Van Ziekenhuis tot Café De
Speciale uitgave ter gelegenheid van de officiële opening van 'Olivier Leiden' op 11 april 2008
bu
ut
B.V .U
tre
ch
tm
aa
rt
20
08
Je merkt dat Leiden leeft! Een Belgisch grandcafé in een voormalig ziekenhuis. Ik vraag mij af wat de reactie zou zijn geweest van de vier zusters en de twee novicen die in 1892 hier aankwamen om Roomse zieken te behandelen en verplegen als ze dit zouden kunnen horen. Het is een hele draai die het gebouw maakt, van kostschool voor deftige meisjes naar het St. Elisabeth Ziekenhuis naar een groot complex waar SLS Wonen woonruimte voor studenten creëert en een groot Belgisch grandcafé waar de Leidse bevolking zich kan laven. Ik ben zeer verheugd met het behoud van dit soort grote monumentale panden voor onze binnenstad. Het Leidse gemeentebestuur heeft een programma Binnenstad gelanceerd om de stad binnen de singels een nog fraaier aanzien te geven dan nu al het geval is. In de 17e eeuw gold Leiden als een van de mooiste steden van Holland, die naam en faam willen we graag weer terug hebben. De stad zal opgeknapt en verlevendigd worden om zo toeristisch aantrekkelijker te worden. Leiden is een stad met een rijk verleden, zo is de oudste universiteit van de Noordelijke Nederlanden hier te vinden. De universiteit is een dankbetuiging van stadhouder Willem van Oranje aan de Leidenaren voor de anti-Spaanse opstand die eindigde in Leidens ontzet van 3 oktober 1574. Nog altijd wordt dit ontzet jaarlijks groots in Leiden gevierd. De stad kent ook de meeste musea van Nederland, is Rembrandt hier geboren en bruist de stad het hele jaar door van de evenementen, kortom een stad om trots op te zijn. Het nieuwe grandcafé is zeker een mooie toevoeging aan de vele horecagelegenheden die de stad rijk is. Op welk moment van de dag en avond je ook door de stad loopt je merkt dat Leiden leeft. Ik wens de eigenaren, bezoekers en personeel van restaurant Olivier een mooie toekomst toe.
Henri Lenferink burgemeester van Leiden 3
Onze dank gaat uit naar: A. H. Karbet A. Patist A. Van der loo A.Feskens Alex Kraan Alphons de Goede, André Broekhuis Andre Broekhuizen Andre Toller Ann Wassink Annemie Stevens Annerije van der Vliet Antonetta ARK Barry Plooy Ben Goedgeluk Bert van Doorn Bjorn Westerhoven Braaksma & Roos Architecten Bram Stokman Caroline Buiskool Chris Eilander Chris Kuypers Christan Brouwer Cor Smit Daan Smeltzer Danny de Lee Danny Vos Danny Willems De Klarelijn 4
Dennis Plomp Desiree en Greet Dirk Tresignies Ederveen Edgar van Praat Emiel Geerdink Eppo Vroom Eric Seugling Bemeco Forty Mossel Frank Houtepen Frank van Ballekom Frans Luyten Fred Bus Fred van der Hoorn Fulvio Cicirelli Ger en Etienne (bor en knor) Gerard Vocking Gert Kruse Guido und Uwe Guido Verschoor Hans van der Niet Hareld Moerman Harry Bos Harry Houtkoper H.J.J. Lenferink Henk van Rietschoten Hilde Aerts Hussayn J. W. van Rooden
Jan Aarts Jan Raak Jan Schockman Jan van der Poll Jan van Kuik Jan-Willem Fukkink Jeremy Adams Jeanette Kooter Jeroen van Dijk Jesse Vink Jo Cuyvers Jo Kuppens Johan Schmit José Casas Jurgen Mertens Leander Geurst Lennert Rietveld Lieve van der Weert Lisa J. Johnson Luc Bastiaensen Maaike Mittendorff Marcel Bouman Marco Gala Molina Marco Prins Marco van Oijen Marco Voskamp Marielle van Tol Marinus van Uden Marley Kersten, Martien van Dooren
Martin van Rietschoten Mireille Schipper Evers Niek Stikkelorum Nuon Olivier Michils Osei van der Kooijen Otto van Vliet Pascal van der Velden Patrick van Kuik Paul Balemans Peggy Soevereyns Peter van Paridon Piet en Peter Piet van der Windt Pieter Zeeuwen Pim Brokken Pim Nagtegaal Project 2000 Puma Smagge R. van Boxtel René Bakker Rene Jacobs Rene Lustroo Rietje Etmanski Rob Kuyper Rob van Kollenburg Rob Zonneveld Robert Plomp Roel Bremmers Roger Weijns
S. de Bie S .Jacobs S . Verzelberg Sander de Breuk Sander Kortekaas Sebastiaan Telkamp Seran Kaplan Staf de Bie Sven Nikkels Sylvan Schoonhoven Tamara Laman Tata Thea Aalsters Tilly van Rietschoten Tom Harsma Toon Borst Van der Niet Vanessa Haegeman Vera Geaerts W. Schutte Werner Vanherle Wil Pet Willy Weijns Wim Batenburg Wim Lagewey Wim van der Stelt En iedereen die we vergeten zijn te noemen
6
1.Elisabeth Ziekenhuis/ Olivier 2. Hooglandse Kerk 3. De Burcht 4. Hooigracht 5. Oude Rijn 6. Pieterskerk
3 5 2
1 4
5
4
5
Inhoud Voorwoord: - H.J.J. Lenferink – burgemeester van Leiden....................................................................................................................................... 3 Onze dank gaat uit naar............................................................................................................................................................................................. 4 Luchtfoto Leiden.......................................................................................................................................................................................................... 5 Oorsprong van het ziekenhuis – Van Breda naar Leiden........................................................................................................................................... 7 Het ziekenhuis en de zusters...................................................................................................................................................................................... 8 Groei en succes van het ziekenhuis............................................................................................................................................................................ 9 Het ziekenhuis tijden de Tweede Wereldoorlog...................................................................................................................................................... 11 Het ziekenhuis in de jaren ’50 en ’60....................................................................................................................................................................... 12 Toon Borst: De eerste kennismaking met ander religies........................................................................................................................................ 13 Chirurg Eppo Vroom: Werken in het ziekenhuis...................................................................................................................................................... 14 Puma Smagge - Wonen in het ziekenhuis . ............................................................................................................................................................ 15 Behoud van het ziekenhuis – Buurtvereniging vecht voor behoud – Wil Pet........................................................................................................ 16 Niek Stikkelorum – SLS wonen kocht het pand en redde het van de sloop........................................................................................................... 18 Fred Bus: Belgische nostalgie, Leidse geschiedenis................................................................................................................................................. 20 Luc Bastiaensen: De sfeerarchitect van het Belgisch Bier Café.............................................................................................................................. 22 Olivier Utrecht; Van een huis naar een kerk naar een café.................................................................................................................................... 24 Guido Verschoor: Kansen voor een café dat eruit springt...................................................................................................................................... 26 Olivier Michils: Ambassadeur van de Belgische gastvrijheid.................................................................................................................................. 27 Logo’s en colofon....................................................................................................................................................................................................... 28 ‘Bier’ en ‘Papier......................................................................................................................................................................................................... 29
6
Het Sint Elisabeth Ziekenhuis heeft haar oorsprong in Breda. Sinds 1826 konden de inwoners van Breda terecht in een ziekenhuis van de zusters Franciscanessen. Vanaf 1880 trokken drie van die zusters zelf ook de stad in om zieken thuis bij te staan: een soort wijkverpleegkundigen. De groeiende groep zusters kreeg een apart huis ter beschikking en vormde een nieuwe congregatie: de ‘congregatie van de Heilige Elisabeth’, vernoemd naar de patrones van zieken, misdeelden en bedelaars, de heilige Elisabeth van Thüringen (1207-1231).
Oorsprong van het Ziekenhuis
Van Breda naar Leiden Er werd steeds vaker een beroep gedaan op de zusters, ook van ver buiten Breda. Daarom ontstond het idee om een tweede huis in Holland te stichten. De Leidse deken en pastoor van de Mon Pèrekerk, J. Bots, wilde zich daar wel voor inzetten. De bisschop van Haarlem lag echter dwars; in Delft was net een katholiek ziekenhuis gesticht en een Leids ziekenhuis zou concurrentie betekenen. De zusters uit het bisdom Breda waren daarom niet welkom in het bisdom Haarlem! Maar Bots was slim en vasthoudend. Toen hij ook nog een bedevaart naar Lourdes maakte kreeg hij het plan er uiteindelijk toch door, al bleef de bisschop van Haarlem zo veel mogelijk tegenwerken. Er mocht geen nieuw pand gebouwd worden.
Het ziekenhuis kwam daarom in de binnenstad terecht, waar sindsdien altijd met ruimte moest worden gewoekerd. Voor de vestiging van het Elisabeth Ziekenhuis kon de leegstaande particuliere (kost-)school van mej. Lange aan de Hooigracht worden aangekocht en hier kwamen op 9 december 1892 de eerste zusters aan. Het was er nog een kale en kille bedoening. Behalve strozakken was er weinig aanwezig, zelfs geen verwarming. In het gebouw werd er van alles gedaan om een ziekenhuis met operatie-
ruimte in te richten. De zusters hadden wel praktische ervaring met het verzorgen van zieken maar geen medische opleiding; een verplichte en door de Staat erkende opleiding tot verpleegkundige bestond toen nog niet. Ze gingen daarom ‘stage lopen’ in het Academisch Ziekenhuis. Twee Leidse hoogleraren, Treub en Van Iterson, droegen ook hun steentje bij. Ze hielpen de zusters met het inrichten van de operatiekamer en instrueerden hen hoe ze bij een operatie moesten assisteren.
J.Pots, Pastoor van de Mon Pèrekerk. 7
In maart 1893 konden de eerste patiënten terecht in wat toen nog het Elisabethgesticht heette. Het ziekenhuis had geen artsen in dienst, de Leidse dokters konden hun patiënten in het ziekenhuis laten verzorgen.
Het ziekenhuis en de Zusters De patiënt betaalde liggeld aan de zusters, een honorarium aan de arts wanneer die hem kwam bezoeken en zo nodig ook nog voor het gebruik van operatiekamers. Dat was niet voor iedereen te doen. Vanaf de crisisjaren tot zeker in 1949 werd er bij de katholieke kerken in de regio gecollecteerd voor onverzekerde en arme patiënten. Met deze Elisabethpenning konden de medische kosten worden betaald of konden de zieken een extraatje krijgen in de vorm van bijvoorbeeld fruit.
niet uit het veld slaan. Behalve het ziekenhuis werd er ook wijkverpleging opgezet. Door de goede verzorging van zieken aan huis kregen de zusters snel een goede naam en was het naar verloop van tijd ook gedaan met de pesterijtjes. De zusters draaiden lange dagen, met ’s ochtend en ’s avonds alleen een snee (droog) brood. ’s Middags werd er wel wat uitgebreider gegeten. Daarnaast waren er nog de dagelijkse religieuze plichten.
De zusters
Vakantie of vrije dagen kenden ze er niet, maar er was wel de mogelijkheid om één keer per jaar een week in retraite te gaan. Verder was er elk jaar een uitje, gesponsord door de bekende Leidse - en katholieke firma Van der Klugt. Van der Klugt leverde bedden, textiel en dergelijke. Bij elke betaling gaf hij één procent terug aan de zusters voor hun uitje. Daar had hij zijn prijzen misschien al wel een beetje op aangepast, maar de rekening ging door naar het bisdom Breda...
In het begin hadden de zusters het niet gemakkelijk in Leiden. Nonnen in habijt waren er toen een vrij onbekend verschijnsel en de zusters werden regelmatig uitgejoeld. Voor Leidse straatjongens was het een leuk spelletje om de kappen af te trekken. Nadat een zuster klappen had gekregen gingen de nonnen zelfs enige tijd onder politiebegeleiding naar de kerk. Maar de zusters lieten zich 8
De zusters werkten niet alleen lange dagen, maar hadden vaak ook een lange staat van dienst. Velen haalden hun 50- of zelfs 60-jarig jubileum in het klooster. Illustratief is het verhaal van een Leidenaar die op zijn
achttiende een tijd in het ziekenhuis had gelegen. Toen hij jaren later, inmiddels al in de zestig, nogmaals in het ziekenhuis terechtkwam werd hij daar door een zuster herkend.
De eerste echte operatiepatiënte was een zuster uit Noordwijk. Bij haar moest een arm geamputeerd worden. Voor de narcose bad ze: “Heilige Jozef, kom de professor te hulp”. Zou ze met opzet tot de beschermheilige van de timmerlieden gebeden hebben?
Het ziekenhuis was een groot succes, maar daardoor sinds de opening eigenlijk steeds te klein. In 1893 begon het heel bescheiden met 4 zusters, 15 bedden en 28 patiënten in een jaar. In 1905 werden er meer dan 300 patiënten verpleegd, in de jaren ’20 liep het al op naar de 2000 per jaar en in de jaren ’50 ging het richting de 8000. De zusters woonden in het complex en ook hun aantal groeide tot in de jaren ’50 flink. In die tijd lagen de patiënten met hele andere ziekten in het ziekenhuis; veel voorkomend waren bijvoorbeeld tyfus, difterie, roodvonk en tuberculose. Het meest kwam de maagzweer voor.
Groei en succes van het ziekenhuis Al voor 1900 kwamen er bijgebouwen, zoals een barak voor besmettelijke zieken in de tuin. In stapjes konden Hooigracht 13 tot en met 19 worden aangekocht. De Hooigracht was toen een vrij chique gracht; in het rijtje 13-19 woonden onder andere de freules Van Bommel en professor Jelgersma. Ook was er een wijnhandel gevestigd. De panden 15-19 werden gesloopt en in 1909 werd de eerste nieuwbouw, naar ontwerp van architect Leo van der Laan, opgeleverd. Wat er in 1909 tot stand kwam was overigens maar één vleugel van het ontwerp. Het pand Hooigracht 21
was blijven staan om de ziekenzorg tijdens de bouw te kunnen laten doorgaan. Bovendien was er niet genoeg geld om dat ook meteen in de nieuwbouw mee te nemen. Al vlak na de oplevering bleek ook de nieuwbouw van Van der Laan toch weer te klein te zijn. In de nieuwbouw van 1909 was al een onderzoekslab aanwezig. Dit werd echter alleen gebruikt door de doktoren om rustig koffie te kunnen drinken; de eigenlijke koffiekamer lag vaak vol patiënten. Maar er was weinig ruimte om meer te doen. Alleen aan 9
de achterkant van het blok, aan de Middelstegracht, konden nog enkele panden en tuinen worden gekocht. De Middelstegracht was wat minder chique, met kleinere huizen en een aantal fabrieken. Verder leek het ziekenhuis klem te zitten tussen het monumentale St. Annahofje en de Oud-Katholieke kerk. Echter, in 1923 kon, tegen alle verwachtingen in, het gebouw van de Oud-Katholieke kerk toch worden aangekocht. De kerk was daar al in 1694 begonnen, toen nog als katholieke schuilkerk in het woonhuis van pastoor Hugo van Heussen. In 1723 scheidde
Architecten Leo en Jan van der Laan
de parochie zich af van Rome om zich aan te sluiten bij de oud-katholieke kerk. In 1923 bleek de oud-katholieke parochie bereid om naar de Zoeterwoudsesingel te verhuizen. Hun oude kerkgebouw werd afgebroken, maar het interieur werd overgebracht naar museum De Lakenhal. Nu kon de uitbreiding groots worden aangepakt! De patiënten verhuisden tijdelijk naar bijgebouwen aan de Nieuwe Rijn (met een doorgang door het St. Annahofje). Architect Leo van der Laan maakte een nieuw ontwerp, deze maal bijgestaan door zijn zoon
Jan. In 1930-1931 kwamen een nieuwe verpleegvleugel voor eerste klasse patiënten, de kapel en een nieuw woongebouw voor de zusters gereed. De ‘echte’ kapel - in plaats van het opkamertje dat tot dan toe in gebruik was - was een grote verbetering, vonden de zusters. Ook een nieuw mortuarium met rouwkapel was een flinke stap vooruit ten opzichte van het eerdere lijkenhuisje in de tuin. Nu hoefden patiënten met TBC voor hun dagelijkse licht- en luchtbad niet langer vlak naast het lijkenhuisje worden neergezet. 10
De nieuwbouw van het Elisabeth Ziekenhuis in 1906-1909 was de eerste grote opdracht voor architect Leo van der Laan (1864-1942). Uiteindelijk zou Leo van der Laan, vanaf de jaren ’20 bijgestaan door zijn zoon Jan (1896-1966), ruim 400 opdrachten krijgen in Leiden, waaronder een aantal opvallende gebouwen zoals de St. Josephkerk aan de Herensingel en het gebouw van V&D aan de Aalmarkt. De katholieke achtergrond van de familie uitte zich in het soort opdrachten en opdrachtgevers. De stijl van de gebouwen is traditionalistisch, wat zich bijvoorbeeld uit in veel gebruik van baksteen en natuursteen, glas in lood, beeldhouwwerk en torentjes. Zoon Jan was beïnvloed door de Delftse school en maakte wat soberder ontwerpen. Overigens werden ook de twee andere zoons van Leo architect: dom. Hans van der Laan (1904-1991) en Nico van der Laan (1908-1986).
In de meidagen van 1940 werd er heftig gevochten om het vliegveld Valkenburg. Al snel
De narrow escape
werden er zowel Nederlandse als Duitse gewonde soldaten in het Elisabeth Ziekenhuis binnengebracht. Beide groepen kregen dezelfde behandeling, maar ’s nachts werden ze
In Leiden hebben de meeste mensen wel eens gehoord van ‘het vliegtuig dat in de
uit ‘psycholgisch oogpunt’ toch maar apart gelegd…
tuin van het ziekenhuis is neergestort’. Dat gebeurde als volgt: op 24 oktober 1943
Het ziekenhuis tijdens de Tweede Wereldoorlog
steeg de 26-jarige Emil Georg Lucas Werner op van vliegveld Valkenburg. Hij was
De laatste oorlogsjaren waren zwaar. Aan alles was gebrek. Een gasgenerator en een potkachel hielden een operatiekamer gaande, de rest van het ziekenhuis moest het zonder licht en warmte doen. Het verzet slaagde erin een grote partij linnen te bemachtigen en bezorgde die bij het zieken-
huis. Zo was er in elk geval beddengoed en verband. De Leidse artsen verborgen zich van tijd tot tijd in het ziekenhuis om aan de Arbeitseinsatz te ontkomen. De zusters moesten een paar keer op hongertocht en leefden de laatste maanden op suikerbieten en tulpenbollen.
een zeer ervaren Duitse piloot, die al meer dan honderd tegenstanders had neergehaald. Nu werd hij echter zelf geraakt in een luchtgevecht met spitfires. Zijn toestel begon hoogte te verliezen ter hoogte van het Groene Kerkje in Oegstgeest. Ooggetuigen meldden dat het vliegtuigje heel laag overvloog, net het dak van het Elisabeth Ziekenhuis schampte, uit balans raakte en zich daarna recht de grond in boorde. Wonderbaarlijk genoeg kwam het terecht op het braakliggende terrein van Hooigracht 21. Het pand was al gesloopt maar vanwege de crisis en de oorlog was men nog niet met nieuwbouw begonnen. Behalve de piloot kwam er gelukkig niemand om en er was alleen wat glasschade. Het vliegtuigje zat op zo’n meter of zes onder de grond en kon niet worden uitgegraven. Van de arme Werner werd alleen een hand -met ring- gevonden, van zijn vliegtuig een stukje van het dashboard. De hand werd begraven op het Duitse oorlogskerkhof in IJsselsteyn. 11
De crisistijd en de oorlog zorgden voor een flinke vertraging in het uitvoeren van alle nieuwbouwplannen, maar in 1954 was de nieuwbouw dan toch gereed. Daarna volgden nog enkele kleine verbouwingen, met name aan het monumentale poortgebouw.
Het ziekenhuis in de jaren ‘50 en ‘60 De jaren ’50 en ’60 brachten grote veranderingen met zich mee in het ziekenhuis zelf. Vanaf 1951 werden de eerste lekenverpleegsters toegelaten. Ook deden de zusters
niet alles meer zelf, er kwam bijvoorbeeld een echte kok in dienst. Daartegenover stond dat de zusters zich ook professionaliseerden: een aantal van hen volgde
een hogere (medische) opleiding. In de loop van de jaren zestig nam het aantal ‘echte’ zusters af. In 1965 werd het bestuur van het ziekenhuis overgedragen aan een stichting, waarin de congregatie eerst nog wel de overhand hield. De zusters kregen een 8-urige werkdag, vakantie en ze mochten voortaan ook in ‘burger’ rondlopen. Niet alle zusters konden de verkorting van de arbeidstijd waarderen; ze moesten erg wennen aan hun vrije tijd en voelden zich aangetast in hun roeping en idealen. Het ziekenhuis bleef doorgroeien. De uitbreidingsmogelijkheden in de binnenstad waren nu echter wel uitgeput. Vanaf 1965 werd er gezocht naar een groot terrein waar een geheel nieuw ziekenhuis gebouwd kon worden. Eerst werd een stuk land aan de Haagweg gekocht, maar na problemen met de gemeente Leiden werd uitgeweken naar Leiderdorp. Daar verrees het nieuwe gebouw en in december 1972 werden de patiënten overgebracht. Voor de meeste zusters was dit het einde van hun betrokkenheid bij het Elisabethziekenhuis; ze gingen met pensioen en terug naar het moederhuis in Breda. Enkele zusters verhuisden nog mee, de laatste zuster ging in 1983 met pensioen.
12
Nieuwe bestemming De vrijgekomen gebouwen van het Elisabeth Ziekenhuis kregen een nieuwe functie. Bij de Leidse universiteit was het aantal studenten sinds eind jaren ’60 enorm toegenomen. Verschillende faculteiten kampten daardoor met een enorm ruimtegebrek. Het ziekenhuis moest gaan fungeren als ‘universitair doorgangshuis’ voor opleidingen waarvoor nieuwbouw gepland stond. Door allerlei oorzaken, met name van bureaucratische aard, duurde het nog tot 1977 voordat de opleidingen geschiedenis en psychologie in het gebouw konden. Geschiedenis kreeg de kant aan de Middelstegracht, Psychologie kwam aan de Hooigracht. De bibliotheek van Psychologie kwam in de kapel. Niet zo gelukkig; de bibliotheekcommissie klaagde jaar na jaar dat er wéér niets was gedaan om de koude, vochtige, lawaaiige en donkere ruimte op te knappen. In de jaren ’80 kwam de universitaire nieuwbouw gereed voor de inwonende faculteiten. Het ziekenhuis werd nu bestemd voor studentenhuisvesting, onder beheer van de Stichting Leidse Studentenhuisvesting. Het pand zelf was in de jaren ’90 eigendom van verschillende projectontwikkelaars.
Toon Borst had in 1947 een ongeluk waarvoor hij moest worden opgenomen in het ziekenhuis. Hij vertelt over zijn herinneringen.
‘De eerste kennismaking met andere religies’ Toon Borst kreeg een ongeluk, maar toch zat er een engeltje op zijn schouder. Als zevenjarig jongetje speelde hij verstoppertje in de wagenschuur van boer Theo Verkleij in Koudekerk. Hij klom een ladder op, dacht voet te zetten op de zolder van de schuur maar stapte in het luchtledige. Met het hoofd naar beneden sloeg hij drie meter lager tegen het ijzeren wiel van een schoonherkmachine, een werktuig om de laatste
Mij kwamen ze de Heilige Hostie brengen. Het protestantse jongetje kreeg niets. Hij dacht dat ze me een pepermuntje gaven en hij was jaloers: waarom jij wel en ik niet? restjes hooi van het veld te maaien. Bloed gutste uit de enorme snee. Maar nog altijd
spreekt hij van geluk: een meter opzij stond een maaimachine, met de vlijmscherpe messen nog uitgeklapt. Bloedend als een rund werd hij boven de koelbak voor de melkbussen gehouden, met natte lappen om de stroom te stelpen, tot eindelijk de taxi kwam. Die voerde hem af naar de ziekenzaal van het Leidse Elisabeth Ziekenhuis, waar de artsen zeven krammen in zijn hoofd plaatsten. De Roomse sfeer in het ziekenhuis was Toon Borst als katholiek jongetje niet vreemd. ,,Ik ben tussen de nonnen opgegroeid, mijn moeder had twee zussen in het klooster. De nonnen in het Elisabeth waren streng,
ze hielden me resoluut tegen toen ik me op oudejaarsdag opeens afvroeg wat ik hier deed en besloot op te staan om naar huis te gaan. Daar kwam niks van in.’’ Naast Toon Borst lag een protestantse jongen op zaal. ,,Mij kwamen ze dagelijks de Heilige Hostie brengen. Het protestantse jongetje kreeg niets. Hij dacht dat ze me een pepermuntje gaven en hij was jaloers: waarom jij wel en ik niet? Het was voor mij als katholiek de eerste ervaring dat er ook andere geloven bestaan.’’ Na een week mocht Toon Borst naar huis. Het is zestig jaar geleden, maar de littekens op zijn hoofd zijn nog altijd zichtbaar. 13
Eppo Vroom werkte jarenlang als chirurg in het Elisabeth Ziekenhuis. Vanaf begin ’70 jaren tot de verhuizing naar het Rijnland Ziekenhuis.
Werken in het ziekenhuis
Het ziekenhuis was een doolhof, je kon er nergens parkeren en de operatie- en röntgenafdelingen waren veel te krap. ,,Alles was versnipperd’’, beschrijft chirurg Eppo Vroom de laatste jaren van het Elisabeth Ziekenhuis aan de Hooigracht. ,,Soms had ik op dertien verschillende afdelingen een patiënt liggen, dan moest je het hele ziekenhuis doorlopen. De operatiekamer voldeed niet meer aan de eisen van de tijd. Stond je te opereren, kwam
14
er weer een religieuze binnenlopen om even iets te overleggen.’’ De nonnen waren toen de motor van het ziekenhuis, al werd hun aantal steeds kleiner. Ze hadden kappen op, door volkse Leidenaars oneerbiedig ‘kachelpijpen’ genoemd, die ervoor zorgden dat ze maar één persoon tegelijk konden aankijken. Vroom heeft veel te danken aan de Zusters Franciscanessen, vooral aan zuster Sapiëntia. Die bleef koelbloedig toen een dronken man het ziekenhuis in kwam lopen met een doorgeladen revolver en de aankondiging dat hij Vroom ging doodschieten. ,,Dat ís een idee’’, zei ze. ,,Maar drinkt u eerst een kopje koffie, dan kunt u beter schieten.’’ Terwijl Vroom ergens in het labyrintachtige gebouw zat, waarschuwde Sapiëntia de politie. ,,De religieuzen werkten ongelofelijk hard’’, vertelt Vroom. ,,Van ’s ochtends vroeg tot ’s avonds laat. Dan vielen ze op bed om direct in slaap te vallen. Ze kregen bijna niet betaald. De verpleegprijs per dag lag toen op zo’n 25 gulden; tegenwoordig ligt dat tussen de vijfhonderd en duizend euro.’’ Vooral op vrijdag merkten artsen en verpleging dat het ziekenhuis midden in de stad
lag. Studenten kwamen binnen met doorgesneden polsen, slachtoffers van vechtpartijen meldden zich, er waren veel brommerrijders die met het gezicht tegen het stuur klapten na een aanrijding. Omdat de A4 nog geen
huis bleef katholiek, hoewel ik heb er nooit vragen over heb gekregen dat ik dat niet was. In mijn tijd waren er wel verhitte discussies over abortus, dat daar alleen bij een strict medische noodzaak werd uitgevoerd. Een aan-
‘Een non redde mijn leven’ middenrail had, waren er veel slachtoffers van frontale botsingen. ,,Iedereen spande zich hier altijd tot het uiterste in.’’ Zuster Sapiëntia liet Vroom eens zien hoe de nonnen leefden in het ziekenhuis. ,,Dat was buitengewoon Spartaans. Het waren kleine kamertjes met alleen een bed, een stoel en een kast. De zusters runden het ziekenhuis, maar het werden er steeds minder. Het zieken-
tal mensen in het ziekenhuis waren zeer fel tegen abortus en het leverde stevige discussies op, maar zonder dat dat ooit vijandschap veroorzaakte. Het was een vreselijk gezellig ziekenhuis. Je had toen een veel persoonlijker band met patiënten, al was het maar omdat ze veel langer bleven. Soms zeiden ze: kom, we lopen even naar de overkant van de Hooigracht om een borrel te halen in de kroeg.’
Dhr. Smagge, beter bekend als ‘Puma’, woonde in het pand van het moment dat het studentenhuis werd tot het moment dat het verbouwd werd. Velen kennen hem als beheerder én als betrokken actievoerder voor het behoud van het pand.
Wonen in het ziekenhuis ‘Ik kwam in het ziekenhuis wonen in 1989, toen psychologie er net uit was. De SLS had het pand in beheer gekregen van de universiteit. De kamers waren nog niet klaar en er stond nog een hoop oud spul van de universiteit, ik heb nog jaren gewerkt aan
rondetijd had. Wanneer kan dat nou behalve in je studententijd, en waar anders dan in zo’n pand! Wel was er, als alle kamers bewoond waren, een capaciteitsprobleem. Het gebouw functioneerde nog als een ziekenhuis. Er waren te weinig wc’s, douches, keukens en er was bijvoorbeeld niet genoeg gas voor iedereen om op te koken.
sloopklaar werd gemaakt kwamen er spontaan mensen aan de deur die het nog even wilden zien voor het tegen de vlakte ging. Het pand leeft echt in Leiden, veel mensen hebben er een enorme band mee. Toen kwamen de verhalen los over de vliegtuigcrash, van artsen die er gewerkt hadden, van mensen van wie de amandelen er geknipt waren. We zijn de geschiedenis toen een beetje gaan uitzoeken
De eerste jaren waren echt een ontdekkingstocht. We hadden veel lol. De hele begane grond was nog open, er waren geen tussendeuren. Je raadt ‘m al, dat werd dus de ‘ronde van de Hooigracht’ zo’n groot ijzeren bureau. Het was een flink pand, er woonden toen zo’n 250 man. Je kunt het niet echt vergelijken met een ander groot studentenhuis zoals de Pelikaanhof, dit pand heeft echt geschiedenis! De eerste jaren was het een beetje pionieren, overal waren rare gangetjes, doorsteekjes, kelders, zolders en natuurlijk een kapel. Het was echt een ontdekkingstocht. We hadden ook ontzettend veel lol. De hele begane grond was nog open, er waren geen tussendeuren. Je raadt ‘m al, dat werd dus de ‘ronde van de Hooigracht’. Om de beurt op een tandem en dan kijken wie de snelste
Het pand ging halverwege de jaren ’90 over naar Erica BV, maar Erica ging failliet en toen was het van de bank. De SLS bleef al die tijd het beheer doen. De bank verkocht het uiteindelijk weer aan Maarssens Bouwbedrijf (MBB). Die hadden ook grootse nieuwbouwplannen. De SLS wilde toen het beheer niet meer doen en we moesten eruit. We konden toen met MBB regelen dat zo’n 25 man er anti-kraak mochten wonen. De bovenverdiepingen werden afgesloten. Toen zijn we ook actie gaan voeren voor het behoud van het pand. Steeds als de projectontwikkelaar iets deed, dan probeerden wij dat te pareren. Dat was niet alleen uit rebelsheid. Toen het pand
en met allerlei mensen gaan praten. Er kwamen tenslotte zo veel mensen aan de deur dat we het pand open hebben gesteld voor Open Monumentendagen. Er stond op die dag al een lange rij voordat de deur open ging! Alle mensen die anti-kraak in het ziekenhuis woonden en ook veel mensen uit de buurt hebben in die periode, allemaal op hun eigen manier, hun steentje bijgedragen. De ene dook het archief in op zoek naar de geschiedenis van het pand, een ander had via z’n studie politicologie contacten in de gemeenteraad, een derde had standaard bezwaarschriften gemaakt, weer iemand anders 15
precies met het pand zou gebeuren en wanneer. De capaciteitsproblemen kwamen ook weer terug. Maar we mochten er voor een appel en een ei wonen.
kenhuis. Ze lag op een zaaltje voor mensen die niet meer beter zouden worden, wat nu een verpleegtehuis zou zijn. Dat zaaltje was niet in het ziekenhuis zelf, maar in een nood-
gebouw in de tuin. We noemden het ‘de barakken’. De mensen in dat zaaltje gingen aan de lopende band dood. Ze werden op de gang gezet met een laken eroverheen. Daar
“Ik tilde wel eens een punt van dat laken op en zei dan tegen m’n moeder: D’r ligt er weer één. Dat zal in ’41 of ’42 zijn geweest, vanaf zo lang al ken ik het ziekenhuis”
kende iemand bij de krant. Zo wisten we de politiek ervan te overtuigen dat het pand een monumentenstatus moest krijgen. Op een bepaald moment had de projectontwikkelaar er een beetje genoeg van. De SLS had toen net ruimte nodig om buitenlandse studenten te huisvesten en na een beetje ‘geheime bemiddeling’ is het toen naar ieders tevredenheid geregeld. De SLS heeft het toen opgeknapt voor buitenlandse studenten, tot het moment dat het serieus verbouwd zou worden. Wij mochten er ook nog blijven. Het was een beetje een tijd van overleven, we waren nog niet zeker wat er 16
Ik vind het jammer dat ik er weg ben, er heerste echt een speciale sfeer. Maar er is een tijd van komen en er is een tijd van gaan. In elk geval ben ik blij dat het pand gered is! Het is een prachtig pand met historie en veel herinneringen; ik loop er altijd even langs als ik in de buurt ben. Het maakt me niet uit of er kamers in zitten of een café of kantoren of wat dan ook, ik ben blij dat het er nog staat!’ Wil Pet woont al jaren vlak bij het Elisabethziekenhuis. Namens de buurtvereniging was ze betrokken bij de herontwikkeling van het gebouw. ‘Wij wonen hier sinds 1985 aan de Middelstegracht, maar het Elisabethziekenhuis ken ik al uit mijn kinderjaren. Mijn opoe herinner ik me alleen in een bed in het zie-
huppelde ik als kind dan naar binnen. Ik tilde wel eens een punt van dat laken op en zei dan tegen m’n moeder: “D’r ligt er weer één.” Dat zal in ’41 of ’42 zijn geweest, vanaf zo lang al ken ik het ziekenhuis. In de oorlog zijn we nog wezen kijken naar dat vliegtuigje, maar er stond een grote gele schutting, dus daar was niets van te zien. Daarna heb ik er een tijd lang niets mee te maken gehad. In ’58 of ’59 heb ik er gelegen na een operatie. Dat was in de nieuwbouw waar nu het café in zit. Het was geen goed ziekenhuis. Het ging zo: ’s avonds om kwart over acht kwam de zuster en dan was het: bidden, licht uit en slapen. Als je nou doodziek bent, maar ik mankeerde verder niets en dan was dat niet zo gezellig. De verzorging was ook niet optimaal.
Daarna zouden er appartementen in komen voor ouderen. Maar bij de eerste vergadering met de gemeente en de SLS bleek dat plan al afgeblazen. Ik ben daarover nog erg boos geworden, dat ik zo naïef had kunnen zijn. Ik heb de wethouder toen best de mantel uitgeveegd! Uiteindelijk mocht de buurtvereniging wel z’n zegje doen. Er kwamen verschillende plannen, maar het liep altijd stuk op het gebrek aan parkeerruimte. Een parkeerkelder eronder kan niet, dus er kan niets in wat te veel aanloop heeft. Inmiddels stond het pand half leeg en daardoor hadden we veel last van zwervers. Die hadden onderdak in alle hoeken, gaten en poortjes. We wilden de poortjes en
tuin liever een beetje dicht houden. Daar is wel goed aan voldaan. Na de verbouwing is het wel erg mooi geworden, vooral de tuin. Strakker, maar wel erg mooi. En ik ben blij dat de voorpui eruit is, maar het is niet helemaal zoals de oude voorkant. Voor de ingang was vroeger een groot balkon met twee poorten aan de zijkant. Ik ben benieuwd wat er op de benedenverdieping komt, behalve het café. Er is gesproken over een huisartsenpost, een sportschool en een congreszaal in de kapel, maar je zit toch altijd met dat parkeerprobleem. Ik hoop dat het café een beetje gaat lopen, maar ik weet het niet, als ik die studenten zie langskomen met hun kratten bier van de supermarkt...’
Het ging zo: ’s avonds om kwart over acht kwam de zuster en dan was het: bidden, licht uit en slapen Toen ik hier ben komen wonen ben ik bij de wijkvereniging gegaan en ik kreeg daar natuurlijk weer met het ziekenhuisgebouw te maken. In de jaren ’80 zat psychologie er nog in. Geschiedenis heeft er ook nog even ingezeten. Dat gaf in de buurt altijd veel narigheid met parkeren. Na die tijd is het gesteggel begonnen.
Er was eerst sprake van om het te slopen. Mijnheer Puma, de beheerder, heeft ons een rondleiding gegeven en het hele ziekenhuis laten zien, ook waar de zusters gewoond hadden. Dat was maar een klein hok. De buitenboel was in slechte staat. Toen ik dat oude zootje zag wist ik niet zo goed wat ik ervan moest zeggen. 17
SLS Wonen heeft het ziekenhuisgebouw aangekocht in 2001. Dat is eigenlijk gek gelopen. In januari 2001 zat ik rond de tafel met het hoofd van het college van bestuur van de universiteit en de wethouder. De universiteit verwachtte in september een groot aantal internationale studenten. Die moesten natuurlijk ergens komen te wonen. Dat was belangrijk voor de universiteit, maar ook voor Leiden als stad. We bedachten toen dat het mooi zou zijn als wij het ziekenhuis eens konden kopen, om er die internationale studenten en docenten in onder te brengen. Het ziekenhuis was op dat moment de enige kans om op korte termijn substantieel mensen van woonruimte te voorzien. Goed voor SLS Wonen, goed voor de universiteit en goed voor het imago van de stad Leiden. Maar er waren toen vergevorderde plannen om het ziekenhuis te slopen, ook al was er binnen de gemeenteraad intussen een beweging gaande om het pand - met name de kapel - te behouden.
Niek Stikkelorum, hoofd vastgoed van SLS wonen
SLS kocht het pand en redde het van de sloop Op een mooie ochtend, eind april, ben ik afgereisd naar Maarssens Bouwbedrijf, de toenmalige eigenaar, om een bod te doen. Dat werd korte tijd later geaccepteerd. Ik was heel blij dat we zo’n mooi pand hadden kunnen kopen. Natuurlijk had SLS Wonen daar al eens vaker over gedacht maar tegen zo’n commerciële partij die er luxe appartementen wil bou18
wen konden wij natuurlijk nooit op. De cellenstructuur van het pand, allemaal kleine kamers, werkte nu juist in ons voordeel. Bovendien hadden luxe appartementen een enorme parkeerdruk opgeleverd. Onze doelgroep komt met het vliegtuig en een koffer. Er is hoogstens een goede fietsenstalling nodig om te voorkomen dat er al te veel
fietsen voor de deur staan. Toen de koop rond was hebben we met honderd man en veel geld er in heel korte tijd een goed bewoonbaar pand van gemaakt. In september 2001 konden de internationale studenten terecht. Met de gemeente was afgesproken dat we vier jaar hadden om definitieve plannen voor de verbouwing te maken. De buurt reageerde eerst erg sceptisch. Er zijn al flink wat studentenhuizen in de buurt en ook was er angst voor parkeeroverlast. Ik heb toen gezegd: “Geef nou eens aan wat vanuit de buurt de wensen zijn”. De mensen uit de buurt wilden dat het zou verlevendigden en dat er dingen in de zouden komen waar de buurt wat aan heeft. En dat gebeurt ook. Er komt nu een café en een paramedische voorziening, zoals een huisarts of een fysiotherapeut. Een postkantoor hebben we er helaas niet kunnen realiseren. Voor de kapel denken we aan een congrescentrum of een mooie zaal die ook als trouwlocatie dienst kan doen en in de enorme kelders komt waarschijnlijk een hamam en natuurlijk een grote fietsenstalling. De verhouding met de buurt is inmiddels goed. We hebben al een keer rondleidingen georganiseerd en dat gaan we zeker nog een keer doen. Bij de verbouwing hebben we veel weer in de oude stijl teruggebracht. De oude leidingen zaten boven tussenplafonds. Als het systeem verouderd was dan werd steeds een nieuw leidingensysteem en een nieuw tussenplafond
um de Lakenhal was terechtgekomen, teruggeplaatst. Medio 2007 is het woongedeelte opgeleverd, in september woonden er 205 studenten en docenten. Nu leggen we de laatste hand aan de extra voorzieningen. Ik ben best trots dat we dit pand hebben kunnen behouden. Omdat zo veel mensen er zijn geboren, in het ziekenhuis hebben gelegen, hebben gestudeerd of gewoond, heeft het gebouw voor Leiden haast nog meer emotionele dan monumentale waarde.’
De Stichting Leidse Studentenhuisvesting (SLS) kwam in 1957 voort uit de Professor Meijersstichting. Doel was het bieden van huisvesting aan studenten in een tijd van woningnood. Het eerste pand in haar bezit was het monumentale voormalig Waalse wees- en oudeliedenhuis aan de Oude Vest. Nog steeds investeert de SLS, sinds 2003 ‘SLS wonen’, veel in het behoud van monu-
Bij de verbouwing hebben we veel weer in de oude stijl teruggebracht aangelegd. Al die lagen hebben we nu weggehaald. De hoogte is weer teruggebracht in het gebouw, net als het leien dak. De vloerbedekking is eruit, er ligt weer graniet en ook alle pinakeltjes en dergelijke zijn weer terug. Eind jaren ’50 was er een betonnen voorbouw voor de gevel geplaatst om meer eenheid te brengen tussen het neogotische deel van de gevel en de strenge nieuwbouw. Het ontwerp in de stijl van de Bossche School kenmerkte zich door robuust metselwerk met kleine ramen. We hebben de ramen van die vleugel
wat groter gemaakt om de al te gesloten uitstraling te doorbreken. Ook de voorbouw is weg en zo levert het een mooi straatbeeld op. De tuin hebben we in samenwerking met de architecten, Braaksma & Roos, ontworpen. Het ontwerp past in het gebruik, in de oude tuin was natuurlijk geen café-terras. Het terras is nu direct te bereiken vanuit de kelder en vanuit het café. Ook de bewoners moeten gebruik kunnen maken van de tuin. De vijver, die er vanaf het begin is geweest, is gebleven en we hebben een heiligenbeeld, dat in muse-
mentale panden en hofjes in het centrum van Leiden. Ongeveer een kwart van de 5.300 wooneenheden valt in deze categorie. SLS wonen biedt huisvesting aan studenten aan de universiteit, het HBO en het MBO. Sinds 1992 worden er ook voor korte periodes gemeubileerde kamers en appartementen verhuurd aan internationale studenten en docenten. Het voormalig Elisabethziekenhuis wordt voor dit doel gebruikt. 19
Belgisch Biercafé Olivier wordt de huiskamer van Leiden. Dat beeld staat Fred Bus, de ‘bouwpastoor’ van horecaonderneming Debuut, helder voor ogen. Fred is lid van het directieteam van Debuut BV
Belgische nostalgie, Leidse geschiedenis Nederlands eerste ‘Olivier’ huist in een rooms-katholieke kerk in Utrecht, waar een pijporgel vanuit de hoogte neerkijkt over de
gasten. Ook in Leiden vestigt Olivier zich in een gebouw dat Roomse sfeer ademt, op de plek waar ooit de nonnen van patiënt naar
patiënt snelden. ,,Dat beide locaties een katholieke geschiedenis hebben, is meer toeval dan opzet’’, zegt Bus. ,,Een kerk is prachtig, maar deze ruimte onderin het Elisabeth Ziekenhuis is even bijzonder. Het plafond is hoog, de kolommen breken de ruimte, grote ramen bieden zicht op buiten en er is een prachtige binnentuin.’’ Een plek doordesemd van geschiedenis is het ook. Elke Leidenaar kent het, velen hebben er een verhaal liggen. Met de opening van het Belgisch Biercafé komt er een nieuw verhaal bij. De Vlaamse nostalgie vermengt zich
bier maar ook de typisch Belgische lunches en diners, de bonbons, de muziek. ,,Je geniet hier niet alleen van het gezelschap
Als je binnenkomt, krijg je het gevoel dat het een kroeg is die al heel lang bestaat. Na een tijdje komt de sleet erin en wordt het nog mooier.’’ in Olivier met de Leidse historie. Een beamer projecteert filmbeelden op de wanden van Jacques Brel of een Vlaamse wielertour, maar ook van de nonnen die in het Elizabeth aan het werk zijn of van de ziekenhuisbedden die naar buiten in de tuin zijn gerold. Fred Bus wil de Belgische sfeer tot in de kleinste details doorvoeren: niet alleen het 20
van je vrienden, maar ook van de entourage. Als je binnenkomt, krijg je het gevoel dat het een kroeg is die al heel lang bestaat. Na een tijdje komt de sleet erin en wordt het nog mooier.’’ Vrijwel alle ‘decorstukken’ in het café zijn authentiek: de eikenhouten aankleding komt uit echte Belgische kroegen, huiskamers of
kloosters. Aan alle interieurstukken kleeft een verhaal, van de oorspronkelijke kruidenierstoog tot de affiches van een Bruggense wielertour uit 1930. Niet alleen in de entourage, ook met het personeel wil Bus ‘zijn’ Olivier laten afwijken van wat gebruikelijk is. ,,Echte gastvrijheid is in de horeca een wat ondergesneeuwd kindje geworden. Hier krijg je het gevoel dat je speci-
aal bent. Wij trainen ons personeel niet alleen in kennis van bier maar ook in gastvrijheid. We willen graag het Belgische vakmanschap uitdragen en het zou dus mooi zijn als we ook ‘echte’ Belgen in het team zouden hebben. Het café als verlengstuk van de huiskamer is voor de veel uithuiziger Belgen vanzelfsprekender dan voor Nederlanders, die ‘de gordijnen dichthouden en de tv aandoen’.’’
Een plek doordesemd van geschiedenis is het ook. Elke Leidenaar kent het, velen hebben er een verhaal liggen. Met de opening van het Belgisch Biercafé komt er een nieuw verhaal bij
21
Luc Bastiaensen geldt bij de ‘sfeerarchitecten’ van het bureau Creneau International als expert in de inrichting van de Belgische Biercafés.
De sfeerarchitect van het Belgisch Bier Café! ,,Het café in Leiden herinnert aan de Belgische cafés zoals die bestonden tussen de twee wereldoorlogen, een tijd dat er grote werkloosheid en armoede heerste. In elke straat of buurt zat wel een kruidenier, dat was een middenstander die het meestal net iets beter had. De kruidenier ontving klanten in zijn huiskamer. Daarom zie je in Olivier ook die typische houten panelen tegen de muur, de houten vloer en ook de Leuvense stoof.” ,,Voor de klanten, die geen geld hadden om thuis enige vorm van comfort te betalen, werd de kruidenier een ontmoetingspunt.
22
Er stond al een kruidenierstoog met ladenkastjes waar suiker en bloem in zaten. Die werd dan iets verlengd tot een cafétoog, helemaal van hout met een blad van marmer. Dat blad diende om de kaas, het boter en de eieren zo fris mogelijk te houden - er bestonden nog geen koelkasten. Om het marmeren blad zat een metalen band gespannen, want die toog was permanent nat.” ,,Het café werd in die tijd een plek voor mannen om te praten over voetbal, het schaatsen of over hun vrouwen -wat cafés eigenlijk overal ter wereld zijn. De kruidenier ging bier schenken en werd daarbij gesteund door de
plaatselijke brouwerij. Elk dorp had er daar wel één van. Zijn winkel kreeg zo het karakter van een leefkamer. Je ziet het al aan het meubilair. De tafels hebben een houten blad met daaronder nog een tweede blad, om uw
pinten bier op te plaatsen zodat er ruimte is voor het kaarten”. De stoelen in het café zijn allemaal anders bekleed, want de kruidenier moest er steeds weer nieuwe stoelen bijhalen. Je treft in de Belgische kroeg altijd een
lersport zie je ook van alles dat te maken heeft met de duivensport, dat tot op de dag van vandaag razend populair is in België. Duiven werden gekorfd in het café. Daar brachten ze ook hun duivenklokken terug als de duiven dat weekend hadden gevlogen. ,,Voilá, zo is het. Zelfs vandaag zijn er nog meer dan honderd brouwerijen in België, een enorm hoog aantal als je het afzet tegen een bevolking van tien miljoen. Er bestaan zeshonderd verschillende soorten bier in België.
uurwerk, dat steevast op vijf voor twaalf staat. Vroeger moest het café sluiten om twaalf uur. Men blokkeerde daarom met een
Bij Olivier vind je deze typische gastvrije sfeer terug, net als een selectie van 50 verschillende soorten bier!
schroef de grote wijzer, voor het geval dat de veldwachter poolshoogte kwam nemen. De kruidenier kon dan zeggen: kijk, het is nog maar vijf voor twaalf op onze klok, misschien is hij stuk.,,In elk café tref je een zogenoemd spaarkastje met sleufjes. De mannen die wel werk hadden kwamen op zaterdagnamiddag met hun verdiende geld zo snel mogelijk naar het café. Maar omdat de kastelijn tegelijk kruidenier was, verplichtte hij de mannen om een deel van hun loon in die sleufjes te steken. Zo konden ze niet alles aan bier uitgeven maar bleef er voldoende over voor hun vrouwen om tijdens de week alles te kopen wat ze nodig hadden voor het gezin. ,,Tussen herinneringen aan de Vlaamse wie-
23
Olivier Utrecht; Van een huis, naar kerk naar café Olivier Utrecht is geopend in januari 2007 en is gevestigd in de voormalige Maria Minor kerk in het centrum van Utrecht. Rond het jaar 1000 liet een welgestelde inwoner het Huis Clarenburg bouwen. Door de eeuwen heen is het pand in handen van verschillende families geweest totdat het in de 17e eeuw de functie kreeg
van een schuilkerk voor katholieken. In deze periode, ten tijde van de reformatie en de Beeldenstorm, kon het gevaarlijk zijn openlijk je geloof te belijden en werden panden gebouwd die van buitenaf op een gewone woning leken, maar van binnen een kerk herbergden. Rond 1970 verliest het gebouw z’n religi-
Olivier Utrecht, Achter Clarenburg 6, 3511 JJ Utrecht T. 030 – 236 78 76
altaarnis, de gewelven en het orgel. Daarnaast hebben de Belgische architecten vooral gebruik gemaakt van donkere eiken
Vanaf dag één wist het publiek massaal de weg naar Olivier te vinden euze functie en komt weer in particuliere handen terecht. In 2004 kocht vastgoedbedrijf Elizen Vastgoed uit Twello het pand om het te renoveren en een nieuwe bestemming te geven. Debuut BV durft het aan er horeca in te realiseren en opent er in januari 2007 Belgisch Bier Cafe Olivier. Om in Olivier de nostalgische sfeer te realiseren, zijn zoveel mogelijk elementen van de ‘schuilkerk’ uit 1860 behouden, zoals de 24
lambriseringen, Vlaamse lusters (zware kroonluchters) en authentieke Belgische decoratiematerialen. Dat een café in een kerk een uitstekende combinatie is, bleek wel uit het feit dat vanaf dag één, het publiek massaal de weg naar Olivier wist te vinden. De volledige geschiedenis van Olivier Utrecht is terug te lezen in het boekje van Kerk tot Café. Een boekje dat speciaal voor de opening van Olivier Utrecht is ontwikkeld.
25
Is er in Leiden ruimte voor een Belgisch biercafé? Dat was voor Debuut, de firma die Olivier in Leiden lanceert, een belangrijke vraag. De investering is fors. Het café beslaat veel vierkante meters en de inrichting is bepaald niet rechttoe-rechtaan. Guido Verschoor van het Leiderdorpse horeca-adviesbureau Van Spronssen en Partners hield het plan tegen het licht en constateert dat Leiden nog weinig keus heeft in bijzondere cafe’s.
‘Kansen voor een café dat eruit springt’ ,,Er zijn wel veel kroegen, maar afgezien van City Hall of de Poort van Leyden is er weinig dat zich echt van de rest onderscheidt.’’ Olivier is in Leiden weliswaar niet de enige die zich op een ruime keus in Belgisch bier laat voorstaan, maar wel het enige café dat de Vlaamse sfeer écht oproept. Bovendien steekt het aantal restaurants wat mager af ten opzichte van andere steden met een vergelijkbaar inwonertal. Voor een bijzonder café waar je ook een volledig diner kan krijgen liggen er dus zeker kansen, verwacht Verschoor. ,,Debuut kwam bij ons omdat we landelijk werken, maar ook omdat we de Leidse situatie goed kennen. Wij konden dus goed inschatten of Olivier in Leiden een haalbaar 26
project is en of er straks wel genoeg bezoekers komen. Daarbij kijken we natuurlijk ook naar de locatie. Die ligt iets van de route in het centrum, maar niet veel. De prachtige terrastuin is een groot pluspunt van Olivier. Die ligt aan de binnenzijde, niet zichtbaar van de straat. Ik verwacht toch dat de tuin snel bekend wordt, want Olivier gonst nu al rond in de stad. Natuurlijk blijven er altijd bezoekers die graag mensen kijken en dus liever een terras aan de straat hebben.’’ De ruimte in het voormalig ziekenhuis werpt eigen uitdagingen op. Het is een grote zaal. Dan is het juist zaak om een intieme sfeer te scheppen, ook als het rustig is. ,,Je moet nooit het idee hebben dat je in een grote, lege ruimte staat. Het moet een beetje
rumoerig zijn, er moet altijd wel wat gaande zijn.’’ Olivier heeft een uitgesproken eigen stijl zonder zich te richten op een specifieke doelgroep. Bedoeling is dat er ’s middags moeders met kinderen binnenlopen, dat je er zakelijk kan lunchen, dat studenten er
komen maar ook de vele ex-studenten die in Leiden zijn blijven wonen. ,,Deels zal dat door elkaar lopen, deels zullen ze op verschillende momenten in Olivier komen. De verschillende groepen moeten elkaar niet bijten. Opa en oma wil je niet confronteren met een vrijgezellenfeest.’’
Belgisch Biercafé Olivier draagt de naam van de Vlaming Olivier Michils. Deze Bourgondiër geldt als ambassadeur van de Belgische gastvrijheid en als de grondlegger van het concept achter de Belgische biercafé’s, waarvan er inmiddels wereldwijd meer dan zeventig de deuren hebben geopend, van Hongarije tot Nieuw Zeeland. Michils ziet ze als ambassades van België.
‘Ambassadeur van de Belgische gastvrijheid ’ ,,Natuurlijk past een Belgisch biercafé zich aan de lokale omgeving aan, maar het stelt zich nadrukkelijk open voor de Belgische beleving.
De Hollander houdt van een broodje kroket en die runner kunnen we zeker niet van de kaart halen, maar we breiden het menu Bourgondischer uit met de authentieke garnalen- en kaaskroket. Het Belgisch eten is een samenstelling van Franse kwaliteit en duitse kwantiteit. Ja, we houden van rijkelijk eten. Ook ’s middags al. Dan gaan we er echt voor
‘Ja, wij houden van rijkelijk eten. Ook ’s middags al. Dan gaan we er echt voor zitten en nemen de tijd’ zitten en nemen de tijd. Voor ons is eten een beleving, een cultuur. Onder het eten van een stoofpotje, mossels of Gentse waterzooi ontstaat een sfeer die vertrouwen schept. In de Spork, het Belgisch Biercafé in Zolder zie ik
vaak ’s middags zakenmensen eten die er ’s avonds nog zitten en voor een tweede maal bestellen. Dat doen ze vanwege de vertrouwdheid. De eigenaar van de Spork in Zolder zegt dat het Belgisch Biercafé eigenlijk een ‘geor-
kestreerde nonchalance’ moet uitstralen. In België wordt u goed in de watten gelegd. Hollanders bieden hun gast een koekje bij de koffie. Wij zetten er een schoteltje naast met een advocaatje of een ander drankje.’’
De uitgave van dit boekje werd mede mogelijk gemaakt door een financiële bijdrage van:
Stabibois Nederland V.O.F
HORECA-APPARATUUR - KOELTECHNIEK - AIRCONDITIONING
WWW.ELBRO.NL
28
Colofon Teksten: Annerije van der Vliet, Silvan Schoonhoven Foto's en illustraties: Annerije van der Vliet pag 7 linksonder, rechtsboven, pag 15 A. Soewandi, pag 18 • Archief SLS wonen Pag 3, 6, 8 linksonder, 10 linksonder en midden, 12, 13, 14 rechtsboven, 16 linksboven, 17 rechtsonder, 18, 19 linksboven • We zijn SLS Wonen zeer dankbaar voor het ter beschikking stellen van de beelden van de Eerwaarde Zuster Lioba, Hoofd archief van de Orde van Zusters Franciscanessen • E. Kooreman, pag 7 rechtsboven, pag 19 rechtsmidden • INBEV Nederland, 20 rechtsboven, pag 24 • Jeroen Stoops, pag 26 • Koos Groenewold; pag 25 • Maaike Mittendorff, pag 21 linksboven en onder, pag 23 rechtsonder • N. Bavelaar, pag 22 reeks onderin • RAL, PV 24960.1 - Bouwtekening van de OudKatholieke (schuil)kerk, 1747, pag 6 • RAL, PV 30881.3d - Foto van Hooigracht 19 (Wijnhandel P.J. Keuls & co) en 21, pag 7 midden • RAL, PV 30881.3 - Panden Hooigracht 19-25, pag 11 linksonder • RAL, GN 000626 - De bouw van de noodgebouwen aan de Nieuwe Rijn. Foto: W.J. Kret, 1926, pag 9 • RAL, 28500.12 Ontwerptekening door de architecten Leo en Jan van der Laan, 1927. pag 10 rechtsonder • RAL, PV 104017 - Een operatie in het ziekenhuis, 1956. Foto: A. Zandvliet pag 8 rechtsboven • RAL, PV 30881.2d - Panden Hooigracht 15-19, pag 17 linksboven Silvan Schoonhoven, pag 5, pag 16 midden, 20 rechtsboven, 21 rechtsboven, 22 rechtsboven, pag 23 midden, pag 26. Vormgeving: Caroline Buiskool - BeeldBuis Grafische Vormgeving Utrecht Druk: Drukkerij Pascal Utrecht / Zeefdrukkerij Spant Utrecht Afwerking: Boekbinderij Patist bv Den Dolder Eindproductie: Maaike Mittendorff - Debuut B.V.