onderzoek heb kunnen vinden die mee wilden werken.
28
10.5. De onderzoeksprocedure: Waar ik mee ben begonnen is een observatielijst, een itemlijst en een interviewvragenlijst samen te stellen. Daarna heb ik vastgesteld dat deze onderzoeksinstrumenten betrouwbaar zijn d.m.v. de bovengenoemde methoden. Als eerst heb ik gebruik gemaakt van de documentenanalyse. Zo heb ik een duidelijk beeld gekregen van het toegangstraject en aan welke criteria de kinderen moeten voldoen wanneer zij doorstromen naar een ZMLK-school. Ook heb ik tijdens deze analyse mij verdiept in de TEACCH-methode om te kijken wat ik mee kan nemen naar de voorbereiding. Daarna heb ik gebruik gemaakt van een interview zodat ik een beeld kreeg wat de ervaringen en belevingen zijn rondom dit onderwerp en hoe zij het graag willen zien. Voor het interview heb ik een interviewvragenlijst opgesteld en checken of deze vragenlijst betrouwbaar is. Dit heb ik gedaan bij de opdrachtgever, de vragenlijst was betrouwbaar. Als laatst heb ik geobserveerd. Ik heb gekeken hoe er gewerkt wordt met de TEACCH-methode en hoe ik de informatie uit de observatie mee kon nemen naar de voorbereiding. Voor de observatie had ik een observatielijst opgesteld die gericht is op de belangrijkste aspecten van de TEACCHmethode. 10.6. Dataverwerking: De informatie die naar voren is gekomen uit de documentenanalyse en observaties zijn verwerkt in een verslag. De antwoorden die uit de interviews zijn gekomen zijn per vraag samengevat. Daarbij heb ik de persoonlijke indrukken benoemd die ik heb gekregen tijdens het interview en heb ik een slotconclusie geschreven. Door deze onderzoeksinstrumenten heb ik een antwoord op de onderzoeksvraag gevonden en kon ik de aanbevelingen opstellen. Door het onderzoeksopzet is nu duidelijk geworden hoe het praktijkonderzoek in elkaar steekt. In de volgende paragraaf wordt er ingegaan op de documentenanalyse, interviews en observatie en de resultaten die daaruit naar voren zijn gekomen. Het verloop van het onderzoek wordt weergegeven. Tot slot wordt er een samenvattend antwoord op de deelvraag aan de praktijk beschreven, wordt er een vergelijking gemaakt tussen het literatuuronderzoek en het praktijk onderzoek en worden de aanbevelingen opgesteld a.d.h.v. alle data.
29
11. Verloop van het onderzoek Om een antwoord te vinden op de deelvraag aan de praktijk heb ik van verschillende dataverzamelingsmethoden gebruik gemaakt, dit heb ik gedaan om de betrouwbaarheid vast te stellen. Voor de dataverzamelingsmethoden had ik onderzoeksinstrumenten nodig. Voor de documentenanalyse had ik een itemlijst opgesteld, voor het interview had ik vragen opgesteld en voor de observatie had ik een observatielijst opgesteld. Ik heb de respondenten via email benaderd. Alle respondenten wilden meewerken. Ook heb ik via de mail gevraagd of ik observaties mocht doen op verschillende groepen. Dit verliep allemaal prima. Hieronder wordt beschreven hoe ik de dataverzamelingsmethoden heb aangepakt en beschrijf ik de dataverwerking. Dan volgt een slotconclusie en geef ik antwoord op de subvragen. De onderzoeksvraag en de daar bijhorende subvragen: Hoe verloopt op dit moment de overgang van de Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen en wat kan er worden verbeterd? Subvragen: -
Hoe kan de TEACCH-methode meegenomen worden in de voorbereiding op de Blauwe Zon? Wat zijn de denkbeelden van de betrokken personen rondom de doorstroming naar een TEACCH-groep? Wat kan er in hun ogen veranderd worden? Welke positieve en negatieve ervaringen zijn er al opgedaan met de aansluiting tussen zorg en onderwijs?
12. Documentenanalyse Via documenten analyse heb ik informatie gezocht om antwoord te vinden op mijn subvragen aan de deelvraag. De informatie die ik zocht heb ik kort samengesteld in een itemlijst. 12.1. Itemlijst: -
Informatie TEACCH-methode Informatie TEACCH groepen m.b.t. de criteria Informatie over het toegangstraject Informatie over de positieve en negatieve ervaringen
Voor de documenten analyse ben ik als eerst op zoek gegaan naar informatie over de TEACCH-methode, de methode waar mee gewerkt wordt beide twee scholen. Deze informatie heb ik in documenten gevonden op de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs. Het doel van dit document is om informatie te geven over de methode waar mee gewerkt wordt. Deze informatie is bestemd voor medewerkers en ouders. Door dit document heb ik een beeld gekregen van de methode en de belangrijkste aspecten van deze methode heb ik verwerkt in een observatielijst. A.d.h.v. deze lijst heb ik gekeken hoe ze op de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs te werk gaan met deze methode. De belangrijkste aspecten van deze methode zijn de volgende punten:
30
-
Duidelijkheid Structuur Voorspelbaarheid Visualisering (zichtbaar maken) Veiligheid
Ten tweede heb ik documenten bestudeerd over de TEACCH-groepen. Dit ging er bij mij vooral om hoe zo’n TEACCH-groep nou eigenlijk werd beschreven en hoe deze groep in de praktijk er uit ziet. Ook stond er informatie beschreven voor welke doelgroep deze TEACCHgroepen bedoeld zijn, aan welke criteria voldaan moeten worden om een plaatsing in de TEACCH-groep te adviseren. Alle informatie over de TEACCH-methode heb ik mee genomen voor de observatie. De criteria waar aan voldaan moet worden: -
De diagnose ASS (autisme spectrum stoornis) moet gesteld zijn Er is een sterk vermoeden van ASS en het kind behoeft deze aanpak Ouders worden geïnformeerd De leerling moet in de bestaande groep passen en kunnen meedraaien Het onderwijs en de aanpak voegt dat toe waar het kind die specifieke behoefte aan heeft (Dijkstra, S. 2004 Zaandam)
Ten derde heb ik naast de informatie over de TEACCH-methode informatie gezocht over het toegangstraject. In de literatuur heb ik gelezen dat de toegangstrajecten en overgangsformulieren ingewikkeld zijn en niet op elkaar aansluiten. Ik had een afspraak gepland met de directeur van het zorgplatform maar wegens omstandigheden is deze afspraak niet door gegaan. Toen heb ik aan mijn opdrachtgever het een en ander gevraagd en hij heeft mij daarbij kunnen helpen. Om door te stromen naar een TEACCH-groep moet voor het kind een onderwijs- indicatie voor het REC onderwijs aan worden gevraagd (de scholen waar met TEACCH wordt gewerkt zijn allebei ZMLK-scholen en die vallen onder het REC3 onderwijs). Daar gaat een heel traject vooraf. Een onderwijsindicatie wordt aangevraagd bij het Zorgplatform. Het Zorgplatform heeft verschillende formulieren nodig over het kind. De school en de ouders krijgen aanmeldingsformulieren en alle formulieren moeten worden ingeleverd bij het Zorgplatform. Het aanmeldingsoverleg van het Zorgplatform bekijkt aan de hand van de hulpvragen op de ingestuurde formulieren welk traject het best kan worden ingezet en kunnen er verschillende onderzoeken worden gedaan om een beter beeld te krijgen van het kind om het kind een goede aansluitende plek te bieden. De resultaten van het onderzoek worden besproken. Daarbij wordt bekeken op welke manier het kind het beste geholpen kan worden, bijvoorbeeld met een verwijzing naar een ZMLK-school. In de praktijk zullen de meeste kinderen van De Blauwe Zon die voor onderwijs in aanmerking komen een advies voor een REC3 krijgen. De Commissie van Indicatie beslist uiteindelijk of het kind ook echt een REC3 beschikking krijgt. Daarvoor moet (opnieuw) een dossier aangeleverd worden (de commissie ziet alleen dossiers, geen kinderen). Het dossier moet compleet aangeleverd worden, anders wordt het niet in behandeling genomen. Een medewerker van het Zorgplatform begeleid ouders bij het samenstellen van het dossier. Het kan zijn dat er nog aanvullende onderzoeken gedaan moeten worden, bijvoorbeeld een IQ bepaling. Dan duurt het traject langer. Aan de ZMLK-school kan gevraagd worden een observatie te doen en een advies uit te brengen. Als de CVI (Commissie van Indicatie) een REC3 beschikking afgeeft, kunnen ouders (in overleg met de ZMLK-school) kiezen voor plaatsing op de ZMLK-school, of plaatsing op een basisschool met begeleiding van de ZMLK. Kortom, een heel traject dus.
31
Tot slot heb ik een verslag van de internbegeleider over de positieve en negatieve ervaringen van de overgang naar de TEACCH-groepen geraadpleegd. Hier kwamen dezelfde oorzaken naar boven die ik in de literatuur ben tegen gekomen o.a. te weinig geschoolde mensen, gebrekkige kennis over autisme, weinig samenwerking etc. De positieve ervaring was dat het team erg enthousiast is over de TEACCH-groepen en dat ze als een team samenwerken en dat ze ook bereid zijn om met de Blauwe Zon samen te werken. Ook is er de mogelijkheid tot extra scholing van de leerkrachten. Wat als positief is ervaren door de school is dat de begeleidster van de Blauwe Zon tijdens de overgang van een kind veilige eigendommen van het kind heeft meegegeven voor op school. Bijvoorbeeld een pictoboekje waar het kind erg aan gehecht was. Dit bood het kind veiligheid. Ook de handelingsplannen zijn duidelijk en overzichtelijk opgesteld. 12.2. Conclusie documentenanalyse: De documentenanalyse verliep volgens plan en daarom heb ik de juiste informatie binnen om verder te gaan met het onderzoek. Ik heb een beeld van de TEACCH-methode gekregen en daarbij een observatielijst kunnen opstellen a.d.h.v. de eigenschappen van de TEACCHmethode en ik heb een beter beeld gekregen van hoe het toelatingstraject eruit ziet en hoe het zit met een indicatie. In de literatuur was beschreven dat daar problemen waren ondervonden, het is nu gebleken dat dit De Blauwe Zon niet het geval is. Daarnaast heb ik ook meer duidelijkheid over de positieve en negatieve ervaringen van een overgang naar de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs. Ik heb een antwoord gevonden op de subvraag over hoe de overgang er op dit moment er nu uit ziet en ik heb een antwoord gevonden op de subvraag over de positieve en negatieve ervaringen. In het interview wordt daar verder op ingegaan.
32
13. Het interview Naast de documentenanalyse heb ik interviews afgenomen met de personen die te maken hebben met het onderzoek. D.m.v. het interview ben ik er achter gekomen wat de belevingen zijn rondom het onderwerp. Ik heb verschillende vragen opgesteld om een antwoord op mijn subvragen van de deelvraag te krijgen. Ik heb mijn interviewvragen betrouwbaar gesteld doordat ik een proefafname heb gemaakt. Degene die ik heb geïnterviewd zijn degene die met het advies gaan werken, de opdrachtgever, de begeleidster van de Blauwe Zon, de leerkrachten van de TEACCH groepen en de internbegeleidsters van M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs. Ik heb in totaal zes interviews afgenomen. Hieronder beschrijf ik per interviewvraag een samenvattend antwoord van de zes respondenten. Ik heb gebruik gemaakt van deze vragen en ik heb ingespeeld op de antwoorden van de respondent. Vraag 1: Wat is uw functie/ beroep en op welke wijze bent u betrokken? -
Internbegeleider autisme M.L. Kingschool Leerkracht TEACCH groep M.L. Kingschool Internbegeleider autisme Dynamica onderwijs Leerkracht TEACCH groep Dynamica onderwijs Coördinator de Blauwe Zon Begeleidster de Blauwe Zon
Vraag 2: Hoelang werkt u al in de zorg/ het onderwijs? Deze antwoorden waren erg verschillend. Van 4 tot 22 jaar. Vraag 3: Wat zijn uw ervaringen met de overgang van behandelgroep De blauwe zon naar de TEACCH-groepen? Eigenlijk zijn er nog niet zoveel ervaringen met de overgang van de behandelgroep van de Blauwe zon naar de TEACCH-groepen omdat er nog niet zoveel kinderen van de Blauwe Zon zijn doorgestroomd. Maar de leerkrachten en de internbegeleidsters van de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs hebben wel ervaring met een doorstroming van een ander Orthopedisch Dagcentrum. Bij de meeste respondenten kwam het er op neer dat de overgang altijd beter kan. De ene respondent vermelde duidelijk dat communicatie en een goede overdracht de basis zijn van een overdracht. Deze vraag heb ik later teruggekoppeld aan een andere respondent en die was het hiermee eens en zij vertelde daarbij dat er heel goed moet gekeken worden naar het kind. Eén respondent vertelde dat zij graag een keer langs wilde komen op de Blauwe Zon om een beeld te krijgen van de manier van werken en een kennismaking met de leidsters. Vraag 4: Hoe urgent is het volgens u dat deze overgang goed verloopt? Wat zijn de gevolgen van een slechte overgang? Deze antwoorden kwamen veel al overeen met elkaar. Elke respondent heeft aangegeven dat het heel belangrijk is dat de overgang goed verloopt. Het is heel belangrijk voor kinderen met autisme om zichzelf te organiseren in een nieuwe situatie/omgeving. Het kind staat centraal en de veiligheid van het kind staat voorop. De gevolgen van een slechte overgang kan betekenen dat het kind stagneert in zijn of haar ontwikkeling. De gevolgen van een slechte
33
overgang heeft niet alleen invloed op het kind zelf maar ook op de kinderen in de groep. In het ergste geval wordt het kind weer teruggeplaatst. Vraag 5: Waardoor is het probleem volgens u ontstaan? Op deze vraag kwamen verschillende antwoorden naar voren. Een enkele respondent benoemde dat de voorbereiding niet voldoende is van de kinderen. Daarmee bedoelde zij dat bepaalde aspecten van de TEACCH-methode alvast kan worden meegenomen in de voorbereiding op de Blauwe zon. Daarnaast kwam een andere respondent met het antwoord dat er communicatiefouten zijn, dat de intake niet goed verloopt en dat er geen format is om de overgang te laten verlopen. Een andere respondent kwam met het antwoord dat de samenwerking niet goed verloopt, er zijn geen goede afspraken, er is te weinig kennis van elkaars instellingen en de verwachtingen van elkaar zijn niet duidelijk. Er kwamen duidelijk verschillende oorzaken naar boven waardoor de overgang niet goed verloopt. Vraag 6: Hoe komt het, volgens u, dat deze overgang op dit moment niet loopt zoals gewenst? De antwoorden komen vrijwel overeen met elkaar. Er kwam naar voren dat de samenwerking bij eerdere plaatsingen vanuit een ODC niet goed is verlopen en dat de werkwijzen niet op elkaar afgesteld waren. De samenwerking moet verbeterd en dat heeft elke respondent wel benoemd. Alle respondenten stonden wel open voor een betere samenwerking en waren bereid mee te werken om een oplossing hiervoor te vinden. Vraag 7: Hoe kan de TEACCH-methode worden meegenomen in de voorbereiding op de behandelgroep? Hier kwamen een aantal belangrijke aspecten van de TEACCH methode naar voren waar zeker iets mee kan worden gedaan op de Blauwe Zon. Wat bij de respondenten van de scholen naar voren kwam was dat de zelfstandigheid een belangrijk onderdeel is bij de TEACCHmethode dus daar kan op de Blauwe Zon hun DTT-trainingen op richten wanneer zij de kinderen trainen. De respondenten van de Blauwe Zon wilde benoemden dat ze al met werkmandjes werken, wat ook een onderdeel is van de TEACCH-methode. Hoe zij de methode nog meer kunnen meenemen in de voorbereiding wisten zij nog niet zo goed. Vraag 8: In de literatuur staan de volgende oorzaken beschreven (geen goede doorgaande zorglijn, te weinig afstemming, aansluiting en samenwerking, werkwijze zijn niet op elkaar afgesteld, geen duidelijke richtlijnen naar de overgang tussen zorg en onderwijs etc.) denkt u daarover? De meningen verschilden bij deze vraag. Het kwam er op neer dat alle respondenten zich herkenden in wat ik heb gevonden in de literatuur. Een respondent gaf aan dat het vanuit eerdere plaatsingen van een ODC inderdaad aan de samenwerking lag en dat de overdracht niet goed was. Zij benoemde dat ze graag zag dat de handelingsadviezen zouden worden besproken met de leerkracht zodat ze een beetje weten hoe de leerkracht met bepaald gedrag om kan gaan zodat de werkwijze op elkaar af kan gesteld worden. Daarentegen vond een andere respondent het door De Blauwe Zon meegestuurde handelingsplan juist erg goed maar wilde zij daarnaast ook dat het tijdens een ‘warme overdracht’ besproken kon worden om onduidelijkheden te voorkomen. De andere respondent vond de overdracht juist wel goed alleen daarna werd er niet meer naar gekeken en zij zag graag een evaluatie van het kind. Zij
34
benoemde een ‘terugkoppeling’. Daarmee bedoelde ze dat er later nog een gesprek moet komen met een begeleidster om de voortgang van het kind te bespreken. Een andere respondent gaf aan dat er geen duidelijk format is voor een overgang waardoor er het onduidelijk hoe een overdracht moet verlopen. Er zijn dus geen duidelijke richtlijnen voor het traject naar een TEACCH-groep. Vraag 9: Wat is het belang dat dit probleem wordt opgelost? Wie hebben er baat bij? Bij elke respondent kwam hetzelfde antwoord naar voren. De personen die er baat bij hebben zijn de kinderen zelf, de kinderen in de groep, de ouders maar ook de leerkrachten. Het belang van dat het probleem wordt opgelost is dat het heel belangrijk is voor de kinderen dat de overgang goed verloopt zodat de ontwikkeling niet word belemmerd. Eén respondent benoemde dat het vooral voor ouders een hele zorg minder is wanneer de overgang goed verloopt. Vraag 10: Welke mogelijke oplossingen zijn er in het verleden aangedragen? En waarom heeft dat niet geholpen? Hier kwamen verschillende antwoorden naar voren maar het kwam er op neer dat er nog geen eerdere oplossingen aangedragen zijn. Ze konden wel benoemen wat er verbeterd moest worden maar daar is nog niet eerder aan gewerkt. Er is geen duidelijk format voor hoe een overgang verloopt. Vraag 11: Welke oplossingen zijn er volgens u om deze overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen? Bij deze vraag kwamen verschillende antwoorden naar voren maar ze kwamen op sommige vlakken wel overeen. De voorbereiding is van groot belang, dat heeft iedereen benoemd dus daar moet de aandacht op worden gericht. Daarnaast gaven de meeste respondenten aan dat de samenwerking beter moet zodat de handelingsplannen en werkwijze op elkaar kan worden afgesteld. Wat al eerder in het interview naar voren was gekomen maar nu nog een keer naar voren kwam bij een enkele respondent is dat de scholen en de groep elkaar moeten leren kennen zodat de verwachtingen van elkaar kunnen worden uitgesproken en dat zij een beeld van elkaars manier van werken hebben. Twee van de respondenten gaf aan dat ze een voorkeur hadden voor een ‘warme’ overdracht. Door de meeste respondenten werd er benoemd dat er een voorkeur uitgaat naar trainen op de school tijdens de overgangsperiode en wanneer nodig is langer. Hiermee bedoelde de respondenten dat de individueel begeleidster van het kind, het kind nog een aantal keer het kind kan trainen op de school zodat er een stuk veiligheid meegaat naar de nieuwe plek. Of dit financieel haalbaar is is nog niet duidelijk. Het gaat erom om het kind optimale kansen te bieden en daardoor moeten de bovenstaande punten verbeterd worden. Ze zijn allemaal bereid om daaraan mee te werken. 13.1. Evaluatie interview: Wat mij opviel tijdens het interview was dat zij erg open voor mij stonden. Ik heb de respondenten duidelijk verteld wat ik kwam doen en hoelang het interview zou duren. Ze waren allemaal vriendelijk en alle zes de respondenten namen er de tijd voor. Naast het interview hebben zij mij ook verteld over de instelling. Toen ik vroeg of ik ook observaties mocht doen was dat voor allen prima. Ik heb gelet op de ambivalentie maar er was geen sprake van een interne tegenspraak of incongruentie. Wat mij wel was opgevallen dat ze
35
allemaal goed wisten te vertellen wat beter kon en dat zij daar open voor staan maar dat ze er zelf niet eerder iets aan hebben gedaan om de overgang te kunnen verbeteren. Wat verder naar voren was gekomen was dat het trainen van het kind op de school mogelijk is en dat de meeste respondenten dat graag wilden om een betere overgang te kunnen realiseren. 13.2. Conclusie interview: De conclusie die ik heb kunnen trekken uit het interview is een antwoord op twee subvragen. De denkbeelden van de personen zijn duidelijk geworden en er is een beeld ontstaan van wat er meegenomen kan worden naar de voorbereidingen op de Blauwe Zon. Alle betrokkenen staan open voor een betere samenwerking. De volgende punten die zijn benoemd kunnen bijdragen aan een betere samenwerking: -
‘Warme’ overdracht Kennismaking Meer overleg Trainen op school, zorg en onderwijs worden hierdoor met elkaar verbonden
Tot slot maak ik gebruik van een observatie om te kijken naar de manier van werken op de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs.
36
14. Observatie Het doel van deze observatie was om te kijken hoe de TEACCH-methode meegenomen kon worden op de Blauwe Zon daarnaast wilde ik kijken of de leerkrachten daadwerkelijk met deze methode werken en hoe zij daar vorm aangeven De observaties hebben plaats gevonden op de M.L. Kingschool en op Dynamica onderwijs in twee verschillende TEACCH-groepen. Tijdens de observaties heb ik gekeken naar de methode waar er mee gewerkt wordt in de groep, ook wel de TEACCH-methode genoemd. Het is een interventieprogramma voor de behandeling en begeleiding voor mensen met autisme. De observatielijst bestaat uit de aspecten die centraal staan bij de TEACCH-methode en a.d.h.v. deze lijst krijg ik een beeld hoe er gewerkt wordt met deze methode. Tijdens de observatie kijk ik vooral naar de benadering van de leerkracht naar de kinderen en hoe zij de aspecten van de TEACCH-methode vormgeven. Hieronder staan de belangrijkste aspecten over de TEACCH-methode beschreven, daarop volgt de weergave van de resultaten en een evaluatie en een conclusie van de observatie. De volgende aspecten staan centraal bij de TEACCH-methode: • • • • •
Duidelijkheid Structuur Voorspelbaarheid Visualisering Veiligheid
Wat ik heb gebruikt voor mijn observatie zijn de eigenschappen van de TEACCH-methode. Daarnaast heb ik gekeken naar de onderdelen die specifiek zijn bij de TEACCH-methode. Tijdens de observatie heb ik de lijst van de belangrijkste aspecten ernaast gehouden en heb ik gekeken of ik de aspecten heb gezien en hoe zij daar vorm aangeven. Wat mij is opgevallen is dat sommige onderdelen veelal overeen kwamen met de werkwijze op de Blauwe Zon. Hieronder worden een aantal punten beschreven die meegenomen kunnen worden op de voorbereiding op de Blauwe Zon. Daarnaast worden ook de overeenkomsten van de verschillende TEACCH-groepen en verschillende scholen beschreven. Uit de observatie blijkt dat elke leerkracht voldoet aan de eigenschappen van de TEACCHmethode. Wat mij is opgevallen is dat er per aspect verschillend wordt gewerkt in de verschillende klassen, elke leerkracht heeft een andere manier van werken. Er wordt verschillend met de eigenschappen van de methode gewerkt maar het komt allemaal op hetzelfde neer. De volgende punten kwamen bij de verschillende klassen en de twee verschillende methode overeen en zijn specifiek aspecten van de TEACCH-methode. • • • • • •
Lokalen zijn prikkelarm, dit zorgt voor een rustige omgeving Het dagritme is voor elk kind apart gevisualiseerd met pictogrammen, foto’s of voorwerpen De tijd die voor een activiteit staat wordt aangegeven met een speciale klok, activiteit afbouwen met de wekker Aanleren om het standaard patroon soms te door breken Een ‘klaarbak’, een activiteit moet afgerond zijn en dat kan wanneer de picto in de klaarbak zit om vervolgens door te kunnen naar de volgende activiteit Elke dag een speciale activiteit aanbieden, naar de winkel, sporten, zwembad etc.
37
• • • • • •
Voor het kiezen van een activiteit wordt gebruik gemaakt van een keuzebord, op dit bord hangen verschillende pictogrammen met activiteiten. Ieder kind heeft een eigen werkhoek, hier werken en eten het kind aan Tijdens een werkmoment zijn er 3 werkmandjes met opdrachten die ze in een vaste volgorde moeten afwerken. In het laatste werkmandje zit een beloning. Ouders worden betrokken voor een beter effect. Er wordt gebruik gemaakt van interesses van het kind, bijvoorbeeld voor een beloning Zelfstandigheid wordt bevorderd, kinderen stimuleren om het zelf te doen.
Deze punten kunnen worden meegenomen in de voorbereiding op de Blauwe Zon zodat wanneer de kinderen doorstromen, zij de manier van werken herkennen 14.1. Evaluatie observatie: De observaties zijn goed verlopen. Ik ben tegen één obstakel aangelopen doordat één observatie niet door kon gaan omdat er een nieuw kind kwam wennen en het dan te druk in de groep zou zijn. Dit is opgelost doordat ik in een andere TEACCH-groep heb mee mogen kijken. 14.2. Conclusie observatie: Waar ik bewust van geworden ben is dat de observaties niet noodzakelijk waren om een antwoord te kunnen formuleren op de subvraag over hoe de aspecten van de TEACCHmethode meegenomen kunnen worden naar de voorbereiding op de Blauwe Zon. Via de documentenanalyse heb ik de meeste informatie gekregen over deze methode. Door de observaties heb meer punten kunnen toevoegen aan de specifieke aspecten en heb ik ook gezien hoe de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs vormgeven aan de TEACCHmethode. Verder heb ik overigens een duidelijker beeld geschept over hoe met de methode wordt omgegaan per leerkracht.
38
15. Opvallende aspecten in het onderzoek Een opvallend aspect uit het onderzoek was dat beide scholen tegen dezelfde problemen aanliepen rondom de overgang. Veelal dezelfde redenen werden benoemd en de denkbeelden rondom de overgang kwamen met elkaar overeen. Omdat beide scholen met de TEACCHmethode werken denk ik dat dit ook een rol speelt. De intern begeleiders van beide scholen gaven aan een voorstander te zijn van het trainen op school. Dit heb ik meegenomen in de aanbevelingen. 16. Methodologische zwakten in het onderzoek Een zwakte in het onderzoek is dat er meerdere instellingen zijn die doorverwijzen naar de ZMLK-scholen. Daar wordt door de geïnterviewden ook naar verwezen. Er is in dit onderzoek niet verder naar doorverwijzingen van anderen gekeken. Dat was ook niet van belang in het onderzoek omdat het ging om de overgang van De Blauwe Zon naar beide scholen. De ervaringen van de respondenten zijn dus ook beschreven vanuit ervaringen met andere Orthopedisch Dagcentra. Maar door alle ervaringen heb ik wel de juiste aanbevelingen gevonden om een betere afstemming tussen De Blauwe Zon en beide scholen de creëren.
39
17. Samenvattend antwoord op de deelvraag aan de praktijk: In de deelvraag aan de praktijk werd er gevraagd hoe op dit moment de overgang van behandelgroep de Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen op de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs er uit ziet en hoe dit kan worden verbeterd. Via subvragen heb ik hier een antwoord op gevonden. Via de dataverzamelingsmethoden heb ik een betrouwbaar antwoord kunnen vinden op de subvragen aan de deelvraag. Ik heb op alle vragen een antwoord gevonden via de onderzoeksinstrumenten. Door het praktijk onderzoek is het duidelijk geworden hoe de situatie er in de praktijk uitziet en er zijn een aantal belangrijke punten naar voren gekomen. Door de documentenanalyse heb ik een beeld gekregen hoe de TEACCH-methode eruit ziet. A.d.h.v. de analyse heb ik een observatielijst opgesteld en van daaruit is er een beeld ontstaan wat er mee kan worden genomen in de voorbereiding van de TEACCH-methode op de Blauwe Zon. Dit betreffen de specifieke aspecten van de TEACCH-methode die eerder benoemd zijn. (p. 36) Uit het interview kwam naar voren dat de zelfstandigheid van de kinderen meer bevorderd moeten worden om te kunnen meedraaien in de klas. Hiermee is de 1e subvraag beantwoord, welke aspecten van de TEACCH-methode meegenomen kunnen worden tijdens de voorbereiding op de Blauwe Zon. De volgende subvraag waar ik een antwoord op wilde vinden ging over de denkbeelden van de betrokken personen rondom de overgang. Hoe kijken zij er tegen aan en wat kon er in hun ogen veranderd worden Alle betrokkenen hadden niet echt een duidelijk beeld over de overgang omdat hier geen standaard format voor is waar in beschreven wanneer wat te doen. Het kwam er op neer dat een goede overgang van groot belang is, in het belang van het kind maar ook de andere kinderen in de groep, de ouders en de leerkrachten zelf. Wat er naar voren kwam was een betere samenwerking, dat betreft een ‘warme overdracht’ waarbij handelingsplannen en handelingsadviezen mondeling besproken kunnen worden. Daarnaast kwam er naar voren dat een goede voorbereiding van de kinderen van groot belang is en een terugkoppeling om te kijken hoe het kind het doet op de nieuwe plek. Verder is de mogelijkheid er om de kinderen door hun persoonlijk begeleider te laten trainen op school tijdens de overgangsperiode. De internbegeleidsters zijn hier een voorstander van omdat zij denken dat het bevorderlijk is voor de veiligheid van het kind. Het kind staat centraal en het staat voorop om het kind optimale kansen te bieden. Tot slot geef ik een samenvattend antwoord op de laatste subvraag, over de positieve en negatieve ervaringen die eerder zijn op gedaan rondom een overgang. Qua negatieve ervaringen kwam gebrek aan kennis naar voren en dat er een betere samenwerking moet plaats vinden. De voorkeur is groot om kennis te maken met elkaars instellingen maar er is te weinig tijd. Qua positieve ervaring kwam er naar voren dat de handelingsplannen goed zijn geschreven, de handelingsadviezen zijn duidelijk opgesteld. Daarnaast zijn veilige spullen, waar een kind aan gehecht is, handig om mee te geven naar de desbetreffende plek zodat het kind een houvast heeft.
40
17.1. Slotconclusie: De onderzoeksvraag luidt: Hoe verloopt op dit moment de overgang van de Blauwe Zon naar de TEACCH-groepen en wat kan er worden verbeterd? Voor de overgang van de Blauwe Zon naar de M.L. Kingschool of Dynamica onderwijs is er geen bestaand format over hoe deze overgang zou moeten verlopen. Op dit moment wordt het kind aangemeld op de school, komt er iemand om het kind te observeren, wordt er een handelingsplan opgesteld en wordt dit overhandigd. Daarnaast moet er een dossier worden aangeleverd bij de REC commissie om een indicatie te kunnen ontvangen. Een medewerker van het zorgplatform helpt ouders om dit dossier op te stellen. Er is weinig samenwerking met de school. Het traject verloopt vanaf de Blauwe Zon naar het Zorgplatform, daarna naar de REC-commissie en vanuit hier naar de ZMLK School. Wat er kan worden verbeterd is dus ten eerste de samenwerking om een betere overgang te creëren, op het moment dat de CVI heeft ingestemd met plaatsing op één van de ZMLKscholen. Tijdens een ‘warme’ overdracht kunnen er vragen worden gesteld over het handelingsplan en de handelingsadviezen. Op dat moment kunnen er gelijk vragen gesteld worden voor verduidelijking over het kind. Om een duidelijke overgang te creëren moet er een format worden opgesteld waarin de stappen van een overgang beschreven staan. Daarnaast is gebleken dat voorbereiding en nazorg een grote rol spelen bij een overgang. De overgang kan worden verbeterd als er DTT-trainingen worden gegeven op de school tijdens de overgangsperiode door de persoonlijk begeleider van de behandelgroep en dat er een terugkoppeling plaats vindt om de voortgang van het kind te kunnen bespreken om het kind optimale kansen te kunnen bieden zodat de kans van slagen wordt vergroot.
41
18. Verslag terugkoppeling opdrachtgever: Duidelijk verslag. Vooral het stuk van het zorgplatform en het CVI is ingewikkeld en bureaucratisch. Het zijn stappen die genomen moeten worden (dus beschreven moeten worden), maar die verder niet van invloed zijn voor het stroomlijnen van de overgang. Dat hier nog geen format voor is lijkt mij verklaarbaar door de korte tijd dat De Blauwe Zon nog maar bestaat. Er is nog maar één kind vanuit ons project doorgestroomd (prettig om te lezen dat de ondersteuning die we toen geprobeerd hebben mee te geven positief is ontvangen). Nu staan er meer kinderen op de nominatie voor doorstroming, dus dit onderzoek sluit hier goed bij aan. Ik ben benieuwd naar de uiteindelijke adviezen. Al lees ik nu al een behoefte tot nadere kennismaking en een warme overdracht. Die nemen we nu alvast mee. Peter stallenberg Coördinator De Blauwe Zon
42
19. Samenvattende conclusie/ vergelijking van literatuurstudie en praktijkonderzoek: Nu de resultaten bekend zijn uit het praktijkonderzoek en het literatuuronderzoek heb ik een vergelijking gemaakt tussen beide onderzoeken. In de literatuur van Verhoeven staat dat het kan zijn dat je meer analyses heb gedaan dan nodig was om een antwoord te krijgen op de centrale vraag. Dat is bij mij ook het geval. (Verhoeven, p. 267) Ik ben veel verschillende punten tegengekomen maar daarentegen ook veel overeenkomsten. Hieronder worden de verschillen en overeenkomsten tussen beide onderzoeken beschreven. De aanbevelingen zijn gebaseerd op wat ik tegen ben gekomen in het literatuuronderzoek én het praktijkonderzoek, de overeenkomsten dus. 19.1. Verschillen: In de literatuur zijn veel mogelijke redenen beschreven waarom de afstemming niet goed zou kunnen verlopen tussen de Blauwe Zon en de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs. Er wordt ingegaan op de ingewikkelde wet en regelgeving waardoor een doorstroming als lastig wordt ervaren. Wanneer een kind doorstroomt naar een school moeten er weer andere indicaties worden aangevraagd en dit levert volgens de literatuur veel onduidelijkheden op. De formulieren zijn vaak onduidelijk, voor ouders zijn de formulieren vaak moeilijk te begrijpen. De informatie van de formulieren is belangrijk voor de toelaatbaarheidschikking en de gegeven die nodig zijn voor de indicatie. Tijdens mijn praktijkonderzoek ben ik er achtergekomen dat dit probleem niet bij de Blauwe Zon aan de orde is. Indicatiestellingen zijn goed geregeld en een medewerker van het Zorgplatform begeleid de ouders bij de dossiers. Ouders krijgen ondersteuning bij het doorlopen van de procedures. Daarnaast staat in de literatuur beschreven dat er onduidelijkheden zijn over de taken en verantwoordelijkheden van de beroepskrachten. Het komt er op neer dat het onduidelijk is wie er moet zorgen voor afstemming tussen zorg en onderwijs en wie er verantwoordelijk is voor de overgang van een kind tussen zorg en onderwijs. Ook dit blijkt uit het praktijkonderzoek niet van toepassing bij de Blauwe Zon. Het is duidelijk wie waar verantwoordelijk voor is. Tot slot wordt het passend onderwijs beschreven. Het doel van passend onderwijs is om de kwaliteit van het onderwijs te verbeteren. Dit onderzoek gaat over de afstemming tussen een behandelgroep en een ZMLK school dus is passend onderwijs niet van toepassing bij dit onderzoek. 19.2. Overeenkomsten: De centrale vraag van het onderzoek gaat over hoe de afstemming verbeterd kan worden tussen behandelgroep de Blauwe Zon en M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs. De volgende punten ben ik tegen gekomen in het literatuuronderzoek maar ook in het praktijkonderzoek. Ten eerste werd in de literatuur beschreven dat er te weinig afstemming, aansluiting en samenwerking is tussen zorg en onderwijs. Handelingsplannen zijn niet goed op elkaar afgestemd,de werkwijze en verwachtingen zijn onbekend van elkaar en de overdracht is matig. Tijdens het praktijkonderzoek is dit ook naar voren gekomen bij de interviews. Respondenten benoemde dat een betere samenwerking tot een betere overgang van het kind kon leiden. Een ‘warme’ overdracht zagen de meeste respondenten als een stap in de goede richting van het samenwerken. Ten tweede kwam er in het literatuuronderzoek zowel als in het praktijkonderzoek naar voren dat kinderen met autisme extra begeleiding en aandacht nodig hebben tijdens een overgang van de ene naar de andere situatie. Voorbereiding is van groot belang en tijdens de observatie is het duidelijk geworden wat belangrijk is voor de kinderen die in de TEACCH-groep gaan doorstromen. Wat naar voren kwam was dat de Blauwe Zon al een aantal van die onderdelen gebruikten op de
43
behandelgroep. Veiligheid is erg belangrijk en daardoor zou een periode van trainen op de school een goed punt zijn. Als de individueel begeleider van het kind trainingen zou kunnen geven op de school denken de betrokkenen dat het goede resultaten op zou kunnen leveren. Tot slot was uit het literatuuronderzoek gebleken dat de deskundigheid van de beroepskrachten niet voldoende is. Het blijkt dat er onvoldoende kennis is over de problematiek en over de nieuwste ontwikkelingen. Tijdens de documentenanalyse in het praktijkonderzoek kwam er ook naar voren dat er te weinig geschoolde mensen zijn voor het vak en dat er net als in het literatuuronderzoek te weinig kennis was over de doelgroep, dit had vooral te maken met nieuwe leerkrachten en invalkrachten.
44
20. Aanbevelingen: Terugkijkend op het onderzoek zijn de volgende aanbevelingen tot stand gekomen. Met deze aanbevelingen kan behandelgroep de Blauwe Zon beter afgestemd worden op de TEACCHgroepen van de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs en kan de overgang tussen de instellingen verbeterd worden. De aanbevelingen zijn dus het antwoord op de centrale vraag. 1. Kennismaking tussen de instellingen/structureel overleg In het onderzoek is naar voren gekomen dat de werkwijze van de instellingen niet op elkaar afgestemd is. Tijdens een kennismaking kan elkaars verwachtingen besproken worden en kan er een beeld creëert worden van de manier van werken op de Blauwe Zon en M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs. Een structureel overleg is een goede vorm van samenwerking, het aanbod van zorg en onderwijs kan besproken worden en daarbij kan voor het kind een goed zorgaanbod opgesteld worden om het kind optimale kansen te bieden. 2. Een ‘warme’ overdracht In het onderzoek is naar voren gekomen dat er weinig aansluiting, afstemming en samenwerking is tussen de instellingen. Om een betere samenwerking en een goede doorgaande zorglijn te kunnen realiseren kan er een ‘warme’ overdracht plaatsvinden. Dit houdt in dat er een persoonlijk gesprek is om de handelingsplannen te bespreken hierop vragen te kunnen stellen. Het kind en de handelingsadviezen kunnen hierbij uitgebreid besproken worden. Ook kan de observatie van het kind hierbij besproken worden om een duidelijk beeld te vormen. 3. Een goede doorgaande zorglijn creëren Uit het onderzoek is gebleken dat voor kinderen met autisme het belangrijk dat er continuïteit bestaat tussen de overgangsmomenten tussen verschillende instellingen. Het is van groot belang dat een doorgaande zorglijn door gaat op de school. Leerkrachten moeten op de hoogte zijn om deze kinderen optimaal kunnen begeleiden. Met een goede doorgaande zorglijn zijn de juiste mensen op de hoogte van het kind en weten ze hoe ze het kind kunnen benaderen. Om een doorgaande zorglijn te realiseren is naast een ‘warme’ overdracht een terugkoppeling van groot belang. Een terugkoppeling houdt in dat de overgang van het kind wordt geëvalueerd. Door deze evaluatie ontstaan er betere begeleidingsmogelijkheden voor het kind waardoor het kind een grotere kans van slagen heeft op de school. 4. Een format opstellen voor een duidelijke weg naar de overgang Op dit moment is er geen duidelijke weg m.b.t. trajecten, afspraken, richtlijnen naar de overgang van de behandelgroep naar de TEACCH-groep. Voor toegang tot speciaal onderwijs zijn de procedures niet landelijk vastgesteld. Om onduidelijkheid te voorkomen kan de Blauwe Zon onderling met de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs een duidelijk format opstellen waarin de afspraken staan om een betere overgang te kunnen maken. In dit format kan ook de kennismaking, de ‘warme’ overdracht en de terugkoppeling toegevoegd worden.
45
5. Trainen op school Uit het onderzoek is gebleken dat vooral kinderen met autisme extra begeleiding nodig hebben met een overgang. Voorbereiding is van groot belang voor deze kinderen. De Blauwe Zon heeft al een aantal aspecten meegenomen van de TEACCH-methode, de methode waar mee gewerkt wordt op de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs. Daarnaast is de veiligheid van het kind erg belangrijk en zou het trainen op school een mooi traject zijn om het kind evengoed nog een stukje veiligheid te bieden vanuit de Blauwe Zon. Of dat financieel haalbaar is, is nog niet duidelijk. Bij deze stap zal zorg en onderwijs met elkaar verbonden worden. 6. Cursus om deskundigheid te bevorderen Uit het onderzoek is naar voren gekomen dat kennis over de doelgroep onvoldoende is en dat er te weinig geschoolde mensen zijn. Dit geldt niet voor iedereen, uit het praktijk onderzoek is namelijk ook naar voren gekomen dat de meeste leerkrachten en begeleidsters veel ervaring hebben met het werken met autistische kinderen en dat zij over de juiste opleiding beschikken. Een bijscholing is vooral nodig voor nieuwe leerkrachten en invalkrachten. Om de deskundigheid te bevorderen zou er jaarlijks een gezamenlijke basistraining autisme plaats kunnen vinden.
46
21. Verslag implementatie: 21.1. Implementatieplan: Om de betrokken personen een beetje op weg te helpen met de aanbevelingen heb ik een implementatieplan opgesteld. In dit implementatieplan staat beschreven hoe de aanbevelingen in zijn werk kunnen gaan. 1. Kennismaking/structureel overleg Doel: Om een betere samenwerking te realiseren en zorg en onderwijs beter op elkaar af te stemmen. Voor wie: Begeleidsters + coördinator van de Blauwe Zon en de intern begeleider + leerkracht van de TEACCH-groep van de M.L. Kingschool of Dynamica onderwijs. Deze kennismaking is om een beeld te krijgen van elkaars organisatie. De kennismaking is jaarlijks nodig om op de hoogte te zijn van elkaar ontwikkelingen. Het aanbod van zorg en onderwijs kan bij deze meeting besproken worden. 2: Richtlijnen voor in het format Doel: Betere overgang te realiseren Voor wie: Leerkracht van de TEACCH-groep en de begeleidster van de Blauwe Zon Internbegeleiders M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs en de coördinator van de Blauwe zon De volgende punten zijn nodig om een betere overgang te kunnen maken. Ik heb gekeken naar wat de behoefte is van de school en ik heb gekeken naar de behoefte van de behandelgroep. Op deze manier kunnen deze twee instellingen beter op elkaar afgestemd worden. De punten moeten ingepland worden door de school en de behandelgroep omdat het voor mij onduidelijk is hoeveel tijd er nodig is en hoe het past in de agenda’s. Deze punten gaan alleen over de samenwerking tussen de behandelgroep en school. Observatie door leerkracht naar het kind, gekoppeld aan een nadere kennismaking tussen persoonlijk begeleider en leerkracht
Bespreking observatie met persoonlijk begeleidster van De Blauwe Zon
Persoonlijk begeleider van De Blauwe Zon stelt handelingsplan samen met ouders op met daarin duidelijk beschreven handelingsadviezen gericht op doorstroming, leerkracht van school wordt uitgenodigd voor deze bespreking. Leerkracht wordt daarmee toegevoegd aan het multidisciplinair zorgteam van het kind. Het handelingsplan wordt nader besproken tijdens een ‘warme’ overdracht. Dit houdt in dat het plan in een persoonlijk gesprek wordt toegelicht en de vragen kunnen in dit gesprek worden gesteld en beantwoord.
47
Persoonlijk begeleider van het kind gaat een ochtend met het kind mee wennen op de school Persoonlijk begeleider en de leerkracht van de TEACCH-groep evalueren deze ochtend, ouders worden op de hoogte gehouden Het kind trainen op school wordt zeker aangeraden. Zorg en onderwijs worden met elkaar verbonden en voor het kind biedt dit veiligheid. Als training niet mogelijk is regelmatig contact tussen Blauwe Zon en school. De Blauwe Zon is bereikbaar voor consultatie en advies. Wanneer het kind over is, is het gewenst om na drie maanden een terugkoppeling te plannen. Het multidisciplinair zorgteam komt nog eenmaal bijeen, evalueert de afgelopen periode en bespreekt wat er nog aan zorg nodig is. (Bijvoorbeeld het door laten lopen van logopedie)
Persoonlijk begeleider neemt deel aan het eerste leerlingenoverleg op de ZMLK
Naast deze stappen moeten ouders een nieuwe indicatie aanvragen voor op de school. Er moet een dossier worden gemaakt met informatie over het kind. Een medewerker van het zorgplatform helpt ouders hierbij. Wanneer dit geklaard is gaat dit dossier naar de REC Commissie en die besluit wat voor indicatie het kind krijgt. Meestal is dit een REC 3 indicatie. 3. Cursus over kinderen met autisme Doel: Deskundigheid bevorderen Voor wie: Invalkrachten, nieuwe leerkrachten, medewerkers die interesse hebben Deze cursus is gericht op nieuwe leerkrachten en de invalkrachten. De nieuwe leerkrachten hebben vaak geen of weinig ervaringen met de doelgroep en de invalkrachten hebben vaak te weinig kennis over de doelgroep. Kinderen met autisme zijn niet zomaar kinderen, voor elk kind is een aparte benadering nodig. Als de doorstroming beter moet gaan verlopen moeten er wel voldoende geschoolde mensen aan het werk zijn op de groepen met ervaring of kennis van de doelgroep. Hoe dit gerealiseerd kan worden is dat de betrokken partijen een jaarlijkse cursusdag organiseren. De verschillende partijen organiseren ieder een deel van de inbreng (‘uitleg over autisme’,’uitleg over DTT’,’uitleg over TEACCH’). Dan is het een gezamenlijk project. 21.2. PowerPoint presentatie: Om het onderzoek, de resultaten, aanbevelingen en het implementatieplan over te brengen naar de betrokken personen die een rol spelen bij de overgang van behandelgroep De Blauwe Zon naar de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs heb een PowerPoint presentatie gegeven op de Blauwe Zon. Op deze manier heb ik de personen aan de hand meegenomen door het onderzoek. De presentatie duurde ongeveer een half uur, daarna was er nog tijd voor discussie over de aanbevelingen. Het implementatieplan heb ik doorgenomen na de aanbevelingen. Degene die bij de presentatie waren uitgenodigd zijn: de begeleidsters en coördinator van de Blauwe Zon, de leerkrachten van de TEACCH groepen en de internbegeleidster van de M.L. Kingschool en Dynamica onderwijs en de directeur van het
48
zorgplatform. Hieronder volgt hoe de bespreking van de implementatie is verlopen en de uiteindelijke conclusie. 21.3. Bespreking van implementatie + conclusie De PowerPoint presentatie was goed verlopen. Alle betrokken personen waren aanwezig en waren tevreden over de presentatie en vooral over de aanbevelingen. De betrokken personen hebben na aflloop gelijk een afspraak gepland om een kennismaking te hebben waarbij de verwachtingen en werkwijze besproken kan worden. Dat is al één stap in de goede richting voor een betere samenwerking. Wat verder nog duidelijk is geworden tijdens het bespreken van de implementatie was dat het trainen op school financieel haalbaar is. Voor de kinderen wordt er nog 3 maanden nazorg vergoed. Alle betrokkenen waren positief over het format. Ze waren blij dat wanneer een kind doorstroomt, dat ze vanaf nu het format erbij kunnen halen om een betere overgang te realiseren . De conclusie die ik kan trekken is dat de aanbevelingen goed aansluiten op de vraag en wanneer deze aanbevelingen worden toegepast wordt de afstemming tussen de instellingen verbeterd en zal de kans dat de overgang beter verloopt vergroten.
49
22. Inhoudelijke beoordeling opdrachtgever Het verslag neemt de lezer aan de hand mee. Dat is prettig, want er komen veel verschillende aspecten bij kijken. Nu is helder waarom bepaalde informatie wordt beschreven. Ook slim om ‘over de muur’ te kijken naar de problemen die bij een andere doelgroep (de LVG-sector) al zijn vastgesteld. Het probleem zit in de samenwerking, niet in de doelgroep. En dus hoeft het wiel niet opnieuw te worden uitgevonden. De adviezen zijn praktisch en daarmee goed inpasbaar. Het doel dat wij vanuit De Blauwe Zon voor ogen hadden bij het geven van deze opdracht wordt daarmee gehaald. De zorg voor een kind met autisme is maatwerk. Ik denk daarom ook dat de samenwerking zo ‘laag’ mogelijk in de organisatie moet plaatsvinden. Tussen de mensen die met het kind gaan werken. Opvallend om te zien dat vanuit de theorie gesproken wordt over overdracht tussen een Intern Begeleider vanuit school en een Zorgcoördinator. Terwijl in de interviews het duidelijk wordt dat het de Leerkracht en de Persoonlijk Begeleider zijn waartussen het contact wenselijk is. De adviezen zijn –gelukkig- ook het laatste oogpunt geschreven. De Blauwe Zon neemt een vooruitstrevende positie in ten opzichte van ouders. Wij zien ouders als mede-deskundigen en we betrekken hen van daaruit zo veel mogelijk. Bij het lezen van het verslag merk ik dan ook dat ik telkens denk: ‘En de ouders dan?’ Dat hun positie hier niet zo naar voren komt is te verklaren. Nederland kent een bevoogdend zorg- en onderwijs systeem. Wij zijn niet gewend om te denken vanuit een betrokken en leidende positie van ouders. Dat is terug te lezen in de literatuur die voor dit onderzoek is gebruikt. Ouders spelen vrijwel geen rol bij de gepresenteerde oplossingen. En aangezien er gekozen is voor de methode van Aanwijzingen uit de theorie worden ouders dan niet meegenomen in de praktijkoplossingen. Hiermee hebben we meteen dus een punt die we in de praktijk aanpalend kunnen gaan uitwerken. Peter Stallenberg Coördinator van De Blauwe Zon
50
23. Literatuurlijst 1. Attwood, T. (2007) The complete guide to Asperger’s syndrome. Jessica Kingsley Publishers. 2. Bosch, M. (2008) Passende overgang, een verkenning van de stand van zaken tussen het primair en voorgezet onderwijs. KPC groep 3. Bosdriez, M. (2010) Handreiking voor zorgteam en zorg en adviesteams (ZAT) in het primair onderwijs. NJI 4. van Doorn, E.C. (2007) Onderwijs aan kinderen met aan autisme verwante stoornissen. Kind en adolescent. Uitgeverij: Bohn Stafleu van Loghum. 5. Dekker, B. (2008) Doorstroom en stapelen in het onderwijs. Regioplan beleidsonderzoek en CINOP 6. de Graaf, M. (2004) Op zoek naar afstemming van de toegang tot onderwijs en zorg voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking. NIZW Jeugd. 7. Greven, L. (2007) Passend onderwijs als uitdaging. VHZ artikelen 8. Keizer, J. en Kempen, P. (2010) Scorend afstuderen. Groningen/houten. Noordhoff Uitgevers. 9. Konijn, C. de Graaf. M en van den Berg, G. (2004) Betere toegang tot zorg en speciaal onderwijs voor jeugdigen met een licht verstandelijke beperking, eindrapport van de LVG Pilots. NIZW Jeugd 10. Rekers, M. en van Meegen, L. (2008), Onderzoek naar dekkende expertise in de regio Rijnstreek. ‘Maakt werk van verschillen’. Stichting WSNS samenwerkingsverband Rijnstreek. 11. Rigter, J. (2008) Ontwikkelingspsychopathologie bij kinderen en jeugdigen. Uitgeverij: Coutinho 12. Sicile, C. (2004) Autisme spectrum disorders. The complete guide to understanding Autism, Asperger’s Syndrome, Pervasive Development disorders and other ASDs. Published by: The Berkley Publishing Group 13. Smeets, E. (2008) Samenwerking tussen speciaal onderwijs en residentiële instellingen. Onderzoek naar de aanpak ‘Een kind, een aanpak’. ITS 14. Smeets, E. (2009) Knelpunten in de samenwerking tussen onderwijs en zorg instellingen. ITS 15. Verhoeven, N. (2010) Wat is onderzoek? Praktijkboek methoden en technieken voor het hoger onderwijs. Den Haag. Boom Lemma uitgevers. Derde Druk 16. de Vink, A. (2002) Geïntegreerde zorg aan mensen met autisme. Beleidsdocument. GGZ Nederland, NVA, Somma, VGN en ZN Internetbronnen: Jeugdzorg en onderwijs, (g)een paar apart. Verkregen op: 13-02-11 via het internet op: http://redes.eldoc.ub.rug.nl/FILES/root/2000/t.zandberg/zandberg.pdf Handreiking doorgaande zorglijnen (2008) NJI. Verkregen op: 13-02-11 via het internet op: http://www.nji.nl/zat/download/HandreikingZorglijnen_bewerkt.pdf
51
24. Bijlagen:
Mindmap
In kaart brengen Van de taken en Verantwoordelijkheden
Voorbereiden van De kinderen Is van groot
Onduidelijkheden Over de taken en Verantwoordelijkheden Van de beroepskrachten
Bieden van nazorg
Geen goede doorGaande zorglijn
Formulieren zijn onoverzichtelijk
Minder complex Formulier samenstellen
Ingewikkelde wet -regelgeving/ 5 Verschillende Wettelijke
In kaart brengen Wet –regelgeving
Warme overdracht
Indicatiestellingen En handelingsplannen Zijn niet goed op elkaar afgesteld
Hoe betere doorstroming Te bereiken/ betere Afstemming tussen zorg En onderwijs
Deskundighei d probleem
Verbeteren van deskundigheid
Structureel overleg/ Bespreken van Elkaar aanbod
Werkwijze op elkaar Afstemmen Te weinig afstemming, Samenwerking en Aansluiting tussen
Overleg m.b.v. casuïstiek
Toegangstrajecten Sluiten niet op Elkaar aan
Geen duidelijke weg Naar de overgang m.b.t. protocollen,
Ouders ondersteunen Met doorlopen Van de procedures
Verbeteren van Samenwerking Tussen de Communicatie Verbeteren tussen professionals Het onderwerp Oorzaken Aanbevelingen
52
Interview Dit interview is opgesteld om duidelijk te krijgen hoe de betrokkene partijen kijken naar de problematiek omtrent de overgang van autistische kinderen naar een TEACCH-groep op een ZMLK school. Wat zijn hun ervaringen en is wat volgens hen een mogelijke oplossing. Er worden personen geïnterviewd die uit verschillende disciplines bij het probleem zijn betrokken. Ik maak gebruik van het halfgestructureerde interview. Dat houdt in dat ik deze vragen ga stellen maar dat ik in kan spelen op de antwoorden van mijn respondent. Definitie van het probleem: Overgang van behandelgroep naar de TEACCH-groepen verloopt niet zoals gewenst. (aansluiting van zorg naar onderwijs is niet goed op elkaar afgestemd) Vraag 1: Wat is uw functie/ beroep en op welke wijze bent u betrokken? Vraag 2: Hoelang werkt u al in de zorg/ het onderwijs? Vraag 3: Wat zijn uw ervaringen met de overgang van behandelgroep De blauwe zon naar de TEACCH-groepen? Hoe ziet een overgang er op dit moment uit?
Vraag 4: Hoe urgent is het volgens u dat deze overgang goed verloopt? Wat zijn de gevolgen van een slechte overgang?
Vraag 5: Waardoor is het probleem volgens u ontstaan?
Vraag 6: Hoe komt het, volgens u, dat deze overgang niet loopt zoals gewenst?
Vraag 7: Hoe wordt de TEACCH-methode meegenomen in de voorbereiding op de behandelgroep?
Vraag 8: In de literatuur staan de volgende oorzaken beschreven……. Hoe denkt u daarover? Vraag 9: Wat is het belang dat dit probleem wordt opgelost? Wie hebben er baat bij?
Vraag 10: Welke mogelijke oplossingen zijn er in het verleden aangedragen? En waarom heeft dat niet geholpen?
Vraag 11: Welke oplossingen zijn er volgens u om deze overgang zo soepel mogelijk te laten verlopen?
53
Beoordelingformulieren opdrachtgever: Zie bijlage mail
54